Leiden Bio Science Park en station
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Inhoudsopgave
Toelichting Hoofdstuk 1
5 Inleiding
5
1.1
Aanleiding
5
1.2
Begrenzing plangebied
5
1.3
Vigerend bestemmingsplan
5
Hoofdstuk 2
Beschrijving van het bestemmingsplan
7
2.1
Inventarisatie van het plangebied
2.2
Actualisatie
10
2.3
Ontwikkelingen
11
2.4
Doel van het bestemmingsplan
17
Hoofdstuk 3
7
Ruimtelijk beleidskader
19
3.1
Europees en nationaal beleid
19
3.2
Provinciaal en regionaal beleid
20
3.3
Gemeentelijk beleid
22
Hoofdstuk 4
Omgevingsaspecten
25
4.1
Archeologie
25
4.2
Cultuurhistorie
27
4.3
Ecologie
34
4.4
Kabels en leidingen
37
4.5
Milieuaspecten
37
4.6
Milieueffectrapportage
50
4.7
Verkeer en vervoer
51
4.8
Water
55
Hoofdstuk 5
Juridische planbeschrijving
63
5.1
Inleiding
63
5.2
Opzet en volgorde van de regels
63
5.3
Uitleg van de regels
64
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
73
6.1
Economische uitvoerbaarheid
73
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
73
2
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Bijlagen
75
Bijlage 1
Lijst van bedrijven
75
Bijlage 2
Quick scan Flora en Fauna
81
Bijlage 3
Zienswijzennota
91
Bijlage 4
Staat van wijzigingen
104
Regels
115
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
116
Artikel 1
Begrippen
116
Artikel 2
Wijze van meten
124
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
126
Artikel 3
Agrarisch
126
Artikel 4
Bedrijf 1
127
Artikel 5
Bedrijf 2
129
Artikel 6
Bedrijf 3
131
Artikel 7
Gemengd
133
Artikel 8
Groen
136
Artikel 9
Horeca
138
Artikel 10
Kantoor
139
Artikel 11
Maatschappelijk 1
140
Artikel 12
Maatschappelijk 2
142
Artikel 13
Maatschappelijk 3
144
Artikel 14
Sport
146
Artikel 15
Verkeer
148
Artikel 16
Verkeer - Railverkeer
150
Artikel 17
Verkeer - Snelweg
151
Artikel 18
Water
152
Artikel 19
Wonen
153
Artikel 20
Leiding - Hoogspanning
157
Artikel 21
Waarde - Archeologie 3
158
Artikel 22
Waarde - Archeologie 5
160
Artikel 23
Waarde - Archeologie 6
162
Artikel 24
Waarde - Cultuurhistorie
164
Artikel 25
Waterstaat - Waterkering
165
Artikel 26
Wro-zone - wijzigingsgebied
167
Hoofdstuk 3
Algemene regels
168
Artikel 27
Antidubbeltelregel
168
Artikel 28
Algemene bouwregels
169
3
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 29
Algemene afwijkingsregels
170
Artikel 30
Overige regels
171
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
172
Artikel 31
Overgangsrecht
172
Artikel 32
Slotregel
173
Bijlagen
175
Bijlage 1
Staat van bedrijfsactiviteiten 1
176
Bijlage 2
Staat van bedrijfsactiviteiten 2
178
Bijlage 3
Staat van bedrijfsactiviteiten 3
180
Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten
4
182
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
De gemeente Leiden streeft voor het gehele gemeentelijke grondgebied naar actuele bestemmingsplannen. Het doel van de nieuwe digitale bestemmingsplannen is om een adequate, up-to-date juridische regeling voor de stad te garanderen. Tegelijkertijd wordt aangesloten op de landelijk verplichting tot het vaststellen en beschikbaar stellen van uniforme digitale bestemmingsplannen. Voor het plangebied 'Leiden Bio Science Park en station' vigeren verschillende bestemmingsplannen. Het huidige bestemmingsplan 'Leeuwenhoek - Station 92' geldt op dit moment voor het grootste deel van het plangebied. Dit bestemmingsplan is ouder dan tien jaar en daardoor niet meer up-to-date. Om te voldoen aan de plicht tot actualisering dient voor dit plangebied een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Dit nieuwe bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Dit houdt in dat in principe geen nieuwe ontwikkelingen worden meegenomen. Zowel voor het Leiden Bio Science Park (LBSP) als het Stationsgebied zijn ambitieuze stedenbouwkundige plannen vastgesteld. Voor het deelgebied Boerhaave Sylvius is enige jaren geleden al een nieuw bestemmingsplan vastgesteld waarin de nieuwe stedenbouwkunidge uitgangspunten zijn opgenomen. Ook voor het Zeezijdegebied is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Dit stedenbouwkundig plan is ook a; vertaald in een bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station zal ontwikkelingen buiten het Zeezijdegebied en Boerhaave Sylvius nog niet mogelijk maken: dit plan is uitsluitend bedoeld om de bestaande (planologische) situatie vast te leggen. Dat houdt ook in dat voor (delen van) het plangebied de komende tien jaar nog afzonderlijke bestemmingsplannen gemaakt zullen worden om de nieuwe, gewenste, ontwikkelingen mogelijk te maken. Boerhaave Sylvius wordt wel opgenomen binnen dit bestemmingsplan. Het Zeezijde-gebied zal binnen een aantal jaar geactualiseerd worden.
1.2
Begrenzing plangebied
Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit het gebied ruwweg begrensd door de snelweg A44, de Wassenaarseweg, de Albinusdreef, de Sandifortdreef, het Stationsplein en de Plesmanlaan.
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Voor het plangebied, zoals aangegeven en toegelicht in paragraaf 1.2, vigeren op dit moment de volgende bestemmingsplannen:
Naam bestemmingsplan
Vastgesteld
Goedkeuring
Onherroepelijk
Leeuwenhoek Station 92
29-06-1993
22-02-1995
09-10-1995
5
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Boerhaave-Sylvius
18-02-2010
nvt
11-05-2010
Daarnaast is op 30 juni 2003 door B en W een uitwerkingsplan voor een deel van het plangebied vastgesteld: het 'Uitwerkingsplan Sandifortdreef'. Dit uitwerkingsplan maakt onder andere de bouw van het O&O-gebouw mogelijk.
6
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Hoofdstuk 2 2.1
Beschrijving van het bestemmingsplan
Inventarisatie van het plangebied
Het plangebied van dit bestemmingsplan beslaat ruwweg het gebied gelegen tussen de autosnelweg A44, de Wassenaarseweg, de Albinusdreef, de Sandifortdreef, het Stationsplein en de Plesmanlaan. Dit plangebied kan in een aantal deelgebieden opgeknipt worden:
Snelliuslocatie Dit betreft een locatie in de oksel van de A44 met de Wassenaarseweg. Dit gebied is thans in gebruik door de Universiteit Leiden. De Wassenaarseweg is onder de A44 doorgetrokken naar Oegstgeest om een tweede ontsluiting van Nieuw Rhijngeest-Zuid mogelijk te maken. Deze nieuwe ontsluiting wordt meegenomen in dit plan. Voor de bebouwing van de universiteit wordt een maatschappelijke bestemming opgenomen.
Gorlaeusgebied Deze locatie ligt ten oosten van de Snelliuslocatie tussen de Wassenaarseweg en de Einsteinweg. Deze locatie is in gebruik door de universiteit. Op dit moment is de bouw van de nieuwe Beta-campus hier in uitvoering. Deze wordt meegenomen in dit nieuwe bestemmingsplan via een maatschappelijke bestemming. Ook de Leidse Instrumentmakers School (LIS) maakt deel uit van dit deelgebied en wordt positief bestemd.
Universitair Sportcentrum (USC) (Nieuw) Naast het Gorlaeusgebied, tussen de Wassenaarseweg en de Einsteinweg in, liggen de nieuwe universitaire sportvelden. Deze zijn nu opgenomen in bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius. Deze velden worden positief bestemd, inclusief de gevoerde Wabo-procedure voor een tijdelijke kleedruimte annex kantine. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor uitbreiding van gebouwde sportfaciliteiten.
Sylviusgebied Het Sylviusgebied is thans opgenomen in het bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius. Voor dit gebied geldt een bedrijfsbestemming waarbij Life Science gerelateerde bedrijven de hoofdmoot vormen. Dit gebied is op dit moment in ontwikkeling, zo is de nieuwbouw van Astellas net opgeleverd. Dit gebied wordt opgenomen conform het vigerende bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius, waarbij gebruik wordt gemaakt van een nieuwe gestandaardiseerde bedrijfsbestemming. Het Sylviusgebouw van de Universiteit Leiden heeft tevens een bestemming maatschappelijk vanwege de onderwijsfunctie van dit gebouw.
Hogeschool en TNO Deze locatie wordt gebruikt door de Hogeschool Leiden en TNO. Ook zijn in dit gebied de afgelopen jaren 500 nieuwe studentenwoningen opgeleverd. Al deze functies worden positief bestemd.
7
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Boerhaavegebied Tussen de Wassenaarseweg, de Albinusdreef en de Sandifortdreef ligt het Boerhaavegebied. Dit gebied bestaat voor een groot deel nog uit de oude universiteitsgebouwen in een campusachtige omgeving. Daarnaast bevindt het Gortergebouw van TNO zich in dit deelgebied. Deze gebouwen hebben thans een gemengde bestemming met onder andere een woonfunctie. Deze gemengde functies zijn ook opgenomen in dit plan. Het Boerhaavegebied moet een autoluwe campus worden. In dit bestemmingsplan is dan ook opgenomen dat met uitzondering van parkeerplaatsen voor mindervaliden er geen parkeerplaatsen in dit gebied zijn toegestaan. Aan de randen van het gebied is ruimte voor 281 parkeerplaatsen: 60 voor TNO/Gorter, 221 voor de Universiteitsgebouwen.
LUMC en omgeving Tussen Sandifortdreef, Albinusdreef, Plesmanlaan en Darwinweg bevindt zich het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en de medische faculteit (O&O-gebouw) met bijbehorende gebouwen en instellingen zoals een parkeergarage en de bloedbank. Deze worden allen positief bestemd. Een groot deel van het LUMC-complex valt in dit nieuwe bestemmingsplan. Een kleiner deel van het LUMC, de luifel en fietsenstalling aan de voorzijde, vallen in bestemmingsplan Zeezijde. Dat bestemmingsplan is nu nog actueel en zal pas over enige jaren geactualiseerd worden.
Leeuwenhoekpark Ten noorden en zuiden van de Sandifortdreef, tussen het LUMC, de Plesmanlaan, de Darwinweg en de Wassenaarseweg ligt het Leeuwenhoekpark. Het Leeuwenhoekpark is een belangrijke groenvoorziening in het plangebied. In de toekomst zal de groene functie van dit gebied nog belangrijker worden: het zal de verbinding worden tussen het Singelpark en het Bos van Bosman. Hiertoe wordt ook een brede groenstrook vanaf de Sandifortdreef richting de Wassenaarseweg in het plan opgenomen. In het bestaande groengebied zijn ook het Pesthuis, thans in gebruik door museum Naturalis, De Stal, thans in gebruik als horeca en Stichting De Valk aanwezig. Deze worden allen positief bestemd. Aan de Plesmanlaan ligt het voormalige gebouw van de ambulancedienst. In dit plan wordt de bestaande bestemming van het pand ongewijzigd overgenomen binnen een groenbestemming. Hiermee wordt het gewenste (groene) eindgebruik alvast mogelijk gemaakt.
Leeuwenhoek Ten westen van het Leeuwenhoekpark ligt het oude Bio Science Park: de Leeuwenhoek. Dit gebied heeft in het voorgaand bestemmingsplan een specifieke bestemming gekregen waarin ruimte is voor kennisintensieve, innovatieve bedrijvigheid in een aantal geselecteerde sectoren waaronder Life Sciences en ruimtevaart. Deze bestemming is naar de huidige systematiek omgebouwd tot een bedrijfsbestemming. Binnen dit deelgebied bevinden zich ook enkele afwijkende functies die apart benoemd worden. Naast deze hoofdbestemming bevinden zich in dit deel van het plangebied nog enkele afwijkende functies waaronder bijvoorbeeld het museum Naturalis. Deze afwijkende functies
8
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
worden mogelijk gemaakt door middel van een specifieke bestemming of aanduiding. Nieuwbouw van Naturalis zal niet worden meegenomen, deze plannen zijn nog onvoldoende concreet op dit moment.
Universitair Sportcentrum (USC) (oud) Ten noorden van de Plesmanlaan, tussen de Ehrenfestweg en de A44, ligt het oude universitaire sportcentrum. Dit is deels nog in gebruik en zal, in afwachting van nieuwe plannen voor het Entreegebied en de Kop van de Leeuwenhoek, bestemd worden als sportterrein conform het huidige bestemmingsplan. Aansluitend op het oude USC is Janssen Biologics gevestigd. Dit bestaande Life Sciencebedrijf wordt positief bestemd.
Stationsgebied Aan de oostzijde van het spoor bestrijkt het plangebied een deel van het stationsgebied inclusief het stationsgebouw van Leiden Centraal. Dit station wordt positief bestemd waarbij nadrukkelijk de huidige openbare doorgang van de stadszijde naar de zeezijde via de stationshal blijft gehandhaafd. Voor een goed functioneren van het station als verbinding tussen deze twee stadsdelen is een openbaar toegankelijke doorgang zonder obstakels noodzakelijk. Aan de noordzijde van het station bevindt zich het kantoorgebouw van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit gebouw wordt positief bestemd. De autotunnel onder het Stationsplein wordt ook positief bestemd, ook de gebouwde fietsenstalling en taxistandplaats zijn in de regels opgenomen. Aan de zuidzijde van het station bevindt zich het busstation en de zogenaamde Trafolocatie. Het busstation alsmede de daaraan gelegen gebouwen worden positief bestemd. De Trafolocatie is thans onbebouwd. Hoewel het bestemmingsplan Leeuwenhoek Station 92 via een uitwerkingsbevoegdheid ruime bouwmogelijkheden heeft opgenomen voor deze locaties (busstation en Trafolocatie) zal in dit bestemmingsplan een bestemming Verkeer aan deze gronden worden gegeven. De reden hiervoor is dat de bestaande bouwmogelijkheden niet meer aansluiten bij de stedenbouwkundige plannen voor dit gebied. Aan de andere kant is de ontwikkeling van deze kavels thans nog niet voldoende uitgewerkt om direct op te nemen in dit bestemmingsplan. Wel dient duidelijk gesteld te worden dat de Trafolocatie en de busstationlocatie binnen de looptijd van dit bestemmingsplan bebouwd zullen gaan worden conform de stedenbouwkundige uitgangspunten van het Kaderbesluit Stationsgebied. Daarvoor zal dan te zijner tijd een aparte procedure doorlopen worden.
Zeezijdegebied Een deelgebied dat niet binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan valt maar wel een zeer belangrijke schakel tussen Stationsgebied en LBSP vormt is het Zeezijde gebied. Het Zeezijdegebied beslaat het gebied gelegen tussen de Wassenaarseweg, Rijnsburgerweg, de spoorlijn en de Albinusdreef. Dit gebied heeft een gemengd karakter: langs de Rijnsburgerweg staan woningen, de Universiteit Leiden heeft er de faculteit sociale wetenschappen (Pieter de la Courtgebouw), er bevindt zich een groot aantal medische gebouwen (LUMC, Poortgebouw, Rivierduinen) en sinds kort een multifunctioneel gebouw (Level). De openbare ruimte van het Zeezijdegebied wordt behalve door reeds genoemde straten bepaald door de Bargelaan die een belangrijke openbaar vervoerroute is alsmede door het
9
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Stationsplein Zeezijde. Verder bevinden zich in het gebied enkele straten die deels nog in ontwikkeling zijn (bijvoorbeeld de Paviusstraat). Delen van het Zeezijdegebied moeten nog ontwikkeld worden (Paviusstraat en omgeving, de ruimte tussen LUMC en Poortgebouw), andere delen zijn onlangs opgeleverd of worden binnenkort opgeleverd (Level, Rivierduinen, fietsenstalling Pieter de la Courtgebouw). Voor deze ontwikkelingen is enkele jaren geleden een stedenbouwkundige visie opgesteld met bijbehorend beeldkwaliteitsplan. Deze zijn vertaald in een bestemmingsplan Stationsgebied Zeezijde. Dit bestemmingsplan is nog grotendeels actueel en voorziet in de gewenste ontwikkelingen in het Zeezijdegebied. Om die reden wordt dit bestemming niet meegenomen in dit bestemmingsplan 'Leiden Bio Science Park en station'.
2.2
Actualisatie
Binnen de gemeente Leiden worden globaal twee typen bestemmingsplannen onderscheiden: actualisatieplannen en ontwikkelingsplannen. Actualisatieplannen worden veelal opgesteld voor een groter plangebied, bijvoorbeeld een wijk of stadsdeel. Het doel van een actualisatieplan is vooral het conserveren van de bestaande situatie. Hiertoe wordt de bestaande planologische situatie in een actueel juridisch kader gegoten. Bij een actualisatieplan wordt met een up-to-date juridisch raamwerk de bestaande situatie zo goed mogelijk vastgelegd. Hiermee wordt voor belanghebbenden en helder beeld gegeven wat planologisch wel en niet is toegestaan. Hierbij vinden geen (grote) wijzigingen plaats in de planologische situatie. De actualisatie van bestemmingsplannen is een landelijke verplichting. Dit levert voor het Leiden Bio Science Park de lastige situatie op dat er enerzijds ambitieuze stedenbouwkundige plannen zijn, anderzijds dat het huidige plangebied binnen korte tijd geactualiseerd moet worden. Dit bestemmingsplan 'Leiden Bio Science Park en station' is een conserverend bestemmingsplan. Dat wil zeggen dat de huidige planologische situatie wordt vastgelegd en er geen ruimte wordt geboden voor nieuwe grote ontwikkelingen. In de loop van de afgelopen jaren hebben zich in het plangebied wel ontwikkelingen voorgedaan die in strijd zijn met het op dat moment vigerende bestemmingsplan. Deze ontwikkelingen worden natuurlijk wel meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Op deze manier biedt het bestemmingsplan ook echt een actueel juridische kader. Omdat de regels voor het opstellen van een bestemmingsplan in de tussentijd wel zijn gewijzgd zullen in dit bestemmingsplan andere termen en begrippen genoemd worden dan in de voorgaande plannen. Hiermee wordt niet alleen voldaan aan de landelijke plicht, ook kan op die manier het brancheringsbeleid voor het LBSP op een goede manier verankerd worden in het bestemmingsplan. Het Zeezijdegebied is voor een groot deel nog actueel en zal te zijner tijd geactualiseerd worden.
10
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
2.3
Ontwikkelingen
2.3.1
Algemeen
'Leiden Bio Science Park en station' is een conserverend bestemmingsplan. Dat betekent dat nieuwe ontwikkelingen niet worden meegenomen maar dat de huidige planologische situatie opnieuw wordt vastgelegd. Zo ontstaat een actueel ruimtelijk kader voor de bestaande planologische situatie. Reeds ontwikkelde plannen (bijvoorbeeld mogelijk gemaakt via een artikel 19-procedure of ontwikkelingsbestemmingsplan) worden wel meegenomen. Toch zijn er wel degelijk ontwikkelingen in dit plangebied die de komende jaren ook concretere vormen gaan aannemen. Deze ontwikkelingen worden in de rest van deze paragraaf besproken.
2.3.2
Ontwikkelingen Leeuwenhoek
Ontwikkeling van de Leeuwenhoek in de afgelopen 30 jaar De Leeuwenhoek is een gebied dat de afgelopen jaren een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt en nog steeds doormaakt. Oorspronkelijk was het onbebouwde gebied voorzien als woongebied. Op 4 april 1984 werd echter niet de eerste paal geslagen voor een woning, maar werd het 'Academisch Bedrijven Centrum (ABC)' opgericht. In 1985 waren drie bedrijven in het park gevestigd, in 2009 waren dat er al ruim 70. In dit jaar werd het park ook uitgeroepen tot 'beste bestaande bedrijvenpark'. Dit vanwege de clustering op één locatie van onderwijs- en onderzoeksinstituten en de life sciences bedrijven die zich specialiseren in onderzoek, ontwikkeling en productie van medicijnen. Een kroon op het werk van de vele bedrijven, de Universiteit Leiden, andere kennisinstellingen op het park, het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en de gemeenten Leiden en Oegstgeest op wier grondgebied het inmiddels Leiden Bio Science park (LBSP) gedoopte gebied gelegen is. Zij kregen daarbij steun van de provincie Zuid-Holland en het ministerie van Economische Zaken. Het Leiden Bio Science Park is inmiddels het grootste life sciences kenniscluster in Nederland. Het park is toonaangevend in Europa. Binnen Nederland hoort Leiden Bio Science Park tot de zes scienceparken van nationaal belang. Op het Leiden Bio Science Park zijn op dit moment meer dan honderd organisaties waarvan zo'n 70 bedrijven gevestigd. Vrijwel zonder uitzondering zijn dit bedrijven in de biomedische sector. Ze variëren in grootte van eenmansadviesbureautjes tot productielocaties met bijna 1.200 werknemers. Eén van de krachten van het park is het bijna altijd strikt gehanteerde toelatingsbeleid voor bedrijven. Dit strenge toelatingsbeleid heeft er voor gezorgd dat het park na bijna 30 jaar internationaal toonaangevend is. De samenwerking tussen de Universiteit Leiden, het LUMC, de andere onderwijsinstellingen, de bedrijven en de gemeenten maakt het park uniek. Daarnaast zijn de resultaten die worden geboekt op het gebied van onderzoek en medicijnontwikkeling enorm belangrijk voor onze samenleving. Het park heeft hierdoor grote maatschappelijke betekenis. Met de komst van de bijzondere NeCEN nanomicroscoop valt op gebied van onderzoek nog veel te verwachten. In het Leiden Bio Science Park werken overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven optimaal
11
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
samen. Het is daarmee een mooi voorbeeld van de zogenaamde Triple Helix formule. De samenwerking ondersteunt de ontwikkeling van het Leiden Bio Science Park tot een dynamisch en succesvol kenniscluster met winstgevende bedrijven en continue groei. Nationale en internationale uitwisseling van kennis staat hierbij centraal. Bijvoorbeeld via de warme band die de gemeente Leiden heeft met het Engelse Oxford, een van de oudste stedenbanden ter wereld. Ook voor het LUMC, dat zich nadrukkelijk richt op medische vernieuwing, is internationale kennisuitwisseling vanzelfsprekend. Op verschillende niveaus zijn er samenwerkingsverbanden gevormd die elkaar kruisbestuiven. Zo hebben het LUMC, het Erasmus MC en de universiteiten van Delft, Rotterdam en Leiden zich verenigd in Medical Delta. De gemeenten Leiden, Rotterdam en Delft en de provincie Zuid-Holland zijn de officiële partners. Op internationaal niveau opereert Health TIES. Het bundelt de krachten van Leiden, Rotterdam en Delft met die van toonaangevende Europese universiteiten en science parken, zoals die van Oxford, Zurich, Barcelona en Debrecen. Voorbeelden van Leidse ontdekkingen en onderzoek zijn: Stier Herman, de eerste genetisch gemodificeerde stier ter wereld. Zijn nakomelingen produceren nieuwe geneesmiddelen in hun melk. Factor-V Leiden, een aangeboren en erfelijke bloedstollingsziekte, ontdekt in het LUMC. Remicade®, een medicijn van Centocor tegen reumatische arthritis en verschillende andere auto-immuunziekten. Quinvaxem®, het eerste volledig vloeibare vaccin ter wereld tegen vijf belangrijke kinderziekten: difterie, tetanus, kinkhoest, hepatitis B en HiB, ontwikkeld door Crucell. Het biotech bedrijf Prosensa en het LUMC doen onderzoek naar de behandeling van de ziekte Duchenne spierdystrofie. OctoPlus ontwikkelt een medicijn Locteron® tegen chronische hepatitis C. DNAge ontwikkelt een medicijn tegen ouderdomsziekten als het Cockayne Syndroom. Op het Leiden Bio Science Park zijn onder andere gevestigd: Apotex, Janssen Biologics, Crucell, Galapagos, Genencor, OctoPlus, TNO, Pharming, Top Instituut Pharma en een uitgebreid cluster van serviceverlenende bedrijven. In de incubators zijn circa 30 startende life science bedrijven gehuisvest. Enkele kenmerken van het park: Het park beslaat 120 hectare. Dit is bijna net zo groot als de binnenstad van Leiden. In het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) werken ongeveer 7.000 werknemers. De kennisinstellingen bieden werk aan ongeveer 2.000 werknemers (Universiteit Leiden, Hogeschool Leiden, MLO, LIS, TNO en Top Instituut Pharma). Bij de ruim 70 life science bedrijven werken ongeveer 3.100 werknemers. Op het park volgen 13.500 studenten een opleiding, waarvan 5.900 studenten zich richten op life science gerelateerde studies. Op het park zijn twee 'incubator' gebouwen van het BioPartner Center Leiden bestemd voor startende ondernemers in de life sciences. Het Accelerator gebouw is bestemd voor bedrijven in de jong-volwassen fase. Het park kent twee grote publiektrekkers: museum Naturalis met 260.000 bezoekers en Corpus met 230.000 bezoekers per jaar. De plannen van de universiteit en de gemeenten Leiden en Oegstgeest bieden uitbreidingsmogelijkheden aan bedrijven die gerelateerd zijn aan de life sciences en voor stedelijke voorzieningen. Het park wordt op die manier geschikt gemaakt om te werken, te wonen en te recreëren. In dit bestemmingsplan is de keuze gemaakt om het strenge brancheringsbeleid, aangepast aan de huidige tijd, voort te blijven zetten. Dit is de meest geëigende vorm om de sterke
12
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
punten van het park te bewaren en het park verder te blijven ontwikkelen.
Stedenbouwkundig masterplan Om ook in de toekomst het park zowel kwalitatief als kwantitatief te blijven versterken is in mei 2009 door de raad het 'Stedenbouwkundig Masterplan De Hollandse Campus' (RV 09.0083) vastgesteld. De raad heeft hiermee ook ingestemd met de bijbehorende exploitatieovereenkomst met de universiteit. Hoofddoelstelling is de ambitie om het Leiden Bio Science Park te laten doorgroeien tot een park dat wereldwijd toonaangevend is. Voor de doorontwikkeling van het Leiden Bio Science Park staan voorts drie doelen centraal: het behoud en de versterken van het kenniscluster in Leiden door meer ruimte te creëren voor kennisintensieve bedrijvigheid; het ontwerpen en realiseren van een hoogwaardig stedelijk gebied met functiemenging, een goede wegeninfrastructuur, openbaar vervoer, groen en water; het clusteren en moderniseren van de universitaire huisvesting. Deze doelen worden middels de exploitatieovereenkomst en het stedenbouwkundig masterplan bereikt door: toename van het oppervlak life-science-bedrijven en wonen + stedelijke voorzieningen van respectievelijk 200.000 m2 en 170.000 m2 bruto vloeroppervlak; reconstructie van wegen, groen en water conform het stedenbouwkundig masterplan; concentratie van universitaire gebouwen in het O+O gebouw (gerealiseerd in 2006) en in het deelgebied Gorlaeus. Het stedenbouwkundig masterplan is een plan op hoofdlijnen dat in de toekomst op onderdelen nog nader uitgewerkt zal worden ten behoeve van de op te stellen bestemmingsplannen en uitvoeringsplannen. Het masterplan kent een hoge bebouwingsdichtheid en anticipeert op infrastructurele aanpassingen. Belangrijke uitgangspunten voor het stedenbouwkundig masterplan zijn het masterplan Knoop Leiden West, de landschappelijke onderlegger en de gewenste functiemenging. Deze hebben geresulteerd in een stedenbouwkundig masterplan met een samenhangende visie op de openbare ruimte en de bebouwing. Door herstructurering van de universitaire gronden en infrastructuur is het mogelijk om meer ruimte te creëren voor kennisintensieve bedrijvigheid. In totaal ontstaat ruimte voor circa 200.000 m2 nieuwe Life Science bedrijvigheid en 170.000 m2 wonen en stedelijke voorzieningen. De gewenste functiemenging moet er voor zorgen dat het gebied een integraal onderdeel wordt van de stad, een gebied waar voor de Leidenaar iets te beleven is, ook op tijden dat er niet gewerkt wordt. Gedacht wordt aan sportvoorzieningen, aantrekkelijke, groene en sociaal veilige verbindingen voor wandelaars en fietsers, horeca, een hotel/congrescentrum en woningen. Een menging met wonen is op enkele plekken mogelijk met voldoende afstand tot de Life Science bedrijvigheid. De universiteit heeft in 2006 al haar geneeskundefaculteit kunnen onderbrengen in het O+O gebouw van het LUMC waardoor het deelgebied Boerhaave vrijkomt voor onder meer woningbouw en studentenhuisvesting. Door het masterplan krijgt de universiteit ruimte om haar 'beta-cluster' verder uit te bouwen en te moderniseren in het deelgebied Gorlaeus. Op dit moment kent het gebied tussen A44 en station weinig samenhang en een onduidelijke structuur. Om meer samenhang en kwaliteit in het gebied te brengen en om het gebied een meer publiek karakter te geven is de inrichting van de openbare ruimte cruciaal. Als
13
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
beeldmerk voor het Bio Science Park is gekozen voor de "Hollandse Campus", waarin het landschap leidend is. Een structuur van poldersloten en bijbehorende bomen (wilg, abeel, els) bepaalt het beeld. De gebouwen staan ingepast in het landschap met de gevels georiënteerd op de straat. Parkeren wordt onder de gebouwen of aan de achterzijde van de gebouwen opgelost. Van noord naar zuid lopen dwars door het Bio Science Park twee belangrijke groene aders met elk een eigen karakteristiek: In de westelijke groene ader, die aansluit op het landgoed Endegeest, zijn de sportvelden gepland als een buffer tussen het universiteitsterrein en de bedrijven. Deze sportvelden zijn opgenomen in dit bestemmingsplan: zij zijn inmiddels gerealiseerd. Het sportterrein krijgt een grotendeels openbaar karakter. Deze ader loopt door in een groen plein langs de Plesmanlaan met een goede langzaam verkeersverbinding richting Morskwartier. De oostelijke groene ader krijgt een meer parkachtig karakter. Het is onderdeel van een groene verbindingszone tussen Leidse Hout, Bos van Bosman en de singel. Dit parkachtige gebied heeft ook een belangrijke functie voor aanliggende bebouwing van Hogeschool, bedrijven, (studenten)woningen, LUMC en het Nederlands Centrum voor Biodiversiteit (NCB, Naturalis). Ook deze groene verbindingszone wordt in het bestemmingsplan waar mogelijk meegenomen. Onderdeel hiervan is het zogenaamde Leeuwenhoekpark met daarin een horecavoorziening, De Stal. Via een groene verbinding sluit dit park aan op de singel. Exploitatieovereenkomst In een exploitatieovereenkomst tussen de betrokken partijen in het LBSP (gemeente, Universiteit Leiden) is een aantal afspraken vastgelegd over de onderlinge samenwerkingsvorm, rolverdeling en verantwoordelijkheden. Daarnaast is deze overeenkomst noodzakelijk als uitwerking van de samenwerkingsovereenkomst Knoop Leiden West en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Deze exploitatieovereenkomst vormt namelijk ook de anterieure overeenkomst voor toekomstige ontwikkelingen.
Nieuwe bestemmingsplannen Het bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius (vastgesteld op 18 februari 2010) is het eerste bestemmingsplan op basis van het masterplan. Dit bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius voorziet nadrukkelijk in diverse ontwikkelingen. Later zullen ook de andere onderdelen uit het masterplan verwerkt worden in bestemmingsplannen. Denk hierbij aan de ontsluiting van het Bio Science Park (OBSP), het Entreegebied, de Kop van de Leeuwenhoek, etc. Dit bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station is echter een conserverend bestemmingsplan: hieraan zal de bestaande (planologische) situatie worden opgenomen en worden nieuwe ontwikkelingen niet meegenomen. Voor het OBSP en de Kop van de Leeuwenhoek zullen binnen de looptijd van dit bestemmingsplan aparte bestemmingsplannen in procedure worden gebracht. Om die reden is bijvoorbeeld het benzinestation aan de Plesmanlaan 101 niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Het erfpachtcontract met de exploitant van dit benzinestation is reeds opgezegd. Bestemmingsplan Boerhaaave-Sylvius wordt wel meegenomen in dit bestemmingsplan: op die manier ontslaat voor het Bio Science Park weer een bestemmingsplan met een uniforme regeling voor de diverse bestemmingen. Dit houdt wel in dat bestaande regelingen zoals in Boerhaave-Sylvius vastgelegd, worden gewijzigd in nieuwe regelingen.
14
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
2.3.3
Ontwikkelingen Stationsgebied
Algemeen Een gedeelte van het plangebied van dit bestemmingsplan beslaat het stationsgebied van Leiden. Het voorheen vigerende bestemmingsplan Leeuwenhoek Station 92 bood ook het ruimtelijk-juridisch kader voor het station en directe omgeving. Dit bestemmingsplan heeft, met uitzonderig van het Zeezijdegebied en een gedeelte bij de Dellaertweg, dezelfde plangrens.
Zeezijde Het bestemmingsplangebied Zeezijde is geen onderdeel van dit bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station maar wel belangrijk om te noemen. Dit plan beslaat het deel van het station ten westen van het spoor. Dit bestemmingsplan is op 20 december 2005 door de raad vastgesteld en biedt ruimte aan een aantal belangrijke ontwikkelingen in het Zeezijdegebied volgens een stedenbouwkundig plan voor dit gebied. Enkele nieuwe ontwikkelingen in dit gebied die zijn of worden gerealiseerd: nieuwbouw voor het ROC aan de Bargelaan (Level) wordt binnenkort opgeleverd, nieuwbouw voor Rivierduinen en de naastgelegen studentenwoningen is opgeleverd. Daarnaast biedt het plan nog ontwikkelingsmogelijkheden tussen het LUMC en het Poortgebouw en langs de Paviusstraat, tussen Poortgebouw en Rijnsburgerweg. Dit bestemmingsplan Zeezijde is nog grotendeels actueel en wordt niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Bestemmingsplan Zeezijde zal dus te zijner tijd geactualiseerd worden.
Dellaertweg Het bestemmingsplan Leeuwenhoek Station 92 geldt voor een gedeelte van het Schuttersveld, namelijk de zogenaamde U-bochtlocatie (Dellaertweg). Op deze locatie, gelegen tussen het spoor, de Stationspleintunnel en het Schuttersveld is enkele jaren geleden met toepassing van een vrijstellingsprocedure een nieuw kantoorgebouw voor Achmea gebouwd. Dit kantoorgebouw is inmiddels opgeleverd en in gebruik. Deze locatie wordt meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan Schuttersveld: het gebied sluit hier beter op aan dan op het stationsgebied. De U-bochtlocatie maakt dus ook geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
SVB-locatie Ruim tien jaar geleden is aan het Stationsplein 1, gelegen naast het spoor en tussen het station en het Schuttersveld in, een nieuw kantoorgebouw voor de Sociale Verzekeringsbank (SVB) gebouwd. Deze nieuwbouw maakt onderdeel uit van het plangebied van dit nieuwe bestemmingsplan. Hetzelfde geldt voor de fietsenstalling en taxistandplaats voor dit gebouw. Allen worden positief bestemd, conform de bestaande situatie.
Leiden Centraal Station Leiden Centraal is half jaren negentig van de vorige eeuw helemaal vernieuwd tot een licht en modern station, inmiddels in reizigersaantallen het vijfde van Nederland. Dit stationsgebouw is enkele jaren geleden in het kader van 'proefstation' intern verbouwd. Dit station is opgenomen in dit bestemmingsplan. Het station is naast een openbaar vervoersknooppunt tevens een belangrijke schakel tussen stadszijde en zeezijde, en dus de binnenstad en het Bio Science Park. Het station is niet alleen een plek om het openbaar
15
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
vervoer te gebruiken, maar ook een belangrijke verblijfsplaats en een belangrijke openbare schakel en doorgang tussen twee stadsdelen. Deze doorgang is dan ook apart opgenomen in dit bestemmingsplan, naast de diverse functies in het stationsgebouw zelf.
Trafolocatie en busstation Ten zuiden van het station, tussen station, spoor, Stationspleintunnel en Plesmanlaan liggen de Trafolocatie en het busstation. Deze beide locaties maken onderdeel uit van de herontwikkeling van het stationsgebied. Nergens in Nederland liggen een historisch stadshart en een groot en modern centrum van kennis, onderwijs en technologie zo dicht bij elkaar als in Leiden. Het vijfde station van Nederland is de overgang en de verbinding tussen deze twee culturen, die slechts door een spoordijk van elkaar gescheiden zijn. De huidige structuur en inrichting van het stationsgebied, vooral die aan de centrumzijde, verhindert dat het gebied zich kan ontplooien tot de levendige stadsentree die Leiden verdient. Daarom wordt nu gewerkt aan de gebiedsontwikkeling van het stationsgebied Leiden Centraal. Bureau Maxwan heeft een stedenbouwkundig plan voor de toekomstige Stationsbuurt ontwikkeld. Deze laat zien hoe de omgeving van het Centraal Station kan uitgroeien tot een levendige stationsbuurt met een rijk aanbod aan functies, zoals kantoren, woningen en winkels. Om een prettig klimaat te creëren komt er plek voor vrijetijdsbesteding in het gebied, zoals een hotel, congresfaciliteiten en een bioscoop. Maar ook diverse horeca en een club. Daarbij is en blijft het gebied een vervoersknoop. Dit betekent dat diverse vervoersmodaliteiten, zoals auto, bus, trein bij elkaar komen in het stationsgebied. Kenmerkend voor het gebied in de toekomst is dat het zal bestaan uit een fijnmazig netwerk van straten zoals in de oude binnenstad van Leiden. Ook zijn de plinten en 'setbacks' (een gebouw niet hoger dan die in de Leidse binnenstad met daar bovenop een opbouw) een kenmerk van de toekomstige Stationsbuurt. Voor de locatie van het huidige busstation wordt in het nieuwe stedenbouwkundige plan voor het Stationsgebied gedacht aan gemengde stedelijke functie: hotel, horeca, leisure, etc. De Trafolocatie kan ruimte bieden aan kantoren en parkeren. Voor beide locaties is hoogbouw mogelijk, de 'setbacks'.
De eerste fase van het stationsgebied die nu ontwikkeld gaat worden is het Rijnsburgerblok. De Trafolocatie en het busstation zullen later ontwikkeld gaan worden. Om deze reden zullen deze twee laatstgenoemde locaties wel opgenomen worden in dit bestemmingsplan Leiden Bio Sciencs park en Station, maar zal de huidige situatie vastgelegd worden en niet de geplande bebouwingsmogelijkheden met programma. De gronden krijgen dus een verkeersen verblijfsbestemming waarop een busstation mogelijk is. Ook de kiosk nabij het Alphens perron behoudt voorlopig haar huidige horecafunctie. Binnen de looptijd van dit bestemmingsplan, tien jaar, zullen deze beide locaties wel ontwikkeld gaan worden conform het stedenbouwkundig plan voor het stationsgebied. Te zijner tijd zal voor deze locaties dus een aparte procedure worden gevoerd om de gewenste nieuwe functies en bouwmogelijkheden hier mogelijk te maken. Dat betekent dat de bouwmogelijkheden, via een uitwerkingsplan, van het huidige bestemmingsplan niet in dit nieuwe plan worden meegenomen. Tijdelijk krijgen de gronden dus een bestemming conform de huidige situatie: verkeers- en verblijfsgebied. Binnen enkele jaren zullen echter weer nieuwe bouwmogelijkheden voor deze locaties opgenomen gaan worden conform het stedenbouwkundig plan voor het stationsgebied.
16
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
2.4
Doel van het bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station is een conserverend bestemmingsplan en legt de huidige planologische situatie vast of actualiseert via kleinere wijzigingen de actuele planologische situatie. Het bestemmingsplan legt echter niet voor de komende tien jaar het eindbeeld vast: door diverse ontwikkelingen zal het plangebied de komende jaren nog wijzigen. Deze ontwikkelingen, gebaseerd op het stedenbouwkundig masterplan, zullen de komende jaren via afzonderlijke procedures mogelijk gemaakt worden. Het doel van dit bestemmingsplan Leiden Bio Science Park is het actualiseren van het bestaande bestemmingsplangebied Leeuwenhoek Station 92. Ten opzichte van dit oorspronkelijke bestemmingsplan vinden enkele grenswijzingen plaats. Ook worden nieuw mogelijk gemaakte ontwikkelingen waarvoor al een procedure is gevoerd meegenomen in dit bestemmingsplan, bijvoorbeeld in het deelgebied Boerhaave-Sylvius.
17
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
18
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Hoofdstuk 3
Ruimtelijk beleidskader
3.1
Europees en nationaal beleid
3.1.1
Nota Ruimte
De Nota Ruimte is een nota van het rijk, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd worden. De nota is op 23 april 2004 door het kabinet vastgesteld en is tevens door de Tweede Kamer aangenomen. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een belangrijke rol zal spelen. Onderwerpen die aan bod komen zijn: wonen, woonlocaties en verstedelijking, natuur, landschap en waterbeheer, bereikbaarheid en het ruimtelijk accommoderen van de economie. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid. Het rijk wil zich niet meer met alles bemoeien en wil strategisch op hoofdlijnen sturen. Decentrale overheden krijgen meer ruimte om hun eigen weg te gaan. Het gaat er uiteindelijk om dat de besluitvorming over de inrichting van de ruimte dichter bij de direct belanghebbenden komt te liggen. De Nota Ruimte kenmerkt zich dan ook door: Ontwikkelingsplanologie: het ruimtelijk beleid moet beter gaan voldoen aan maatschappelijke wensen en sneller uitgevoerd worden. Het accent zal meer liggen op wat kan en minder op wat moet. Decentralisatie: nationale prioriteiten en decentralisatie bepalen de inhoud. De nationale ruimtelijke hoofdstructuur is daarbij een belangrijk kader. Deregulering: dit betekent minder rijkssturing. Provincies en gemeenten kunnen hun eigen verantwoordelijkheid verschillend gaan invullen. Uitvoeringsgerichtheid: het kabinet legt het accent op uitvoering en financiële dekking. Voor verstedelijking, infrastructuur en vestiging van bedrijven en economische activiteiten geldt een zogenaamd bundelingsbeleid: nieuwe woongebieden en bedrijvigheid moeten zoveel mogelijk worden aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Hierbij moet bovendien rekening worden gehouden met recreatieve voorzieningen, groen en water. Onder het overgangsrecht bij de Wro heeft de Nota Ruimte de status van structuurvisie gekregen. Hierin staat het beleid. Voor de belangen die juridisch moeten doorwerken in bestemmingsplannen is het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) vastgesteld.
19
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
3.1.2
Structuurvisie Randstad 2040
In de Structuurvisie Randstad 2040 zet het kabinet de koers uit om de Randstad integraal te ontwikkelen tot een duurzame en concurrerende topregio in 2040. Lopende en nieuwe ontwikkelingen en opgaven vragen om een visionair en samenhangend antwoord. Klimaatverandering, internationale arbeidsmigratie, bereikbaarheidsproblemen, vergrijzing van de bevolking en toenemende internationale concurrentie brengen kansen en risico's met zich mee voor de toekomstige concurrentiepositie in de Randstad. De steden van de Randstad ontwikkelen zich in een economisch krachtenveld van verdere internationalisering. De unieke ligging in de delta, de diversiteit en onderlinge nabijheid van steden en landschappen zijn kwaliteiten die de Randstad onderscheidt van andere Europese stedelijke regio's. Het kabinet wil keuzes maken vanuit vier leidende principes voor de langere termijn. Dezeleidende principes zijn: 1. 2. 3. 4.
leven in een veilige klimaatbestendige en groenblauwe delta; kwaliteit maken door een sterkere wisselwerking groen, blauw en rood; wat internationaal sterk is, sterker maken; krachtige duurzame steden en regionale bereikbaarheid.
Het Bio Science Park is een internationaal bekend bedrijventerrein met life science als specialisme. Dit bestemmingsplan beoogt deze ontwikkeling in een actueel juridisch document opnieuw voor tien jaar veilig te stellen.
3.2
Provinciaal en regionaal beleid
3.2.1 Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland, Ontwikkelen met schaarse ruimte' Op 2 juli 2010 is de 'Visie op Zuid-Holland' vastgesteld door Provinciale Staten. De kern van deze visie is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Gestreefd wordt naar een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
In de structuurvisie wordt aangegeven welke zaken de provincie Zuid-Holland van provinciaal belang vindt. Hiervoor zijn vijf integrale hoofdopgaven benoemd: Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; divers en samenhangend stedelijk netwerk; vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; stad en land verbonden. 'Visie op Zuid-Holland' is zelfbindend voor de provincie. Het toetsingskader voor de gemeente is uitgewerkt in de provinciale verordening. Kenniscentra vormen, aldus de visie, tot de belangrijkste economische pijlers van de provincie. In het provinciaal beleid zal de focus moeten komen te liggen op de stuwende
20
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
sectoren in de regio en de kruisbestuiving tussen deze sectoren. Onder deze sectoren wordt het Life Science & Healthcluster genoemd. Het versterken van de kenniseconomie en kennisinstituten is van provinciaal belang.
Op de functiekaart behorende bij de structuurvisie gelden voor het plangebied van dit bestemmingsplan de volgende uitgangspunten: Het Bio Science Park heeft de aanduiding 'bedrijventerrein'; het overige gebied een aanduiding 'bestaand stads- en dorpsgezicht'; het gehele plangebied heeft een aanduiding 'stads- en dorpsgezicht met hoogwaardig penbaar vervoer''; station Leiden Centraal heeft de aanduiding 'bovenregionaal centrum'; het Bio Science Park is een 'kenniscentrum'; door het plangebied loopt een 'regionale railverbinding'; de A44 is een '(inter)nationale wegverbinding'; het eerste deel van de Plesmanlaan tot aan de ontsluiting Bio Scinece park (OBSP) is een '(boven)regionale wegverbinding'. Op de kwaliteitskaart is het plangebied aangeduid als 'stedelijk netwerk met hoogwaardig openbaar vervoer'. In de structuurvisie wordt het Bio Science Park genoemd als het grootste life- en healthsciencecluster van Nederland. De provincie wil ruimte bieden voor deze activiteiten en deze ook versterken. De structuurvisie is in 2011 geactualiseerd. Deze actualisering is op 29 februari 2012 door Provinciale Staten vastgesteld. Deze actualisering heeft geen gevolgen voor het onderhavige plangebied. Met de provincie is de actualisering van het Bio Science Park uitvoerig voorbesproken. Hierbij is gekeken naar het gewenste toekomstprofiel van het park en hoe dit het beste gehaald kan worden. In overleg met de provincie zijn dan ook de nieuwe regels ten behoeve van het LBSP opgesteld.
3.2.2
Provinciale Verordening 'Verordening Ruimte Provincie Zuid-Holland'
In de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland, op 2 juli 2010 door Provincale Staten vastgesteld, zijn de provinciale belangen uit de structuurvisie verder uitgewerkt in regels. Aan deze regels moeten ruimtelijke plannen van de gemeenten voldoen. Dit bestemmingsplan voldoet aan regels zoals vastgelegd in de provinciale verordening. In artikel 7 van de Verordening Ruimte wordt ingegaan op kantoren. Volgens dit artikel mogen geen nieuwe kantoorbestemmingen mogelijk gemaakt worden buiten de invloedssfeer van een knooppunt. Hiervoor is een uitzondering gemaakt voor functiegebonden kantoren bij een kenniscentrum. Een kenniscentrum is een Universiteitscomplex en/of bedrijventerrein dat primair bestemd is voor hoogwaardige en kennisgerichte instituten of bedrijven van (inter)nationale betekenis. Het LBSP is zo'n kenniscentrum. In de toelichting bij artikel 7 wordt het LBSP ook met name genoemd als een kenniscluster waar functiegebonden kantoren mogelijk zijn en ook nodig zijn voor het goed functioneren van het cluster. In het bestemmingsplan dient goed onderbouwd te worden waarom kantoorruimte behoort tot het kenniscluster. Voorkomen moet worden dat ook gewone kantoren zich kunnen vestigen op zo'n locatie. In overleg met de provincie zijn afspraken gemaakt over de toelating van bedrijven en
21
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
functiegebonden kantoren en de procedure die hiervoor gevoerd moet worden. Hiervoor is onder andere een brancheringscommissie geïntroduceerd. Door slechts kantoren toe te laten die passen binnen het kenniscluster en de beoordeling hiervan aan een brancheringscommissie over te laten wordt een strikt toelatingsbeleid gehanteerd, in overeenstemming met provinciaal beleid.
3.2.3
Regionale Structuurvisie Holland Rijnland 2020
Deze structuurvisie is op 25 juni 2009 vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland-Rijnland en vormt het gemeenschappelijke toetsingskader van alle regiogemeenten. Alle ruimtelijke ontwikkelingen in deze regio worden hieraan getoetst.
De visie bevat zeven kernbeslissingen die uitgaan van een evenwichtige ontwikkeling van wonen, recreatie, infrastructuur en intensief, meervoudig en duurzaam ruimtegebruik. De kernbeslissingen zijn: 1. Holland Rijnland is een top woonregio; 2. Leiden vervult een regionale centrumfunctie; 3. Concentratie stedelijke ontwikkeling; 4. Groenblauwe kwaliteit staat centraal; 5. De Bollenstreek en Veenweide en Plassen blijven open; 6. Speerpunt voor economische ontwikkeling: Kennis; 7. Speerpunt voor economische ontwikkeling: Greenport.
De Holland Rijnland gemeenten willen een aantrekkelijke regio, waar je niet alleen plezierig werkt en woont, maar ook prettig kunt recreëren. Ook moet Holland Rijnland goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer en de auto. Verder wil de regio zich onderscheiden in de Randstad en bijdragen aan de internationale positionering daarvan. Onder andere door de toegevoegde waarde op het gebied van landschap, wonen en economie. In het bijzonder voor economische sectoren als Greenport, Bio Sciences en ruimtevaarttechnologie.
3.3
Gemeentelijk beleid
3.3.1
Structuurvisie Leiden 2025
Op 17 december 2009 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2025 vastgesteld. De structuurvisie bouwt voort op het Structuurplan Boomgaard van Kennis en de in 2004 vastgestelde Ontwikkelingsvisie: Leiden stad van ontdekkingen. Op de punten die niet in deze structuurvisie zijn opgenomen, is de Boomgaard van Kennis van toepassing. Voor de overige aspecten is de structuurvisie is hiervan de ruimtelijke vertaling. Daarnaast is bij het opstellen van de structuurvisie gebruik gemaakt van de Regionale Structuurvisie van Holland Rijnland. De prioriteiten die in de Regionale Structuurvisie voor Leiden zijn benoemd, vormen het uitgangspunt van de structuurvisie. De uitgangspunten van de structuurvisie zijn het bestaande beleid en de ambities en verwachtingen die in overleg met partijen en partners zijn geformuleerd. Dit heeft geleid tot een Structuurvisie met de volgende ambities:
22
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
de historische binnenstad wordt beter op de kaart gezet; het Bio Science Park en de kenniseconomie worden verder ontwikkeld; de bereikbaarheid wordt verbeterd; de groene en blauwe structuren in en rondom de stad worden versterkt en verbonden; de kansen die zich in het Stationsgebied, Transvaal/Vondellaan en op De Waard aanbieden worden benut om met wonen en werken een bijdragen te leveren aan de versterking van de kennisstad. Het Bio Science Park wordt in de structuurvisie genoemd als een bijzonder project dat in belangrijke mate bijdraagt aan Leiden en de regio en Leiden internationaal op de kaart zet. Het Bio Science Park vormt een cluster van hoogwaardige kennisintensieve bedrijven en werkt als een magneet op andere hoogwaardige kennisintensieve bedrijven. Het Bio Science Park heeft een sleutelrol in de positie van Leiden als kennisstad. Dit bestemmingsplan voorziet in het handhaven van de bestemmingen die een Bio Science Park mogelijk maken. In die zin draagt dit bestemmingsplan, juist ook omdat het een conserverend plan is, bij aan de ambities zoals weergegeven in de Structuurvisie.
3.3.2
Ontwikkelingsvisie 'Leiden, stad van ontdekkingen: profiel 2030'
In 2004 is een gemeentelijke ontwikkelingsvisie vastgesteld waarin een toekomstbeeld wordt geschetst van de stad Leiden. De nadruk ligt op twee pijlers. De eerste pijler is kwaliteit. De historie, de ligging en de levendigheid zijn duidelijke kwaliteiten. Daarnaast valt op dat de Leidse bevolking jong is en een goed opleidingsniveau heeft. De tweede pijler is inbreiding en herstructurering. De stad is nagenoeg volgebouwd, met als gevolg een spanning op de woningmarkt en beperkte ruimte voor wonen, werken en recreëren. Volgens de ontwikkelingsvisie is het Bio Science Park één van de pijlers van de Leidse economie. Versterking van dit cluster is dan ook beleidsuitgangspunt. Dit wordt ook in dit bestemmingsplan door vertaald. Het Stationsgebied is een belangrijke knoop in de stad en de regio, belangrijk dus om ook deze te faciliteren. Dit gebeurt door het huidige station positief te bestemmen.
3.3.3
Structuurplan 'Boomgaard van Kennis'
Het Structuurplan van Leiden 'Boomgaard van Kennis' is vastgesteld in 1995 en beschrijft in hoofdlijnen de meest gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Leiden. Het is bedoeld als sturingskader voor op te stellen bestemmingsplannen. De drie pijlers zijn de versterking van de kennisintensieve werkgelegenheid, het gebruik van de monumentale binnenstad en het bieden van gevarieerde woonmilieus. Ook hier is geconstateerd dat in het stedelijk gebied van Leiden nagenoeg geen ruimte meer is voor geschikte bouwlocaties. Bij het binnenstedelijk realiseren van (woning)bouwopgaven wordt dus gestreefd naar doelmatig ruimtegebruik en een verbetering van de stedenbouwkundige vervlechting en ruimtelijke kwaliteit. De pijlers worden uitgewerkt aan de hand van de volgende thema's: de stedelijke contour; de stadsgebieden; de stedelijke zones; de groenstructuur; de schaalniveaus;
23
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
de intensivering van functies; fietsverkeer; openbaar vervoer; autoverkeer. In het structuurplan wordt aandacht geschonken aan de belangrijke functie van de binnenstad. Deze binnenstad wordt gekenmerkt door een middeleeuwse en 17e eeuwse stadsplattegrond, omgeven door een groene singel, met daarbinnen een stelsel van grachten en een groot aantal monumenten. Het Bio Science Park en de omgeving van het ziekenhuis worden in het structuurplan de 'nieuwe stad' genoemd. Dit gebied moet niet een buitenwijk of industrieterrein worden, naar als stedelijk gebied waar plaats is voor diverse functies als bijvoorbeeld horeca en wonen. De hele Leeuwenhoek wordt gekenmerkt als een dynamisch gebied op randstedelijk niveau. Het gebied leent zich voor hoogbouw. Al deze elementen worden in dit bestemmingsplan meegenomen.
24
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Hoofdstuk 4 4.1
Archeologie
4.1.1
Beleidskader
Omgevingsaspecten
4.1.1.1 Europees en nationaal beleid In 1992 werd in Valetta door de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen het 'Europees Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed', beter bekend onder de naam 'Verdrag van Malta', ondertekend. De wet tot goedkeuring van het verdrag is aangenomen door het Nederlands parlement en op 9 april 1998 in het Staatsblad gepubliceerd. Na enkele malen uitstel is het wetsvoorstel in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is op 1 september 2007 in werking getreden. De nieuwe wet heeft zijn beslag gekregen via een wijziging van de Monumentenwet 1988, aanpassingen in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en enkele andere wetten. Met de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) is het accent komen te liggen op het streven naar het behoud en beheer van archeologische waarden in de bodem (in situ) en het beperken van (de noodzaak van) archeologische opgravingen. Uitgangspunt van het nieuwe beleid is tevens het principe 'de verstoorder betaalt'. Bij het voorbereiden van werkzaamheden die het bodemarchief kunnen verstoren (zoals de aanleg van een weg, een nieuwe woonwijk, een bedrijventerrein), dient onderzocht te worden of daardoor archeologische resten verstoord kunnen worden (dat kan bijvoorbeeld door booronderzoek of sleuvenonderzoek - beide na een gedegen bureauonderzoek). Als uit het onderzoek blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn en deze niet ter plaatse behouden kunnen blijven, dan dient de initiatiefnemer van het werk de kosten die gepaard gaan met het opgraven en conserveren van de plaats te dragen. Met de introductie van de nieuwe wet zijn de kerntaken en bestuurlijke verantwoordelijkheden van gemeenten veranderd. Eén van de belangrijkste consequenties is, dat gemeenten een centrale rol is toegekend in de bescherming van archeologisch erfgoed. In de wet is bepaald, dat gemeenten door inzet van een planologisch instrumentarium het archeologisch belang dienen te waarborgen. Bescherming van het archeologisch erfgoed kan onder meer vorm krijgen door in bestemmingsplannen regels ter bescherming van bekende en te verwachten archeologische waarden op te nemen.
4.1.1.2 Provinciaal beleid Het beleid van de Provincie Zuid-Holland richt zich, conform het Rijksbeleid en de WAMZ op het behouden van archeologische waarden op de plaats waar de waarden zijn aangetroffen. Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient onderzoek te worden gedaan naar de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied. Het provinciale beleid aangaande archeologie staat vermeld in de Visie op Zuid-Holland.
25
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
4.1.1.3 Gemeentelijk beleid Het archeologisch beleid van de gemeente Leiden - vastgelegd in de Nota Cultureel Erfgoed, vastgesteld door de raad op 20 december 2005 - is er op gericht de in de grond aanwezige archeologische waarden zoveel mogelijk te behouden. Wanneer dat niet mogelijk blijkt moet de aanwezige archeologie veilig worden gesteld door middel van opgravingen. De Leidse bodem is rijk aan archeologische waarden. Veel daarvan zijn echter nog niet of maar ten dele bekend. Bij gebieden waar de waarden niet bekend zijn, maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, wordt gesproken van een archeologische verwachting. Indien in een in voorbereiding zijnde bestemmingsplan gebieden met archeologische waarden en/of verwachtingen aanwezig zijn dan staan deze gebieden aangegeven op de plankaart binnen de aanduiding “Waarde – Archeologie 1” tot en met “Waarde – Archeologie 7”. Voor werkzaamheden die in deze gebieden de grond verstoren, is een aanlegvergunning noodzakelijk, zoals aangegeven in de regels van het bestemmingsplan, met uitzondering van Waarde – Archeologie 1, daarvoor geldt de vergunningplicht van artikel 11 van de Monumentenwet 1988. Initiatiefnemers dienen bij de aanvraag van bovengenoemde vergunningen een rapport te overleggen. Daarin moet de daadwerkelijke archeologische waarde van het terrein dat zal worden verstoord zijn vastgesteld.
Het vaststellen van de archeologische waarde vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. Voor zover deze stappen gevolgd moeten worden, dienen deze in dat rapport opgenomen te worden met vermelding van de resultaten. Teneinde onnodige procedures te vermijden wordt initiatiefnemer verzocht vooraf contact op te nemen met de Unit Monumenten en Archeologie van de gemeente. Uitvoering van archeologisch (voor)onderzoek is in Nederland voorbehouden aan daarvoor vergunninghoudende bedrijven of instanties.
4.1.2
Onderzoeksresultaten
4.1.2.1 Inleiding De gemeente Leiden heeft een rijk bodemarchief. In de afgelopen decennia is bij tientallen opgravingen vastgesteld dat het onderzoek van de archeologische resten die in de bodem verborgen liggen een van de belangrijkste bronnen van kennis over de bewoningsgeschiedenis van de regio rondom Leiden vormt. De doelstelling van het gemeentelijk archeologiebeleid is om de archeologische bronnen zo verantwoord mogelijk te beschermen.
4.1.2.2 Melding toevalsvondst Ingeval archeologische resten worden aangetroffen dient dit op grond van artikel 53 van de Monumentenwet onmiddellijk te worden gemeld aan de Minister van OC&W, door tussenkomst van de Unit Monumenten en Archeologie van de gemeente, tel. nr. 071-5167950. De vondst dient gedurende 6 maanden, te rekenen vanaf de datum van de melding, ter beschikking te worden gesteld of gehouden voor wetenschappelijk onderzoek.
26
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
4.1.2.3 Waarneming archeologie Indien in het plangebied de bodem wordt verstoord, kan het voorkomen dat tijdens of na de werkzaamheden een archeologische waarneming plaatsvindt. Deze waarneming wordt verricht als onderdeel van de gemeentelijke onderzoeksagenda en wordt uitgevoerd door een archeoloog van de gemeente Leiden. De kosten van dit onderzoek komen niet voor rekening van de initiatiefnemer. De initiatiefnemer dient op grond van artikel 57 van de Monumentenwet wel de gelegenheid te bieden tot het uitvoeren van deze werkzaamheden. De initiatiefnemer meldt de aanvang van de werkzaamheden dientengevolge uiterlijk drie weken van tevoren aan de gemeente Leiden. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, dit geldt dus ook voor de archeologie: geen nieuwe ontwikkelingen, dus ook geen nieuwe verstoringen.
4.2
Cultuurhistorie
4.2.1
Beleidskader
4.2.1.1 Rijksbeleid Nota Belvedère (1999) Vanuit een ontwikkelingsgerichte visie op de omgang met cultuurhistorie worden in deze nota beleidsmaatregelen voorgesteld die tot een kwaliteitsimpuls bij de toekomstige inrichting van Nederland zouden moeten leiden. Doelstelling van de nota is om de alom aanwezige cultuurhistorische waarden sterker richtinggevend te laten zijn bij de inrichting van Nederland. Dit met als doel het aanzien van Nederland aan kwaliteit te laten winnen en tegelijkertijd de onderlinge samenhang van cultuurhistorische waarden op het terrein van de archeologie, gebouwde monumenten en historische cultuurlandschap te versterken.
Monumentenwet (1988) Een deel van het culturele erfgoed wordt beschermd via de Monumentenwet (1988). Deze wet geeft het Rijk de mogelijkheid om objecten met een leeftijd hoger dan 50 jaar aan te wijzen als rijksmonument. Rijksmonumenten worden wettelijk beschermd via het vergunningenstelsel en bij restauratie zijn financiële middelen beschikbaar. De 'Monumentenwet' geeft daarnaast de mogelijkheid tot aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten. Onder stads- en dorpsgezicht worden groepen van onroerende zaken bedoeld die een bijzondere eigenschap hebben en in welke zich een of meer monumenten bevinden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen de cultuurhistorische waarden binnen het geschermd stadsgezicht als belangrijk toetsingscriterium te worden gehanteerd. Dit krijgt ondermeer vorm door bescherming via aangepaste bestemmingsplannen en het daarbij horende vergunningenstelsel. De Monumentenwet richt zich vooralsnog voornamelijk op bescherming. Wijzigingen in het monumentenstelsel zijn aangekondigd door het Rijk maar zijn nog niet omgezet in wetgeving. Wel is duidelijk dat verankering van cultuurhistorie in ruimtelijke ontwikkelingen doormiddel van de ruimtelijke ordening een belangrijke rol zal gaan spelen. Wanneer het gewenst is dat monumenten gebruikt worden voor het stimuleren van ontwikkelingen, zal de gemeente andere instrumenten een rol moeten laten spelen. De Monumentenwet geeft aan gemeenten de vrijheid om zelf monumenten aan te wijzen en een monumentenlijst op te stellen. Een gemeentelijk monument mag jonger zijn dat 50 jaar.
27
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Modernisering Monumentenzorg In 2009 heeft de minister van OC&W de modernisering van de monumentenzorg in gang gezet. Dit beleidsprogramma omvat een drietal pijlers: cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, vereenvoudiging regelgeving en herbestemming. De rode draad door het beleid is om de monumentenzorg om te vormen tot een meer gebiedsgericht instrument dat cultuurhistorie in het ruimtelijk domein in den brede zin onderzoekt, borgt en hergebruikt. Concreet betekent dit voor bestemmingsplannen dat er, doormiddel van een wijziging in het Besluit Ruimtelijke Ordening, met ingang van 01-01-2012 in bestemmingsplannen moet worden aangegeven wat de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden zijn en op welke wijze hiermee rekening wordt gehouden. Ook de tweede pijler, vereenvoudiging van de regelgeving, is per 01-01-2012 gerealiseerd doormiddel van een wetswijzing. Hierbij geldt geen vergunningplicht vanuit de monumentenwet meer voor nader omschreven ondergeschikte wijzigingen van een rijksmonument en voor bepaalde bouwactiviteiten binnen een beschermd stadsgezicht. Een en ander wordt via een wijziging van het Besluit Omgevingsrecht toegepast. De laatste pijler zal vooral gestalte krijgen door het financieel stimuleren van onderzoek naar herbestemmingmogelijkheden en het wind-en waterdicht houden van leegstaande gebouwen. Een overkoepelend beleidsuitgangspunt binnen de Modernisering Monumentenzorg is de grotere rol van de burger bij het waarderen van en de omgang met erfgoed. Van oudsher bepalen de overheid en inhoudelijk deskundigen wat de cultuurhistorische waarden inhouden en wat en hoe zaken worden beschermd. Het beleid is er op gericht om burgers daar meer bij te betrekken maar ook een grotere stem daarin te geven.
4.2.1.2 Provinciaal beleid Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland In de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland 2010 is het behoud van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) als provinciaal belang omschreven. In de CHS is een aantal gebieden aangewezen als topgebieden. De daadwerkelijke beleidsmatige aandacht van de provincie Zuid-Holland voor de diverse gebieden in in de CHS beperkt zich tot de zogenaamde topgebieden, molenbiotopen, landgoedbiotopen en archeologie. In de regioprofielen zijn de cultuurhistorische waarden binnen deze topgebieden nader omschreven en worden richtlijnen gegeven voor het behoud van deze waarden. Het volledige grondgebied van de gemeente Leiden ligt buiten deze topgebieden waardoor dit beleidsinstrument niet van toepassing is op de gemeente Leiden.
4.2.1.3 Gemeentelijk beleid Nota Cultureel Erfgoed Leiden 2005-2015 (2005) De nota Cultureel Erfgoed Leiden is in 2005 vastgesteld en vervangt twee oudere nota's: de Leidse Monumentennota uit 1991 en de beleidsnota Archeologie 1996-2000, Toekomst voor Leids verleden uit 1996. Daarin is in 43 beleidsvoornemens het Leids erfgoedbeleid vastgelegd voor de periode 2005-2015. De nieuwe nota pakt de beleidsterreinen Monumentenzorg en Archeologie gezamenlijk op. Dit is nodig om een integraal beleid te ontwikkelen ten aanzien van het cultureel erfgoed van Leiden, een ontwikkeling die landelijk al werd ingezet door de Belvedèrenota van 1999. Hierin werd vooral de nadruk gelegd op de integratie van cultuurhistorie in ruimtelijke ontwikkelingen, een aandachtspunt dat ook in deze nieuwe nota duidelijk naar voren komt. Ook andere
28
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
ontwikkelingen die plaatsvinden binnen de monumentenzorg en archeologie komen tot uiting in deze nota; van de nieuwe archeologiewetgeving (Malta) tot de tegenwoordig veel grotere belangstelling voor het monument achter de gevel (bouwhistorie). Monumentenverordening en monumentenlijst (2009) De gemeente Leiden hanteert de Monumentenverordening 2009. Deze verordening geeft regels over hoe om te gaan met gemeentelijke monumenten. De bescherming van de monumenten is geregeld in de Monumentenwet of de gemeentelijke verordening. Karakteristieke panden Naast de aanwijzing van gemeentelijke monumenten hanteert de gemeente Leiden nog het instrument van karakteristieke panden. Doel daarvan is de bijdrage aan de beeldkwaliteit van de openbare ruimte door de aanwezige historische bebouwing te borgen. De aanduiding en bescherming van de karakteristieke panden wordt, indien relevant, geregeld in het betreffende bestemmingsplan. De bescherming sterkt zich niet uit tot het interieur van de betreffende panden maar heeft alleen betrekking op het volume, de hoofdvorm en het aanzicht. In de welstandsnota zijn aanvullende criteria opgenomen die toezien op de kwaliteit van materiaal en detaillering van de straatgevels en het dak.
4.2.2
Onderzoeksresultaten
4.2.2.1 Cultuurhistorische paragraaf Na de vorming van de strandwallen en een geleidelijke zeespiegelstijging, vanaf circa 5000 jaar geleden, werd het Hollandse landschap steeds meer afgezonderd van de directe invloeden van de zee. Na het steeds verder dichtslibben van riviermondingen in de strandwallen, verzoette het milieu en ontstond langzaam een dik veenpakket: het Holland Laagpakket. Rondom Leiden bleef de Oude Rijn een grote rol spelen in de vorming van de ondergrond. De rivier verlegde haar oevers regelmatig, en zette aan weerszijden grote hoeveelheiden klei en zand af. Achter deze oeverafzettingen ontstonden relatief hoog gelegen kreek- en geulsystemen, waar eveneens klei en zand werd afgezet. Deze oeverafzettingen langs de Oude Rijn en aangetakte kreken vormden vanwege de hogere ligging en stevigere ondergrond van oudsher ideale vestigingsplaatsen voor ijzertijdnederzettingen. De oudst bekende vermelding van bewoning stamt uit het jaar 860 na Christus. De dijknederzetting werd destijds aangeduid als Leithon. De eerste bebouwing werd opgericht aan de voet van de dijk op de zuidelijke oever van de Rijn, ter plaatse van de huidige Breestraat. Op het punt waar de twee Rijntakken samenvloeiden werd in dezelfde tijd een verdedigingsheuvel, een zogenaamde "motte", opgeworpen. Op de heuvel werd rond het jaar 1200 de nu nog bestaande burcht gebouwd. De stad ontstond op een kruispunt van een aantal belangrijke water- en landwegen. De Nieuwe en de Oude Rijn voegden zich hier samen tot één rivier. De Leidse Vliet en de Mare stroomden hier in de Rijn uit. De stad had een centrale functie voor het omliggende platteland als markt- en handelscentrum. Al snel kreeg men te maken met ruimtegebrek in de stad. In de middeleeuwen zouden uiteindelijk vier stadsvergrotingen plaatsvinden: de Hoge Woerd, de uitleg in de Waard, de uitleg in de Mare en tenslotte de uitleg van het Nieuwland en Rapenburg in 1386. Aan de oostzijde van de Mare (nu Lange Mare) lag een zelfstandige woonkern. Aan de westzijde van de Mare lag verspreide bebouwing langs de Maredijk en de weg over de Mors.
29
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Deze bebouwing werd in 1355 gedeeltelijk binnen de stadsgrenzen gebracht. Om de stadsuitbreidingen aan te laten sluiten op de oude stad werden nieuwe bruggen tussen de stadsdelen aangelegd. Als gevolg van de bevolkingsgroei begon men tegen het einde van de 17de eeuw de raamlanden in het Nieuwland te bebouwen. Door de groeiende welvaart van de stad was dit echter niet voldoende. De stad werd in de daaropvolgende periode verder uitgebreid. Na enkele kleinere uitbreidingen volgde in 1611 een grotere uitbreiding, ten noorden van de bestaande stad, gevolgd door meerdere stadsuitbreidingen. Na deze uitbreidingen was het gebied binnen de singels grotendeels voltooid. In de 18de eeuw liep de welvaart sterk terug. Leiden bleef echter zijn functie als streekcentrum vervullen. Tot het laatste kwart van de 19e eeuw kwam het niet tot grote uitbreidingen buiten de singels. Langs de uitvalswegen, de Rijnoevers, De Maredijk en de Singels werden in de eerste helft van de 19e eeuw vooral buitenhuizen en bedrijven als houtzagerijen gebouwd. Tegen het eind van de eeuw werden vooral de zuidelijke singels steeds meer bebouwd met losse villa's of aaneengeschakelde huizen voor de rijkere standen. De eerste stedenbouwkundig geordende uitbreiding van Leiden buiten de singels was de wijk Vreewijk vanaf 1882. Na de opkomst van de sociale woningbouwverenigingen breidde Leiden zich verder uit. Vanaf de jaren '10 van de vorige eeuw kwamen verschillende uitbreidingen tot stand in de Kooi, in Noord, in de Tuinstadwijk, in het Haagwegkwartier en in de Rijndijkbuurt. De wijken in het noorden waren veelal bedoeld voor de arbeiders, terwijl de uitbreidingen in het zuiden veelal werden gebouwd voor de middenklasse en de welgestelden. Pas in de periode van de Wederopbouw volgden ook aan de zuidzijde uitbreidingen met sociale woningbouw. De uitbreidingen in de Vogelwijk en het Poelgeest- en Houtkwartier waren een direct gevolg van de grenswijziging van 1920 die dit gebied bij de gemeente Leiden trok. De tramlijn die langs de Rijnsburgerweg liep zorgde voor een goede verbinding met het centrum van de stad.
Bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station is een conserverend bestemmingsplan. De aanwezige cultuurhistorische waarden worden binnen het kader van dit bestemmingsplan niet betrokken bij een ontwikkeling of wijziging. Het plangebied wordt begrensd door de gemeentegrens achter de rijksweg A44 aan de westzijde, de Wassenaarseweg en gemeentegrens aan de noordzijde, de Sandifortdreef en de Albinusdreef inclusief station Leiden Centraal aan de oostzijde en de Plesmanlaan aan de zuidzijde. Het plangebied omvat in hoofdzaak het LBSP en het complex van het LUMC. Daarnaast omvat het plan het gebied met daarop station Leiden Centraal en het daarvoor gelegen stationsplein tussen de Plesmanviaduct en het Rijnsburgerviaduct. Het plangebied ligt buiten de 17e eeuwse stad. Het westelijke deel tot aan de Darwinweg werd in 1896 toegevoegd aan de gemeente Leiden, een smalle strook tot aan ca. de Archimedesweg werd in 1920 toegevoegd. Het merendeel van het gebied behoort sinds 1966 tot de gemeente Leiden. Tot ca. 1900 bestond het gehele plangebied voornamelijk uit het open polderlandschap van de Pesthuispolder. In de polder lagen twee belangrijke ruimtelijke structuren: het pesthuiscomplex en de Endegeesterweg die onderdeel uitmaakte van de landweg tussen Den Haag en Amsterdam. Het complex van het Pesthuis bestaat uit het in 1661 gebouwde eigenlijke Pesthuis, een dubbele gracht en een aantal bijgebouwen die deels dateren uit de 17e eeuw en deels uit de periode dat het complex in gebruik was als militaire gevangenis tussen 1822 - 1941. De buitenste gracht is grotendeels een recente reconstructie waarbij het stuk aan de zuidzijde niet volledig werd aangelegd vanwege de aanwezigheid van de Plesmanlaan. Het Pesthuiscomplex bestaande uit gebouwen, watergangen en inrichting is van zeer hoge
30
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
cultuurhistorische waarde en grotendeels beschermd als rijksmonument. Alleen de dienstwoningen ten westen van het pesthuis zijn als karakteristiek pand opgenomen vanwege de functionele samenhang met de geschiedenis van het complex. De woningen zijn nog goed herkenbaar als eenvoudige dienstwoningen uit de tweede helft van de 19e eeuw. Mogelijk bevatten ze nog delen van het voormalig turfhuis dat deel uitmaakte van het 17e eeuwse complex. De loop van de belangrijke historische landweg tussen Den Haag en Amsterdam is bij herinrichting van het gebied in de periode 1970 -1980 tussen de Plesmanlaan en Wassenaarseweg verloren gegaan. De prestedelijke polderverkaveling is na 1966 haast volledig vergraven. Een nog bestaand en goed beleefbaar overblijfsel wordt gevormd door de Poelwetering, uitgezonderd de bocht langs de Sandifortdreef. De watergang vanuit het Pesthuis naar de Sandifortdreef maakt eveneens deel uit van de oude polderverkaveling. Deze watergangen vormen een essentieel deel van de waterberging van het gebied en zijn als zodanig bestemd. Daarmee is het voortbestaan voldoende geborgd. Een eerste grote stedelijke ingreep in het gebied vindt plaats wanneer vanaf 1923 begonnen wordt met de bouw van de in 1912 door rijksbouwmeester J.A.W.Vrijman ontworpen Cité Médical. Dit complex wordt de opvolger van het 19e eeuwse universitair ziekenhuis in de binnenstad en is opgebouwd als een verzameling losse paviljoens in een parkachtige omgeving. Bij de bouw van het huidige LUMC vanaf 1980 is het grootste deel van dit voor Nederland zeer zeldzame complex afgebroken. Alleen het noordelijk deel tussen Sandifortdreef en Wassenaarseweg, het zogenaamde Boerhaavecomplex, en het buiten het plangebied gelegen Poortgebouw en de villa met bijbehorende tuin (Terweepark) zijn bewaard. In dit gebied ligt een aantal gebouwen naar het ontwerp van Vrijman en een aantal naoorlogse gebouwen die met een afwijkende architectuur wel binnen het stedenbouwkundig concept zijn gerealiseerd. Het Boerhaavecomplex is daarom in bebouwing en aanleg van hoge cultuurhistorische waarde. Voor het behoud van deze cultuurhistorische waarden bij de herontwikkeling van het gebied is daarom een convenant van kracht tussen de Universiteit Leiden en de gemeente Leiden. In 1925 wordt de gele tram doorgetrokken vanuit Wassenaar naar Leiden met een halte ter hoogte van het ziekenhuis. Langs de trambaan wordt later de Wassenaarseweg aangelegd waarmee het ziekenhuisterrein ook een verkeersontsluiting aan de noordzijde krijgt. Rond 1960 besluit de universiteit dat de bètafaculteiten geconcentreerd worden in grotendeels nieuwe bebouwing tussen de Wassenaarseweg, de nieuw aan te leggen Plesmanlaan en het toenmalig ziekenhuiscomplex. Deze universiteitswijk zou zich eveneens uitstrekken ten westen van de A44. De volledig nieuwe indeling van het gebied en een deel van de bebouwing, o.a. het Gorleuslaboratorium, stamt uit de periode volgend op dit besluit. Deze bebouwing is grotendeels ingrijpend gewijzigd sinds de bouwtijd en vertegenwoordigt daarmee een beperkte cultuurhistorische waarde. Het gebied met daarop het station Leiden Centraal kent een geheel eigen ontwikkeling die veel nauwer met die van de binnenstad van Leiden is verbonden. Met de aanleg van de spoorlijn in 1842 en de bouw van het eerste station begint de complexe inrichtingsgeschiedenis. Tot de herinrichting van het gebied vanaf 1950 vormen de plaats van het station en de loop van de Rijnsburgerweg de constante factoren. Het station uit 1842 wordt in 1879 vervangen door een groter exemplaar en vervolgens 1953 weer opnieuw vervangen. Voor het oudste station wordt in eerste instantie een plantsoen aangelegd dat rond 1875 vervangen wordt door een spoorhaven. Met de daarbij behorende goederenloods met perron en vervolgens de aanleg van de tram, ontstaat en vol en wat rommelig gebied. De bombardementen in 1944 beschadigen weliswaar de bebouwing ten zuiden van het station
31
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
maar het station zelf blijft ongedeerd. Door de sterk toenemende verkeersdruk en het intensieve treinverkeer tussen Rotterdam en Amsterdam ontstaat al voor 1940 een onhoudbare situatie rond de spoorwegovergangen ter weerszijden van het station. Vanaf 1950 wordt daarom de spoorlijn op een spoordijk gelegd zodat twee ongelijkvloerse kruisingen kunnen worden aangelegd. Daarbij moet ook het station uit 1879 worden vervangen om de hoger gelegen perrons te kunnen ontsluiten. Voor het station wordt naar een plan van 1949 een enorme boulevard met aan weerszijden een ruim verkeersplein in de vorm van een rotonde voorzien . Het huidige zeer ruime Stationsplein met in het verlengde de Schipholweg zijn daar een overblijfsel van. Eind 20e eeuw wordt ook het station uit 1953 als onvoldoende ervaren en in 1996 wordt het huidige station geopend. Dit station is enigszins naar het noorden verschoven ten opzichte van de voorgaande stations zodat de hoofdingang meer in de as van de Stationsweg ligt. De oude stations waren gelegen aan het Stationsplein waardoor de Rijnsburgerweg als doorgaande weg van Leiden naar Oegstgeest aan de oostzijde van het plein lag. Het station en de ruimtelijke inrichting van het huidige plein vertegenwoordigen geen beschermenswaardige cultuurhistorische waarden.
4.2.2.2 Beschermd stads- of dorpsgezicht Binnen het plangebied bevindt zich geen beschermd stadsgezicht. Wel bevindt een klein onderdeel van het beschermd dorpsgezicht Wilhelminapark en Geesten zich in het plangebied. Het betreft de agrarische gronden ten noorden van de Wassenaarseweg. Deze gronden zijn in gebruik als agrarisch gebied en vertegenwoordigen een belangrijke cultuurhistorische waarde. Zij zijn op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1985 op 26 oktober 2007 aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het totale gebied beslaat een oppervlakte van 64,6 hectare. Deze gronden dienen vanuit cultuurhistorisch perspectief onbebouwd te blijven en hun open, agrarische karakter te behouden, voor zover gelegen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Hiertoe zijn in dit bestemmingsplan extra regels opgenomen ten behoeve van bescherming van dit beschermd dorpsgezicht.
4.2.2.3 Landgoederenbiotoop Het plangebied valt niet in de invloedssfeer van een landgoederenbiotoop.
4.2.2.4 Molenbiotoop Het plangebied valt niet in de invloedssfeer van een molenbiotoop. In het plangebied zijn zelf ook geen historische windmolens aanwezig.
4.2.2.5 Rijksmonumenten In het plangebied is aan aantal rijksmonumenten aanwezig. Deze genieten bescherming via de Monumentenwet. De rijksmonumenten zijn:
Straat
Huisnummer
Monumentnummer
Pesthuislaan
2
25438
Pesthuislaan
3
25438
Pesthuislaan
3a
25483
32
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Pesthuislaan
4
515091
Pesthuislaan
7
25439
Deze tabel betreft een momentopname: binnen de looptijd van een bestemmingsplan kunnen nieuwe monumenten worden aangewezen. Bovenstaande lijst dient dan ook ter illustratie.
4.2.2.6 Gemeentelijke monumenten Is het plangebied zijn enkele gemeentelijke monumenten aanwezig, deze genieten bescherming via de Monumentenwet. De gemeentelijke monumenten zijn:
Straat
Huisnummer
Monumentnummer
Wassenaarseweg
56
1600
Wassenaarseweg
58
1600
Wassenaarseweg
60
1711
Wassenaarseweg
60 naast
1712
Deze tabel betreft een momentopname: binnen de looptijd van een bestemmingsplan kunnen nieuwe monumenten worden aangewezen. Bovenstaande lijst dient dan ook ter illustratie.
4.2.2.7 Karakteristieke panden De volgende panden in het plangebied hebben de waarde van 'karakteristiek pand'. Deze panden worden niet beschermd via de Monumentenwet maar via het bestemmingsplan. Om die reden is voor onderstaande panden op de verbeelding een aanduiding 'karakteristiek pand' met bijbehorende regels opgenomen.
Straat
Huisnummer
Wassenaarseweg
54
Wassenaarseweg
62
Wassenaarseweg
70
Pesthuislaan
5
Pesthuislaan
6
Pesthuislaan
6a
Pesthuislaan
6b
33
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
4.3
Ecologie
4.3.1
Beleidskader
4.3.1.1 Europees en nationaal beleid Flora- en faunawet Werkzaamheden die worden uitgevoerd om ontwikkelingen mogelijk te maken, kunnen mogelijk aanwezige natuurwaarden verstoren of aantasten. Om deze reden dient, in het kader van de Flora- en faunawet, een ecologische toets uit te worden gevoerd om het effect van de voorgenomen ontwikkeling op de aanwezige natuurwaarden inzichtelijk te kunnen maken. In het kort komen verplichtingen in het kader van de Flora en faunawet op het volgende neer: onderzoeken of er beschermde planten of dieren voorkomen in het te ontwikkelen gebied; voorkómen van verstoring van deze beschermde planten en dieren; eventueel vóóraf bieden van een alternatief voor de gevonden soorten (bijvoorbeeld in de vorm van vervangende verblijfplaatsen); eventueel aanvragen van een ontheffing met een gedegen ecologische onderlegger en/of compensatieplan. De flora- en faunawetgeving is sinds februari 2005 gewijzigd. Hierbij is het beschermingsregime voor algemeen voorkomende soorten verlicht en kan het aanvragen van ontheffingen voor een aantal beschermde soorten worden voorkomend als gewerkt wordt volgens een gedragscode. De gemeentelijke Gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden en het daarbij horende ecologische toetsingskader geeft inzicht in de diverse verplichtingen die dit met zich meebrengt en kan op elk stedelijk project worden toegepast. De Flora- en faunawetbeschermt een groot aantal bijzondere en minder bijzondere inheemse plant- en diersoorten. De verstoring van (vaste rust- en verblijfsplaatsen van) deze soorten is in beginsel verboden. Er kan een ontheffing van zulke verboden worden gegeven wanneer de gunstige staat van instandhouding van de soort(en) niet in gevaar komt. Voor algemene soorten is een vrijstelling van kracht van deze ontheffingsplicht voor ruimtelijke ontwikkelingen. De zorgplicht uit de Wet blijft voor deze soorten wel van kracht: bij werkzaamheden moet zoveel mogelijk voorkomen worden dat schade toegebracht wordt aan beschermde soorten. Voorzover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie (ELI). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Ecologische hoofdstructuur Het beschermingsregime voor gebieden die vallen onder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) vloeit voort uit het Natuurbeleidsplan uit 1991 en de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. Het is in de Nota Ruimte op nationaal niveau en vervolgens door de provincies op provinciaal niveau nader uitgewerkt. Bescherming van deze gebieden is op planologische basis en er wordt van uitgegaan van het "Nee, tenzij"-regime en compensatiebeginsel. Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS het "nee, tenzij"- regime. Indien een voorgenomen ingreep de "nee, tenzij"-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele
34
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het "nee, tenzij"-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden.
Natuurbeschermingswet 1998 De gebiedsbescherming is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Nota Ruimte. Onder deze bescherming vallen de volgende gebiedssoorten: Natura 2000-gebieden (dit zijn gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn), Beschermde Natuurmonumenten en gebieden ter uitvoering van verdragen en andere internationale verplichtingen (zoals wetlands), worden ook beschermd op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. De uitgevoerde toetsing betreft het vaststellen of het projectgebied in of in de omgeving van een beschermd natuurgebied ligt en of er sprake is van een negatief effect op de beschermde natuurwaarden.
4.3.1.2 Provinciaal en regionaal beleid Landschapsbeleidsplan Leidse regio en Warmond 2002 Het regionale landschapsbeleidsplan heeft meerdere doelstellingen. Aangegeven moet worden hoe de agrarische, ecologische, recreatieve, cultuurhistorische en visueel - ruimtelijke kwaliteiten van het landschap behouden, versterkt of ontwikkeld kunnen worden op een zodanige manier, dat een meerwaarde ontstaat op regionaal niveau. Daarnaast moet er een landschappelijk raamwerk worden ontworpen, waarin functies als landbouw, natuur, waterbeheer, recreatie en mogelijkheden voor verstedelijking duidelijk zijn gepositioneerd. Ook een optimale wisselwerking tussen stedelijke en landelijke gebieden moet worden aangegeven. De relatie stad-land, de voedingsaders voor natuur in de stad, moet worden geoptimaliseerd en worden beschermd.
4.3.1.3 Gemeentelijk beleid Kaderstelling Bomenbeleid (2004 - 2014; actualisatie Bomennota 1993) De Bomennota heeft vier hoofddoelstellingen voor het ruimtelijk, beheersmatig en juridisch beleid: het aanvullen van structuurvormende bomenrijen, het beschermen van bomen (Bomenverordening), het verbeteren van groeiplaatsomstandigheden van bomen, het versterken van stad-land relatie door sortimentskeuze van bomen. Ecologisch Beleidsplan Leiden (1998) Het uitgangspunt van het Ecologisch Beleidsplan Leiden (EBL) is om de natuur mee te laten tellen als bewoner van de stad. Hierbij moeten de kansen om de natuur de stad in te halen optimaal worden benut en bedreigingen voor die natuur zoveel mogelijk worden beperkt, rekening houdend met de multifunctionaliteit van de stad en haar stedelijk groen. De hoofddoelstellingen van het ecologisch beleidsplan zijn: Het complementeren dan wel opstellen van een gebiedsdekkend plan voor een duurzame ecologische groenstructuur van 'groene' en 'blauwe' verbindingen vanuit het buitengebied de stad in. Door middel van inrichting, communicatie en regelgeving de Leidse Ecologische Structuur (LES) versterken. Profielen, beheermethoden en sortimentskeuze koppelen aan de LES.
35
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden (2005) De Flora- en Faunawet stelt gemeenten verplicht bij ruimtelijke ontwikkelingen na te gaan of er bedreigde plant- en diersoorten aanwezig zijn in het projectgebied. Een wijziging van deze wet in februari 2005 stelt gemeenten in staat een gemeentelijke gedragscode voor ecologisch beleid vast te stellen. Als één van de eerste gemeenten in Nederland heeft de gemeente Leiden een dergelijk document opgesteld. Dit document is door het Ministerie van LNV goedgekeurd. Deze Gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden dient als leidraad voor ruimtelijke projecten waarbij sprake is van een functieverandering of werkzaamheden waarbij sprake is van een ruimtelijke verandering (zoals sloop, grondwerk of bouw). Het volgen van de gedragscode bij ruimtelijke ontwikkelingen minimaliseert de kans op conflicten met de Floraen Faunawet. Het Ecologisch toetsingskader voor stedelijke projecten (2003) en het Stadsnatuurmeetnet vormen de basis van de Gedragscode.
4.3.2
Onderzoeksresultaten
Door Bureau Stadsnatuur Rotterdam (BSR) is een quickscan in het kader van de Flora- en faunawet uitgevoerd. Deze quickscan met kenmerk 0858 van 24 september 2012 is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. De conclusie van dit onderzoek luidt als volgt. Er zijn potenties in het onderzoeksgebied aanwezig voor soorten van tabel 2 en tabel 3 van de Flora- en faunawet van de volgende soortgroepen: ongewervelden; flora; vissen; vogels; vleermuizen. Het gaat hierbij om 21 soorten. Het betreft negen soorten van tabel 2, vijf soorten van tabel 3 en zeven jaarrond beschermde vogelsoorten. Kerngebieden met een hoge kans op de aanwezigheid van meerdere beschermde soorten bevinden zich globaal in vijf zones in het plangebied. In deze zones zullen ruimtelijke ingrepen voorafgegaan moeten worden door ecologisch onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten. Algemeen gesteld zijn drie elementen in het plangebied direct een aanleiding voor vervolgonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet: -watergangen. Ruimtelijke ingrepen waarbij sloten zullen worden aangetast kunnen niet worden uitgevoerd zonder gedegen visonderzoek op voorhand. Bij goede waterkwaliteit zal aanvullend onderzoek moeten plaatsvinden naar Platte schijfhoren; -bomenrijen. Nader onderzoek naar vaste verblijven van vogels of vleermuizen is wenselijk indien kapwerkzaamheden voorgenomen zijn. Ook beschermde vliegroutes van vleermuizen zijn mogelijk; -gebouwen met spouwmuren. Dit type gebouwen heeft een reële kans verblijven van vleermuizen te herbergen. Tot slot geldt dat ruimtelijke ingrepen uitgevoerd zullen moeten worden volgens de richtlijnen van de Gedragscode ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden. Dit om verstoring van soorten van tabel 2 van de Flora- en faunawet en broedende vogels te voorkomen.
36
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Aangezien het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft waarin geen ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt zijn vervolgonderzoeken in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig. Indien sprake is van concrete ontwikkelingen dan zal daar een aparte procedure voor doorlopen worden, met ook een apart flora- en faunaonderzoek.
4.4
Kabels en leidingen
Het betreft een conserverend bestemmingsplan zodat aanwezige kabels en leidingen in het plangebied geen belemmeringen vormen voor ontwikkelingen. In het plangebied bevindt zich langs de Plesmanlaan, het Piet Paaltjespad, de Bargelaan en het Stationsplein een ondergronds gedeelte van een 150kV-verbinding. Onderdeel hiervan is ook een oliedrukstation dat zich bevindt ter hoogte van het Piet Paaltjespad. Deze worden opgenomen op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan.
4.5
Milieuaspecten
4.5.1
Bedrijven en milieuzonering
4.5.1.1 Beleidskader Landelijke wet-/regelgeving en instrumentarium De Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat overheden bij het vaststellen van bestemmingsplannen moeten aantonen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening (Wro artikel 3.1 lid 1). Onderdeel hiervan is het zorgen voor een goede milieuzonering: de overheid dient er op toe te zien dat er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen enerzijds functies die hinder of gevaar veroorzaken (bijvoorbeeld bedrijven), en anderzijds functies die daar last van hebben (bijvoorbeeld woningen). Die afstand moet ook weer niet onnodig groot zijn, omwille van een efficiënt ruimtegebruik. In de praktijk wordt gebruik gemaakt van de handreiking "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) (editie 2009). Deze handreiking beveelt per standaard bedrijfstype een afstand aan tot woningen of andere 'kwetsbare' functies. De afstand hangt ondermeer af van de aard van de omgeving: een rustige woonwijk verdient een hoger beschermingsniveau dan een gebied waar al enige hinder is van bedrijven of infrastructuur (gemengd gebied). Een indicatie van richtafstanden bij verschillend bedrijfstypes is weergegeven in onderstaande tabel.
Richtlijnen (in meters) tot omgevingstype (op basis van VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)) Categorie
Rustige woonwijk
Gemengd gebied
1
10
0
2
30
10
3.1
50
30
3.2
100
50
4.1
200
100
4.2
300
200
37
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
In gebieden met functiemenging, zoals binnensteden, kunnen sommige soorten bedrijven aanpandig of inpandig aan woningen grenzen. Dit is in dat soort gebieden vaak al de praktijk. Ook kan gekeken worden naar de specifieke situatie bij een bedrijf: als een bedrijf afwijkt van het 'gemiddelde' bedrijf uit de VNG handreiking, of als het bedrijf al beperkt wordt door bestaande woningen in de buurt, kan een andere afstand worden aangehouden. Een afwijkende afstand wordt onderbouwd met onderzoek dat aantoont dat met die afstand een goed woon- en leefklimaat behouden blijft.
4.5.1.2 Onderzoeksresultaten In bijlage 1 is een actueel overzicht gegeven van de bij de Omgevingsdienst aanwezige vergunningplicht bedrijfslocatie binnen het plangebied. In zijn algemeenheid zullen bij nieuwe ontwikkelingssituaties de bovengenoemde uitgangspunten uit de VNGhandreiking worden gehanteerd. Uit het overzicht in bijlage 1 valt echter op te maken dat voor een aantal bedrijven en onderzoeks-/onderwijsinstellingen sprake is van een bijzondere (milieu)categorie die niet is opgenomen in de VNG handreiking. Dit komt omdat binnen die bedrijven of instellingen sprake is van laboratoria waarin gewerkt wordt met pathogene micro organismen (pmo) en of genetisch gemodificeerde organismen (ggo). Het specifieke milieuzoneringsbeleid dat de gemeente Leiden voor dergelijke bedrijven en/of instellingen heeft vastgesteld ten behoeve van de vigerende bestemmingsplannen Leeuwenhoek en Boerhaave-Sylvius wordt in dit bestemmingsplan voortgezet. Hieronder wordt hierop dieper ingegaan. Bij het vaststellen van het specifiek zoneringsbeleid is gebruik gemaakt van het onderzoek van TNO (januari 2002, nr PG/VGZ2002.011). De vraagstelling van dit onderzoek richtte zich specifiek op de risico's van grotere researchlaboratoria en bedrijven/instellingen die werken met of aan pathogene micro-organismen (pmo) en genetisch gemodificeerde organismen (ggo) dan wel laboratoria en bedrijven/instellingen die deze organismen in opslag hebben. De conclusies van het TNO onderzoek waren: De snelle wetenschappelijke ontwikkelingen bij ggo kunnen aanleiding zijn voor een regelmatige aanpassing van de regelgeving; Binnen de betreffende inrichtingen bestaat onder normale werkomstandigheden een geringe kans op een voorval waarbij mogelijk ziekteverwekkende organismen vrijkomen. In de vergunning voor genetische modificatie worden, afhankelijk van de aard van de organismen, maatregelen voorgeschreven om de organismen "binnen te houden"; Bij calamiteiten bestaat er in principe een grotere kans op verspreiding van organismen in de omgeving. Slechts een beperkt aantal pmo of ggo kan zich via de lucht verspreiden. De belangrijkste verspreidingsroute voor pmo of ggo loopt via mens-mens of mens-dier contacten. Verder zijn afval en afvalwater potentiële verspreidingsroutes. Hiervoor kunnen in de vergunningverlening zo nodig specifieke voorschriften worden opgenomen; Met betrekking tot risicoperceptie stelt TNO dat activiteiten zoals die in de Leeuwenhoek plaatsvinden aanleiding kunnen zijn voor het ontstaan van bezorgdheid onder omwonenden. Uit verschillende bronnen blijkt dat in het algemeen bij grote delen van de bevolking een wantrouwen bestaat tegenover genetische modificatie. Omdat het gaat om een fenomeen dat stress kan veroorzaken, is het verkleinen van de kans op bezorgdheid aan te bevelen. Verwacht wordt dat de bezorgdheid beperkt kan worden door het vergroten van de psychologische afstand: door bijvoorbeeld de feitelijke afstand te vergroten (zonering), maar bijvoorbeeld ook door bij de planvorming rekening te houden met visuele afscherming. Mede op grond van de resultaten van het onderzoek van TNO, het advies over de milieuzonering in het kader van juridische vereisten van prof. Mr. N.S.J. Koeman en het
38
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
overleg met de universiteit zijn onderstaande beleidsuitgangspunten geformuleerd ten aanzien van de milieuzonering. Er bestaan geen wettelijke regels omtrent de zonering van laboratoria die werken aan of met pmo of ggo. Ook in de lijst van bedrijfstypen zoals opgenomen in de VNG-handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (2009) worden deze niet expliciet vermeld. In deze handreiking wordt (in de tabel met opslagen en installaties) voor (bio)chemische laboratoria een richtafstand van 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk aangehouden. Hieraan is de aanduiding "D" toegevoegd, hetgeen aangeeft dat er een grote diversiteit binnen de bedrijfstak is. Dat kan aanleiding geven tot het hanteren van afwijkende afstanden. Voor medische laboratoria en laboratoria voor hoger onderwijs noemt de VNG handreiking eveneens een richtafstand van 30 meter tot een rustige woonwijk. In het Biosciencepark is sprake van een concentratie van de betreffende activiteiten. Daarnaast is er op een aantal aspecten onzekerheid over de eventuele effecten van met name calamiteiten. Tenslotte blijkt dat de betreffende activiteiten in potentie aanleiding kunnen zijn voor het ontstaan van bezorgdheid bij de bewoners. Op grond hiervan hebben de gemeente en de Omgevingsdienst West-Holland op basis van het rapport van TNO voorgesteld om voor de betreffende activiteiten de genoemde richtafstand van 30 m (in de VNG-publicatie) tot 100 m te verhogen. Er moet dan rekening worden gehouden met een afstand van 100 m ten opzichte van gevoelige functies. Bij het bepalen van deze afstand hebben de volgende conclusies uit het onderzoek van TNO een grote rol gespeeld: In de vigerende milieuvergunningen van de laboratoria zijn daadwerkelijk maatregelen voorgeschreven om te voorkomen dat mogelijk ziekteverwekkende organismen vrijkomen uit het laboratorium; In de vigerende milieuvergunningen zijn daar waar noodzakelijk specifieke voorschriften opgenomen om verspreiding via afval en afvalwater te voorkomen; De risicoperceptie van omwonenden is van groot belang. De gemeente zal aandacht besteden aan het aspect in de communicatie met omwonenden. Milieuzonering bedrijven/instellingen met ggo-laboratoria In het bestemmingsplan geldt dus als uitgangspunt voor bedrijven en instellingen met laboratoria die werken met of aan pmo of ggo een afstand van ten minste 100 meter ten opzichte van gevoelige functies. In de huidige situatie zijn op enkele locaties de realisatie van gen-labs of de realisatie van (nieuwe) gevoelige/beperkt gevoelige functies mogelijk gemaakt, zoals woningen. Hierover kan het volgende worden vermeld: De woningen ten noorden van de Hogeschool: Deze liggen op een afstand van meer dan 50 m vanaf de gen-laboratoria van de Hogeschool. Voor deze woningbouw wordt een afstand van 50 m voldoende geacht ten opzichte van de Hogeschool als bron, vanwege het lage niveau van onderzoek (categorie ML-I). Dit is een afwijking van bovenstaand uitgangspunt. In de zonering van de school zijn de betreffende laboratoria-activiteiten alleen in het zuidelijk deel van de school gesitueerd. De milieuvergunning van de Hogeschool is hier ook op aangepast. Bij het bepalen van deze afstand werd ook de verminderde risicoperceptie meegenomen in de afweging. Bewoners van deze woningen, zullen veelal studenten van de Hogeschool of de universiteit zijn en daarmee dus bekend met de werkzaamheden en risico's van gen-laboratoria. Om die reden is 50 meter afstand tot de laboratoria voldoende geacht. Dit is verwoord in het Collegebesluit van 14 april 2009.De afstand tussen nieuwe woningen en het bouwvlak van TNO als gen-lab bedraagt 100 m. Hiermee is voldaan aan het gemeentelijke beleid, als het gaat om de afstand tot TNO. De onderwijsinstelling op de locatie ten noorden van TNO: deze locatie zal door de Hogeschool gebruikt gaan worden en is daarmee niet gevoelig . Ten behoeve van deze onderwijsvoorziening zullen eveneens ondersteunende voorzieningen als kantoren mogelijk worden gemaakt. Gelet op de relatie met de onderwijsinstelling worden deze
39
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
ondergeschikte kantoren als niet gevoelig beschouwd. Dit geldt eveneens voor mogelijke kantoren als ondergeschikte functie op de bestaande Hogeschool-locatie. De functies in het gebied, zoals voorzieningen voor tijdelijke huisvesting (korter dan 6 maanden), horeca, kantoren, congresfaciliteiten, sportvoorzieningen): deze liggen op een afstand van minstens 50 m vanaf de bestemde gen-laboratoria in het plangebied en de gen-laboratoria buiten het plangebied. Hiermee wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid. De (nieuwe) sportvelden tussen Sylvius en Gorleaus gebied: de bestemming sport ligt op een afstand van minstens 25 m vanaf de bestemde ggo-laboratoria in het plangebied. Sportvelden worden conform het gemeentelijk beleid niet als gevoelig of beperkt gevoelig aangemerkt. Gelet op de korte verblijftijd van sporters ter plaatse en de hoge mate van zelfredzaamheid wordt een afstand van 25 tot 30 m als voldoende beschouwd. Resumerend kan worden gesteld dat voor wat betreft de milieuzonering voor bedrijven en instellingen waar met pmo of ggo wordt gewerkt de volgende richtafstanden moeten worden aangehouden:
Functie gevoeligheid leef-/verblijfsgebied Richtafstanden ten opzichte van bedrijven/instellingen met ggo laboratoria (in meters) Gevoelig
100
Beperkt gevoelig
50
Niet gevoelig
0
Uitgaande van het bovenstaande betekent dit dat in het gebied dat ligt langs de Plesmanlaan, grofweg vanaf de Darwinweg, via de Einsteinweg en de Ehrenfestweg naar de A44, bij de planning van bedrijven die met ggo's werken, rekening worden gehouden met de gewenste afstand van 100 meter die geldt naar gevoelige functies. Immers, aan de overkant van de Plesmanlaan liggen woningen op enkele punten op een kleinere afstand dan 100 meter. Het betreft hier woningen aan de Muiderkring, de Jan Luykenlaan en Schouwenhove. Aan de Verbeeklaan zijn in een huidig kantoorpand zowel studentenwoningen (nr. 11 t/m 23) als reguliere woningen gepland (nr. 2 t/m 12). Deze (studenten)woningen komen nog het dichtste bij het plangebied. De woningen aan de Van Ravelingenstraat liggen op voldoende afstand (140 meter). Dit betekent, dat niet zonder meer een GGO inrichting aan de rand van het plangebied aan de Plesmanlaan gevestigd kan worden. Conclusie Binnen het plangebied is een aantal bedrijven en instellingen aanwezig waar gewerkt wordt met pmo en/of ggo. Voor dergelijke bedrijven is een milieuzoneringsmethodiek vastgesteld die afwijkt van de VNG handreiking 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Bij vestiging van nieuwe bedrijven in het gebied ziet de milieuzonering er samengevat als volgt uit:
Functie gevoeligheid leef-/verblijfsgebied Richtafstanden ten opzichte van bedrijven/instellingen met pmo en/of ggo laboratoria (in meters) Gevoelig
100
Beperkt gevoelig
50
40
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Niet gevoelig
0
Dit betekent, dat niet zonder meer een pmo dan wel ggo inrichting aan de rand van het plangebied aan de Plesmanlaan gevestigd kan worden gelet op de aanwezigheid van gevoelige functies ten zuiden van de Plesmanlaan.
4.5.2
Bodem
4.5.2.1 Beleidskader Wet ruimtelijke ordening De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen regels stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent voor de bodem (grond en grondwater) dat de bodemkwaliteit en de voorgenomen bestemming met elkaar in overeenstemming dienen te zijn. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek eventueel aangevuld met een bodemonderzoek bepaald. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) In de Wabo staat dat een omgevingsvergunning, voor het bouwen op een vermoeden van ernstig verontreinigde grond, pas in werking treedt nadat: er is vastgesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging; het bevoegd gezag heeft ingestemd met het saneringsplan; er een melding is gedaan van een voornemen tot saneren. Wet bodembescherming (Wbb) Als er sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan gelden de regels van de Wet Bodembescherming. In de Wbb is een saneringsdoelstelling bepaald (het saneren naar de functie) en een saneringscriterium (wanneer moet er gesaneerd worden (bij zogenaamde "spoed- of risicolocaties")). Besluit bodemkwaliteit (Bbk) Het Besluit bodemkwaliteit geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe bouwprojecten, zoals woningen en wegen. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijke intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het besluit staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie. Lok aal bodembeleid De regels voor grondverzet volgen uit het Besluit bodemkwaliteit. In de gemeente Leiden is het generieke beleid van kracht. Dat betekent dat toe te passen grond altijd aan twee eisen moet voldoen: toe te passen grond moet beter of gelijk in kwaliteit zijn als de ontvangende bodem - (op niveau van bodemkwaliteitsklasse); toe te passen grond moet beter of gelijk in kwaliteit zijn als geldt voor de op betreffende plek geldende bodemfunctieklasse;
41
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
voor de gemeente Leiden is een bodemfunctieklassenkaart beschikbaar. Aanvullende regels hierop zijn opgenomen in de regionale bodembeheernota.
4.5.2.2 Onderzoeksresultaten In de jaren tachtig van de vorige eeuw is het plangebied in ontwikkeling genomen. Het westelijke en een groot deel van het oostelijke deel bestond uit weilanden. De bodemkwaliteit van het plangebied is voordat het in ontwikkeling is genomen middels een aantal grootschalige bodemonderzoeken in beeld gebracht. Veelal zijn er vervolgonderzoeken uitgevoerd van percelen, die later in ontwikkeling zijn genomen. Het oostelijke deel grenzend aan het centraal station en ter hoogte van het "Pesthuis" is geleidelijk vanaf de zeventiende eeuw in gebruik genomen. Met name ter hoogte van het "Pesthuis" is het gebied intensiever gebruikt. Dit gebied is "verdacht" en bodemverontreiniging is hier dan ook aangetroffen. Het binnengebied van het "Pesthuis" is gesaneerd. Verontreinigingen van dien aard zijn verder binnen het Biosciencepark niet aangetroffen. Over het algemeen zijn in de grond en het grondwater lichte verontreinigingen aangetroffen. Een enkele keer is er een uitschieter aan zware metalen aangetroffen boven de tussenwaarde. Deze matige verontreinigingen zijn van beperkte omvang en hebben op de ontwikkeling/herinrichting van dit plangebied geen invloed. Momenteel bevinden zich vele bedrijven binnen het plangebied, die mogelijk bodembedreigende activiteiten uitvoeren. Verontreinigingen, die zij veroorzaken dienen op basis van de Zorgplicht (Wbb artikel 13) direct verwijderd te worden. De bedrijven hoeven dus geen probleem te zijn voor een verslechtering van de bodemkwaliteit. Mocht er grond worden aan- of afgevoerd, dan moet dit plaatsvinden volgens de door de overheid gestelde regels. In het bijzonder wordt gewezen op het Besluit bodemkwaliteit. Conclusie Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Verder zijn er binnen het plangebied geen "spoed- of risicolocaties" aanwezig. Om deze redenen hoeft de bodem ten behoeve van dit plan niet te worden onderzocht of gesaneerd.
4.5.3
Externe veiligheid
4.5.3.1 Beleidskader Algemeen Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). Landelijk beleid Het Rijk heeft voor de verschillende risicobronnen beleid vastgesteld. Inrichtingen: Het beleid voor de opslag van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), voor zover de risico's door een inrichting worden veroorzaakt.
42
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Buisleidingen: Voor ondergrondse buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor: Voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire Rnvgs) en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing. In de Circulaire Rnvgs is een risicobenadering die vergelijkbaar is met de risicobenadering die voorgeschreven is in het Bevi. Op termijn zullen de Circulaire Rnvgs en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen vervangen worden door het in voorbereiding zijnde Besluit transport externe veiligheid (Btev). In het Btev zal dezelfde risicobenadering gehanteerd worden als in het Bevi gehanteerd wordt. Begrippen externe veiligheid Binnen externe veiligheid spelen een aantal begrippen een belangrijke rol, nl. het plaatsgebonden risico, het groepsrisico, de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico en de belemmeringenstrook buisleidingen. Hieronder zijn deze begrippen nader uitgewerkt. Plaatsgebonden risico: Het PR kent een grenswaarde van 10-6 per jaar voor nieuwe en bestaande situaties. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Eventueel aanwezige kwetsbare bestemmingen moeten gesaneerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan. Verantwoordingsplicht groepsrisico: De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied. Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (OW): met de kans op een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers van 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers van 10-7 per jaar, en met de kans op 1000 of meer dodelijke slachtoffers van 10-9 per jaar. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ligt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een factor 10 lager dan voor inrichtingen. In de verantwoording van het groepsrisico worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van een afweging over het risico en de ruimtelijke situatie. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten aan de orde en de mogelijkheden tot rampenbestrijding (zie ook Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico voor inrichtingen). Belemmeringenstrook buisleidingen: De belemmeringenstrook is een strook van 4 of 5 meter aan weerszijden van de leidingen die moet worden vrijgehouden ten behoeve van onderhoud en werkzaamheden aan de buisleiding. De bedoeling is dat alle PR 10-6 contouren rondom buisleidingen teruggebracht worden tot een afstand binnen de zgn. belemmeringenstrook. In de belemmeringenstrook mag niet gebouwd worden, tenzij met toestemming (via een ontheffing of een aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders. Hiervoor zijn in de Regels voorwaarden opgenomen waarmee voldaan wordt aan artikel 14, lid 2 Bevb. Werkzaamheden in deze strook mogen alleen
43
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
worden uitgevoerd door of met instemming van de leidingbeheerder. De ligging van de leidingen en de belemmeringenstrook is op de Verbeelding vastgelegd. Transport gevaarlijk stoffen over weg: veiligheidszone en plasbrandaandachstgebied : Voor wegen die onderdeel zijn van het Basisnet Weg zijn veiligheidsafstanden vastgelegd : de veiligheidszone en het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Bij de vaststelling van de veiligheidzones is rekening gehouden met een toename van het transport van gevaarlijke stoffen. Het Basisnet Weg geeft een gebruiksruimte aan de daarin opgenomen wegen. De veiligheidszone is zodanig gekozen dat rekening houdend met de gebruiksruimte het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen op de grens van de zone niet meer bedraagt dan 10-6 per jaar. Binnen de veiligheidszone mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd. Voor wegen met een veiligheidszone van '0' meter, betekent dit dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico niet buiten de weg ligt. Binnen het PAG van 30 meter mag slechts bij hoge uitzondering en met een goede motivatie gebouwd worden. Voor wegen die deel uitmaken van het Basisnet moet voor de berekening van het groepsrisico worden uit gegaan van de in bijlage 2 van de Circulaire Rnvgs vermelde vervoercijfers. Deze vervoercijfers zijn gebaseerd op een maximale benutting van de gebruiksruimte voor het vervoer over het Basisnet . De in bijlage 2 vermelde vervoercijfers hebben alleen betrekking op LPG (GF3). Dit laat onverlet dat de omvang van het invloedsgebied mede wordt bepaald door andere gevaarlijke stoffen. Het invloedsgebied wordt derhalve ook voor de in bijlage 2 genoemde wegen bepaald door de gevaarlijke stof die over de betreffende weg wordt vervoerd met grootste 1% letaliteitsgrens.
Lok aal beleid Provinciaal (zuid Holland): De provincie Zuid Holland ambieert een veilig Zuid-Holland. In de provinciale structuurvisie (PSV) staat als provinciaal belang genoemd het 'beschermen van grote groepen mensen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen'. De provincie wil voorkomen dat risicovolle activiteiten gevestigd worden in de omgeving van grote groepen mensen of dat een nieuwe ontwikkeling gepland wordt binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Het is niet altijd te voorkomen dat dit soort functies gecombineerd worden en het groepsrisico toeneemt. In dat geval vraagt de provincie van de verantwoordelijke bestuurders dat zij een verantwoording groepsrisico schrijven: een heldere en transparante toelichting waarin zij uitleggen waarom deze ontwikkeling op deze locatie noodzakelijk is. Op basis van een verantwoording groepsrisico moet aannemelijk worden gemaakt dat op termijn in de eindsituatie wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde. Holland Rijnland: De regio Holland-Rijnland heeft in 2008 een Omgevingsvisie externe veiligheid opgesteld. In deze omgevingsvisie heeft de regio een beslismodel opgesteld op basis van zonering van het groepsrisicodiagram (het fN-diagram, f= kans op calamiteit, N=aantal slachtoffers). Het model gaat uit van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Aan de zones in het diagram zijn verschillende handelswijzen gekoppeld. Als de groepsrisicocurve voor een bepaalde activiteit of ruimtelijke ontwikkeling in een bepaalde zone uitkomt, volgt uit het beslismodel onder welke voorwaarden de activiteit of ruimtelijke ontwikkeling is toegestaan.
44
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
4.5.3.2 Onderzoeksresultaten Het plangebied ligt niet in een effectgebied (1% letaliteitsafstand) van een spoorlijn, waterweg of buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. Wel is aandacht nodig voor: 1. transportroutes: A4, A44, N206, Plesmanlaan, 2. bedrijven:, Apotex, Dutch Space, MultiEnergy. Ad 1 Rijksweg A4: Het plangebied ligt in het effectgebied van de A4, maar wel een op ruime afstand van 2km. Vanwege het transport van toxische vloeistoffen van categorie LT3 heeft de A4 een effectgebied waar dodelijk slachtoffers kunnen vallen (1% letaliteitstafstand) reikt tot meer dan 4 kilometer. Het plan heeft geen effect op de hoogte van het groepsrisico of op andere externe veiligheidsaspecten zoals bereikbaarheid, capaciteit hulpverleningsdiensten of zelfredzaamheid.
Rijksweg A44: Het Biosciencepark wordt aan de Westzijde begrensd door de A44. Een deel van de A44 ligt in het plangebied. Over de A44 worden brandbare vloeistoffen en brandbare gassen getransporteerd. Het effectgebied van de A44 reikt tot 355 meter vanaf de weg. De A44 heeft een veiligheidszone van 0 meter en heeft geen PAG. Voor de A44 zijn diverse risicoberekeningen beschikbaar . Het groepsrisico is 0,221 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico verandert niet met dit plan. N206: Het plangebied ligt in het invloedsgebied van de N206. Vanwege het transport van toxische vloeistoffen van categorie LT2 heeft de N206 een effectgebied van 900 meter. Het groepsrisico van de N206 is erg laag. Het plan heeft geen effect op de hoogte van het groepsrisico of op andere externe veiligheidsaspecten zoals bereikbaarheid, capaciteit hulpverleningsdiensten of zelfredzaamheid. Plesmanlaan: Het plangebied grenst aan de zuidzijde aan de Plesmanlaan. De Plesmanlaan wordt gebruikt voor het transport van LPG ter bevoorrading van het LPG tankstation aan de Plesmanlaan. Zie daarom hiernavolgende onder MultiEnergy. Het groepsrisico langs de Plesmanlaan is in de huidige situatie 0,11 maal de oriëntatie. Een groei van 50% LPG transport veroorzaakt een stijging tot 0,195 maal de oriëntatiewaarde .Dit blijft met dit plan hetzelfde. Ad 2 Apotex: Aan de Archimedesweg is Apotex gevestigd. Apotex produceert medicijnen en heeft daarvoor een grote opslag van grondstoffen, waarvan een deel gevaarlijke stoffen. Apotex valt door de opslag van meer dan 10 ton gevaarlijke stoffen onder de werkingssfeer van het Bevi.
45
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
De PR grenswaarde contour (PR 10-6 contour) ligt binnen de inrichtingsgrenzen , het effectgebied is 97 meter . Apotex veroorzaakt in de huidige situatie geen groepsrisico, want het maximale aantal slachtoffers bedraagt volgens de berekening 8 personen. Dit verandert niet met dit plan. Dutch Space: Hiervoor heeft het Centrum voor Externe Veiligheid van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu een risicoanalyse opgesteld . De effecten bij een calamiteit zijn beperkt. Bij Dutch Space worden kleine hoeveelheden ontplofbare stoffen van klasse 1.1 (0,05 kg), 1.3 (200 kg) en 1.4 (0,2 kg) opgeslagen. De klasse 1.1 en 1.4 stoffen worden opgeslagen in opslagkasten in het gebouw van de inrichting. Volgens het onderzoek van het RIVM blijft het effect van een calamiteit beperkt tot de opslagkast. De klasse 1.3 stoffen worden opgeslagen in een opslaggebouw op het buitenterrein. De locatie voldoet aan de afstandseisen van de Circulaire opslag ontplofbare stoffen. Volgens het onderzoek van het RIVM reikt het effect van een calamiteit tot ca 12 meter. De locatie van de opslagvoorziening is zodanig gekozen dat het effect van een calamiteit binnen de inrichtingsgrenzen blijft. MultiEnergy: In 2010 is de vergunning van dit bedrijf geactualiseerd. In de vergunning zijn de volgende voorschriften opgenomen: de LPG doorzet is max 1000 m3 per jaar, bevoorrading met LPG vindt uitsluitend plaats in de uren tussen 21.00 uur en 6.00 uur, het LPG-reservoir mag maximaal tot 50% met vloeibaar LPG worden gevuld. PR: Binnen een straal van 45 meter vanaf het vulpunt, 25 meter vanaf het LPG-reservoir en 15 meter vanaf de afleverzuil van LPG zijn geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten gelegen. GR: Een deel van het plangebied ligt binnen het effectgebied van het LPG tankstation. Een deel ligt in het invloedsgebied waarvoor een groepsrisico verantwoording verplicht is. Het invloedsgebied van een LPG-tankstation bedraagt 150 meter. In de huidige situatie ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde. Vanwege de vestiging van een nieuw kantoorgebouw aan de Vondellaan 47 (Heerema) zijn de gemeente Leiden en MultiEnergy reeds in gesprek over beëindiging van de LPG verkoop. De gemeente Leiden en MultiEnergy zijn overeengekomen (overeenkomst uit 2008) dat de LPG verkoop nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen niet in de weg mag staan. Mocht door een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling de GR oriëntatiewaarde overschreden worden dan moet de LPG verkoop worden beëindigd. Met ander woorden als door nieuwbouw in het Biosciencepark het GR groter wordt dan de oriëntatiewaarde moet de LPG verkoop worden gestaakt. Het LPG tankstation is dus geen onoverkomelijk obstakel. Conclusie Binnen het plangebied bevindt zich vanuit oogpunt van externe veiligheid een aantal relevante bronnen. Het gaat hierbij om 1. transportroutes: A4, A44, N206 en Plesmanlaan, 2. bedrijven:, Apotex, Dutch Space, MultiEnergy. Geen van deze risicobronnen is een onoverkomelijk obstakel.
46
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
4.5.4
Geluid
4.5.4.1 Beleidskader Landelijke wet-/regelgeving en beleid Wet geluidhinder: Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Als een plangebied geheel of gedeeltelijk binnen de onderzoekszone van een verkeersweg, een spoorweg, of een gezoneerd industrieterrein valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld scholen en ziekenhuizen) binnen die geluidszone. Een bestemmingsplan kan pas worden vastgesteld indien de geluidbelasting op nieuwe geluidgevoelige functies voldoet aan de voorkeursgrenswaarden genoemd in de Wgh, of indien een besluit is genomen om hogere waarden vast te stellen. Voor dit laatste geeft de Wgh een maximale ontheffingswaarde. Voordat een hogere waarde kan worden vastgesteld, dienen eerst maatregelen onderzocht te worden om de geluidbelasting terug te dringen. Voor wegen die deel (gaan) uitmaken van een 30 km-gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden op grond van de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan het in sommige gevallen, zoals bij drukke 30 km wegen, toch nodig zijn om de akoestische situatie in kaart te brengen, om te beoordelen of het een goede locatie is voor een geluidgevoelige functie. Met betrekking tot industrielawaai geldt dat alleen een geluidszone moet worden vastgesteld voor een bedrijventerrein waarop grote lawaaimakers mogen worden gevestigd. Omdat op het bedrijventerrein geen grote lawaaimakers mogen worden gevestigd wordt aan de zonering industrielawaai geen nadere aandacht besteed. Hierna wordt wel aandacht besteed aan het geluid van de bedrijven. Locale wet-/regelgeving en beleid Richtlijnen voor het vaststellen van hogere waarden Wet geluidhinder: De Omgevingsdienst West-Holland voert namens de aangesloten gemeenten de hogere waarde procedure uit. Het bestuur van de Omgevingsdienst heeft richtlijnen vastgesteld , die de Omgevingsdienst gebruikt als kader bij het beoordelen van verzoeken van gemeenten om een hogere waarde. Deze richtlijnen hanteren 5 dB lagere normen dan het maximum dan wat op grond van de Wet geluidhinder mogelijk is. Deze richtlijn sluit daarmee aan bij de Duurzaamheidsagenda van de gemeente Leiden.
4.5.4.2 Onderzoeksresultaten Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Hierdoor is er geen akoestisch onderzoek nodig.
47
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
4.5.5
Luchtkwaliteit
4.5.5.1 Beleidskader Landelijk wet-/regelgeving en beleid In de Wet milieubeheer (Wm) zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. Titel 5.2 Wm 'Luchtkwaliteitseisen' wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Voor de gezondheid van de mens is een goede luchtkwaliteit van groot belang. Daarom zijn in bijlage 2 van de Wet milieubeheer grenswaarden opgenomen voor een aantal stoffen die als verontreiniging in de lucht voorkomen. In de praktijk richt de aandacht zich vooral op de stoffen stikstofdioxide en fijn stof. Van deze stoffen komen in Nederland concentraties voor die in de buurt van de grenswaarde liggen. De overige stoffen in bijlage 2 zijn minder kritisch.
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL): De 'Wet luchtkwaliteit' vormt de Nederlandse uitwerking van de Europese normen voor de luchtkwaliteit. Op grond van de Europese regelgeving moet vanaf 2005 overal in Europa worden voldaan aan de grenswaarde voor fijn stof. Voor stikstofdioxide geldt de grenswaarde vanaf 2010. In ons land is het niet gelukt om overal aan de grenswaarden te voldoen. Daarom heeft Nederland om uitstel verzocht. Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie het gevraagde uitstel gegeven. De jaargemiddelde norm voor fijn stof moet uiterlijk in juni 2011 gehaald zijn en de daggemiddelde en jaargemiddelde norm voor NO2 uiterlijk 1 januari 2015. Om deze normen te halen is een maatregelenpakket opgesteld, dat in een samenwerkingsprogramma van de rijksoverheid en de lagere overheden wordt uitgevoerd. Dit pakket wordt het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) genoemd. Het NSL is op 1 augustus 2009 van kracht geworden en vormt de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL is een bundeling van alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' verslechteren en alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het Rijk coördineert het programma. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in besluiten (algemene maatregelen van bestuur) en ministeriële regelingen. Hiervan zijn de volgende van belang. Besluit en regeling 'niet in betekenende mate': De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate, ofwel niet in betekenende mate (NIBM), leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Grotere projecten die in betekenende mate bijdrage kunnen worden opgenomen in het NSL, als is aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door de maatregelen van het NSL. Met projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging is rekening gehouden in de autonome ontwikkeling van de luchtkwaliteit. Het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' bevat criteria waarmee kan worden bepaald of een bepaald project wel of niet als 'in betekenende mate' moet worden beschouwd. NIBM projecten kunnen - juridisch gezien - zonder toetsing aan de grenswaarden voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de
48
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan, bijvoorbeeld om de bewoners en/of kinderen in een school/kinderdagverblijf aan de gebiedsontsluitende wegen. Het Besluit gevoelige bestemmingen: Met dit besluit wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof en stikstofdioxide. Gevoelige bestemmingen zijn gedefinieerd als gebouwen met de bijbehorende terreinen van scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen en vergelijkbare functies. Woningen worden hier niet toe gerekend. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitonderzoek nodig is, namelijk 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Wanneer in de onderzoekszone de grenswaarden voor fijn stof of stikstofdioxide (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van de gevoelige bestemming niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10 % van het totale aantal blootgestelden toegestaan. Regionaal beleid Duurzaamheidsagenda 2011-2014 (gemeente Leiden): In de Duurzaamheidsagenda van de gemeente Leiden zijn voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit de volgende zaken opgenomen: voor de helft van de nieuwbouwwoningen geldt dat de luchtkwaliteit minimaal 5-10% beter is dan de wettelijke grenswaarden (36 tot 38 ?g/m3); op woonlocaties ligt de norm voor luchtkwaliteit 10% lager dan de grenswaarden (< 36 ?g/m3); er worden geen scholen, kdv's, verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen e.d. gerealiseerd/uitgebreid binnen 300 meter van de snelweg en 50 meter van een drukke weg (>10.000 mvt/etm); er worden geen woningen, sporthallen, sportvelden, gevangenissen en ziekenhuizen gerealiseerd binnen 100 meter van de snelweg en 50 meter van een drukke weg (>10.000 mvt/etm). Luchtkwaliteitsplan Leiden: Deze planperiode is afgerond en het plan is geëvalueerd. De luchtkwaliteit in Leiden voldoet nog niet overal aan de grenswaarden. Daarom is een luchtkwaliteitsplan 2011-2014 in voorbereiding. Het nieuwe luchtkwaliteitsplan valt onder de paraplu van de Duurzaamheidsagenda 2011-2014.
Regionaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit: In het Regionale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit Zuid Holland zijn een aantal maatregelen ingebracht, die in regio Holland Rijnland worden uitgevoerd. Deze maatregelen zijn opgenomen in het NSL. De uitvoering van deze maatregelen wordt door Omgevingsdienst West-Holland gecoördineerd.
49
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
4.5.5.2 Onderzoeksresultaten Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Hierdoor is er geen luchtonderzoek nodig. Wanneer zich ontwikkelingen voordoen zal moeten worden nagegaan of onderzoek noodzakelijk is.
4.6
Milieueffectrapportage
4.6.1
Beleidskader
Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de 'moederprocedure'. Dit is de procedure op grond waarvan de besluitvorming plaatsvindt, bijvoorbeeld de bestemmingsplanprocedure, of een milieuvergunningsprocedure. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Er zijn drie onafhankelijke aanvliegroutes die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht en die dus alle drie moeten worden getoetst. Hierbij zijn de activiteiten bepalend waarop het plan of besluit betrekking heeft. Toetsing aan het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) Op grond van het Besluit m.e.r. toetst men of het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden: a. Het plan of besluit is direct m.e.r.-plichtig; b. Het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r.. Het plan of besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig: dit betekent dat door het bevoegd gezag moet worden beoordeeld of er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Als dat het geval is, geldt de m.e.r.-plicht: Voor een plan als bedoeld in kolom 3 'plannen' geldt geen m.e.r.-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht. c. Het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D: er dient door het bevoegd gezag in een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden beoordeeld of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd. d. De activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit wordt niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht. Toetsing aan artikel 7.2a lid 1 van de Wet milieubeheer Op grond van artikel 7.2a lid 1 van de Wet milieubeheer moet een planMER worden opgesteld
50
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
wanneer er voor het plan een passende beoordeling moet worden opgesteld. Een passende beoordeling moet op grond van artikel 19j lid 2 van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet) worden opgesteld, wanneer als gevolg van het plan significante negatieve effecten op een Natura 2000-gebied niet kunnen worden uitgesloten. Toetsing aan de provinciale milieuverordening Door Provinciale Staten kunnen aanvullend op het Besluit m.e.r. activiteiten worden aangewezen die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.
4.6.2
Onderzoeksresultaten
Het betreft een conserverend bestemmingsplan. In principe worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en hoeft er geen m.e.r -beoordeling plaats te vinden. Daarnaast moet bekeken worden of een zogenaamde "passende beoordeling "op grond van artikel 19j lid 2 van de Nb-wet gedaan moet worden. Hiervan is sprake wanneer als gevolg van het plan significante negatieve effecten op een Natura 2000-gebied niet kunnen worden uitgesloten (toets Nb-wet artikel 19j lid 1). Het zou in dit geval dan gaan om het gebied 'Meijendel & Berkheide' dat op circa 4,5 km van het plangebied ligt. Behalve nieuwe ontwikkelingen, die met het plan niet mogelijk worden gemaakt, moet hierbij rekening worden gehouden met onbenutte ontwikkelingsruimte ,wijzigings- en ontheffingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen die vanuit het vigerend plan mogelijk zijn en in dit plan worden overgenomen. Op basis van de info van de gemeente Leiden is aangenomen dat hiervan geen sprake is. Een m.e.r. beoordeling is niet nodig. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Bovendien bevat het plan geen onbenutte ontwikkelingsruimte ,wijzigings- en/of ontheffingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen vanuit het vigerend plan waardoor een passende beoordeling en daarmee een eventuele plan-MER evenmin noodzakelijk zijn.
4.7
Verkeer en vervoer
4.7.1
Beleidskader
4.7.1.1 Nota mobiliteit De Nota Mobiliteit geeft de visie van het rijk op het verkeer en vervoersbeleid weer tot en met 2020. De Nota is in samenwerking met de provincies, gemeenten, kaderwetgebieden en waterschappen tot stand gekomen. De Nota Mobiliteit is een zogenaamde planologische kernbeslissing (pkb), een planfiguur die wordt beschreven in de Wet op de Ruimtelijke Ordening en die de nota zijn wettelijke status geeft. Dit betekent dat eerst een beleidsvoornemen wordt gemaakt, waarna inspraak en advies volgen en tot slot een kabinetsstandpunt met parlementaire behandeling. De ruimtelijke aspecten van het verkeersen vervoersbeleid komen terug in de Nota Ruimte van het ministerie van VROM.
De minister van Verkeer en Waterstaat heeft op 28 mei 2004 de hoofdlijnennotitie voor de Nota Mobiliteit aan de Tweede Kamer aangeboden. In de hoofdlijnennotitie worden de volgende beleidsdoelen aangegeven: het verbeteren van de internationale bereikbaarheid; het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden; een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als
51
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling; het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen. De uitgangspunten bij het realiseren van deze beleidsdoelen zijn betrouwbare reistijden, vlotte en veilige verkeersafwikkeling binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving. Een goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor de sociale en economische ontwikkeling in Nederland. Op zijn beurt creëert die ontwikkeling weer nieuwe mobiliteit. Mobiliteit mag, maar niet altijd en overal. Mensen moeten mobiel kunnen zijn om maatschappelijk te kunnen participeren.
4.7.1.2 Regionaal Verkeer- en Vervoerplan (RVVP) Begin juli 2002 is het ontwerp Regionaal Verkeer- en Vervoerplan verschenen. In dit RVVP met de titel 'De Regio's Verbonden' wordt aangegeven wat de komende jaren het beleid zal zijn voor de Leidse Regio, de Duin en Bollenstreek en de Provincie Zuid-Holland. Met het plan wil men vraagstukken aanpakken die op het gebied van mobiliteit een bijdrage leveren aan een goed klimaat om te wonen, werken en ondernemen in de regio.
Ten aanzien van het plangebied zijn de volgende aandachtsvelden van belang: Mobiliteit en ruimte; dit aandachtsveld stelt de volgende doelen: a. betere afstemming van de ruimtelijke ontwikkelingen en de vervoersnetwerken; b. bundeling van activiteiten op locaties die goed bereikbaar zijn met de vervoermiddelen die daarbij horen; in dit geval het openbaar vervoer; c. een uitgekiende ruimtelijke ordening, zodat gebruik van fiets en openbaar vervoer gestimuleerd worden. De fiets; dit aandachtsveld stelt de volgende doelen: a. meer gebruik van de fiets in stedelijke gebieden; b. gebruik van fiets als voor- en natransport bij het openbaar vervoer. Openbaar vervoer; dit aandachtsveld stelt de volgende doelen: a. een snel en hoogwaardig verbindend regionaal hoofdnet (HOV); b. het hoofdnet en het onderliggend netwerk moeten afzonderlijk en eenduidig herkenbaar zijn.
4.7.1.3 Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP), Leiden, stad in beweging Leiden is strategisch gelegen als schakelpunt tussen de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Dat blijkt ook uit de mobiliteitscijfers. De gemiddelde Leidenaar maakt 10% meer verplaatsingen dan personen in vergelijkbare sterk stedelijke gemeenten. Om dit zowel nu en in de toekomst vlot en veilig te kunnen blijven doen zijn er diverse inspanningen nodig. Omdat het verkeers- en vervoersbeleid in Leiden nu nog verwerkt is in een scala aan deelplannen is dit integraal verkeers- en vervoersplan opgesteld. Hierin is de onderliggende visie verwoord, wordt de samenhang met andere vakdisciplines aangeven, komen alle vervoerwijzen aan bod en is een actieplan opgesteld voor uitwerking van het beleid. Nadrukkelijk is daarbij gekeken naar de verwachtingen voor de toekomst.
Centraal binnen het plan staat het stimuleren van duurzame mobiliteit. Dat wil zeggen dat door de te nemen maatregelen én de noodzakelijke bereikbaarheid van voorzieningen met verschillende vervoerswijzen is gewaarborgd én een bijdrage wordt geleverd aan een kwalitatief goede leefomgeving. De mobiliteitsvraag wordt gefaciliteerd uit oogpunt van vitaliteit en economie. Echter, Leiden als historische stad en verblijfsplaats, waar de netwerkstructuur en
52
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
de openbare ruimte niet optimaal zijn ontwikkeld op het massale autogebruik van de nieuwe tijd, noodzaakt wel tot een beheerste groei van die mobiliteit.
Er wordt sterk ingezet op behoud en verbetering van het aandeel langzaam verkeer in de verplaatsingen in de stad en toekomstige mobiliteitsgroei wordt zo veel mogelijk gekoppeld aan adequaat openbaar vervoer. De parkeerstrategie zet in op ontlasting van de (binnen)stad en opvang aan de stadsrand (P&R, transferia), gekoppeld aan HOV, zoals dat ook geldt voor de realisering van ontbrekende schakels in het rand- (A4-A44) en ring- (Kanalenroute, via Zijldijk) wegenstelsel op langere termijn.
Zowel op korte als langere termijn leveren vervoers- en verkeersmanagementmaatregelen een bijdrage aan de oplossing. De strategie is uitgewerkt in een vijftal samenhangende thema's: mobiliteit, ruimtelijke ordening, bereikbaarheid, leefbaarheid en randvoorwaarden.
4.7.1.4 Kadernota Bereikbaarheid Op 26 mei 2009 heeft de raad de Kadernota Bereikbaarheid vastgesteld. In deze kadernota is beleid vastgesteld omtrent de thema's verkeerscirculatie, parkeren, milieu, verkeersveiligheid, openbaar vervoer en fietsverkeer. De kadernota noemt een aantal knelpunten op het gebied van bereikbaarheid en stelt enkele concrete projecten voor.
4.7.1.5 Nota beleidsregels parkeernormen Op 20 oktober 2012 zijn de beleidsregels parkeernormen Leiden in werking getreden, deze schrijven voor hoe de gemeente toepassing geeft aan de bepalingen in de bouwverordening over parkeervoorzieningen bij bouwontwikkelingen. De beleidsregels bevatten parkeernormen voor allerlei verschillende functies, met bijbehorende bezettingspercentages per dagdeel. Op die manier wordt bepaald wat de parkeerbehoefte vanuit een ontwikkeling precies is. Voor de specifieke functies in het LBSP zijn aparte normen vastgesteld. Voor de functies Bedrijf 1, 2 en 3 zijn de volgende normen opgenomen in de beleidsregels parkeernormen:
Functie [per Binnenstad 100 m2 b.v.o.]
Binnenstad bij station
Schil
Schil bij station
Rest
Lifescience bedrijven categorie 1
1
0,8
1
0,8
1
Lifescience bedrijven categorie 2
1,3
1,1
1,3
1,1
1,3
Lifescience bedrijven categorie 3
1,7
1,5
1,7
1,5
1,7
53
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
4.7.2
Onderzoeksresultaten
4.7.2.1 Ontsluiting De belangrijkste ontsluitingsroutes voor het autoverkeer liggen aan de zijde van de Plesmanlaan: Bestaande toegangen zijn de Darwinweg en de Einsteinweg. Om de bereikbaarheid van het gebied op de langere termijn te garanderen is een derde ontsluitingsweg nodig ter hoogte van de Ehrenfestweg. Mede hierdoor is het nodig de kruising Plesmanlaan - Haagse Schouwweg te verbeteren en ongelijkvloers te maken. Dit gebeurt in het project Ontsluiting Bio Science park (OBSP). De Ehrenfestweg is inmiddels vanuit een richting ook toegankelijk gemaakt voor autoverkeer. Dit houdt in dat deze straat in dit bestemmingsplan Leiden Leeuwenhoek-Station een verkeersbestemming krijgt. De Wassenaarseweg is een belangrijke schakel in de langzaam verkeer verbinding tussen de binnenstad en de nieuwbouwwijk Valkenburg richting zee. Deze weg is ook van belang in de relatie tussen het Bio Science Park in Leiden ('de Leeuwenhoek') en in Oegstgeest ('Nieuw Rijngeest Zuid'). In dat kader wordt de onderdoorgang onder de A44 door permanent opengesteld voor autoverkeer, de zogenaamde Verlengde Wassenaarseweg. Hiermee is ook een goede verbinding tussen Leiden en Corpus gerealiseerd. De wegenstructuur in het Leiden Bio Science Park kent een 50 kilometer regime uitgezonderd twee smallere wegen met eenrichtingverkeer (JH Oortweg en Galileiweg) die een 30 km regime hebben. Fietsverkeer wordt zoveel mogelijk gecombineerd met autoverkeer, maar daarnaast zijn er vrij liggende fietsroutes als alternatief. Regionale investeringen in de bereikbaarheid, zoals aanleg van de Rijnlandroute zijn van belang om het Leiden Bio Science Park bereikbaar te houden. Via aparte plannen wordt de OBSP mogelijk gemaakt, de provincie Zuid-Holland maakt een inpassingsplan voor de Rijnlandroute. Daarnaast zijn er reeds jaren plannen voor een Hoogwaardig Openbaar Vervoertracé (HOV) door het park. Aanvankelijk zou dit in de vorm van een tram gebeuren, de Rijn Gouwelijn (RGL). Onlangs zijn de plannen voor een tram bijgesteld naar een snelbus. Het tracé van deze snelbus zal ook vanaf de binnenstad via het LBSP naar de kust lopen waarbij het LBSP en LUMC met één of meerdere haltes wordt aangedaan. Voor het functioneren van het LBSP en LUMC is een HOV-verbinding van groot belang.
4.7.2.2 Parkeren De gemeente Leiden hanteert de kencijfers van kennisorgaan CROW als leidraad voor het bepalen van parkeereisen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Deze kencijfers worden landelijk geaccepteerd als leidende adviesnormen voor parkeersituaties. De CROW-kencijfers bieden adviesnormen voor verschillende functies, en met verschillende bandbreedtes. De gemeente Leiden hanteert in beginsel de maximale bandbreedte met de strengste norm, behalve in gebieden die buitengewoon goed ontsloten zijn met openbaar vervoer, zoals gebieden in de directe omgeving van NS-station Leiden Centraal of NS-station Lammenschans. Bij de berekening van de parkeereis wordt altijd van de bestaande situatie uitgegaan als zijnde de nulsituatie, waarbij het uitgangspunt geldt dat de parkeersituatie niet mag verslechteren. Ook in gebieden waar de parkeersituatie reeds slecht is kunnen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, zolang aan dit uitgangspunt wordt voldaan. Daarom wordt het verschil in de parkeerbehoefte in de oude situatie vergeleken met de parkeerbehoefte in de toekomstige situatie. Voor dit bestemmingsplangebied geldt dat in het voorgaande bestemmingsplan
54
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
parkeernormen zijn opgenomen. Deze zullen in dit nieuwe plan niet meer opgenomen worden: de parkeerbehoefte wordt berekend per concrete bouwaanvraag en wordt getoetst bij de uitgifte van een vergunning. Op deze manier kan steeds getoetst worden aan de meest recente parkeernormen. Het parkeren ten behoeve van de diverse functies in het Leiden Bio Science Park gebeurt op eigen terrein: het gebied kent geen openbare parkeerplekken. Parkeren voor bezoekers gebeurt in de daarvoor beschikbare parkeergebieden (bijvoorbeeld naast De Stal) en parkeergarages (bijvoorbeeld naast het LUMC). Het gebied kent, vanwege het ontbreken van openbare parkeerplaatsen, geen parkeerrestrictie of blauwe zone.
4.8
Water
4.8.1
Beleidskader
4.8.1.1 Europees en nationaal beleid Nationaal Waterplan 2009-2015 In de aard en omvang van de nationale waterproblematiek doen zich structurele veranderingen voor. Klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking maken een nieuwe aanpak in het waterbeleid noodzakelijk. In februari 2001 sloten daarom het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en Vereniging van Nederlandse Gemeenten de 'Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw'. Daarmee werd de eerste stap gezet in het tot stand brengen van de noodzakelijke gemeenschappelijke aanpak. Twee jaar later werden de resultaten van die samenwerking en van voortschrijdende kennis en inzicht neergelegd in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Dit akkoord heeft een bijdrage geleverd aan het Nationaal Waterplan. Het Nationaal Waterplan beschrijft het nationale beleid ten aanzien van water en is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het beschrijft manieren waarop Nederland kan anticiperen op klimaatverandering en andere uitdagingen met betrekking tot de waterkwaliteit, waterhuishouding en grondwaterstand. In dit kader zijn projecten als Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken uitgerold, en worden zwakke plekken in de Nederlandse waterlinie gerepareerd. Het Nationaal Waterplan bevat een uitvoeringsprogramma voor de periode 2009-2015 en een langetermijnvisie tot 2040.
Watertoets en waterparagraaf (2003) Om mogelijke complicaties met wateroverlast bij ruimtelijke ontwikkelingen te voorkomen, om een goede waterkwaliteit te kunnen waarborgen én om de beleving van water voor burgers te vergroten, is het nationale Watertoetsproces in het leven geroepen. De Watertoets is een sinds 2003 verplichte procedure die er voor zorgt dat de waterbeheerder (het Hoogheemraadschap) in een zo vroeg mogelijk moment bij de planvorming worden betrokken. De Watertoets bevat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De vertaling van de resultaten van de Watertoets moet in een wettelijke vereiste waterparagraaf worden beschreven in elk bestemmingsplan. De 'Handleiding Watertoets Leiden. Praktisch omgaan met Watertoets en waterbeleid bij ruimtelijke plannen' (2008) geeft alle betrokkenen bij ruimtelijke plannen in Leiden meer duidelijkheid hoe praktisch om te gaan is met de Watertoets en de watereisen, wensen en kansen. Het is opgesteld in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Rijnland.
55
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Gebruik van deze handleiding en met name het stappenplan inclusief de invullijst versnelt het planproces. Door vroegtijdig de watereisen in kaart te brengen en hiermee rekening te houden, wordt de goedkeuring van het plan en het verkrijgen van de ontheffing van de keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland vergemakkelijkt.
4.8.1.2 Provinciaal beleid Provinciaal Waterplan 2010-2015 De provincie legt haar waterbeleid vast in het Provinciaal Waterplan 2010-2015. Dit plan treedt op 1 januari 2010 in werking en gaat het huidige provinciale Waterhuishoudingplan vervangen, dat nu is opgenomen in het 'Beleidsplan Groen, Water en Milieu' (2006) en in het 'Grondwaterplan 2007-2013'. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland.
4.8.1.3 Beleid waterschap Waterbeheerplan Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Keur en Beleidsregels Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De "Keur en Beleidsregels" maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor: Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden), Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken), Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Keurvergunning. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en
56
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
4.8.1.4 Gemeentelijk beleid Waterplan Leiden (2007) Met het Waterplan Leiden hebben de gemeente Leiden en het Hoogheemraadschap van Rijnland afgesproken om gezamenlijk knelpunten in het watersysteem efficiënter op te lossen, kansen te benutten en andere te inspireren om 'Leiden Waterstad' nog beter op de kaart te zetten. In het Waterplan Leiden wordt aan de hand van de volgende vier thema's een visie op het water gegeven: Ruimte voor water, Water als trekpleister, Schoon en gezond water, Water in de wijk. Deze visie is vertaald in een uitvoeringsprogramma 2007-2010 met gezamenlijke maatregelen. Het Waterplan Leiden is de vertaling van het Waterbeheerplan 'Waterwerk Rijnland 2006-2009' voor het grootste deel van het grondgebied van de gemeente Leiden, met specifiekere richtlijnen. Omdat het Europese, nationale, provinciale en regionale waterbeleid zijn vertaald in beleid toegespitst op de unieke watersituatie in de gemeente Leiden vormt het Waterplan Leiden het belangrijkste en meest concrete beleidskader voor alles gerelateerd aan waterbeheer. Daarnaast zijn doelstellingen uit eerder gemeentelijk beleid, zoals het Gemeentelijk RioleringsPlan, in het kader verwerkt. Naast algemene doelstellingen, zoals het streven naar schoner en gezonder water, een grotere veiligheid rondom water en een werkend afwateringsen wateropvangsysteem, zijn in het document boezemgebieden en boezemwatergangen benoemd. Voor de boezemgebieden geldt de zogenaamde 15%-compensatie regeling voor het verharden van onverhard terrein over oppervlaktes groter dan 500m2. Voor boezemwatergangen geldt een instandhoudingsbeleid, en opgestelde regels ten behoeve van het onderhoud van de watergangen.
Gemeentelijk RioleringsPlan (GRP) Het gemeentelijke rioleringsplan (GRP) is een beleidsmatig en strategisch plan voor de aanleg en beheer van de gemeentelijke riolering. De technische uitwerking vindt plaats in operationele plannen. Elke 5 jaar wordt door de gemeente een nieuw GRP gemaakt. Het GRP wordt vastgesteld door de gemeenteraad. In het GRP tot aan 2013 ligt het accent onder meer op milieuhygiënische verbeteringen (terugdringen overstort) en aanleg van een verbeterd gescheiden rioolstelsel, dat voorziet in de scheiding van hemelwater en afvalwater.
4.8.2
Watertoets
4.8.2.1 Algemeen Water in Leiden Leiden en water zijn al eeuwenlang onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zo is de Rijn al van oudsher een belangrijke motor van de Leidse economie: het vormde reeds in de middeleeuwen een belangrijke handelsweg voor goederen vanuit andere plaatsen, en is in die zin voor een groot deel verantwoordelijk voor de groei van Leiden in de late middeleeuwen. Maar water heeft naast een vervoersfunctie ook andere kwaliteiten die van groot belang zijn voor Leiden. Zo is water een belangrijk onderdeel van de ecologische hoofdstructuur en biedt het onderdak aan een veelvoud aan plant- en diersoorten. Water wordt door veel bewoners en bezoekers gezien als een kwaliteit die de stad aantrekkelijker maakt. En water heeft een belangrijke functie voor de waterhuishouding in de stad.
57
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Vanwege haar veelvoud aan functies in de stad houden verschillende vakdisciplines zich binnen het planproces bezig met water. De loop van water in inrichtingsplannen en bestemmingsplannen is dan ook het resultaat van intensief overleg tussen deze verschillende vakgroepen. Zo hebben de stedenbouwkundigen en architecten (verantwoordelijk voor het inrichtingsplan Haagwegterrein) en de planologen van de gemeente (verantwoordelijk voor het bestemmingsplan) nadrukkelijk rekening moeten houden met de wensen van de waterbeheerder, het Hoogheemraadschap van Rijnland. Vooroverleg tussen deze partijen is niet alleen gewenst voor een goede afstemming van waterbelangen, het is in het kader van de watertoets ook wettelijk verplicht. De watertoets is een vastgesteld proces waarbij de waterbeheerder wordt betrokken bij het vooroverleg voor het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen, om te waarborgen dat er in het plan voldoende rekening wordt gehouden met een goede waterhuishouding.
Leiden bestaat uit een netwerk met doorgaande waterstructuren en verbindingen met de regio. Deze structuren hebben veelal de ruimtelijke structuur van de stad bepaald. De verschillende waterstructuren zijn opgebouwd uit verschillende elementen: de Rijn, stadsgrachten, singels, vaarten, kanalen en waterwegen. Functies water in de stad Het oppervlaktewater heeft tegenwoordig in het stedelijk gebied meerdere functies: de belangrijkste (fysieke) functie is de afvoer en berging van water en daarmee het voorkomen van wateroverlast in het stedelijk gebied. Dat is een waarborg voor een veilige woon- en werkomgeving. Andere functies zijn: de recreatieve functie: water zorgt voor beleving in de stad. Het is mogelijk om er op verschillende manieren op en langs te recreëren; de economische functie: water zorgt voor een hogere waardering van de omgeving, vastgoed in de nabijheid heeft bijvoorbeeld een hogere waarde; ecologische functie: water is een belangrijk onderdeel van de ecologische structuur van een stad; historische functie: Leiden is ontstaan door het water en dat is te zien aan de structuur.
Water en ruimtelijke ordening Water en ruimtelijke ordening, het lijken twee werelden. Maar intussen weten we dat ze alles met elkaar te maken hebben. Het aanwezige watersysteem vormt een belangrijke randvoorwaarde voor wat in een bepaald gebied wel of juist niet mogelijk is en stelt daarmee eisen aan de omgang en inrichting van de beperkte ruimte. Bouwen langs het water kan enorm bijdragen aan het woongenot. Bouwen op de verkeerde plek kan veel ellende geven door wateroverlast. Terecht wordt steeds meer erkend dat water mede sturend dient te zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is inmiddels voor iedereen duidelijk dat het watersysteem meer ruimte nodig heeft om de effecten van klimaatverandering, zeespiegelrijzing en bodemdaling het hoofd te kunnen bieden. Een goede afstemming tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening is daarom noodzakelijk. Extra aandacht voor water in ruimtelijke plannen in een vroeg stadium van de planvorming is blijvend vereist met het oog op de toekomst en het naleven en uitvoering van de Watertoets, de Kaderrichtlijn Water (KRW), Waterplan Leiden en eisen vanuit waterbeheer.
Watertoets
58
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Om problemen met wateroverlast te voorkomen, om een goede waterkwaliteit te waarborgen én om de beleving van water voor burgers te vergroten, is de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is een sinds 2003 verplichte procedure die er voor zorgt dat water en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk moment bij de planvorming worden betrokken. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.
4.8.2.2 Uitgangspunten watertoets Handleiding Watertoets De "Handleiding Watertoets Leiden: Praktisch omgaan met Watertoets en waterbeleid bij ruimtelijke plannen" geeft alle betrokkenen meer duidelijkheid hoe praktisch moet worden omgegaan met de Watertoets en de watereisen, wensen en kansen. Het is opgesteld in samenspraak met het Hoogheemraadschap van Rijnland. De handleiding, en met name het daarin opgenomen stappenplan met invullijst, is bedoeld om het planproces te verduidelijken en te versnellen. Door vroegtijdig de watereisen in kaart te brengen en hiermee rekening te houden wordt de goedkeuring van het plan en het verkrijgen van de ontheffing van de keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland vergemakkelijkt. Uitgangspunten duurzaam stedelijk waterbeheer in Leiden De gemeente streeft samen met het Hoogheemraadschap van Rijnland naar een duurzaam stedelijk waterbeheer. Het behouden en creëren van een 'goed woon en leefklimaat' is uitgangspunt. In het kader van het Waterplan Leiden zijn concrete maatregelen voor verbetering van het watersysteem van Leiden uitgewerkt. Maatregelen die in het kader van duurzaam stedelijk waterbeheer getroffen moeten worden, zijn onder andere: De inrichting van de watergangen: zo min mogelijk duikers, bevorderen van watercirculatie en het vermijden van doodlopende watergangen. Vooral de grote lengte van een duiker heeft slechte invloed op de waterkwaliteit (weinig daglicht) en de ecologie; de duiker kan ook verstopt zijn met bagger waardoor er geen goede doorstroming van het oppervlaktewater is; Het voorkomen van aantasting van het aquatisch ecosysteem; De gemeente is doende (zoals verwoord in het Gemeentelijke Riolerings Plan (GRP)) bij rioolvervanging over te stappen op een verbeterd gescheiden stelsel, ten behoeve van het scheiden van hemelwater en afvalwater. Ook wordt gestreefd naar het zoveel mogelijk afkoppelen van hemelwater naar oppervlaktewater. Het 'duurzaam bouwen' en het 'duurzaam inrichten en beheren van de openbare ruimte' staat bij de gemeente hoog in het vaandel, met name wat betreft het gebruik van (bouw)materialen. De handhaving op deze regels is een belangrijke voorwaarde voor het uiteindelijke succes. Bij vernieuwing van de beschoeiingen en bij nieuwbouw voor bouwmaterialen en straatmeubilair zullen zoveel mogelijk duurzame en, met uitzondering van de klassieke Leidse straatlantaarns met koperen kap, niet uitloogbare materialen gebruikt worden (dus geen koper, zink en lood). De gemeente heeft in 2004 het Regionale Dubo-pluspakket vastgesteld waarin onder andere de problematiek van 'uitlogen' aan de orde komt. Bruggen en steigers worden gezien als overkluizingen die het wateroppervlak afdekken en de lichttoetreding belemmeren. Overkluizingen zijn daarom van invloed op de ecologische waterkwaliteit. De aanleg van overkluizingen en het creëren van ligplaatsen moeten voldoen aan het overkluizingenbeleid. Voor het aanbrengen van alle overkluizingen is een ontheffing van de keur noodzakelijk. Ook zal op plaatsen waar dat mogelijk is beschoeiing vervangen worden door natuurlijke oevers. Hoewel de mogelijkheden in het stedelijke grachtenstelsel hiertoe beperkt zijn,
59
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
wordt wel een natuurvriendelijke oeverinrichting nagestreefd ter verbetering van de algemene waterkwaliteit daar waar mogelijk. Een andere mogelijkheid is het inrichten van zogenaamde floatlands (drijvende natuurvriendelijke oevers), die ook zelfreinigend vermogen hebben en de ecologische potenties ten goede komen. Taakverdeling waterschap - gemeente Het grootste deel van de wateren in Leiden staan in open verbinding met elkaar en hebben een(boezem)peil van Normaal Amsterdams Peil (NAP) - 0.62 meter. Het beheer van de waterkwantiteit in de boezemwatergangen - ofwel het regelen van de waterhoeveelheden in de boezem(vakken) via aanvoer, doorvoer en afvoer - ligt bij het Hoogheemraadschap van Rijnland. In haar zorg voor de waterhuishouding heeft het hoogheemraadschap van Rijnland daarnaast het waterkwaliteitsbeheer van alle watergangen en bestrijdt zij de verzilting van de oppervlaktewateren. Het hoogheemraadschap van Rijnland onderhoudt niet zelf alle boezemwatergangen. In het kader van de schouw worden alle boezemwatergangen, die bij de gemeente in eigendom en derhalve in onderhoud zijn, één maal per jaar schoongemaakt (het verwijderen uit de watergangen van plantengroei). Tot het onderhoud van de watergangen behoren ook de baggerwerkzaamheden en het verwijderen van drijvend vuil. Waterkeringen Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft de zorg voor de waterkeringen (zowel primaire als secundaire) en de instandhouding van de landscheidingen met de aangrenzende waterschappen. Verharding onbebouwde gronden Binnen het beheersgebied van het hoogheemraadschap van Rijnland is het verboden om onbebouwde grond te verharden. Bij toename van verharding van de gronden is altijd een ontheffing van het Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland noodzakelijk. Bij toename van verharding is compensatie in de vorm van extra oppervlaktewater noodzakelijk.
Samenwerking gemeente - waterschap De gemeente en het hoogheemraadschap van Rijnland werken sinds lange tijd samen op het gebied van riool en waterbeheer. De laatste jaren is die coöperatie intenser en breder geworden getuige de samenwerking in het kader van het Waterplan Leiden. In het kader van het Waterplan Leiden zal het beheer en onderhoud van water in Leiden in de toekomst overgedragen worden van de gemeente Leiden aan het Hoogheemraadschap van Rijnland. Bij ruimtelijke ontwikkelingen zal de Watertoets gevolgd moeten worden, het proces waarbij de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken wordt bij de planvorming.
4.8.2.3 Watertoets Vooroverleg In het kader van de Watertoets is het plan voor vooroverleg aangeboden aan het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Beschrijving van het watersysteem Beschrijving huidige watersysteem
60
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Op een gedeelte van de Pesthuispolder Noord na bestaat het gehele plangebied uit boezemgebied. Waterpeil(en) Het waterpeil in de Pesthuispolder Noord bedraagt -1,27 m. Eventuele hoofdwatergangen In het plangebied bevinden zich diverse primaire- en overige boezemwaters alsmede een groot aantal duikers. Polders In het plangebied bevindt zich (een deel van) de Pesthuispolder Noord, te weten een onderdeel van het Boerhaaveterrein ten zuiden van de Wassenaarseweg. Deze polder heeft onderbemaling. Het combigemaal Wassenaarsweg bevindt zich buiten het plangebied. Waterkeringen In het plangebied bevinden zich een gedeelte van een waterkering nabij de Wassenaarseweg. Deze is op de verbeelding in en de regels opgenomen. Verhard oppervlak Het plangebied is voor een groot deel verhard: een groot deel van het plangebied is bebouwd. Watercompensatie Het betreft een conserverend bestemmingsplan: hierin worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er hoeft in het kader van dit bestemmingsplan dan ook geen watercompensatie verleend te worden. Indien zich in het plangebied nieuwe ontwikkelingen voor gaan doen, dan zal daar een aparte procedure voor doorlopen worden. In het kader van zo'n procedure vindt opnieuw een watertoets en -eventueel- compensatie plaats.
Watertoets Omdat onderhavig plan een actualisatie betreft van verouderde bestemmingsplannen en er geen nieuwe ontwikkelingen zijn meegenomen behoeft het aspect water niet nader onderzocht te worden.
61
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
62
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Hoofdstuk 5 5.1
Juridische planbeschrijving
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de bestaande situatie en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied juridisch zijn vertaald. Het juridische deel van een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en de regels. De regels bevatten regels voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch gezien ook geen deel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
5.2
Opzet en volgorde van de regels
De regels van bestemmingsplan 'Leiden Bio Science Park en station' zijn op de volgende wijze opgebouwd. Hoofdstuk 1 Inleidende regels: Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels: Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
3 Agrarisch 4 Bedrijf 1 5 Bedrijf 2 6 Bedrijf 3 7 Gemengd 8 Groen 9 Horeca 10 Kantoor 11 Maatschappelijk 1 12 Maatschappelijk 2 13 Maatschappelijk 3 14 Sport 15 Verkeer 16 Verkeer - Railverkeer 17 Verkeer - Snelweg 18 Water 19 Wonen 20 Leiding - Hoogspanning 21 Waarde - Archeologie 3
63
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel Artikel Artikel Artikel
22 Waarde - Archeologie 5 23 Waarde - Archeologie 6 24 Waarde - Cultuurhistorie 25 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene regels: Artikel Artikel Artikel Artikel
26 Anti-dubbeltelregel 27 Algemene bouwregels 28 Algemene afwijkingsregels 29 Overige regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels: Artikel 30 Overgangsrecht Artikel 31 Slotregel
5.3
Uitleg van de regels
5.3.1
Inleiding
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008).
5.3.2
Inleidende regels
Begripsbepalingen (artikel 1) In de begripsbepaling worden begrippen waarnodig beschreven om zodoende interpretatieproblemen te voorkomen. Veelal worden begrippen gedefinieerd die in de voorschriften worden gebruikt en daar een bijzondere betekenis hebben, die afwijkt van of niet dan wel niet vaak voorkomt in het “normale” spraakgebruik. Wanneer een begrip niet opgenomen is in de begripsomschrijvingen/-bepalingen en er ontstaat een interpretatieprobleem dan is het normale spraakgebruik richtinggevend. De begripsomschrijvingen/-bepalingen zijn niet uitputtend bedoeld. De belangrijkste en/of onduidelijke begrippen zijn opgenomen in dit artikel. Hiernaast zijn in dit artikel de voor dit bestemmingsplan specifieke begrippen voor bijvoorbeeld het Life Science & Health kenniscluster opgenomen.
Wijze van meten (artikel 2) De wijze van meten beschrijft hoe de genoemde maatvoeringen in de diverse bestemmingsbepalingen gemeten dienen te worden.
64
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
5.3.3
Bestemmingsregels
Agrarisch (artikel 3) Dit artikel heeft betrekking op een klein gedeelte van het bestemmingsplan. Ten noorden van de Wassenaarseweg ligt een strook agrarisch gebied, op de gemeentegrens met Oegstgeest. Deze strook vormt tevens onderdeel van het beschermde dorpsgezicht Wilhelminapark en Geesten. De bestemming voorziet slechts in agrarisch gebruik van de grond, bouwmogelijkheden zijn niet opgenomen. Bedrijf 1 (artikel 4) Een groot gedeelte van het bestemmingsplan heeft een bedrijfsbestemming. Dit gaat om het Leiden Bio Science Park. Het LBSP biedt plaats aan gespecialiseerde Life Science & Health bedrijven met een hoog innovatief karakter. Het park behoort tot een van de kennisclusters in Zuid-Holland. Om die reden zijn tussen de Universiteit Leiden, provincie Zuid-Holland en de gemeenten Oegstgeest en Leiden afspraken gemaakt over brancheringsregels voor het park. Deze hebben geleid tot een drietal bedrijfsbestemmingen: Bedrijf 1, Bedrijf 2 en Bedrijf 3. Deze bestemmingen vormen feitelijk de 'opvolger' van de oude WSP-bestemming (Wetenschapspark) uit het voorgaande bestemmingsplan Leeuwenhoek Station 92. De indeling in een drietal categorieën volgt uit de Samenwerkingsovereenkomst die is gesloten tussen de Universiteit Leiden en de gemeente Leiden. In deze overeenkomst is een drietal bedrijfscategorieën geïntroduceerd voor de diverse lifesciencebedrijven. Deze drie categorieën zijn in dit bestemmingsplan vertaald naar regels met objectieve normen. De keuze voor een drietal bedrijfsbestemmingen met een stringent toelatingsbeleid is ingegeven door diverse factoren. Bestuurlijk wordt door zowel de betrokken gemeenten als de provincie alsmede door de universiteit het belang onderkend van het LBSP voor de regio. Dat het LBSP de afgelopen jaren uit kon groeien tot een toonaangevend wetenschapspark is mede het gevolg van het daarop toegesneden stringente bestemmingsplan Leeuwenhoek Station 92. Door genoemde partijen wordt het belang onderkend van een stringent toelatingsbeleid. Om die reden is gewerkt aan een actualisering van de regels waarbij de visie op het LBSP de basis bleef voor de invulling van de nieuwe regels. Deze nieuwe bestemmingen bieden de ruimte aan Life Science & Health gerelateerde bedrijven, waarbij de mogelijkheden per bestemming iets toenemen: de voor Bedrijf 1 aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor Life Sciences & Health bedrijven met maximaal 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte toegestaan. Deze bedrijven mogen gen-laboratoria tot maximaal gevarenklasse P3 hebben. In feite gaat het hier om de zuivere bioscience bedrijven zoals Janssen Biologics, Crucell, Apotex, etc. Een gedeelte van het bedrijf Dutch Space is gelegen binnen deze bestemming en heeft een aanduiding 'lucht- en ruimtevaarttechnologie' gekregen. Daarnaast is een kenniscentrum voor autobanden gevestigd op het park, deze is positief bestemd door middel van een aanduiding 'kenniscentrum voor autobanden'. Tenslotte is op een tweetal locaties een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf maatschappelijk 1' opgenomen. Binnen deze aanduiding zijn naast bedrijven tevens alle functies mogelijk zoals genoemd onder Maatschappelijk 1. Het betreft het Sylviusgebouw van de Universiteit en het CHDR-gebouw aan de Zernikedreef. Bedrijf 2 (artikel 5) Ook de voor Bedrijf 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor Life Science & Health bedrijven met maximaal 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte en eventueel gen-laboratoria tot maximaal gevarenklasse P3. Hiernaast zijn binnen deze bestemming ook wetenschappelijke
65
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
instellingen en onderwijs op het gebied van Life Science & Health mogelijk. Om de mogelijkheid te bieden aan zogenaamde cross-overs is binnen deze bestemming een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Deze biedt de mogelijkheid om ook niet Life Science & Health bedrijven toe te staan, mits deze wel en toegevoegde waarde hebben voor het kenniscluster en ook hieraan gerelateerd zijn. Het bevoegd gezag laat zich hierbij adviseren door een brancheringscommissie. Deze commissie is in samenwerking met de Universiteit Leiden, de provincie en de beide gemeenten opgezet met als doel het bevoegd gezag te kunnen adviseren over de wenselijkheid van vestiging van een cross-over bedrijf op het LBSP. De brancheringscommissie is samengesteld uit onafhankelijke leden en heeft grote kennis op het gebied van Life Science & Health en kennisclusters. Bedrijf 3 (artikel 6) De gronden met bestemming Bedrijf 3 bieden plaats aan een groot aantal functies op het gebied van Life Science & Health. Op deze gronden zijn, net als bij de bestemmingen Bedrijf 1 en Bedrijf 2, Life Science & Health bedrijven toegestaan. Hierbij is wel een verschil met de vorige twee bestemmingen: bedrijven mogen over 100% kantoorruimte beschikken, de maximale gevarenklasse voor eventuele gen-laboratoria is beperkt tot P1. Naast bedrijven biedt deze bestemming ruimte voor wetenschappelijke instellingen en hoger onderwijs, waarbij het hoger onderwijs niet beperkt is tot het kenniscluster. Ook andere faculteiten van de universiteit zijn mogelijk binnen deze bestemming. Bedrijf 3 biedt ook de mogelijkheid tot vestiging van bedrijven die niet rechtstreeks Life Science & Health gerelateerd zijn maar wel ter ondersteuning van het kenniscluster dienen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld rekencentra en toelatingsbedrijven voor medicijnen. Tenslotte biedt ook de bestemming Bedrijf 3 een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid voor cross-overs en overige bedrijven die een bijdrage kunnen leveren aan de versterking van het kenniscluster. Ook hierbij laat het bevoegd gezag zich adviseren door een brancheringscommissie. Binnen deze bestemming Bedrijf 3 zijn nog enkele specifieke bedrijfsvormen opgenomen via een specifieke functieaanduiding. Het gaat om het Hoogheemraadschap Rijnland, deze heeft een aanduiding 'kantoor' gekregen. Het bestaande Dutch Space heeft een aanduiding 'luchten ruimtevaarttechnologie' gekregen. Gemengd (artikel 7) De functie Gemengd heeft betrekking op de voormalige universiteitsgebouwen in het Boerhaavegebied. Het betreft de gebouwen anatomie, pathologie, fysiologie alsmede het Gortergebouw en de Gortervilla van TNO. Deze gebouwen vormen een overblijfsel van de oude ziekenhuiscampus en vertegenwoordigen deels een cultuurhistorische waarde. Een deel van de gebouwen heeft om die reden een aanduiding 'karakteristiek' gekregen. Deze gebouwen zijn allen geschikt voor herbestemming. In het bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius is deze herbestemming reeds mogelijk gemaakt. Door grote bouwvlakken met ruime bouwmogelijkheden op te nemen wordt de architect en stedenbouwkundige een maximale vrijheid gegeven deze campus te ontwikkelen tot een aantrekkelijk verblijfs- en woongebied. Binnen de bestemming Gemengd zijn diverse functies mogelijk zoals wonen, horeca en onderwijs. Een gedeelte van de bebouwing langs de Sandifortdreef is alleen geschikt voor tijdelijke bewoning (maximaal 6 maanden) in verband net de gen-laboratoria in de nabije universiteits- en ziekenhuisgebouwen. Dit bestemmingsplan neemt de bestemmingen uit bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius over waarbij de regels wel vereenvoudigd zijn en daardoor ook iets verruimd. Het gaat hier dus om een conserverende bestemming waarbij de systematiek wel iets gewijzigd is.
66
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Groen (artikel 8) De bestemming Groen is voorbehouden aan structureel groen. Het gaat hierbij om groen en groenstructuren die van belang zijn voor de stedenbouwkundige opzet van het LBSP. Gronden met de bestemming Groen zijn bedoeld voor het in stand houden van bestaande groenvoorzieningen en om nieuw geplande groenvoorzieningen mogelijk te maken. Enkele belangrijke groenstructuren zijn het (toekomstige) Leeuwenhoekpark en de groene verbinding naar de binnenstad, via het Pesthuis en de Plesmanlaan. Daarnaast is de groen zone langs het Boerhaaveterrein richting het Bos van Bosman van groot belang. Naast deze grote groengebieden zijn de groene structuren langs infrastructuur en gebouwcomplexen van belang. Hiermee behoudt het LBSP haar campusachtige uitstraling. Binnen de bestemming groen is ruimte voor groen, water, waterpartijen, wandelpaden en fietspaden. Autowegen en parkeervoorzieningen zijn niet toegestaan binnen de bestemming Groen. Een bijzondere vorm van groen bevindt zich langs de Plesmanlaan nabij de Pesthuislaan. Hier staat het gebouw van de ambulancedienst. De gemeente heeft de wens dit gebouw weg te bestemmen naar een groenbestemming. Deze locatie vormt namelijk een belangrijke schakel tussen de binnenstad (de groen Singel) en het (vernieuwde) Leeuwenhoekpark en, verderop, richting het Bos van Bosman. Hiermee vormt het een belangrijke groene verbinding van de binnenstad naar de Leidse Hout en Oegstgeest. Om bestaande rechten niet in te perken is het ambulancegebouw, conform de regeling van het voorafgaande bestemmingsplan Leeuwenhoek Station 92, middels een specifieke aanduiding in groen opgenomen. Hiermee kan het ambulancegebouw in stand worden gelaten en het gebruik worden voortgezet. Horeca (artikel 9) Dit bestemmingsplan kent een tweetal panden met een horecabestemming: De Stal aan de Darwinweg en het horecapaviljoen op het stationsplein. De Stal heeft sinds enige jaren een horecafunctie en functioneert als ontmoetingsplek voor medewerkers van het LUMC, universiteit en LBSP. Dit gebouw wordt positief bestemd door middel van een horecabestemming tot maximaal categorie III. Het horecapaviljoen op het stationsplein is enige jaren geleden met toepassing van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO tot stand gekomen. Ook dit gebouw wordt positief bestemd door middel van een horecabestemming tot maximaal categorie III. Voor dit laatste gebouw is het van belang dat het gebouw zich bevindt op een locatie die valt binnen het nieuwe stedenbouwkundige plan voor het Stationsgebied. Dit gebouw zal dus op den duur plaats kunnen maken voor grotere bebouwing conform het stedenbouwkundige plan voor het Stationsgebied. Kantoor (artikel 10) Binnen het plangebied bevindt zich het kantoorgebouw van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) aan het Stationsplein. Dit kantoorgebouw wordt positief bestemd. Maatschappelijk 1 (artikel 11) De bestemming Maatschappelijk 1 is de 'opvolger' van de oude UWO-bestemming (Universiteit en Wetenschappelijk Onderzoek) en biedt ruimte aan de gebouwen van de universiteit. Maatschappelijk 1 staat dus als het ware synoniem aan '(hoger) onderwijs'. Deze bestemming is gegeven aan onder andere het Snelliusgebied waar zich thans de
67
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
wiskunde- en informaticafaculteit zich bevindt. Ook het hele Gorleausgebied en de toekomstige Betacampus hebben deze bestemming gekregen alsmede de Leidse Instrumentenmakersschool LIS). Tenslotte heeft ook de Hogeschool Leiden deze bestemming gekregen. Binnen deze bestemming zijn gen-laboratoria toegestaan tot maximaal gevarenklasse P3, met uitzondering van de Hogeschool. Hier is maximaal gevarenklasse P1 toegestaan. Maatschappelijk 2 (artikel 12) De bestemming Maatschappelijk 2 staat synoniem voor 'gezondheidszorg' in de meest brede zin van het woord. Hiermee is deze bestemming deels de 'opvolger' van de oude MD-bestemming (Medische Doeleinden). Naast instellingen op het gebied van gezondheidszorg is ook onderwijs op het gebied van gezondheidszorg binnen deze bestemming toegestaan. Het gehele LUMC heeft deze bestemming gekregen alsmede de gehele faculteit geneeskunde van de universiteit. Ook het gebouw van Sanquin en van Stichting Valk vallen binnen deze bestemming. Maatschappelijk 3 (artikel 13) De derde vorm van Maatschappelijk betreft een bredere vorm van maatschappelijke doeleinden. Deze bestemming biedt niet alleen plaats aan onderwijs en gezondheidszorg maar ook aan musea, openbare dienstverlening en soortgelijke bestemmingen. Kinderdagverblijven zijn echter wel uitgesloten in verband met de aanwezigheid van gen-laboratoria in de directe omgeving. De bestemming Maatschappelijk 3 is onder andere gegeven aan museum Naturalis en het Pesthuis. Ook het Darwinhouse, het kantoorgebouw naast Naturalis, heeft deze bestemming gekregen in verband met de geplande uitbreiding van Naturalis. Sport (artikel 14) Binnen het LBSP bevindt zich het Universitair Sport Centrum (USC). Dit USC is op het moment van deze bestemmingsplanprocedure bezig met een verhuizing: het nieuwe USC bevindt zich langs de Wassenaarseweg. Reeds in bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius is dit nieuwe USC mogelijk gemaakt. Via een Wabo-procedure zijn de bijbehorende gebouwen mogelijk gemaakt. Deze worden in dit bestemmingsplan positief bestemd. Het oude USC bevindt zich langs de Plesmanlaan. Dit gebied zal in de toekomst plaats maken voor gemengde bebouwing in de vorm van bedrijven, kantoren en gemengde functies. Dit betreft de deelgebieden Kop van de Leeuwenhoek, OBSP en Entreegebied. Omdat dit bestemmingsplan een conserverend plan is wordt het oude USC hier nog in opgenomen via een sportbestemming. Hiermee biedt dit bestemmingsplan feitelijk de plaats aan een tweetal USC's. Binnen de looptijd van dit plan, tien jaar, zullen echter afzonderlijke bestemmingsplannen in procedure worden gebracht voor de genoemde drie deelgebieden. Verkeer (artikel 15) Binnen het bestemmingsplan is de bestemming Verkeer voorbehouden aan verkeers- en verblijfsgebieden waar (ook) ruimte is voor de auto. Alle straten die (ook) geschikt zijn voor de auto hebben deze bestemming gekregen. Daarnaast vallen binnen deze bestemming ook voetpaden, fietspaden, groenvoorzieningen, water(partijen) en verblijfsvoorzieningen. De loopbrug van het Pesthuis naar Naturalis is via een specifieke bouwaanduiding
68
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
(overbouwing) opgenomen binnen deze bestemming. Daarnaast biedt deze bestemming geen ruimte voor bebouwing, met uitzondering van een gebouwde fietsenstalling en taxistandplaats. Slechts binnen de bestemming passende bouwwerken zijn toegestaan. Denk aan straatmeubilair, kunstwerken, etc. Binnen deze bestemming is eveneens, via een aanduiding, een tunnel voor doorgaand autoverkeer toegestaan, de tunnel die onder het Stationsplein doorloopt en doorgaand autoverkeer van de Plesmanlaan naar de Willem de Zwijgerlaan voert. Verkeer - Railverkeer (artikel 16) Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan bevindt zich een deel van de spoorlijn Den Haag- Amsterdam en station Leiden Centraal. Aan deze gronden is een bestemming Verkeer - Railverkeer gegeven. Binnen deze bestemming zijn spoorwegen met de bijbehorende voorzieningen zoals geluidsschermen toegestaan. Via een specifieke functieaanduiding (verkeer) worden de kruisingen met overige verkeerssoorten mogelijk gemaakt. Het betreft de onderdoorgangen nabij de Plesmanlaan, Joop Walenkamptunnel en het Rijnsburgerviaduct. Via een specifieke functieaanduiding wordt ook het stationsgebied van Leiden Centraal met de bijbehorende voorzieningen mogelijk gemaakt. Dit aanduidingsgebied is ruim bemeten en behelst onder andere ook de kantine voor de buschauffeurs en de fietsenstalling nabij het Alphen´s Perron. De gehele stationsbebouwing inclusief perrons, overkappingen, detailhandel en horeca is binnen deze aanduiding opgenomen. Hiernaast is nog een specifieke aanduiding opgenomen om een openbare doorgaande langzaamverkeersroute tussen stadszijde en zeezijde mogelijk te maken. De stationshal van Leiden Centraal heeft namelijk een belangrijke functie als schakel tussen het Stationsgebied stadszijde en zeezijde. Een openbaar toegankelijke doorgang tussen deze twee stadsdelen is van groot belang en daarom ook in dit bestemmingsplan voorgeschreven. Verkeer - Snelweg (artikel 17) Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de snelweg A44. Deze snelweg heeft een bestemming Verkeer - Snelweg gekregen waarin ruimte is voor een autosnelweg met de bijbehorende op- en afritten en geluidsschermen. De kruisingen van de snelweg met overige verkeerssoorten zijn via een specifieke functieaanduiding mogelijk gemaakt. Water (artikel 18) De bestemming Water is voorbehouden voor water(partijen) die van belang zijn voor de waterhuishouding en de stedenbouwkundige structuur. Wonen (artikel 19) De woonbestemming is gegeven aan en viertal panden in het plangebied: de twee studentenflats aan de Wassenaarsweg en een tweetal woningen nabij het Pesthuis. Laatstgenoemden worden anti-kraak bewoond en zullen naar verwachting hun woonfunctie binnenkort verliezen. Deze locatie leent zich ook minder goed voor een woonfunctie in verband met de nabijheid van het laboratorium van het LUMC. Omdat dit een conserverend bestemmingsplan betreft is de woonfunctie vooralsnog wel in stand gelaten daar zij legaal aanwezig is. Te zijner tijd zal in overleg met de eigenaar van de panden worden gekeken naar een nieuwe niet-woonfunctie voor deze panden. De studentenflats aan de Wassenaarseweg hebben tevens een aanduiding 'gemengd'
69
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
gekregen waarmee diverse gemengde functies op de begane grond mogelijk zijn.
Leiding - Hoogspanning (artikel 20) Door een gedeelte van het plangebied loopt een hoospanningsleiding van TenneT. Deze leiding is via een dubbelbestemming opgenomen op de Verbeelding in en de regels van het plan. Een bijbehorend oliedrukstation is via een aparte aanduiding opgenomen binnen de bestemming Maatschappelijk 2.
Waarde - Archeologie 3 (artikel 21) De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zijn mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden. Er mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van deze bestemming, en ten behoeve van de overige geldende bestemming(en), beide mits de bepalingen van omtrent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vooraf in acht zijn genomen. Voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, indien deze dieper dan 30 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 30 m² worden uitgevoerd. Deze omgevingsvergunning kan alleen verleend worden indien de werken en werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden. Om dit aan te tonen moet de aanvrager een archeologisch rapport overleggen. Indien noodzakelijk kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming geheel of gedeeltelijk toevoegen, wijzigen of laten vervallen indien dit op basis van onderzoek wenselijk blijkt. Waarde - Archeologie 5 (artikel 22) De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zijn mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden. Er mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van deze bestemming, en ten behoeve vande overige geldende bestemming(en), beide mits de bepalingen omtrent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vooraf in acht zijn genomen. Voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, indien deze dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 250 m² worden uitgevoerd. Deze omgevingsvergunning kan alleen verleend worden indien de werken en werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden. Om dit aan te tonen moet de aanvrager een archeologisch rapport overleggen. Indien noodzakelijk kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming geheel of gedeeltelijk toevoegen, wijzigen of laten vervallen indien dit op basis van onderzoek wenselijk blijkt. Waarde - Archeologie 6 (artikel 23) De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' zijn mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden. Er mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van deze bestemming, en ten behoeve van de overige geldende bestemming(en), beide mits de bepalingen van omtrent de
70
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vooraf in acht zijn genomen. Voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, indien deze dieper dan 75 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 500 m² worden uitgevoerd. Deze omgevingsvergunning kan alleen verleend worden indien de werken en werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden. Om dit aan te tonen moet de aanvrager een archeologisch rapport overleggen. Indien noodzakelijk kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming geheel of gedeeltelijk toevoegen, wijzigen of laten vervallen indien dit op basis van onderzoek wenselijk blijkt. Waarde - Cultuurhistorie (artikel 24) Een klein gedeelte van het plangebied, de strook agrarische grond ten noorden van de Wassenaarseweg, behoort tot het Beschermde Dorpsgezicht Wilhelminapark en Geesten. Deze gronden komen overeen met de bestemming Agrarisch. Hiernaast hebben deze gronden een bestemming Waarde - Cultuurhistorie gekregen ter bescherming van de cultuurhistorische waarde van het gebied.
Waterstaat - Waterkering (artikel 25) In het plangebied bevindt zich een klein deel van een bestaande waterkering nabij de Wassenaarseweg. Deze is via een dubbelbestemming in dit plan opgenomen.
5.3.4
Algemene regels
De algemene regels bevatten de volgende artikelen: Antidubbeltelregel (artikel 26) De antidubbeltelregel bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. De antidubbeltelregel is opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit hoeft dus niet in de regels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling. Algemene bouwregels (artikel 27) In de algemene bouwregels zijn de bepalingen voor het ondergronds bouwen weergegeven. Daarnaast is een bestaande matenregeling opgenomen die bepaalt dat een bestaand bouwwerk met maten die afwijken van de in dit plan voorgeschreven maten toegestaan is, waarbij de afwijkende maten als ten hoogste toelaatbaar worden geacht. Algemene afwijkingsregels (artikel 28) Op grond van de algemene afwijkingssregels kan afgeweken worden van het bestemmingsplan in verschillende specifieke gevallen. Het betreft hier bijvoorbeeld het afwijken van de maatvoering, overschrijding van bouwgrenzen en ondergeschikte
71
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
dakopbouwen. Overige regels (artikel 29) De overige regels verwijzen naar andere wetgeving die relevant is voor het bouwen, zoals de bouwverordening.
5.3.5
Overgangs- en slotregels
Overgangsregels (artikel 30) Het overgangsrecht is opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De overgangsregels bevatten bepalingen omtrent het voortzetten van gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is. Eenzelfde regeling is opgenomen voor bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning. Indien zo'n bouwwerk afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, het bouwwerk 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. Slotregels (artikel 31) In de slotregels worden de regels van dit bestemmingsplan aangehaald.
72
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Hoofdstuk 6 6.1
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een actualisering van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij slechts het juridisch-planologisch regime is geactualiseerd. Met betrekking tot de realisatie van het plan heeft dit geen financiële consequenties voor de gemeente Leiden.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.2.1
Algemeen
Een bestemmingsplan dient maatschappelijk uitvoerbaar te zien. Dat wil zeggen dat de voorgenomen ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan zijn besproken met belanghebbenden. Het is vrijwel niet mogelijk iedereen tevreden te stemmen: bij het tegen elkaar afwegen van de diverse belangen kan het altijd mogelijk zijn dat één belang minder gewicht wordt toegekend dan het ander.
6.2.2
Vooraankondiging
Overeenkomstig het gestelde in artikel 1.3.1 Bro is op 6 maart 2013 een vooraankondiging van dit bestemmingsplan gedaan.
6.2.3
Vooroverleg
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan burgemeester en wethouders overleg met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen plegen. Waar nodig plegen zij tevens overleg met besturen van andere gemeenten, met de provincie, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd. Deze instanties zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op het ontwerp bestemmingsplan. Dit heeft niet geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan.
6.2.4
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een termijn van zes weken voor zienswijzen ter visie gelegen. In deze termijn is een drietal zienswijze ingediend. Deze zienswijzen zijn beantwoord in een zienswijzennota die als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd en daarmee een onlosmakelijk onderdeel van dit bestemmingsplan vormt. De ingediende zienswijzen hebben deels geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan. Zo wordt een artikel (20) toegevoegd over een hoogspanningsleiding en wordt de categorie III-lijst aangepast.
73
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Voor de overige beantwoording van de zienswijzen wordt verwezen naar bijlage 3.
74
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Bijlagen Bijlage 1
Lijst van bedrijven
75
inr.code naam organisatie
adres
postcode
type bedrijf
branche
CBI-code
CBI-omschrijving
GGO niveau. Gew. afstand altijd 100 m
gaat weg, komt iets anders
GGO ♪ ML3, DM3 100m
001485
Leids Universitair Medisch Centrum
Albinusdreef 2
2333ZA
Type C-ver
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
8610
Ziekenhuizen
002546
Stichting Rivierenduinen
Albinusdreef 5
2333ZB
Type B
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
8621, 8622, 8623
002530
Hoogheemraadschap van Rijnland
Archimedesweg 1
2333CM
Type B
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
001932
Apotex Nederland BV
Archimedesweg 2
2333CN
Type C-ver
002861
Proxy Laboratories B.V.
Archimedesweg 25
2333CM
002283
Genencor International B.V.
Archimedesweg 30
002299
SCS/VACO
002559
milieuz GEU STO GEL GEVA AFST VERK VISU BorBor-categorie_1 one R F UID AR AND EER EEL categorie
Zone 2 10
0
30 C 10
30
3
2
23.1.a
ziekenhuizen (algemeen, categoriaal of academisch)
Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven
Zone 1 0
0
10
0
10
2
1
01.1.a
elektromotoren gezamelijk > 1,5 kW
63,69-71,73,74,77,78
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
Zone 1 0
0
10
0
10 D
2
1
01.1.a
elektromotoren gezamelijk > 1,5 kW
Industrie n.e.g. Nota Bene: Altijd de laatste stand van zaken vragen aan cluster Externe veiligheid voor de risicoanalyse.
2120.1
Farmaceutische produktenfabrieken:formulering en afvullen geneesmiddelen
Zone 3.1
50
10
50
50 R
50
2
1
04.1.c
kosmetische of farmaceutische producten (vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan)
Type C-ver
Industrie n.e.g.
721
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
ML2 100m
Zone 2 30
10
30
30 R
30
1
1
21.1.a
genetische modificatie van organismen (ook opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietigen op kleinschalige schaal)
2333CN
Type C-ver
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
721
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
ML2 100m
Zone 2 30
10
30
30 R
30
1
1
21.1.a
genetische modificatie van organismen (ook opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietigen op kleinschalige schaal)
Archimedesweg 31
2333CM
Type B
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
63,69-71,73,74,77,78
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
Zone 1 0
0
10
0
10 D
2
1
01.1.a
elektromotoren gezamelijk > 1,5 kW
Crucell Holland BV
Archimedesweg 4
2333CN
Type C-ver
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
721
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
Zone 2 30
10
30
30 R
30
1
1
21.1.a
genetische modificatie van organismen (ook opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietigen op kleinschalige schaal)
021015
Gasdrukregel- en meetstation
Archimedesweg 4
2333CN
Type B
Voorzieningen en installaties
35.D4
Gasdistributiebedrijven:gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C
Zone 2 0
0
30 C 10
30
1
1
031860
Kantoorgebouw (Jones Lang Bargelaan 10 Lasalle)
2333CT
Type B
Installaties; Propaan; Br. vloeistoffen; Nutsbedrijven e.d.
nr1 sub1 (lijst2)
opslagen
Zone 2
30
30
01.1.a
elektromotoren gezamelijk > 1,5 kW
025539
Community College Leiden
Bargelaan 180
2333CW
Type B
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
8532, 854, 855
Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs
Zone 2 10
10
30 D
032323
Multicopy
Bargelaan 8
2333CT
Type B
Kopieerwinkel
1813
grafische technieken
Zone 2 30
008761
Lebkov Leiden B.V.
Bargelaan 8
2333CT
Type B
Horeca, Sport en Recreatie
561
Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d.
Zone 1 10
ML3, DM3 100m
Kopie van Bijlage 1 Inrichtingen Leiden Biosciencepark met CBI en Bor per 1mrt13 g.xlsx
0
0
30
10 C 10
10
2
1
01.1.a
elektromotoren gezamelijk > 1,5 kW
2
1
16.1.c
grafisch
2
1
18.1
hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria''s snackbars en discotheken, en inrichtingen waar tegen vergoeding logies worden verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt
Pagina 1
inr.code naam organisatie
adres
postcode
type bedrijf
branche
CBI-code
CBI-omschrijving
GGO niveau. Gew. afstand altijd 100 m
gaat weg, komt iets anders
GGO ♪
milieuz GEU STO GEL GEVA AFST VERK VISU BorBor-categorie_1 one R F UID AR AND EER EEL categorie
018014
De stal van Herman
Darwinweg 1
2333CR
Type B
Horeca, Sport en Recreatie
561
Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d.
Zone 1 10
0
10 C 10
10
2
1
001956
Naturalis
Darwinweg 2
2333CR
Type C-ver
Sport-, en sociaalculturele instellingen + opslagtanks buiten
9101, 9102 + nr3 sub1 (lijst2)
Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. + opslag K1/K2
Zone 1 0 +zone 3.1
0
10
0
10
2
1
50
50
18.1
hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria''s snackbars en discotheken, en inrichtingen waar tegen vergoeding logies worden verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt
021974
Galapagos
Darwinweg 24
2333CR
Type C-ver
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
721
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
ML2 100m
Zone 2 30
10
30
30 R
30
1
1
21.1.a
genetische modificatie van organismen (ook opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietigen op kleinschalige schaal)
022075
MicroSafe B.V.
Darwinweg 24
2333CR
Type C-ver
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
721
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
ML2 100m
Zone 2 30
10
30
30 R
30
1
1
21.1.a
genetische modificatie van organismen (ook opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietigen op kleinschalige schaal)
018935
Pharming Technologies BV
Darwinweg 24
2333CR
Type C-ver
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
721
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
ML2 100m
Zone 2 30
10
30
30 R
30
1
1
21.1.a
genetische modificatie van organismen (ook opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietigen op kleinschalige schaal)
001622
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333CB
IPPC
Industrie n.e.g.
2120.1
Farmaceutische produktenfabrieken:formulering en afvullen geneesmiddelen
MI1 100m
Zone 3.1
10
50
50 R
50
2
1
21.1.b
genetisch gemodificeerde organismen (opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietingen, vermeerderen, niet kleinschalig)
002010
U.L. Van Steenis laboratorium
Einsteinweg 2
2333CC
Type B
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
momenteel leegstand
01.1.a
elektromotoren gezamelijk > 1,5 kW
001626
Nijssen Koeling b.v.
Einsteinweg 3
2333CC
Type B
Aannemers / Timmerbedrijven / 45.A Installateurs
Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats
013942
BaseClear B.V.
Einsteinweg 5
2333CC
Type C-ver
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
721
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
030755
Universiteit Leiden
Einsteinweg 55
2333CC
Type C-mel Installaties; Propaan; Br. vloeistoffen; Nutsbedrijven e.d.
nr.3 sub2 (lijst2)
opslag gas
001933
U.L. Gorlaeus Laboratoria
Einsteinweg 55
2333CC
Type C-ver
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
721
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
017414
Servier Nederland Farma B.V.
Einsteinweg 5B
2333CC
Type B
Opslag en transportbedrijven
461
Handelsbemiddeling (kantoren)
ML2 100m
50
Zone 3 10
30
50
10
30
1
1
04.1.b
producten die milieugevaarlijke stoffen bevatten (vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan)
Zone 2 30
10
30
30 R
30
1
1
21.1.a
genetische modificatie van organismen (ook opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietigen op kleinschalige schaal)
50
50
01.1.c
thermisch vermogen gezamelijk > 130 kW
zone 3.1 ML2, DM2 100m
Zone 2 30
10
30
30 R
30
1
1
21.1.a
genetische modificatie van organismen (ook opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietigen op kleinschalige schaal)
Zone 1 0
0
10
0
10
1
1
01.1.a
elektromotoren gezamelijk > 1,5 kW
Kopie van Bijlage 1 Inrichtingen Leiden Biosciencepark met CBI en Bor per 1mrt13 g.xlsx
Pagina 2
inr.code naam organisatie
adres
postcode
type bedrijf
branche
CBI-code
CBI-omschrijving
GGO niveau. Gew. afstand altijd 100 m
gaat weg, komt iets anders
GGO ♪
milieuz GEU STO GEL GEVA AFST VERK VISU BorBor-categorie_1 one R F UID AR AND EER EEL categorie
031271
Bioké
Einsteinweg 5N
2333CC
Type B
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
721
Natuurwetenschappelijk kantoor voor speur- en ontwikkelingswerk
Zone 2 30
000357
U.L. sportcentrum
Einsteinweg 6
2333CC
Type B
Sport-, en sociaalculturele instellingen
931.Aa
Sporthallen
Zone 3.1
018155
Compressor op het sportterrein
Einsteinweg 6
2333CC
Type B
Horeca, Sport en Recreatie
561
Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d.
002312
Leidse Instrumentenmakersschool
Einsteinweg 61
2333CC
Type B
Sport-, en sociaalculturele instellingen
8532, 854, 855
002172
Gasdrukregel- en meetstation
Einsteinweg 90
2333CD
Type B
Voorzieningen en installaties
000358
Stichting SLS Wonen
Flanorpad 1
2333AN
Type B
019914
HAL Allergy
J.H. Oortweg 15 17
2333CH
017415
U.L. Instituut Biologie Leiden J.H. Oortweg 19 Sylvius Laboratorium
031889
AS 15168
30R
30
04.1.b
producten die milieugevaarlijke stoffen bevatten (vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan)
0
50 C 0
50
2
1
19.1.c
sportscholen, sporthallen en andere inrichtingen niet zijnde sportterreinen
Zone 1 10
0
10 C 10
10
2
1
01.1.a
elektromotoren gezamelijk > 1,5 kW
Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs
Zone 2 10
0
30
30 D
2
1
11.1.e
glas of glazen voorwerpen (winnen, vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan)
35.D4
Gasdistributiebedrijven:gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C
Zone 2 0
0
30 C 10
30
1
1
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
9609.B
Persoonlijke dienstverlening n.e.g.
Zone 1 0
0
10 C 0
10 D
1
1
01.1.c
thermisch vermogen gezamelijk > 130 kW
Type C-ver
Industrie n.e.g.
2120.1
Farmaceutische grondstoffenfabrieken
ML2, MI2 100m
Zone 4.2
10
200C 300R 300
1
2
04.1.c
kosmetische of farmaceutische producten (vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan)
2333CH
Type C-ver
Scholen; Kantoorgebouwen; 721 gezondheidszorg e.d. Diverse bedrijven, waaronder ProteoNic, to-BBB, Xendo, enz.
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
ML2 100m
Zone 2 30
10
30
30
1
1
21.1.a
genetische modificatie van organismen (ook opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietigen op kleinschalige schaal)
J.H. Oortweg 21
2333CH
Type B
Voorzieningen en installaties
35.D4
Gasdistributiebedrijven:gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C
Zone 2 0
0
30 C 10
30
1
1
002247 Dutch Space Industry en 2210
Mendelweg 30
2333CS
Type C-ver
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
3099
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
Zone 3.2
30
100
100D 2
2
12.1
metalen, metalen voorwerpen of schroot (vervaardigen, bewerken (ook oppervlakte behandelen), verwerken, opslaan of overslaan)
031876
Noodstroomgenerator
Mendelweg 32
2333CS
Type A
Voorzieningen en installaties
nr2 (lijst 2)
noodstroomvoorziening
Zone 2
01.1.b
007874
DZB afd. Groen, kwekerij
Nachtegaallaan 41
2333XH
Type B
Landbouw
011, 012, 013.1
Tuinbouw:- bedrijfsgebouwen
Zone 2 10
verbrandingsmotoren gezamelijk > 1,5 kW landbouwproducten (telen, behandelen, verhandelen, opslaan of overslaan)
031751
Crucell Holland B.V.
Newtonweg 1
2333CP
Type C-ver
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
2120.1 +721
Farmaceutische produktenfabrieken:formulering en afvullen geneesmiddelen
Zone 3.1
000356
U.L. Informatiseringsgroep
Niels Bohrweg 1
2333CA
Type B
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
63,69-71,73,74,77,78
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
000466
U.L. stichting B.A.B.C.L.
Niels Bohrweg 11
2333CA
Type C-ver
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
721
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk. Komt leeg en wordt verkocht.
ML2, MI2 100m
0
30
200
30
10
30 R
30
30
30
10
30 C 10
30
1
1
09.1.f
10
50
50 R
50
2
1
21.1.a
genetische modificatie van organismen (ook opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietigen op kleinschalige schaal)
Zone 1 0
0
10
0
10 D
2
1
01.1.a
elektromotoren gezamelijk > 1,5 kW
Zone 2 30
10
30
30 R
30
1
1
01.1.a
elektromotoren gezamelijk > 1,5 kW
50
Kopie van Bijlage 1 Inrichtingen Leiden Biosciencepark met CBI en Bor per 1mrt13 g.xlsx
Pagina 3
inr.code naam organisatie
adres
postcode
type bedrijf
031907
Verpakapotheek
Niels Bohrweg 11
2333CA
Type B
000363
U.L. Huygens
Niels Bohrweg 2
2333CA
Type C-ver
022874
RAD Hollands Midden
Pesthuislaan 8
2333BA
002561
Sanquin Bloedbank
Plesmanlaan 1A
029455
Europdonor Foundation
029039
branche
CBI-code
CBI-omschrijving
GGO niveau. Gew. afstand altijd 100 m
gaat weg, komt iets anders
GGO ♪
4773, 4774
Apotheken en drogisterijen
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
721
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
Type B
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
5221.1
Autoparkeerterreinen, parkeergarages. Gaat naar Vondellaan 43
2333BZ
Type C-ver
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
8621, 8622, 8623 + 721
Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven
Plesmanlaan 1B
2333BZ
Type A
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
63,69-71,73,74,77,78
Service XS
Plesmanlaan 1D
2333BZ
Type C-ver
Industrie n.e.g.
031831
Astellas B.V.
Sylviusweg 62
2333BE
Type B
030966
Dura Vermeer
Sylviusweg 72
2333BE
000355
TNO Gortergebouw
Wassenaarseweg 56
002083
Gasdrukregel- en meetstation
020109
milieuz GEU STO GEL GEVA AFST VERK VISU BorBor-categorie_1 one R F UID AR AND EER EEL categorie
Zone 1 0
0
0
10
10
1
1
04.1.c
kosmetische of farmaceutische producten (vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan)
Zone 2 30
10
30
30 R
30
1
1
21.1.a
genetische modificatie van organismen (ook opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietigen op kleinschalige schaal)
Zone 2 10
0
30 C 0
30
3
1
13.1.a
vliegtuigen, trams of onderdelen, motoren, motorvoertuigen, motorvaartuigen, caravans, landbouwwerktuigen, bromfietsen (vervaardigen, onderhouden, oppervlakte behandelen, keuren, reinigen verhandelen, verhuren of proefdraaien)
Zone 1 0
0
10
0
10
2
1
21.1.a
genetische modificatie van organismen (ook opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietigen op kleinschalige schaal)
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
Zone 1 0
0
10
0
10 D
2
1
01.1.a
elektromotoren gezamelijk > 1,5 kW
721
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
Zone 2 30
10
30
30 R
30
1
1
21.1.a
genetische modificatie van organismen (ook opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietigen op kleinschalige schaal)
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
721
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
Zone 2 30
10
30
30 R
30
1
1
04.1.b
producten die milieugevaarlijke stoffen bevatten (vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan)
Type B
Installaties; Propaan; Br. vloeistoffen; Nutsbedrijven e.d.
nr1, sub1 (lijst2)
gastank
Zone 2
30
30
2333AL
Type B
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
63,69-71,73,74,77,78
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
Zone 1 0
0
10
0
10 D
2
1
01.1.c
thermisch vermogen gezamelijk > 130 kW
Wassenaarseweg 72
2333AL
Type B
Voorzieningen en installaties
35.D4
Gasdistributiebedrijven:gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C
Zone 2 0
0
30 C 10
30
1
1
Rioolgemalen Wassenaarseweg Universiteit Leiden
Wassenaarseweg 72
2333AL
Type B
Voorzieningen en installaties
3700.B
rioolgemalen
Zone 2 30
0
10 C 0
30
1
1
01.1.a
elektromotoren gezamelijk > 1,5 kW
002084
Gasdrukregel- en meetstation
Wassenaarseweg 72
2333AL
Type B
Voorzieningen en installaties
35.D4
Gasdistributiebedrijven:gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C
Zone 2 0
0
30 C 10
30
1
1
001930
Centre for Human Drug Research
Zernikedreef 10
2333CL
Type B
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
721
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
Zone 2 30
10
30
30
1
1
01.1.a
elektromotoren gezamelijk > 1,5 kW
ML2 100m
ML1 100m
Kopie van Bijlage 1 Inrichtingen Leiden Biosciencepark met CBI en Bor per 1mrt13 g.xlsx
30 R
Pagina 4
inr.code naam organisatie
adres
postcode
type bedrijf
branche
CBI-code
CBI-omschrijving
GGO niveau. Gew. afstand altijd 100 m
gaat weg, komt iets anders
GGO ♪ ML1 100m (50m noordoost zijde)
001929
Hogeschool Leiden
Zernikedreef 11
2333CK
Type C-ver
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
8532, 854, 855
Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs
002595
OctoPlus bv
Zernikedreef 12
2333CL
Type B
Detailhandel en ambachtsbedrijven
721
002810
Mentor Medical Systems B.V.
Zernikedreef 2
2333CL
Type C-ver
Industrie n.e.g.
000365
Cam Bioceramics B.V.
Zernikedreef 6
2333CL
Type C-ver
000360
TNO Gaubiusgebouw
Zernikedreef 9
2333CK
Type C-ver
♪
Toelichting GGO
Beknopte uitleg van gebruikte afkortingen in verband met biologische agentia:
milieuz GEU STO GEL GEVA AFST VERK VISU BorBor-categorie_1 one R F UID AR AND EER EEL categorie
Zone 2 10
0
30
10
30 D
2
1
21.1.a
genetische modificatie van organismen (ook opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietigen op kleinschalige schaal)
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
Zone 2 30
10
30
30 R
30
1
1
04.1.c
kosmetische of farmaceutische producten (vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan)
26, 32, 33.A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie
Zone 2 30
0
30
0
30
1
1
04.1.e
producten op basis van elastomeren of kunststoffen (vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan)
Detailhandel en ambachtsbedrijven
26, 32, 33.A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie
Zone 2 30
0
30
0
30
1
1
04.1.e
producten op basis van elastomeren of kunststoffen (vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan)
Scholen; Kantoorgebouwen; gezondheidszorg e.d.
721
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
Zone 2 30
10
30
30 R
30
1
1
21.1.a
genetische modificatie van organismen (ook opslaan, toepassen, vervoeren, zich ontdoen, vernietigen op kleinschalige schaal)
ML2, DM2 100m
GGO: genetisch gemodifideerde organismen PMO: pathogeen micro organismen (niet gemodificeerd) ML = Micro-organismen Laboratorium PL = Planten Laboratorium PCM = PlantenkweekCel met Micro-organismen PKM = PlantenKas met Micro-organismen DM = Dierverblijf met Micro-organismen MI = Micro-organismen Industriële schaal Inperkingsniveau: Veiligheidsniveau van een werkruimte waar gewerkt wordt met GGO of PO. Dit niveau wordt bepaald aan de hand van een risico-analyse. Klasse I: laagste inperkingsniveau niveau Klasse IV: allerhoogste inperkingsniveau
Kopie van Bijlage 1 Inrichtingen Leiden Biosciencepark met CBI en Bor per 1mrt13 g.xlsx
Pagina 5
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Bijlage 2
Quick scan Flora en Fauna
81
Notitie Opdrachtgever:
Dhr. S. Bek, Gemeente Leiden
Auteur:
W. Moerland & A. de Baerdemaeker
Betreft:
Quick scan Leeuwenhoek Leiden
Projectnummer:
0858
Datum:
24 september 2012
Status:
Definitief
bezoekadres: Natuurhistorisch Museum Rotterdam Westzeedijk 345 3015 AA Rotterdam telefoon: 010 – 266 04 70 e-mail:
[email protected] www.bureaustadsnatuur.nl
Inleiding In opdracht van Gemeente Leiden heeft bureau Stadsnatuur een quick scan uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde natuurwaarden in twee Leidse wijken, namelijk de Pesthuiswijk en Leeuwenhoek (Figuur 1). Dit in het kader van het opstellen van een conserverend bestemmingsplan. Het gebied wordt begrensd door de Wassenaarseweg, de Albinusdreef, de Plesmanlaan en rijksweg A44 en omvat daarmee het stationsgebied en het Bioscience park.
Figuur 1. Weergave van het plangebied.
Het onderzoeksgebied wordt gekarakteriseerd door hoogbouw van maximaal enkele decennia oud. Oudere bebouwing (uit de jaren ’40 en ’50 van de vorige eeuw), overigens van universitaire oorsprong, bevindt zich tussen Wassenaarseweg en Sandifortdreef. Voorts is in het oostelijk deel van het plangebied lokaal historische bebouwing, onder meer het Pesthuis uit de 17e eeuw. Rijen populieren, borderbegroeiing en gazons bepalen grotendeels het groenbeeld. Voorts is er een uitgebreid netwerk van sloten, al dan niet recent aangelegd. Plaatselijk zijn braakliggende terreinen aanwezig, echter dergelijk onbruik is drastisch afgenomen het laatste decennium. Aan de westzijde van het gebied, tegen de A44 aan, zijn hoog opgaande dichte struwelen aanwezig.
0858 - Quick scan Leeuwenhoek Leiden
1/9
Wettelijk kader Verbodsbepalingen De van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren worden beschermd door de Flora- en faunawet die in 2002 van kracht geworden is. De soortbeschermingsbepalingen uit de Europese richtlijnen Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Ffwet geïmplementeerd. Deze bescherming dient ervoor te zorgen dat zeldzame en bedreigde soorten niet in aantallen afnemen of uit Nederland verdwijnen. De bescherming in de Ffwet wordt geregeld middels een aantal verbodsbepalingen (artikel 8 t/m 13): artikel 8:
Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen.
artikel 9:
Het is verboden (beschermde) dieren te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.
artikel 10: Het is verboden (beschermde) dieren opzettelijk te verontrusten. artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen (zie onderstaande paragraaf) van (beschermde) dieren te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. artikel 12: Het is verboden eieren van (beschermde) dieren te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. artikel 13: Het is verboden planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van (beschermde) dieren te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden, uit te wisselen of tentoon te stellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben.
Voortplantingsplaatsen en andere vaste rust- en verblijfplaatsen Tot vaste rust- en verblijfplaatsen als bedoeld in artikel 11 van de Ffwet worden bijvoorbeeld verblijven van vleermuizen of voortplantingswateren van de Rugstreeppad Bufo calamita gerekend. Ook de functionele omgeving van een verblijf kan een beschermde status hebben. Dit geldt bijvoorbeeld voor belangrijke migratie- en vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen die van belang zijn voor de instandhouding van een vaste rust- of verblijfplaats van de soort op populatieniveau. Alle inheemse broedvogels en hun nesten mogen niet worden verstoord tijdens het broeden. Voor enkele vogelsoorten geldt dat de broedlocaties dermate belangrijk zijn voor de soort dat deze jaarrond zijn beschermd, dus ook buiten het broedseizoen zijn hier de verbodsbepalingen van artikel 11 van kracht. In 2009 is een aangepaste lijst met jaarrond beschermde vogels opgesteld (Ministerie van LNV 2009). Deze jaarronde bescherming krijgen bijvoorbeeld nesten van honkvaste koloniebroeders, nesten van anderszins zeer honkvaste soorten, soorten afhankelijk van bebouwing of vogels die ieder jaar gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om boomnesten die worden gebruikt door roofvogels en uilen waaronder Buizerd Buteo buteo en Ransuil Asio otus, en vogels die aan menselijke bebouwing zijn gebonden als Gierzwaluw Apus apus, Huismus Passer domesticus en Kerkuil Tyto alba. Wanneer bij werkzaamheden de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats gegarandeerd kan worden is geen ontheffing nodig. Wanneer dit niet mogelijk is dient ontheffing aangevraagd te worden op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn.
0858 - Quick scan Leeuwenhoek Leiden
2/9
Beschermingsregimes Het soortbeschermingsdeel van de Europese Habitatrichtlijn is opgenomen in de Flora- en faunawet. In de Flora- en faunawet is een groot aantal in Nederland voorkomende planten en dieren opgenomen waarop de hier boven genoemde verbodsbepalingen van toepassing zijn. Later zijn deze soorten in drie beschermingsregimes ingedeeld. Deze driedeling is als volgt: Tabel 1. Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 1 voor artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Voor deze activiteiten hoeft geen ontheffing aangevraagd worden. Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 1 een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (de zogenaamde lichte toets). Tabel 2. Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 2 voor artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de staatssecretaris van EL&I goedgekeurde gedragscode. Hetzelfde geldt voor alle vogelsoorten. Een gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf opgesteld worden en ingediend voor goedkeuring. Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 2 een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’. Dit is niet van toepassing op alle vogelsoorten (zie toelichting tabel 3) Tabel 3. Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 3 voor artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de staatssecretaris van EL&I goedgekeurde gedragscode. Deze vrijstelling is enigszins beperkt; voor activiteiten die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en bosbouw en bestendig gebruik geldt geen vrijstelling voor artikel 10 van de Flora- en faunawet. Ook niet op basis van een gedragscode. Een gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf opgesteld worden en ingediend voor goedkeuring. Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkeling, geldt voor soorten in tabel 3 geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig. Voor activiteiten in het kader van bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en bosbouw en bestendig gebruik en voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling is het niet mogelijk voor artikel 10 voor de soorten in tabel 3 een ontheffing te krijgen. Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 3 een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor de soorten van tabel 3 en de soorten vermeld in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (onder meer alle Nederlandse vleermuissoorten) wordt getoetst aan drie criteria: 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang; 2) er is geen alternatief; 3) er is geen sprake van afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Deze drie criteria vormen de zogenaamde uitgebreide toets. De drie criteria staan naast elkaar en niet na elkaar (aan alle drie moet voldaan zijn). De uitgebreide toets geldt ook voor alle vogelsoorten.
Gunstige staat van instandhouding Het criterium ‘gunstige staat van instandhouding’ is van toepassing wanneer soorten uit tabel 2 en 3 van de Ffwet of Bijlage IV van de Habitatrichtlijn voorkomen, op locaties waar activiteiten gaan plaatsvinden die een wezenlijk negatief effect kunnen hebben op de aanwezige populaties van deze soorten. Een gunstige staat van instandhouding voldoet krachtens de Habitatrichtlijn aan de volgende voorwaarden:
0858 - Quick scan Leeuwenhoek Leiden
3/9
Uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat op lange termijn zal blijven en het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden, en er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op langere termijn in stand te houden.
Mitigatie & Compensatie Voor eventueel verlies van leefgebied van beschermde soorten op plaatsen waar ruimtelijke inrichting of ontwikkeling plaatsvindt, dient compensatie plaats te vinden, hetgeen kan inhouden dat er elders geschikt leefgebied wordt gecreëerd ten gunste van de soort. Daarnaast dienen mitigerende maatregelen te worden genomen waarmee de schade aan de aanwezige populatie tijdens werkzaamheden wordt beperkt.
Zorgplicht In de Ffwet is een zorgplicht opgenomen (artikel 2), een algemeen geldende fatsoensnorm voor de omgang met flora en fauna. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen zo weinig mogelijk nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. Wanneer men weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat werkzaamheden nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen hebben, dient men dit, mits redelijkerwijs mogelijk, te vermijden of deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien onvermijdelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. De genoemde drie items: mitigatie, compensatie en Zorgplicht, zijn algemene voorwaarden ter verkrijging van een eventuele ontheffing van de verbodsbepalingen in de Ffwet.
Methodiek Het onderzoeksgebied is op 12 juli 2012 onderzocht door een ecoloog van bSR op de potentiële aanwezigheid van vaste rust- of verblijfplaatsen van soorten die jaarrond beschermd zijn. Gedurende dit bezoek is gekeken: • • • •
of direct aantoonbaar strikt beschermde soorten aanwezig zijn binnen het onderzoeksgebied; of er (indirecte) aanwijzingen zijn voor het voorkomen van strikt beschermde soorten; of het gebied potentie heeft voor strikt beschermde soorten; op welke wijze eventuele strikt beschermde soorten het onderzoeksgebied gebruiken als leefgebied.
Naast de indrukken in het veld werden de meest recente gegevens uit het Stadsnatuurmeetnet Leiden geraadpleegd (Moerland in prep.). Tot slot zijn de resultaten van een uitgebreide inventarisatie van flora en fauna in 2008 op het terrein van Naturalis Biodiversity Center (NBC), inclusief Pesthuis, nageslagen op het voorkomen van beschermde soorten (Smit et al. 2009).
Resultaten Op basis van het veldbezoek en aanvullende literatuurgegevens, wordt in dit hoofdstuk per soortgroep besproken welke ecologische potenties voor het onderzoeksgebied van belang zijn. Wanneer soorten van tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet in dit hoofdstuk niet worden besproken, impliceert dit dat zij geen enkel potentieel op voorkomen in het gebied hebben. Bij iedere soort die hieronder wordt besproken is aangegeven in welke mate van zekerheid van aanwezigheid mag worden uitgegaan. Daarbij is gebruik gemaakt van de volgende driedeling:
0858 - Quick scan Leeuwenhoek Leiden
4/9
vastgesteld: tijdens een recent uitgevoerde inventarisatie is de aanwezigheid van de soort in het onderzoeksgebied aangetoond; waarschijnlijk: op basis van de actuele regionale verspreiding en de aanwezigheid van voor de soort op het oog geschikt biotoop (leefgebied) wordt de kans op aanwezigheid groot geacht; mogelijk: vanwege de aanwezigheid van voor de soort op het oog geschikt biotoop kan de aan- of afwezigheid van de soort niet op voorhand worden uitgesloten.
Flora Binnen het plangebied liggen potenties voor beschermde flora. Deze zal hoofdzakelijk berusten op soorten aangepast aan stenige milieus, zoals enkele soorten muurvarens. De grootste kansen voor aanwezigheid liggen bij het leegstaande universiteitscomplex in de oosthoek van het gebied. Gewone, overigens nietbeschermde soorten, als Mannetjesvaren Dryopteris filix-mas en Muurvaren Asplenium ruta-muraria (Figuur 2) zijn vastgesteld op de leegstaande en matig onderhouden panden. Derhalve zijn andere, wel beschermde, vertegenwoordigers van de muurflora, die elders in Leiden ook voorkomen in vergelijkbaar biotoop, eveneens mogelijk. Het gaat hier om minder gewone (Steenbreekvaren Asplenium trichomanes, Zwartsteel A. adiantumnigrum) tot algemene en wijdverspreide soorten (Gele helmbloem Pseudofumaria lutea en Klein glaskruid Parietaria judaica). Onbekend uit Leiden, maar potentieel voorkomend is het beschermde Stijf hardgras Catapodium rigidum (Ffw tabel 2). In West-Nederland (Rotterdam, Gouda, Barendrecht, Den Haag) is de soort bekend van stenige milieus die overeen komen met die in het onderzoeksgebied.
Figuur 2. Muurflora op het Clusiusgebouw, met ondermeer Mannetjesvaren Dryopteris filix-mas en Muurvaren Asplenium ruta-muraria.
Voorts is een grote standplaats van de door de Flora- en faunawet beschermde Rietorchis Dactylorhiza majalis subsp. praetermissa aanwezig binnen het plangebied (Moerland in prep). Enkele tientallen exemplaren bevinden zich in de berm van de trambaan. De soort komt voor op mesotrofe, vochtige grond van een basisch karakter. Niet uitgesloten kan worden dat elders in het plangebied de soort langs slootkanten voorkomt. Een aanzienlijk minder gewone en beschermde orchis, de Brede orchis Dactylorhiza majalis subsp. majalis, heeft gelijke ecologische eisen aan zijn omgeving. Deze soort komt echter binnen de gemeente Leiden niet voor.
0858 - Quick scan Leeuwenhoek Leiden
5/9
Overige beschermde flora, waaronder historische standplaatsen van diverse stinzenflora, is binnen het plangebied niet te verwachten. Tabel 1. Overzicht beschermde flora in het projectgebied. soort
beschermingsregime Flora- en faunawet
Gele helmbloem Pseudofumaria lutea
tabel 2
aanwezigheid waarschijnlijk
Klein glaskruid Parietaria judaica
tabel 2
waarschijnlijk vastgesteld (Moerland in prep.)
Rietorchis Dactylorhiza praetermissa
tabel 2
Steenbreekvaren Asplenium trichomanes
tabel 2
mogelijk
Stijf hardgras Catapodium rigidum
tabel 2
mogelijk
Tongvaren Asplenium scolopendrium
tabel 2
mogelijk
Zwartsteel Asplenium adiantum-nigrum
tabel 2
mogelijk
Figuur 3. De berm van de Trambaan met Rietorchis Dactylorhiza majalis subsp. praetermissa op 20 juni 2012. Floristisch één van de meest hoogwaardige bermen in het plangebied.
Ongewervelden De Platte schijfhoren Anisus vorticulus is een strikt beschermde soort en komt in het plangebied met zekerheid voor. Deze zoetwatermollusk is genoteerd bij de inventarisatie van het terrein van Naturalis in 2008 (Smit et al. 2009). De vindplaats van deze waarneming mag ronduit a-typisch genoemd worden. De soort komt enkel voor in schone watergangen met een goed ontwikkelde vegetatie. Een fors deel van de watergangen binnen het plangebied hebben ogenschijnlijk een matige waterkwaliteit. Binnen de gemeente Leiden komt de Platte schijfhoren maar lokaal voor, vermoedelijk met het zwaartepunt in de Oostvlietpolder (Moerland 2011). Tabel 2. Overzicht beschermde ongewervelden in het onderzoeksgebied. soort
beschermingsregime Flora- en faunawet
aanwezigheid
Platte schijfhoren Anisus vorticulus
tabel 3
vastgesteld (Smit et al. 2009)
0858 - Quick scan Leeuwenhoek Leiden
6/9
Vissen Drie beschermde vissoorten komen algemeen voor in stedelijk Leiden. Bittervoorn Rhodeus amarus is vastgesteld tijdens de inventarisatie van het Naturalis-terrein (Smit et al. 2009). De Kleine modderkruiper Cobitis taenia en Rivierdonderpad Cottus gobio zijn evenwel goed te verwachten in het plangebied. Eerstgenoemde is een algemeen verspreide vis in de Leidse wateren, in kleine watertjes, maar ook in de singels, met zandige tot modderige bodems. De Rivierdonderpad is juist aangepast aan een leven in water met stenige bodem- en oeversubstraat. Vermoedelijk is de soort algemeen voorkomend in Leiden. Tabel 3. Overzicht beschermde vissen in het onderzoeksgebied. soort
beschermingsregime Flora- en faunawet
aanwezigheid
Bittervoorn Rhodeus amarus
tabel 3
vastgesteld (Smit et al. 2009)
Kleine modderkruiper Cobitis taenia
tabel 2
waarschijnlijk
Rivierdonderpad Cottus gobio
tabel 2
waarschijnlijk
Vogels Zeven vogelsoorten met jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen kunnen zich voortplanten in het plangebied. Deze zijn te splitsen in twee categorieën: de gebouwbewonende soorten en de soorten met nesten in vegetatie. Op basis van het Stadsnatuurmeetnet Leiden (Moerland in prep.) zijn Gierzwaluw en Huismus met grote waarschijnlijk broedend in het plangebied. Deze soorten zullen gebruik maken van de oudere panden, hoofdzakelijk in het leegstaande universitaire complex aan de Wassenaarseweg (Gierzwaluw) en Pesthuis en omgeving (Huismus). De Slechtvalk Falco peregrinus zoekt hoge, onbereikbare locaties van gebouwen uit bij de nestkeuze. Sporadisch worden in het plangebied exemplaren gezien. Derhalve is op de toren van NBC een nestkast geïnstalleerd, tot nu toe echter zonder succes (mond. med. B. Koese, NBC). De overige soorten zijn boom- of struweelbroeders die rustige locaties opzoeken voor hun nesten. Boomvalken Falco subbuteo broedt in oude kraaiennesten, hoog in de toppen van populieren. Van deze soort was mogelijk een territorium aanwezig in de omgeving van de Wassenaarseweg in 2011 (De Baerdemaeker 2012). Ook de Ransuil is afhankelijk van verlaten nesten. Sperwer Accipiter nisus en Buizerd zijn voor nestgelegenheid afhankelijk van bomen die beschutting bieden. Voor alle genoemde soorten zijn binnen het plangebied goede mogelijkheden te vinden. Daarnaast zijn tal van andere vogelsoorten broedend aan te treffen in het projectgebied. Alle nesten van inheemse vogelsoorten zijn gedurende het broedseizoen strikt beschermd. Tabel 4. Overzicht beschermde vissen in het onderzoeksgebied. soort
beschermingsregime Flora- en faunawet
aanwezigheid
Buizerd Buteo buteo
nest jaarrond beschermd
mogelijk
Sperwer Accipiter nisus
nest jaarrond beschermd
waarschijnlijk
Boomvalk Falco subbuteo
nest jaarrond beschermd
waarschijnlijk
Slechtvalk Falco peregrinus
nest jaarrond beschermd
mogelijk
Ransuil Asio otus
nest jaarrond beschermd
mogelijk
Gierzwaluw Apus apus
nest jaarrond beschermd
waarschijnlijk
Huismus Passer domesticus
nest jaarrond beschermd
waarschijnlijk
Vleermuizen Slechts voor enkele soorten vleermuizen is het plangebied toereikend als voortplantingsbiotoop. Twee soorten hebben hun vaste rust- en voortplantingsverblijven in bebouwing, namelijk de Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus en de Laatvlieger Eptesicus serotinus. De derde soort, de Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii, heeft zijn balts- en winterslaapverblijven voornamelijk in oude bomen, ook populieren. Incidenteel wordt waargenomen dat gebruik wordt gemaakt van bebouwing (waarnemingen bSR). In principe zijn verblijven van gebouwbewonende vleermuizen, vooral de Gewone dwergvleermuis, overal te verwachten waar toegankelijke bebouwing is. Een baltsende Gewone dwergvleermuis werd waargenomen nabij het
0858 - Quick scan Leeuwenhoek Leiden
7/9
Pesthuis, een aanwijzing dat in de directe omgeving een beschermd paarverblijf is. Uitermate geschikt zijn de verlaten, oude en verwaarloosde universitaire panden in het oostelijke deel van het plangebied. Niet toevallig is de verwachting dat ook Gierzwaluwen juist hier tot broeden komen. Hier zijn volop situaties te vinden die, ook voor een ronduit schaarse vleermuissoort in Leiden als de Laatvlieger (Moerland et al. 2012), zeer geschikt zijn. Tot slot zijn in het plangebied lijnvormige elementen, in de vorm de populierenrijen, die van dienst kunnen zijn als vliegroute voor diverse soorten vleermuizen. Dergelijke functionaliteit is eveneens wettelijk beschermd. Tabel 5. Overzicht beschermde vleermuizen in het onderzoeksgebied. soort
beschermingsregime Flora- en faunawet
aanwezigheid
Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus
tabel 3
vastgesteld (Smit et al. 2009; Moerland in prep.)
Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii
tabel 3
waarschijnlijk
Laatvlieger Eptesicus serotinus
tabel 3
mogelijk
Conclusies Er zijn potenties in het onderzoeksgebied aanwezig voor soorten van tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet van de volgende soortgroepen: - ongewervelden - flora - vissen - vogels - vleermuizen Het gaat hierbij om 21 soorten. Het betreft negen soorten van tabel 2, vijf soorten van tabel 3 en zeven jaarrond beschermde vogelsoorten; Kerngebieden met een hoge kans op de aanwezigheid van meerdere beschermde soorten bevinden zich globaal in vijf zones in het projectgebied (Figuur 4; Tabel 6). In deze zones zullen ruimtelijke ingrepen voorafgegaan moeten worden door ecologisch onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten. Algemeen gesteld zijn drie elementen in het plangebied direct een aanleiding voor vervolgonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet: -
watergangen. Ruimtelijke ingrepen waarbij sloten zullen worden aangetast kunnen niet worden uitgevoerd zonder gedegen visonderzoek op voorhand. Bij goede waterkwaliteit zal aanvullend onderzoek moeten plaatsvinden naar Platte schijfhoren;
-
bomenrijen. Nader onderzoek naar vaste verblijven van vogels of vleermuizen is wenselijk indien kapwerkzaamheden voorgenomen zijn. Ook beschermde vliegroutes van vleermuizen zijn mogelijk;
-
gebouwen met spouwmuren. Dit type gebouwen heeft een reële kans verblijven van vleermuizen te herbergen.
Tot slot geldt dat ruimtelijke ingrepen uitgevoerd zullen moeten worden volgens de richtlijnen van de Gedragscode ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden (Groos 2005). Dit om verstoring van soorten van tabel 2 van de Flora- en faunawet en broedende vogels te voorkomen.
0858 - Quick scan Leeuwenhoek Leiden
8/9
B A D
G
C F E
Figuur 4. Zeven zones met mogelijk aanwezige beschermde ecologische waarden. Deze zijn exclusief de watergangen waar beschermde soorten evengoed kunnen zitten. Zie Tabel 6 voor beschrijving en soorten van iedere zone. Tabel 6. Omschrijving van ecologisch veelbelovende zones en de (mogelijk) daarin voorkomende soorten in het projectgebied. zone
omschrijving
soorten
A
bomen en struweel oostelijke berm A44
roofvogels, Ransuil
B
populierenrijen langs de Wassenaarseweg
Boomvalk, vleermuizen
C
grazige oevers Trambaan
Rietorchis (vastgesteld)
D
gebouwen omgeving Poelwetering
Huismus, Gierzwaluw, vleermuizen, muurflora
E
omgeving Naturalis
Platte schijfhoren, Bittervoorn, Huismus, vleermuizen (alle vastgesteld)
F
fietsenstalling NS centrumkant
Huismus (vastgesteld)
G
terrein Universitair Sportcentrum
roofvogels, Ransuil
Literatuur Baerdemaeker, A. de, 2012. Verkennend onderzoek Boomvalk Leiden. bSR-notitie 0780. Bureau Stadsnatuur, Rotterdam. Groos, J. 2005. Gedragscode ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden. De flora- en faunawet in de praktijk. Gemeente Leiden. Moerland, W. 2011. Flora- en faunawetonderzoek Oostvlietpolder Leiden. bSR-rapport 182. Bureau Stadsnatuur Rotterdam, Rotterdam. Moerland, W. in prep. Resultaten Stadsnatuurmeetnet Leiden 2012. bSR-rapport in voorbereiding. Moerland, W., G. Bakker & R.W.G. Andeweg. 2012. Samenvatting en analyse Stadsnatuurmeetnet Leiden 2010. bSR-rapport 197. Bureau Stadsnatuur, Rotterdam. Smit, J.T., M. Reemer & R. Kleukers 2009. Zit er leven in Naturalis? – 1569 soorten op 7 hectare grond. EIS-Nieuwsbrief 48: 11-16. © Bureau Stadsnatuur | Westzeedijk 345 | 3015 AA Rotterdam Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende. bSR kan door opdrachtgever niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die voortvloeit uit gebruik van data of gegevens of door toepassing van aanbevelingen en conclusies, die zijn opgenomen in deze rapportage.
0858 - Quick scan Leeuwenhoek Leiden
9/9
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Bijlage 3
Zienswijzennota
91
Zienswijzennota bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station Juni 2013
1 Inleiding Op 16 april 2013 heeft het college van B en W besloten een bestemmingsplanprocedure op te starten voor het plangebied ‘Leiden Bio Science park en station’. Deze procedure is van start gegaan door de ter inzage legging van een ontwerpbestemmingsplan ‘Leiden Bio Science park en station’ (NL.IMRO.0546.BP00089-0201) voor het indienen van zienswijzen. In deze periode zijn drie zienswijzen door de gemeenteraad ontvangen. In deze notitie worden de zienswijzen behandeld. Hiertoe wordt kort de procedure en voorgeschiedenis van het bestemmingsplan beschreven. Vervolgens vindt de beantwoording van de zienswijzen plaats. De notitie rondt af met een conclusie en een voorstel voor het vervolg van de procedure.
2 Procedure Aanleiding De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente Leiden om tijdig te beschikken over actuele, digitale bestemmingsplannen. Voor het plangebied ‘Leiden Bio Science Park en station’ vigeren thans de volgende twee bestemmingsplannen: “Leeuwenhoek – Station 92” voor een groot deel van het plangebied en “Boerhaave Sylvius” voor een kleiner deel. Beide bestemmingsplannen zijn, gezien leeftijd en systematiek, onvoldoende toegesneden op de actuele bestaande situatie en juridische vereisten en dienen derhalve te worden geactualiseerd. Het betreft voor dit plangebied een conserverend bestemmingsplan, dit betekent dat de huidige situatie is vastgelegd en dat er geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk worden gemaakt. Wel is het noodzakelijk gebleken om vanwege de standaardisering in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) nieuwe bestemmingen te introduceren voor bestaande functies. Hiertoe is uitvoerig overleg gevoerd met de grootste belanghebbende partijen in het gebied: Universiteit Leiden, LUMC en provincie Zuid-Holland alsmede met buurgemeente Oegstgeest. Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt ruwweg begrensd door de snel A44, de Wassenaarseweg, de Albinusdreef, de Sandifortdreef, het Stationsplein en de Plesmanlaan. Zienswijzenprocedure Het ontwerpbestemmingsplan Leiden Bio Science park en station heeft van 18 april 2013 tot en met 30 mei 2013 (zes weken) ter inzage gelegen in het Stadhuis, bij het Servicepunt Bouwen en Wonen en in het Stadsbouwhuis. In deze periode zijn drie zienswijzen ingediend op het ontwerpbestemmingsplan, allen schriftelijk. Het ontwerpbestemmingsplan is tevens naar andere relevante instanties gestuurd, naar aanleiding hiervan zijn geen reacties ontvangen. Gedurende de zienswijzenperiode zijn overleggen gevoerd met enkele van de grootste belanghebbende partijen in het gebied.
1
3 Zienswijzen De ingekomen zienswijzen (allen schriftelijk) zijn van: Naam
Adres
1
Tennet TSO B.V.
Postbus 718, 6800 AS ARNHEM
2
NSI nv, mede namens VastNed Offices Benelux Holding B.V.
Postbus 3044, 2130 KA HOOFDDORP
3
TeekensKarstens advocaten notarissen, F.P. van Galen en A.R.M. van der Pluijm namens A.J. van Dijk en B. van Dijk
Postbus 201, 2300 AE LEIDEN
In onderstaande tabel worden de zienswijzen behandeld. In de eerste kolom wordt de zienswijze met een letter aangegeven. De tweede kolom geeft met behulp van een cijfer aan door wie de zienswijze is ingebracht. In de derde kolom wordt de inhoud van de zienswijze samengevat. De vierde kolom geeft de reactie van het college weer. In de vijfde kolom tenslotte wordt aangegeven of de zienswijze gevolgen heeft voor het te nemen besluit.
A
Indiener
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het te nemen besluit
1
In het plangebied bevindt zich langs de Plesmanlaan, het Piet Paaltjespad, de Bargelaan en het Stationsplein een ondergronds gedeelte van een 150kV-verbinding. Onderdeel hiervan is ook een oliedrukstation dat zich bevindt ter hoogte van het Piet Paaltjespad. In het bestemmingsplan is hiermee geen rekening gehouden. Het verzoek is deze alsnog op te nemen op de verbeelding met een belemmerde strook van 8m waaraan de (dubbel) bestemming “LeidingHoogspanning” toegekend moet worden en via een bestemming ‘Nutsvoorziening’, en deze juridisch te waarborgen in de regels.
De hoogspanningsverbinding met bijbehorend oliedrukstation zal zoals aangegeven in de zienswijze worden overgenomen in het vast te stellen bestemmingsplan. Op de verbeelding zullen beiden opgenomen worden, waarbij de regels aangevuld zullen worden met de betreffende bestemmingen.
Op de verbeelding wordt het oliedrukstation specifiek’ opgenomen en ter plaatse van de hoogspanningsverbin ding: een belemmerde strook van 8 meter ( 3m aan weerszijden van het 2m brede kabeltracé) met de dubbelbestemming “LeidingHoogspanning” . In de regels wordt hiervoor ook een artikel toegevoegd waarin aangegeven wordt dat de aangewezen gronden met deze bestemming mede bestemd zijn voor een ondergrondse hoogspanningsverbin ding. Ook in de toelichting zal in paragraaf 4.4 een tekst worden
2
toegevoegd over de aanwezigheid van de 150kV-verbinding in het plangebied. B
2
Het nieuwe bestemmingsplan beperkt het functioneren van functies in het pand waarvan de indiener van deze zienswijze eigenaar is, dit als gevolg van inperking van de gebruiksmogelijkheden. Dit zal negatieve effecten hebben op de ontwikkeling van het park, de verhuurmogelijkheden en de waarde van het pand. Bezwaar wordt gemaakt tegen verdere beperkingen binnen het kenniscluster. De branchebeperking is in het vigerende bestemmingsplan niet opgenomen. In het ontwerpbestemmingsplan worden in hoofdlijnen enkel nog bedrijven en kantoren toegestaan behorende tot de Life Science en Health sector en dan alleen de bedrijven die voorkomen op de Staat van Bedrijven 3. Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen andere bedrijven die niet op deze Staat voorkomen maar wel passen in het kenniscluster eventueel gerealiseerd worden waarbij geadviseerd wordt door een deskundigencommissie in de vorm van een brancheringscommissie. Onduidelijk is echter wat de toetsingscriteria zijn. Het beperken van de branches staat haaks op de toelichting van het bestemmingsplan. Door beperking van de branches wordt het aantal potentiele bedrijven wat op het park gehuisvest kan worden beperkt. Dit belemmert niet alleen de groei van het park maar ook de levendigheid. De beperking heeft een negatief effect op de verhuurbaarheid wat leegstand in de hand kan werken. In het bestemmingsplan is geen onderbouwing voor deze
Indiener van deze zienswijze is eigenaar van het pand Archimedesweg 17. In de zienswijze wordt gesteld dat de mogelijkheden van het pand door het nieuwe bestemmingsplan beperkt worden ten opzichte van het huidige bestemmingsplan. Dit is een drastische inperking die niet gemotiveerd wordt in het plan. Bovendien belemmert dit de groei van het park. Gevraagd wordt om een aparte aanduiding ‘kantoor’ op te nemen voor het pand. Als dit niet mogelijk is dienen er geen restricties meer te gelden en dienen alle tot het kenniscluster en daaraan gerelateerde overige bedrijven te worden toegestaan. Het pand aan de Archimedesweg 17 heeft een bestemming B-3 gekregen, te weten Bedrijf 3. Bij het opstellen van het nieuw bestemmingsplan dienen de oude bestemmingen gewijzigd te worden. Als gevolg van de standaardisering in de ruimtelijke ordening dienen de oude bestemmingen (zoals WSP en UWO) te passen binnen de nieuwe voorgeschreven bestemmingen (zoals B en M). Om deze reden is de oude WSP-bestemming nu een Bbestemming geworden. Beleidsmatig is het van belang het Leiden Bio Science Park (LBSP) ‘schoon’ te houden, dat wil zeggen: geen functies toestaan die afbreuk doen aan het kenniscluster. Om die reden is een drietal bedrijfsbestemmingen geïntroduceerd: B-1, B-2 en B3. Voor het gebouw met adres Archimedesweg 17 is een
3
Ja. In het vast te stellen bestemmingsplan wordt ten opzichte van het ontwerpbestemmings plan een ruimere mogelijkheid opgenomen voor bedrijven en kantoren om zich te vestigen binnen het LBSP. Door een verruiming van categorie 3 zijn nu meer typen bedrijven en kantoren mogelijk binnen deze bestemming.
drastische beperking opgenomen. Voor een aantal andere panden in het gebied is helemaal geen branchebeperking opgenomen zoals bv in hetzelfde blok gelegen pand van het Hoogheemraadschap. Het verzoek is om de regels en de verbeelding aan te passen. Bij voorkeur voor het perceel van de indiener van de zienswijze hiervoor de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf-kantoor’ op te nemen overeenkomstig het naastgelegen pand van het Hoogheemraadschap. Indien het hiervoor genoemde niet mogelijk is dan wordt verzocht de regels zodanig aan te passen dat geen restricties gelden t.a.v. de gebruiksmogelijkheden binnen het kenniscluster zodat alle tot het kenniscluster en daaraan gerelateerde overige bedrijven, instellingen en/of kantoren toegestaan zijn.
bestemming B-3 gekozen. Deze bestemming sluit aan op het vigerende bestemmingsplan. De mogelijkheden van het pand worden niet beperkt ten opzichte van het huidige bestemmingsplan, wel worden bepaalde functies anders omschreven. De enige beperking is dat luchtvaart- en ruimtevaarttechniek niet meer rechtstreeks is opgenomen. Aangezien Dutch Space, het enige luchtvaart- en ruimtevaartbedrijf in het plangebied, onlangs nieuwbouw heeft betrokken wordt dit door ons aanvaardbaar geacht. Wij vinden de nieuwe bestemming B-3 geen drastische inperking ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. In de toelichting van het bestemmingsplan is ook uitvoerig gemotiveerd waarom gekozen is voor de nieuwe bestemmingen en hoe deze aansluiten op de voorgaande bestemmingen. Ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn de regels voor bedrijven categorie 3 verruimd. Dit houdt onder andere in dat de bedrijven die nu in het pand gevestigd zijn allen zondermeer passen binnen het nieuwe bestemmingsplan. Ook zijn andere aan het kenniscluster gerelateerde bedrijven en kantoren mogelijk. Een aparte aanduiding ‘kantoor’ wordt niet opgenomen voor het pand. Dit zou een verruiming zijn ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan, daarnaast zou dit niet passen binnen het profiel van het LBSP. Bedrijven dienen een link te hebben met het kenniscluster. Alleen die bedrijven die nu reeds legaal aanwezig zijn in het plangebied en geen link hebben met het kenniscluster hebben een aparte aanduiding ‘kantoor’
4
gekregen. C
3
De indiener van deze zienswijze is erfpachter van het perceel ‘ambulancegebouw’ en ligt binnen het plangebied. Ten tijde van de aankoop van het pand was het in gebruik als ambulancegebouw. Blijkens de zienswijze is het gebouw aangekocht als beleggingsobject en was er geen reden aan te nemen dat het gebruik binnen een aantal jaren gestaakt zou worden. De ambulancedienst (RAV) heeft de huur inmiddels opgezegd en een nieuw pand betrokken aan de Vondellaan. Hiermee is het oude gebouw leeg komen te staan. Dit pand is nu onverhuurbaar. Gesteld wordt dat het bestemmingsplan iedere vorm van verhuur onmogelijk maakt. Eigenaar verzoekt de bestemming van het pand te wijzigen. De huidige bestemming is in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Ten tijde van aankoop van het pand was het inderdaad in gebruik door de ambulancedienst. Het gebouw beschikt over een garage voor het parkeren van de ambulances alsmede een kantoordeel waarin onder andere de ruimtes voor het ambulancepersoneel zich bevinden. De bestemming van het pand volgens het oude bestemmingsplan was ‘Post voor ambulancevervoer e.d.’. Ten tijde van de aankoop was het bij koper van het pand bekend dat het gebouw een beperkte bestemming had. Ten tijde of voorafgaand aan de aankoop van het pand is ook geen contact gezocht met de gemeente over eventuele verruiming van de bestemming. De aankoop van het pand inclusief de geldende bestemming is dan ook geheel voor risico van koper van het pand. Het nu in procedure zijnde nieuwe bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. In dit plan zijn precies die regels overgenomen zoals ze ook golden in het voorafgaande bestemmingsplan. Omdat volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) een bestemming ‘Ambulancegebouw’ niet meer mogelijk is, is gekozen voor een bestemming ‘Groen’ met daarin een aanduiding ‘Ambulancegebouw’. De gebruiksmogelijkheden van het pand zijn exact hetzelfde gebleven als in het voorgaande plan. Het nieuwe bestemmingsplan maakt dus niet iedere vorm van verhuur onmogelijk maar exact de zelfde mogelijkheden als het voorgaande plan.
Nee.
D
3
Door eigenaar van het pand
Inderdaad is door koper van het
Nee.
5
is, toen bekend werd dat de RAV het pand zou verlaten, contact gezocht met de gemeente om samen tot een nieuwe bestemming voor het perceel te komen. Dit overleg heeft geleid tot ambtelijke uitgangspunten waarin sprake zou zijn van een combinatie van bio science gerelateerde kantoren en een groene verbinding naar het Leeuwenhoekpark. Het overleg is door de gemeente volkomen onverwacht stopgezet.
pand contact gezocht met de gemeente in verband met herbestemming van het perceel. Tijdens deze gesprekken is verkend hoe de wens van de gemeente van een groene verbinding tussen het Singelpark en het Leeuwenhoekpark en de wens van de koper van het pand tot herontwikkeling samen konden gaan. Deze wensen bleken niet samen te kunnen gaan. Van de kant van de gemeente zijn wel randvoorwaarden gegeven om te verkennen hoe een eventuele herontwikkeling van het perceel zou passen binnen de toekomstvisie van de gemeente. Dit bleek niet te passen. Het feit dat nu de huidige bestemming wordt gehandhaafd wil niet zeggen dat de gemeente de gesprekken wil stopzetten. Om deze gesprekken nu niet te belasten met een gelijktijdige bestemmingsplanwijziging is ervoor gekozen de bestaande bestemming te handhaven, dat wil zeggen: de bestaande mogelijkheden een-op-een over te nemen.
E
3
Het college stelt zich op het standpunt dat het plan voor herontwikkeling van het ambulancegebouw niet past binnen de visie voor dit gebied. Dit is niet correct. Herontwikkeling is ook mogelijk met inachtneming van de visie.
De afgelopen jaren zijn de mogelijkheden verkend van herbestemming van het perceel. Daarbij is ook gekeken naar de mogelijkheid van herbestemming passend binnen de visie. Dit leverde geen haalbaar plan op. Het blijkt dat een nieuw bouwplan niet past binnen de visie voor het gebied. Vanuit oogpunt van stedenbouwkundige inpassing en verkeersveiligheid alsmede parkeren blijkt de locatie niet te ontwikkelen binnen de visie van de gemeente.
Nee.
F
3
Het plan voor herontwikkeling zou in strijd zijn met de regionale kantorenstrategie, dit wordt betwist.
Het kantoormetrage, dat geldt als grens of de ontwikkeling al dan niet valt onder de werking van het regionaal vastgestelde beleid is 2.500 m². Een herontwikkeling die minder metrage omvat, kan dus aan
Nee.
6
een lokale overheid worden overgelaten en behoeft geen regionale toetsing. Daarnaast is regionaal afgestemd dat kantoorontwikkeling mag plaatsvinden binnen het stationsgebied. Dit gebied is niet hard begrensd maar algemeen wordt aangesloten bij het provinciale beleid. Daarin wordt uitgegaan van een locatie op loopafstand van het station, hetgeen concreet gemaakt wordt door een afstand van maximaal 500 meter. Het ambulancegebouw valt binnen 500 meter van het station. Het provinciale beleid stelt een grens van kantoorontwikkelingen tot 1.000 m². Ontwikkelingen die onder die grens liggen worden uitgezonderd van provinciale toetsing. Daarboven is toetsing wel aan de orde. Al naar gelang het kantoormetrage zal dus gekeken moeten worden naar strijdigheid met regionaal of provinciaal beleid. Die vraag doet zich nu echter niet voor omdat het bestemmingsplan vasthoudt aan de reeds bestaande bestemming. G
3
De aan de gronden gegeven groenbestemming is niet realiseerbaar binnen de planperiode en daarom in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Naast de groenbestemming is voor dit perceel een aanduiding opgenomen die overeenkomt met de bestaande functie. Wij zijn van oordeel dat het opnieuw vastleggen van een bestande functie, het conserverende bestemmen, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Nee.
H
3
Ten onrechte wordt gesteld dat de locatie een belangrijke groene schakel vormt tussen de binnenstad en het Leeuwenhoekpark. De gronden zijn volledig bebouwd en bestraat.
Juist het feit dat de gronden nu bestraat en bebouwd zijn maakt dat er sprake is van een missende verbinding in de groenstructuur van de stad. In een aantal visies, waaronder die voor het Singelpark en voor het LBSP, is sprake van de wens meer groen in de stad te maken. Concreet worden het Singelpark en het
Nee.
7
Leeuwenhoekpark genoemd. Ook wordt de wens genoemd om de binnenstad via een groene corridor te verbinden met de Leidse Hout. De locatie van het ambulancegebouw ligt precies tussen het Singelpark en de Leidse Hout in. Deze locatie dient dus groen te worden om een schakel te kunnen worden tussen genoemde groengebieden. I
3
Er wordt gesproken over de visie voor het Singelpark. Dit is echter geen structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze visie kan niet dienen als motivering voor het bestemmingsplan.
Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad van Leiden de visie voor het Singelpark vastgesteld. Daarmee is weliswaar geen sprake van een structuurvisie in de zin van de Wro maar wel van een door de raad vastgestelde visie. Deze visie kan wel degelijk dienen als motivering voor een bestemmingsplan. Het Singelpark zal op den duur verbonden worden met de Leidse Hout. Dit gaat via de volgende route: Singelpark – Pesthuis – Leeuwenhoekpark – Bos van Bosman – Leidse Hout – verder richting Poelgeest. Het ambulancegebouw ligt precies op het cruciale, want smalle punt tussen het Singelpark en het Pesthuis. Leiden werkt op diverse plekken aan versterking van de groenstructuur in de stad. Zo wordt in de binnenstad het Singelrandpark aangelegd en in het Leiden Bio Science Park het Leeuwenhoekpark, dat Naturalis verbindt met het Bos van Bosman en de Leidse Hout. De wens is om vanuit het Leeuwenhoekpark ook een aantrekkelijke route te maken naar de Binnenstad via de tunnel bij de Plesmanlaan. De wenselijkheid van een groene verbinding tussen Leiden Bio Science Park en de Singelrand is o.a. vastgelegd in de structuurvisie, de Visie Stationsgebied, Verder met de Binnenstad en in de uitgangspunten voor het Nederlands Centrum voor Biodiversiteit (Naturalis / NCB).
8
Nee.
Het idee wordt ook omarmd door belangrijke partners in het gebied, zoals Naturalis en het LUMC. Het ambulancegebouw grenst aan het stationsgebied, het Leiden Bio Science Park en het Singelplan, en vormt daarmee een cruciale schakel in het tot stand brengen van een aantrekkelijke route van de Singelrand naar het Leiden Bio Science Park. Daarnaast willen wij nogmaals benadrukken dat naast de groenbestemming de betreffende gronden ook een aanduiding hebben met daarin dezelfde mogelijkheden als in het vigerende bestemmingsplan. J
3
De wens van een groene verbinding kan ook gerealiseerd worden door nadere eisen te stellen aan de gronden voor het gebouw. Deze zijn zelfs in eigendom van de gemeente.
De afgelopen periode is onderzocht of herontwikkeling van het perceel met behoud van de wens tot vergroening van het gebied mogelijk is. Dit is echter niet mogelijk gebleken. De gronden zijn wel deels in eigendom van de gemeente, voor die gronden zal ook een groene invulling gezocht worden.
Nee.
K
3
De bestemming ‘Groen’ en de aanduiding ‘Specifieke vorm van groen – ambulancegebouw’ zijn innerlijk tegenstrijdig. Het gebruik ten behoeve van ambulancevervoer vereist bebouwing en dit is per definitie niet groen. Dit klemt te meer nu het gaat om een wijziging van de bestemming van gronden waarop bestaande bebouwing is gelegen.
Een bestemmingswijziging is noodzakelijk: de bestaande bestemming ‘Post voor ambulancevervoer e.d.’ mag niet meer gebruikt worden. Er is gekozen voor een bestemming die wel gebruikt mag worden en aansluit bij de visie van de gemeente voor dit perceel. Om bestaande rechten niet in te perken is binnen de nieuwe groenbestemming tevens een specifieke aanduiding opgenomen waarin de huidige bestemming een-op-een overgenomen is. Er is dus geen innerlijke tegenstrijdigheid tussen de bestemming en de aanduiding.
Nee.
L
3
Uit de aanduiding ‘Specifieke vorm van groen – ambulancegebouw’ blijkt al dat het bestemmingsplan niet de intentie heeft om groen te
Deze specifieke aanduiding is gekozen om bestaande planologische rechten niet te schrappen. De gemeente heeft wel de
Nee.
9
creëren.
intentie het perceel op termijn een groene invulling te geven.
M 3
Het ambulancegebouw wordt feitelijk wegbestemd. Met betrekking tot overeenkomstig een onherroepelijke bouwvergunning gebouwde bouwwerken staat voorop dat deze in beginsel, gelet op de rechtszekerheid, als zodanig dienen te worden bestemd. Wegbestemmen kan alleen als er een financiële tegemoetkoming tegenover staat. Koper van het pand blijft met een perceel en daarop staand pand zitten waaraan geen bestemmingsconform gebruik kan worden gegeven.
Het ambulancegebouw is via een onherroepelijke bouwvergunning gebouwd. Om aan deze rechten niet te tornen is dan ook gekozen voor een nieuwe bestemming waarin de bestaande rechten eén-op-eén zijn overgenomen. Vanuit oogpunt van rechtszekerheid is er dan ook geen planologische wijziging en dus ook geen sprake van wegbestemmen. Het risico van het in eigendom hebben van een pand waaraan geen bestemmingsconform gebruik kan worden gegeven ligt bij de koper van dat pand. Gezien de visies die de afgelopen jaren door de raad zijn vastgesteld kon koper er niet zondermeer van uit gaan dat het pand een andere, ruimere bestemming zou krijgen.
Nee.
N
3
Vermoed wordt dat het niet willen herbestemmen van het ambulancegebouw te maken heeft met een mogelijke herbestemming van het Pesthuis na 2017. Hierbij is sprake van detournement de pouvoir, nu deze afweging niet op ruimtelijke gronden is gebaseerd.
Eventuele herbestemming van het Pesthuis heeft geen rol gespeeld bij de keuze om het ambulancegebouw te bestemmen als ambulancegebouw. Ook bij het Pesthuis en de daarom liggende panden zijn de huidige bestemmingen overgenomen. Er is dus voor het gehele gebied gekozen voor het conserverend bestemmen van de huidige planologische situatie. Er is naar ons oordeel dan ook geen sprake van detournement de pouvoir.
Nee.
O
3
Het is aan de planwetgever om na te denken over een herbestemming nu het ambulancegebouw niet meer als zodanig gebruikt zal worden. De ligging van het perceel is zodanig dat een doelmatig gebruik mogelijk is passend bij de ligging in het LBSP. Hierbij kan gedacht worden aan gebruik door het LUMC, de Bloedbank of, in combinatie met een andere functie voor het Pesthuis, horeca of een gemengde
Vastgestelde visies verzetten zich tegen een bredere bestemming voor het pand dan nu mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. Het is inderdaad mede aan de planeigenaar om na te denken over herbestemming nu een pand waarschijnlijk niet meer gebruikt zal worden volgens de daaraan gegeven bestemming. Gezien de ontwikkelingen rond het Singelpark en het Leeuwenhoekpark is het echter niet gewenst het pand een
Nee.
1
P
3
bestemming.
ruimere bestemming te geven en daarmee de visie naar een groene schakel te doorkruisen. Overigens heeft het LUMC aangegeven geen belangstelling te hebben voor het pand, ook niet met een ruimere bestemming.
Koper van het pand is bereid en altijd bereid geweest te praten over een redelijke oplossing. Een mogelijkheid zou zijn om de betreffende locatie buiten het plangebied te laten totdat een doelmatige vorm van gebruik is gevonden. Daarmee kan worden voorkomen dat het vinden van een doelmatige oplossing onnodig wordt gefrustreerd. Verzocht wordt opnieuw in overleg te treden en een ruimtelijk kader te scheppen dat niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Wij zijn uiteraard ook bereid in gesprek te blijven met koper van het pand. Daarnaast hebben wij ook daadwerkelijk onderzocht wat de mogelijkheden zijn van herbestemmen. Uit die onderzoeken is echter gebleken dat op dit moment een vorm van herbestemmen waarbij sprake zal zijn van andere functies dan de bestaande (ambulancegebouw) of de gewenste (groen) niet gewenst is. Juist om het overleg niet te frustreren is gekozen om vast te houden aan de huidige planologische mogelijkheden. Dit komt feitelijk op hetzelfde neer als het handhaven van de huidige bestemming met dien verstande dat wel sprake zal zijn van een actueel bestemmingsplan. Het niet opnemen in het plangebied is vooralsnog geen optie omdat daarmee een deel van het plangebied niet geactualiseerd wordt. Het vinden van een doelmatige oplossing wordt naar onze mening niet gefrustreerd door het opnemen van een aanduiding in het nieuwe bestemmingsplan waarin de huidige planologische mogelijkheden worden gerespecteerd. Wij vinden het opnemen van deze aanduiding en daarmee het handhaven van de huidige planologische mogelijkheden niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
5 Conclusie
1
Nee.
Met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station zijn drie schriftelijke zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn allen beoordeeld, afgewogen en beantwoord. De conclusie luidt dat zienswijze 1 voor overname in aanmerking komt, zienswijze 2 heeft geleid tot een aanpassing van de regels. Zienswijze 3 komt niet voor overname in aanmerking. Naast de ingediende zienswijzen is het bestemmingsplan gedurende de zienswijzentermijn met enkele belangrijke belanghebbenden in het plangebied besproken. Naar aanleiding van die overleggen is het wenselijk gebleken het ontwerpbestemmingsplan op diverse punten ambtelijk aan te passen. Deze ambtelijke wijzigingen hebben met name betrekking op enkele verduidelijkingen en aanvullingen in de toelichting alsmede een aanvulling in het brancheringsbeleid (categorie 3). Na het maken van een nieuwe belangenafweging waarin alle zienswijzen en reacties gedurende de vooroverleggen zijn meegewogen komen wij tot het oordeel dat het plan voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. De eindconclusie na de beoordeling van de zienswijzen luidt dat het plan doorgang kan vinden en dat het gewijzigde bestemmingsplan aan de raad ter vaststelling aangeboden kan worden.
6 Vervolg procedure Het bestemmingsplan met deze zienswijzennota zal aan de raad ter vaststelling worden aangeboden. De raadscommissie Ruimte en Regio zal de indieners van een zienswijze de gelegenheid geven hun zienswijze toe te lichten, waarna de raad zal besluiten over vaststelling van het bestemmingsplan. Na vaststelling door de raad en publicatie van dat besluit treedt het bestemmingsplan in werking na afloop van de beroepstermijn die zes weken bedraagt, tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingediend. In dat geval treedt het bestemmingsplan pas in werking als uitspraak is gedaan op dat verzoek.
1
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Bijlage 4
Staat van wijzigingen
104
Staat van wijzigingen Bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Nr. 1
Locatie Toelichting Hoofdstuk 1 Paragraaf 1.1
Wijziging In de Aanleiding is een aantal zinnen toegevoegd over het Zeezijdegebied en Boerhaave Sylvius.
Oude tekst Nvt.
2
Toelichting Hoofdstuk 2 Paragraaf 2.1
universiteit
3
Toelichting Hoofdstuk 2 Paragraaf 2.1
Onder het kopje Snelliuslocatie is de Universiteit Leiden eenduidig genoemd Onder het kopje LUMC en omgeving is tekst toegevoegd.
Nvt.
Nieuwe tekst Zowel voor het Leiden Bio Science Park (LBSP) als het Stationsgebied zijn ambitieuze stedenbouwkundige plannen vastgesteld. Voor het deelgebied Boerhaave Sylvius is enige jaren geleden al een nieuw bestemmingsplan vastgesteld waarin de nieuwe stedenbouwkundige uitgangspunten zijn opgenomen. Ook voor het Zeezijdegebied is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Dit stedenbouwkundig plan is ook a; vertaald in een bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station zal ontwikkelingen buiten het Zeezijdegebied en Boerhaave Sylvius nog niet mogelijk maken: dit plan is uitsluitend bedoeld om de bestaande (planologische) situatie vast te leggen. Dat houdt ook in dat voor (delen van) het plangebied de komende tien jaar nog afzonderlijke bestemmingsplannen gemaakt zullen worden om de nieuwe, gewenste, ontwikkelingen mogelijk te maken. Boerhaave Sylvius wordt wel opgenomen binnen dit bestemmingsplan. Het Zeezijde-gebied zal binnen een aantal jaar geactualiseerd worden. Universiteit Leiden
Een groot deel van het LUMCcomplex valt in dit nieuwe bestemmingsplan. Een kleiner deel van het LUMC, de luifel en fietsenstalling aan de voorzijde, vallen in bestemmingsplan Zeezijde. Dat bestemmingsplan is nu nog actueel en zal pas over enige jaren geactualiseerd worden.
4
Toelichting Hoofdstuk 2 Paragraaf 2.1
Onder het kopje Leeuwenhoekpark is toegevoegd dat dit park ook begrensd wordt door de Wassenaarsweg.
5
Toelichting Hoofdstuk 2 Paragraaf 2.1
Onder het kopje Leeuwenhoekpark is het woord ongewijzigd toegevoegd.
6
Toelichting Hoofdstuk 2 Paragraaf 2.1
Een nieuwe tekst over het Zeezijdegebied is toegevoegd.
Ten noorden en zuiden van de Sandifortdreef, tussen het LUMC, de Plesmanlaan en de Darwinweg ligt het Leeuwenhoekpark. Aan de Plesmanlaan ligt het voormalige gebouw van de ambulancedienst. In dit plan wordt de bestaande bestemming van het pand overgenomen binnen een groenbestemming. Hiermee wordt het gewenste (groene) eindgebruik alvast mogelijk gemaakt. Nvt.
Ten noorden en zuiden van de Sandifortdreef, tussen het LUMC, de Plesmanlaan, de Darwinweg en de Wassenaarseweg ligt het Leeuwenhoekpark. Aan de Plesmanlaan ligt het voormalige gebouw van de ambulancedienst. In dit plan wordt de bestaande bestemming van het pand ongewijzigd overgenomen binnen een groenbestemming. Hiermee wordt het gewenste (groene) eindgebruik alvast mogelijk gemaakt.
Zeezijdegebied Een deelgebied dat niet binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan valt maar wel een zeer belangrijke schakel tussen Stationsgebied en LBSP vormt is het Zeezijde gebied. Het Zeezijdegebied beslaat het gebied gelegen tussen de Wassenaarseweg, Rijnsburgerweg, de spoorlijn en de Albinusdreef. Dit gebied heeft een gemengd karakter: langs de Rijnsburgerweg staan woningen, de Universiteit Leiden heeft er de faculteit sociale wetenschappen (Pieter de la Courtgebouw), er bevindt zich een groot aantal medische gebouwen (LUMC, Poortgebouw, Rivierduinen) en sinds kort een multifunctioneel gebouw (Level). De openbare ruimte van het Zeezijdegebied wordt behalve door reeds genoemde straten bepaald door de Bargelaan die een belangrijke openbaar vervoerroute is alsmede door het Stationsplein Zeezijde. Verder bevinden zich in het gebied enkele straten die deels nog in ontwikkeling zijn (bijvoorbeeld de Paviusstraat). Delen van het Zeezijdegebied moeten nog ontwikkeld worden (Paviusstraat en omgeving, de ruimte tussen LUMC en
7
Toelichting Hoofdstuk 2 Paragraaf 2.3.2
Toevoegen partijen van de overeenkomst
8
Toelichting Hoofdstuk 2 Paragraaf 2.3.3
Tekst over Zeezijde aangepast.
9
Toelichting Hoofdstuk 4 Paragraaf 4.2.2.1
Tekst aangepast door toevoeging villa in Terweepark.
In een exploitatieovereenkom st tussen de partijen is een aantal afspraken vastgelegd over de onderlinge samenwerkingsvorm, rolverdeling en verantwoordelijkheden . Enkele nieuwe ontwikkelingen in dit gebied die zijn of worden gerealiseerd: nieuwbouw voor het ROC aan de Bargelaan, nieuwbouw voor Rivierduinen en binnenkort woonbebouwing nabij het Poortgebouw.
Alleen het noordelijk deel tussen Sandifortdreef en Wassenaarseweg, het zogenaamde Boerhaavecomplex, en het buiten het plangebied gelegen poortgebouw zijn bewaard.
Poortgebouw), andere delen zijn onlangs opgeleverd of worden binnenkort opgeleverd (Level, Rivierduinen, fietsenstalling Pieter de la Courtgebouw). Voor deze ontwikkelingen is enkele jaren geleden een stedenbouwkundige visie opgesteld met bijbehorend beeldkwaliteitsplan. Deze zijn vertaald in een bestemmingsplan Stationsgebied Zeezijde. Dit bestemmingsplan is nog grotendeels actueel en voorziet in de gewenste ontwikkelingen in het Zeezijdegebied. Om die reden wordt dit bestemming niet meegenomen in dit bestemmingsplan 'Leiden Bio Science Park en station'. In een exploitatieovereenkomst tussen de betrokken partijen in het LBSP (gemeente, Universiteit Leiden) is een aantal afspraken vastgelegd over de onderlinge samenwerkingsvorm, rolverdeling en verantwoordelijkheden. Enkele nieuwe ontwikkelingen in dit gebied die zijn of worden gerealiseerd: nieuwbouw voor het ROC aan de Bargelaan (Level) wordt binnenkort opgeleverd, nieuwbouw voor Rivierduinen en de naastgelegen studentenwoningen is opgeleverd. Daarnaast biedt het plan nog ontwikkelingsmogelijkheden tussen het LUMC en het Poortgebouw en langs de Paviusstraat, tussen Poortgebouw en Rijnsburgerweg. . Alleen het noordelijk deel tussen Sandifortdreef en Wassenaarseweg, het zogenaamde Boerhaavecomplex, en het buiten het plangebied gelegen Poortgebouw en de villa met bijbehorende tuin (Terweepark) zijn bewaard.
10
11
12
13
14
15
Toelichting Hoofdstuk 4 Paragraaf 4.2.2.2 Toelichting Hoofdstuk 4 Paragraaf 4.3.1.1 Toelichting Hoofdstuk 4 Paragraaf 4.3.2 Toelichting Hoofdstuk 4 Paragraaf 4.4
Toelichting Hoofdstuk 4 Paragraaf 4.5.1.2 Toelichting Hoofdstuk 4 Paragraaf 4.7.2.1
Aanpassing typefout
toale
totale
Aanpassing typefout
gebiedsoorten
gebiedssoorten
Aanpassing typefout
sooten
soorten
Toevoeging tekst over hoogspanningsleiding en oliedrukstation
Nvt.
Aanpassing typefout
dan
In het plangebied bevindt zich langs de Plesmanlaan, het Piet Paaltjespad, de Bargelaan en het Stationsplein een ondergronds gedeelte van een 150kV-verbinding. Onderdeel hiervan is ook een oliedrukstation dat zich bevindt ter hoogte van het Piet Paaltjespad. Deze worden opgenomen op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan. dat
Toevoeging tekst over HOV
Nvt.
16
Toelichting Hoofdstuk 4 Paragraaf 4.8.2.3
Aanpassen waterpeilhoogte en toevoeging waterkering
-1,25 m NAP In het plangebied bevinden zich geen waterkeringen.
17
Toelichting Hoofdstuk 5 Paragraaf 5.3.3 Toelichting Hoofdstuk 5
Onder het kopje Bedrijf 1 (artikel 4) aanpassing typefouten Onder het kopje Bedrijf 2 (artikel 5) tekstuele
verteaald onderkent
Daarnaast zijn er reeds jaren plannen voor een Hoogwaardig Openbaar Vervoertracé (HOV) door het park. Aanvankelijk zou dit in de vorm van een tram gebeuren, de Rijn Gouwelijn (RGL). Onlangs zijn de plannen voor een tram bijgesteld naar een snelbus. Het tracé van deze snelbus zal ook vanaf de binnenstad via het LBSP naar de kust lopen waarbij het LBSP en LUMC met één of meerdere haltes wordt aangedaan. Voor het functioneren van het LBSP en LUMC is een HOV-verbinding van groot belang. -1,27 m NAP In het plangebied bevinden zich een gedeelte van een waterkering nabij de Wassenaarseweg. Deze is op de verbeelding in en de regels opgenomen. vertaald onderkend
Deze commissie is in samenwerking met de
Deze commissie is in samenwerking met de
18
Paragraaf 5.3.3
wijziging
Universiteit Leiden, de provincie en de beide gemeenten opgezet met tot doel de bevoegde gezagen te kunnen adviseren over de wenselijkheid van vestiging van een cross-over bedrijf op het LBSP. Nvt.
Universiteit Leiden, de provincie en de beide gemeenten opgezet met als doel het bevoegd gezag te kunnen adviseren over de wenselijkheid van vestiging van een cross-over bedrijf op het LBSP.
19
Toelichting Hoofdstuk 5 Paragraaf 5.3.3
Een extra kopje ‘Leiding – Hoogspanning’ wordt ingevoegd.
20
Toelichting Hoofdstuk 5 Paragraaf 5.3.3
Een extra kopje ‘Waterstaat – Waterkering’ wordt ingevoegd
Nvt.
Onder het kopje Antidubbeltelregel (artikel 26) aanpassing typefout Toevoeging tekst
die
Waterstaat - Waterkering (artikel 25) In het plangebied bevindt zich een klein deel van een bestaande waterkering nabij de Wassenaarseweg. Deze is via een dubbelbestemming in dit plan opgenomen. dat
21
Toelichting Hoofdstuk 5 Paragraaf 5.3.4
22
Toelichting Hoofdstuk 6 Paragraaf 6.2.3
De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd. Deze instanties worden in de gelegenheid gesteld te reageren op het ontwerp bestemmingsplan. Eventuele reacties zullen worden meegenomen in het bestemmingsplan.
De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd. Deze instanties zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op het ontwerp bestemmingsplan. Dit heeft niet geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan.
23
Toelichting Hoofdstuk 6 Paragraaf 6.2.4
Toevoeging tekst over zienswijzennota
Het ontwerpbestemmingsp lan zal gedurende een termijn van zes weken voor zienswijzen ter visie worden gelegd. In die termijn kan eenieder een
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een termijn van zes weken voor zienswijzen ter visie gelegen. In deze termijn is een drietal zienswijze ingediend. Deze zienswijzen zijn beantwoord in een zienswijzennota die als
Leiding - Hoogspanning (artikel 20) Door een gedeelte van het plangebied loopt een hoospanningsleiding van TenneT. Deze leiding is via een dubbelbestemming opgenomen op de Verbeelding in en de regels van het plan. Een bijbehorend oliedrukstation is via een aparte aanduiding opgenomen binnen de bestemming Maatschappelijk 2.
zienswijze tegen het ontwerp indienen. Ingediende zienswijzen zullen worden betrokken bij de uiteindelijke vaststelling van het bestemmingsplan.
Nvt.
bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd en daarmee een onlosmakelijk onderdeel van dit bestemmingsplan vormt. De ingediende zienswijzen hebben deels geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan. Zo wordt een artikel (20) toegevoegd over een hoogspanningsleiding en wordt de categorie III-lijst aangepast. Voor de overige beantwoording van de zienswijzen wordt verwezen naar bijlage 3. Nvt.
fondersteunende
ondersteunende
Toevoeging aanduiding voor Van Steenisgebouw
Nvt.
Regels Artikel 5 Lid 5.2.1 onder f
Wordt geschrapt.
28
Regels Artikel 5 Lid 5.4
Aanpassing zin
29
Regels Artikel 6 Lid 6.4
Aanpassing zin
In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. Het bevoegd gezag laat zich hierbij adviseren door een deskundigencommissi e in de vorm van een brancheringscommissi e. Het bevoegd gezag laat zich hierbij adviseren door een deskundigencommissi e in de vorm van een brancheringscommissi
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - maatschappelijk 1' tevens voor voorzieningen ten behoeve van middelbaar en hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, wetenschappelijke instellingen en instituten op zowel onderzoeks- en ontwikkelingsgebied alsmede in de dienstverlenende sector met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1; Nvt.
24
Toelichting Bijlage bij toelichting Regels Artikel 1 Lid 1.51 Regels Artikel 5 Lid 5.1 onder d
Invoeging zienswijzennota en Staat van Wijzigingen Aanpassing typefout
27
25
26
Het bevoegd gezag kan zich hierbij laten adviseren door een deskundigencommissie in de vorm van een brancheringscommissie.
Het bevoegd gezag kan zich hierbij laten adviseren door een deskundigencommissie in de vorm van een brancheringscommissie.
e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. aann
30
Regels Artikel 6 Lid 6.2.1 onder f
Wordt geschrapt.
31
Regels Artikel 7 Lid 7.2.1 onder d Regels Artikel 7 Lid 7.2. onder i
Aanpassing typefout
Aanpassing tekst
De oppervlakte van horecabedrijven bedraagt tezamen met de oppervlakte van horecabedrijven in de bestemming Gemengd - 2 ten hoogste 2.500 2 m.
De oppervlakte van horecabedrijven bedraagt ten 2 hoogste 2.500 m .
Regels Artikel 8 Lid 8.1 onder j Regels Artikel 12 Lid 12.1 onder m
Aanpassing tekst
ambulancevervoer
ambulancegebouw
Toevoeging oliedrukstation onder m
Nvt.
Regels Artikel 14 Lid 14.1 onder k Regels Artikel 15 Lid 15.1 onder i en j Regels Artikel 19
Toevoeging ‘water’
Waterhuishoudkundige voorzieningen
Toevoeging ondergrondse fietsenstallingen
i. (gebouwde) fietsenstallingen
m. een oliedrukstation ter plaatste van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – oliedrukstation’ Water en waterhuishoudkundige voorzieningen i. fietsenstallingen j. gebouwde ondergrondse fietsenstallingen
Actualisering tekst van artikel ‘Wonen’
Regels Artikel 20
Invoeging nieuw artikel ‘Leiding – Hoogpsanning’
Artikel 19.2.4 Artikel 19.2.5 Artikel 19.6 Nvt.
32
33
34
35
36
37
38
Nvt.
aan
Verwijderd Verwijderd Verwijderd 20.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Leiding Hoogspanning" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende werken. 20.2 Bouwregels In afwijking van hetgeen in lid 20.1 is gesteld mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de samenvallende bestemmingen worden
gebouwd, met dien verstande dat: a. De bouwwerken slechts zijn toegestaan indien en voor zover de belangen van de betrokken kabels en leidingen zulks gedogen; b. Alvorens de omgevingsvergunningverg unning wordt verleend, dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de leidingbeheerder. 20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Leiding - Hoogspanning" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren: c. Het aanleggen van oppervlakteverhardingen; d. Het aanleggen van watergangen- en partijen; e. Het wijzigen van maaiveldniveau; f. Het aanbrengen van diepwortelende beplanting; g. Het leggen van kabels en leidingen; h. Het indrijven van voorwerpen.
39
Regels Artikel 21
40
Regels Artikel 24 Onder 1 Regels
41
De tekst van het artikel ‘Waarde – Archeologie 3’ wordt geactualiseerd Aanpassing tekst
Invoegen artikel voor
Aanlegvergunning
Een schriftelijke vergunning zal slechts worden verstrekt, indien de belangen van kabels en leidingen en de veiligheid van personen en goederen ter zake dit gedogen. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de leidingbeheerder. Omgevingsvergunning
‘wro-zone – wijzigingsgebied – 2’
‘wro-zone – wijzigingsgebied’
Nvt.
Artikel 25 ‘Waterstaat –
42
Artikel 25 Bijlage bij regels Bijlage 3
waterkering Aanpassing lijst categorie III
43
Verbeelding
44
Verbeelding
45
Verbeelding
Aanpassing archeologie nabij Betacampus en LUMC Toevoeging aanduiding voor van Steenisgebouw (Einsteinweg 2) Toevoeging ‘Leiding – hoogspanning’
46
Verbeelding
Toevoeging ‘oliedrukstation’
Nvt.
47
Verbeelding
48
Verbeelding
Toevoeging waterkering Wijziging aanduiding (Kavel Mendelweg)
Nvt.
Archeologische waarde
Waterkering’ Toevoeging van een aantal categorieën uit de Samenwerkingsovereenkomst 2007 Geen archeologische waarde
Nvt.
Aanduiding (sb-m1) toegevoegd
Nvt.
Nvt.
Toevoeging van de (dubbel)bestemming ‘Leiding – hoogspanning’ Toevoeging van een oliedrukstation binnen de bestemming M2 Waterkering toegevoegd
B-1
B-3
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
114
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Regels
115
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station van de gemeente Leiden;
1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0546.BP00089-0302 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5
aan-huis-verbonden beroeps- /bedrijfsactiviteit:
een beroeps-/bedrijfsactiviteit die in of bij een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroeps-/bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie ter plaatse in overeenstemming is; groepspraktijken, detailhandel en horeca zijn hiervan uitgesloten.
1.6
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen.
116
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
1.8
bedrijfsverzamelgebouw:
een gebouw, dat dient voor de huisvesting van verschillende bedrijven, waarbij eventueel faciliteiten, zoals onder meer ICT-voorzieningen, parkeervoorzieningen, vergaderruimtes, etc., gedeeld worden of kunnen worden en waarbij de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van een bedrijf.
1.9
bedrijfsvloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten, van een gebouw dat wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of dienstverlenende instelling, berekend conform NEN 2580 zoals deze luidt op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan.
1.10
begane grondvloer:
de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.
1.11
bestaande situatie:
a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning; b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
1.12
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14
Bevi-inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.15
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
117
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
1.16
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.17
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.18
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.20
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.21
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22
brancheringscommissie:
een externe, onafhankelijke deskundigencommissie bestaande uit drie leden die benoemd zijn door de Universiteit Leiden, gemeente Leiden en gemeente Oegstgeest om het bevoegd gezag advies te geven over de wenselijkheid van vestiging van een bedrijf, instelling en/of kantoor binnen het Leiden Bio Science Park.
1.23
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
118
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
1.24
dakkapel:
een uitspringend gedeelte op een hellend dak waarin een raamkozijn is opgenomen en die voorzien is van zijwanden.
1.25
dakvoet:
Het laagste punt van een schuin dak.
1.26
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- /bedrijfsactiviteiten.
1.27
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van diensten van of ten behoeve van het publiek, zoals een uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, kapsalon, schoonheidssalon, schoenmaker of reisbureau.
1.28
eerste bouwlaag:
de onderste bouwlaag, waarvan de vloer boven maaiveld is gelegen.
1.29
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.
1.31
gen-laboratoria:
gespecialiseerde laboratoria waarin gewerkt wordt aan of met genetisch gemodificeerde micro-organismen danwel natuurlijke micro-organismen.
119
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
1.32
gestapelde bebouwing:
bebouwing bestaande uit zich in één gebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
1.33
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het gebouw hoofdzakelijk mag worden gebruikt.
1.34
horeca:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt. De volgende categorieën worden onderscheiden: I. II.
III.
IV. V.
VI. VII.
horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van kleine eetwaren al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank (thee- en koffiehuizen, broodjeszaken en ijssalons). horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend snacks en/of ter plaatse opgewarmde eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank om aldaar te nuttigen (cafetaria's, snackbars, shoarmazaken). horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van zowel ter plaatse bereidde maaltijden als alcoholhoudende of -vrije drank overwegend in combinatie met etenswaren (restaurants, eetcafés, café-restaurants, grand cafés en lunchrooms). horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse (cafés, bars, pubs). horeca-inrichtingen voor het gelegenheid geven tot dansen in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende of -vrije dranken en kleine etenswaren (dancings). horeca-inrichtingen als genoemd in categorie II, waarbij tevens gelegenheid wordt gegeven tot overnachting (hotels). horeca-inrichtingen die uitsluitend toegankelijk zijn voor leden van een vereniging (sociëteiten).
1.35
huishouden:
één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven, dan wel twee of meer personen in wisselende samenstelling die gebruik maken van gezamenlijke voorzieningen.
1.36
kantoor:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig diensten worden verleend, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.
120
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
1.37
kap:
een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden.
1.38
Life Science & Health:
Life Science & Health is een innovatieve en technologie intensive sector gericht op de gezondheid van mens en dier. De sector bestaat uit bedrijven en kennisinstellingen in onder meer medische technologie, (bio)farmacie en regeneratieve geneeskunde.
1.39
Life Science & Health bedrijven:
onder Life Science & Health bedrijven wordt verstaan bedrijven behorende tot de sector Life Science & Health, namelijk de volle breedte van farma, biotech, materialen tot diagnostiek en medische technologie. Life Science & Health bedrijven kunnen (deels) beschikken over (gen-) laboratoria en kunnen bestaan uit hoogwaardige distributie en -productie. Life Science & Health bedrijven beschikken over maximaal 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte per bedrijf, het overige deel van het bedrijf bestaat uit laboratoria, R&D-ruimten, productie- en distributiefaciliteiten.
1.40
Life Science & Health kenniscluster:
een fysieke concentratie en interactie van bedrijven, kantoren en kennisinstellingen met onderzoek, ondersteuning en opleidingen in de Life Science & Health sector of een andere sector die een relatie heeft met de Life Science & Health sector.
1.41
maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen zoals gezondheidszorg, (para)medische en verpleegvoorzieningen, bejaardenvoorzieningen, verzorgingshuizen, welzijnsvoorzieningen, cultuurvoorzieningen, sociale voorzieningen, religieuze voorzieningen, musea, bibliotheken, onderwijsvoorzieningen, wetenschappelijk onderzoek, openbare dienstverlening en verenigingsleven.
1.42
ondersteunende detailhandel:
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om detailhandel dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient.
121
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
1.43
ondersteunende horeca:
beperkt verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om horeca dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient.
1.44
overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.45
productiegebonden detailhandel:
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.46
verkoopvloeroppervlakte:
het oppervlak dat in gebruik is voor de directe verkoop van goederen, berekend conform NEN 2580, zoals deze luidt op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan.
1.47
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van het gebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
1.48
voorgevelrooilijn:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’: de ter plaatse aangeduide grens van het bouwvlak; b. overige situaties: de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.49
voorzieningen inzake gezondheidszorg:
instellingen en/of inrichtingen voor gezondheidszorg waaronder begrepen ziekenhuizen, revalidatiecentra, centra voor intramurale zorg, onderzoeksbedrijven, (gen)laboratoria alsmede zelfstandige dan wel als onderdeel van een ziekenhuis zijnde operatieruimten, praktijkruimten, analyseruimten, behandelkamers, spreekkamers met de bijbehorende functiegebonden kantoren, functiegebonden horeca en functiegebonden detailhandel.
122
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
1.50
voorzieningen voor tijdelijk wonen:
voorzieningen voor woonruimten waar per persoon maximaal gedurende een periode van 6 maanden gewoond mag worden en door dezelfde persoon het hervatten van bewoning binnen dezelfde bestemming telkens pas na 6 maanden weer is toegestaan.
1.51 wetenschappelijke instellingen en onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health: wetenschappelijke instellingen en onderwijs op MBO, HBO en/of WO niveau met de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van collegezalen, lesruimten, praktijkruimten, bibliotheken, functiegebonden kantoren, ondersteunende horeca en (gen)laboratoria.
1.52
woning:
een (complex van) ruimte(n), geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
123
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
het bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming daarvan, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.2
de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren, met dien verstande dat indien een gevelvlak niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste breedte, diepte c.q lengte.
2.3
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.7
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
124
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
2.8
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.9
het peil:
a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 2 cm; b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 2 cm.
2.10
de vloeroppervlakte van een gebouw
de som van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau tussen de begrensde opgaande scheidingsconstructie van de afzonderlijke daartoe behorende ruimte(n), inclusief onderbouw en zolderruimte. De oppervlakte van een trapgat, een liftschacht en een toegankelijke leidingschacht moet op elke bouwlaag tot de vloeroppervlakte van een gebouw worden gerekend.
2.11
ondergeschikte bouwdelen
bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zijnde plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, liftschachten, technische ruimten op het dak, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken met betrekking tot de goot- en bouwhoogte, oppervlakten en bouwgrenzen buiten beschouwing gelaten, met dien verstande dat de overschrijding van een overstekend dak niet meer mag bedragen dan 1 m en met dien verstande dat niet meer dan 10% van het totale dakvlak gebruikt mag worden voor ondergeschikte bouwdelen, waarbij de maximale bouwhoogteoverschrijding niet meer mag bedragen dan 3 m.
125
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Agrarisch
Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de uitoefening van grondgebonden veehouderij; b. het behoud en versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht Wilhelminapark en Geesten; c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.
3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m; b. uitsluitend overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding zijn toegestaan met dien verstande dat hiervoor een maximale bouwhoogte van 1 m geldt.
126
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 4 4.1
Bedrijf 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. Life Science & Health bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 1; b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - maatschappelijk 1' tevens voor voorzieningen ten behoeve van middelbaar en hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, wetenschappelijke instellingen en instituten op zowel onderzoeks- en ontwikkelingsgebied alsmede in de dienstverlenende sector met een inperkingsniveau van maximaal ML-III+ en/of BSL-3 met een maximale gevarenklasse van P3; c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kenniscentrum voor banden' tevens voor een kenniscentrum voor de bandenbranche bestaande uit kantoorruimte en/of testruimte; d. kantoorruimte en onderzoeksruimte op het gebied van luchtvaart en ruimtevaarttechnologie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ruimtevaarttechnologie'; e. een doorgaande langzaam verkeerroute ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer'; met de daarbij behorende voorzieningen, zoals: f. g. h. i. j. k. l. m. n.
(eventueel gebouwde) parkeervoorzieningen; voorzieningen voor laden en lossen; tuinen; in- en uitritten en ontsluitingswegen; voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf; verhardingen; nutsvoorzieningen; groenvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Bouwen binnen het bouwvlak
Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. b. De goothoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. c. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (bvo)' mag het bebouwd oppervlak aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak niet meer bedragen dan het in de aanduiding weergegeven oppervlak in bvo. e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m. f. Indien de bestaande hoogten meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder b tot en met f, dan betreffen de bestaande hoogten de maximale hoogten.
127
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
4.2.2
Bouwen buiten het bouwvlak
Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd. b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3
Specifieke gebruiksregels
a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en gebouwen anders dan voor Life Science & Health bedrijven; b. Life Science & Health bedrijven mogen beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-III+ en/of BSL-3 met een maximale gevarenklasse van P3; c. Life Science & Health bedrijven mogen beschikken over bedrijfsgebonden kantoorruimte met dien verstande dat per bedrijf maximaal 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte is toegestaan.
128
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 5 5.1
Bedrijf 2
Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. Life Sciences & Health bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 2; b. wetenschappelijke instellingen en onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 2; c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' Life Sciences & Health bedrijven en wetenschappelijke instellingen en onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 2 met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1; d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - maatschappelijk 1' tevens voor voorzieningen ten behoeve van middelbaar en hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, wetenschappelijke instellingen en instituten op zowel onderzoeks- en ontwikkelingsgebied alsmede in de dienstverlenende sector met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' een doorgaande route voor langzaam verkeer; met de daarbij behorende voorzieningen, zoals: f. g. h. i. j. k. l. m. n.
(eventueel gebouwde) parkeervoorzieningen; voorzieningen voor laden en lossen; tuinen; in- en uitritten en ontsluitingswegen ; voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf; verhardingen; nutsvoorzieningen; groenvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Bouwen binnen het bouwvlak
Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. b. De goothoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. c. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (bvo)' mag het bebouwd oppervlak aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak niet meer bedragen dan het in de aanduiding weergegeven oppervlak in bvo. e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m. f. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag
129
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
bedragen dan 6.
5.2.2
Bouwen buiten het bouwvlak
Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd. b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3
Specifieke gebruiksregels
a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en gebouwen anders dan voor Life Science & Health bedrijven en/of wetenschappelijke instellingen en onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health; b. Life Science & Health bedrijven en/of wetenschappelijke instellingen en onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health mogen beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-III+ en/of BSL-3 met een maximale gevarenklasse van P3. Ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - 1' mogen Life Science & Health bedrijven en/of wetenschappelijke instellingen en onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1. c. Life Science & Health bedrijven mogen beschikken over bedrijfs- en/of instellingsgebonden kantoorruimte met dien verstande dat per bedrijf maximaal 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte is toegestaan. Voor wetenschappelijke instellingen en onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health geldt dat minimaal 50% van de gebouwen gebruikt dient te worden ten behoeve van lesruimten, praktijkruimten, onderzoeksruimten en soortgelijke voorzieningen.
5.4
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.3 onder a. voor het toestaan van niet-Life Science & Health bedrijven en/of -instellingen, mits deze bedrijven en/of instellingen wel passen binnen het Life Science & Health kenniscluster, een inperkingsniveau van maximaal ML-III+ en/of BSL-3 met een maximale gevarenklasse van P3 hebben en maximaal over 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte per bedrijf beschikken. Het bevoegd gezag kan zich hierbij laten adviseren door een deskundigencommissie in de vorm van een brancheringscommissie.
130
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 6 6.1
Bedrijf 3
Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. Life Science & Health bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 3; b. wetenschappelijke instellingen en onderwijs zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 3; c. aan het Life Science & Health kenniscluster gerelateerde overige bedrijven, (onderwijs-) instellingen en/of kantoren zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 3; d. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor'; e. kantoorruimte en onderzoeksruimte op het gebied van luchtvaart en ruimtevaarttechnologie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ruimtevaarttechnologie'; met de daarbij behorende voorzieningen, zoals: f. g. h. i. j. k. l. m. n.
(eventueel gebouwde) parkeervoorzieningen; voorzieningen voor laden en lossen; tuinen; in- en uitritten en ontsluitingswegen ; voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf; verhardingen; nutsvoorzieningen; groenvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Bouwen binnen het bouwvlak
Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. b. De goothoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. c. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (bvo)' mag het bebouwd oppervlak aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak niet meer bedragen dan het in de aanduiding weergegeven oppervlak in bvo. e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m. f. Indien de bestaande hoogten meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder b tot en met f, dan betreffen de bestaande hoogten de maximale hoogten.
6.2.2
Bouwen buiten het bouwvlak
Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd. b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
131
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.3
Specifieke gebruiksregels
a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en gebouwen anders dan voor Life Science & Health bedrijven en/of -instellingen, wetenschappelijke instellingen en/of onderwijs en Life Sciences & Health gerelateerde overige bedrijven, (onderwijs-) instellingen en/of kantoren zoals opgenomen in de Staat van Inrichtingen 3; b. Life Science & Health bedrijven en/of -instellingen mogen beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1.
6.4
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3 onder a. voor het toestaan van overige bedrijven, (onderwijs-) instellingen en/of kantoren die niet voorkomen in de Staat van Bedrijven 3, mits deze wel passen binnen het Life Science & Health kenniscluster en eventuele (gen)laboratoria een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1 hebben. Het bevoegd gezag kan zich hierbij laten adviseren door een deskundigencommissie in de vorm van een brancheringscommissie.
132
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 7 7.1
Gemengd
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. in afwijking van het bepaald onder a ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - tijdelijk wonen' uitsluitend voor voorzieningen voor tijdelijk wonen; c. wetenschappelijke instellingen en hoger onderwijs; d. detailhandel; e. zakelijke dienstverlening; f. horeca tot en met categorie IV; met de daarbij behorende voorzieningen zoals: g. h. i. j. k. l. m. n. o.
(eventueel gebouwde) parkeervoorzieningen; voorzieningen voor laden en lossen; tuinen; in- en uitritten en ontsluitingswegen ; voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf; verhardingen; nutsvoorzieningen; groenvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor: p. behoud en bescherming van beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Bouwen binnen het bouwvlak
Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. b. De goothoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. c. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (bvo)' mag het bebouwd oppervlak aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak niet meer bedragen dan het in de aanduiding weergegeven oppervlak in bvo. e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m. f. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. g. Indien de bestaande hoogten meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder b tot en met d, dan betreffen de bestaande hoogten de maximale hoogten.
133
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
h. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' mag het bouwvlak voor 100% worden bebouwd tot een hoogte van maximaal 17,5 meter. Hoger dan 17,5 meter mag het bouwvlak maximaal voor 30% bebouwd worden. i. De oppervlakte van horecabedrijven bedraagt ten hoogste 2.500 m2.
7.2.2
Bouwen buiten het bouwvlak
Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd. b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m. c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.3
Nadere eisen
7.3.1
Situering en inrichting
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de inrichting van een perceel, indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bezonningssituatie, (bestaande) boombeplanting, de ligging van leidingen en dergelijke, dan wel indien dit uit oogpunt van stedenbouwkundige of ruimtelijk/functionele kwaliteit wenselijk is.
7.3.2
Windhinder
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 25 meter voor zover dit noodzakelijk is om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen voor het windcomfort in de verblijfsgebieden in de onmiddelijke nabijheid van de gebouwen, mede gelet op het karakter van de desbetreffende verblijfsgebieden, waarbij gedlt dat door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag worden geschaad en de bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden teruggebracht.
7.3.3
Karakteristieke panden
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en maatvoering van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' indien en voor zover dat noodzakelijk is om de karakteristieke waarden van bouwwerken te beschermen.
7.4
Specifieke gebruiksregels
Wetenschappelijke instellingen en onderwijs mogen niet beschikken over (gen)-laboratoria.
134
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
7.5
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het gestelde in artikel 7.1 onder e. voor het toestaan van ten hoogste één studentensociëteit uit horecacategorie VII voor zover de betrokken activiteit naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) toelaatbaar kan worden geacht en geen onevenredige overlast oplevert voor de omgeving.
7.6
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.6.1
Slopen
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op of in deze gronden gelegen bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te veranderen.
7.6.2
T oelaatbaarheid
a. De in sub 7.6.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beeldbepalende karakter van de aanwezige bebouwing en/of de karakteristieke inrichting van het aangewezen gebied. b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.6.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de monumentencommissie omtrent de mogelijke aantasting van het beeldbepalende karakter van de bebouwing.
7.6.3
Uitzonderingen
Het bepaalde in sub 7.6.1 is niet van toepassing op: a. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; b. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
135
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 8 8.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h. i.
groenvoorzieningen; voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; nutsvoorzieningen; speelvoorzieningen; in- en uitritten voor gemotoriseerd verkeer; kunstobjecten; oeververbindingen in de vorm van bruggen en vlonders; een post voor ambulancevervoer met de daarbij behorende parkeerplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ambulancevervoer', waarbij maximaal 25% van de bebouwde grondoppervlakte voor ander bijzonder personenvervoer toegestaan is; j. een dienstwoning behorende bij het in artikel 8.1 onder i genoemde bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ambulancegebouw'; k. een overbouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing'.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Bouwen binnen het bouwvlak
Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. b. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. c. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m. d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. e. Indien de bestaande hoogten meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder b tot en met d, dan betreffen de bestaande hoogten de maximale hoogten. f. de onder artikel 8.1 onder lid 1, sub j vermelde woning mag een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 BVO hebben.
8.2.2
Bouwen buiten het bouwvlak
Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd. b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
136
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
8.3
Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming Groen zijn parkeerplaatsen niet toegestaan.
137
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 9 9.1
Horeca
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. horecainstellingen in de categoriën I, II en III; met de daarbij behorende voorzieningen, zoals: b. c. d. e. f. g. h. i. j. k.
(gebouwde) parkeervoorzieningen; voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf; voorzieningen voor laden en lossen; tuinen; verhardingen in- en uitritten; nutsvoorzieningen; groenvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; terrassen behorende bij de betreffende horecavoorziening(en).
9.2
Bouwregels
9.2.1
Bouwen binnen het bouwvlak
Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. b. De goothoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. c. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m. e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. f. Indien de bestaande hoogten meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder b tot en met d, dan betreffen de bestaande hoogten de maximale hoogten.
9.2.2
Bouwen buiten het bouwvlak
Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd. b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
138
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 10 10.1
Kantoor
Bestemmingsomschrijving
De voor kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; met de daarbij behorende voorzieningen, zoals: b. c. d. e. f. g. h. i. j.
(gebouwde) parkeervoorzieningen; voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf; voorzieningen voor laden en lossen; tuinen; verhardingen in- en uitritten en ontsluitingswegen ; nutsvoorzieningen; groenvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2
Bouwregels
10.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. b. De goothoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. c. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m. e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. f. Indien de bestaande hoogten meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder b tot en met f, dan betreffen de bestaande hoogten de maximale hoogten.
10.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd. b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
139
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 11 11.1
Maatschappelijk 1
Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen ten behoeve van middelbaar en hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek met een inperkingsniveau van maximaal ML-III+ en/of BSL-3 met een maximale gevarenklasse van P3; b. wetenschappelijke instellingen en instituten op zowel onderzoeks- en ontwikkelingsgebied alsmede in de dienstverlenende sector; c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1; met de daarbij behorende voorzieningen, zoals: d. e. f. g. h. i. j. k. l.
(eventueel gebouwde) parkeervoorzieningen; voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf; voorzieningen voor laden en lossen; in- en uitritten en ontsluitingswegen; tuinen; verhardingen; nutsvoorzieningen; groenvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2
Bouwregels
11.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. b. De goothoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. c. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (bvo)' mag het bebouwd oppervlak aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak niet meer bedragen dan het in de aanduiding weergegeven oppervlak in bvo. e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m. f. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. g. Indien de bestaande hoogten meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder b tot en met d, dan betreffen de bestaande hoogten de maximale hoogten.
140
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
11.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd. b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
11.3
Specifieke gebruiksregels
Voorzieningen voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek mogen beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-III+ en/of BSL-3 met een maximale gevarenklasse van P3. Ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van maatschappelijk - 1' mogen voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1.
141
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 12 12.1
Maatschappelijk 2
Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en gezondheidszorg; b. onderwijs uitsluitend op het gebied van Life Science & Health en gezondheidszorg; met de daarbij behorende voorzieningen, zoals: c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m.
(gebouwde) parkeervoorzieningen; voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf; voorzieningen voor laden en lossen; in- en uitritten en ontsluitingswegen; tuinen; verhardingen; nutsvoorzieningen; groenvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; een overbouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing; een oliedrukstation ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk oliedrukstation'.
12.2
Bouwregels
12.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. b. De goothoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. c. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (bvo)' mag het bebouwd oppervlak aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak niet meer bedragen dan het in de aanduiding weergegeven oppervlak in bvo. e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m. f. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. g. Indien de bestaande hoogten meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder b tot en met d, dan betreffen de bestaande hoogten de maximale hoogten.
12.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd. b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
142
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
12.3
Specifieke gebruiksregels
Voorzieningen voor hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en gezondheidszorg mogen beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-III+ en/of BSL-3 met een maximale gevarenklasse van P3.
143
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 13 13.1
Maatschappelijk 3
Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; b. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk kantoor'; met de daarbij behorende voorzieningen, zoals: c. d. e. f. g. h. i. j. k. l.
(gebouwde) parkeervoorzieningen; voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf; voorzieningen voor laden en lossen; in- en uitritten en ontsluitingswegen; tuinen; verhardingen; nutsvoorzieningen; groenvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; een overbouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing'.
13.2
Bouwregels
13.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. b. De goothoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. c. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (bvo)' mag het bebouwd oppervlak aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak niet meer bedragen dan het in de aanduiding weergegeven oppervlak in bvo. e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m. f. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. g. Indien de bestaande hoogten meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder b tot en met d, dan betreffen de bestaande hoogten de maximale hoogten.
13.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd. b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6.
144
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
13.3
Specifieke gebruiksregels
a. Voorzieningen voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek mogen beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1; b. kinderdagverblijven zijn niet toegestaan binnen de bestemming Maatschappelijk 3.
145
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 14 14.1
Sport
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. Sport- en recreatieve voorzieningen zoals sportvelden, tennisbanen, atletiekbanen, kunstgrasvelden en sporthallen en periodieke sportevenemten; met de bijbehorende voorzieningen zoals: b. c. d. e. f. g. h. i. j. k.
(gebouwde) parkeervoorzieningen; voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf; voorzieningen voor laden en lossen; in- en uitritten en ontsluitingswegen; ondersteunende horeca; tuinen; verhardingen; nutsvoorzieningen; groenvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2
Bouwregels
14.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. b. De goothoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. c. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (bvo)' mag het bebouwd oppervlak aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak niet meer bedragen dan het in de aanduiding weergegeven oppervlak in bvo. e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m. f. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. g. Indien de bestaande hoogten meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder b tot en met d, dan betreffen de bestaande hoogten de maximale hoogten; h. In afwijking van het bepaalde onder c mag de maximale bouwhoogte van ballenvangers, lichtmasten en soortgelijke voorzieningen niet meer dan 20 meter bedragen.
14.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd. b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal
146
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 6. d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m; e. de bouwhoogte van ballenvangers, lichtmasten en soortgelijke voorzieningen mag niet meer dan 20 meter bedragen.
147
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 15 15.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
f. g. h. i. j. k. l. m. n. o. p. q. r. s. t. u. v.
gemotoriseerd verkeer met bijbehorende voorzieningen; langzaam verkeer met bijbehorende voorzieningen; openbaar vervoer met bijbehorende voorzieningen; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tunnel' een tunnel voor het doorgaande gemotoriseerde verkeer en/of langzaam verkeer; (ondergrondse) parkeervoorzieningen, met uitzondering van de gebieden met aanduiding (-sv-p) waar parkeren niet is toegestaan, met uitzondering van parkeerplaatsen voor mindervaliden; een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg); groenvoorzieningen; speelvoorzieningen; fietsenstallingen; gebouwde ondergrondse fietsenstallingen; (gebouwde) taxistandplaatsen; nutsvoorzieningen; hondenuitlaatplaatsen; in- en uitritten; kunstwerken; straatmeubilair; (ondergrondse) inzamelpunten voor afvalstoffen; geluidswerende voorzieningen; luchtschermen; terrassen ten behoeve van horecadoeleinden; balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrezende bestemming; een overbouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing'.
15.2
Bouwregels
15.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden mogen met uitzondering van fietsenstallingen geen gebouwen worden opgericht met uitzondering van een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg). Deze parkeergarage mag maximaal 40 meter hoog worden. Gebouwde fietsenstallingen mogen alleen verdiept of half verdiept worden gebouwd.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m; c. ten behoeve van een busstation mag een reisinformatiesysteem tot een maximale hoogte van 10 m worden gebouwd; d. de hoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 10 m.
148
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
15.3
Specifieke gebruiksregels
Het aantal rijstroken van de doorgaande weg voor gemotoriseerd verkeer ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tunnel' bedraagt 2 + 2.
15.4
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het gestelde in lid 1 voor het toestaan van standplaatsen voor ambulante handel mits: a. het stedenbouwkundig verantwoord is; b. er geen nadelige effecten voor de verkeersveiligheid ontstaan.
149
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 16 16.1
Verkeer - Railverkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. spoorwegen en de daarbij behorende spoorwegvoorzieningen; b. verkeer in de vorm van (on)gelijkvloerse kruisingen ter plaatse van de aanduiding 'verkeer'; c. kunstwerken ten behoeve van het spoorverkeer zoals perrons, overkappingen, wachtruimten, liftopbouwen, (rol)trappen, kiosken, tunnels en viaducten; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - station' een spoorwegstation met bijbehorende voorzieningen zoals toegangen tot de perrons, kantoren ten behoeve van het station, verblijfsruimten voor reizigers en personeel, horeca categorie I, II en III, detailhandel, fietsenstallingen en -werkplaatsen; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voetgangerstraverse' een openbare voetgangerstraverse die de verbinding vormt tussen het Stationsplein en de Bargelaan; met de daarbij behorende voorzieningen zoals: f. g. h. i. j.
(ontsluitings)wegen; in- en uitritten; geluidwerende voorzieningen; groen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2
Bouwregels
16.2.1 Bouwwerken Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht, met uitzondering van stationsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'station'. Hiervoor gelden de volgende bouwregels: a. de gronden binnen het bouwvlak met de aanduiding 'station' mogen voor 100% bebouwd worden; b. bebouwing mag naast, over en onder het spoor plaatsvinden; c. de maximale bouwhoogte bedraagt 20 m.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Uitsluitend binnen de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan zoals voorzieningen ten behoeve van het railverkeer waaronder bovenleidingen, seinen, perrons, overkappingen en kunstwerken.
150
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 17 17.1
Verkeer - Snelweg
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Snelweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gemotoriseerd verkeer met bijbehorende voorzieningen; b. openbaar vervoer; c. langzaam verkeer met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer'; d. geluidswerende voorzieningen; e. groenvoorzieningen; f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; g. nutsvoorzieningen; h. kunstwerken in de vorm van viaducten, onderdoorgangen, tunnels en bruggen.
17.2
Bouwregels
17.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht, met uitzondering van abri's ten behoeve van het openbaar vervoer. Hiervoor gelden de volgende bouwregels: a. de maximaal toegestane bouwhoogte bedraagt 3 m; b. het maximaal toegestane oppervlakte bedraagt 25 m2.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Uitsluitend binnen de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan zoals geluidswerende voorzieningen, verlichting, ongelijkvloerse kruisingen in de vorm van tunnels, onderdoorgangen, viaducten en bruggen.
17.3
Specifieke gebruiksregels
a. Het aantal rijstroken van de A44 bedraagt 2 + 2, met uitzondering van in- en uitvoegstroken en openbaar vervoerstroken; b. het aantal rijstroken van de N206 bedraagt 2 + 2, met uitzondering van in- en uitvoegstroken en openbaar vervoerstroken.
151
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 18 18.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
water en waterhuishoudkundige voorzieningen; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; kunstobjecten; een overbouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing'.
18.2
Bouwregels
18.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Uitsluitend binnen de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
18.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 2 onder 18.2.2 voor het bouwen van bruggen ten behoeve van langzaam verkeer en bestemmingsverkeer. Een afwijking kan verleend worden mits: a. dit aanvaardbaar is in de stedenbouwkundige structuur en karakteristiek van de omgeving; b. vanuit oogpunt van verkeersveiligheid geen gevaar oplevert; c. er geen onevenredige verslechtering van de waterkwaliteit optreedt.
152
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 19 19.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd' tevens voor horecabedrijven in maximaal categorie IV en maatschappelijke doeleinden, met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 1.000 m2; met de daarbij behorende voorzieningen, zoals: d. e. f. g. h.
(gebouwde) parkeervoorzieningen; in- en uitritten ten behoeve van deze parkeervoorzieningen; tuinen en verhardingen; nutsvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2
Bouwregels
19.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. b. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn. c. De goothoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. d. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. e. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (bvo) bedraagt het bebouwd oppervlak aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak niet meer dan in het in de aanduiding weergegeven oppervlak. f. Een gebouw mag in zijn geheel worden voorzien van een plat dak dan wel worden voorzien van een kap. g. Indien een gebouw wordt voorzien van een kap, dient minimaal 40% van een gebouw te worden voorzien van een schuin hellend dakschilden en mag de dakhelling per schuin hellend dakschild niet minder bedragen dan 30° en niet meer bedragen dan 75°. h. In afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m. i. Indien de bestaande hoogten meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder d, e en h, dan bedragen de bestaande hoogten de maximale hoogten. j. De in artikel 20.1 onder c genoemde horecabedrijven en maatschappelijke voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op de eerste bouwlaag van de bebouwing.
19.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Gebouwen en overkappingen mogen buiten het bouwvlak uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'erf' worden gebouwd. b. Gebouwen achter en aansluitend op het bouwvlak mogen het bouwvlak met niet meer dan 2,5 m overschrijden.
153
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
c. De gronden met de aanduiding 'erf' mogen per bouwperceel voor maximaal 50% worden bebouwd. d. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 35 m². e. De bouwhoogte van een gebouw binnen 2,5 m van een gebouw binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het gebouw binnen het bouwvlak plus 0,3 m, met een maximum van 4 m. f. De bouwhoogte van een gebouw op een afstand van meer dan 2,5 m buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 3 m. g. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m. h. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1. i. Vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. deze uitsluitend zijn toegestaan ten behoeve van aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,50 m; 3. de breedte niet meer mag bedragen dan 0,40 m; 4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 0,50 m²; 5. het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1. j. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
19.2.3 Erkers, balkons, luifels en portalen Voor het bouwen van erkers, balkons, luifels en portalen buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'erf', aan een naar de weg gekeerde gevel van een gebouw binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. De diepte van een erker, balkon, luifel of portaal mag niet meer bedragen dan 1,5 m. b. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m. c. De bouwhoogte van een erker en/of portaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende gebouw binnen het bouwvlak plus 0,3 m, met een maximum van 4 m. d. De bouwhoogte van een balustrade op een balkon mag niet meer bedragen dan 1,20 m vanaf de bovenkant vloer van het balkon. e. De breedte van een erker en portaal tezamen mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het gebouw binnen het bouwvlak. f. Een erker mag de denkbeeldige lijn, te meten vanaf het punt waar de voorgevel en de zijgevel van het gebouw binnen het bouwvlak samenkomen en met een hoek van 45° ten opzichte van de zijgevel van dat gebouw binnen het bouwvlak, niet overschrijden. g. Het bepaalde onder f is niet van toepassing indien: 1. op twee belendende percelen de erkers aaneen worden gebouwd; 2. op een hoekperceel een erker tegen de zijgevel wordt gebouwd.
19.3
Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijkingen Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
154
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
a. lid 19.2.1 onder c voor het bouwen van een voorgevel achter de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat de afstand tussen de voorgevel en de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 m; b. lid 19.2.2 onder a voor het bouwen van een gebouw op gronden zonder de aanduiding 'erf', met dien verstande dat: 1. per bouwperceel niet meer dan één gebouw mag worden opgericht; 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 4 m²; 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m; c. lid 19.2.2 onder f voor het bouwen van een kapconstructie op gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat: 1. dit uitsluitend is toegestaan voor gebouwen aansluitend aan een gebouw binnen een bouwvlak; 2. de kapconstructie een doorlopend gedeelte betreft van de kap van het gebouw binnen het bouwvlak; 3. de verhoging met een kap niet onevenredig nadelig is voor de lichttoetreding in aangrenzende tuinen; d. lid 19.2.2 onder f voor het bouwen van een dakterras op gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat: 1. dit uitsluitend is toegestaan voor gebouwen aansluitend aan een gebouw binnen een bouwvlak; 2. de bouwhoogte van een balustrade op een dakterras niet meer mag bedragen dan 1,20 m vanaf de bovenkant vloer van het dakterras; e. lid 19.2.3 voor het bouwen van een balkon aan een gevel van een gebouw binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'erf', met dien verstande dat de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
19.3.2 Algemene criteria afwijkingen Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits: a. dit aanvaardbaar is binnen de stedenbouwkundige structuur en karakteristiek van de omgeving; b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
19.4
Specifieke gebruiksregels
a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van het stallen van auto's en aanhangers (waaronder caravans) op de gronden gelegen recht voor het bouwvlak. b. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak voor bewoning. c. De uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn: 1. De omvang van de activiteiten mag in totaal niet meer bedragen dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de bebouwing, voor zover gesitueerd binnen het bouwvlak. 2. De activiteiten mogen alleen in de gebouwen (binnen en buiten het bouwvlak) worden uitgeoefend. 3. Het gebruik mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben. 4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze is genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten.
155
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
19.5
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.4 sub c onder 4 voor het toestaan van een aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteit dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten, mits de activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie.
156
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 20 20.1
Leiding - Hoogspanning
Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Hoogspanning" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende werken.
20.2
Bouwregels
In afwijking van hetgeen in lid 20.1 is gesteld mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de samenvallende bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat: a. De bouwwerken slechts zijn toegestaan indien en voor zover de belangen van de betrokken kabels en leidingen zulks gedogen; b. Alvorens de omgevingsvergunningvergunning wordt verleend, dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de leidingbeheerder.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Leiding - Hoogspanning" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. b. c. d. e. f.
Het Het Het Het Het Het
aanleggen van oppervlakteverhardingen; aanleggen van watergangen- en partijen; wijzigen van maaiveldniveau; aanbrengen van diepwortelende beplanting; leggen van kabels en leidingen; indrijven van voorwerpen.
Een schriftelijke vergunning zal slechts worden verstrekt, indien de belangen van kabels en leidingen en de veiligheid van personen en goederen ter zake dit gedogen. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de leidingbeheerder.
157
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 21 21.1
Waarde - Archeologie 3
Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
21.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 21.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 21.3 vooraf in acht zijn genomen. b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 21.3 vooraf in acht zijn genomen.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 21.3.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 30 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 30 m²: a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd; c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het verlagen van het waterpeil; e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten; f. het heien van palen en slaan van damwanden;
21.3.2 T oelaatbaarheid a. De in lid 21.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden. b. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
158
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
21.3.3 Uitzonderingen Het bepaalde in lid 21.3.1 is niet van toepassing op: a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; b. werken of werkzaamheden die: 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn; 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
21.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden: a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek; b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek); c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ); d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage; e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
21.3.5 Programma van Eisen Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 21.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.
21.4
Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door: a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
159
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 22 22.1
Waarde - Archeologie 5
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
22.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van lid 22.3 vooraf in acht zijn genomen. b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht voor de overige geldende bestemming(en), mits de bepalingen van lid 22.3 vooraf in acht zijn genomen.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 22.3.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 250 m²: a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd; c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het verlagen van het waterpeil; e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten; f. het heien van palen en slaan van damwanden.
22.3.2 T oelaatbaarheid a. De in lid 22.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden. b. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
160
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
22.3.3 Uitzonderingen Het bepaalde in lid 22.3.1 is niet van toepassing op: a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; b. werken of werkzaamheden die: 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn; 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
22.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden: a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek; b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek); c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ); d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage; e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
22.3.5 Programma van Eisen Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 22.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.
22.4
Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door: a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze bestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
161
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 23 23.1
Waarde - Archeologie 6
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden
23.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van lid 23.3 vooraf in acht zijn genomen. b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht voor de overige geldende bestemming(en), mits de bepalingen van lid 23.3 vooraf in acht zijn genomen.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 23.3.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 75 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 500 m²: a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd; c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het verlagen van het waterpeil; e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten; f. het heien van palen en slaan van damwanden.
23.3.2 T oelaatbaarheid a. De in lid 23.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden. b. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
162
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
23.3.3 Uitzonderingen Het bepaalde in lid 23.3.1 is niet van toepassing op: a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; b. werken of werkzaamheden die: 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn; 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
23.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden: a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek; b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek); c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ); d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage; e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
23.3.5 Programma van Eisen Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 23.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.
23.4
Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door: a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze bestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
163
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 24 24.1
Waarde - Cultuurhistorie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde- cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de bescherming van de met het beschermd dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden, zoals nader omschreven in de toelichting bij de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht Wilhelminapark en Geesten en in de toelichting die het onderhavige bestemmingsplan vergezelt.
24.2
Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken ter voorkoming van oneveneredige aantasting van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit, die in dit plangebied bestaat uit de cultuurhistorische waarde van het landelijk gebied ten noorden van de Wassenaarseweg.
164
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 25 25.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
a. De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en de bescherming van de waterkering; b. de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen; c. in geval de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterkering' en 'Waarde - Archeologie 6' samenvallen gaan de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' boven de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'.
25.2
Bouwregels
Voor het bouwen geldende volgende regels: a. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd; b. gebouwen mogen niet worden gebouwd; c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
25.3
Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijken voor bouwen ten behoeve van andere bestemmingen Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 25.2 onder a voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming (-en).
25.3.2 Uitzondering Een afwijking is niet vereist indien het verzoek om vergunning betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
25.3.3 Voorwaarden voor afwijking Een afwijking wordt toegestaan indien de bij de betrokken bestemming behorende (bouw) regels in acht worden genomen en het belang van de waterkering (en) niet onevenredig worden geschaad. Alvorens omtrent het toestaan van een afwijking te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.
25.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen, en aanleggen van drainage (verlagen van grondwaterpeil); b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en
165
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; d. het aanleggen of aanbrengen van dijken of andere taluds, kaden of aanlegplaatsen; e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties; f. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
25.5
Uitzondering op het verbod op het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
Het verbod van artikel 25.4 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een plan waarvoor een afwijking is toegestaan als bedoeld in artikel 25.3.1; b. normaal onderhoud, beheer en gebruik ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan; d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
25.6
Voorwaarden voor het verlenen van vergunning voor het uitvoeren van
Vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en van werkzaamheden wordt verleend indien het belang van de waterkering (en) door de werken en werkzaamheden zoals in artikel 25.4 bedoeld niet onevenredig worden geschaad en ter zake vooraf advies van de beheerder(s) van de waterkering (en) is ingewonnen.
166
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 26
Wro-zone - wijzigingsgebied
1. Het bevoegd gezag kan de bouwregels ter plaatse van de aanduiding ' wro-zone wijzigingsgebied' wijzigen. 2. De wijziging van de bouwregels is enkel mogelijk ten behoeve van het oprichten van een gebouwde sportvoorziening, inclusief bijbehorende aanpassing van de directe omgeving. 3. Het maximaal bebouwd oppervlakte bedraagt 6.000m² 4. De maximale nokhoogte bedraagt 20m. 5. De wijziging van de bouwregels, zoals bedoeld in lid 1, kan alleen plaatsvinden indien: a. stedenbouwkundige belangen zich niet tegen het inrichtings- en/of bouwplan verzetten; b. Binnen het wijzigingsgebied dienen voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd; c. De voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel de door het college van Burgemeester en wethouders vóór de vaststelling van het plan vastgestelde hogere grenswaarde, dient niet te worden overschreden; d. Een oppervlak van ten minste 15% van het nieuw te realiseren oppervlak aan verharding dient in of nabij het wijzigingsgebied voor waterbergingsdoeleinden te worden gereserveerd; e. Bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden; f. Voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet luchtkwaliteit; g. Het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt; h. Geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht; i. Voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet; j. Het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is. 6. Het bevoegd gezag wint, alvorens gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de waterbeheerder en verwerkt dit advies gemotiveerd in het besluit tot wijziging. 7. Het bevoegd gezag wint, alvorens gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de Regionale Brandweer Hollands Midden en verwerkt dit advies gemotiveerd in het besluit tot wijziging.
167
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Hoofdstuk 3 Artikel 27
Algemene regels
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
168
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 28 28.1
Algemene bouwregels
Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling: a. Op plaatsen waar bovengronds bebouwing in de vorm van gebouwen is toegestaan, mag ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat de maximale maten zoals genoemd in de bestemmingen in hoofdstuk 2 van toepassing blijven. b. Direct aansluitend aan een ondergronds bouwwerk mogen daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan voorzieningen ten behoeve van ondergrondse bouwwerken worden gebouwd in de vorm van hellingbanen en trappenhuizen.
28.2
Bestaande maten
a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden; b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
169
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 29
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken: a. van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; b. van deze regels en toestaan dat kleine gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, het openbaar vervoer, de bediening van kunstwerken, telefooncellen, toiletvoorzieningen en naar aard gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m3 mag bedragen en dat de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen; c. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter.
170
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 30 30.1
Overige regels
Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. b. c. d. e. f.
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen; de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; de ruimte tussen bouwwerken.
30.2
Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het voorontwerp van het bestemmingsplan.
171
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Hoofdstuk 4 Artikel 31 31.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
31.2
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
172
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Artikel 32
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station.
173
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
174
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Bijlagen
175
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Bijlage 1
Staat van bedrijfsactiviteiten 1
176
Staat van Bedrijven 1
Binnen de Staat van Bedrijven 1 zijn de volgende bedrijven toegestaan:
bedrijven behorende tot de sector Life Science & Health, namelijk de volle breedte van farma, biotech, materialen tot diagnostiek en medische technologie. Life Science & Health bedrijven kunnen (deels) beschikken over (gen-) laboratoria en kunnen bestaan uit hoogwaardige distributie en -productie. Life Science & Health bedrijven beschikken over maximaal 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte per bedrijf, het overige deel van het bedrijf bestaat uit laboratoria, R&Druimten, productie- en distributiefaciliteiten. •
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Bijlage 2
Staat van bedrijfsactiviteiten 2
178
Staat van Bedrijven 2
Binnen de Staat van Bedrijven 2 zijn de volgende bedrijven en/of instellingen toegestaan:
bedrijven behorende tot de sector Life Science & Health, namelijk de volle breedte van farma, biotech, materialen tot diagnostiek en medische technologie. Life Science & Health bedrijven kunnen (deels) beschikken over (gen-) laboratoria en kunnen bestaan uit hoogwaardige distributie en -productie. Life Science & Health bedrijven beschikken over maximaal 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte per bedrijf, het overige deel van het bedrijf bestaat uit laboratoria, R&Druimten, productie- en distributiefaciliteiten. •
wetenschappelijke instellingen en hoger onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health. wetenschappelijke instellingen en hoger onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health kunnen (deels) beschikken over (gen-) laboratoria en kunnen bestaan uit hoogwaardige distributie en -productie. wetenschappelijke instellingen en hoger onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health beschikken over maximaal 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte per bedrijf, het overige deel van het bedrijf bestaat uit laboratoria, R&D-ruimten, lesruimten, praktijkruimten, productie- en distributiefaciliteiten.
•
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Bijlage 3
Staat van bedrijfsactiviteiten 3
180
Staat van Bedrijven 3 Binnen de Staat van Bedrijven 3 zijn de volgende bedrijven, kantoren en/of instellingen toegestaan: bedrijven behorende tot de sector Life Science & Health, namelijk de volle breedte van farma, biotech, materialen tot diagnostiek en medische technologie. Life Science & Health bedrijven kunnen (deels) beschikken over (gen-) laboratoria en kunnen bestaan uit hoogwaardige distributie en –productie, R&D-ruimten en kantoren. •
•
wetenschappelijke instellingen en onderwijs, zowel aan het Life Science & Health kenniscluster gerelateerd als ook wetenschappelijke instellingen, hoogwaardige kennisactiviteiten en/of hoger onderwijs in de sectoren wis- en natuurkunde, informatietechnologie (ICT en engineering), taalwetenschappen, psychologie, sociologie, rechten en economie.
•
Aan het Life Science & Health kenniscluster gerelateerde overige bedrijven, instellingen en/of kantoren die gericht te zijn op de ondersteuning van (of regelgeving met betrekking tot) het Life Science & Health kenniscluster. Een bedrijf, instelling en/of kantoor is gerelateerd aan het Life Science & Health kenniscluster indien tenminste 20% van een 2 bedrijf, gemeten in m bvo (bruto vloeroppervlak) gericht is op het Life Science & Health kenniscluster. Dit zijn: o hoogwaardige ondersteunende bedrijven: contract research, adviesdiensten op het gebied van Intellectual property (IP) en rekencentra; o marketing en coördinatie: hoofdkantoren, Representative Offices en Shared Services Centres; o toelatingsorganisaties voor medicijnen, tariefbepalende instanties in de Life Science & Health-sector, subsidie verstrekkende organisaties in de Life Science & Health en/of wetenschappelijke sector; o overige ondersteunende diensten: kapitaalverstrekking, Venture Capital, financieel advies, Engineering, Seed Money, Business Services, juridisch- en notarieel advies, printings services, secretariele ondersteuning, conferentie-faciliteiten, catering, wasserij, parkmanager, security, ziektekostenverzekeraars.
bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station
Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten
182
30 C
10
30
2
10 10 10 30 100 30 30 100
10 10 10 10 10 10 10 30
30 30 30 30 30 30 30 30
C C C C C C C C
10 10 10 10 10 10 10 0
30 30 30 30 100 30 30 100
50 50 200
30 30 30
30 C 30 C 50 C
0 0 0
50 50 200
200 200 200 100
30 30 50 30
50 50 50 50
C C C C
0 0 0 0
200 200 200 100
200 100 30 100 10 30
30 30 0 0 0 10
30 30 50 30 30 30
C C C C C C
0 0 10 10 10 0
200 100 50 100 30 30
100
30
30 C
0
100
30 30 30 30
10 10 10 10
50 30 50 30
10 10 10 10
50 30 50 30
LUCHT
CATEGORIE
10
BODEM
GROOTSTE AFSTAND
10
VISUEEL
GEVAAR
0 1 2
GELUID
0 1 2 3 4
Akker-en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief) Dienstverlening t.b.v. de landbouw: - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²
0 1 2 3 4 5 6 7
INDICES
STOF
0 1 2 3 4 0 1 2 3 4 5 6
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) Tuinbouw: - bedrijfsgebouwen - kassen zonder verwarming - kassen met gasverwarming - champignonkwekerijen (algemeen) - champignonkwekerijen met mestfermentatie - bloembollendroog- en prepareerbedrijven - witlofkwekerijen (algemeen) Fokken en houden van rundvee Fokken en houden van overige graasdieren: - paardenfokkerijen - overige graasdieren Fokken en houden van varkens Fokken en houden van pluimvee: - legkippen - opfokkippen en mestkuikens - eenden en ganzen - overig pluimvee Fokken en houden van overige dieren: - nertsen en vossen - konijnen - huisdieren - maden, wormen e.d. - bijen - overige dieren
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
-
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
VERKEER
Richtafstandenlijsten
1 G
1
B
L
2 2 2 2 3.2 2 2 3.2
1 1 1 1 1 1 1 1
G G G G G G G G
1 1 1 1 1 1
B B B B B B
L L L
1
3.1 3.1 4.1
1 G 1 G 1 G
1 1 1
D
4.1 4.1 4.1 3.2
1 1 1 1
G G G G
1 1 1 1
D
4.1 3.2 3.1 3.2 2 2
1 1 1 1 1 1
G G G G G G
1 1 1 1 1 1
3.2
1 G
1
3.1 2 3.1 2
2 1 2 1
1 1 1 1
D D
D
G G G G
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
10
30 C
0
30
2
1 G
1
10
10
50
0
50
3.1
1 G
1
100 50
0 0
100 C 50 C
50 10
100 50
3.2 3.1
2 G 1 G
2 1
100 50
30 0
50 C 50 C
0 0
100 50
3.2 3.1
1 G 1 G
1 1
50
50
100 C
10
100
3.2
2 G
2
100 30 50
0 0 0
200 C 500 C 700 C Z
200 200 200
200 500 700
4.1 5.1 5.2
1 G 1 G 1 G
2 1 1
10 10 50 10
100 200 10 200
200 700 Z 100 C 500 C
10 10 30 50
4.1 5.2 3.2 5.1
2 2 2 3
G G G G
1 2 1 3
100 700 300
0 0 0
100 C 100 C 100 C
50 30 50
3.2 5.2 4.2
2 G 2 G 2 G
1 2 2
VISUEEL
LUCHT
GEVAAR
30
BODEM
GELUID
INDICES
STOF
KI-stations
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
-
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
VERKEER
Richtafstandenlijsten
B B B
L
BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW Bosbouwbedrijven
-
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN Zeevisserijbedrijven Binnenvisserijbedrijven 0 Vis- en schaaldierkwekerijen 1 - oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven 2 - visteeltbedrijven - TURFWINNING Turfwinningbedrijven - AARDOLIE- EN AARDGASWINNING 0 Aardolie- en aardgaswinning: 1 - aardoliewinputten 2 - aardgaswinning incl. gasbeh.inst.: < 10.000.000 N m3/d 3 - aardgaswinning incl. gasbeh.inst.: >= 10.000.000 N m3/d - WINNING VAN ZAND, GRIND, KLEI, ZOUT, E.D. 0 Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht): 1 - algemeen 2 - steenbrekerijen Zoutwinningbedrijven Mergel- en overige delfstoffenwinningbedrijven - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN 0 Slachterijen en overige vleesverwerking: 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 2 - vetsmelterijen 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval
R
R R R
R R
200 700 100 500
D
100 700 300
D
B
10
50
3.1
1 G
1
10
50
3.1
2 G
1
C C C C
30 30 0 30 30 10
700 200 300 300 100 50
5.2 4.1 4.2 4.2 3.2 3.1
2 2 1 2 1 1
G G G G G G
2 2 2 2 1 1
30 10
200 C 50
50 50
300 50
4.2 3.1
2 G 1 G
2 1
50 50 100 300 300
10 10 10 10 10
100 100 100 200 100
10 10 10 30 10
100 100 100 300 300
3.2 3.2 3.2 4.2 4.2
1 2 2 2 2
G G G G G
1 2 2 2 2
200 300
30 50
100 C 300 C Z
30 50
R R
200 300
4.1 4.2
3 G 3 G
2 3
B B
200 300
10 10
100 C 300 C Z
100 200
R R
200 300
4.1 4.2
3 G 3 G
2 3
B B
100 200
10 10
200 C 300 C Z
30 50
R R
200 300
4.1 4.2
3 G 3 G
2 3
B
200 200
100 30
500 C Z 500 C Z
50 50
R R
500 500
5.1 5.1
3 G 3 G
2 2
0
50
50
0
50
700 200 300 300 100 50
100 0 0 10 10 10
200 100 50 50 50 30
300 50
C C C C C
50 30 10
R
R R
D
VISUEEL
50
100 C 50 C 50
LUCHT
2 1 1
0 0 0
BODEM
2 G 1 G 1 G
100 50 30
VERKEER
CATEGORIE 3.2 3.1 3.1
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
INDICES
100 50 50
STOF
7 - loonslachterijen - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met 8 p.o. < 2.000 m² 0 Visverwerkingsbedrijven: 1 - drogen 2 - conserveren 3 - roken 4 - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 0 Aardappelprodukten fabrieken: 1 - vervaardiging van aardappelproducten 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 0 Groente- en fruitconservenfabrieken: 1 - jam 2 - groente algemeen 3 - met koolsoorten 4 - met drogerijen 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: 1 - p.c. < 250.000 t/j 2 - p.c. >= 250.000 t/j 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: 1 - p.c. < 250.000 t/j 2 - p.c. >= 250.000 t/j 0 Margarinefabrieken: 1 - p.c. < 250.000 t/j 2 - p.c. >= 250.000 t/j 0 Zuivelprodukten fabrieken: 1 - gedroogde produkten, p.c. >= 1,5 t/u 2 - geconcentreerde produkten, verdamp. cap. >=20 t/u
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GELUID
Richtafstandenlijsten
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
2 3 3 2 1
G G G G G
1 2 2 2 1
100 50 100
300 C Z 200 C 200 C
100 50 50
R R
300 200 200
4.2 4.1 4.1
2 G 2 G 2 G
2 2 2
200 300
50 100
200 C 300 C Z
30 50
R R
200 300
4.1 4.2
1 G 2 G
2 3
700 700
30 100
200 C 100 C
50 30
R
700 700
5.2 5.2
3 G 3 G
3 3
3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water
300
100
200 C
30
300
4.2
2 G
2
4 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. >= 10 t/u water 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van voer voor huisdieren 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: 1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week Banket, biscuit- en koekfabrieken 0 Suikerfabrieken: 1 - v.c. < 2.500 t/j 2 - v.c. >= 2.500 t/j
700 200 300 200
200 50 100 100
300 200 300 200
50 30 50 30
700 200 300 200
5.2 4.1 4.2 4.1
3 3 3 2
G G G G
3 3 3 2
30 100 100
10 30 10
30 100 100
2 3.2 3.2
1 G 2 G 2 G
1 2 2
500 1000
100 200
500
50
100
30
0 1 2 0 1 2
0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: 1 - Cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2 2.000 m²
0 0 50 0 0
100 300 300 100 30
200 100 50
C Z C C Z C
30 C 100 C 100 C 300 C 700 C Z
R
10 30 30
D
D D
VISUEEL
VERKEER
3.2 4.2 4.2 3.2 2
50 100 50 50 10
GEVAAR
100 300 300 100 30
GELUID
R R R R
- melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j - overige zuivelprodukten fabrieken Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² Meelfabrieken: - p.c. >= 500 t/u - p.c. < 500 t/u Grutterswarenfabrieken Zetmeelfabrieken: - p.c. < 10 t/u - p.c. >= 10 t/u Veevoerfabrieken: - destructiebedrijven - beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek
STOF
50 50 50 50 0
3 4 5 1 2 0 1 2
GEUR
C C Z C C
nummer
CATEGORIE
INDICES GROOTSTE AFSTAND
AFSTANDEN IN METERS
100 200
R R
500 1000
5.1 5.3
2 G 3 G
2 3
100
50
R
500
5.1
2 G
3
50
30
100
3.2
2 G
2
B B
LUCHT
OMSCHRIJVING
BODEM
Richtafstandenlijsten
1 2 2 1 2
5.1 3.2 4.1 4.1 4.1
2 2 2 2 2
G G G G G
1 1 1 2 2
100 300 200 300
3.2 4.2 4.1 4.2
2 2 2 2
G G G G
2 2 2 2
200 300 30 300 300 100
4.1 4.2 2 4.2 4.2 3.2
1 2 1 2 2 3
G G G G G G
2 3 1 2 2 2
30
200
4.1
2 G
1
30
100
3.2
2 G
1
0 50 10 10
100 300 50 50
3.2 4.2 3.1 3.1
2 3 2 1
1 2 2 1
30 50 50 30 10
10 30 30 10 10
500 100 200 200 200
30 10 30 30 50
200 C 30 50 50 50
10 10 10 30 50
100 300 200 300
10 50 50 30
50 50 50 200 C
10 50 30 30
200 300 10 300 300 10
30 50 0 30 50 0
200 300 30 100 100 100
30 50 0 50 30 50
200
30
10
50
100
10 10 50 10
10 30 0 0
100 300 50 50
C C C C C
50 C
R R
R
R
R R R R
500 100 200 200 200
D
D
B
-
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels 0 Weven van textiel: 1 - aantal weefgetouwen < 50 2 - aantal weefgetouwen >= 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren
Z
G G G G
B
LUCHT
G G G G G
10 30 30 10 30
BODEM
1 2 2 1 2
30 300 100 30 50
VISUEEL
VERKEER
VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie
CATEGORIE
-
2 4.2 3.2 2 3.1
GEVAAR
0 1 2
30 300 100 30 50
GELUID
0 1 2
INDICES
STOF
0 1 2
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² - Suikerwerkfabrieken met suiker branden - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: - koffiebranderijen - theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden Vervaardiging van overige voedingsmiddelen Bakkerijgrondstoffenfabrieken Soep- en soeparomafabrieken: - zonder poederdrogen - met poederdrogen Bakmeel- en puddingpoederfabrieken Destilleerderijen en likeurstokerijen Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: - p.c. < 5.000 t/j - p.c. >= 5.000 t/j Vervaardiging van wijn, cider e.d. Bierbrouwerijen Mouterijen Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
3 4 5 6
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GROOTSTE AFSTAND
Richtafstandenlijsten
CATEGORIE
30 10
200 50
10 10
200 50
4.1 3.1
2 G 1 G
2 2
30 10 50
0 10 10
50 30 10
0 10 10
50 30 50
3.1 2 3.1
1 G 2 G 1 G
1 2 1
300 50 50
30 10 10
100 30 50
10 10 10
300 50 50
4.2 3.1 3.1
2 G 2 G 2 G
2 2 1
0
50
100
50
100
3.2
2 G
2
200 10 100 0
30 30 30 30
50 50 100 100
10 10 10 0
200 50 100 100
4.1 3.1 3.2 3.2
2 2 3 2
G G G G
2 1 2 2
0 10
30 10
50 30
0 0
50 30
3.1 2
1 G 1 G
1 1
200
100
200 C
50 100 200 30
30 50 100 30
50 200 300 100
30
30
D
VISUEEL
LUCHT
GROOTSTE AFSTAND
100 0
BODEM
GEVAAR
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederfabrieken Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken
GELUID
-
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
INDICES
STOF
-
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
VERKEER
Richtafstandenlijsten
B
L
B
L
B
L
B B B
L
0 1 2 0
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen Houtconserveringsbedrijven: - met creosootolie - met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout
1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN - KARTONWAREN Vervaardiging van pulp 0 Papier- en kartonfabrieken: 1 - p.c. < 3 t/u 2 - p.c. 3 - 15 t/u 3 - p.c. >= 15 t/u Papier- en kartonwarenfabrieken 0 Golfkartonfabrieken: 1 - p.c. < 3 t/u
C C Z C Z C
100 C
R
50
R
200
4.1
3 G
2
30 50 100 30
R R R R
50 200 300 100
3.1 4.1 4.2 3.2
1 2 3 2
G G G G
2 2 2 2
30
R
100
3.2
2 G
2
0 1 2 3 0 1 2 A0 A1 A2
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN Vervaardiging van industriële gassen: - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 t/d lucht - overige gassenfabrieken, niet explosief - overige gassenfabrieken, explosief Kleur- en verfstoffenfabrieken Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Organ. chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" - vallend onder "post-Seveso-richtlijn"
10
10
100
10 100 100 200
0 0 0 0
700 500 500 200
100 300
30 50
300 1000
10 30
1000 C Z 1500 C Z 100 100 200
100 1500 30 50 50
R R R R R
1500
C Z C C C
4.1
2 G
2
10 100 100 30 10 30 30 30 10
1 3.2 3.2 2 1 2 2 2 1
1 3 3 1 1 2 2 2 1
P G G P G G G G G
1 2 2 1 1 1 1 1 1
2 3 2 2 2
G G G G G
3 3 2 2 2
B B B B B
1 G
2
B
D
LUCHT
700 100 0 0 0
0 10 10 0 0 0 10 10 0
200
BODEM
1000 1500 50 300 300
10 100 C 100 30 10 30 10 30 10
R
VISUEEL
0 0 0 0 0 0 0 0 0
30
VERKEER
0 30 30 10 0 30 30 30 0
200 C Z
CATEGORIE
30
GROOTSTE AFSTAND
50
INDICES
GEVAAR
STOF
Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
2 - p.c. >= 3 t/u UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN - MEDIA Uitgeverijen (kantoren) Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen A Grafische afwerking B Binderijen Grafische reproduktie en zetten Overige grafische aktiviteiten Reproduktiebedrijven opgenomen media AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT- /KWEEKSTOFFEN Cokesfabrieken Aardolieraffinaderijen A Smeeroliën- en vettenfabrieken B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g.
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GELUID
Richtafstandenlijsten
B B B
L
B B
1000 1500 100 300 300
D
5.3 6 3.2 4.2 4.2
L L L L L
1500
D
6
3 3 3 3
G G G G
3 3 3 3
B
L L L
100 100 300 200
R R R R
700 500 500 200
D
5.2 5.1 5.1 4.1
300 C 500 C
300 700
R R
300 700
D D
4.2 5.2
2 G 3 G
3 3
B B
L L
200 C 500 C
300 700
R R
300 1000
D D
4.2 5.3
2 G 2 G
3 2
B B
L L
200 300
4.1 4.2
2 G 3 G
2 3
B B
200 300 500 300
100 200 500 500
R R R R
300 500 500 700
4.2 5.1 5.1 5.2
2 3 3 3
G G G G
2 3 3 3
B B B B
L L L L
100 C 30 C 200 C
1000 500 300
R R R
1000 500 300
5.3 5.1 4.2
3 G 2 G 3 G
3 2 2
B B B
L L
10 10
200 C 300 C
300 500
R R
300 500
4.2 5.1
1 G 2 G
2 2
B B
L L
50 10 300 300 30
10 10 100 30 10
50 30 200 C 50 C 50
50 10 100 50 1000
R
3.1 2 4.2 4.2 5.3
2 2 3 2 1
G G G G G
1 1 2 2 2
B
L
R R V
50 30 300 300 1000
B
100 500 50 50 200 300
10 30 10 10 30 30
100 100 100 50 100 C 300 C
50 50 50 50 200 200
R R R R
100 500 100 50 200 300
3.2 5.1 3.2 3.1 4.1 4.2
3 3 3 3 2 3
G G G G G G
2 2 2 2 2 3
B B B B B B
300
50
300 C
100
R
300
4.2
2 G
2
B
50 200 100
10 50 10
30 100 50
30 50 50
R R
50 200 100
3.1 4.1 3.2
1 G 2 G 1 G
1 2 2
B
300 500 500 700
0 0 300 30
300 100 300
50 10 30
200 300
C C Z C C
D D
D
B
-
VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven: 1 - vloeropp. < 100 m2 2 - vloeropp. >= 100 m2 Rubber-artikelenfabrieken
D
LUCHT
BODEM
R R
0 0
VERKEER
100 200
100 200
GEVAAR
VISUEEL
A B
CATEGORIE
0 1 2
GROOTSTE AFSTAND
0 1 2 0 1 2
INDICES
200 C 300 C Z
STOF
0 1 2
Methanolfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): - p.c. < 50.000 t/j - p.c. >= 50.000 t/j Kunstmeststoffenfabrieken Kunstharsenfabrieken e.d. Landbouwchemicaliënfabrieken: - fabricage - formulering en afvullen Verf, lak en vernisfabrieken Farmaceutische grondstoffenfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j - p.c. >= 1.000 t/j Farmaceutische produktenfabrieken: - formulering en afvullen geneesmiddelen - verbandmiddelenfabrieken Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken Parfumerie- en cosmeticafabrieken Kruit-, vuurwerk-, en springstoffenfabrieken Lijm- en plakmiddelenfabrieken: - zonder dierlijke grondstoffen - met dierlijke grondstoffen Fotochemische produktenfabrieken Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
B0 B1 B2 0 1 2
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GELUID
Richtafstandenlijsten
L L L L
50
30
50
30
30 30 300 500 10
30 100 100 200 30
100 300 C Z 100 300 C Z 50
10 30 30 50
10 50 200 200
30 100 200 200
10 30
300 500
30 50
200 500
200 300
30 50
200 500
200 300
10 10 30
100 100 200
10 30
50 200
30 50 30 50 10
R R
R R
LUCHT
100 200
BODEM
100 100
VISUEEL
50 50
200 300
4.1 4.2
2 G 2 G
2 2
B
L
50
3.1
2 G
1
100 300 300 500 50
3.2 4.2 4.2 5.1 3.1
1 2 1 2 1
G G G G G
1 2 1 2 1
L L L L
2 3.2 4.1 4.1
1 2 2 2
G G G G
1 2 2 2
L L L
VERKEER
GEVAAR
200 300
CATEGORIE
GELUID
INDICES
STOF
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
0 Kunststofverwerkende bedrijven: 1 - zonder fenolharsen 2 - met fenolharsen - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van 3 kunststofbouwmaterialen VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN - GIPSPRODUKTEN 0 Glasfabrieken: 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 2 - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 4 - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j Glasbewerkingsbedrijven 0 Aardewerkfabrieken: 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW A Baksteen en baksteenelementenfabrieken B Dakpannenfabrieken 0 Cementfabrieken: 1 - p.c. < 100.000 t/j 2 - p.c. >= 100.000 t/j 0 Kalkfabrieken: 1 - p.c. < 100.000 t/j 2 - p.c. >= 100.000 t/j 0 Gipsfabrieken: 1 - p.c. < 100.000 t/j 2 - p.c. >= 100.000 t/j 0 Betonwarenfabrieken: 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 3 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 t/d 0 Kalkzandsteenfabrieken: 1 - p.c. < 100.000 t/j 2 - p.c. >= 100.000 t/j
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GROOTSTE AFSTAND
Richtafstandenlijsten
10 30 30 100
R
30 100 200 200
30 50
R R
500 1000
5.1 5.3
2 G 3 G
2 3
Z
30 50
R R
200 500
4.1 5.1
2 G 3 G
2 3
Z
30 50
R R
200 500
4.1 5.1
2 G 3 G
2 3
B
200 300 700
Z
30 30 30
200 300 700
4.1 4.2 5.2
2 G 2 G 3 G
2 2 3
B B B
100 300
Z
30 30
100 300
3.2 4.2
2 G 3 G
2 3
500 C 1000 C Z
B
VERVAARDIGING VAN METALEN Ruwijzer- en staalfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j - p.c. >= 1.000 t/j IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 Non-ferro-metaalfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j
3.2
2 G
2
Z
10 10
100 300
3.2 4.2
3 G 3 G
2 3
Z
50 200
100 300
3.2 4.2
2 G 3 G
2 2
3.2 3.1 4.2 5.2 3.1
1 1 1 2 1
G G G G G
2 1 2 3 2
50 200
100 300
10 30
50 200
100 300
10 10 10 30 10
30 30 100 200 30
100 50 300 700 50
300 500
100 200
100 200
100 200 50 100 200
R R
B
0 0 10 10 10
100 50 300 700 50
Z
30 50
300 500
4.2 5.1
3 G 3 G
2 3
B B
L L
200 100 50 50 100
300 C Z 100 C 100 200 300 Z
30 50 50 30 50
300 200 100 200 300
4.2 4.1 3.2 4.1 4.2
2 2 2 3 3
G G G G G
2 2 2 2 2
B B
L L
700 1500
500 1000
700 1500 C Z
200 300
R R
700 1500
5.2 6
2 G 3 G
2 3
B B
L
30 50
30 100
500 1000
Z
30 50
R
500 1000
5.1 5.3
2 G 3 G
2 2
B B
30 50
30 50
300 700
Z
30 50
R
300 700
4.2 5.2
2 G 3 G
2 3
B
100
100
300
30
R
300
4.2
1 G
2
B
Z
D
VISUEEL
10 30
LUCHT
CATEGORIE
100
50
BODEM
GROOTSTE AFSTAND
30
50
VERKEER
GEVAAR
INDICES
100
STOF
A0 A1 A2 B0 B1 B2 C D0 D1 0 1 2 0 1 2 0 1 2 A0 A1
Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken Betonmortelcentrales: - p.c. < 100 t/u - p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: - p.c. < 100 t/d - p.c. >= 100 t/d Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 t/j Slijp- en polijstmiddelen fabrieken Bitumineuze materialenfabrieken: - p.c. < 100 t/u - p.c. >= 100 t/u Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j - overige isolatiematerialen Minerale produktenfabrieken n.e.g. Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
0 1 2 0 1 2 0 1 2 3 4
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GELUID
Richtafstandenlijsten
D
D
CATEGORIE
VISUEEL
BODEM
300
700
Z
50
R
700
5.2
2 G
3
B
50 200
50 100
500 1000
Z
50 100
R R
500 1000
5.1 5.3
2 G 3 G
2 3
B B
100 200
50 100
300 C 500 C Z
30 50
R R
300 500
4.2 5.1
1 G 2 G
2 3
B B
L
100 200
50 100
300 C 500 C Z
30 50
R R
300 500
4.2 5.1
1 G 2 G
2 3
B B
L
30 30 30 50
30 30 50 200
100 50 200 300
30 10 30 30
100 50 200 300
3.2 3.1 4.1 4.2
2 1 2 3
G G G G
2 1 2 3
B B B
30 50 30 10 50 30
50 100 30 30 30 30
300 500 200 200 100 50
300 500 200 200 100 50
4.2 5.1 4.1 4.1 3.2 3.1
2 3 2 1 2 1
G G G G G G
2 3 2 2 2 2
B B B B B B
50 30 30 100 50 100 100 30 50
50 200 50 30 50 50 50 50 10
100 200 100 100 100 100 100 100 100
3.2 4.1 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2
2 2 1 2 2 2 2 2 2
G G G G G G G G G
2 2 2 2 2 2 2 2 2
B B B B B B B B B
Z
Z
30 50 30 30 30 10 50 30 50 50 30 50 50 30 30
R R
R R
100 200 100 100 100 100 100 100 100
D D
D D D D
LUCHT
GROOTSTE AFSTAND
200
VERKEER
GELUID
A B B1 0 1 10 11 12 2 3 4 5 6
VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) Constructiewerkplaatsen - gesloten gebouw - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 Tank- en reservoirbouwbedrijven: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: - algemeen - stralen - metaalharden - lakspuiten en moffelen - scoperen (opspuiten van zink) - thermisch verzinken - thermisch vertinnen - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) - anodiseren, eloxeren
INDICES
STOF
0 1 1a 2 3 0 1 2
- p.c. >= 1.000 t/j Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j - p.c. >= 4.000 t/j Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j - p.c. >= 4.000 t/j
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
A2 B0 B1 B2 0 1 2 0 1 2 -
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GEVAAR
Richtafstandenlijsten
L L L L L L
30 50 30 30
50 100 30 30
200 500 100 50
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW
30 50 50
30 30 30
100 200 300
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie
30
10
30
200 200 100 100 200 30 1500
30 10 10 30 30 10 300
30 50
0 10
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie Schakel- en installatiemateriaalfabrieken Elektrische draad- en kabelfabrieken Accumulatoren- en batterijenfabrieken Lampenfabrieken Elektrotechnische industrie n.e.g. Koolelektrodenfabrieken
Z
Z
30 30 200 100 30 30 1000 C Z
R
BODEM
GEVAAR 30 50 50 30 10
VISUEEL
GELUID 100 100 100 100 50
VERKEER
STOF 10 50 30 30 30
- chemische oppervlaktebehandeling - emailleren - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) Overige metaalbewerkende industrie Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2
CATEGORIE
GEUR
INDICES
50 100 30 10 10
nummer -
AFSTANDEN IN METERS
100 100 100 100 50
3.2 3.2 3.2 3.2 3.1
2 1 2 1 1
G G G G G
2 1 2 2 2
B B B B B
4.1 5.1 3.2 3.1
2 3 2 1
G G G G
2 3 2 2
B B B B
3.2 4.1 4.2
2 G 3 G 3 G
1 2 2
B B B
2
1 G
1
4.1 4.1 4.1 3.2 4.2 2 6
1 1 2 2 2 1 2
G G G G G G G
2 2 2 2 2 1 3
3.1 3.1
2 G 1 G
1 2
30 30 30 10
200 500 100 50
30 30 30
100 200 300
10
30
50 50 100 50 300 10 200
200 200 200 100 300 30 1500
R R R
D D
D D D
D
B B B B B
L
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDH. Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie Fabrieken voor gedrukte bedrading
50 50
30 30
50 50
D
L
L L L L L
-
LUCHT
OMSCHRIJVING
7 8 9 1 2 A0 A1 A2 B B 0 1 2 3 A -
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GROOTSTE AFSTAND
Richtafstandenlijsten
B B
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
0
30
0
30
2
100 200 100 30 30
10 30 10 10 10
200 C 300 Z 200 200 100
30 50 30 30 30
30 100 50 100 100
30 50 100 100 200
50 100 200 500 C Z 700
10 50 30 50 100
50 50
30 30
100 300
50 100 30 30
30 30 10 30
200 1000 100 100
50 0
50 10
100 10
LUCHT
GELUID
30
BODEM
STOF
INDICES
GEUR
AFSTANDEN IN METERS
VISUEEL
OMSCHRIJVING
nummer
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
VERKEER
Richtafstandenlijsten
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. A reparatie VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven 1 - p.o. < 10.000 m2 2 - p.o. >= 10.000 m2 Carrosseriefabrieken Aanhangwagen- en opleggerfabrieken Auto-onderdelenfabrieken VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, - AANHANGWAGENS) 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: 1 - houten schepen 2 - kunststof schepen 3 - metalen schepen < 25 m 4 - metalen schepen >= 25m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW Scheepssloperijen 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: 1 - algemeen 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: 1 - zonder proefdraaien motoren 2 - met proefdraaien motoren Rijwiel- en motorrijwielfabrieken Transportmiddelenindustrie n.e.g. - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. 1 Meubelfabrieken 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2
Z
Z
30 30 30 100 30 30
30 0
1 G
1
4.1 4.2 4.1 4.1 3.2
3 3 2 2 2
G G G G G
2 2 2 2 2
B B B B
R
50 100 200 500 700
3.1 3.2 4.1 5.1 5.2
2 2 2 2 2
G G G G G
1 1 2 3 3
B B B B B
R
100 300
3.2 4.2
2 G 2 G
2 2
B B
200 1000 100 100
4.1 5.3 3.2 3.2
2 2 2 2
G G G G
2 2 2 2
B B B B
3.2 1
2 G 1 P
2 1
B
R R R R
R
R R
200 300 200 200 100
100 10
D
D
D
L
1 2 2 2 1 2
G G G G P G
1 2 2 2 1 2
B
500
5.1
2 G
3
B
300 700 300 300
4.2 5.2 4.2 4.2
2 3 2 3
G G G G
2 3 2 2
B
700 500
5.2 5.1
2 G 2 G
3 3
B B
5.1 6 5.1
1 G 1 P 1 G
3 3 2
100 100
3.2 3.2
2 G 2 G
1 1
30 50 100 300 500
2 3.1 3.2 4.2 5.1
1 1 1 1 1
1 1 2 2 2
30
100
500
30 30 300 200
100 200 50 200
300 700 100 300 C
100 100
700 100
700 C Z 500 C Z
200 100
100 10 30
100 10 30
500 C Z 500 C 500 C Z
100 1500 100
R R
500 1500 500
100 50
50 50
100 100
30 30
R R
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
30 50 100 300 500
Z
R
D
LUCHT
2 2 3.1 3.1 2 3.1
10 10 10 10 30 10
BODEM
10 10 50 50
30 30 50 50 30 50
30 30 30 30 0 30
VISUEEL
30
VERKEER
10 10 30 30 0 30
CATEGORIE
10 30 50 50 30 50
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
A0 A1 A2 B C -
VOORBEREIDING TOT RECYCLING Metaal- en autoschredders Puinbrekerijen en -malerijen: - v.c. < 100.000 t/j - v.c. >= 100.000 t/j Rubberregeneratiebedrijven Afvalscheidingsinstallaties
INDICES
STOF
-
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Sociale werkvoorziening Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GELUID
Richtafstandenlijsten
PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM - WATER A0 Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe) A1 - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth A2 - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth A3 A4 A5 B0
- gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth,in - kerncentrales met koeltorens - warmte-kracht-installaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
B1 B2 C0 C1 C2 C3 C4 C5
- covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: - < 10 MVA - 10 - 100 MVA - 100 - 200 MVA - 200 - 1000 MVA - >= 1000 MVA
C C C C Z C Z
10 30 50 50 50
D
P P P P P
L L
L L B B B B B
1 2 1 1 1
50 10
100 30
3.2 2
1 P 1 P
2 1
100 C 200 C 300 C
30 50 50
100 200 300
3.2 4.1 4.2
1 P 1 P 1 P
2 2 3
0 0
50 C 50 C
1000 30
5.3 3.1
1 G 1 G
2 2
0 0 0
0 0 0
30 C 100 C 300 C
10 10 10
30 100 300
2 3.2 4.2
1 P 1 P 1 P
1 1 2
10 10 10 0
30 30 30 10
100 50 50 30
10 10 10 10
100 50 50 30
3.2 3.1 3.1 2
2 2 2 1
G G G G
2 1 1 1
B B B B
10 10 10 0
0 10 30 0
30 100 100 10
10 10 10 10
30 100 100 10
2 3.2 3.2 1
2 2 1 1
P G G G
1 1 1 1
B
300 500 10 30 50
30 10
C C C C C
100 200 10 10 50
10 0
100 C 30 C
0 0 0
0 0 0
50 10
R
R
R
1000 50
D
LUCHT
P P P P P
0 0 0 0 0
BODEM
1 1 1 1 1
0 0 0 0 0
VISUEEL
4.2 5.1 1 2 3.1
GELUID
VERKEER
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) A Autoplaatwerkerijen B Autobeklederijen
CATEGORIE
BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²
GROOTSTE AFSTAND
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: - met chloorgas - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: - < 1 MW - 1 - 15 MW - >= 15 MW
INDICES
300 500 10 30 50
STOF
Gasdistributiebedrijven: - gascompressorstations vermogen < 100 MW - gascompressorstations vermogen >= 100 MW - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: - stadsverwarming - blokverwarming windmolens: - wiekdiameter 20 m - wiekdiameter 30 m - wiekdiameter 50 m
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
D0 D1 D2 D3 D4 D5 E0 E1 E2 F0 F1 F2 F3 A0 A1 A2 B0 B1 B2 B3 0 1 2 3 -
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GEVAAR
Richtafstandenlijsten
L
-
4 5 0 1 2
- professioneel vuurwerk, netto expl. massa per bewaarplaats 750 kg tot 6 ton - munitie Grth in vaste brandstoffen: - klein, lokaal verzorgingsgebied - kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m2
GELUID
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
BODEM
LUCHT
- professioneel vuurwerk, netto expl. massa per bewaarplaats < 750 kg (en > 3 25 kg theatervuurwerk)
INDICES
STOF
Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit 1 van 500 ton/uur of meer Grth in bloemen en planten Grth in levende dieren Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen 0 Grth in vuurwerk en munitie: 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton
AFSTANDEN IN METERS
GEUR 50 10 0
30 0 0
30 30 30
30 0 10
R
50 30 30
3.1 2 2
1 G 3 P 1 P
1 1 1
B
L
30 30 30
0 0 0
30 30 30
200 50 10
R R
200 50 30
4.1 3.1 2
3 P 3 P 3 P
1 1 1
B B B
0 30
0 30
10 50
0 30
10 50
1 3.1
1 P 2 G
1 2
100 10 50 50 30 10 0 10 10 30 10 10
100 10 10 0 10 0 0 0 10 10 10 10
300 30 100 50 50 50 30 30 30 30 30 30
4.2 2 3.2 3.1 3.1 3.1 2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
G G G G G G G G G G G G
2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
10 10
0 0
10
300 Z 30 100 C 30 30 30 30 30 30 30 30 30
R
VISUEEL
nummer
OMSCHRIJVING
C Autospuitinrichtingen Autowasserijen Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 Benzineservisestations: 1 - met LPG > 1000 m3/jr 2 - met LPG < 1000 m3/jr 3 - zonder LPG - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Handelsbemiddeling (kantoren) 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
VERKEER
Richtafstandenlijsten
50 0 0 0 50 50 0 0 0 0 10 10
R
30 30
10 50
V V
30 50
2 3.1
2 G 2 G
1 1
0
30
500
V
500
5.1
2 G
1
10 0
0 0
30 30
1000 30
V
1000 30
5.3 2
2 G 2 G
1 1
10 50
50 500
50 500
50 500
3.1 5.1
2 P 3 G
2 3
Z
30 100
R R
B
0 1 0 1 0 1 2
- DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN A Detailhandel voor zover n.e.g. Supermarkten, warenhuizen Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel
30 50 0
300 500 10
300 700 100
0 0
10 10
0 0
R R R
200 500 300 100
D D D
4.1 5.1 4.2 3.2
2 2 2 2
G G G G
2 2 2 2
10 10 10
300 700 100
4.2 5.2 3.2
3 G 3 G 2 G
3 3 2
50 30
10 10
50 30
3.1 2
2 G 1 G
2 1
30 10
100 30
0 0
100 30
3.2 2
2 G 1 G
2 1
0 0 50 30 10 10 10 10 10
0 0 10 30 10 30 10 30 10
50 30 30 30 30 100 50 100 50
10 0 100 30 10 30 10 10 10
50 30 100 30 30 100 50 100 50
3.1 2 3.2 2 2 3.2 3.1 3.2 3.1
2 1 2 1 2 2 2 2 2
G G G G G G G G G
2 1 2 1 2 2 2 2 2
0 0 0
10 10 0
100 50 30
10 0 0
100 50 30
3.2 3.1 2
2 G 2 G 2 G
2 1 1
0 0 10 10
0 0 0 10
0 10 10 10
10 10 10 10
1 1 1 1
1 2 1 1
1 1 1 1
10 10 10 10 C
Z
R R
D
D
P P P P
LUCHT
200 500 300 50
BODEM
50 50 50 30
VISUEEL
0 0 0 0
VERKEER
GEVAAR
50 100 50 100
CATEGORIE
GELUID
0 1 2 4 5 6 0 1 2
INDICES
STOF
0 1 2
Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 - vloeistoffen, o.c. >= 100.000 m3 - tot vloeistof verdichte gassen Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) Grth in metaalertsen: - opslag opp. < 2.000 m2 - opslag opp. >= 2.000 m2 Grth in metalen en -halffabrikaten Grth in hout en bouwmaterialen: - algemeen: b.o. > 2000 m² - algemeen: b.o. <= 2000 m² zand en grind: - algemeen: b.o. > 200 m² - algemeen: b.o. <= 200 m² Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: - algemeen: b.o. > 2.000 m² - algemeen: b.o. < = 2.000 m² Grth in chemische produkten Grth in kunstmeststoffen Grth in overige intermediaire goederen Autosloperijen: b.o. > 1000 m² - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² Grth in machines en apparaten: - machines voor de bouwnijverheid - overige Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
0 1 2 3
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GROOTSTE AFSTAND
Richtafstandenlijsten
B B
L L
B B B
B
B B B B
VERKEER P P P G P
1 1 1 1 1
10 30
10 50
1 3.1
2 P 2 P
1 1
C C C C C
10 10 10 10 10
10 10 30 10 30
1 1 2 1 2
2 2 2 1 1
P P P P G/P
1 1 1 1 1
C C C C C
50 300 0 0 0
3.2 4.2 3.2 2 3.2
3 3 2 2 2
P G P P G
2 2 2 1 1
0
100 C
30
100
3.2
3 G
1
0 0
0 0
50 C 30 C
30 10
50 30
3.1 2
2 G 1 P
1 1
0
0
10
0
10
1
2 P
1
0 30 10 50 10
10 30
0 0
10 50 C
10 0 0 10 10
0 0 0 0 0
10 10 30 10 30
0 30 0 0 10
0 30 10 0 0
100 300 100 30 100
0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m²
0
1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² Pomp- en compressorstations van pijpleidingen - VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
V
LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken)
Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. 1 Café's, bars 2 Discotheken, muziekcafé's Kantines Cateringbedrijven - VERVOER OVER LAND 0 Spoorwegen: 1 - stations 2 - rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) Bus-, tram- en metrostations en -remises Taxibedrijven Touringcarbedrijven
R R
100 300 100 30 100
D D
D D D
D
B
LUCHT
CATEGORIE
1 3 1 2 1
0 0 0 0 0
BODEM
GROOTSTE AFSTAND
1 2 1 3.1 1
GELUID
10 30 10 50 10
STOF
10 10 10 0 10
0 0 0 0 0
-
INDICES
GEVAAR
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
Apotheken en drogisterijen Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt Postorderbedrijven Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
VISUEEL
Richtafstandenlijsten
10 10 10 200 500 300 500 300 500 0 10 0 0 0 0 50 50 0 0
300 100 100 300 700 200 300 300 500 50 50 30 30 100 10 1500 500 10 10
0 0
0 0
30 C 10 C
0 0
30 10
0 0
0 0
0 C 0 C
100 10
100 10
Z Z Z C C C C C
100 100 50 100 100 1000 200 50 200 50 30 50 50 100 50 100 700 50 10 0 30 0 500 50 0 0
R R R R R R R R
R R
R R
R
500 300 1000 500 700 1000 300 300 300 100 300 700 300 500 300 500 700 50 30 30 100 10 1500 500 10 10
D
D
D
D
D
5.1 4.2 5.3 5.1 5.2 5.3 4.2
3 3 3 3 3 2 1
G G G G G G G
3 3 3 3 3 3 2
4.2 4.2 3.2 4.2 5.2 4.2 5.1 4.2 5.1 5.2 3.1 2 2 3.2 1 6 5.1 1 1
2 1 2 2 3 2 3 2 3 2 2 2 3 2 2 3 1 1 1
G G G G G G G G G G G G P G P P P P P
2 2 2 2 3 2 3 2 3 3 2 1 1 1 1 3 2 1 1
2 1
2 P 1 P
1 1
3.2 1
1 P 1 P
2 2
LUCHT
0 300 0 30 50 50 100 50 50 100 30 0 10 10 0 200 0 0 0
C C C Z C Z C Z C C
BODEM
500 300 1000 500 700 100 100
VISUEEL
10 30 700 500 700 0 10
VERKEER
0 0 50 100 50 300 300
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GELUID
B1 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) B2 - FM en TV
INDICES
STOF
- containers - stukgoederen - ertsen, mineralen e.d., opslagopp. >= 2.000 m2 - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u - steenkool, opslagopp. >= 2.000 m2 - olie, LPG, e.d. - tankercleaning Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: - containers - tankercleaning - stukgoederen - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² - ersten, mineralen, e.d., opslagopp. >= 2.000 m² - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 - steenkool, opslagopp. >= 2.000 m2 - olie, LPG, e.d. Distributiecentra, pak- en koelhuizen Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) Autoparkeerterreinen, parkeergarages Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) A Luchthavens B Helikopterlandplaatsen Reisorganisaties Expediteurs, cargadoors (kantoren) - POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten A Telecommunicatiebedrijven B0 zendinstallaties:
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
1 2 3 4 5 6 7 0 1 10 2 3 4 5 6 7 8 9 A B 1 2
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GEVAAR
Richtafstandenlijsten
B B B B B
L
B B B B
B B B
L
L
B
L
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
0
0 C
10
10
1
1 P
2
FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen
0
0
10 C
0
10
1
1 P
1
VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED Verhuur van en handel in onroerend goed
0
0
10
0
10
1
1 P
1
10 10 10 10
0 0 0 10
30 50 50 30
10 10 10 10
30 50 50 30
2 2 2 2
P G G G
1 1 1 2
0 0
0 0
0 0
10 30
1 2
1 P 1 P
1 1
30 0
10 0
30 10
2 1
1 P 1 P
1 1
0 50 10 50 0
0 10 0 30 0
2 1 2 3 2
1 1 1 2 1
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. Datacentra SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
10 30 C
30 10
30 0
R
D D D
2 3.1 3.1 2
VISUEEL
VERKEER
STOF
0
GELUID
GEUR
A B -
INDICES
- GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig)
nummer -
AFSTANDEN IN METERS
B
-
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten Veilingen voor huisraad, kunst e.d. OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE - VERZEKERINGEN
10 30 30 C 200 C 10
0 30 10 50 0
R
10 50 30 200 10
D D
1 3.1 2 4.1 1
P P G G P
B B
LUCHT
OMSCHRIJVING
B3 A A -
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
BODEM
Richtafstandenlijsten
30 30
30 C 10 10 30 C 30
10 0 0 0 0
10 10 10 0 10 30 30
STOF
10 0 0 10 0
0 0 0 0 0
200 300 500 30 50 30 200
10 10 10 0 30 30 200
100 200 300 10 50 50 300
500 100 0 50 100 300 10 300
10 50 10 10 0 200 10 200
100 C 30 200 C 30 10 300 C Z 30 300
300
100
50
C C Z C Z C
10 10 1500 10 30 50 30 10 10
R
R R
1 4.1 3.1
2 P 3 G 1 G
1 1 1
B
2 2
1 P 2 P
1 1
30 10 10 30 30
2 1 1 2 2
3 2 1 1 2
P P P P P
2 1 1 1 1
200 300 500 30 50 50 300
4.1 4.2 5.1 2 3.1 3.1 4.2
2 2 3 1 2 2 3
G G G P G G G
1 1 2 1 1 1 3
500 100 1500 50 100 300 30 300
5.1 3.2 6 3.1 3.2 4.2 2 4.2
3 1 1 1 1 3 1 3
G G G G G G G G
3 1 1 2 2 3 1 3
B B B B
4.2
2 G
2
B
300
D
D
D D
LUCHT
0 10
0 0
BODEM
30 30
0 10
10 200 C 50 C
VISUEEL
10 200 50
0 30 0
VERKEER
0 100 0
0 30 0
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
INDICES
GEVAAR
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
A Openbaar bestuur (kantoren e.d.) Defensie-inrichtingen Brandweerkazernes - ONDERWIJS Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs - GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG Ziekenhuizen Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven Consultatiebureaus 1 Verpleeghuizen 2 Kinderopvang - MILIEUDIENSTVERLENING A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: A1 - < 100.000 i.e. A2 - 100.000 - 300.000 i.e. A3 - >= 300.000 i.e. B rioolgemalen A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) C Vuiloverslagstations A0 Afvalverwerkingsbedrijven: A1 - mestverwerking/korrelfabrieken A2 - kabelbranderijen A3 - verwerking radio-actief afval A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) A5 - oplosmiddelterugwinning A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval B Vuilstortplaatsen C0 Composteerbedrijven: C1 - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GELUID
Richtafstandenlijsten
B B
B
L L L L L
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
VERKEER
VISUEEL
BODEM
LUCHT
700 100 200 200
5.2 3.2 4.1 4.1
2 2 3 3
G G G G
2 2 2 1
B B B B
L
0 0 0 0
10 30 30 50
1 2 2 3.1
1 2 2 1
P P P P
1 1 1 1
10 0 0 10 0 0 0 0 0
30 30 30 300 30 30 10 100 30
2 2 2 4.2 2 2 1 3.2 2
2 3 3 3 2 2 2 3 1
G P P P P P P P P
1 1 1 3 1 1 1 1 1
C
10 10 0 0 50 50 0 0 0 0 50
50 200 50 30 100 300 50 50 50 10 50
3.1 4.1 3.1 2 3.2 4.2 3.1 3.1 3.1 1 3.1
3 3 2 2 2 3 2 2 2 2 2
P P P P P P P P P P P
1 1 1 1 1 2 1 2 2 1 2
200 C
10
200
4.1
2 P
1
GELUID
DIVERSE ORGANISATIES Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) Kerkgebouwen e.d. A Buurt- en clubhuizen B Hondendressuurterreinen - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE Studio's (film, TV, radio, geluid) Bioscopen Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen Recreatiecentra, vaste kermis e.d. Muziek- en balletscholen Dansscholen Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. Dierentuinen Kinderboerderijen 0 Zwembaden: 1 - overdekt 2 - niet overdekt A Sporthallen B Bowlingcentra C Overdekte kunstijsbanen D Stadions en open-lucht-ijsbanen E Maneges F Tennisbanen (met verlichting) G Veldsportcomplex (met verlichting) H Golfbanen I Kunstskibanen 0 Schietinrichtingen: 1 - binnenbanen: geweer- en pistoolbanen
INDICES
30 10 30 100
STOF
- niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr - belucht v.c. < 20.000 ton/jr - belucht v.c. > 20.000 ton/jr - GFT in gesloten gebouw
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
C2 C3 C4 C5 -
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GEVAAR
Richtafstandenlijsten
700 100 200 200
300 100 200 50
100 100 100 100
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 30 0 0 0 100 30
0 0 0 10 0 0 0 10 10
30 30 30 300 30 30 10 50 30
C C C
10 30 0 0 0 0 50 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 30 0 0 0 0
50 200 50 30 100 300 30 50 50 10 30
C
0
0
10 30 30 C 50
C C C
C C C C C C
R
R R
R
D
D
1000 30 10 300 1500 1500 1500 200 500 1500 50 500 1000 700 1500 30 50 30 30 300
5.3 2 1 4.2 6 6 6 4.1 5.1 6 3.1 5.1 5.3 5.2 6 2 3.1 2 2 4.2
1 1 1 2 1 2 2 1 2 2 2 2 2 3 3 2 3 3 2 1
P P P P P P P P P P P P P P P P P P P P
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
50 C 50 30 30 10 10
30 30 30 0 0 0
50 50 30 30 10 10
3.1 3.1 2 2 1 1
2 2 2 1 1 1
G G G G P P
1 1 1 1 1 1
10 10 30 30 C 100 C 10 C
0 0 10 0 0 0
10 10 100 30 100 10
1 1 3.2 2 3.2 1
2 2 2 1 1 1
P P P P P P
1 1 2 1 1 1
C
Z Z C C C C
R
D
LUCHT
0 0 10 0 0 0
200 30 10 300 1500 1500 1500 200 500 1500 10 30 30 50 50 0 30 0 0 100
BODEM
0 0 100 10 30 0
1000 30 10 200 500 1500 1500 10 300 1000 50 500 1000 700 1500 30 50 30 30 300
VISUEEL
0 0 0 0 0 0
VERKEER
30 30 30 0 0 0
CATEGORIE
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 30 50 50 100 0 10 0 0 0
GROOTSTE AFSTAND
10 0 0 0 0 10 10 0 10 10 10 50 50 100 100 0 10 10 0 10
INDICES
GEVAAR
- OVERIGE DIENSTVERLENING A Wasserijen en strijkinrichtingen B Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen A Wasverzendinrichtingen B Wasserettes, wassalons Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 Begrafenisondernemingen: 1 - uitvaartcentra 2 - begraafplaatsen 3 - crematoria Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden A Dierenasiels en -pensions B Persoonlijke dienstverlening n.e.g.
STOF
- buitenbanen met voorzieningen: pistoolbanen - buitenbanen met voorzieningen: boogbanen - binnenbanen: boogbanen - vrije buitenbanen: kleiduiven - vrije buitenbanen: schietbomen - vrije buitenbanen: geweerbanen - vrije buitenbanen: pistoolbanen - vrije buitenbanen: boogbanen - buitenbanen met voorzieningen: schietbomen - buitenbanen met voorzieningen: geweerbanen Skelter- en kartbanen, in een hal Skelter- en kartbanen, open lucht, < 8 uur/week in gebruik Skelter- en kartbanen, open lucht, >=8 uur/week in gebruik Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., < 8 uur/week in gebruik Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., >=8 uur/week in gebruik Sportscholen, gymnastiekzalen Jachthavens met diverse voorzieningen Casino's Amusementshallen Modelvliegtuig-velden
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
10 11 2 3 4 5 6 7 8 9 A B C D E F G
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GELUID
Richtafstandenlijsten
L
B B B B B
B
L L
L