Haalbaarheid studie bio energie op business park Friesland en Kanaal
Auteurs: Bas van Dun Berry Meuleman
Ecofys bio-energy
Inhoudsopgave Samenvatting
2
Inleiding
3
Inventarisatie
7
Selectie meest haalbare optie
10
Financiële haalbaarheid
14
Bevindingen
23
Projectontwikkeling / stappenplan
24
Vergunningstechnische haalbaarheid
25
Bijlagen: Financiële haalbaarheid
29
Componenten biomassa WKK
31
Voorbeelden biomassa WKK
42
Opdrachtgever en namenlijst bedrijven
45
Begrippenlijst
46
1
Samenvatting
Bevindingen 1. Houtachtige biomassa potentieel regio Heerenveen 45 tot 65 kton/jaar 2. Kansrijke optie houtgestookte WKK 3. Locatie op bedrijventerrein mogelijk voor een 5 MWe installatie – – – – – –
in nabijheid grote afnemers milieuvergunning geen obstakels te verwachten, aanvoer voor biomassa mogelijk via water en as / infrastructuur is aanwezig Momenteel geen warmteafzet aanvoer biomassa buiten regio noodzakelijk, verbruik ca. 75 kton/jaar Op basis van gehanteerde uitgangspunten rendement op eigen vermogen van 10,8 % en terugverdientijd van 5,9 jaar
Het hoofddoel van deze studie is te komen tot een technisch en economisch onderbouwde visie op de meest duurzame, betrouwbare en betaalbare bioenergievoorziening voor bedrijventerrein Friesland & Kanaal. Als brandstof voor de installatie is gewenst om voornamelijk reststromen van bedrijven op het bedrijventerrein Friesland & Kanaal en de directe omgeving met een radius van 40 km te gebruiken. Uit de studie is naar voren gekomen dat een houtgestookte WKK de meest aantrekkelijke optie is. Op het bedrijventerrein is momenteel geen afzet van (laagwaardige) warmte mogelijk. Echter er zijn mogelijke locaties geschikt voor afzet van elektriciteit direct aan een aantal grootverbruikers. Op deze locaties is het mogelijk om met de gehanteerde uitgangspunten een rendabele installatie van 5 MWe te plaatsen, maar dan zal er naast de aanwezige houtachtige biomassa ook biomassa van buiten de regio dienen te worden aangeleverd.
..
2
Haalbaarheid studie bio energie business park Friesland en Kanaal • Businesspark Friesland & Kanaal’ ontwikkelen tot een duurzaam bedrijventerrein. • Doelstelling HBH studie: visie op de meest duurzame, betrouwbare en betaalbare bioenergievoorziening. • Uitgangspunt reststromen van bedrijven op het bedrijventerrein en de directe omgeving.
De Ondernemersvereniging Businesspark Friesland (OBF) te Heerenveen heeft in 2002 het project ‘Collectief en duurzaam beheer en onderhoud businesspark Friesland & Kanaal’ gestart om het bedrijventerrein te ontwikkelen tot een duurzaam bedrijventerrein. In werkgroepverband worden kwaliteit, duurzaamheid en de collectieve inkoop onderzocht. Uit een inventarisatie, waaruit een potentieel aan reststoffen blijkt, komt de vraag van de werkgroep Duurzaamheid voort naar een haalbaarheidsonderzoek ‘energieopwekking met biomassa’. Met name collectieve inkoop en gebruik van reststromen en –energie wordt als grote kans beschouwd voor de ontwikkeling van het Businesspark Friesland & Kanaal. Het bedrijventerrein bestaat uit 120 hectare met 200 bedrijven. Doelstelling van het haalbaarheidsonderzoek is te komen tot een technisch en economisch onderbouwde visie op de meest duurzame, betrouwbare en betaalbare bio-energievoorziening voor bedrijventerrein Friesland & Kanaal. Rekening wordt gehouden met reststromen van bedrijven op het bedrijventerrein Friesland & Kanaal en de directe omgeving met een radius van 40 km.
3
Inleiding
Opzet project (1) 1. Aanleveren data en vaststellen exacte energievraag 2. Inventarisatie aanbod biomassa 3. Haalbaarheid biomassa installaties 4. Selectie meest haalbare optie 5. Stappenplan Projectontwikkeling 6. Eindpresentatie
Ad1. Aanleveren data en vaststellen exacte energievraag Uit economische overwegingen zal opgewekte duurzame elektriciteit doorgaans aan het openbare net worden geleverd. Om de optimale toepassingsmogelijkheden van een biomassa WKK installatie te bepalen is het noodzakelijk de verwachte warmtevraag in beeld te hebben. Er zal namelijk een substantiële warmtevraag aanwezig moeten zijn voor de aanleg van een warmtenet om de investeringen hierin te kunnen rechtvaardigen. Om dit te doen wordt de verwachte bedrijvigheid gekoppeld aan energiekentallen en kennis van de bedrijfsprocessen. Wat betreft de verwachte bedrijvigheid is uitgegaan van de informatie die door de werkgroep is aangeleverd. Er is gekeken naar ruimteverwarming voor de bedrijven en industriële warmtevraag. Ad 2. Inventarisatie aanbod biomassa uit de omgeving Biomassa stromen van buiten het bedrijventerrein zoals van Afvalsturing Friesland en omringende gemeenten zijn op hoofdlijnen geïnventariseerd. Er is ingeschat wat de kwaliteit van de biomassa is, wat de voor energieopwekking bruikbare fractie is en wat voor type energie centrale in aanmerking komt. De organische reststromen die mogelijk in aanmerking komen zijn; organisch bedrijfsafval, GFT-afval, resthout (A&B categorie), tuinafval, snoeihout, bermgras,gedroogd slib, etc. Naast de organische reststromen is ook een RDF fractie (Refused Derived Fuel) uit afvalscheiding beschikbaar. Er is een indicatie van de marktprijs gegeven van de inkoop van biomassa van buiten de regio. 4
Inleiding
Opzet project (2) 1. Aanleveren data en vaststellen exacte energievraag 2. Inventarisatie aanbod biomassa 3. Haalbaarheid biomassa installaties 4. Selectie meest haalbare optie 5. Stappenplan Projectontwikkeling 6. Eindpresentatie
Ad 3. Haalbaarheid mogelijke biomassa installaties Het zwaartepunt van het project bevindt zich in deze stap, waarin de technische, economische en juridische haalbaarheid van een mogelijke biomassa installatie voor bedrijventerrein Friesland & Kanaal is bepaald. •Allereerst is voor de verschillende biomassasoorten bepaald welke conversietechnieken technisch haalbaar zijn, en in welke vorm de biomassa hiervoor aangeleverd dient te worden. Op verzoek van OBF hebben we ons beperkt tot commercieel bewezen conversietechniek. •Een beknopte uitleg is gegeven van de conversietechnieken, zodat er inzicht ontstaat in de inpasbaarheid van een dergelijke installatie binnen het bedrijventerrein of op het terrein van Afvalsturing Friesland. •Vervolgens is de economische haalbaarheid bepaald op basis van kentallen. Dit resulteert in een ingeschatte kostprijs voor warmteproductie en elektriciteit. Tevens is de haalbaarheid (terugverdientijd / interne rentevoet) per type biomassa installatie gegeven uitgaande van een marktconforme terugleververgoeding. •In nauw overleg met de betreffende gemeenten is gekeken wat de vergunning vereisten zijn voor de verschillende biomassa installaties.
5
Inleiding
Opzet project (3) 1. Aanleveren data en vaststellen exacte energievraag 2. Inventarisatie aanbod biomassa 3. Haalbaarheid biomassa installaties 4. Selectie meest haalbare optie 5. Stappenplan Projectontwikkeling 6. Eindpresentatie
Ad 4. Selectie meest haalbare optie De vorige stappen leidden tot een range aan mogelijke biomassa installaties. In deze stap is, in overleg met de opdrachtgever bepaald welke biomassa stroom met welke biomassa conversietechnologie vanuit technologisch en economisch oogpunt het best haalbaar lijken. Ad 5. Stappenplan projectontwikkeling Binnen het stappenplan is beknopt aangegeven wat er qua organisatie moet gebeuren om een dergelijke installatie te realiseren. Per fase in het stappenplan (bijvoorbeeld financiering, gedetailleerde haalbaarheid, samenwerkingscontracten, ontwerp, offerte aanvraag, vergunningaanvraag) is aangegeven welke stappen door welke partij moeten worden ondernomen, welke tijd hier globaal mee gepaard gaat en welke kosten dit globaal met zich meebrengt.
6
Inventarisatie
Energievraag (1) 1. Laagwaardige warmtevraag op vele locaties • Geen warmtenet aanwezig
2. Hoogwaardige warmtevraag Swiss Combi Technology 3. Elektriciteitsbehoefte te concentreren bij enkele grote afnemers
Conclusie: vrijwel geen geschikte combinatie warmtevraag en elektriciteitsvraag
Ad 1. Op het bedrijventerrein Friesland & Kanaal zijn veel laagwaardige warmtevragers voor onder andere ruimteverwarming. Om deze warmtevragers van warmte te voorzien zou via een bio-wkk een uitgebreid warmtenet noodzakelijk zijn. De kosten van een warmtenet zijn dusdanig hoog dat een uitgebreid warmtenet niet kosteneffectief is voor betreffende warmtevraag. In dit onderzoek is daarom gekeken naar een grote warmtevrager(s) met in de nabijheid een vrije locatie waar een biomassa installatie realiseerbaar is. Ad 2. De grote warmtevragers in de nabijheid van een mogelijke locatie zijn Swiss Combi Technology, NOAP, Ecopark De Wierde, Verenigde Bouwbedrijven Noppert, EFKA Additives en Wetterskip Fryslân. Deze verbruiken tezamen ongeveer 4,4 miljoen m3 aardgas per jaar (detail op pagina 25). Hiervan gebruikt Swiss Combi Technology ongeveer 4,0 miljoen aardgas, maar het betreft hierbij hoogwaardige warmte (350°C) voor het drogen van slib. Daarnaast vindt bij Wetterskip Fryslân voorverwarming van slib plaats dat zorgt voor een hoger percentage aan droge stof. Hierdoor hoeft er minder volume worden vervoerd en treden minder transportbewegingen op. De resterende bedrijven hebben laagwaardige warmte voor ruimteverwarming voor ongeveer 1500 uur per jaar. Deze beperkte warmtevraag op de locatie maken van het leveren van een combinatie van warmte en elektriciteit geen criterium voor technologie keuze. Dit zal worden aangetoond in de analyse van de haalbaarheid.
7
Inventarisatie
Energievraag (2) 1. Laagwaardige warmtevraag op vele locaties 2. Hoogwaardige warmtevraag Swiss Combi 3. Elektriciteitsbehoefte te concentreren bij enkele grote afnemers
Conclusie: vrijwel geen geschikte combinatie warmtevraag en elektriciteitsvraag
Ad 3. Door de invoer van de MEP-regeling (Milieukwaliteit ElektriciteitsProductie) heeft de geproduceerde elektriciteit een grotere relevatie gekregen in de economische haalbaarheid van bio-wkk’s.Een voor 10 jaar vaste terugleververgoeding is voor zelfstandige bio-energie installaties met een vermogen van minder dan 50 MWe per 1-1-2005 gesteld op 9,7 €ct/kWh (dit is de vergoeding vanuit de overheid excl. vergoeding voor de opgewekte stroom) Verder krijgt men binnen het huidige MEP systeem, in tegenstelling tot het vroegere systeem, ook subsidie bij levering “achter de meter” (d.w.z. direct aan de gebruiker en niet aan het openbare net dus). Dit maakt met name middelgrote elektriciteitsverbruikers tot geschikte locaties voor bio-WKK’s, omdat de aldaar vermeden kosten voor de “grijs” component van de stroom (de energie dus) hoger zijn dan de terugleververgoeding hiervoor in geval van levering aan het openbare net. Door deze wijzigingen wordt het voor sommige bedrijven economisch interessant om zelf elektriciteit op te wekken (of op te laten wekken middels out-sourcing) met behulp van biomassa.
8
Inventarisatie
Biomassa biomassa Bron
Brandstof / biomassa
ktonw 1/jaar
Afvalsturing Friesland
Tuin en plantsoen, landschapsonderhoud (hout) Landschapsonderhoud / iepen (hout)
Min. 35 (> 55 kton w)
Landschapsbeheer Friesland / Iepenwacht in Friesland Sara lee / Douwe Egberts Joure Ecopark de Wierde
Koffiedik
>10
15 tot 25
eventueel RDF (Refused > 20 Derived Fuel) beschikbaar (geen biomass dus geen MEP)
Conclusie: biomassa in omgeving beschikbaar
Afvalsturing Friesland beschikt jaarlijks over 35-55 ktonw biomassa afkomstig van tuin, plantsoen en landschapsonderhoud. Het wordt op dit moment verwerkt middels groencompostering tot compost. Deze stroom valt gedeeltelijk in te zetten voor duurzame energiedoeleinden. Koffiedik van Sara Lee wordt momenteel deels gebruikt voor energieopwekking ter plaatse (stoomproductie). Het resterende deel wordt afgevoerd aan een kolencentrale op basis van een éénjarig contract. Naast de organische reststromen is ook een RDF fractie (Refused Derived Fuel) uit afvalscheiding beschikbaar. Dit is geen biomassa en hiervoor opgewekte elektriciteit komt niet in aanmerking voor MEP subsidie. 1
subscript w = gewicht op natte basis
Groenafval
9
Selectie meest haalbare optie
Uitgangspunten haalbaarheid 1. Biomassa uit omgeving Heerenveen (Wetterskip Fryslân, Afvalsturing Friesland, Swiss Combi Technology) 2. Betrouwbare technologie 3. Commerciële technologie 4. Technologie moet voldoen aan de Nederlandse emissierichtlijnen 2007 5. Richten op elektriciteitsproductie (vrijwel geen combinatie elektriciteit en warmtevraag)
Ad 4. Zie voor verduidelijking verder in verslag Ad 5. Zoals aangegeven in pagina’s energievraag is vanwege beperkte warmtevraag de focus op een “power-only” bio-energie plant gericht. Mestvergister in Sterksel
10
Selectie meest haalbare optie
Technologieën (1) Technologie 1 Anaërobe vergisting GFT, VGI, etc)
Opmerking (mest, Beschikbaarheid drijfmest, meststoffenwet en ruimtebeslag?
2 Co-vergisting in RWZI
Slib eigendom RWZI
3 Pluimveemest gestookte WKK
Beschikbaarheid/ concurrentie
4 Hout gestookte WKK
Aantrekkelijke optie
5 Bio-olie gestookte WKK
Contracteerbaarheid
6 Houtketel
Onvoldoende warmtevraag
7 Slibverbranding
Emissieprobleem
Ad 1. Anaërobe vergisting is het onder zuurstofloze omstandigheden omzetten van organisch materiaal in biogas. Het biogas kan vervolgens worden ingezet in een gasmotor voor het opwekken van elektriciteit en warmte. Om het proces economisch aantrekkelijk te maken is het veelal noodzakelijk om vergiste producten (digestaat) in de landbouw af te zetten. Als grondstof gaat men daarom veelal uit van meststoffen en/of reststromen uit de voeding en genotmiddelen industrie. Door het ruimtebeslag noodzakelijk voor het proces, moeilijkheden met afzet van digestaat door de meststoffenwet en beschikbaarheid van drijfmest in de nabijheid van het bedrijventerrein is anaërobe vergisting geen aantrekkelijke optie. Ad 2. Bij co-vergisting in een RWZI worden hoog energetische organische materialen met slib mee vergist in een bestaande slibvergisting installatie waardoor extra biogas wordt geproduceerd. Het biogas kan vervolgens worden ingezet in een gasmotor voor het opwekken van elektriciteit en warmte. Op de op het bedrijventerrein aanwezige waterzuivering wordt geen slib vergist en ook zijn er geen plannen om dit op te starten. Complete nieuwbouw is dus noodzakelijk voor deze variant van opwekken van duurzame energie. Covergisting in de RWZI wordt derhalve niet beschouwd als een haalbare optie voor het bedrijventerrein. Ad 3. Bij pluimveemest gestookte WKK wordt pluimveemest verbrand in een ketel. De ontstane warmte wordt middels een stoomcyclus omgezet in elektriciteit en warmte. Vanwege de bestaande initiatieven op het gebied van pluimveemest bestaat er veel concurrentie voor deze biomassastroom. Het is daarom niet aantrekkelijk om met deze biomassastroom een project te starten op het bedrijventerrein.
11
Selectie meest haalbare optie
Technologieën (2) Technologie 1 Anaërobe vergisting GFT, VGI, etc)
Opmerking (mest, Beschikbaarheid drijfmest, meststoffenwet en ruimtebeslag?
2 Co-vergisting in RWZI
Slib eigendom RWZI
3 Pluimveemest gestookte WKK
Beschikbaarheid/ concurrentie
4 Hout gestookte WKK
Aantrekkelijke optie
5 Bio-olie gestookte WKK
Contracteerbaarheid
6 Houtketel
Geen warmtevraag
7 Slibverbranding
Emissieprobleem
Ad 4. Bij een houtgestookte WWK wordt houtachtige biomassa, zoals bouwen sloophout of dunningshout, verbrand in een ketel. De ontstane warmte wordt middels een stoomcyclus omgezet in elektriciteit en warmte. Houtachtige biomassa is voorhanden in het gebied. Het is daarom mogelijk om met deze biomassastroom een project te starten op het bedrijventerrein. Ad 5. Bij een bio-olie gestookte WKK wordt bio-olie (frituurvet, koolzaadolie, etc) in een aangepaste dieselmotor verbrand en omgezet in elektriciteit en warmte. In Nederland is bio-olie beperkt beschikbaar en moeilijk voor langere termijn te contracteren. Tevens zijn er verschillende projecten ophanden die beslag leggen op deze hoeveelheid bio-olie. Dit zal problemen geven voor de contracteerbaarheid van deze biomassastroom. Ad 6. Bij een houtketel wordt houtachtige biomassa, zoals bouw- en sloophout of dunningshout, verbrand in een ketel onder toedienen van een overmaat aan zuurstof. De ontstane warmte wordt ingezet voor ruimteverwarming of voor warm tapwater. Door een lage warmtevraag naar laagwaardige warmte is het alleen leveren van warmte geen aantrekkelijke optie. De optie leveren van hoogwaardige warmte direct aan Swiss combi zal een grote inbreuk hebben op de huidige procesvoering, grote investeringen behelzen en is gezien de biomassa brandstof prijzen als niet reëel geschouwd.
12
Selectie meest haalbare optie
Technologieën (2) Technologie 1 Anaërobe vergisting GFT, VGI, etc)
Opmerking (mest, Beschikbaarheid drijfmest, meststoffenwet en ruimtebeslag?
2 Co-vergisting in RWZI
Slib eigendom RWZI
3 Pluimveemest gestookte WKK
Beschikbaarheid/ concurrentie
4 Hout gestookte WKK
Aantrekkelijke optie
5 Bio-olie gestookte WKK
Contracteerbaarheid
6 Houtketel
Geen warmtevraag
7 Slibverbranding
Emissieprobleem
Ad 7. RWZI slib bevat verontreinigen (zoals kwik en cadmium) die bij verbranding de nodige problemen veroorzaken. Om aan de geldende emissieeisen te voldoen zal de rookgasreiniging extra drukken op de verwerkingskosten van het slib. Hierdoor lijkt het geen aantrekkelijke optie. Conclusie: • Anaërobe vergisting is geen aantrekkelijk optie vanwege ruimtebeslag, de moeilijkheden met afzet van digestaat door de meststoffenwet en beschikbaarheid van drijfmest • Co-vergisting in een RWZI is geen optie omdat op locatie momenteel geen vergisting plaatsvindt. • Een pluimveemest gestookte WKK en een bio-olie gestookte WKK zijn geen aantrekkelijk opties vanwege contracteerbaarheid biomassa. •Een houtketel is geen aantrekkelijke optie door de lage warmtevraag op de locatie Uit bovenstaande blijkt dat een houtgestookte WKK de meest aantrekkelijke optie is. Hiervan is de haalbaarheid geanalyseerd.
13
Financiële haalbaarheid
Uitgangspunten installatie • Houtachtige biomassa • Elektrische base load 1MWe • Hout gestookte WKK – – – –
Vastbed verbranding Waterpijpboilers Stoomturbine Rookgasreiniging afhankelijk primair en secundair
Ad. Hout gestookte WKK Zie bijlagen voor meer details en uitleg met betrekking de gehanteerde technische uitgangspunten.
Processchema Houtgestookte wkk
14
Financiële haalbaarheid
Ontwikkelingen mbt locatie • Milieukwaliteit ElektriciteitsProductie 2003 – MEP achter de meter, MEP voor zowel eigen gebruik en directe levering – Vergoeding duurzame elektriciteit MEP biomassa < 50 MWe 0.097 €/kWh
• Locatie centraal tussen grote elektriciteitsvragers • Hindercategorie bedrijventerrein Friesland & Kanaal
Ad 1 Vanwege de beperkte warmtevraag ligt de focus op een “poweonly”biomassa installatie. Zie verder pagina 8 energievraag (2)
15
Financiële haalbaarheid
Energievraag Bedrijf
Gasverbruik
Elektriciteitsverbruik
(m3/jaar)
(kWh/jaar)
Uur/jaar
4,000,000
2,500,000
~8000
146,000
660,000
~8000
Ecopark De Wierde
20,000
(eigen opw.)
~4000
Verenigde Bouwbedrijven Noppert
70,260
460,000
~4000
144,000
365,700
~4000
-
3,670,744
~8000
4,380,260
7,656,444
Swiss Combi Technology NOAP
EFKA Additives Wetterskip fryslân Totaal
Conclusie: Elektrische gemiddeld > 1 MWe
Swiss Combi Technology gebruikt aardgas voor het opwekken van hoogwaardige warmte (lucht minimaal 350 ° Celsius). Op basis van de resterende warmtevraag is te zien dat warmtevraag van laagwaardige warmte momenteel van ondergeschikt belang is. Het Wetterskip Fryslân heeft aangegeven dat in de nabije toekomst er mogelijk een warmtevraag zal kunnen ontstaan. Door de invoering van een thermische behandeling van te ontwateren slib wordt volgens een Noors onderzoek het rendement aanzienlijk verhoogd. De invloed van slechts 1 % hogere droge stof afvoer van het ontwaterd slib heeft zeer grote financiële consequenties. Het Wetterskip heeft aangegeven om op korte termijn, na afronden van een haalbaarheid studie, terug komen op deze warmte afzet mogelijkheid. De elektriciteitsvraag van de grootste elektriciteitsvragers komt overeen met een base load vermogen van ca. 1,5 MWe De energievraag van OBF leidt tot een viertal scenario’s.
16
Financiële haalbaarheid
Scenario’s biomassa gestookte WKK’s Scenario Omschrijving 1a 1,5 MWe = Elektriciteitsbehoefte van OBF dekken en overschot aan het elektriciteitsnet afzetten, geen warmte afzet 1b 1,5 MWe, inclusief warmte afzet 2 5 MWe, geen warmte afzet 3 10 MWe, geen warmte afzet 4 25 MWe, geen warmte afzet
Ad 1a: Bij scenario 1 wordt de elektriciteitsbehoefte van OBF gedekt met een biomassagestookte WKK en het overschot aan elektriciteit op het elektriciteitsnet afgezet. Ad 1b: Bij scenario 1b wordt dezelfde WKK bedreven als bij scenario 1a, maar wordt tevens de geproduceerde warmte afgezet op het bedrijventerrein. Dit scenario is meegenomen om invloed van warmte afzet op de haalbaarheid te bepalen. De basis investeringskosten van dit type installaties variëren sterk vanwege de verschillende capaciteiten van de installaties. Voor de investeringskosten en rendementen van de installaties is uitgegaan van recente offertes van diverse leveranciers. (zie ook bijlagen Investeringskosten biomassa gestookte WKK”s en Electrische rendementen biomassa gestookte WKK’s)
17
Financiële haalbaarheid
Uitgangspunten HBH EIA subsidie
0% (geen warmte afzet) en 20% (bij warmte afzet, rendement > 40%)
Draai-uren (uur)
8000
Elektriciteitsprijs (€/kWh)
0,135 (eigen verbruik); 0,127(op het net)
Warmteprijs (€/GJ)
4,4 (op basis van gasprijs)
Houtprijs (€/tonw)
25
Levensduur (jaar)
10 i.v.m. MEP
Minimaal vereiste interne rentevoet (%) (discontovoet)
9,6 (obv 40% EV en 15% ROE)
Ad 1: Elektriciteitsprijs 0,038 €/kWh voor vermeden eigen gebruik en 0,028 €/kWh voor levering aan net. Subsidie MEP: per 1-1-2005 door de overheid vastgelegd voor 10 jaar op 0.097 €/kWh. Ad 2: Houtprijs op basis van huidige marktprijs (conservatief ingeschat gezien de locale beschikbaarheid van hout en aangegeven indicatieve prijzen) Ad 3: Discontovoet, minimaal vereiste interne rentevoet Discontovoet = 9,6 % Dit gewogen gemiddelde is berekend op basis van een vereist rendement op eigen vermogen van 40 % van projectkosten en minimaal rendement van 15 % op eigen vermogen (ROE = Return On Equity). Uitgaande dat men het resterende 60 % als vreemd vermogen betrekt tegen een rente van 6 % wordt de minimaal vereiste interne rentevoet 60 % * 6 % + 40 % * 15 % = 9,6 % Ad 4: EIA subsidie EIA subsidie alleen mogelijk indien het totaal rendement op basis van de energie inhoud van de brandstof groter is dan 40%. Voor het berekenen van het totaal rendement wordt 66% van het thermisch rendement opgeteld bij het elektrisch rendement. Bij alleen elektriciteitsafzet is dus geen EIA subsidie mogelijk, omdat deze installaties geen elektrisch rendement halen van >40%.
18
Financiële haalbaarheid
Resultaten Scenario
1a
1b
2
3
4
Capaciteit (MWe)
1,5
1,5
5,0
10,0
25,0
Warmteafzet
nee
ja
nee
nee
nee
Investeringskosten (M€)
5,0
6,0
15,0
25,0
50,0
Kosten (M€/jaar)
0,9
1,1
2,6
4,5
9,5
Baten (M€/jaar)
1,6
1,7
5,1
10,2
25,4
Project IRR (%)
6,0
1,6*
10,8
18,6
29,3
7,4
9,2*
5,9
4,4
3,2
Terugverdientijd (jaar) *
Met EIA en de resterende scenario’s zonder EIA
Beschrijving scenario’s: 1a. Biomassa WKK met capaciteit van 1,5 MW elektrisch zonder warmtelevering 1b. Idem 1a inclusief warmtelevering en inclusief EIA subsidie (om aan te tonen dat warmte-afzet op deze locatie niet zinvol is). 2. Idem 1a capaciteit 5 MW elektrisch (om schaaleffect aan te tonen). 3. Idem 1a capaciteit 10 MW elektrisch (om schaaleffect aan te tonen). 4. Idem 1a capaciteit 5 MW elektrisch (om schaaleffect aan te tonen). Voor scenario 1b is een EIA subsidie meegenomen van 20%. (Men dient dan te voldoen aan de eis totaal rendement installatie >40%) Hierdoor worden de netto investeringen gereduceerd echter ondanks reductie zijn de resultaten van scenario 1b ongunstiger dan scenario 1a (alleen elektriciteitsopwekking). Vanaf een capaciteit van 5 MWe laten de IRR en de terugverdientijd een gunstige ontwikkeling zien. Hierbij zijn de berekende IRR’s boven de berekende minimale interne rentevoet van 9,6 % wat resulteert in een rendement op eigen vermogen boven de gestelde eis van 15%. Optie 1b is vergelijkbaar met de centrale in Lelystad die 12 miljoen euro heeft gekost i.p.v. de hierboven vermeldde 6 miljoen euro. De hoge investeringskosten van de Lelystad centrale zijn veroorzaakt door faillissement van de hoofdleverancier, waardoor NUON de installatie in eigen beheer moest afbouwen.
19
Financiële haalbaarheid
Additionele parameters Scenario
1
1b
2
3
4
Capaciteit (MWe)
1,5
1,5
5,0
10,0
25,0
Project IRR (%)
6,0
1,6*
10,8
18,6
29,3
29
36
75
133
290
4
5
10
17
37
5.000
5.000
7.000
Houtverbruik (ktonw/jaar) Vrachten per werkdag (30 t/vracht) Kavelgrootte (m2)
*
8.000 10.000
Met EIA en de resterende scenario’s zonder EIA
Optie 1b is vergelijkbaar met de centrale in Lelystad waar jaarlijks 25.000 ton biomassa wordt verbrand met een vochtgehalte van 45%. Het verschil biomassaconsumptie wordt onder andere veroorzaakt door verschil in vochtgehalte biomassa en aangenomen rendementen. Vanaf een capaciteit van 5 MWe laten de IRR en de terugverdientijd een gunstige ontwikkeling zien. Voor deze installatie is een kavel nodig van ongeveer 7.000 m2.
20
Financiële haalbaarheid
Gevoeligheid houtprijs op IRR 1,5 MWe
5 MWe
10 MWe
25 MWe
Discount rate
30.0% 27.5%
IRR project (%)
25.0% 22.5% 20.0% 17.5% 15.0% 12.5% 10.0% 7.5% 5.0% 2.5% 0.0% 0.0
10.0
20.0
30.0
40.0
50.0
60.0
Houtprijs (€/ton)
Bovenstaande grafiek geeft de gevoeligheid weer van de houtprijs op de IRR van het project. Bij de betreffende vermogens zijn houtprijzen lager dan de prijs op het snijpunt met de discountvoet van 9,6% aantrekkelijk. Hierbij zijn namelijk de berekende IRR’s groter dan de berekende discontovoet van 9,6 % hetgeen resulteert in een rendement op eigen vermogen boven de gestelde eis van 15% Naast deze gevoeligheid is het een noodzaak om lange termijn contracten voor de biomassaprijs af te sluiten. Dit om de gestelde rendementseisen in de toekomst te kunnen garanderen.
21
Financiële haalbaarheid
Gevoeligheid houtprijs op E-prijs 1,5 MWe
5 MWe
10 MWe
25 MWe
elelc. prijs
0.30
Elektriciteitsprijs (€/kWe)
0.28 0.25 0.23 0.20 0.18 0.15 0.13 0.10 0.08 0.05 0.03 0.00 0.0
10.0
20.0
30.0
40.0
50.0
60.0
70.0
Houtprijs (€/ton)
In de bovenstaande grafiek zijn de productie kosten voor elektriciteit per installaties weergegeven (schuine lijnen voor de vier varianten) tegen de houtprijs. Het totaal van de elektriciteitproductieprijs is in het gehanteerde rekenmodel opgebouwd uit investering, onderhoud en brandstof. Als discontovoet voor de investering is hier de minimale vereiste interne rente voet van 9,6 % genomen. De horizontale lijn in de grafiek geeft de gehanteerde inkomsten per kWh voor de installatie voor levering aan afnemers in de directe omgeving en afzet op het net. De relevantie van deze figuur is tweeledig: -De maximale houtprijs waarvoor een project winstgevend is, wordt grafisch weergegeven: Het huidige break even point is waar de horizontale lijn de schuine lijn snijdt voor een van de varianten. Hier zijn inkomsten uit elektriciteit en productiekosten aan elkaar gelijk. Dit zijn dezelfde snijpunten als in de figuur op de vorige pagina -Door invoering van de MEP staat het grootste deel van de inkomsten uit elektriciteit voor 10 jaar vast (0.097 €/kWh). Indien de waarde voor de elektriciteit zelf daalt dan verschuift de horizontale lijn naar beneden. Bij deze nieuwe prijs is dan af te lezen wat de houtprijs maximaal mag zijn om de installatie break even te bedrijven.
22
Bevindingen
Bevindingen HBH studie 1. Biomassa potentieel aanwezig, voornamelijk hout (45 tot 65 kton/jaar) 2. Geen warmteafzet op de locatie (in de toekomst wel mogelijkheden) 3. > 1 MWe achter de meter mogelijk (relatief hoge vergoeding elektriciteit en korting afnemers) 4. Locatie mogelijk – in nabijheid grote afnemers – milieuvergunning geen obstakels te verwachten, – aanvoer voor biomassa mogelijk via water en as / infrastructuur is aanwezig
Ad 1. Afvalsturing Friesland beschikt jaarlijks over 35-55 ktonw biomassa afkomstig van tuin, plantsoen en landschapsonderhoud. Het wordt op dit moment verwerkt middels groencompostering tot compost. Deze stroom valt gedeeltelijk in te zetten voor duurzame energiedoeleinden. Landschapsbeheer Friesland / Iepenwacht in Friesland heeft aangegeven door landschapsonderhoud en onderhoud aan Iiepen minimaal 10 k.ton/jaar ter beschikking heeft. Zie ook pagina 9, totaal minimaal 35 + 10 = 45 en maximaal 55 + 10 = 65 ktonw /jaar De contracteerbaarheid van deze stromen moet nog nader onderzocht worden Sara lee / Douwe Egberts Jourre heeft geen houtachtige biomassa maar 15 tot 25 k.ton koffiedik ter verwerking beschikbaar. Indien men dit zou willen inzetten in plaats van houtachtig materiaal dient men rekening te houden met 10 tot 15 % hogere investeringen voor de installatie vanwege veranderingen aan de ketel. Ad 2. Swiss Combi Technology gebruikt veel aardgas voor het opwekken van hoogwaardige warmte. De resterende warmtevraag van de locatie is van ondergeschikt belang. Het Wetterskip Fryslân heeft aangegeven dat in de nabije toekomst er mogelijk een warmteafzet zal kunnen ontstaan.
23
Stappenplan
Project ontwikkeling / stappenplan
Quick-scan
Haalbaarheidsstudie
Projectontwikkeling
Projectuitvoering
Exploitatie
Projectontwikkeling is een fase binnen de projectcyclus die ligt tussen de haalbaarheidsfase en de realisatie van het project. Binnen de projectontwikkeling wordt een aantal activiteiten uitgevoerd ter voorbereiding van de uitvoering van het project, veelal om de condities te creëren waarbinnen het project kan worden uitgevoerd. Typische activiteiten die binnen de projectontwikkeling worden uitgevoerd zijn: het verkrijgen van vergunningen, invulling van projectfinanciering, uitwerking van bouwbestekken, aanbesteding en het contracteren van de projectuitvoering. Hierbij vindt telkens terugkoppeling plaats naar de economische haalbaarheid van het project. Tot de projectcyclus kan ook de werkelijke projectuitvoering worden gerekend, waarbinnen de het project wordt gerealiseerd, opgeleverd en opgestart. Activiteiten die hiertoe worden uitgevoerd zijn bijvoorbeeld de bouwbegeleiding, beheer van planning en budgetten, kwaliteitscontrole en oplevering.
24
Stappenplan
Vergunningstechnische haalbaarheid locatie 1. Milieuvergunning: Provincie Fryslân 2. Bestemmingsplan: gemeente Heerenveen 3. Bouwvergunning: gemeente Heerenveen
Ad1. Voor de milieuvergunning voor de beoogde installatie is de provinciale bevoegd gezag Ad 2. Men zal moeten onderzoeken of de beoogde installatie past in het bestemmingsplan Ad 3. Voor de bouwvergunning voor de beoogde installatie is de gemeente bevoegd gezag
25
Stappenplan
Uitgevoerde onderdelen van het stappenplan Omschrijving Detailomschrijving HBH studie Locatie 1. Locatie grootte navragen gemeente 2. Oppervlakte locatie: ca. 7000 m2 3. Kosten locatie: € 55,= -65,= excl. Btw Vergunningen 4. Aanvragen vergunningen 5. Milieuzonering en hindercategorie, categorie industrie terrein: 3 plus/4 min 6. Bestemmingsplan locatie: max. 60% bebouwen max. hoogte: 30 meter 7. Inventariseren tijdsbestek vergunningen: 4-6 maanden 8. Inventariseren bevoegd gezag mbt aanvragen vergunningen: Provincie Fryslân
Afgerond V V V X V V V V
V = afgerond, X = niet gestart
De uitgevoerde studie is de eerste stap in een projectcyclus. Naast deze stappen zijn er nog veel te gaan alvorens een werkende installatie gerealiseerd is. Ad 2. De 7000 m2 is voldoende voor een installatie met een capaciteit van 5 MWe. Ad 5. Milieuzonering en hindercategorie: Bij milieuzonering wordt gevraagd of er een milieuzonering van toepassing is op het terrein. Bij hindercategorie gaat het om de hindercategorie conform de indeling in zes klassen volgens de indeling van de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten). Hierbij wordt uitgegaan van een glijdende schaal waarbij de klassen 1 en 2 licht milieuhinderlijke activiteiten omvatten. Aan de andere zijde van de schaal worden de klassen 5 en 6 onderscheiden die de zwaar milieuhinderlijke activiteiten omvatten. De biomassa centrale in Cuijk is ingedeeld in categorie 4. Op basis van de gehanteerde klasse en omliggende industrie lijkt een bio-massa centrale op de locatie mogelijk echter dit dient verder in samenwerking met de gemeente te worden onderzocht. Ad 6. Een installatie van 5 MWe heeft een hoogte van ongeveer 12 meter
26
Stappenplan
Nog uit te voeren onderdelen van het stappenplan Omschrijving Detail haalbaarheidstudie
Detailomschrijving 9. Inventarisatie partijen werkelijk af te sluiten contracten biomassa 10. Opstellen contracten biomassa Project ontwikkeling 11. Opstellen projectdraaiboek 12. Structuur van investering 13. Financiering mogelijkheden 14. Benaderen mogelijke partners, financiers Project uitvoering 15. Opstellen draaiboek projectrealisatie 16. Vergunningen aanvragen 17. Tenderprocedure installatie 18. Aanschaf installatie 19. Bouwfase 20. Oplevering 21. Bedrijven installatie
Afgerond
Ad 9. Veilig stellen van de biomassa (middels intentie verklaringen / contracten) is zeer belangrijk alvorens het project verder op te starten Ad 10. Als zekerheid dienen contracten te worden afgesloten voor langere termijn Ad 11. De activiteiten die binnen het project dienen te worden uitgevoerd worden zal men op gedetailleerde wijze moeten beschrijven. De uit te voeren taken en verantwoordelijkheden moeten worden verdeeld tussen de initiatiefnemers zoals een gedetailleerde tijdsplanning, aangegeven beslissingsmomenten (go/no go), opstellen business plan, voorgesprekken met banken, financiers en andere belanghebbende zoals omwonenden en naast gelegen bedrijven.
27
Bijlagen •Financiële haalbaarheid •Componenten biomassa WKK •Voorbeelden •Namenlijst bedrijven •Begrippen
28
Bijlage: Financiële haalbaarheid
Investeringskosten (EUR/kWe)
Investeringskosten biomassa gestookte WKK’s 4,500 4,000 3,500 3,000 2,500 2,000 1,500 -
10,000
20,000
30,000
40,000
kWe
In bovenstaande grafiek zijn van gerealiseerde houtverbrandingsinstallaties (WKK) de investeringskosten weergegeven versus de bijbehorende capaciteiten. Hiervoor is geprobeerd om met openbare rapportages de investeringskosten te bepalen van turn-key verbrandingsinstallaties inclusief rookgasreiniging. Elke stip in de bovenstaande grafiek is een gerealiseerde installatie. Grote verschillen worden onder andere veroorzaakt door: •Niet volledig gerapporteerde investeringskosten; •Verschillen in subsidies die niet vermeld zijn; •Verschil in data van de gegevens. Van deze gegevens is de trendlijn weergegeven. Deze trendlijn is niet gebruikt voor het bepalen van de investeringskosten in onderhavige studie. Hiervoor zijn namelijk offertes gebruik van verschillende leveranciers.
29
Bijlage: Financiële haalbaarheid
Elektrisch rendement (%)
Elektrische rendementen biomassa gestookte WKK’s 35% 30% 25% 20% 15% 10% -
10
20
30
40
Elektrisch vermogen (MW)
In bovenstaande grafiek zijn van gerealiseerde houtverbrandingsinstallaties (WKK) de elektrische rendementen weergegeven versus de bijbehorende capaciteiten (elektrisch). Elke stip in de bovenstaande grafiek is een gerealiseerde installatie. Grote verschillen in de rendementen worden met name veroorzaakt door voortschrijdende ontwikkelingen (oudere WKK installaties hebben lagere rendementen). Van deze gegevens is de trendlijn weergegeven. Deze trendlijn is niet gebruikt voor het bepalen van de investeringskosten in onderhavige studie. Hiervoor zijn namelijk rendementen gebruikt van de meest recente installaties.
30
Bijlage: componenten biomassa WKK
Componenten biomassa WKK
Rookgasreiniging Verbrandingssysteem
Warmtewisselaar
Stoomcyclus
Een biomassa WKK bestaat hoofdzakelijk uit de volgende componenten: verbrandingssysteem, warmtewisselaar, stoomcyclus en rookgasreiniging. De keuze van deze componenten is mede afhankelijk van deeltjesgrootte en vochtgehalte van de biomassa, de contracteerbare biomassa en vervuilingsgraad van de biomassa. In de volgende pagina’s worden de volgende componenten besproken: 1. Verbrandingssysteem 2. Warmtewisselaar 3. Stoomcyclus 4. Rookgasreiniging
31
Bijlage: componenten biomassa WKK
1. Verbrandingssysteem Vuurhaard uitvoeringen Roosterbedsystemen
Vermogen (MWth input)
Vorm Afmetingen Vochtgehalte biomassa (mm) (wt%nb)
Onderschroef
0,01-2,5
chips
20-40
<50
Schuin roosterbed (statisch, bewegend)
0,15-20
chips
<100
<60
2-10
chips, stof
<5
<20
Inblaasverbranding Wervelbedsysteen Wervelbed (BFB) Circulerend wervelbed (CFB)
5-20
Divers
<10
<60
15-100
Divers
<10
<60
De keuze voor het verbrandingssysteem is afhankelijk van benodigde vermogen en beschikbare biomassabrandstof (met name vocht en deeltjes grootte). Bij BFB kan deeltjes grootte een belangrijke criterium zijn BFB= bubbling fluidised bed CFB= circulating fluidised bed
Houtchips
32
Bijlage: componenten biomassa WKK
1. Verbrandingssysteem: BFB/vastbed versus CFB (1) BFB/Vastbed CFB Brandstof + grootte variatie - vochtgehalte aan biobrandstoffen <58% - gelimiteerde kolen bijstook (max 30%) + volledig olie en gas mogelijkheid
+ volledig kolen mogelijkheid - gelimiteerde olie en gas bijstook (max 40%)
Keuze van verbrandingssysteem is onder andere afhankelijk van type brandstof die in de installatie moet worden omgezet in warmte. Shreds
Chunks 33
Bijlage: componenten biomassa WKK
1. Verbrandingssysteem: BFB/vastbed versus CFB (2) BFB/Vastbed + hoge efficiëntie + lage NOx + lage N2O - lage SO2 verwijdering door kalk + goede SCR efficiëntie Schaalgrootte >30 MWth/>10 MWe Operationeel
CFB + hoge efficiëntie + zeer lage NOx - hoge N2O + efficiënte SO2 verwijdering door kalk + zeer goede SCR efficiëntie >50 MWth/>15 MWe
Conclusie: technisch gezien vastbed de beste optie, vanwege flexibiliteit t.a.v. brandstof en schaalgrootte
Keuze van verbrandingssysteem is onder andere afhankelijk van type brandstof, deeltjesgrootte, rookgasemissies en beoogde schaalgrootte. Vanwege de flexibiliteit van de brandstof input, schaalgrootte en minder complexe technologie heeft de vastbed / BFB voorkeur t.o.v. de CFB. De CFB is toepasbaar bij capaciteiten van meer dan 50 MW thermisch (overeenkomstig met 15 MW elektrisch). De BFB is op kleinere schaal toepasbaar (bijvoorbeeld de Cuijk centrale met 25 MW elektrisch). Het vastbed verbrandingssysteem is op nog kleinere schaal toepasbaar met als voorbeeld de Lelystad centrale met een capaciteit van 1,7 MWe.
BMC Lelystad (1,7 MWe)
34
Bijlage: componenten biomassa WKK
2. Warmtewisselaar (1) Doel: overdragen van warmte uit rookgassen Twee typen: vlampijpboiler en waterpijpboilers Vlampijpboilers: • • • •
Hete rookgassen in buizen die waterbuffer verhitten Lage stoomcondities (1-35 bar, 450°C) Merendeels kleine schaal (<1 MWth) Grote water buffer en daarom geschikt voor fluctuerende stoomvragen
Doel van een warmtewisselaar is het overdragen van warmte uit rookgassen aan een ander medium (water, stoom, lucht, etc).
Vlampijp 35
Bijlage: componenten biomassa WKK
2. Warmtewisselaar (2) Waterpijpboilers: • Hete rookgassen rondom buizen waarin zich water bevindt. • Hoge stoomcondities (tot 150 bar, 580ºC) • Grote schaal schaal (2-2000 MWth) Conclusie: waterpijpboilers i.p.v. vlampijpboiler
Door de schaalgrootte van de beoogde installatie is de waterpijpboiler de meest geschikte warmtewisselaar.
Generator BMC Lelystad
36
Bijlage: componenten biomassa WKK
3. Stoomcyclus (1) Doel stoomcyclus: thermische energie omzetten in elektriciteit Twee typen: stoomturbine en stoommachine Stoomturbine: • Elektrisch rendement: 15-40%
Keteldrum BMC Lelystad
37
Bijlage: componenten biomassa WKK
3. Stoomcyclus (2) Stoommachine • Kleinere systemen (<500 kWe) • Elektrisch rendement: 15-25% • In deellast redelijk rendement i.t.t. stoomturbine • Betrouwbaar en eenvoudig Conclusie: stoomturbine
Door de schaalgrootte van de beoogde installatie is de stoomturbine de meest geschikte warmtewisselaar.
Koeltoren BMC Lelystad
38
Bijlage: componenten biomassa WKK
4. Rookgasreiniging: emissies milieueisen Schone biomassa (bij 6% O2)
Vervuilde biomassa (bij 6 % O2)
100-200
100-200
SO2
200
60
Stof
20
13
Cd + Tl
-
0,03
Hg
-
0,03
NOx (<20 MWth)
In het nieuwe emissiebeleid wordt voor de emissie-eisen onderscheid gemaakt tussen schone en vuile biomassa. De resterende componenten zijn: Schone biomassa (bij 6% O2)
Vervuilde biomassa (bij 6 % O2)
Som zware metalen
Geen aanvullende eisen
0,33
HCl
Geen aanvullende eisen
6,66
HF
Geen aanvullende eisen
0,66
Dioxinen/furanen
Geen aanvullende eisen
0,07
VOS
Geen aanvullende eisen
0.66
CO
Geen aanvullende eisen
33,27
Schone biomassa Onder de schone biomassa vallen alle stromen die op de Witte Lijst staan vermeld (zie ook volgende sheet). Vuile biomassa Onder de vuile biomassa vallen alle stromen die op de Gele Lijst staan vermeld (zie ook volgende sheet). 39
Bijlage: componenten biomassa WKK
4. Rookgasreiniging: emissies milieueisen Schone biomassa (bij 6% O2)
Vervuilde biomassa (bij 6 % O2)
100-200
100-200
SO2
200
60
Stof
20
13
Cd + Tl
-
0,03
Hg
-
0,03
NOx (<20 MWth)
Witte en gele lijst van schone en vervuilde stromen Met name vanuit het bedrijfsleven is aangedrongen op een eenduidige ordening van stromen. Deze lijst zijn nog niet ingevoerd maar slechts voorgesteld. De witte lijst zal de stromen omvatten die als schoon worden aangemerkt, de gele lijst zal de vervuilde stromen omvatten. Vanwege de tweedeling en ‘schoon’ als onderscheidend criterium zal moeten worden gestreefd naar een zo compleet mogelijke witte lijst. De witte en gele lijst zullen toepasbaar moeten zijn als richtsnoer voor zowel het bevoegd gezag als andere belanghebbenden bij de bepaling van het van toepassing zijnde emissieregiem In beide lijsten zullen de verschillende stromen naar herkomst en op basis van de chemische samenstelling worden ingedeeld waarbij de gegeven definitie voor schone biomassa in beginsel leidend is. In hoeverre een stroom daadwerkelijk mag worden toegepast in de energiewinning is afhankelijk van de uitwerking van het LAP in de sfeer van eerdergenoemde minimumstandaards. Door TNO-MEP is op basis van de gegeven afbakening voor schone biomassa een eerste verkenning uitgevoerd en een voorstel tot ordening gedaan (Werkdocument indeling biomassa- en afvalstromen: witte en gele lijst van maart 2001). In overleg met alle betrokkenen zullen de lijsten op basis van deze rapportage de komende tijd verder worden uitgewerkt en gepubliceerd.
40
Bijlage: componenten biomassa WKK
4. Rookgasreiniging: maatregelen Systeemeisen RGR afhankelijk van primaire en secundaire maatregelen 1. Primaire maatregelen: thermische conversie optimaliseren (verbranding proces) 2. Secundaire maatregelen: rookgassen reinigen (“End of pipe“ technieken)
Voorbeelden van primaire maatregelen: 1. Aanpassen van het vochtgehalte van de biomassa; 2. Verbeteren van deeltjesgrootte biomassa; 3. Keuze van het type verbrandingsinstallatie; 4. Low-NOx branders; 5. Optimalisatie procesregeling; 6. Katalytisch naverbranden; 7. Getrapte brandstoftoevoer en reburning; 8. Getrapte luchttoevoer; 9. Rookgasrecirculatie; 10. Rookgascondensatie; 11. Waterstoominjectie. Voorbeelden van secundaire maatregelen: 1. Uitvalkamers; 2. (Multi-)Cyclonen; 3. Elektrostatische filters; 4. Doekfilters; 5. Katalytische keramische filters; 6. Nattte wasser / Natte stofvangers; 7. Roterende deeltjesscheider.
41
Bijlage: voorbeelden
Lelystad
1. 2. 3. 4. 5.
1,7 MWe/ 6,0 MWth 25.000 ton biomassa/jaar Oppervlak: 3811 m2 3 vrachtwagen/dag Investering = 12.000.000 € (hoog ivm 2 turbines voor warmtelevering en deel warmtenet in investering)
Hoge investeringskosten door opzet van veel warmtelevering en slechts geringe opwekking duurzame elektriciteit.
42
Bijlage: voorbeelden
Cuijk
1. 2. 3. 4.
25 MWe 270.000 ton biomassa/jaar Alleen elektriciteit Investering = 50.000.000 €
43
Bijlage: voorbeelden
Pfaffenhofen (D) 1. 6 MWe 2. 80.000 ton biomassa/jaar
44
Bijlage: namenlijst bedrijven
Opdrachtgever en namenlijst bedrijven Opdrachtgever: • Ondernemersvereniging Businesspark Friesland
• • • • • •
Bedrijven: Swiss Combi Technology NOAP Ecopark De Wierde Verenigde Bouwbedrijven Noppert EFKA Additives Wetterskip Fryslân
45
Begrippenlijst Voorvoegsels m
milli
(10-3)
c
centi
(10-2)
k
Kilo
(103)
M
Mega
(106)
G
Giga
(109)
T
Tera
(1012)
P
Peta
(1015)
Massa t
ton (1.000 kg)
kton
kiloton (1.000.000 kg)
t.x
ton van een materiaal bij een referentievochtgehalte van x %w op natte basis (b.v. 20 t40 betekent 20 ton met een vochtgehalte van 40%w op natte basis)
tw
Ton van een materiaal waarbij het vochtgehalte op natte basis onbekend is
Energie J
Joule
GJ
Gigajoule (109 Joule)
PJ
Petajoule (1015 Joule)
kWh
kilo-Watt-hour (3.600.000 J; 3,6 MJ)
MWh
Mega-Watt-hour (3.600.000.000 J, 3,6 GJ)
W
Watt (Joule per seconde)
MW
Megawatt (106 Watt)
MWth
Megawatt thermisch (warmte)
MWe
Megawatt elektrisch (elektriciteit)
46