KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Academiejaar 2013-2014
Generation skipping
Masterscriptie ingediend door Elise HENNEUSE Bij het eindexamen voor de graad van MASTER IN HET NOTARIAAT
Dankwoord Eerst en vooral wil ik Henriette Peeters bedanken voor de goede begeleiding bij het schrijven van dit werk. Bedankt aan notaris Michael Boes alsook aan mijn collega’s voor de interessante studiestage. Dank u wel mama en papa om het studeren mogelijk te hebben gemaakt. Dank u wel mama en Jonas voor het overlezen van mijn thesis. Dank u wel aan mijn zusjes om mij met zotte momentjes eens goed te kunnen ontspannen. And last but not least, bedankt aan al mijn (notariaats-)vrienden en Jonas om mij te steunen tijdens dit extra drukke jaar. Bedankt om het samen mee te maken en het samen te voltooien.
i
Samenvatting Deze masterproef onderzoekt de mogelijkheden om de nalatenschap van een grootouder zoveel mogelijk door te geven aan de kleinkinderen in plaats van aan de eigen kinderen. Deel A beschrijft de technieken die de erflater zelf kan gebruiken zodat ze met zekerheid uitvoering krijgen bij zijn overlijden. Dat zijn technieken die zowel via schenkingen als via testament kunnen plaatsvinden. Alle burgerlijke en fiscale gevolgen komen aan bod. Het is echter onmogelijk om alle technieken te behandelen zodat er gekozen is voor de meest nuttige om het doel van een generatiesprong te bereiken. Deel B handelt over de technieken die de erfgenamen zelf, na het overlijden van de grootouder, kunnen toepassen zodat het grootste deel van de nalatenschap rechtstreeks overgaat naar de kleinkinderen. Zo wordt ook de nieuwe wet in verband met de plaatsvervulling en verwerping onder de loep genomen. De ‘generatiesprong’ via de verwerping blijkt geen groter voordeel op te leveren in vergelijking met de klassieke technieken. In alle technieken vindt zowel op burgerlijk als op fiscaal vlak wel een generatiesprong plaats. Op fiscaal vlak wordt via alle technieken een dubbele erfovergang (met bijhorende successierechten) vermeden. Extra voordelen zijn moeilijk te verkrijgen aangezien de wetgever of de fiscale administratie alle poortjes sluit. Het vermijden van een erfovergang levert op zich al een goed (fiscaal) voordeel op.
ii
Inhoudstafel Inleiding................................................................................................................................................................... 1 Deel A. Planningstechnieken voor een generatiesprong door de erflater .............................................................. 2 Inleiding .............................................................................................................................................................. 2 1.
2.
3.
4.
Gemeenschappelijke technieken aan schenkingen en legaten ................................................................. 2 1.1
Verdelen van het beschikbaar deel ................................................................................................... 2
1.2
Fideï-commis de residuo .................................................................................................................... 3
1.3
Schenken/legateren van vruchtgebruik aan de ouders en blote eigendom aan de kleinkinderen .... 9
Schenkingen aan de kleinkinderen .......................................................................................................... 10 2.1
Inleiding ........................................................................................................................................... 10
2.2
Schenkingen aan de ouder met last om een geldsom te betalen aan de kleinkinderen .................. 11
2.3
Verkoop van een onroerend goed met voorafgaandelijke schenking van geld ............................... 12
2.4
Gesplitste verkoop van het onroerend goed met voorafgaandelijke schenkingen geld .................. 14
Legaten aan de kleinkinderen .................................................................................................................. 16 3.1
Inleiding ........................................................................................................................................... 16
3.2
Spreiding over meerdere legatarissen: “Divide et impera-testament” ........................................... 16
3.3
Keuzelegaat en alternatieve beschikking ........................................................................................ 17
3.4
“Ik-opa-testament” ......................................................................................................................... 19
3.5
De testamentaire schuldbekentenis ................................................................................................ 20
3.6
Fiscaliteit ......................................................................................................................................... 21
Algemene opmerking: de reserve van reservataire erfgenamen ............................................................ 22
Besluit ............................................................................................................................................................... 23 Deel B. Planningstechnieken na het overlijden van de erflater ............................................................................ 24 Inleiding ............................................................................................................................................................ 24 1.
Verwerping door de kinderen ten voordele van de kleinkinderen .......................................................... 24 1.1
Wettelijke regels in verband met de verwerping en de plaatsvervulling ........................................ 24
1.2
Concrete uitwerking ........................................................................................................................ 35
1.3
Gevolgen van de plaatsvervulling ................................................................................................... 36
i.
Huidige wetgeving: dubbele inbreng ....................................................................................................... 39
ii.
Stel: enkel inbreng door kleinkind van eigen verkregen schenkingen ..................................................... 40
iii.
Stel: enkel inbreng door kleinkind van de schenkingen die de plaatsvervulde ouder ontving................ 41
2.
1.4
Gevolgen op fiscaal vlak .................................................................................................................. 44
1.5
Conclusie.......................................................................................................................................... 49
Niet opeisen van de reserve/afstand van recht op inkorting .................................................................. 50
Besluit ............................................................................................................................................................... 52 Conclusie ............................................................................................................................................................... 53
iii
Inleiding Mensen leven langer en langer. Ook grootouders sterven meer en meer op een hogere leeftijd. Door hun latere overlijden komt het vaker voor dat de eigen kinderen ondertussen gesetteld zijn. Zij hebben bijgevolg geen echte nood meer aan een erfenis. In zo’n geval kan er gedacht worden om de erfenis van de grootouder rechtstreeks aan de kleinkinderen te laten toekomen die deze erfenis beter kunnen gebruiken. ‘Je kan je eigen kinderen niet onterven’. De eigen kinderen kunnen inderdaad niet volledig onterfd worden, zelfs niet indien dit ten goede zou komen van de kleinkinderen. Elk kind heeft namelijk recht op zijn reservatair erfdeel volgens het artikel 913 van het Burgerlijk Wetboek. Het is enkel met betrekking tot het overblijvende ‘beschikbaar deel’ dat de erflater vrij kan beschikken in het voordeel van zijn/haar kleinkinderen. De hele nalatenschap aan de kleinkinderen laten toekomen is in principe niet mogelijk. Veel grootouders stellen zich dus de vraag naar mogelijkheden (planningstechnieken) zodat hun kleinkinderen rechtstreeks van hen kunnen erven. Zoals hoger vermeld, is het steeds mogelijk om het beschikbaar deel toe te bedelen aan de kleinkinderen. Sommige grootouders willen evenwel verder gaan en zoeken naar een oplossing om meer dan het beschikbaar deel te laten toekomen aan hun kleinkinderen. Naast de gebruikelijke overschrijvingen en handgiften, bestaan er heel wat juridische technieken die aan die wens trachten te voldoen. In deze masterscriptie worden een aantal technieken onderzocht die mogelijk zijn om aan de verzuchtingen van deze grootouder(s) te voldoen om hun kleinkinderen te bevoordelen. Dit gebeurt voor deze masterscriptie aan de hand van de hypothese van een klassiek gezin, met grootouder(s), ouder(s) en twee kleinkinderen. Aan de hand van deze casus worden de mogelijkheden die de erflater zelf heeft (Deel A.) onderzocht alsook de mogelijkheden voor de erfgenamen (dit zijn de ouders) na het overlijden van (één van) de grootouders (Deel B.).
1
Deel A. Planningstechnieken voor een generatiesprong door de erflater Inleiding 1.
In dit eerste deel worden de mogelijkheden voor de erflater zelf aangehaald om een
generatiesprong mogelijk te maken. Niet alle technieken komen uitgebreid aan bod, wel de belangrijkste schenking- en testamentaire technieken die het meest nuttig zijn in geval van planning naar de kleinkinderen toe.
1. Gemeenschappelijke technieken aan schenkingen en legaten 1.1 Verdelen van het beschikbaar deel 2. Iedere erflater mag vrij beschikken over het beschikbaar deel, zodat ook aan ‘generation skipping’ kan gedaan worden via het beschikbaar deel voorzien in het wettelijk erfrecht. Het beschikbaar deel is verschillend per erflater. Artikel 913 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt namelijk hoe groot de reserve van de kinderen is en dit volgens hun aantal. Het overblijvende is het beschikbaar deel waarover de erflater volledig vrij kan beschikken. In de huidige stand van de wetgeving kan de erflater maar vrij beschikken over ten hoogste de helft en dit in het geval hij één kind heeft. Zodra er meerdere kinderen zijn, verkleint het beschikbaar deel (één derde bij twee kinderen en één vierde bij drie of meer kinderen). De huidige Franse wetgeving heeft een gelijkaardige regeling.1 3. Via schenkingen (buiten erfdeel) aan de kleinkinderen kan de erflater al heel wat van zijn vermogen vóór zijn overlijden verdelen over zijn kleinkinderen, en dit ten belope van het beschikbaar deel. Het beschikbaar deel wordt bepaald door de wetgeving die op het ogenblik van het overlijden van de erflater van toepassing is. Ook via een testament kan de erflater het beschikbaar deel legateren aan zijn/haar kleinkinderen. Deze beschikking zal dan slechts uitwerking hebben na het overlijden van de erflater. Het is dus aangeraden in het testament volgende bewoordingen op te nemen: “ik legateer het grootst mogelijk beschikbaar deel van mijn nalatenschap aan mijn kleinkinderen,
Art. 913 CC; E. RIONDET en H. SEDILLOT, Transmission du patrimoine, Parijs, Delmas, 2007, 69; P. VOIRIN en G. GOUBEAUX, Droit civil. Tome 2. Régimes matrimoniaux – successions – libéralités, Parijs, 1
LGDJ, 2010, 315. 2
elk voor een gelijk deel”.2 De wetgeving die op het ogenblijk van het overlijden van de erflater van toepassing is, zal dan de grootte van het legaat aan de kleinkinderen bepalen. Indien in de toekomst het beschikbaar deel, zoals bepaald door de wet (zie supra randnr. 2), groter zou worden (bijvoorbeeld door een wetswijziging), zullen de kleinkinderen meer bevoordeeld worden, wat de wens van de grootouder(s) is. 4. Indien de wil van de erflater erin bestaat zijn hele vermogen reeds aan de kleinkinderen te laten toekomen, zal dat echter met risico zijn. Het hele vermogen geven aan ‘derden’, met name aan andere personen dan zijn reservataire erfgenamen (zijnde in casu de kinderen), zelfs aan zijn eigen kleinkinderen, wordt aanzien als een verarming van het recht op erven van de kinderen. Zij hebben recht op hun reserve (voor vrij en onbelast) en dit sinds het bestaan van het Napoleontisch wetboek. Men kan namelijk ‘zijn kind nooit onterven’. Zijn eigen kinderen gaan dus nog altijd voor op de kleinkinderen. Niettemin wordt de rechtstreekse overgang naar kleinkinderen als legitiem ervaren.3 5. Toch blijkt het maatschappelijk draagvlak wat meer te verschuiven naar een beschikkingsvrijheid voor de erflater.4 Zo zijn er al meerdere wetsvoorstellen ingediend om de reserve van de kinderen te verkleinen. Het uitgangspunt van deze wetsvoorstellen is een beschikbaar deel van minstens de helft voor alle erflaters, ongeacht het aantal kinderen.5 1.2 Fideï-commis de residuo Burgerlijk recht 6. In principe zijn erfstellingen over de hand verboden.6 Bij een erfstelling over de hand beschikt de erflater ten voordele van een begiftigde maar belast de begiftigde tegelijkertijd om
E. ADRIAENS, "De wet van 10 december 2012 inzake de erfonwaardigheid, de giften, de huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling", in Notariaat 2013, afl. 7, 7. 3 C. CAUFFMAN, 'Is er een plaats voor de plaatsvervulling van de verwerpende erfgenaam?', RW 2005-06, 1241. 4 50 % van 800 geïnterviewde Belgen met inwonende kinderen gaven aan dat zij vrij willen beschikken over hun vermogen en daarbij ook de mogelijkheid moeten kunnen hebben om hun kinderen te onterven. Amper 39 % van mensen zonder kinderen was dezelfde mening toegedaan. Het gemiddelde komt dus op 42 %; www.tijd.be/dossier/weekvanhetgeld2013/Helft_ouders_wil_vrij_beslissen_over_erfenis.9433822-7497.art 5 Wetsvoorstel van 5 augustus 2013 tot wijziging van het burgerlijk wetboek met betrekking tot het erfrecht, Parl.St. Senaat, 2012-2013, nr. 5-2207/1, ingediend door Martine Taelman; Wetsvoorstel van 13 oktober 2010 houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek inzake het beschikbaar gedeelte der goederen, Parl.St. Senaat 2010-2011, nr. 5-302/1, ingediend door Guy Swennen. 6 Met uitzondering van artikelen 1048 BW en 1049 BW; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids Successierecht & -planning, Kampenhout, Artoos, 2002, 573. 2
3
het geschonkene te bewaren en aan een derde uit te keren.7 Er is bijgevolg een dubbele beschikking.8 Zowel de eerste begunstigde (‘de bezwaarde’) als de tweede begunstigde (‘verwachter’) verkrijgen een rechtstreeks recht van de beschikker.9 Als aan volgende drie bestanddelen voldaan is, is er een (verboden) erfstelling over de hand. Er dient in eerste instantie een dubbele en opeenvolgende beschikking (1) te zijn. De bezwaarde heeft daarnaast de verplichting tot bewaren en over te dragen (2). Tot slot heeft de (tweede) beschikking uitwerking na de dood van de bezwaarde (3). Deze erfstellingen over de hand zijn verboden.10 7. Een gift met een beding van last van ‘fideï-commis de residuo’ is daarentegen een toegelaten erfstelling over de hand (waarvoor geen wettelijke regeling bestaat).11 Deze techniek vereist geen bewaarplicht in hoofde van de bezwaarde12, dit in tegenstelling tot de kwalificatie van een erfstelling over de hand met bewaarplicht.13 De erflater geeft een deel van zijn vermogen aan zijn erfgenaam die tegelijkertijd de last aanvaardt om het overblijvende saldo van dat vermogen door te geven aan zijn kind of kinderen. 8. Deze techniek kan zowel via een testament als via een schenking toegepast worden.14 Bij testament vermaakt de erflater zijn vermogen aan de eerste begiftigde (de bezwaarde), onder voorwaarde dat wat bij het overlijden van de eerste begiftigde (de bezwaarde) overblijft, aan een tweede begiftigde (de verwachter) toekomt.15 De gift met fideï-commis is in feite een dubbele schenking.16 De eerste schenking aan de begiftigde (ouders) gebeurt onder de 7 P. VAN DEN EYNDE, “Legs ou donation de residuo”, in N. BAUGNIET en J.-F. TAYMANS, Planification successorale. Aspects civils et fiscaux., Louvain-la-Neuve, Academia Bruylant, 2008, 451. 8 B. CARDOEN, “Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen”, Not.Fisc.M. 2004, afl. 9, 223. 9 W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 908 (hierna: W. PINTENS). 10 Art. 896, tweede lid BW; W. PINTENS, 909-910. 11 J. BYTTEBIER, “Het legaat de residuo en de erfrechtelijke reserve”, noot onder Cass. fr. 30 januari 1995, T.Not. 1996, 96. 12 Cass. 16 juni 1950, Rec.gén.enr.not. 1951, nr. 19063; R. BARBAIX, “Last van fideï-commis de residuo”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Handboek Estate Planning Algemeen deel 2, Gent, Larcier, 2009, 563. 13 E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids Successierecht & -planning, Kampenhout, Artoos, 2002, 573; W. PINTENS, 914. 14 Cass. 25 juni 1959, Pas. I, 1106-1107; C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het Opstellen van Notariële Akten., Mechelen, Kluwer, 2011, 594 (hierna: C. DE WULF). 15 C. ANTOINE, “La traçabilité des libéralités de residuo", Rev.not.b. 2010, 479; C. DE WULF, 584. 16 R. BARBAIX, “Last van fideï-commis de residuo”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Handboek Estate Planning Algemeen deel 2, Gent, Larcier, 2009, 563.
4
ontbindende termijn of voorwaarde van het overlijden van deze begiftigde. De tweede schenking aan de verwachters (kleinkinderen) vindt plaats onder opschortende termijn of voorwaarde van het (voor)overlijden van de begiftigde (ouders). Deze tweede gift wordt enkel voltrokken bij vervulling van een dubbele schorsende voorwaarde: het overlijden van de eerste begiftigde en het overleven van de tweede begiftigde.17 Beide begiftigden verkrijgen hun gift rechtstreeks van de erflater-beschikker.18 Het is enkel door het spel van ontbindende en opschortende termijn of voorwaarde dat er een constructie ontstaat over een bepaalde tijd. Het is evenwel belangrijk dat de tweede begunstigde (de verwachter, het kleinkind) zijn schenking nog tijdens het leven van de schenker (en ook tijdens zijn eigen leven) aanvaardt.19 Deze techniek laat de grootouder toe een specifiek vermogen over te laten gaan, na het gebruik van een eerste begiftigde, aan een door hemzelf aangewezen tweede begiftigde, namelijk zijn kleinkind. 9. Hierbij moet de grootouder wel rekening houden met de voorwaarden voor een geldig fideï-commis. Ten eerste moet er een duidelijk geformuleerde dubbele beschikking zijn (1).20 Ten tweede mag, zoals aangehaald, de eerste begiftigde geen bewaarplicht hebben van de goederen ten gevolge van een clausule van onvervreemdbaarheid (2). Tot slot moet(en) de tweede begiftigde(n) reeds geboren zijn of verwekt zijn op de dag van het openvallen van de nalatenschap van de eerste begiftigde21 (3), zo niet is er schenking van artikel 906 van het Burgerlijk Wetboek.22 Kleinkinderen die geboren worden na het overlijden van hun grootouders-schenkers zullen niet geroepen worden als tweede begiftigde.23 Deze techniek heeft tot gevolg dat de eerste begiftigde zelf niet mag beschikken over het fiduciair vermogen via testament, tenzij dit uitdrukkelijk door de beschikker werd toegelaten.24 Hij mag dat in principe wel doen via schenkingen, maar enkel en alleen als dit R. ACKERMANS en O. DE KEUKELAERE, “Fideï-commis de residuo – Schrapping ontbinding van waarde is een fictief legaat”, Nieuwsbrief Not. 2006, nr. 13, 2. 18 R. BARBAIX, “Last van fideï-commis de residuo”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Handboek Estate Planning Algemeen deel 2, Gent, Larcier, 2009, 563. 19 Art. 932 BW; A. CULOT, “La donation de residuo – Implications en droits d’enregistrement et de succession”, Rec.gén.enr.not. 2008, afl. 3, 120; W. PINTENS, 916. 20 W. PINTENS, 916. 21 C. ANTOINE, “La traçabilité des libéralités de residuo", Rev.not.b. 2010, 480; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids Successierecht & -planning, Kampenhout, Artoos, 2002, 574. 22 B. CARDOEN, “Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen”, Not.Fisc.M. 2004, afl. 9, 225. 23 Art. 906, tweede lid BW; C. DE WULF, 585 en 590. 24 Cass. 29 maart 1976, Pas. 1976, 829; Cass. 25 juni 1959, Pas. I, 1106-1107. 17
5
niet verboden werd door de erflater.25 Wegens de voorwaarde van ontbreken van de bewaarplicht, moet de eerste begunstigde altijd het recht behouden te beschikken onder bezwarende titel.26 Er zijn ook enkele onzekerheden. Ingeval de tweede begiftigde overlijdt vóór de eerste begiftigde, zal de fideï-commis de residuo geen uitwerking meer vinden. Daarnaast is de tweede begiftigde nooit zeker dat er nog een residuum zal overblijven bij het overlijden van de eerste begiftigde.27 Fiscaal recht 10. Vanuit fiscaal oogpunt biedt het fideï-commis de residuo vaak een voordeel. Er zijn duidelijk
twee
schenkingen/erfovergangen
waardoor
er
tweemaal
belastingen
(registratierechten/successierechten) zullen geheven worden.28 Het voordeel schuilt meestal in het feit dat de tweede begiftigde (de verwachter) bij overlijden van de eerste begiftigde (de bezwaarde) de goederen juridisch rechtstreeks van de oorspronkelijke schenker/erflater verkrijgt en niet van de eerste begiftigde (zijnde de bezwaarde).29 Bij een ‘restlegaat’ opgenomen in een testament zijn er tweemaal successierechten verschuldigd.30 De eerste maal zijn deze verschuldigd op het volledige legaat, de tweede maal enkel op het overblijvende.31 Bij de eerste erfovergang wordt er geen rekening gehouden met de last.32 De successierechten bij de tweede erfovergang worden evenwel bepaald aan de hand van de verwantschap van de tweede begunstigde (de verwachter) met de erflater.33 Meestal
Cass. 26 februari 1953, Pas. 1953, 494; D. MICHIELS, “Les clauses optionnelles en droit patrimonial familial belge”, in X., Liber Amicorum Walter Pintens, Antwerpen, Intersentia, 960. 26 B. CARDOEN, “Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen”, Not.Fisc.M. 2004, afl. 9, 226. 27 C. DE WULF, 596. 28 Beslissing van 17 mei 2004, nr. 400.071 en beslissing van 19 mei 2005, nr. 400.402, www.fisconetplus.be. 29 J. MAURY, Successions et libéralités, Parijs, LexisNexis, 2009, 186. 30 E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning, Deel 1. De juridische invalshoek”, AFT 2008, 90. 31 A. MAELFAIT, “Duo-legaat en successierechten”, in W. PINTENS en J. DU MONGH, Familiaal vermogensbeheer, Antwerpen, Intersentia, 2004, 130; R. ACKERMANS en O. DE KEUKELAERE, “Fideïcommis de residuo – Schrapping ontbinding van waarde is een fictief legaat”, Nieuwsbrief Not. 2006, nr. 13, 3. 32 E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning, Deel 1. De juridische invalshoek”, AFT 2008, 90. 33 Art. 53, eerste lid Wb. Succ.; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2012-2013, Mechelen, Kluwer, 2013, 786; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids Successierecht & planning, Kampenhout, Artoos, 2002, 574. 25
6
levert dit een voordeel op.34 In ons geval van kinderen en kleinkinderen zal dit geen specifiek fiscaal voordeel opleveren aangezien alle begiftigden, erfgenamen in de rechte lijn zijn zodat zij in principe onderworpen zijn aan hetzelfde tarief in rechte lijn (3-27%). De successierechten bij de tweede erfovergang (aan de verwachter(s)) worden berekend op de waarde van de goederen op het ogenblik van het overlijden van de eerste begunstigde (de bezwaarde). Het tarief dat van toepassing is, is daarentegen datgene dat bestond op het moment van overlijden van de oorspronkelijke erflater.35 Als er tussen het fideï-commis de residu en het uiteindelijke overlijden van de erflater een wetswijziging plaatsvindt met een verhoging van de successierechten, zal het goedkopere tarief van vóór de wetswijziging van toepassing blijven. Er kan dus een voordeel ontstaan. Bij een ‘doorgeefschenking’, zijn er tweemaal registratierechten verschuldigd. De goederen bevinden zich namelijk niet meer in de nalatenschap van de grootouder zodat geen successierechten verschuldigd zijn.36 De eerste schenking aan de bezwaarde is onderworpen aan het evenredig schenkingsrecht.37 Aangezien de tweede schenking onder opschortende voorwaarde plaatsvindt, is artikel 16 van het Wetboek Registratierechten van toepassing.38 De registratierechten zijn bijgevolg maar verschuldigd eens de opschortende voorwaarde is vervuld en op de huidige waarde van de goederen.39 De verschuldigde registratierechten worden berekend naar het tarief dat van kracht was op de datum waarop het recht aan de Staat
34
Deze techniek wordt het meest gebruikt door kinderloze echtparen waarbij de andere echtgenoot de eerste begiftigde en de eigen familieleden zijn de tweede begiftigden. Door deze fideï-commis erven de eigen familieleden aan het oorspronkelijke tarief van een familielid (bloedverwant) in plaats van de te erven van een vreemde (de aanverwante echtgenoot). Daarnaast kan deze techniek ook gebruikt worden ingeval van een (mentaal) gehandicapt kind. Het gehandicapt kind is de eerste begiftigde, die over het hele vermogen kan beschikken voor zijn persoonlijke zorg. Het residuum gaat daarna over naar de andere kinderen die geacht worden rechtstreeks te ervan van hun ouder(s) in plaats van hun broer of zus of aan de persoon of instelling die voor het gehandicapt kind heeft gezorgd.; B. CARDOEN, “Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen”, Not.Fisc.M. 2004, afl. 9, 224. 35 Art. 61 Wb. Succ.; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2012-2013, Mechelen, Kluwer, 2013, 786; J. RUYSSEVELDT, Successieplanning. Praktijkgids voor vermogensoverdracht, Kalmthout, Biblio, 2001, 176. 36 De artikelen 7 en 8 (en 66bis) Wb. Succ. vinden geen toepassing doordat de schenking geregistreerd wordt; B. CARDOEN, “Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen”, Not.Fisc.M. 2004, afl. 9, 229; E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning, Deel 1. De juridische invalshoek”, AFT 2008, 92. 37 B. CARDOEN, “Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen”, Not.Fisc.M. 2004, afl. 9, 232. 38 Het fictielegaat van art. 4 Wb. Succ. betreffende de opschortende voorwaarde speelt hier niet; R. ACKERMANS en O. DE KEUKELAERE, “Fideï-commis de residuo – Schrapping ontbinding van waarde is een fictief legaat”, Nieuwsbrief Not. 2006, nr. 13, 4. 39 A. CULOT, “La donation de residuo – Implications en droits d’enregistrement et de succession”, Rec.gén.enr.not. 2008, afl. 3, 120. 7
zou verworven zijn indien de handeling een onvoorwaardelijke was geweest.40 Opnieuw kan er een voordeel opduiken bij een wetswijziging tussen het overlijden van de erflater en het overlijden van de eerste begiftigde. Indien de schenking aldus verleden wordt voor een Belgische notaris en de verschuldigde registratierechten worden betaald, zullen er bij het overlijden van de erflater in principe geen successierechten meer verschuldigd zijn. Er wordt bijgevolg best bewust gekozen voor een legaat of een schenking. De registratierechten kunnen in bepaalde gevallen namelijk goedkoper zijn dan de successierechten.41 Frankrijk 11. ‘La substitution fidéicommissaire’ is ook in Frankrijk al langer gekend. De nieuwe wet van 2006 heeft ze echter een andere benaming gegeven; ‘libéralité résiduelle’42 of ‘libéralité successive’43. Deze Franse gift maakt ook een dubbele beschikking uit.44 Beide rechtsfiguren, gekend in België en in Frankrijk, zijn heel gelijklopend. Zoals in het Belgische recht, mag de beschikking zowel via schenking als via testament gebeuren45 en is er geen bewaarplicht van de verkregen goederen in hoofde van de eerste begiftigde. De eerste begiftigde heeft enkel de plicht het vermogen door te geven bij zijn overlijden aan die bepaalde persoon.46 Toch is de eerste begiftigde beperkt in zijn beschikkingsrecht. Hij mag namelijk het vermogen niet legateren.47 Beschikken om niet over het vermogen mag in principe wel via schenkingen, tenzij de erflater dat uitdrukkelijk verboden heeft.48 Als, zoals in onze casus, de eerste begiftigde reservatair erfgenaam is van de erflater en de verdeling op voorschot van erfdeel gebeurde, mag de erflater niet bepalen dat schenkingen verboden zijn en vervalt zelfs het verbod op legateren.49
40
Art. 16 Wb. Reg. C. DE WULF, 595. 42 Art. 1057 t.e.m. 1061 CC. 43 J. MAURY, Successions et libéralités, Parijs, LexisNexis, 2009, 185. 44 S. DIBOS-LACROUX, Successions. Le guide pratique., Issy-les-Moulineaux, Prat Éditions, 2008, 13 en 41. 45 P. VOIRIN en G. GOUBEAUX, Droit civil. Tome 2. Régimes matrimoniaux – successions – libéralités, Parijs, LGDJ, 2010, 415. 46 Art. 1058 CC; E. RIONDET en H. SEDILLOT, Transmission du patrimoine, Parijs, Delmas, 2007, 139 en 229. 47 Art. 1059, eerste lid CC; J. MAURY, Successions et libéralités, Parijs, LexisNexis, 2009, 186. 48 Art. 1059, tweede lid CC; E. RIONDET en H. SEDILLOT, Transmission du patrimoine, Parijs, Delmas, 2007, 229; P. VOIRIN en G. GOUBEAUX, Droit civil. Tome 2. Régimes matrimoniaux – successions – libéralités, Parijs, LGDJ, 2010, 419. 49 Art. 1059, derde lid CC; Ibid. 41
8
Daarnaast bestaat in het Franse recht ‘la libéralité graduelle’.50 Deze gift is vergelijkbaar met de voorgaande Franse gift (libéralité residuelle/successive).51 Het grote verschil, met zowel de voorgaande gift als met het Belgische recht, is de principiële bewaarplicht in hoofde van de eerste begiftigde.52 Een ander verschil met de Belgische fideï-commis de residuo is het feit dat de tweede begunstigde ook na het overlijden van de erflater de gift mag aanvaarden.53 In het geval de eerste begiftigde toch daden van beschikking zou gesteld hebben, zijn zij toch niet aanvechtbaar.54 1.3 Schenken/legateren van vruchtgebruik aan de ouders en blote eigendom aan de kleinkinderen Burgerlijk recht 12. De erfovergang kan ook eenvoudiger. De grootouders kunnen ervoor opteren om te schenken of te legateren voor de blote eigendom aan de kleinkinderen en voor het vruchtgebruik aan de kinderen.55 Fiscaal recht 13. Ook op deze manier wordt er een overgang van een deel van het vermogen aan de kleinkinderen mogelijk gemaakt met de bijhorende besparing van successierechten. Het aantal kinderen en kleinkinderen bepaalt het aantal schenkingen die er moeten plaatsvinden. Elke schenking is onderworpen aan de schenkingsrechten van artikel 131 van het Wetboek Registratierechten. Indien de schenkingsakte aldus voor een Belgische notaris wordt verleden, zullen er bij het overlijden van de erflater geen successierechten meer verschuldigd zijn. In het geval van een testament bestaat de besparing erin om het vermogen te verdelen over meerdere erfgenamen (kinderen voor het vruchtgebruik en kleinkinderen voor de blote eigendom). De successierechten worden namelijk berekend per erfgenaam Art. 1048 t.e.m. 1056 CC; J. MAURY, Successions et libéralités, Parijs, LexisNexis, 2009, 185; E. RIONDET en H. SEDILLOT, Transmission du patrimoine, Parijs, Delmas, 2007, 138. 51 M. GRIMALDI, Droit patrimonial de la famille, Parijs, Dalloz, 2011, 957. 52 E. RIONDET en H. SEDILLOT, Transmission du patrimoine, Parijs, Delmas, 2007, 138 en 227; P. VOIRIN en G. GOUBEAUX, Droit civil. Tome 2. Régimes matrimoniaux – successions – libéralités, Parijs, LGDJ, 50
2010, 416. 53 Art. 1055 CC; M. GRIMALDI, Droit patrimonial de la famille, Parijs, Dalloz, 2011, 940; E. RIONDET en H. SEDILLOT, Transmission du patrimoine, Parijs, Delmas, 2007, 228. 54 M. GRIMALDI, Droit patrimonial de la famille, Parijs, Dalloz, 2011, 942. 55 N. GEELHAND DE MERXEM, "Testament du grand-parent versus renonciation du parent", Rev.not.b. 2013, 349; Ch. DECKERS, “De schenkingen als techniek van fiscale successieplanning in extremis”, in Ch. DECKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND, (Fiscale) Successieplanning “in extremis” in Vlaanderen, Handboek Estate Planning Bijzonder deel 1, Gent, Larcier, 2008, 407. 9
(kinderen en kleinkinderen), telkens beginnend aan het laagste tarief (in casu het tarief in rechte lijn – 3% tot 27%). Bij het overlijden van de vruchtgebruiker(s) dooft het vruchtgebruik uit en worden de kleinkinderen volle eigenaar. Op deze uitdoving van vruchtgebruik zijn in principe geen successierechten meer verschuldigd.56 Indien de geschonken of gelegateerde (onroerende) goederen meerwaarde opbrengen, zullen deze tevens rechtstreeks en onbelast toekomen aan de kleinkinderen (blote eigenaars).57 De ouders (-vruchtgebruikers) zullen de vruchten van de geschonken en gelegateerde goederen kunnen innen. De ouders(-vruchtgebruikers) kunnen er dan opnieuw voor opteren om de opgespaarde en niet verteerde vruchten dan weer schenken of legateren aan hun kinderen.
2. Schenkingen aan de kleinkinderen 2.1 Inleiding 14. Een klassieke schenking onder levenden bij authentieke akte ten voordele van een kleinkind is vanzelfsprekend ook mogelijk. Een schenking aan een kleinkind voor een Belgische notaris is verplicht te registreren waardoor er registratierechten opeisbaar worden. Het tarief is afhankelijk van het voorwerp van de schenking. Bij een schenking van onroerende goederen zijn de tarieven progressief en afhankelijk van de woonplaats van de erflater (Vlaams Gewest – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Waals Gewest).58 Voor een schenking van roerende goederen in rechte lijn bestaat er in de drie Gewesten evenwel een vlak tarief.59 Voor roerende goederen is het tevens mogelijk een handgift of een bankgift te doen. Deze schenkingen zijn niet verplicht registreerbaar zodat zij niet onmiddellijk onderworpen zullen worden aan registratierechten. Indien de schenker echter overlijdt binnen drie jaar na de schenking (art. 7 Wb. Succ.), zal de schenking belast worden in de successierechten (in de rechte lijn bedraagt het tarief 3% tot 27% ). Ch. DECKERS, “De schenkingen als techniek van fiscale successieplanning in extremis”, in Ch. DECKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND, (Fiscale) Successieplanning “in extremis” in Vlaanderen, Handboek 56
Estate Planning Bijzonder deel 1, Gent, Larcier, 2008, 407-408. 57 Ibid. 58 Art. 131 Wb. Reg. 59 In Vlaanderen en Brussel is dit vlak tarief 3 en 7 % (art. 131, § 2 Vl. Wb. Reg. en art. 131, § 2 Br. Wb. Reg.). In Wallonië geldt het basistarief van 3, 3 %, gevolgd door 5,5 en 7,7 % (art. 131 bis Wal. Wb. Reg.). 10
Voor roerende goederen kan men er tevens voor opteren om de schenking te laten verlijden voor een buitenlandse (bv. een Nederlandse of Zwitserse) notaris. Ook in dit geval is de Nederlandse (of Zwitserse) schenkingsakte niet verplicht registreerbaar in België zodat er niet automatisch registratierechten (in België) verschuldigd zullen zijn. De schenker dient evenwel nog 3 jaar te leven.60 Indien de schenker overlijdt binnen de 3 jaar na de schenking (en de schenkingsakte werd niet ter registratie aangeboden), zullen opnieuw successierechten verschuldigd zijn. De Nederlandse akte kan evenwel steeds ter registratie worden aangeboden binnen deze 3-jaarstermijn indien dit noodzakelijk zou zijn (bijvoorbeeld indien de schenker terminaal ziek zou worden binnen de drie jaar na de schenking). 15. In een (Belgische of Nederlandse) schenkingsakte kunnen tal van bedingen opgenomen worden. Er kan bijvoorbeeld geschonken worden met voorbehoud van vruchtgebruik. Daarnaast kan er tevens een beding van conventionele terugkeer worden opgenomen, een uitsluitingsclausule (d.i. het verbod tot inbreng van de geschonken goederen in de huwelijksgemeenschap), een bewindsclausule…enz. 16. In geval van een schenking aan minderjarige kleinkinderen, zal er in principe een machtiging van de Vrederechter vereist zijn voor het aanvaarden van de schenking.61 Toch kan een andere ‘ouder’ de schenking aanvaarden zonder machtiging. Artikel 935, derde lid van het Burgerlijk Wetboek laat namelijk toe dat een ouder in de opgaande lijn een schenking mag aanvaarden in naam van het begiftigde kind. De ouders kunnen de schenkingen van de grootouder ten voordele van het kleinkind aanvaarden in naam van het kleinkind. 2.2 Schenkingen aan de ouder met last om een geldsom te betalen aan de kleinkinderen Burgerlijk recht 17. Een andere interessante variant is schenking aan zijn eigen kind maar waarbij de schenker tegelijk de last oplegt aan de begiftigde om een geldsom te betalen aan zijn kinderen.62 Fiscaal recht 18. Op fiscaal vlak is er opnieuw geen expliciet voordeel. Artikel 134 van het Wetboek Registratierechten steekt daar namelijk een stokje voor. De last maakt immers een secundaire 60
Art. 7 Wb. Succ. Art. 378 juncto 410, 6° BW. 62 N. GEELHAND DE MERXEM, "Testament du grand-parent versus renonciation du parent", Rev.not.b. 2013, 350. 61
11
schenking uit. Als de derde de gift aanvaardt, wordt hij belast op deze secundaire schenking. Het tarief dat van toepassing is wel datgene dat geldt tussen de begiftigde derde en de hoofdschenker. Beide begiftigden worden in ons geval belast in rechte lijn, op dit vlak is het dus geen nuttige techniek. Daarnaast wordt de last afgetrokken van het bruto-aandeel dat de hoofdbegiftigde ontvangt.63 Er wordt bijgevolg een spreiding over meerdere erfgenamen bereikt, zodat de globale registratierechten lager zullen zijn. 19. Opdat het artikel toepassing vindt is wel vereist dat er de secundaire schenking een actuele uitwerking heeft. De hoofdschenker kan daarom een opschortende voorwaarde van overlijden van zichzelf opnemen. Ook dit leidt echter niet tot een fiscaal voordeel omdat artikel 16 van het Wetboek Registratierechten dan toepassing vindt zodat bij de latere vervulling van de voorwaarde een bijkomend schenkingsrecht opeisbaar is.64 Deze wordt wel weer verrekend met de betaalde registratierechten door de hoofdbegiftigde.65 20. Het artikel is ook zonder gevolg als de last bestaat uit ‘iets anders’ dan de verplichting een som geld, een rente of een pensioen te betalen. De grootouder zou de hoofdbegiftigde bijgevolg moeten gelasten ‘iets te doen’, bijvoorbeeld een bepaalde schuld van de derde te betalen of aan hem meubels, goudstaven of kunstwerken door te geven. Dit werkt wel op fiscaal vlak zodat de secundaire begiftigde geen registratierechten verschuldigd is. 66 2.3 Verkoop van een onroerend goed met voorafgaandelijke schenking van geld Burgerlijk recht 21. Daarnaast zou een planningstechniek er ook in kunnen bestaan dat de kleinkinderen samen (of één kleinkind apart) een onroerend goed kopen van de grootouder(s). Het onroerend goed is aldus verkocht en valt bijgevolg niet meer in de nalatenschap van de grootouder. Voor de financiering van de aankoop door het kleinkind kunnen de grootouders of zelfs de ouders een voorafgaandelijke schenking van geld doen. De schenking vanwege de grootouders kan ofwel aan de kinderen ofwel aan de kleinkinderen ofwel aan beide gebeuren. Fiscaal recht Een gelijkaardige regeling is te vinden in art. 65 W.Succ.; E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning, Deel 2. De fiscale invalshoek”, AFT 2008, 99. 64 E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning, Deel 2. De fiscale invalshoek”, AFT 2008, 99. 65 F. WERDEFROY, Registratierechten 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2007, boekdeel II, nr. 1178, 1513. 66 E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning, Deel 2. De fiscale invalshoek”, AFT 2008, 98.
63
12
22. Deze voorafgaandelijke schenking kan zelfs zonder grote fiscale gevolgen gebeuren indien men de schenkingsrechten betaalt of niet overlijdt binnen de drie jaar na de schenking (vermijden van artikel 7 van het Wetboek van Successierechten). Vervolgens wordt het onroerend roerend goed verkocht mits registratierechten (in Vlaanderen 10 %). Doordat het onroerend goed zich niet meer in de nalatenschap bevindt, worden successierechten vermeden. 23. Men kan hierbij alle kleinkinderen betrekken. Zo kan een onroerend goed verkocht worden aan meerdere kleinkinderen, in onverdeeldheid. Indien de kleinkinderen dan achteraf uitonverdeeldheid wensen te treden zal het verdelingsrecht van 2,5 % (en aktekosten) van toepassing zijn. Door enkel aan één kleinkind te verkopen (bv. aan het kleinkind voor wie het goed uiteindelijk bedoeld is) wordt deze onverdeeldheid en afstand-deling vermeden. Aangezien het een verkoop onder bezwarende titel is, zal deze transactie niet aangevochten kunnen worden. De voorafgaandelijke schenking(en) zullen wel in rekening gebracht worden voor de totale fictieve massa van de erflater. Het is dus mogelijk dat de kinderen hun reserve willen laten gelden en de begiftigde van de schenking(en) deze terug zal moeten inbrengen. Dit is wel een inbreng in geld. Het onroerend goed blijft op die manier in het vermogen van de ‘aankoper’. 24. Het is onzeker of deze techniek fiscaal misbruik uitmaakt. De fiscus kan oordelen dat dit een schenking van roerende goederen (3%) en een losstaande koop-verkoop (10 %) is, maar kan ook van mening zijn dat dit eigenlijk een vermomde schenking van onroerende goederen (progressief tarief) uitmaakt.67 In dit laatste geval kan er sprake zijn van fiscaal misbruik omdat de opeenvolging van rechtshandeling ertoe leidt dat er bepaalde registratierechten ontlopen worden.68 Indien de transactie als fiscaal misbruik wordt geherkwalificeerd door de fiscale administratie, die het kan bewijzen terwijl de belastingplichtigen geen tegenbewijs
H. CASIER, “Het voorwerp van de schenking bij schenking-koop: alea iacta est?”, TEP 2010, afl. 2, 71; J. FACQ, “Schenking door een ouder van een soms geld aan een kind om een onroerend goed van zelfde ouder te verwerven”, in X., Comité voor studie- en wetgeving – Verslagen en debatten jaar 2003, Brussel, Bruylant, 67
2003, 172. 68 Art. 18, § 2 Wb. Reg. juncto art. 106 Wb. Succ.; G. DEKNUDT en E. DHAENE, “Antimisbruikbepaling vereist nieuwe handleiding voor vermogensplanning”, in X., Notariële valkuilen. Wie betaalt de rekening? VLNCongres 15 december 2012, Mechelen, Kluwer, 2012, 112. 13
kunnen leveren, zal zij toch belast worden aan het progressief tarief voor schenkingen van onroerende goederen.69 2.4 Gesplitste verkoop van het onroerend goed met voorafgaandelijke schenkingen geld Burgerlijk recht 25. Naast de gesplitste gift (zie supra randnr. 12), kan de methode van gesplitste verkoop natuurlijk ook een techniek zijn om een onroerend goed reeds door te geven aan de (klein)kinderen. Dat is een variant op voorgaande techniek omdat in dit geval het onroerend goed wordt verkocht door de grootouders aan de ouders voor het vruchtgebruik en de kleinkinderen voor de blote eigendom. Fiscaal recht 26. Dergelijke gesplitste aankoop is op burgerrechtelijk vlak geldig. Het voordeel van het geruisloos uitdoven van het vruchtgebruik is op fiscaal vlak echter niet meer vanzelfsprekend. De gesplitste aankoop staat alvast niet meer op de ‘black-list’ van de algemene fiscale antimisbruikbepaling.70 Toch wordt zij aan banden gelegd door de administratieve beslissing van 19 april 2013.71 Artikel 9 van het Wetboek Successierechten blijft namelijk van toepassing. Het artikel bepaalt dat ingeval van ontstaan van een gesplitste eigendom (1) dat gelijktijdig door vruchtgebruiker en blote eigenaar(s) verkregen is (2), het vruchtgebruik niet zomaar buiten de nalatenschap van de vruchtgebruiker (3, de vruchtgebruiker is de overledene) valt (4, de vruchtgebruiker overlijdt voor de blote eigenaar(s)). De verkrijging door de blote eigenaar(s) van het vruchtgebruik wordt als een legaat van de volle eigendom beschouwd in het voordeel van de blote eigenaar(s) (wettelijk vermoeden). 27. Om niet onder voorgaande toepassingsvoorwaarden te vallen, volstaat het te bewijzen dat ‘de verkrijging geen bedekte bevoordeling ten behoeve van de derde is’.72 Men kan dat bewijs leveren door aan te tonen dat de blote eigenaar(s) eigen middelen bezat(en) en deze ook aangewend heeft en dat er een correcte prijsverhouding is vastgelegd tussen vruchtgebruiker Art. 131, § 1 Wb. Reg.; G. DEKNUDT en E. DHAENE, “Antimisbruikbepaling vereist nieuwe handleiding voor vermogensplanning”, in X., Notariële valkuilen. Wie betaalt de rekening? VLN-Congres 15 december 2012, Mechelen, Kluwer, 2012, 117. 70 Circulaire nr. 5/2013 van 10 april 2013, www.fisconetplus.be; E. SPRUYT, “Antimisbruikbepaling in registratie- en successierecht: nieuwe ontwikkelingen”, TEP 2013, nr. 4, 13. 71 Beslissing van 19 april 2013, nr. E.E./98.937, Rep RJ S 9/06-07, www.fisconetplus.be, vervangen door de Beslissing van 18 juli 2013, nr. E.E./98.937, Rep RJ S 9/06-07, www.fisconetplus.be. 72 Art. 9 Wb. Succ. 69
14
en blote eigenaar(s). Enkel als deze drie bestanddelen aangetoond zijn, is het wettelijk vermoeden van bevoordeling weerlegd en dooft het vruchtgebruik (zonder successierechten) uit. Om ervoor te zorgen dat de blote eigenaar(s) over eigen middelen beschikt voor de gesplitste aankoop, werd dit geld, in het verleden, door de ouders-vruchtgebruikers geschonken aan de kinderen voor de aankoop van de blote eigendom. Hiermee was het tegenbewijs geleverd. 28. Sinds een administratieve beslissing van 19 april 2013 was dit tegenbewijs evenwel niet meer mogelijk, ‘zelfs niet met een geregistreerde schenking’.73 Ondertussen is een geregistreerde schenking wel aanvaard als een geldig tegenbewijs, doordat de voorgaande beslissing vervangen werd door de beslissing van 18 juli 2013.74 Naast een geregistreerde schenking, kan men ook het tegenbewijs leveren dat de begiftigde van de schenking vrij over zijn gelden heeft kunnen beschikken, dat het geld niet specifiek bedoeld was voor de gesplitste aankoop.75 In onze casus is het echter niet de toekomstige vruchtgebruiker die een schenking doet aan de toekomstige blote eigenaar(s), maar de grootouder. De toekomstige blote eigenaar(s) hebben dus effectief eigen middelen op het moment van de gesplitste aankoop. De gesplitste aankoop maakt geen bedekte bevoordeling uit vanwege de toekomstige vruchtgebruikers aan de toekomstige blote eigenaar(s). Artikel 9 van het Wetboek Successierechten is bijgevolg weerlegd, of zelfs niet van toepassing. Bij het overlijden van de grootouder kan de schenking zelf wel ter sprake komen, maar niet de gesplitste aankoop. De vruchtgebruiker is namelijk niet de overledene. De grootouder heeft zelfs niet het vruchtgebruik in zijn vermogen.
73
“Derhalve zal een voorafgaande schenking door de verkrijger van het vruchtgebruik aan de toekomstige verkrijger van de blote eigendom van de nodige geldmiddelen om zijn aandeel in de verwerving te financieren niet meer worden aanvaard als tegenbewijs voor de toepassing van artikel 9 van het Wetboek Successierechten.”; B. CARDOEN, “Gesplitste aankoop en schenking: fiscus begraaft de strijdbijl niet”, Fiscoloog 8 mei 2013, Afl. 1339, www.fiscoloog.be. 74 Beslissing van 19 april 2013, nr. E.E./98.937, Rep RJ S 9/06-07, www.fisconetplus.be, vervangen door de Beslissing van 18 juli 2013, nr. E.E./98.937, Rep RJ S 9/06-07, www.fisconetplus.be: “Niettemin zal worden aanvaard, dat een voorafgaande schenking wel als tegenbewijs voor de toepassing van artikel 9 W. Succ. kan gelden, wanneer de voorafgaande schenking aan de heffing van het registratierecht voor schenkingen werd onderworpen, of wanneer wordt aangetoond dat de begunstigde van de schenking vrij over de gelden heeft kunnen beschikken, wat bijvoorbeeld het geval kan zijn als wordt aangetoond dat de schenking door de verkrijger van het vruchtgebruik niet specifiek bestemd was voor de financiering van de aankoop van de blote eigendom in het kader van de gesplitste aankoop.”. 75 E. SPRUYT, “Antimisbruikbepaling in registratie- en successierecht: nieuwe ontwikkelingen”, TEP 2013, nr. 4, 29. 15
De blote eigenaar(s) hebben daarnaast met eigen middelen de aankoop gefinancierd zodat er geen sprake kan zijn van een bedekte bevoordeling ten behoeve van de derde. Ook in de nalatenschap van de ouders-vruchtgebruikers kan de gesplitste aankoop dus niet als een legaat beschouwd worden. 29. Toch moet opnieuw opgelet worden voor de algemene fiscale misbruikbepalingen (zie supra randnr. 24).76
3. Legaten aan de kleinkinderen 3.1 Inleiding 30. Indien de grootouder het beheer over zijn vermogen nog niet kwijt wil en niet tevreden is met enkel vruchtgebruik, kan hij beter een testament opmaken in plaats van te schenken. Zijn vermogen wordt zo enkel verdeeld na het overlijden. Legaten kunnen ofwel één of meer specifieke kleinkinderen (ongelijkheid) aanduiden of alle kleinkinderen voor een gelijk deel (gelijkheid). De legataris kan ook onrechtstreeks zijn kleinkinderen een deel laten toekomen. Hij legateert dan zijn vermogen aan zijn eigen kinderen en neemt uitdrukkelijk de plaatsvervulling op ten voordele van de kleinkinderen ingeval van vooroverlijden of verwerping van hun ouder.77 Zo behoudt de erflater de gelijkheid tussen de staken. 31. Er is opnieuw een machtiging van de Vrederechter vereist in geval van legaten ten voordele van minderjarige kleinkinderen.78 In tegenstelling tot de schenkingen is het bij legaten niet mogelijk de nalatenschap te laten aanvaarden door een ouder in opgaande lijn. 3.2 Spreiding over meerdere legatarissen: “Divide et impera-testament” Burgerlijk recht 32. De erflater kan zijn kinderen hun reserve laten verkrijgen en het hele beschikbaar deel laten toekomen aan alle of een aantal van zijn kleinkinderen in een gelijk deel (of ook in verschillende delen). De erflater kan er ook voor opteren om het legaat in onverdeeldheid aan
76
Art. 18, § 2 Wb. Reg. juncto art. 106 Wb. Succ. Art. 1039 BW; R. BARBAIX en A.-L. huwelijksvoordelen”, TEP 2013, afl. 3, 50. 78 Art. 378 en 410, 6° BW. 77
VERBEKE, “Onwaardigheid, plaatsvervulling en
16
de kleinkinderen, al dan niet per staak, te laten toekomen. Bovendien kan de erflater voorwaarden koppelen aan het legaat.79 Opnieuw mag de erflater in principe enkel beschikken over het beschikbaar deel. Indien hij toch inbreuk pleegt op de reserve, zal er inkorting kunnen plaatsvinden.80 Het kan ook zijn dat de reservataire erfgenamen hun reserve niet opeisen of zelfs de nalatenschap verwerpen (zie infra Deel B). Fiscaal recht 33. Op fiscaal vlak zullen op dergelijke legaten successierechten verschuldigd zijn. Artikel 48, §2, tweede lid van het Wetboek Successierechten bepaalt dat voor erfgenamen in de rechte lijn elk netto-aandeel telkens apart aan de progressieve tarieven onderworpen wordt. Doordat de successierechten progressief zijn en per hoofd berekend worden, kunnen er hoge successierechten vermeden worden door de nalatenschap te spreiden over verschillende hoofden. Men begint namelijk bij elke erfgenaam opnieuw aan het laagste tarief.81 Er is dus een globale belastingvermindering. Ook wordt er, op de delen van de nalatenschap die rechtstreeks aan de kleinkinderen toekomen, een tweede erfovergang vermeden.82 3.3 Keuzelegaat en alternatieve beschikking Burgerlijk recht 34. De testator kan in zijn testament de keuze ook overlaten aan de erfgenamen of legatarissen zelf (‘keuzelegaat’).83 De grootouder stelt dan bepaalde legaten op waaronder de erfgenamen moeten kiezen. De grootouder kan bijvoorbeeld voorzien in een eerste optie van verkrijgen van een onroerend goed (onder last zijn volledige reserve niet op te eisen). Het overige deel komt dan via een algemeen legaat toe aan de kleinkinderen. Een tweede optie kan zijn dat men geld krijgt in plaats van onroerend goed. Een derde optie kan zijn de ouders het vruchtgebruik verkrijgen van meerdere goederen, zodat de blote eigendom zich ook al in
K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 536. 80 E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids Successierecht & -planning, Kampenhout, Artoos, 2002, 568. 81 Art. 48 Wb. Succ.; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids Successierecht & -planning, Kampenhout, Artoos, 2002, 567. 82 A. MAELFAIT, “Duo-legaat en successierechten”, in W. PINTENS en J. DU MONGH, Familiaal vermogensbeheer, Antwerpen, Intersentia, 2004, 119 en 121. 83 C. DE WULF, 498; D. MICHIELS, “Les clauses optionnelles en droit patrimonial familial belge”, in X., Liber Amicorum Walter Pintens, Antwerpen, Intersentia, 959. 79
17
het vermogen van de kleinkinderen bevindt. Nog een andere mogelijkheid is de last tot het aanstellen van een bewindvoerder die het vermogen van de minderjarige, of meerderjarige tot een bepaalde leeftijd, zal beheren. 35. Indien de testator de volledige keuzevrijheid liever niet in handen legt van zijn kinderen, kan hij een specifiek legaat opstellen en daarbij een privatieve clausule toevoegen.84 Dit betekent dat, indien de kinderen kiezen voor de voor hen meest gunstige optie, zij bijvoorbeeld hun toegekend vruchtgebruik op de goederen die gelegateerd zijn aan de kleinkinderen verliezen. 36. Indien de testator een alternatieve beschikking opneemt in zijn testament, leidt dat tot een keuzerecht voor de erfgenamen.85 De erfgenaam krijgt de keuze tussen twee rechtsgeldige testamentaire beschikkingen, waaronder de eerste bestaat uit een bevoordeling (tegenover zijn erfrechten volgens de wet, deel van het beschikbaar deel) maar met een te vervullen last. Het alternatief bestaat erin dat de erfgenaam ook gewoon zijn reserve krijgt zonder de last. De erfgenaam wordt met andere woorden beloond als hij kiest voor de optie met bijhorende last.86 Deze techniek kan aangeraden worden als de kinderen niet open staan voor een techniek waardoor zij minder zouden erven. De kinderen kunnen bijvoorbeeld voor de keuze gesteld worden dat zij als last een bepaalde geldsom moeten doorgeven aan hun kinderen, met name de kleinkinderen van de testator. De grootouder kan ook bepalen dat een bepaald bedrag gespendeerd moet worden in het voordeel van de kleinkinderen of dat het kapitaal gescheiden en op naam van de kleinkinderen moet beheerd worden. Fiscaal recht 37. Het keuzelegaat wordt zoals een gewone testamentaire devolutie belast, met het erfdeel van elke erfgenaam als belastbare grondslag. De alternatieve beschikking wordt belast afhankelijk van de keuze. Indien geopteerd wordt voor de optie met de last, zal deze nalatenschap belast worden zoals bij een ‘ik-opa-testament’ (zie infra randnr. 39).
D. MICHIELS, “Les clauses optionnelles en droit patrimonial familial belge”, in X., Liber Amicorum Walter Pintens, Antwerpen, Intersentia, 959; C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het Opstellen van Notariële Akten., Mechelen, Kluwer, 2011, 513. 85 C. DE WULF, 513. 86 A. MAELFAIT, “Het strafbeding en de alternatieve beschikking in het testament”, in X., Notariële clausules, Liber Amicorum Professor Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2010, 258-259. 84
18
3.4 “Ik-opa-testament” Burgerlijk recht 38. Bij een ‘ik-opa-testament’ stelt de grootouder zijn kinderen aan als algemene legatarissen. Deze kinderen hebben op hun beurt dan de verplichting om een bepaald bedrag uit te keren aan hun kinderen (de kleinkinderen).87 Zodra de kinderen het legaat met last aanvaarden, zijn zij gehouden deze schuld te betalen. Zij moeten die betalen zelfs indien de schuld ertoe leidt dat zij niet hun volledige reserve verkrijgen.88 Deze schuld is wel pas opeisbaar bij het overlijden van de ouder-schuldenaar. Zo’n testamenten worden aanvaard in het Belgisch recht, naar voorbeeld van het Nederlandse recht.89 Er mag niet vergeten worden een herverdelingsclausule in het testament op te nemen voor het geval er na het overlijden van de grootouder nog kleinkinderen geboren worden.90 Fiscaal recht 39. De fictiebepaling van artikel 8 Wetboek Successierechten, die bedingen ten behoeve van een derde viseert, is in dit geval niet van toepassing aangezien het ‘contract’ het beding moet bevatten.91 Een testament is een eenzijdige rechtshandeling (en geen contract) waardoor de fictiebepaling van artikel 8 Wb. Succ. niet van toepassing is. Niettemin wordt de last tot betalen van een schuld aan de kleinkinderen door de wetgever geacht een legaat te zijn in hoofde van de kleinkinderen die een schuldvordering verkregen hebben.92 Er zijn bijgevolg toch successierechten verschuldigd op de schuldvorderingen93, aangezien zij fictief toegevoegd worden aan de nalatenschap van de grootouder. Een fiscaal voordeel van dergelijk “ik-opa”-testament is bijgevolg de spreiding van de nalatenschap van de grootouder over meerdere erfgenamen zodat de successierechten dalen. De nalatenschap van de grootouder wordt namelijk verdeeld in het actief (ten voordele van de kinderen) en de schuldvordering(en) (ten voordele van de kleinkinderen). De kinderen E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids Successierecht & -planning, Kampenhout, Artoos, 2002, 570. 88 Zij kunnen ook niet terugkomen op de aanvaarding; A. MAELFAIT, “Duo-legaat en successierechten”, in W. PINTENS en J. DU MONGH, Familiaal vermogensbeheer, Antwerpen, Intersentia, 2004, 123. 89 Hoge Raad 19 december 1990, BNB 1991, nr. 121; Ibid. 90 A. MAELFAIT, “Duo-legaat en successierechten”, in W. PINTENS en J. DU MONGH, Familiaal vermogensbeheer, Antwerpen, Intersentia, 2004, 124. 91 Art. 8 Wb. Succ. 92 Art. 64, eerste lid Wb. Succ.; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids Successierecht & planning, Kampenhout, Artoos, 2002, 571. 93 A. MAELFAIT, “Duo-legaat en successierechten”, in W. PINTENS en J. DU MONGH, Familiaal vermogensbeheer, Antwerpen, Intersentia, 2004, 124. 87
19
brengen de schuldvorderingen in mindering van hun bruto-erfdeel.94 Het zijn de kleinkinderen die belast worden op hun verkregen schuldvordering. Er wordt met deze techniek ook een dubbele erfovergang vermeden.95 De kleinkinderen zijn bij het overlijden van hun ouder namelijk erfgenaam én schuldeiser.96 De kleinkinderen krijgen hun schuldvordering uitbetaald zonder er successierechten op te betalen. Daarnaast heeft de uitbetaling het gevolg dat het actief van de nalatenschap verminderd wordt met de schuld, zodat ook daar minder successierechten (of een lagere schijf) zal verschuldigd zijn.97 3.5 De testamentaire schuldbekentenis Burgerlijk recht 40. Voor het bepalen van de belastbare massa van de nalatenschap worden van alle activa (de nalatenschapsgoederen) alle passiva (schulden) afgetrokken.98 In het testament zou men daarom hierop kunnen inspelen door te bepalen dat de erflater bij bepaalde erfgenamen schulden heeft. Alle schulden worden opeisbaar bij het overlijden van de schuldenaar. De schulden moeten bijgevolg betaald worden. Het betalen van een schuld wordt niet geacht een legaat te zijn.99 Het resultaat is wel dat de belastbare massa kleiner wordt, aangezien er minder goederen of gelden zich nog in de nalatenschap bevinden. Dit heeft ook gevolgen voor de successierechten die berekend worden aan de hand van het netto-aandeel dat elke erfgenaam verkrijgt uit de nalatenschap.100 Het netto-aandeel is veel kleiner, waardoor er minder successierechten verschuldigd zijn. Fiscaal recht 41. De wetgever heeft dit opnieuw voorzien waardoor artikel 4, 1° in het Wetboek Successierechten (fictiebepaling) is ingevoegd; alle schulden die bij uiterste wil worden erkend, zullen wél als legaten beschouwd worden. Het artikel is van toepassing als er een Art. 65 Wb. Succ.; A. MAELFAIT, “Duo-legaat en successierechten”, in W. PINTENS en J. DU MONGH, Familiaal vermogensbeheer, Antwerpen, Intersentia, 2004, 124. 95 N. GEELHAND, “La clause dite “du grand-père” ou “de la grand-mère””, Rec.gén.enr.not. 2011, n° 26.315, 349. 96 Bergen 28 maart 1979, JT 1979, II, 526; A. MAELFAIT, “Duo-legaat en successierechten”, in W. PINTENS en J. DU MONGH, Familiaal vermogensbeheer, Antwerpen, Intersentia, 2004, 123. 97 G. DEKNUDT en E. DHAENE, “Antimisbruikbepaling vereist nieuwe handleiding voor vermogensplanning”, in X., Notariële valkuilen. Wie betaalt de rekening? VLN-Congres 15 december 2012, Mechelen, Kluwer, 2012, 133. 98 Art. 15 en 27 Wb. Succ. 99 A. MAELFAIT, “Duo-legaat en successierechten”, in W. PINTENS en J. DU MONGH, Familiaal vermogensbeheer, Antwerpen, Intersentia, 2004, 133. 100 Art. 48 Wb. Succ. 94
20
schuldbekentenis is, die in het testament voorkomt en het testament de enige titel van de schuld is.101 Hierdoor worden zij toch fictief bij de belastbare massa gevoegd en belast. Dit zijn namelijk, burgerrechtelijk, fictieve schulderkenningen zonder bestaande bijhorende schuld. Deze fictieve schulden worden uitdrukkelijk door artikel 32 van het Wetboek Successierechten uitgesloten uit het passief.102 Variante 42. Verder bouwend op het idee van de testamentaire schuldbekentenis, kan men opteren voor een schuldbekentenis buiten testament. Artikel 4, 1° van het Wetboek Successierechten is bijgevolg niet van toepassing, omdat het een uitzonderingsbepaling is en enkel strikt kan geïnterpreteerd worden.103 De schuld kan in principe wel afgetrokken worden van het actief.104 Schulden aan erfgenamen, legatarissen, begiftigden of tussenpersonen leidt echter tot de toepassing van het artikel 33 van het Wetboek Successierechten dat een strengere bewijsregeling inhoudt. Het gevolg is dat de schulden in principe niet mogen opgenomen worden als passiva van de nalatenschap (wettelijk vermoeden), ‘tenzij het bewijs van hun echtheid door de aangevende partijen wordt ingebracht’ (weerlegbaar).105 Enkel als aan deze voorwaarde voldaan is, leidt de schuld buiten testament tot lagere successierechten. 3.6 Fiscaliteit Met betrekking tot de fiscaliteit van deze specifieke legaten bepaalt de nieuwe antimisbruikcirculaire nr. 5/2013 van 10 april 2013 dat er nooit fiscaal misbruik kan ontstaan bij legaten.106 De testator die het testament opmaakt is namelijk nooit de belastingplichtige van de successierechten, dat zijn zijn erfgenamen. Volgens artikel 18, §2 van het Wetboek Registratierechten kunnen enkel de belastingplichtige erfgenamen fiscaal misbruik creëren
E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids Successierecht & -planning, Kampenhout, Artoos, 2002, 581. 102 A. MAELFAIT, “Duo-legaat en successierechten”, in W. PINTENS en J. DU MONGH, Familiaal vermogensbeheer, Antwerpen, Intersentia, 2004, 133. 103 Ibid. 104 Art. 27 en 29 Wb. Succ.; W. DEFOOR, “Successierechten – Schulden van de overledene ten aanzien van de algemene legataris niet zomaar aftrekken van het actief van de nalatenschap”, Notariaat 2012, afl. 18, 2. 105 Art. 33 Wb. Succ.; A. MAYEUR, “Dettes contractées par le défunt au profit d’un de ses héritiers, légataires ou donataires ou de personnes interposées", in A. MAYEUR, Droits de succession 2013, Deel I, Waterloo, Kluwer, 2013, 947. 106 Het ‘ik-opa-testament’ staat ook niet meer in de circulaire nr. 5/2013 van 10 april 2013; E. SPRUYT, “Antimisbruikbepaling in registratie- en successierecht: nieuwe ontwikkelingen”, TEP 2013, nr. 4, 7. 101
21
door henzelf gestelde rechtshandelingen. Bij een legaat testeert de testator, waardoor er bij legaten nooit fiscaal misbruik kan ontstaan.107
4. Algemene opmerking: de reserve van reservataire erfgenamen 43. Aangezien de erflater deze bovenstaande technieken zelf in het leven kan roepen, is hij heer en meester van zijn nalatenschap. Dit geldt althans gedeeltelijk: bij schenkingen en legaten moet de grootouder altijd rekening houden met de reserves en het beschikbaar deel.108 In principe kunnen alle technieken enkel betrekking hebben op het beschikbaar deel van de erflater.109 Als de beschikking voor meer gebeurd is, kunnen de reservataire erfgenamen hun recht op inkorting inroepen en hun reserve opeisen. Het beschikbaar deel wordt ook maar berekend op het moment van het overlijden van de erflater, zodat een legaat de voorkeur krijgt op een schenking. Ook in Frankrijk moet de reserve vrij en onbelast zijn.110111 44. Indien de erflater denkt aan het onterven van zijn kinderen, kan hij opteren voor de verkoop van zijn onroerend goed, al dan niet op lijfrente. Aangezien een verkoop een verbintenis onder bezwarende titel uitmaakt, wordt deze niet meer gerekend bij de te verdelen massa op het ogenblik van overlijden. Er wordt namelijk geacht dat er een tegenprestatie is terechtgekomen in het vermogen van de erflater. Aangezien er bijgevolg roerende goederen in de plaats gekomen zijn, kunnen deze gemakkelijker verdeeld worden.
K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 535. 108 Art. 913 BW. 109 J. BYTTEBIER, “Het legaat de residuo en de erfrechtelijke reserve”, noot onder Cass. fr. 30 januari 1995, T.Not. 1996, 98; C. DE WULF, 597; A. MAELFAIT, “Duo-legaat en successierechten”, in W. PINTENS en J. DU MONGH, Familiaal vermogensbeheer, Antwerpen, Intersentia, 2004, 129: Als het fideï-commis de residuo betrekking heeft op meer dan het beschikbaar deel, moet er geoordeeld worden dat de reserve niet meer vrij en onbelast is. Het Franse Hof van Cassatie heeft wel al een fideï-commis de residuo met betrekking tot het hele vermogen aanvaardt, maar dit in het specifieke geval dat voorhanden was (Cass. fr. 30 januari 1995, T.Not. 1996, 95); W. PINTENS, 916; P. VAN DEN EYNDE, “Legs ou donation de residuo”, in N. BAUGNIET en J.-F. TAYMANS, Planification successorale. Aspects civils et fiscaux., Louvain-la-Neuve, Academia Bruylant, 2008, 460. 110 Art. 913 CC; J. MAURY, Successions et libéralités, Parijs, LexisNexis, 2009, 186; J.-F. SAGAUT, Le nouveau droit des successions, Parijs, Dalloz, 2006, 65. 111 In geval van een fideï-commis: als de eerste begiftigde een reservataire erfgenaam is (in beide rechtsfiguren), mag de last om het vermogen door te geven enkel betrekking hebben op het beschikbaar deel dat hem toekomt; S. DIBOS-LACROUX, Successions. Le guide pratique., Issy-les-Moulineaux, Prat Éditions, 2008, 40; M. GRIMALDI, Droit patrimonial de la famille, Parijs, Dalloz, 2011, 959; E. RIONDET en H. SEDILLOT, Transmission du patrimoine, Parijs, Delmas, 2007, 228; P. VOIRIN en G. GOUBEAUX, Droit civil. Tome 2. Régimes matrimoniaux – successions – libéralités, Parijs, LGDJ, 2010, 417. 107
22
Besluit 45. De erflater heeft duidelijk tal van mogelijkheden om zijn erfopvolging te regelen naar zijn wens. Hij moet echter rekening houden met het feit dat de erfopvolging toch anders kan uitdraaien dan gehoopt omwille van zijn reservataire erfgenamen. Op burgerlijk vlak zal er zo veel mogelijk rekening gehouden worden met de wil van de erflater, maar dit kan botsen met de reserve van de erfgenamen. Daarnaast is er ook op fiscaal vlak geen garantie meer op een voordeligere overgang door toepassing van één van deze technieken. Er kan via deze technieken enkel gestreefd worden naar het vermijden van een erfovergang en het vermijden van de bijhorende successierechten. 46. Al deze technieken zijn zeker bruikbaar als er een goede verstandhouding is tussen de erfgenamen. De erflater kan meestal rekenen op de goodwill van de erfgenamen zodat de algemene opmerking in verband met de reserve (zie supra randnr. 43) niet problematisch is. De reservataire erfgenamen kunnen namelijk afstand doen van hun recht op inkorting om hun volledige reserve te verkrijgen zodat de opgemaakte constructie zo goed als volledige uitwerking zal krijgen (zie infra Deel B, titel 2.). Een tweede mogelijkheid voor de erfgenamen is de nalatenschap verwerpen (zie infra Deel B, titel 1.). De kleinkinderen kunnen bijgevolg via de plaatsvervulling, naast het beschikbaar deel, ook nog eens de reserve van hun ouder krijgen. Als alle kinderen verwerpen, verkrijgen de kleinkinderen bijgevolg zelfs de gehele nalatenschap van hun grootouder(s).112 De erflater heeft in beide gevallen geen zekerheid want hij kan zijn reservataire erfgenamen niet tijdens zijn leven verplichten afstand te doen van hun rechten in de nog niet-opengevallen nalatenschap. Dit is namelijk een verboden erfovereenkomst.113
E. ADRIAENS, "De wet van 10 december 2012 inzake de erfonwaardigheid, de giften, de huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling", in Notariaat 2013, afl. 7, 7. 113 Wetsvoorstel van 30 april 3013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de globale erfovereenkomst over een niet-opengevallen nalatenschap betreft, Parl.St. Kamer, 2012-2013, nr. 2788/001, ingediend door Smeyers c.s; A. VAN HECKE, "Les conséquences fiscales de la substitution. Rappel des principes", Rev.trim.dr.fam. 2013, afl. 3, 679. 112
23
Deel B. Planningstechnieken na het overlijden van de erflater Inleiding 47. Niet alleen de erflater zelf kan anticiperen op zijn nalatenschap om een overdracht aan de kleinkinderen mogelijk te maken, ook de kinderen (primaire erfgenamen) kunnen dat na het overlijden van de erflater. Zij hebben een aantal mogelijkheden om de overdracht van hun rechten in de nalatenschap niet uit te oefenen en op die manier de ondergeschikte erfgenamen toe te laten tot de nalatenschap te komen. In de meeste erfopvolgingen zijn dat de kleinkinderen.
1. Verwerping door de kinderen ten voordele van de kleinkinderen 1.1 Wettelijke regels in verband met de verwerping en de plaatsvervulling Aanvaarding of verwerping van de nalatenschap 48. Niemand is gehouden een hem opgekomen nalatenschap te aanvaarden’.114 Iedereen kan bijgevolg een opengevallen nalatenschap verwerpen.115 De artikelen die handelen over de mogelijkheid tot aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap bevinden zich in het deel over de wettelijke erfopvolging.116 Deze artikelen worden ook geacht van toepassing te zijn bij testamentaire erfopvolgingen.117 Plaatsvervulling als correctie op het wettelijk erfrecht 49. Een eerste voorwaarde om te kunnen erven, is ‘in nuttige graad’ opkomen in de nalatenschap om erfrechten te kunnen opeisen.118 Het wettelijk erfrecht bepaalt dat er in volgorde van de ordes en daarna in volgorde van graden opgekomen mag worden. De plaatsvervulling is een uitzondering op deze verschillende graden.119 In principe kunnen alle kinderen (eerste orde, eerste graad) erfrechten laten gelden. Maar wat als blijkt dat een
114
Art. 755 BW. Art. 774 ev. BW. 116 B. CARDOEN, “De verwerping van de nalatenschap: verschillende vormen van verwerping – burgerrechtelijk en successierechtelijke gevolgen”, TFR 2001, 404. 117 Art. 1043 BW bepaalt dat ook uitdrukkelijk; ‘De uiterste wilsbeschikking vervalt, wanneer de benoemde erfgenaam of de legataris de beschikking verwerpt of onbekwaam is om deze te verkrijgen.’.; P. DELNOY, "Les lois du 13 janvier 2012 et du 10 décembre 2012 en matière de droit successoral civil et de libéralités", Rev.not.b. 2013, 304. 118 P. DELNOY, "Les lois du 13 janvier 2012 et du 10 décembre 2012 en matière de droit successoral civil et de libéralités", Rev.not.b. 2013, 335. 115
24
kind met afstammelingen (eerste orde, tweede graad) vooroverleden is (of de nalatenschap heeft verworpen)? Indien plaatsvervulling niet mogelijk is (of niet wettelijk toegelaten was), vindt er aanwas plaats ten voordele van de andere erfgerechtigden (binnen eenzelfde orde, in dezelfde graad dan wel in een volgende graad).120 Als er geen plaatsvervulling is, komt het deel van een reeds overleden kind toe aan de andere kinderen van de eerste graad (broers en zussen). Dit heeft tot gevolg dat de kleinkinderen van het reeds overleden kind nooit erven van hun grootouder en dat alles via hun ooms en tantes die in hogere rang staan naar hun neven en nichten zal overgaan.121 Om dit onrecht te verhelpen, is de plaatsvervulling wettelijk toegelaten.122 De kleinkinderen (erfgenamen in de tweede graad) nemen de plaats in van het vooroverleden (of verwerpende) kind zodat zij het deel van dat vooroverleden kind in staak erven123 (en de aanwas naar de ooms en tantes vermeden wordt). Als alle kinderen vooroverleden zijn, maken de overgebleven kleinkinderen (tweede graad) de eerste orde uit. Zij sluiten dan de tweede orde van ouders en broers en zussen van de erflater uit, ook al staan deze ouders in eerste graad.124 De plaatsvervulling heeft met andere woorden voorrang op de aanwas.125
N. LEVILLAIN en M.-C. FORGEARD, Liquidation des successions, Parijs, Dalloz, 2011, 32; M. PETIT, "Quelques commentaires de la loi du 10 décembre 2012 réformant le droit successoral civil et les libéralités", Rec.gén.enr.not. 2013, 205; W. PINTENS, 817. 120 E. ADRIAENS, "De wet van 10 december 2012 inzake de erfonwaardigheid, de giften, de huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling", in Notariaat 2013, afl. 7, 6; K. BOONE, "La loi du 10 décembre 1012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire en ce qui concerne l’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution", Act.dr.Fam. 2013, 32. 121 C. CAUFFMAN, 'Is er een plaats voor de plaatsvervulling van de verwerpende erfgenaam?', RW 2005-06, 1241. 122 Art. 739 ev. BW. 123 Art. 743 BW; R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Onwaardigheid, plaatsvervulling en huwelijksvoordelen”, TEP 2013, afl. 3, 41. 124 F. TAINMONT, "Premier volet de la réforme du droit successoral. La loi du 10 décembre 2012 relative à des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution”, Rev.trim.dr.fam. 2013, afl. 3, 667. 125 K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 533. 119
25
Uitbreiding van oorzaken voor plaatsvervulling 50. De plaatsvervulling wordt, sinds de nieuwe wet, gedefinieerd als “de situatie waarin afstammelingen van een erfgerechtigde de plaats van deze erfgerechtigde innemen en in zijn graad tot de nalatenschap worden geroepen”.126 De nieuwe wet van 10 december 2012 tot wijziging van het Burgerlijk wetboek, het Strafwetboek en het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de onwaardigheid127 om te erven, de herroeping van giften, het verval van huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling128, heeft de oorzaken van de plaatsvervulling uitgebreid. Het artikel 739, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek in verband met de plaatsvervulling bepaalt voortaan dat plaatsvervulling geldt in vier gevallen: in geval van vooroverlijden, gelijktijdig overlijden, onwaardigheid en verwerping.129 De onwaardigheid is toegevoegd zodat de kinderen van een onwaardige persoon niet de gevolgen van hun ouder moeten dragen op het vlak van erfrechten.130 Enkel de ouder (die onwaardig is) wordt buiten de nalatenschap gehouden. Hij wordt geacht nooit erfgenaam te zijn geweest.131 Zijn afstammelingen kunnen wel, via de plaatsvervulling, zijn erfrechten opeisen. De bedoeling van het invoeren van de plaatsvervulling bij verwerping, is het wegwerken van de ongelijkheid tussen de plaatsvervullende kinderen van een vooroverleden ouder en de kinderen van een verwerpende ouder.132 Indien een kind vooroverleden is, konden de kleinkinderen, onder de oude wetgeving, al zijn plaats innemen en erfrechten verkrijgen. Als de ouder de nalatenschap verworpen had, konden de kleinkinderen, onder de oude wetgeving, Art. 739, eerste lid BW; art. 751 CC; R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Hervorming van het erfrecht. Een eerste commentaar bij de wet van 10 december 2012 inzake de onwaardigheid, de plaatsvervulling, de huwelijksvoordelen en de giften”, RW 2012-13, nr. 30, 1172. 127 Naast de ongewijzigde onwaardigheid van het artikel 33 van de Jeugdbeschermingswet van 8 april 1965: P. DELNOY, "Les lois du 13 janvier 2012 et du 10 décembre 2012 en matière de droit successoral civil et de libéralités", Rev.not.b. 2013, 304. 128 BS 11 januari 2013, inwerking getreden op 21 januari 2013. 129 H. CASMAN, Wet Erfonwaardigheid en Plaatsvervulling. Een eerste toelichting op basis van de parlementaire voorbereiding, Mechelen, Kluwer, 2012, 60. 130 P. DELNOY, "Les lois du 13 janvier 2012 et du 10 décembre 2012 en matière de droit successoral civil et de libéralités", Rev.not.b. 2013, 335. 131 Art. 785 BW, art. 805 CC; N. LEVILLAIN en M.-C. FORGEARD, Liquidation des successions, Parijs, Dalloz, 2011, 110. 132 K. BOONE, "La loi du 10 décembre 1012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire en ce qui concerne l’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution", Act.dr.Fam. 2013, 32; A. PAPEIL, "La règle viventis nulla representatio est-elle toujours d'actualité?", Rev.not.b. 2008, 269. 126
26
geen erfrechten laten gelden. Deze ongelijkheden zijn nu weggewerkt; ook als de primaire erfgenamen de nalatenschap verwerpen, komen de ondergeschikte erfgenamen aan bod.133 Bovendien komen de kleinkinderen ook nog altijd aan bod in de nalatenschap van hun grootouder, zelfs al zouden zij de nalatenschap van hun vooroverleden ouder hebben verworpen.134 135 Frankrijk had al in 2006 het toepassingsgebied uitgebreid naar dezelfde gevallen van onwaardigheid136 en verwerping137.138 Ook de voorwaarden en gevolgen zijn gelijklopend. Voorwaarden voor plaatsvervulling 51. (1) Zoals aangegeven (zie supra randnr. 49), moeten de erfgenamen in nuttige graad om te kunnen opkomen in de nalatenschap. De afstammelingen van een verwerpend kind, die onder het oude recht niet konden opkomen in de nalatenschap, kunnen nu in principe wel via de plaatsvervulling hun erfrechten opeisen. Als de kinderen (de ‘primaire’ erfgenamen) verwerpen, sluiten zij zich volledig buiten de nalatenschap van de grootouder. De ‘ondergeschikte’ erfgenamen zijn plaatsvervullers die per staak de plaats van hun ouder innemen.139 De staak verkrijgt het erfdeel in de nalatenschap van de verwerpende ouder.140 In het geval er achterkleinkinderen zouden zijn, vervullen zij
H. CASMAN, Wet Erfonwaardigheid en Plaatsvervulling. Een eerste toelichting op basis van de parlementaire voorbereiding, Mechelen, Kluwer, 2012, 69. 134 Art. 744 BW; P. DELNOY, "Les lois du 13 janvier 2012 et du 10 décembre 2012 en matière de droit successoral civil et de libéralités", Rev.not.b. 2013, 338. 135 Toch stelt Lalière de vraag of er geen onderscheid moet behouden worden tussen enerzijds het voor- of gelijktijdig overlijden en de onwaardigheid aangezien dit onvrijwillige uitsluitingsgronden zijn ten opzichte van de nalatenschap en anderzijds de verwerping, dewelke een bewust uitgeoefend recht door de rechthebbende is. Evenwel zou men ook kunnen argumenteren dat de onwaardigheid een gevolg is van eigen handelen. Voer voor discussie; F. LALIERE, “L’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution. Loi du 10 décembre 2012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire", JT 2013, afl. 6530, 539. 136 Loi n° 2001-1135 du 3 décembre 2001 relative aux droits du conjoint survivant et des enfants adultérins et modernisant diverses dispositions de droit successoral, JORF 4 décembre 2001, n° 281, 19279. 137 Loi n° 2006-728 du 23 juin 2006 portant réforme des successions et des libéralités, JORF 24 juin 2006, n° 133
145, 9513; art. 754, eerste lid CC; M. GRIMALDI, "Le représentation de l’héritier renonçant", Defrénois 2008, I, n° 38698, 25. 138 Art. 754, eerste lid CC; A. PAPEIL, "La règle viventis nulla representatio est-elle toujours d'actualité?", Rev.not.b. 2008, 269; J.-F. SAGAUT, Le nouveau droit des successions, Parijs, Dalloz, 2006, 64. 139 P. DELNOY, "Les lois du 13 janvier 2012 et du 10 décembre 2012 en matière de droit successoral civil et de libéralités", Rev.not.b. 2013, 335; J. MAURY, Successions et libéralités, Parijs, LexisNexis, 2009, 33. 140 M. PETIT, "Quelques commentaires de la loi du 10 décembre 2012 réformant le droit successoral civil et les libéralités", Rec.gén.enr.not. 2013, 206. 27
ook eerst de plaats per staak van hun ouder (kleinkind). Pas als er geen takken meer volgen, verdelen de leden van de laatste tak het erfdeel per hoofd.141 Dit is echter ook een nadeel van de verwerping. Als alle kinderen verwerpen maar zij niet allemaal een zelfde aantal (klein)kinderen hebben, erven de kleinkinderen niet hetzelfde. De staken erven wel dezelfde delen (gelijkheid voor de eigen kinderen), maar die worden dan volgens het aantal (klein-)kinderen per staak verdeeld. Er ontstaat dus een ongelijke verdeling tussen de verschillende kleinkinderen.142 De vraag is of dat dat de bedoeling is van de erflater. De plaatsvervullers nemen de plaats in maar oefenen wel een eigen erfrecht uit.143 De plaatsvervulling is geen fictie meer zoals voorheen het geval was.144 Er is geen sprake meer van ‘représentation’ van de vooroverleden of verwerpende ouder. Het kleinkind komt op tot de nalatenschap uit zijn eigen hoofde.145 In de Franstalige tekst van het Burgerlijk Wetboek is de term voor plaatsvervulling daarom aangepast van 'représentation' naar 'substitution'.146 In het Franse recht is de fictie daarentegen wel behouden.147
Art. 743, tweede lid BW; art. 753 CC; Civ. 12 december 2006, Bull. civ. 2006, I, 1re ch civ, n° 554, p. 494; K. BOONE, "La loi du 10 décembre 1012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire en ce qui concerne l’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution", Act.dr.Fam. 2013, 31; K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 533. 142 N. GEELHAND DE MERXEM, "Testament du grand-parent versus renonciation du parent", Rev.not.b. 2013, 351. 143 R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Hervorming van het erfrecht. Een eerste commentaar bij de wet van 10 december 2012 inzake de onwaardigheid, de plaatsvervulling, de huwelijksvoordelen en de giften”, RW 201213, nr. 30, 1172; H. CASMAN, Wet Erfonwaardigheid en Plaatsvervulling. Een eerste toelichting op basis van de parlementaire voorbereiding, Mechelen, Kluwer, 2012, 60; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Tome IX, Les successions, Brussel, Bruylant, 1974, p. 135, nr. 159A. 144 K. BOONE, "La loi du 10 décembre 1012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire en ce qui concerne l’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution", Act.dr.Fam. 2013, 30. 145 F. TAINMONT, "Premier volet de la réforme du droit successoral. La loi du 10 décembre 2012 relative à des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution", Rev.trim.dr.fam. 2013, afl. 3, 667. 146 Cass. 9 december 1993, JLMB 1994, 1166, spreekt ook over 'de leur propre chef'; H. CASMAN, Wet Erfonwaardigheid en Plaatsvervulling. Een eerste toelichting op basis van de parlementaire voorbereiding, Mechelen, Kluwer, 2012, 60. K. BOONE, "La loi du 10 décembre 1012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire en ce qui concerne l’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution", Act.dr.Fam. 2013, 30, spreekt over ‘en sa propre qualité’; P. DELNOY, "Les lois du 13 janvier 2012 et du 10 décembre 2012 en matière de droit successoral civil et de libéralités", Rev.not.b. 2013, 335, pleit voor de term ‘substitution successorale’ om het te onderscheiden van ‘la substitution fidéicommissaire’. 147 Art. 751 CC. 141
28
52. (2) Om dit eigen erfrecht te kunnen uitoefenen moeten de plaatsvervullers echter ook zelf erfbekwaam zijn.148 Zij moeten met andere woorden bestaan op het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap en niet onwaardig zijn om van de decuius te kunnen erven.149 53. (3) Ook moeten de plaatsvervullers afstammeling150 en erfgerechtigd zijn (maar niet in te verre graad) in de nalatenschap van de erflater.151 54. (4) Plaatsvervulling komt enkel ten goede van bepaalde afstammelingen. Enkel afstammelingen in de rechte dalende lijn mogen, tot in het oneindige, de plaats vervullen.152 In de zijlijn is de plaatsvervulling beperkt tot de afstammelingen van broers en zussen en ooms en tantes.153 Alleen de bloedverwanten tot in de vierde graad erven, zodanig dat de graad van wiens plaats wordt vervuld, niet verder dan de vierde graad mag zijn.154 Plaatsvervulling is dus mogelijk voor de casus van de kleinkinderen (tweede graad). Plaatsvervulling van rechtswege 55. Als aan deze voorwaarden voldaan is, vindt de plaatsvervulling echter ook van rechtswege plaats. Er is geen bijkomende rechtshandeling vereist.155 Het is een bij wet bepaalde regel van wettelijk erfrecht waar niet voor geopteerd kan worden. Zowel de verwerpende erfgenaam als zijn kinderen kunnen niet beslissen al dan niet de plaats te vervullen. De plaatsvervulling vindt altijd plaats, zodra het mogelijk is.156 De kinderen
148 149
W. PINTENS, 820. R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Onwaardigheid, plaatsvervulling en huwelijksvoordelen”, TEP 2013,
afl. 3, 40. 150 Art. 739 BW; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Tome IX, Les successions, Brussel, Bruylant, 1974, p. 136, nr. 160. 151 R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Hervorming van het erfrecht. Een eerste commentaar bij de wet van 10 december 2012 inzake de onwaardigheid, de plaatsvervulling, de huwelijksvoordelen en de giften”, RW 201213, nr. 30, 1173; R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, Beginselen erfrecht, Brugge, die Keure, 2012, 33. 152 Art. 740 BW; art. 752 CC; J. MAURY, Successions et libéralités, Parijs, LexisNexis, 2009, 32; W. PINTENS, 818. 153 Art. 742 BW en art. 752-2 CC. 154 Art. 755 BW. 155 K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 533. 156 Amendement nr. 12 van M. TAELMAN, Parl.St. Senaat 2011-2012, nr. 5-550/3, 23; H. CASMAN, Wet Erfonwaardigheid en Plaatsvervulling. Een eerste toelichting op basis van de parlementaire voorbereiding, Mechelen, Kluwer, 2012, 67. 29
worden in ieder geval tot de nalatenschap geroepen. De plaatsvervullers hebben evenwel ook het recht om de nalatenschap te verwerpen.157 De erfenissprong 56. De erfenissprong (via verwerping en de opvolgende plaatsvervulling) is op die manier mogelijk gemaakt, zonder ze verplicht op te leggen.158 Het kan dus een weloverwogen keuze zijn van de erfgenamen om de nalatenschap van de erflater te verwerpen zodat de kleinkinderen tot de nalatenschap geroepen worden.159 Er wordt op die manier één erfovergang (met bijhorende successierechten) vermeden. Het is duidelijk een planning die enkel kan plaatsvinden na het overlijden van de decuius. De erflater kan evenwel voor zijn overlijden niet eisen van zijn primaire erfgenamen dat zij reeds de keuze tot verwerping maken. Dit is een verboden erfovereenkomst.160 Het is dus niet de erflater, maar wel de erfgenaam die beslist of hij zijn aandeel zelf opeist of doorschuift naar de volgende generatie.161 Dit betekent ook niet dat het erfdeel dan automatisch aan de kleinkinderen toekomt. De aanvaarding door de kleinkinderen is geen voorwaarde voor een geldige verwerping door de kinderen van de erflater.162 De verwerping is en blijft nog steeds een louter abdicatieve daad, die men objectief kwalificeert.163 De subjectieve redenen die K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 533. 158 ‘Aan de kinderen komt het toe om te beslissen of ze de nalatenschap liever zelf ontvangen, dan wel hun beurt overslaan zodat hun eigen kinderen, dan wel bijvoorbeeld hun neven en nichten tot de nalatenschap worden geroepen. Niemand is verplicht een hem toekomende nalatenschap te aanvaarden; maar evenzo is niemand verplicht een hem toekomende nalatenschap te verwerpen.’ in H. CASMAN, Wet Erfonwaardigheid en Plaatsvervulling. Een eerste toelichting op basis van de parlementaire voorbereiding, Mechelen, Kluwer, 2012, 61. 159 K. BOONE, "La loi du 10 décembre 1012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire en ce qui concerne l’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution", Act.dr.Fam. 2013, 32. 160 K. BOONE, "Wet van 10 december 2012 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Strafwetboek en het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de onwaardigheid om te erven, de herroeping van giften, het verval van huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling", Not.Fisc.M. 2013, afl. 4, 113. 161 K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 534. 162 K. BOONE, "La loi du 10 décembre 1012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire en ce qui concerne l’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution", Act.dr.Fam. 2013, 32. 163 ‘Door te verwerpen, wetende dat de eigen kinderen dan tot de nalatenschap geroepen zullen zijn, schakelt het verwerpende kind zichzelf uit, met alle gevolgen die daaraan verbonden zijn: hij weigert zowel het actief als het passief van de nalatenschap, ziet af van de mogelijkheid om inbreng of inkorting te eisen van giften die de erflater aan anderen heeft gedaan, zonder echter zeker te weten dat zijn kinderen zelf deze nalatenschap wel zullen aanvaarden of niet.’ in H. CASMAN, Wet Erfonwaardigheid en Plaatsvervulling. Een eerste toelichting op basis van de parlementaire voorbereiding, Mechelen, Kluwer, 2012, 61. 157
30
leiden tot verwerping en de bedoelingen van het doorgeven van de erfdelen aan de (klein-) kinderen zijn irrelevant.164 Er is met andere woorden geen sprake van een indirecte schenking in voordeel van de (klein-)kinderen-plaatsvervullers.165 Zij hebben een eigen keuzerecht om te aanvaarden of te verwerpen indien zij tot de nalatenschap worden geroepen. Er moet wel gewaarschuwd worden voor schenkingen die verkregen zijn onder de ontbindende voorwaarde van verwerping van de nalatenschap van de schenker. In België en Frankrijk bestaat het keuzerecht als een geheelheid.166 Het is niet mogelijk een deel van de erfenis te aanvaarden167 en zo het overige te laten erven door de kleinkinderen.168 Enkel een schenking kan in België hier soelaas brengen, mits de fiscale implicaties.169 In Frankrijk daarentegen is het toch mogelijk, als uitzonderingsregel, dat kinderen voorafgaandelijk aan het overlijden van de grootouder de keuze maken om een deel van hun erfdeel rechtstreeks aan de kleinkinderen te laten toekomen (zie infra randnr. 92). 57. Tijdens de besprekingen van de nieuwe wet werd de vraag gesteld naar het invoeren van ‘het Franse systeem’ in ons Belgisch recht.170171 Het is niet duidelijk naar welk Frans systeem H. CASMAN, Wet Erfonwaardigheid en Plaatsvervulling. Een eerste toelichting op basis van de parlementaire voorbereiding, Mechelen, Kluwer, 2012, 61. 165 K. BOONE, "La loi du 10 décembre 1012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire en ce qui concerne l’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution", Act.dr.Fam. 2013, 32; F. LALIERE, “L’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution. Loi du 10 décembre 2012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire", JT 2013, afl. 6530, 539. 166 Art. 769, eerste lid CC; Req. 29 oktober 1929, DP 1930.1.19; N. LEVILLAIN en M.-C. FORGEARD, Liquidation des successions, Parijs, Dalloz, 2011, 89. 167 Verslag van 14 november 2012 namens de commissie voor justitie uitgebracht door de heer Christian 164
Brotcorne, Parl.St. Kamer, 2012-2013, nr. 53/2388/002, 7; E. ADRIAENS, "De wet van 10 december 2012 inzake de erfonwaardigheid, de giften, de huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling", in Notariaat 2013, afl. 7, 8; K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 534. 168 Verslag van 14 november 2012 namens de commissie voor justitie uitgebracht door de heer Christian Brotcorne, Parl.St. Kamer, 2012-2013, nr. 53/2388/002, 8; K. BOONE, "La loi du 10 décembre 1012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire en ce qui concerne l’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution", Act.dr.Fam. 2013, 32; F. TAINMONT, "Premier volet de la réforme du droit successoral. La loi du 10 décembre 2012 relative à des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution”, Rev.trim.dr.fam. 2013, afl. 3, 670.
E. ADRIAENS, "De wet van 10 december 2012 inzake de erfonwaardigheid, de giften, de huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling", in Notariaat 2013, afl. 7, 7. 170 VOORSTEL: “Bij de bespreking in de Kamercommissie voor Justitie vroeg mevrouw Becq of van de gelegenheid gebruik kon worden gemaakt om in ons erfrecht een 'nalatenschapsverdeling' onder generaties op te nemen: bij het overlijden van de grootouders (eerste generatie), zouden hun kinderen (tweede generatie) kunnen besluiten om niet de hele nalatenschap voor zichzelf te houden, maar slechts een deel ervan, zodat hun eigen kinderen (derde generatie) voor het resterende deel in aanmerking komen, zonder aan het hele erfdeel te moeten 169
31
precies verwezen werd. Er zijn namelijk twee verschillende Franse rechtsfiguren waarop deze discussie mogelijkerwijs betrekking had. Waarschijnlijk verwijst het antwoord van professor Casman naar de ‘renonciation anticipative du droit de réduction’ (zie infra randnr. 92) terwijl mevrouw
Becq
in
haar
voorstel
vermoedelijk
de
Franse
‘donation-partage
transgénérationnelle’172 bedoelde. 58. De ‘donation-partage’ is een wettelijk toegelaten erfovereenkomst waarbij een (toekomstige) erflater zijn vermogen verdeeld.173 Deze verdeling moet dus gebeuren voordat de nalatenschap openvalt, m.a.w. tijdens het leven van de erflater (deel A.). Zij wordt ‘transgénérationnelle’ genoemd omdat het artikel 1078-6 van de Code Civil de verdeling onder de afstammelingen, die in een verschillende graad (ouders eerste graad, kleinkinderen tweede graad) staan, toestaat.174 De grootouder in ons geval, maar uiteindelijk iedereen175 sinds de uitbreiding van de Franse wet in 2006, kan bijgevolg zijn vermogen aan zijn kinderen
verzaken of schenkingen te moeten doen (die betaling van rechten meebrengen). Wel moet rekening worden gehouden met de fiscale gevolgen van een dergelijke wijziging. Het erfrecht en het schenkingsrecht zijn thans immers geregionaliseerd, het geen dus overleg met de gewesten impliceert.”, Verslag van 14 november 2012 namens de commissie voor justitie uitgebracht door de heer Christian Brotcorne, Parl.St. Kamer, 2012-2013, nr. 53/2388/002, 8, in H. CASMAN, Wet Erfonwaardigheid en Plaatsvervulling. Een eerste toelichting op basis van de parlementaire voorbereiding, Mechelen, Kluwer, 2012, 63. 171 ANTWOORD: “Daarop antwoordde mevrouw Casman dat de stellers van de tekst niet zozeer fiscale dan wel morele beweegredenen hadden; naast een regeling inzake de onwaardigheid om te erven, was het vooral de bedoeling de gevolgen van de verzaking aan de nalatenschap bij te sturen. Krachtens de vigerende tekst komen de afstammelingen van een verzakende erfgenaam (hetzij omdat bij zich te oud of voldoende welgesteld acht, hetzij omdat hij aan de nalatenschap verzaakt om meer per persoonlijke redenen, zoals conflicten met zijn ouders, enz.), alleen in eigen naam in aanmerking voor de nalatenschap. Zij genieten dus niet de gevolgen van de plaatsvervulling; dat is niet billijk en daarom moet dit veranderen. Maar het voordeel om een erfgenaam bovendien toe te laten de hem toekomende nalatenschap slechts voor een deel te aanvaarden, waardoor het resterende deel wel voor verkrijging door zijn afstammeling in aanmerking zou komen, zou wel tot grote bijkomende complicaties leiden. De hele regeling van het keuzerecht van een erfgenaam zou dan moeten herzien worden, want die laat nu enkel een globale, geen opgesplitste keuze toe. En dan zou de vraag rijzen aan wie deze gedeeltelijke keuze nog meer zou moeten toegekend worden, dan aan hen die hun afstammelingen hun plaats willen laten innemen? Ten slotte zou dan ook de regeling over de inbreng moeten worden herzien. Zoals de wet nu geconcipieerd is, brengt de afstammelingen van de verwerpende erfgenaam de schenkingen in die deze verwerpende erfgenaam had ontvangen. Hoe zou dat dan moeten geregeld worden als er slechts een gedeeltelijke verwerping is?” in H. CASMAN, Wet Erfonwaardigheid en Plaatsvervulling. Een eerste toelichting op basis van de parlementaire voorbereiding, Mechelen, Kluwer, 2012, 63-64. 172 Art. 1075 t.e.m. 1075-5 en 1078-4 t.e.m. 1078-10 CC. 173 M. GRIMALDI, "Des donations-partages et des testaments-partages au lendemain de la loi du 23 juin 2006", JCP 2006, nr° 42, 18 octobre 2006, I 179, p. 1940; P. VOIRIN en G. GOUBEAUX, Droit civil. Tome 2. Régimes matrimoniaux – successions – libéralités, Parijs, LGDJ, 2010, 402. 174 M. GRIMALDI, "Des donations-partages et des testaments-partages au lendemain de la loi du 23 juin 2006", JCP 2006, nr° 42, 18 octobre 2006, I 179, p. 1940; E. RIONDET en H. SEDILLOT, Transmission du patrimoine, Parijs, Delmas, 2007, 236. 175 Art. 1075 CC; J. MAURY, Successions et libéralités, Parijs, LexisNexis, 2009, 187; P. VOIRIN en G. GOUBEAUX, Droit civil. Tome 2. Régimes matrimoniaux – successions – libéralités, Parijs, LGDJ, 2010, 402. 32
maar ook rechtstreeks aan zijn kleinkinderen toebedelen.176 Hier is dus sprake van een erfenissprong.177 De grootouder kan namelijk zijn vermogen zelf doorgeven aan zijn kleinkinderen in plaats van het aan zijn eigen kinderen te geven.178 Zelfs via een testamentaire verdeling (‘testament-partage’) kan de erflater zijn vermogen verdelen aan zijn kleinkinderen. Hierin verschilt de donation-partage transgénérationnelle namelijk van de gewone donationpartage die via testament enkel in het voordeel van erfgerechtigden kan gebeuren.179 De verdeling moet wel degelijk door de schenker zelf gebeuren180 en dit met betrekking tot zijn huidig bestaand181 vermogen. De overgeslagen generatie moet evenwel zijn toestemming hiertoe geven.182 Hun toestemming moet zelfs uitdrukkelijk in de formele schenkingsakte vermeld worden.183 Er kan gedacht worden aan een verdeling van blote eigendom voor de kleinkinderen en het vruchtgebruik voor de kinderen. Zo wordt hetzelfde resultaat bekomen zoals bij een schenking of een testamentaire beschikking (zie supra randnr. 12). De verdeling moet in principe wel leiden tot een resultaat van gelijke verdeling in waarde tussen de verschillende staken. Het is toegelaten om bepaalde geldsommen ten laste te leggen van bepaalde verkrijgers.184 De verdeling is een definitieve beschikking omdat alle verkrijgers onmiddellijk en onherroepelijk eigenaar worden van hun deel uit de verdeling.185 De verdeling kan in Frankrijk niet worden aangevochten wegens benadeling van meer dan één vierde.186 Dit betekent dat er geen volledige gelijkheid moet bestaan tussen de kavels. De
Art. 1078-6 CC; M. GRIMALDI, "Des donations-partages et des testaments-partages au lendemain de la loi du 23 juin 2006", JCP 2006, nr° 42, 18 octobre 2006, I 179, p. 1940; M. GRIMALDI, Droit patrimonial de la famille, Parijs, Dalloz, 2011, 403. 177 E. RIONDET en H. SEDILLOT, Transmission du patrimoine, Parijs, Delmas, 2007, 236. 178 Art. 1078-4 CC; M. GRIMALDI, Droit patrimonial de la famille, Parijs, Dalloz, 2011, 1152. 179 J.-F. SAGAUT, Le nouveau droit des successions, Parijs, Dalloz, 2006, 33; P. VOIRIN en G. GOUBEAUX, Droit civil. Tome 2. Régimes matrimoniaux – successions – libéralités, Parijs, LGDJ, 2010, 409. 180 M. GRIMALDI, Droit patrimonial de la famille, Parijs, Dalloz, 2011, 1145. 181 Art. 1076 CC; In geval van een testamentaire verdeling kan de verdeling betrekking hebben op het hele vermogen en dus toekomstige vermogen van de toekomstige erflater; P. VOIRIN en G. GOUBEAUX, Droit civil. Tome 2. Régimes matrimoniaux – successions – libéralités, Parijs, LGDJ, 2010, 409. 182 M. GRIMALDI, Droit patrimonial de la famille, Parijs, Dalloz, 2011, 1152; N. LEVILLAIN en M.-C. FORGEARD, Liquidation des successions, Parijs, Dalloz, 2011, 225; E. RIONDET en H. SEDILLOT, Transmission du patrimoine, Parijs, Delmas, 2007, 232. 183 Art. 1078-5, tweede lid CC; P. VOIRIN en G. GOUBEAUX, Droit civil. Tome 2. Régimes matrimoniaux – successions – libéralités, Parijs, LGDJ, 2010, 403. 184 P. VOIRIN en G. GOUBEAUX, Droit civil. Tome 2. Régimes matrimoniaux – successions – libéralités, Parijs, LGDJ, 2010, 410. 185 M. GRIMALDI, Droit patrimonial de la famille, Parijs, Dalloz, 2011, 1167. 186 Art. 1075-3 CC; P. VOIRIN en G. GOUBEAUX, Droit civil. Tome 2. Régimes matrimoniaux – successions – libéralités, Parijs, LGDJ, 2010, 411. 176
33
kavels moeten echter wel meer bedragen dan de reserve waarop de verkrijger recht heeft.187 De toebedeelde vermogens worden aangerekend op de individuele reserves. De toebedeelde delen aan de kleinkinderen worden aangerekend op de reserve van hun ouder, er wordt per staak gehandeld.188 De delen moeten niet terug ingebracht worden.189 Het is sinds 2006 ook toegelaten dat de erflater niet enkel verdeeld maar ook iemand bevoordeeld. Indien er echter meer verkregen is dan de reserve, wordt het overige aangerekend op het beschikbaar deel. Ook deze rechtsfiguur is dus beperkt tot het beschikbaar deel.190 Als blijkt dat er een staak geen deel heeft verkregen uit de verdeling of dat deze minder bedraagt dan zijn reserve, kan een vordering tot inkorting worden ingesteld.191 De beschikking blijkt dus toch niet zo definitief te zijn. Het vermogen dat niet in de verdeling via schenking opgenomen is, wordt bij overlijden van de erflater volgens het ab intestaatserfrecht verdeeld.192 Als een verkrijger zijn deel verkregen heeft en daarna met betrekking tot de rest van het vermogen de nalatenschap verwerpt, behoudt de verkrijger zijn schenking. De schenking wordt noodzakelijkerwijze aangerekend op het beschikbaar deel waardoor de verkrijger zijn schenking enkel mag behouden als er geen inkorting nodig is. Dit is anders bij een testamentaire verdeling. De nalatenschap valt open, maar de erflater heeft eigenlijk de onverdeeldheid tussen erfgenamen die normaal zou ontstaan reeds verdeeld. Het niet akkoord gaan met deze verdeling leidt dus tot het verwerpen van de volledige nalatenschap.193 59. Indien deze rechtsfiguur bedoeld werd, bestond zij al in het Belgische recht onder haar vroegere versie (‘le partage d’ascendant’). Dit is namelijk de ‘ouderlijke boedelverdeling’ van artikel 1075 van het Burgerlijk Wetboek. Zij is echter wel aanvechtbaar wegens benadeling voor meer dan één vierde waardoor het in België een wel heel onzekere rechtsfiguur is.194
187
Ibid. Art. 1078-8, eerste lid CC; N. LEVILLAIN en M.-C. FORGEARD, Liquidation des successions, Parijs, Dalloz, 2011, 250; M. GRIMALDI, Droit patrimonial de la famille, Parijs, Dalloz, 2011, 1162; E. RIONDET en H. SEDILLOT, Transmission du patrimoine, Parijs, Delmas, 2007, 232. 189 M. GRIMALDI, Droit patrimonial de la famille, Parijs, Dalloz, 2011, 403. 190 M. GRIMALDI, Droit patrimonial de la famille, Parijs, Dalloz, 2011, 1163. 191 Art. 1078-8 en 1077-1 CC. 192 Art. 1075-5 CC; P. VOIRIN en G. GOUBEAUX, Droit civil. Tome 2. Régimes matrimoniaux – successions – libéralités, Parijs, LGDJ, 2010, 409. 193 P. VOIRIN en G. GOUBEAUX, Droit civil. Tome 2. Régimes matrimoniaux – successions – libéralités, Parijs, LGDJ, 2010, 409-410. 194 Art. 1079 BW. 188
34
1.2 Concrete uitwerking Verwerpende ouder met plaatsvervullende afstammelingen 60. Als er maar één (vooroverleden) kind is, is dit een heel eenvoudige operatie. Er is geen probleem met de gelijkheid tussen de (klein)kinderen. De kleinkinderen komen eerst samen per staak en daarna elk uit eigen hoofde tot de nalatenschap.195 Ondanks de plaatsvervulling erven zij in gelijke delen doordat er maar één staak is. 61. Indien er twee of meerdere kinderen zijn, bevinden de kleinkinderen zich in principe in verschillende staken. Indien alle kinderen vooroverleden zijn of verwerpen, zijn er geen erfgenamen meer in de eerste graad. Toch vindt de plaatsvervulling van rechtswege plaats zodra aan alle voorwaarden voldaan zijn. De kleinkinderen zullen het vermogen van de erflater eerst per staak, daarna per hoofd, verdelen.196 In Frankrijk daarentegen, vindt de plaatsvervulling in beide voorgaande gevallen niet plaats en komen de kleinkinderen uit eigen hoofde op tot de nalatenschap.197 62. Het wordt ingewikkelder als er meerdere kinderen zijn, waarvan er nog één of meerdere in leven zijn en waarvan er één of meerdere al vooroverleden zijn of de nalatenschap verwerpen. Het is in dit geval dat de plaatsvervulling zijn nut toont. De overgebleven kinderen staan in de eerste graad. De kleinkinderen van het vooroverleden of verwerpende kind staan eigenlijk in de tweede graad. Zij mogen echter de plaats van hun ouder innemen en komen zo ook in de eerste graad terecht Die kleinkinderen erven dan in staak het deel van hun ouder in de nalatenschap van de grootouder. In elke staak verdelen ze dan het verkregen erfdeel per hoofd. Verwerpende ouder zonder plaatsvervullende afstammelingen 63. In geval van verwerpende of vooroverleden kinderen zonder afstammelingen, kan er geen plaatsvervulling plaatsvinden. Artikel 848 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de schenking op voorschot van erfdeel van een grootouder aan een ouder dan een schenking buiten erfdeel wordt.198 Zij wordt aangerekend op het beschikbaar deel, zodat de ouder de
Art. 743 BW; R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Onwaardigheid, plaatsvervulling en huwelijksvoordelen”, TEP 2013, afl. 3, 41. 196 Zie voorbeeld 29 in W. PINTENS, 820. 197 N. LEVILLAIN en M.-C. FORGEARD, Liquidation des successions, Parijs, Dalloz, 2011, 34. 198 J. MAURY, Successions et libéralités, Parijs, LexisNexis, 2009, 102. 195
35
schenking mag behouden. Indien echter het beschikbaar deel al uitgeput blijkt te zijn, is er wel een risico op inkorting.199 1.3 Gevolgen van de plaatsvervulling 64. (1) Een eerste gevolg is dat er vanaf heden ook bij verwerpingen (door ouders met afstammelingen) rekening moet gehouden worden met alle erfgenamen (in staken) om de reserve en het beschikbaar deel te berekenen. Onder het oude recht werd er namelijk geen rekening meer gehouden met de verwerper (en zijn afstammelingen). Er was namelijk geen plaatsvervulling voorzien zodat de staak verdween uit de nalatenschap. Voor de berekening van de reserve en het beschikbaar deel was er dus een staak minder, zodat zowel de reserve van de overblijvende staken als het beschikbaar deel groter werden.200 De gedane schenking aan de ouder werd ook niet meer op zijn reserve aangerekend maar enkel op het (groter) beschikbaar deel.201 Alle erfgenamen die verwerpen en afstammelingen hebben die plaatsvervullen, worden sinds de nieuwe wet wel meegerekend als staak, in de veronderstelling dat er minstens één plaatsvervuller de nalatenschap aanvaardt.202 De staak die voor de nieuwe wet verdween uit de nalatenschap doordat de ouder verwierp, blijft via de plaatsvervulling van de afstammelingen wel opkomen in de nalatenschap. Dit heeft als gevolg dat deze staak vanaf heden een invloed heeft op het beschikbaar deel.203 Het beschikbaar deel en de reserves zullen bijgevolg kleiner zijn zodat er meer kans is op mogelijke inkorting van schenkingen en legaten.204 65. (2) Ook moet er gewezen worden op het feit dat later geboren kinderen van de verwerpende erfgerechtigde, die nog niet waren verwekt op het moment van de verwerping, K. BOONE, "Wet van 10 december 2012 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Strafwetboek en het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de onwaardigheid om te erven, de herroeping van giften, het verval van huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling", Not.Fisc.M. 2013, afl. 4, 115-116. 200 Dit is enkel het geval als er van drie naar twee of van twee naar één staak wordt overgegaan. Ingeval er van vier naar drie staken wordt overgegaan, is er geen verschil in het beschikbaar deel en de reserves. 201 F. TAINMONT, "Premier volet de la réforme du droit successoral. La loi du 10 décembre 2012 relative à des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution”, Rev.trim.dr.fam. 2013, afl. 3, 674. 202 Art. 913 en 914 BW; M. GRIMALDI, "Le représentation de l’héritier renonçant", Defrénois 2008, I, n° 38698, 31; K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 539. 203 N. LEVILLAIN en M.-C. FORGEARD, Liquidation des successions, Parijs, Dalloz, 2011, 110. 204 K. BOONE, "La loi du 10 décembre 1012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire en ce qui concerne l’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution", Act.dr.Fam. 2013, 34. 199
36
de plaats van hun ouder niet vervullen. De later geboren kinderen kunnen ook geen inbreng of inkorting meer eisen van hetgeen hun broer(s) en/of zus(sen) verkregen hebben ten gevolge van de verwerping.205 66. (3) Ten derde geldt in elke nalatenschap de regel van de inbreng.206 De inbreng is erop gericht de gelijkheid tussen de erfgenamen te herstellen, als zij door ongelijke giften vanwege de erflater dreigt aangetast te worden.207 Inbreng is daarom verschuldigd door de medeerfgenamen aan zijn mede-erfgenamen.208 Elke erfgenaam die in eigen hoofde opkomt in de nalatenschap moet zijn persoonlijk209 verworven schenkingen210 (verkregen van de erflater211) terug inbrengen.212 De schenkingen verkregen door andere personen dan de erflater (zelf verkregen schenkingen van zijn ouders of schenkingen die zijn kinderen verkregen hebben) moet hij bijgevolg niet inbrengen.213 Dubbele inbrengverplichting 67. Bij plaatsvervulling geldt echter de nieuwe regel van de dubbele inbrengverplichting.214 De plaatsvervuller moet zowel de schenkingen (op voorschot van erfdeel) die hij zelf verkregen heeft als deze gekregen door de plaatsvervulde ouder (die vooroverleden is, onwaardig is of verworpen heeft) inbrengen in de nalatenschap van de decuius/grootouder. De schenkingen gebeurden op voorschot van erfdeel waardoor de gelijkheid tussen de erfgenamen van de erflater de bedoeling is. K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 534. 206 Art. 843 BW. 207 R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Hervorming van het erfrecht. Een eerste commentaar bij de wet van 10 december 2012 inzake de onwaardigheid, de plaatsvervulling, de huwelijksvoordelen en de giften”, RW 201213, nr. 30, 1174. 208 Art. 857 BW. 209 R. BARBAIX, “Actuele ontwikkelingen familiaal vermogensrecht 2011-2012", in R. BARBAIX en N. CARETTE, Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 49. 210 Deze regel geldt mutatis mutandis voor de schulden van de erfgenaam tegenover de decuius; art. 829 BW; R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Onwaardigheid, plaatsvervulling en huwelijksvoordelen”, TEP 2013, afl. 3, 41. 211 Art. 850 BW. 212 K. BOONE, "La loi du 10 décembre 1012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire en ce qui concerne l’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution", Act.dr.Fam. 2013, 33. 213 Art. 845 BW; F. TAINMONT, "Premier volet de la réforme du droit successoral. La loi du 10 décembre 2012 relative à des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution”, Rev.trim.dr.fam. 2013, afl. 3, 672. 214 Art. 847 BW; art. 754, tweede lid CC. Dit is een persoonlijke verplichting van de erfgenaam; art. 845 BW; R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Onwaardigheid, plaatsvervulling en huwelijksvoordelen”, TEP 2013, afl. 3, 41; N. LEVILLAIN en M.-C. FORGEARD, Liquidation des successions, Parijs, Dalloz, 2011, 219 en 321. 205
37
Indien de bedoeling van de erflater zou geweest zijn om een bepaalde persoon of staak te bevoordelen, zou hij, volgens het huidige recht, schenkingen of legaten buiten erfdeel/met vrijstelling van inbreng moeten gedaan hebben. Deze moeten namelijk, volgens artikel 847 van het Burgerlijk Wetboek, worden aangerekend op het beschikbaar deel en niet worden ingebracht.215 De schenkingen worden dan verkregen bovenop de reserve die aan elke staak in gelijke waarde toekomt. De reservataire erfgenamen kunnen natuurlijk wel inkorting eisen indien de giften het beschikbaar deel overschrijden.216 68. Deze dubbele inbrengregel is van toepassing van zodra er plaatsvervulling plaatsvindt.217 Zij is bijgevolg van toepassing op alle gevallen met kleinkinderen aangehaald in het voorgaande stuk (zie supra randnr. 60). Ook in het eerste concrete geval waar er maar één staak (één ouder) is, zullen de kleinkinderen de schenkingen gedaan aan hun ouder als hun eigen schenkingen moeten inbrengen. 69. De bedoeling van het invoeren van deze dubbele inbrengverplichting is het vermijden van een cumulatie van voordelen in één bepaalde staak door de verwerping van die ouder (die zijn eigen schenkingen dan zou kunnen behouden).218 De gelijkheid tussen de verschillende staken die er in het verleden reeds was indien er een vooroverleden kind was, is dan namelijk doorbroken. De kleinkinderen moeten dus het deel van hun ouder inbrengen zodat er opnieuw gelijkheid gecreëerd wordt tussen kleinkinderen met een vooroverleden ouder of een verwerpende ouder.219 Dat is juist. Toch is de doelstelling van gelijkheid tussen de staken (waarnaar elke wetgeving moet streven) niet gehaald. Dat wordt duidelijk bij een cijfermatig voorbeeld; Stel X is grootouder. Hij heeft twee kinderen, A en B. Zij hebben elk ook een kind, M en N, de kleinkinderen van X. Art. 754, tweede lid CC; N. LEVILLAIN en M.-C. FORGEARD, Liquidation des successions, Parijs, Dalloz, 2011, 219. 216 K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 540. 217 Art. 847 BW. 218 H. CASMAN, Wet Erfonwaardigheid en Plaatsvervulling. Een eerste toelichting op basis van de parlementaire voorbereiding, Mechelen, Kluwer, 2012, 70. 219 Zie het voorbeeld van de zussen Chantal en Sofie uit de parlementaire voorbereidingen, in H. CASMAN, Wet Erfonwaardigheid en Plaatsvervulling. Een eerste toelichting op basis van de parlementaire voorbereiding, Mechelen, Kluwer, 2012, 69; K. BOONE, "La loi du 10 décembre 1012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire en ce qui concerne l’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution", Act.dr.Fam. 2013, 34. 215
38
X heeft al schenkingen bij leven gedaan aan zowel zijn kinderen, als aan zijn kleinkinderen. De kinderen kregen elk 100, de kleinkinderen elk 50. De bedoeling van de erflater om zijn erfgenamen gelijk te behandeling is dus duidelijk aanwezig. X overlijdt en laat nog 600 bestaande goederen na.
i.
Huidige wetgeving: dubbele inbreng De fictieve massa bedraagt : 600 bestaande goederen 100 schenking aan A 100 schenking aan B 50 schenking aan M 50 schenking aan N 900 fictieve massa Er zijn twee kinderen waardoor zij elk een reserve hebben van één derde (300 en 300). Het beschikbaar deel voor de erflater bedraagt ook één derde (300). A aanvaardt de nalatenschap, maar B denkt aan de erfenissprong en verwerpt de nalatenschap. A brengt bijgevolg de eigen ontvangen schenkingen in (100A), terwijl B zijn schenking behoudt. N, kind van B, neemt echter de plaats in van B. N moet dus zijn eigen schenking (50N) en de schenking van zijn ouder B (100B) inbrengen. De schenking aan het kleinkind M dat niet opkomt in de nalatenschap moet aangerekend worden op het beschikbaar deel (50M). Dat leidt tot het volgende resultaat: De te verdelen massa bedraagt: 600 bestaande goederen 100 schenking aan A 50 schenking aan N 100 schenking aan B 850 te verdelen massa
39
Beide staken hebben dan recht op de helft: 425 voor A en 425 voor N. -
De erfenis wordt als volgt verdeeld:
A: 425 - 100A = 325 A N: 425 - 50N - 100B = 275 N Er is duidelijk geen gelijkheid voor de erfgenamen. -
Het uiteindelijke resultaat per staak is het volgende:
A: 325 A + 100A + 50M (buiten deel) = 475 A N: 275 N + 50N + 100B = 425 N Er is met andere woorden zelfs nooit een gelijkheid tussen de staken. De plaatsvervulling bij verwerping zorgt dus niet voor een gelijkheid tussen de erfgenamen, zelfs niet tussen de verschillende staken. Dit is nochtans waar het ab intestaatserfrecht naar moet streven. 70. Een dubbele inbrengverplichting is dus niet de juiste oplossing voor een erflater die de gelijkheid wenst tussen al zijn kinderen en kleinkinderen. We bekijken welke resultaten bekomen worden als er een nieuw uitgangspunt wordt aangenomen, namelijk dat er inbreng moet gebeuren van één enkele schenking.
ii.
Stel: enkel inbreng door kleinkind van eigen verkregen schenkingen
71. Stel dat het kleinkind enkel zijn eigen gekregen schenkingen moet inbrengen. In dit voorbeeld zullen dan enkel diegenen die tot de nalatenschap komen in beide staken hun eigen schenkingen moeten inbrengen (zowel A 100 als N 50 ). Zij komen dus tot de nalatenschap via een eigen recht en brengen enkel hun verkregen schenkingen in. De verwerpende ouder (B 100) en het andere kleinkind (M 50) behouden dan hun verkregen schenkingen aangezien zij niet tot de nalatenschap komen.
Hun
schenkingen
worden
dan
logischerwijs schenkingen buiten deel, aan te rekenen op het beschikbaar deel, niet vatbaar voor 40
inkorting
omdat
het
beschikbaar
deel
niet
overschreden is. Dat leidt tot het volgende resultaat: De te verdelen massa bedraagt: 600 bestaande goederen 100 schenking aan A 50 schenking aan N 750 te verdelen massa Beide staken hebben dan recht op de helft: 375 voor A en 375 voor N. -
De erfenis wordt als volgt verdeeld:
A: 375 - 100A = 275 A N: 375 - 50N = 325 N Er is duidelijk geen gelijkheid voor de erfgenamen. -
Het uiteindelijke resultaat per staak is het volgende:
A: 275 A + 100A + 50M (buiten deel) = 425 A N: 325 N + 50N + 100B (buiten deel) = 475 N Er is nog altijd een ongelijkheid tussen de verschillende staken.
iii.
Stel: enkel inbreng door kleinkind van de schenkingen die de plaatsvervulde ouder ontving
72. Stel nu dat het plaatsvervullende kleinkind toch niet opkomt uit een eigen recht, maar als plaatsvervuller (een ander statuut dan dit onder de nieuwe wet). Het kleinkind moet dan enkel de schenkingen die zijn ouder verkregen heeft van zijn grootouder inbrengen in de nalatenschap en laten toevallen op zijn reserve. Opnieuw zal de schenking op voorschot van erfdeel aan de aanvaardende ouder op zijn reserve aangerekend worden en zal het andere kleinkind zijn schenking als buiten deel aanrekenen op het beschikbaar deel. Aangezien het (plaatsvervuller-)kleinkind niet opkomt uit een eigen recht, brengt hij zijn eigen schenking niet in. Deze moet wel aangerekend worden en dit gebeurt op het beschikbaar deel.
41
Dat leidt tot het resultaat dat elke ouder of zijn plaatsvervuller nog recht heeft op het overige deel dat
van
zijn
reserve
overblijft
na
aanrekening/inbreng van zijn schenkingen op voorschot van erfdeel. In het ene geval erft de ouder dat, in het andere geval erft het kleinkind dat. De schenkingen aan de kleinkinderen worden in deze situatie allemaal aangerekend op het beschikbaar deel, ook die van het plaatsvervullende kleinkind. Als er inkorting noodzakelijk is, zal deze proportioneel gebeuren indien alle schenkingen op hetzelfde moment plaatsvonden. Als er daarentegen nog iets van het beschikbaar deel over is, wordt deze ook proportioneel verdeeld over de verschillende staken. Dat leidt tot het volgende resultaat: De te verdelen massa bedraagt: 600 bestaande goederen 100 schenking aan A 100 schenking aan B 800 te verdelen massa Beide staken hebben dan recht op de helft: 400 voor A en 400 voor N. -
De erfenis wordt als volgt verdeeld:
A: 400 - 100A = 300 A N: 400 – 100B = 300 N Er is duidelijk wel gelijkheid voor de erfgenamen. -
Het uiteindelijke resultaat per staak is het volgende:
A: 300 A + 100A + 50M (buiten deel) = 450 A N: 300 N + 100B + 50N (buiten deel) = 450 N Enkel in deze hypothese is er gelijkheid tussen de verschillende staken. Om de gelijkheid tussen de staken echter te bewaren, moeten de gedane schenkingen aan de kleinkinderen allemaal dezelfde waarde hebben. Zij verminderen dan ook proportioneel het beschikbaar deel. Dit duidt dan ook duidelijk aan dat gelijkheid de wil is van de erflater.
42
Als de erflater echter een paar staken wil bevoordelen, moet hij juist wel schenkingen geven met verschillende waardes aan de kleinkinderen. Het beschikbaar deel wordt dan namelijk niet in gelijke mate ingevuld. Een schenking aan een derde heeft daarentegen geen gevolgen voor de gelijkheid, alle staken verliezen namelijk proportioneel een deel ten voordele van de derde. Schenkingen van verschillende waarde aan de kinderen als voorschot op erfdeel vormen geen probleem aangezien de staak die minder verkregen heeft, dan meer zal verkrijgen uit de nog bestaande goederen. 73. Het ab intestaatserfrecht leidt dus niet tot de gewenste gevolgen van gelijkheid tussen de verschillende staken. De huidige inbrengplicht van de schenkingen gedaan aan de kleinkinderen is onlogisch en ongewenst.220 Wijze van inbreng 74. De nieuwe wet heeft tevens in beperkte mate wijzigingen aangebracht aan de regels over de wijze van inbreng. Artikel 847 van het Burgerlijk Wetboek voorziet een inbreng door mindere ontvangst voor de schenkingen gedaan aan de plaatsvervulde ouder. Het kleinkind heeft, in principe bij onwaardigheid of verwerping, immers geen rechten op de schenkingen aan de ouder bij overlijden van de erflater-grootouder.221 Bij het vooroverlijden van de ouder heeft het kleinkind de schenkingen wel reeds verkregen via de nalatenschap van zijn ouder. Deze uitzondering op de regel van inbreng in natura222 geldt ongeacht de reden van plaatsvervulling zodat er opnieuw voorzien is in gelijkheid.223 De inbreng door mindere ontvangst kan natuurlijk enkel als de reserve niet overschreden is. Indien de reserve wel overschreden is, zal het kleinkind in natura moeten inbrengen in plaats van de begunstigde van de schenkingen (zijn ouder). De ‘in natura’-inbreng impliceert dat de geschonken goederen zich reeds in het vermogen van de plaatsvervuller bevinden. In de
R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Onwaardigheid, plaatsvervulling en huwelijksvoordelen”, TEP 2013, afl. 3, 43. 221 K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 540. 222 Art. 859 BW. 223 R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Onwaardigheid, plaatsvervulling en huwelijksvoordelen”, TEP 2013, afl. 3, 47; R. BARBAIX, “Actuele ontwikkelingen familiaal vermogensrecht 2011-2012", in R. BARBAIX en N. CARETTE, Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 50. 220
43
gevallen van onwaardigheid en verwerping is dat niet zo. De inbreng kan dan niet in natura, maar enkel in waarde gebeuren.224 75. Ook moet er klassiek het onderscheid gemaakt worden tussen schenkingen van roerende goederen en schenkingen van onroerende goederen. In principe gebeurt de inbreng van roerende goederen door mindere ontvangst aan de waarde ten tijde van de schenking225, terwijl de inbreng van onroerende goederen gebeurt aan de waarde ten tijde van het opvallen van de nalatenschap. Deze algemene regel blijft van toepassing, aangezien er niets anders voorzien of gepreciseerd is.226 76. We bekeken enkel de wettelijke gevolgen in het intestaatserfrecht, met de mogelijke schenkingen. In het testamentair erfrecht bestaat de plaatsvervulling niet.227 Indien de erflater wenst dat de kleinkinderen de plaats vervullen van zijn kinderen, indien zij bijvoorbeeld verwerpen, moet hij dat uitdrukkelijk in zijn testament bedingen.228 1.4 Gevolgen op fiscaal vlak 77. Aangezien de verwerper geacht wordt nooit erfgenaam te zijn geweest, is hij, persoonlijk, geen successierechten verschuldigd.229 Toch is er op fiscaal vlak geen verschil bij de nalatenschap van de grootouder ten gevolge van het artikel 68 van het Wetboek Successierechten.230 De mede-erfgenamen van de verwerper moeten nog steeds hun successierechten betalen volgens hun hoedanigheid en verwantschap
R. BARBAIX, “Actuele ontwikkelingen familiaal vermogensrecht 2011-2012", in R. BARBAIX en N. CARETTE, Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 50. 224
225
Art. 686 BW. R. BARBAIX, “Actuele ontwikkelingen familiaal vermogensrecht 2011-2012", in R. BARBAIX en N. CARETTE, Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 50. 227 P. VAN DEN EYNDE, “Legs ou donation de residuo”, in N. BAUGNIET en J.-F. TAYMANS, Planification successorale. Aspects civils et fiscaux., Louvain-la-Neuve, Academia Bruylant, 2008, 452. 228 Art. 1039 BW; R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Onwaardigheid, plaatsvervulling en huwelijksvoordelen”, TEP 2013, afl. 3, 50. 229 K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 534. 230 F. TAINMONT, "Premier volet de la réforme du droit successoral. La loi du 10 décembre 2012 relative à des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution”, Rev.trim.dr.fam. 2013, afl. 3, 671. 226
44
ten aanzien van de overledene.231 De wetgever wou echter vermijden dat verwerpingen zouden zorgen voor minder successierechten232; “In geval van verwerping van een intestaat-aandeel, van een uiterste wilsbeschikking, of van een contractuele erfstelling, mag het recht, verschuldigd door de personen die daarvan het voordeel genieten, niet lager zijn dan het recht, dat de verwerper had moeten betalen. De verwerping door een erfopvolger bij plaatsvervulling van zijn ouder, betreffende een nalatenschap opengevallen ten behoeve van laatst bedoelde, mag de Staat geen nadeel aanbrengen.”233 Verwerpingen in het voordeel van erfgenamen die in een andere hoedanigheid optreden of een andere verwantschap hebben (waardoor zij minder successierechten moeten betalen), zullen dus leiden tot minstens evenveel successierechten als de verwerper had moeten betalen.234 De idee om de nalatenschap te verdelen over meer hoofden en dus in lagere tariefschalen terecht te komen, werkt hier dus niet.235 78. Het voorgaande artikel is enkel van toepassing op de abdicatieve verwerpingen, niet op de translatieve.236 Beide verwerpingen kunnen vanzelfsprekend pas na het overlijden van de erflater. Als de erflater nog leeft, is dat een overeenkomst over een nog niet opengevallen nalatenschap die verboden is.237 De abdicatieve of uitdovende verwerping 79. De abdicatieve of uitdovende verwerping is de zuivere en eenvoudige verwerping die meestal gedefinieerd wordt als ‘de eenzijdige en abstracte rechtshandeling waarbij een J. VERSTAPPEN, “Implicaties op het vlak van directe belastingen en successierechten van het aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap”, TFR 1997, 228. 232 Dit is ook niet strijdig met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet; Arbitragehof 9 juni 1999, n° 24.938, 7 september 1999, Rec.gén.enr.not. 1999, 398; A. VAN HECKE, "Les conséquences fiscales de la substitution. Rappel des principes", Rev.trim.dr.fam. 2013, afl. 3, 682. 233 Art. 68 Wb. Succ. 234 J. VERSTAPPEN, “Implicaties op het vlak van directe belastingen en successierechten van het aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap”, TFR 1997, 228. 235 K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 535. 236 B. CARDOEN, “De verwerping van de nalatenschap: verschillende vormen van verwerping – burgerrechtelijk en successierechtelijke gevolgen”, TFR 2001, 413; A. VAN HECKE, “Les conséquences fiscales de la substitution. Rappel des principes", Rev.trim.dr.fam. 2013, afl. 3, 683. 237 Art. 791 en 1130, tweede lid BW. Het verbod van artikel 1130, tweede lid BW is van openbare orde; Cass. 28 november 1946, Pas. 1946, 449. Rb. Gent 26 mei 1943, T.Not. 1947, 7. 231
45
erfgerechtigde afstand doet van zijn recht om erfgenaam van de decuius te worden en aldus aan zijn erfdeel in de nalatenschap verzaakt’.238 De abdicatieve aard van deze verwerping komt tot uiting door het feit dat de verwerping zonder tegenprestatie of begiftigingsoogmerk geschiedt. De erfgerechtigde verzaakt namelijk aan zijn erfdeel in de nalatenschap zonder zich daarbij te bekommeren aan wie het zal toekomen.239 Deze abdicatieve verwerping van een nalatenschap wordt niet vermoed en kan nooit stilzwijgend plaatsvinden. De verwerping is namelijk een plechtige rechtshandeling240 die gedaan wordt ofwel ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de nalatenschap is opengevallen241 ofwel, binnenkort, ook bij de notaris242. Indien de erfgenamen na het overlijden tot een overeenkomst komen in verband met de verwerping is zij wel geldig. Zelfs zonder uitdrukkelijke verklaring op de griffie is deze overeenkomst geldig tussen de erfgenamen onderling.243 De translatieve verwerping of verwerping in favorem 80. Als echter in die overeenkomst de personen aangeduid zijn die de rechten van de verwerper in de nalatenschap zullen bekomen, is er sprake van een translatieve verwerping. De verwerping is dan een verwerping in favorem. De translatieve verwerping of de verwerping in favorem is namelijk ‘de rechtshandeling waarbij de verwerper de persoon of personen aanduidt die zijn rechten in de nalatenschap zal bekomen’. Deze verwerping is geen eenzijdige rechtshandeling, maar duidelijk een daad van beschikking.244 De fiscus kan altijd met alle middelen van recht aantonen dat een op het eerste zicht abdicatieve verwerping eigenlijk een translatieve verwerping is.245 Het Franse recht laat sinds 2006 de verwerpingen in favorem toe.246
H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Tome IX, Les successions, Brussel, Bruylant, 1974, p. 550 ev., nr. 732 ev. 239 B. CARDOEN, “De verwerping van de nalatenschap: verschillende vormen van verwerping – burgerrechtelijk en successierechtelijke gevolgen”, TFR 2001,403- 406. 240 Ibid. 241 Art. 784 BW. 242 Wetsontwerp van 26 november 2013 houdende diverse bepalingen justitie, Parl.St. Kamer 2012-2013, nr. 533149/001, 171, dat een nieuw artikel 1185, eerste lid Ger. Wb. en 784, eerste lid BW. invoert. 243 B. CARDOEN, “De verwerping van de nalatenschap: verschillende vormen van verwerping – burgerrechtelijk en successierechtelijke gevolgen”, TFR 2001, 405-406. 244 Ibid. 245 Art. 105 Wb. Succ.; B. CARDOEN, “De verwerping van de nalatenschap: verschillende vormen van verwerping – burgerrechtelijk en successierechtelijke gevolgen”, TFR 2001, 405. 246 M. GRIMALDI, "Le représentation de l’héritier renonçant", Defrénois 2008, I, n° 38698, 27; J. MAURY, Successions et libéralités, Parijs, LexisNexis, 2009, 211. 238
46
Verwerping met oog op de generatiesprong 81. Professor Casman is van oordeel dat een verwerping met de bedoeling de plaatsvervulling te laten spelen nog altijd een abdicatieve verwerping is (zie supra randnr. 56). Franse auteurs delen die mening.247 Door het feit dat de verwerper weet dat er plaatsvervulling mogelijk is en bijgevolg weet wie de begunstigden zijn van zijn verwerping, kan er geoordeeld worden dat de verwerping ten voordele van afstammelingen in het huidige recht toch een translatieve verwerping uitmaakt. De verwerper weet hoogstwaarschijnlijk wie zijn rechtsopvolgers zijn en kan ook zeker een begiftigingsoogmerk in gedachten hebben. Iedereen wordt ook geacht de wet te kennen, waardoor er zeker kan verwacht worden dat de verwerpende erfgenaam verwerpt met het idee om zijn erfdeel te laten toekomen aan zijn kinderen.248 De kans is ook groot dat er een voorafgaande (mondelinge) overeenkomst is tussen de ouder en de (klein-)kinderen waar afgesproken wordt dat de ouder verwerpt en de kleinkinderen zijn erfdeel in de nalatenschap van de grootouder aanvaarden. In zo’n gevallen is er, naar mijn mening, duidelijk een verwerping in favorem. 82. De abdicatieve verwerping kan daarbij niet stilzwijgend gebeuren. Als de ouder die eenzijdige rechtshandeling dus niet stelt, kan er niet anders geoordeeld worden dat het een translatieve verwerping was. Dat betekent dat artikel 68 van het Wetboek Successierechten niet toepasbaar is.249 Maar artikel 780, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek werd niet aangepast.250 Het artikel bepaalt dat de translatieve overdracht van erfrecht de aanvaarding van de nalatenschap inhoudt. Men moet namelijk eerst rechten verkrijgen, via de stilzwijgende aanvaarding van de nalatenschap, om deze daarna te kunnen overdragen (onderworpen aan het registratierecht,
De verwerping is een eenzijdige afstand van recht in rem; R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Onwaardigheid, plaatsvervulling en huwelijksvoordelen”, TEP 2013, afl. 3, 49. 248 K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 534-535. 249 J. VERSTAPPEN, “Implicaties op het vlak van directe belastingen en successierechten van het aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap”, TFR 1997, 228. 250 K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 535. 247
47
zoals een verkoop, een schenking of een verdeling251).252 Dit artikel wordt eveneens van toepassing geacht op legaten.253 Aangezien er geacht wordt dat er een stilzwijgende aanvaarding geweest is, is de verwerper successierechten verschuldigd op zijn erfdeel. Daarnaast is er de daaruit voortvloeiende overdracht aan de begunstigde en zijn er registratierechten254 verschuldigd.255 Als de daaruit resulterende overdracht om niet gebeurt, is deze translatieve verwerping een schenking.256 Ook het Franse Hof van Cassatie en lagere Franse rechtspraak oordeelden in die zin.257 Enkel de verwerpingen die ertoe leiden dat de aanspraken van de verzaker van rechtswege toekomen aan diegene die hij wil begiftigen (m.a.w. mede-erfgenamen), zijn een onrechtstreekse schenking. De verwerpingen in het voordeel van derden die totaal vreemd zijn aan de nalatenschap worden beschouwd als rechtstreekse schenkingen waardoor artikel 913 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, met alle gevolgen van dien.258 Als de overdracht daarentegen onder bezwarende titel plaatsvindt ten voordele van medeerfgenamen is enkel het verdelingsrecht259 verschuldigd. Door het niet progressief-zijnde tarief van het verdelingsrecht (op heden 2,5 %), kan dit een interessante werkwijze zijn. Conclusie fiscale luik 83. Ingeval van abdicatieve verwerping, wat het in principe meestal zal zijn, is artikel 68 van het Wetboek Successierechten van toepassing, waardoor er geen fiscaal voordeel voortspruit uit de verwerping. De afstammelingen die plaatsvervullen zullen geen voordeel verkrijgen in vergelijking met de erfregeling zonder verwerping. Het principe dat de verdeling van de nalatenschap over meerdere hoofden leidt tot lagere successierechten geldt hier bijgevolg A. VAN HECKE, “Les conséquences fiscales de la substitution. Rappel des principes", Rev.trim.dr.fam. 2013, afl. 3, 683. 252 Brussel 20 december 1967, Pas. 1968, II, 124. 253 Gent 22 juli 1919, Rec.gén.enr.not. 1919, nr. 15.577, p.470; K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 535. 254 Art. 44 Wb. Reg. voor verkopen en art. 131 Wb. Reg. voor schenkingen. 255 J. VERSTAPPEN, “Implicaties op het vlak van directe belastingen en successierechten van het aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap”, TFR 1997, 228. 256 Rb. Brussel 6 januari 1984, Rev.not.b. 1984, 99; Gent 22 juli 1919, Rec.gén.enr.not. 1919, nr. 15.577, p. 470; Rb. Gent 28 februari 1906, Rec.gén.enr.not. 1906, nr. 14.172, p. 97; R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Onwaardigheid, plaatsvervulling en huwelijksvoordelen”, TEP 2013, afl. 3, 49. 257 Lure 6 december 1894, Rec.gén.enr.not. 1895, nr. 12.480, p. 422; Pontoise 31 oktober 1892, Rec.gén.enr.not. 1893, nr. 12.001, p. 138; Audemer 14 januari 1851, Rec.gén.enr.not. 1852, nr. 1.591, p. 493; Cass. fr. 6 januari 1847, Rec.gén.enr.not. 1848, n° 148, p. 220. 258 B. CARDOEN, “De verwerping van de nalatenschap: verschillende vormen van verwerping – burgerrechtelijk en successierechtelijke gevolgen”, TFR 2001, 406-407. 259 Art. 109 Wb. Succ. 251
48
niet.260 Het voordeel bevindt zich enkel in het feit dat er een tweede erfovergang vermeden wordt.261 84. De kwalificatie als een translatieve verwerping biedt vermoedelijk dan ook geen forse besparing aan fiscale rechten, wegens het verschuldigd zijn van successierechten én registratierechten op de daaropvolgende overdracht. Er blijven twee overdrachten in dit geval. 85. Het is mogelijk dat er een groot verschil in de successierechten en registratierechten blijkt. Het is bijgevolg aangeraden beide gevallen eens uit te rekenen, de meest voordelige te kiezen en de fiscale administratie ervan trachten te overtuigen. 1.5 Conclusie 86. Een generatiesprong is duidelijk mogelijk gemaakt, maar enkel de erfgenamen kunnen deze sprong voorzien. De ‘erfenissprong’ betekent echter dat de erflater zelf in een sprong voorziet.262 Zoals aangehaald, is er op fiscaal vlak geen automatisch voordeel bij het overlijden van de decuius. Het enige voordeel is dat er een tweede erfovergang vermeden wordt, met de daarbij vermeden successierechten. Dat voordeel kan ook bekomen worden met de technieken aangehaald in Deel A. Deze krijgen zelfs de voorkeur aangezien de erflater deze zelf in het leven roept wat leidt tot meer zekerheid. 87. Het is goed dat de wetgever de plaatsvervulling ook mogelijk gemaakt heeft in geval van onwaardigheid en verwerping. Alle (klein)kinderen kunnen zo de erfrechten van hun ouders in alle gevallen opeisen. Deze doelstelling van gelijkheid wordt echter niet gehaald door de dubbele inbrengverplichting bij plaatsvervulling. De uiteindelijk verkregen erfdelen per staak zijn niet gelijk. Ofwel heeft de wetgever daar bewust geen probleem van gemaakt ofwel heeft zij het gewoon over het hoofd gezien. Ik ben van mening dat het tweede aangegeven alternatief (zie supra randnr. 72, titel iii.) gevolgd moet worden om te voorzien in de gelijkheid tussen de verschillende staken. Dit vermijdt dan meteen ook de angst van de wetgever voor een cumul door de verwerpende M. PETIT, "Quelques commentaires de la loi du 10 décembre 2012 réformant le droit successoral civil et les libéralités", Rec.gén.enr.not. 2013, 206. 261 E. ADRIAENS, "De wet van 10 december 2012 inzake de erfonwaardigheid, de giften, de huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling", in Notariaat 2013, afl. 7, 7; R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Onwaardigheid, plaatsvervulling en huwelijksvoordelen”, TEP 2013, afl. 3, 50; N. LABEEUW en E. VAN LANDEGEM, “Enkele belangrijke nieuwigheden in het Erfrecht”, NNK 2013, afl. 4, 16. 262 R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE, “Onwaardigheid, plaatsvervulling en huwelijksvoordelen”, TEP 2013, afl. 3, 48. 260
49
ouder en zijn staak na twee overlijdens (zoals het geval is bij het eerste alternatief). Het vermijdt eveneens de ongelijkheid die de huidige wet creëert in het voordeel van de nietverwerpende erfgenaam. Een nieuw wetgevend ingrijpen dringt zich op. 88. Hieruit blijkt dat de verwerping als sprong eigenlijk maar nuttig in het geval er geen enkele planning is geweest door de erflater263, want het is zeker niet de meest zekere en fiscaalvriendelijke oplossing.
2. Niet opeisen van de reserve/afstand van recht op inkorting Burgerlijk recht 89. Bij een nalatenschap waarin er schenkingen gebeurd zijn bij leven van de erflater, moeten de erfgenamen hun schenkingen terug inbrengen. Dit is om de gelijkheid van de erfgenamen te vrijwaren. 90. Erfgenamen hebben een bepaalde reserve, het beschikbaar deel is het overige. De erflater mag altijd beschikken over zijn beschikbaar deel. Als de erflater door schenkingen of door zijn testament over meer beschikt heeft dan het beschikbaar deel (en dus de reserve van de wettige erfgenamen aantast), mogen die erfgenamen (kinderen) inkorting eisen van de begunstigde(n) van de schenkingen en legaten (in dit geval de kleinkinderen). Deze worden dan ingekort tot het beschikbaar deel. Indien dit voorvalt, kunnen de erfgenamen ook beslissen hun recht op inkorting niet te laten gelden. Dit is bijvoorbeeld voordelig indien het beschikbaar deel toekomt aan de kleinkinderen. Veronderstel dat de erflater zijn hele vermogen (zonder rekening te houden met zijn beschikbaar deel) gelijk verdeeld heeft ten voordele van alle kleinkinderen, kunnen de kinderen van de erflater afstand doen van hun reserve en het niet opeisen zodat de giften aan de kleinkinderen volledig plaatsvinden. Er wordt zo opnieuw een erfovergang vermeden. Fiscaal recht 91. De inkorting niet opeisen is niet hetzelfde als de nalatenschap verwerpen.264 Artikel 68 van het Wetboek Successierechten (zie supra randnr. 77) is dan ook niet van toepassing.265
N. GEELHAND DE MERXEM, "Testament du grand-parent versus renonciation du parent", Rev.not.b. 2013, 354; A. VAN HECKE, “Les conséquences fiscales de la substitution. Rappel des principes", Rev.trim.dr.fam. 2013, afl. 3, 693; 264 J. BAUGNIET en A. GENIN, Rép. Not, Droits de succession, XV, nr. 993. 263
50
Frankrijk 92. In elk rechtstelsel hoef je je rechten feitelijk niet op te eisen, zo ook in het Franse recht. Het Franse recht gaat echter verder, sinds 2006, met zijn “renonciation anticipée à l’action en réduction”. Het is immers toegelaten officieel afstand te doen van zijn recht op inkorting in een nog niet-opengevallen nalatenschap (‘pacte successoral’ of ‘pacte de famille’).266 Deze afstand moet in het voordeel van welbepaalde personen gedaan worden en heeft pas uitwerking vanaf het moment dat de toekomstige erflater de afstand aanvaardt.267 Ook de afstammelingen, al dan niet plaatsvervullers, moeten de afstand ondergaan.268 Het verschil tussen deze afstand van recht op inkorting en de verwerping ligt in het feit dat diegene die afstand doet nog erfgenaam blijft.269 De verwerper is het niet meer aangezien hij de volledige nalatenschap verwerpt, terwijl afstand doen van zijn recht op inkorting betrekking kan hebben op slechts een deel van het vermogen van de erflater.270 In het Franse recht is dus ook hier effectief een erfenissprong mogelijk, naast de ‘donationspartage transgénérationnelle’ (zie supra randnr. 58). De grootouder kan namelijk maar echt zijn vermogen doorgeven aan zijn kleinkind(eren) als zijn eigen kind(eren) de schenking niet meer in vraag zullen stellen, wat hier het geval is.271 Aangezien de reservataire erfgenamen voor het overlijden van de erflater, afstand kunnen doen van hun recht op inkorting heeft men te maken met een effectieve erfenissprong. In Frankrijk is een nog meer waterdichte vermogensplanning mogelijk door deze afstand van recht op inkorting te combineren met de last van de Franse fideï-commis of een andere rechtsfiguur.272
265 A. VAN HECKE, “Les conséquences fiscales de la substitution. Rappel des principes", Rev.trim.dr.fam. 2013, afl. 3, 683. 266 Art. 929 t.e.m. 930-5 CC; N. LEVILLAIN en M.-C. FORGEARD, Liquidation des successions, Parijs, Dalloz, 2011, 271; J. MAURY, Successions et libéralités, Parijs, LexisNexis, 2009, 210. 267 Art. 929 CC; E. RIONDET en H. SEDILLOT, Transmission du patrimoine, Parijs, Delmas, 2007, 97; J.-F. SAGAUT, Le nouveau droit des successions, Parijs, Dalloz, 2006, 48. 268 S. DIBOS-LACROUX, Successions. Le guide pratique., Issy-les-Moulineaux, Prat Éditions, 2008, 102-103. 269 N. LEVILLAIN en M.-C. FORGEARD, Liquidation des successions, Parijs, Dalloz, 2011, 272; J.-F. SAGAUT, Le nouveau droit des successions, Parijs, Dalloz, 2006, 48. 270 N. LEVILLAIN en M.-C. FORGEARD, Liquidation des successions, Parijs, Dalloz, 2011, 271; J. MAURY, Successions et libéralités, Parijs, LexisNexis, 2009, 211; E. RIONDET en H. SEDILLOT, Transmission du patrimoine, Parijs, Delmas, 2007, 97. 271 S. DIBOS-LACROUX, Successions. Le guide pratique., Issy-les-Moulineaux, Prat Éditions, 2008, 102; J. MAURY, Successions et libéralités, Parijs, LexisNexis, 2009, 211. 272 J. MAURY, Successions et libéralités, Parijs, LexisNexis, 2009, 187.
51
Besluit 93. Ook de erfgenamen zelf kunnen na het overlijden het vermogen van de erflater zoveel mogelijk doorgeven aan de volgende generatie. Zij kunnen dat, in België, echter pas na het overlijden beslissen en overeenkomen. In vergelijking met het vorige deel heeft de erflater minder zekerheid over het verloop van de verdeling van zijn nalatenschap. De verdeling hangt volledig af van de wil van zijn erfgenamen273, die al dan niet verwerpen of afstand doen van hun reserve. Zij kunnen echter ook alles opeisen zodat er quasi niets naar de volgende generatie overgaat en het doel van de erflater niet bereikt is.
K. WILLEMS en S. TAILLIEU, “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 536.
273
52
Conclusie In het huidige Belgische recht is generation skipping inderdaad mogelijk via tal van technieken. Elke techniek heeft zijn voor- en nadelen, zodat de planning concreet geval per geval moet gebeuren. Op burgerlijk vlak zijn er namelijk grote verschillen. Met bepaalde technieken worden er ook fiscale voordelen verkregen. De wetgever heeft echter al veel deuren gesloten zodat de planning op fiscaal vlak heel moeilijk wordt. Het fiscale voordeel dat gemeenschappelijk is aan de technieken is het vermijden van successierechten bij de tweede erfovergang. Dat kan op zich al de moeite zijn. Voor de technieken in het eerste deel is de erflater zelf aan zet. Hij moet daar natuurlijk de tijd voor hebben en niet onverwachts overlijden. Ook moet de grootouder eigenlijk (in geval van gelijke verdeling) zeker zijn dat er geen nieuwe kleinkinderen geboren zullen worden. Een testament lijkt hier de beste optie. De zogenaamde erfenissprong, behandeld in het tweede deel, via de verwerping van de nalatenschap door de erfgenamen moet ook genuanceerd worden. De gevolgen op burgerlijk vlak, volgens de huidige wetgeving, zijn namelijk niet te onderschatten. Ook op fiscaal vlak zijn er geen concrete extra voordelen, behalve het vermijden van een erfovergang die ook door de andere technieken bereikt wordt. De erfenissprong is niet de meest aangewezen optie. Eigenlijk moet zij toegepast worden als de erflater vergeten is of als het onmogelijk was om tijdig aan successieplanning te doen. De technieken via testament lijken de best optie te blijven. Deze leidt ook tot de meeste zekerheid voor de erflater dat er een deel van zijn nalatenschap al naar zijn kleinkinderen overgaat. Er mag niet vergeten worden de plaatsvervulling te voorzien in het testament. Het niet opeisen van zijn recht op de reserve lijkt, bij gebreke aan planning, de meest zuivere en eenvoudige methode om een deel meteen aan de kleinkinderen te laten toekomen. Maar zij kan niet op voorhand overeengekomen worden en niet worden afgedwongen. “De kunst van de notaris of advocaat in deze materie kan erin bestaan in plaats van een dure formule met absolute rechtszekerheid, soms een formule te kiezen met een normale of relatieve rechtszekerheid en met minder kosten.” ~ Christian De Wulf
53
Bibliografie Belgisch recht Wetgeving - Burgerlijk wetboek van 21 maart 1804, BS 3 september 1807. - Wet van 10 december 2012 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Strafwetboek en het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de onwaardigheid om te erven, de herroeping van giften, het verval van huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling, BS 11 januari 2013. - Wetsvoorstel van 1 december 2010 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Strafwetboek en het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de onwaardigheid om te erven, de herroeping van giften, het verval van huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling, Parl.St. Senaat, 2010-2011, nr. 5-550/1, 28. - Verslag van 14 november 2012 namens de commissie voor justitie uitgebracht door de heer Christian Brotcorne, Parl.St. Kamer, 2012-2013, nr. 53/2388/002, 13. - Amendement nr. 12 van 9 mei 2012 door M. TAELMAN, Parl.St. Senaat 2011-2012, nr. 5-550/3, 29. - Wetboek der Successierechten van 31 maart 1936, BS 7 april 1936. - Wetboek der Registratierechten van 30 november 1939, BS 1 december 1939. -
-
-
-
Wetsontwerp van 26 november 2013 houdende diverse bepalingen justitie, Parl.St. Kamer 2012-2013, nr. 533149/001. Wetsvoorstel van 5 augustus 2013 tot wijziging van het burgerlijk wetboek met betrekking tot het erfrecht, Parl.St. Senaat, 2012-2013, nr. 5-2207/1, ingediend door Martine Taelman. Wetsvoorstel van 30 april 3013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de globale erfovereenkomst over een niet-opengevallen nalatenschap betreft, Parl.St. Kamer, 2012-2013, nr. 2788/001, ingediend door Smeyers c.s. Wetsvoorstel van 13 oktober 2010 houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek inzake het beschikbaar gedeelte der goederen, Parl.St. Senaat 2010-2011, nr. 5-302/1, ingediend door Guy Swennen. Circulaire nr. 5/2013 van 10 april 2013, www.fisconetplus.be. Beslissing van 19 april 2013, nr. E.E./98.937, Rep RJ S 9/06-07, www.fisconetplus.be. Beslissing van 18 juli 2013, nr. E.E./98.937, Rep RJ S 9/06-07, www.fisconetplus.be. Beslissing van 17 mei 2004, nr. 400.071, www.fisconetplus.be. Beslissing van 19 mei 2005, nr. 400.402, www.fisconetplus.be.
Rechtspraak - Arbitragehof 9 juni 1999, n° 24.938, 7 september 1999, Rec.gén.enr.not. 1999, 398. - Cass. 9 december 1993, JLMB 1994, 1166. - Rb. Brussel 6 januari 1984, Rev.not.b. 1984, 99. - Bergen 28 maart 1979, JT 1979, II, 526. - Cass. 29 maart 1976, Pas. 1976, 829. - Brussel 20 december 1967, Pas. 1968, II, 124. - Cass. 25 juni 1959, Pas. I, 1106-1107. - Cass. 26 februari 1953, Pas. 1953, 494. - Cass. 16 juni 1950, Rec.gén.enr.not. 1951, nr. 19063. - Cass. 28 november 1946, Pas. 1946, 449. - Rb. Gent 26 mei 1943, T.Not. 1947, 7. - Gent 22 juli 1919, Rec.gén.enr.not. 1919, nr. 15.577, p. 470. - Rb. Gent 28 februari 1906, Rec.gén.enr.not. 1906, nr. 14.172, p. 97. Rechtsleer Boeken
BARBAIX, R. en VERBEKE, A.-L., Beginselen erfrecht, Brugge, die Keure, 2012, 329. - BAUGNIET, J. en GENIN, A., Rép. Not, Droits de succession, XV, nr. 993. - CASMAN, H., Wet Erfonwaardigheid en Plaatsvervulling. Een eerste toelichting op basis van de
-
parlementaire voorbereiding, Mechelen, Kluwer, 2012, 90. 54
-
DECUYPER, J. en RUYSSEVELDT, J., Successierechten 2012-2013, Mechelen, Kluwer, 2013, 2060. DE PAGE, H., Traité élémentaire de droit civil belge, Tome IX, Les successions, Brussel, Bruylant, 1974, 1128.
-
DE WULF, C., Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het Opstellen van Notariële Akten., Mechelen, Kluwer, 2011, 1341.
-
PINTENS, W., DECLERCK, C., DU MONGH, J. en VANWINCKELEN, Antwerpen, Intersentia, 2010 , 1345.
K., Familiaal vermogensrecht,
-
PINTENS, W., VAN DER MEERSCH, B. en VANWINCKELEN, K., Inleiding tot het familiaal
-
vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 997. RUYSSEVELDT, J., Successieplanning. Praktijkgids voor vermogensoverdracht, Kalmthout, Biblio, 2001, 204.
-
SPRUYT, E., Successieplanning: De onmisbare gids voor elke vooruitziende burger, Brussel, Mediafin,
-
SPRUYT, E., RUYSSEVELDT, J. en DONS, P., Praktijkgids Successierecht & -planning, Kampenhout,
-
Artoos, 2002, 799. WERDEFROY, F., Registratierechten 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2007, boekdeel II, nr. 1178, 1513.
2008, 560.
Bijdragen in boeken -
BARBAIX, R., “Last van fideï-commis de residuo”, in VERBEKE, A., BUYSSENS, F. en DERYCKE, H., Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Handboek Estate Planning Algemeen deel 2, Gent,
-
DECKERS, Ch., “De schenkingen als techniek van fiscale successieplanning in extremis”, in DECKERS, Ch., DE HERDT, J. en GEELHAND, N., (Fiscale) Successieplanning “in extremis” in Vlaanderen,
Larcier, 2009, 612.
Handboek Estate Planning Bijzonder deel 1, Gent, Larcier, 2008, 467. -
DEKNUDT, G. en DHAENE, E., “Antimisbruikbepaling vereist nieuwe handleiding voor vermogensplanning”, in X., Notariële valkuilen. Wie betaalt de rekening? VLN-Congres 15 december 2012,
-
Mechelen, Kluwer, 2012, 193. MAELFAIT, A., “Het strafbeding en de alternatieve beschikking in het testament”, in X., Notariële clausules, Liber Amicorum Professor Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2010, 804.
-
MAELFAIT, A., “Duo-legaat en successierechten”, in PINTENS, W. en DU MONGH, J., Familiaal
-
vermogensbeheer, Antwerpen, Intersentia, 2004, 247. MAYEUR, A., “Dettes contractées par le défunt au profit d’un de ses héritiers, légataires ou donataires ou de personnes interposées", in MAYEUR, 966.
A., Droits de succession 2013, Deel I, Waterloo, Kluwer, 2013,
-
MICHIELS, D., “Les clauses optionnelles en droit patrimonial familial belge”, in X., Liber Amicorum
-
VAN DEN EYNDE, P., “Legs ou donation de residuo”, in BAUGNIET, N. en TAYMANS, J.-F.,
Walter Pintens, Antwerpen, Intersentia, 965. Planification successorale. Aspects civils et fiscaux., Louvain-la-Neuve, Academia Bruylant, 2008, 553. Bijdragen in tijdschriften - ACKERMANS, R. en DE KEUKELAERE, O., “Fideï-commis de residuo – Schrapping ontbinding van waarde is een fictief legaat”, Nieuwsbrief Not. 2006, nr. 13, 1-4. - ADRIAENS, E., "De wet van 10 december 2012 inzake de erfonwaardigheid, de giften, de huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling", in Notariaat 2013, afl. 7, 1-8. - ANTOINE, C., “La traçabilité des libéralités de residuo", Rev.not.b. 2010, 477-508. -
BARBAIX, R., “Actuele ontwikkelingen familiaal vermogensrecht 2011-2012", in BARBAIX, R. en CARETTE, N., Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 3-52.
55
-
-
-
-
BARBAIX, R. en VERBEKE, A.-L., “Onwaardigheid, plaatsvervulling en huwelijksvoordelen”, TEP 2013, afl. 3, 14-53. BARBAIX, R. en VERBEKE, A.-L., “Hervorming van het erfrecht. Een eerste commentaar bij de wet van 10 december 2012 inzake de onwaardigheid, de plaatsvervulling, de huwelijksvoordelen en de giften”, RW 2012-13, nr. 30, 1162-1179. BOONE, K., "La loi du 10 décembre 1012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire en ce qui concerne l’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution", Act.dr.Fam. 2013, 22-35. BOONE, K., "Wet van 10 december 2012 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Strafwetboek en het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de onwaardigheid om te erven, de herroeping van giften, het verval van huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling", Not.Fisc.M. 2013, afl. 4, 102-116. BYTTEBIER, J., “Het legaat de residuo en de erfrechtelijke reserve”, noot onder Cass. fr. 30 januari 1995, T.Not. 1996, 96-100. CARDOEN, B., “Gesplitste aankoop en schenking: fiscus begraaft de strijdbijl niet”, Fiscoloog 8 mei 2013, afl. 1339, www.fiscoloog.be.
CARDOEN, B., “De verwerping van de nalatenschap: verschillende vormen van verwerping – burgerrechtelijk en successierechtelijke gevolgen”, TFR 2001, 403-415. CARDOEN, B., “Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen”, Not.Fisc.M. 2004, afl. 9, 223-233. CASIER, H., “Het voorwerp van de schenking bij schenking-koop: alea iacta est?”, TEP 2010, afl. 2, 63-71. CAUFFMAN, C., 'Is er een plaats voor de plaatsvervulling van de verwerpende erfgenaam?', RW 2005-06, 1241-1250. CULOT, A., “La donation de residuo – Implications en droits d’enregistrement et de succession”, Rec.gén.enr.not. 2008, afl. 3, 120-121. DEFOOR, W., “Successierechten – Schulden van de overledene ten aanzien van de algemene legataris niet zomaar aftrekken van het actief van de nalatenschap”, Notariaat 2012, afl. 18, 1-5. FACQ, J., “Schenking door een ouder van een soms geld aan een kind om een onroerend goed van zelfde ouder te verwerven”, in X., Comité voor studie- en wetgeving – Verslagen en debatten jaar 2003, Brussel, Bruylant, 2003, 167-175.
-
DELNOY, P., "Les lois du 13 janvier 2012 et du 10 décembre 2012 en matière de droit successoral civil et de libéralités", Rev.not.b. 2013, 302-347.
-
GEELHAND DE MERXEM, N., "Testament du grand-parent versus renonciation du parent", Rev.not.b.
-
2013, 348-354. GEELHAND, N., “La clause dite “du grand-père” ou “de la grand-mère””, Rec.gén.enr.not. 2011, n° 26.315, 349-350.
-
LABEEUW, N. en VAN LANDEGEM, E., “Enkele belangrijke nieuwigheden in het Erfrecht”, NNK 2013,
-
afl. 4, 15-17. LALIERE, F., "L’indignité successorale, la révocation des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution. Loi du 10 décembre 2012 modifiant le Code civil, le Code pénal et le Code judiciaire", JT 2013, afl. 6530, 533-541. PAPEIL, A., "La règle viventis nulla representatio est-elle toujours d’actualité ?", Rev.not.b. 2008, 267-271.
-
PETIT, M., "Quelques commentaires de la loi du 10 décembre 2012 réformant le droit successoral civil et
-
les libéralités", Rec.gén.enr.not. 2013, 205-209. -
SPRUYT, E., “Antimisbruikbepaling in registratie- en successierecht: nieuwe ontwikkelingen”, TEP 2013, nr. 4, 6-38. SPRUYT, E., “De schenking: het paradepaard van de successieplanning, Deel 1. De juridische invalshoek”, AFT 2008, 17-104. SPRUYT, E., “De schenking: het paradepaard van de successieplanning, Deel 2. De fiscale invalshoek”, AFT 2008, 20-138.
56
-
-
TAINMONT, F., “Premier volet de la réforme du droit successoral. La loi du 10 décembre 2012 relative à des donations, la déchéance des avantages matrimoniaux et la substitution", Rev.trim.dr.fam. 2013, afl. 3, 655-678. VAN HECKE, A., "Les conséquences fiscales de la substitution. Rappel des principes", Rev.trim.dr.fam. 2013, afl. 3, 679-695.
VERSTAPPEN, J., “Implicaties op het vlak van directe belastingen en successierechten van het aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap”, TFR 1997, 208-229.
-
WILLEMS, K. en TAILLIEU, S., “De recente wijzigingen inzake de erfonwaardigheid, het verval van huwelijksvoordelen, de herroeping van giften wegens ondankbaarheid en de plaatsvervulling”, T.Not. 2013, afl. 10, 515-551.
Electronische bronnen - http://www.tijd.be/dossier/weekvanhetgeld2013/Helft_ouders_wil_vrij_beslissen_over_erfenis.94338227497.art Franse recht Wetgeving - Code Civil du 21 maart 1804, JORF 21 mars 1804. - Loi n° 2006-728 du 23 juin 2006 portant réforme des successions et des libéralités, JORF 24 juin 2006, n° 145, 9513. - Loi n° 2001-1135 du 3 décembre 2001 relative aux droits du conjoint survivant et des enfants adultérins et modernisant diverses dispositions de droit successoral, JORF 4 décembre 2001, n° 281, 19279. Rechtspraak - Civ. 12 december 2006, Bull. civ. 2006, I, 1re ch civ, n° 554, p. 494. - Cass. fr. 30 januari 1995, T.Not. 1996, 95. - Req. 29 oktober 1929, DP 1930.1.19. - Lure 6 december 1894, Rec.gén.enr.not. 1895, nr. 12.480, p. 422. - Pontoise 31 oktober 1892, Rec.gén.enr.not. 1893, nr. 12.001, p. 138. - Audemer 14 januari 1851, Rec.gén.enr.not. 1852, nr. 1.591, p. 493. - Cass. fr. 6 januari 1847, Rec.gén.enr.not. 1848, n° 148, p. 220. Rechtsleer Boeken -
DIBOS-LACROUX, S., Successions. Le guide pratique., Issy-les-Moulineaux, Prat Éditions, 2008, 475. GRIMALDI, M., Droit patrimonial de la famille, Parijs, Dalloz, 2011, 1382. LEVILLAIN, N. en FORGEARD, M.-C., Liquidation des successions, Parijs, Dalloz, 2011, 402. MAURY, J., Successions et libéralités, Parijs, LexisNexis, 2009, 236. RIONDET, E. en SEDILLOT, H., Transmission du patrimoine, Parijs, Delmas, 2007, 379. SAGAUT, J.-F., Le nouveau droit des successions, Parijs, Dalloz, 2006, 256. VOIRIN, P. en GOUBEAUX, G., Droit civil. Tome 2. Régimes matrimoniaux – successions – libéralités, Parijs, LGDJ, 2010, 454.
Bijdragen in tijdschriften
GRIMALDI, M., "Le représentation de l’héritier renonçant", Defrénois 2008, I, n° 38698, 25-35. - GRIMALDI, M., "Des donations-partages et des testaments-partages au lendemain de la loi du 23 juin
-
2006", JCP 2006, nr° 42, 18 octobre 2006, I 179, p. 1937-1943. Nederlandse recht Rechtspraak - Hoge Raad 19 december 1990, BNB 1991/121, nr. 121.
57