Kanaal- en schoorsteenarrest 1.
INSTRUCTIES............................................................................................................................................. 2
2.
SCHOORSTEENARREST ......................................................................................................................... 2 A. B. C. D.
3.
FEITEN ........................................................................................................................................................ 2 FEITENRECHTER ......................................................................................................................................... 2 MIDDELEN .................................................................................................................................................. 2 OORDEEL CASSATIE ................................................................................................................................... 2 KANAALARREST ...................................................................................................................................... 3
A. B. C. D.
FEITEN ........................................................................................................................................................ 3 FEITENRECHTER ......................................................................................................................................... 3 MIDDELEN .................................................................................................................................................. 3 OORDEEL CASSATIE ................................................................................................................................... 3
4.
CONCLUSIES O.M. .................................................................................................................................... 3
5.
NOOT DABIN .............................................................................................................................................. 3 A. B.
WAT VOORAF GING ..................................................................................................................................... 3 BEOORDELING ............................................................................................................................................ 4 §1 Terugkeer naar het foutbegrip? ........................................................................................................ 4 §2 Het recht van de schadeveroorzaker op een inbreuk......................................................................... 4 §3 Het recht op een schadeloosstelling .................................................................................................. 5 C. VERDERE VRAGEN ...................................................................................................................................... 5 §1 Uitvoeringsagenten? ......................................................................................................................... 5 §2 Titularissen van zakelijke genotsrechten?......................................................................................... 5 §3 Schade aan personen?....................................................................................................................... 6 §4 Wijze van schadeloosstelling?........................................................................................................... 6
Academiejaar 2007-2008 – samenvattingen kanaal- en schoorsteenarrest – Jeroen De Mets
1
1.
Instructies
Belangrijk zijn: het fout-begrip, de fout t.a.v. buren en de problematiek van de afwezigheid van een fout, en de dubbele problematiek van de burenhinder: zowel t.a.v. van een privé persoon als m.b.t. de Staat (heeft die onteigeningsrecht en appreciatiemogelijkheid?).
2.
Schoorsteenarrest
A.
Feiten
De eiser in cassatie bouwde een appartement. Om de privacy te waarborgen, verhoogde hij de gemene muur, zoals hem toegestaan is op basis van art. 658 BW. Ieder mede-eigenaar mag de gemene muur hoger doen optrekken; doch hij alleen moet de kosten van de verhoging betalen, alsook de herstellingen tot onderhoud van hetgeen zich boven de hoogte van de gemene afsluiting bevindt, en bovendien een vergoeding voor de last naar evenredigheid van de verhoging en volgens de waarde.
Daardoor raakte de schoorsteen van de buurman echter verstikt. De buurman stapt naar de rechter.
B.
Feitenrechter
De feitenrechter oordeelt dat de bouwer evenwel geen fout heeft begaan, maar dat het nadeel dat hij zijn buur, verweerder in Cassatie, toebrengt, de normale burenhinder te boven gaat. De buur heeft daarom recht op een schadeloosstelling, die er in casu in bestaat dat de eiser in cassatie veroordeeld werd tot het verhogen van de schoorsteen.
C.
Middelen
De eisers in Cassatie voeren aan dat ze niet tot een schadeloosstelling kunnen veroordeeld worden, omdat ze geen fout hebben begaan in de zin van art. 1382 BW. Ze hebben immers gewoon de wet gevolgd. Aangezien ze geen fout hebben begaan (wat de feitenrechter volgens hun impliciet toegeeft), klopt het volgens hen ook niet dat het toegebrachte nadeel de normale burenhinder overschrijdt.
D.
Oordeel Cassatie
Het Hof oordeelt dat art. 544 BW aan iedereen een gelijkwaardig genot van zijn eigendom toestaat. Hieruit vloeit het volgens het Hof voort dat het evenwicht tussen twee aanpalende erven steeds moet gevrijwaard blijven. De feitenrechter heeft dan ook correct geoordeeld dat het evenwicht verstoord is. Conform de traditie van eigendomsbescherming, heeft hij de eiser in Cassatie dan ook terecht veroordeeld tot het verhogen van de schoorsteen, los van enige fout.
Academiejaar 2007-2008 – samenvattingen kanaal- en schoorsteenarrest – Jeroen De Mets
2
3.
Kanaalarrest
A.
Feiten
De eerste verweerder in Cassatie had schade geleden door werken aan het kanaal Charleroi-Brussel (waaraan zijn eigendom gelegen was), uitgevoerd door de Belgische staat (eiser in Cassatie) en een privé-bedrijf (tweede verweerder in Cassatie).
B.
Feitenrechter
De feitenrechter oordeelt dat het gebruik van de eigendom de normale hinder overstijgt, en dat dit voorzienbaar had moeten zijn door de Belgische Staat en het privé-bedrijf. Deze laatste twee worden veroordeeld tot een schadevergoeding. De Belgische staat tekent voorziening in cassatie aan.
C.
Middelen
De Belgische staat voert als belangrijkste middel aan dat er geen sprake was van een fout en er dus ook geen schadevergoeding mogelijk was. Ze voeren aan dat ze op normale wijze gebruik hebben gemaakt van hun eigendomsrecht. Ze voeren ook aan de rechter besloot dat de overheid een beroep had kunnen doen op onteigening, wat door hen betwist wordt.
D.
Oordeel Cassatie
Cassatie verwerpt het eerste middel van de Belgische staat om dezelfde redenen als in het schoorsteenarrest. In navolging van het O.M. wijzen ze het tweede middel van de overheid af, omdat het volgens hen niet strookt met de juiste interpretatie van het arrest.
4.
Conclusies O.M.
In zijn eensluidende conclusies kwam de advocaat-generaal tot het besluit dat de feitenrechters correct hadden geoordeeld. Hoewel vroegere Cassatierechtspraak het eigendomsgebruik verbond met de aquiliaanse fout, stelt de advocaat-generaal dat die oplossing de problematiek nauwelijks duidelijker maakt in de gevallen waarin geen (duidelijke) fout bestaat. Er bestonden grote discussies in de rechtsleer en rechtspraak. Hij stelt dan ook voor om deze kwesties louter te baseren op art. 544 BW. Dit artikel kadert volgens de advocaat-generaal in een traditie die niet alleen in het BW, maar ook in de GW zit ingebakken: de gelijkheid van eigenaars. Dat iedereen in beginsel ten volle gebruik mag maken van zijn eigendom, impliceert dat een andere eigenaar niet benadeeld mag zijn. Dit is de evenwichtsleer. De schadeverwekker moet zijn onthouden of schadeloosstelling betalen. Het is dan ook legitiem dat de feitenrechters, ook aan de staat en voor aangestelden, schadeloosstelling hebben opgelegd.
5.
Noot Dabin
A.
Wat vooraf ging
Deze arresten zijn enorm belangrijk, omdat ze een ommekeer in de rechtspraak van Cassatie betekenen. Vroeger baseerde Cassatie burenhinder op art. 1382 BW: er moest een fout zijn om schadeloosstelling te kunnen verkrijgen. Deze fout kon ook bestaan in het nemen van onvoldoende maatregelen om de (voorzienbare) schade te voorkomen. Deze rechtspraak zorgde voor veel onduidelijkheid. Het ging in de praktijk immers niet om een
Academiejaar 2007-2008 – samenvattingen kanaal- en schoorsteenarrest – Jeroen De Mets
3
middelenverbintenis, maar om een resultaatsverbintenis. De uitoefenaar van het eigendomsrecht is ertoe gehouden geen excessieve schade toe te brengen aan zijn buren. Doet hij dat wel, is er sprak van een fout. Deze oplossing is problematisch. Het komt immers voor dat rechtmatige handelingen niet kunnen uitgevoerd worden zonder grote schade. Het gevolg is dat de normale en wettelijke uitoefening van deze rechten op zich illegaal zou zijn, wat de persoon in kwestie de ‘keuze’ geeft tussen zich onthouden of schadeloosstelling betalen. Maar iedereen – en de overheid a fortiori - is ertoe gehouden geen fouten te maken. Bovendien, en dat is niet onbelangrijk zou de benadeelde de restitutie kunnen eisen. De foutvereiste is dus problematisch. Om deze redenen komt Cassatie in de kanaal- en schoorsteenarresten tot een ommekeer. Er is geen fout meer vereist en Cassatie kiest voor de evenwichtsleer. Dat is oude wijn in nieuwe zakken. Het principe bestond al, maar de rechtsgrond is anders.
B.
Beoordeling
§1
Terugkeer naar het foutbegrip?
We kunnen ons afvragen of de oplossing van Cassatie in feite niet neerkomt op een andere omschrijving van de fout bij burenhinder. Het zou kunnen gaan om de (voorzienbare) miskenning van het evenwicht tussen buren. Maar op deze manier duiken de reeds besproken problemen weer op, omdat deze toepassing zou impliceren dat het eigendomsrecht van de benadeelde geschonden is en deze bijgevolg de afbraak of restitutie kan vorderen. Dit is niet wat Cassatie voor ogen had. Er was slechts schadeloosstelling mogelijk. De nieuwe theorie moet dus verfijnd worden. We moeten het foutbegrip weren uit deze theorie. Maar dan nog blijven twee problemen bestaan: Op basis waarvan heeft de schadeveroorzaker het recht om een inbreuk te plegen op de eigendom van zijn buur? Als alle eigendomsrechten gelijkwaardig zijn, zou dat impliceren dat restitutie mogelijk moet zijn. Op basis waarvan heeft de buur recht op een schadeloosstelling?
§2
Het recht van de schadeveroorzaker op een inbreuk
(1)
Openbare macht
Er is geen betwisting over de legitimatie van het optreden van de overheid ten dienst van het openbaar nut. Als de overheid iemand – tegen vergoeding – zijn eigendom mag ontnemen, mag ze a maiore ad minus er ook beperkingen aan opleggen. Een vraag die ook in het kanaalarrest naar voor komt, is of de overheid verplicht is te kiezen voor de onteigening als die minder schadelijk is voor de eigenaar. Dit wordt impliciet afgewezen door het Hof. Dit is correct: het komt aan de overheid toe om al dan niet voor onteigening te kiezen. Bovendien is het causaal verband onzeker. (2)
Privaat persoon
Voor een privaat persoon is dit problematischer. Het is evenwel evident dat op een bepaalde manier moet aanvaard worden dat een beperkte inbreuk kan gemaakt worden op de eigendom van een buur. Immers, eigendomsrechten zijn niet mooi afgebakend tegenover elkaar. Ze interfereren voortdurend. Dit is niet bijster uitgewerkt in het BW, en we moeten dus op zoek naar een andere oplossing. Die oplossing moet vooral een modus vivendi, een praktische compromis zijn. Normale hinder moet vooreerst aanvaardbaar zijn, ook al is dit strikt genomen niet verenigbaar met de definitie van art. 544 BW. Voor abnormale hinder is de oplossing problematischer. Op zich is een absoluut eigendomsrecht een contradictie. Enerzijds mag een eigenaar alles doen, anderzijds moet
Academiejaar 2007-2008 – samenvattingen kanaal- en schoorsteenarrest – Jeroen De Mets
4
hij niets tolereren. Dat dit een contradictie is in het kader van nabuurschap, hoeft geen verdere uitleg. Bovendien spelen nog andere factoren mee. Het kan zijn dat vereist is dat een handeling eerst abnormale hinder veroorzaakt, alvorens die hinder normaal wordt. Soms wordt abnormale hinder opgelegd, bijvoorbeeld vanuit economisch opzicht. Daarvoor volstaat wel niet dat de handelende persoon een administratieve machtiging heeft verkregen. We moeten dus op zoek naar een andere legitimatie.
§3
Het recht op een schadeloosstelling
Vanuit de arresten lijkt de rechtvaardiging van een schadeloosstelling duidelijk: iemand heeft recht op een schadeloosstelling als hij geschaad wordt in zijn rechten, en iemand anders daarvan profiteert. Dit staat los van enig foutbegrip. Op deze manier kunnen we, vanuit de wederzijdse verplichtingen die hierboven al beschreven werden, rechtvaardigen dat een buur ook abnormale inbreuken moet aanvaarden, als hij ervoor vergoed wordt. Dit is de meest rechtvaardige oplossing, maar Cassatie zocht een grondslag in het positieve recht: ‘de traditie en het principe zoals die tot uiting komen in art. 16 van de grondwet’. Vraag is waar ze dit op baseren. De conclusies van het O.M. grijpen zelfs terug naar het recht van vóór 1804, maar dat is uiteraard een weinig valabel argument. Cassatie kijkt daarom ook naar het vigerende recht. In kanaalarrest is de analogie met art. 16 GW makkelijk te maken, maar het is moeilijker om zoiets over te brengen naar het geval uit het schoorsteenarrest. Toch wijzen verscheidende artikels in het BW op een dergelijke traditie.
C.
Verdere vragen
§1
Uitvoeringsagenten?
Cassatie spreekt zich in het kanaalarrest niet uit over de aansprakelijkheid van de uitvoeringsagent (het privé-bedrijf berustte in de uitspraak in laatste aanleg). De uitvoeringsagent zou eventueel via het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht kunnen worden aangesproken, maar aangezien er in de evenwichtsleer geen sprake is van een fout, is de uitvoeringsagent (waarschijnlijk) in geen geval aansprakelijk.
§2
Titularissen van zakelijke genotsrechten?
(1)
Algemeen
De vraag stelt zich deze problematiek per analogie ook toepasbaar is op vruchtgebruikers, pachters, enz. Dit is geen probleem. (2)
Vanuit het standpunt van de schadelijder
Voor de buur die schade lijdt, is het irrelevant welk zakelijk recht zijn nabuur heeft. (3)
Vanuit het standpunt van de schadeverwekker
Of de schadeloosstelling ten laste valt van de titularis van het zakelijk genotsrecht dan wel van de blote eigenaar, is afhankelijk van de vraag of de schadeverwekkende handeling uitgaat van de titularis van het zakelijke genotsrecht, dan wel of ze voortkomt uit een genot dat vastgesteld was in de titel. In dat laatste geval is regres mogelijk.
Academiejaar 2007-2008 – samenvattingen kanaal- en schoorsteenarrest – Jeroen De Mets
5
§3
Schade aan personen?
Er doet zich, als er schade is aan personen, een conflict voor tussen het eigendomsrecht en de vrijheid van persoon. De wet regelt deze kwestie niet, behalve dat ze de overheid toelaat om deze zaken via reglementen te regelen. Het lijkt het meest logische om schade aan personen op dezelfde manier te behandelen als schade aan goederen, met dien verstande dat er steeds over moet gewaakt worden dat de fysieke integriteit van een persoon niet in het gedrang komt.
§4
Wijze van schadeloosstelling?
Zoals de arresten duidelijk maken, kan de schadeloosstelling zowel in natura als bij equivalent gebeuren, volgens de gewone gemeenrechtelijke principes.
Academiejaar 2007-2008 – samenvattingen kanaal- en schoorsteenarrest – Jeroen De Mets
6