Kaders voor het Waterbeheerplan 5 Achtergronddocument 3 Toekomstverkenning
Droge voeten, schoon water
Kaders voor het Waterbeheerplan 5 Achtergronddocument 3 Toekomstverkenning
CONCEPT
Hoogheemraadschap van Rijnland 23 april 2014 Versie 1.0 Corsanummer 14.XXXXXX
2
Samenvatting Inleiding
De toekomst kent de nodige onzekerheden die niet per definitie negatief hoeven te zijn. Komt er een nieuwe financiële crisis, gaat de klimaatverandering sneller of komen er compleet nieuwe technieken beschikbaar? In dit rapport is verkend welke toekomstige ontwikkelingen van invloed kunnen zijn op het waterbeheer in Rijnlands gebied. Daarbij onderscheiden we drie ontwikkelingen: • Toenemende ‘druk’ op het watersysteem. • Slim en innovatief omgaan met beperkte middelen. • Samenwerken en verbinden om doelen en opgaven te kunnen bereiken. Resultaten Toenemende druk op het watersysteem De gevolgen van de klimaatverandering, het landgebruik en de bevolkingstoename (bebouwing) zijn voor Rijnland aanzienlijk. De verwachte toename van de neerslag en temperatuur, de zeespiegelrijzing, de bodemdaling en de verder gaande verstedelijking, verzwaren de druk op het hele watersysteem, inclusief de waterketen. In onderstaand overzicht zijn per thema de belangrijkste ontwikkelingen weergegeven.
Thema Waterveiligheid Voldoende Water
Belangrijkste relevante ontwikkelingen Zeespiegelstijging, droogte, bodemdaling Toename neerslag, toename droogte en toename verhard oppervlak, bodemdaling
Schoon Water
Toename temperatuur, bodemdaling
Waterketen
Toename neerslag en bevolking
Effect De ontwikkelingen hebben invloed op de hoogte en stabiliteit van keringen. De ontwikkelingen hebben invloed op de waterhuishouding (wateroverlast en aanbod voldoende zoet water) in zowel polder als boezem. De ontwikkelingen – met name de extremen – hebben invloed op algen, botulisme, extra voedingsstoffen door afbraak veen. De ontwikkelingen hebben invloed op het zuiveringsproces, zoals mogelijke toename piekafvoeren en toename medicijngebruik.
Speciale aandacht verdient de bodemdaling die in grote delen van het gebied een aandachtspunt vormt en zelfs tegen het kritieke punt aanloopt. Dat is het punt waarbij alleen tegen onevenredige kosten de functie kan worden gefaciliteerd. In deze gebieden komen andersoortige maatregelen in beeld, zoals functie verandering. Daarnaast kan het aanbod van voldoende zoet water van voldoende kwaliteit in droge perioden een probleem gaan worden. In het kader van het Delta programma wordt onderzocht hoe deze problematiek het beste kan worden aangepakt. In principe zijn de gevolgen van de geschetste ontwikkelingen tot 2050 goed beheersbaar doordat relevante ontwikkelingen al in de huidige toets- en verbetercycli zijn meegenomen. Een goed voorbeeld hiervan is de bescherming van de kust door zandsuppleties, dit kan nog tot lang na 2050 voortduren, ook bij extreme scenario’s. Wel is het noodzakelijk dat, om de toenemende druk op het watersysteem te kunnen opvangen, de nog aanwezige achterstanden in het onderhoud aan het watersysteem rond 2025 zijn weggewerkt. Hierbij past ook het concept van de ‘klimaatbestendige stad’ uit het Deltaprogramma. In een klimaatbestendige stad zijn maatregelen gerealiseerd die er voor zorgen dat toekomstig generaties ook prettig kunnen leven, wonen en recreëren in het stedelijk gebied, ondanks de verschillende effecten van de klimaatverandering.
3
In deze paragraaf hoort ook de verwachte schaarste aan fossiele energie thuis. Gezien de Rijnlandse afhankelijkheid van energie en de mogelijkheid om vanuit afvalwater energie te maken is dit voor ons een belangrijk thema, die naast ‘bedreigingen’ juist veel kansen biedt. Dit geldt ook voor andere schaarse grondstoffen die terug gewonnen kunnen worden uit het afvalwater. Zetten de geschetste ontwikkelingen door dan treden in de loop van 2050 – 2100 zogenaamde knikpunten op. Dit zijn punten waarbij alleen goed beheer en onderhoud met de huidige middelen en technieken waarschijnlijk niet meer volstaan en er meer rigoureuze ingrepen nodig zijn. Het is voor alle thema’s dan ook noodzakelijk dat continu de gevolgen van de geschetste ontwikkelingen worden gemonitord. Slim en innovatief omgaan met beperkte middelen De opgaven waar Rijnland voor staat zijn aanzienlijk, maar de middelen bij Rijnland en andere overheden om deze te realiseren zijn beperkt. Door de huidige financiële crisis ontstaat er een toenemende druk om ontwikkelingen met name te sturen vanuit een economisch perspectief. Hierdoor ontstaan er risico’s dat er nu beslissingen worden genomen vanuit een korte termijn denken met nadelige gevolgen voor het waterbeheer op de lange termijn. Het is zaak om de realisatie van de opgaven zo kostenefficiënt als mogelijk te houden, zonder dat waterbeheertaken worden geschaad. Essentieel hierin is dat voor alle werkzaamheden en opgaven een goede afweging wordt gemaakt tussen functie, kosten en acceptabele risico’s. In aansluiting hierop geldt dat de doelstellingen van de verschillende taken (waterveiligheid, voldoend water en schoon en gezond water) integraal en gebiedsgericht op elkaar moeten worden afgestemd, om met name ook de doelen voor waterkwaliteit en ecologie te kunnen realiseren. Assetmanagement gaat hierin een belangrijke rol spelen. Onderzoek naar de gevolgen van klimaatontwikkeling en innovatie is nodig om in de nabije toekomst de Rijnlandse taken steeds beter te kunnen sturen. We moeten blijven inzetten op nieuwe technologie en innovatie, waarbij soms de kosten voor de baten uitgaan. Samenwerken en verbinden om doelen en opgaven te kunnen bereiken Waterbeheer gaat niet uitsluitend om technisch passende antwoorden te vinden op de toekomst maar deze ook te verbinden met de omgeving zoals collega overheden en direct belanghebbenden (koppeling met ruimtelijke ordening). De vanzelfsprekendheid waarmee het waterschap tot nu toe het beheer kon voeren is aan het wijzigen. Samenwerking met andere overheden en private partijen is noodzakelijk om de wateropgaven in de huidige complexe omgeving te kunnen realiseren. Bij dit onderwerp is ook de vormgeving van het regionale waterbeheer op de middellange termijn van belang. Of te wel de stip op de horizon. De maatschappij verandert en daarmee ook het regionale waterbeheer. Een drietal vragen zijn hierbij relevant: • Wat is de verantwoordelijkheid van de waterbeheerder en wat niet? • Hoe wil het waterschap in zijn omgeving en met zijn partners zijn verantwoordelijkheid realiseren? • Hoe kan het waterschap anticiperen op toekomstige ontwikkelingen? Laten we bijvoorbeeld meer verantwoordelijkheden over aan de maatschappij en wordt het waterschap daarmee meer een regiewaterschap? Of blijft het waterschap een groot deel van taken zelf uitvoeren? Moet Rijnland bijvoorbeeld al het onderhoud in stedelijk gebied uitvoeren, of zelf aan grondstoffenwinning gaan doen bij de awzi’s? Enzovoort, enzovoort. Aandachtspunten • Risicobereidheid: Centraal staat de vraag welke risico’s (en de daarbij behorende kosten) we als maatschappij bereid zijn te lopen om in het laag gelegen West-Nederland te kunnen wonen, werken en recreëren. Accepteren we bepaalde vormen van overlast – bijvoorbeeld water op straat – of niet en wat mag dat dan kosten? • Sectoraal of integraal: Rijnland heeft het komende decennium te maken met omvangrijke opgaven. Deze opgaven gelden voor alle thema’s (Waterveiligheid, Voldoende Water en Schoon en Gezond Water) en leggen een groot beslag op de beschikbare middelen. Een logisch gevolg is dat primair de aandacht uit gaat naar het voorkomen van slachtoffers en economische negatieve gevolgen door overstromingen en wateroverlast. Dit kan tot gevolg hebben dat er onvoldoende middelen overblijven voor de waterkwaliteit en de ecologie. De uitdaging ligt er in om een goed evenwicht te vinden tussen de verschillende thema’s. • Maatwerk versus uniformiteit: Een ander vraagstuk is in hoeverre maatwerk moet worden toegepast bij de uitvoering van maatregelen, zoals watergebiedsplannen en regionale keringen. Overal hetzelfde beleid (uniformiteit) toepassen
4
•
schept helderheid en duidelijkheid, maar kan duur uitpakken en op weerstand stuiten. Maatwerk (gebiedsgericht) biedt mogelijkheden om met alle partijen en belangen zoveel als mogelijk rekening te houden maar kan vertragend werken en ‘schuren’ met het evenredigheidsbeginsel. Rol waterschap: Waar houdt de verantwoordelijkheid van de overheid op en is het aan de burgers en bedrijven om eventueel zelf maatregelen te nemen, of te wel wat is het basisniveau dat Rijnland kan en moet bieden. Dit zijn fundamentele discussies die niet alleen op waterschapsniveau maar ook op regionaal niveau (door en met provincies) en Rijksniveau moeten worden gevoerd.
5
Inhoudsopgave Samenvatting 3 1. Inleiding 7 2. Watersysteembeschrijving 8 2.1 Gebiedsbeschrijving 8 2.2 Kerntaken van Rijnland 8 2.2.1 Waterveiligheid 8 2.2.2 Voldoende Water 9 2.2.3 Schoon en Gezond Water 10 2.2.4 Waterketen 10 2.3 Watersysteemrelaties 10 3. Toekomstscenario’s 12 3.1 Inleiding 12 3.2 Relevante trends voor het waterbeheer 12 3.2.1 Klimaat & bodem 12 3.2.2 Energie & grondstoffen 13 3.2.3 Demografie & verstedelijking 13 3.2.4 Technologie & innovatie 13 3.2.5 Veranderende maatschappij 13 4. Analyse mogelijke gevolgen voor Rijnland 15 4.1 Klimaat & bodem 15 4.2 Energie & grondstoffen 17 4.3 Demografie & verstedelijking 18 4.4 Technologie & innovatie 18 4.5 Veranderende maatschappelijke omgeving 19
6
1. Inleiding Rijnland is verantwoordelijk voor het waterbeheer, inclusief de afvalwaterzuivering en waterveiligheid in de vierhoek tussen Wassenaar, Gouda, IJmuiden en Amsterdam. In dat gebied, dat voor helft onder zeeniveau ligt, wonen circa 1,3 miljoen mensen. Elke zes jaar leggen waterschappen het beleid en de aanpak die noodzakelijk zijn om de waterbeheertaken goed te kunnen uitvoeren, vast in een zogenoemd Waterbeheerplan (WBP). Het huidige Waterbeheerplan (WBP4) van hoogheemraadschap van Rijnland is in 2009 vastgesteld en heeft een looptijd tot en met 2015. Voor de periode 2016-2021 komt er dus een volgend Waterbeheerplan: WBP5. Daarin beschrijven we welke doelen we in 2021 bereikt willen hebben en wat we daarvoor gaan doen. Dit gaat gepaard met keuzes maken. Wat willen de burgers en bedrijven? Welke voorwaarden worden door de Europese, landelijke en regionale overheden gesteld? Welke rol pakt het waterschap? Welke prioriteiten worden gesteld? Enzovoort, enzovoort. Als voorbereiding op het nieuwe WBP wordt het speelveld beschreven. Dit speelveld wordt gevormd door de volgende vier hoekpunten: 1. Leerpunten WBP4: wat heeft Rijnland de afgelopen planperiode bereikt en wat zijn daarbij de leerpunten? 2. Kaders en keuzes: welke kaders worden door andere overheden aan het waterschap opgelegd en welke keuzeruimtes heeft het waterschap hierbij? 3. Toekomstverkenning: welke ontwikkelingen, zoals maatschappelijke en klimaatverandering, zijn voor het waterbeheer in de planperiode van belang? 4. Omgeving: welke waterbeheerzaken vindt de ‘omgeving’ voor de komende planperiode van belang?
Deze nota is het derde deel in de reeks en gaat over de Toekomstverkenningen.
7
2. Watersysteembeschrijving 2.1 Gebiedsbeschrijving Rijnland is verantwoordelijk voor het waterbeheer, inclusief de afvalwaterzuivering en de waterveiligheid in de vierhoek tussen Wassenaar, Gouda, IJmuiden en Amsterdam. Een gebied van bijna 120.000 hectare, met 1,3 miljoen inwoners in een veertigtal gemeenten. Rijnland ligt half in de provincie Zuid-Holland en half in de provincie Noord-Holland. Bg. Spaarndam
Bg. Halfweg
Aanvoer A’dam West
boezemland Bg. Katwijk
polders
Aanvoer Doorvoer
Woerden Bg. Gouda
Delfland
Het gebied van Rijnland kenmerkt zich door een duinenrij en hoger gelegen - zogenoemde - boezemlanden in het westen en polders in het oosten. Één van de grootste en ook diepste polders is de Haarlemmermeerpolder, vier tot vijf meter onder zeeniveau.
2.2 Kerntaken van Rijnland Kerntaken van Rijnland zijn het zorgen voor droge voeten en schoon water: • Waterveiligheid: veilige duinen, dijken en kaden. • Voldoende Water: voldoende (zoet) water, niet te veel maar ook niet te weinig. • Schoon en Gezond water: goede kwaliteit van het oppervlaktewater. • Waterketen: ontvangen en zuiveren van het afvalwater. 2.2.1 Waterveiligheid Zonder duinen, dijken en kades zou het hele gebied van Rijnland, met uitzondering van de duinenrij zélf, onder water verdwijnen. Om dat te voorkomen, en om te zorgen dat iedereen droge voeten houdt, houden we de waterkeringen in ons gebied in goede conditie. Rijnland beheert ca. 50 kilometer primaire waterkeringen (zeewering, kering langs de Hollandsche IJssel) en 1.270 kilometer regionale waterkeringen (boezem- en polderkaden).
8
Dijkring 14 Rijnland ligt grotendeels binnen Dijkring 14. Dijkringen beschermen het inliggende gebied tegen buitenwater door een gesloten primaire waterkering of door hoge gronden.
Dijkring 14 is de dijkring met de grootste schade in Nederland indien de waterkeringen falen. Drie miljoen mensen kunnen getroffen worden. Daarnaast is de economische waarde van dit gebied groot, ongeveer 65 procent van het bruto nationaal product wordt hier verdiend. 2.2.2 Voldoende Water Water in sloten, vaarten en tochten moet op peil worden gehouden. Bij de vaststelling van het peil houdt Rijnland rekening met de verschillende belangen, zoals van agrariërs, natuurgebieden en de scheepvaart. Rijnland beheert zo’n 10.000 kilometer aan watergangen, inclusief meren en plassen. Een polder kan worden vergeleken met een badkuip. Het teveel aan water, veroorzaakt door regen en kwel, wordt er met een poldergemaal weer uitgemalen. Deze poldergemalen (circa 330 stuks) lozen het water weer op het boezemstelsel. Dat is een grootschalig netwerk van watergangen en meren die met elkaar in open verbinding staan. Vanuit de boezem wordt het wateroverschot vervolgens uitgemalen naar de Noordzee, het Noordzeekanaal en de Hollandsche IJssel.
9
In droge perioden laten we, voor peilhandhaving, vanuit de Hollandsche IJssel water het gebied in waarna het zich via de boezem verspreidt over alle polders. Bij een te hoge waterstand ontstaat wateroverlast. Een te laag peil leidt tot problemen voor de natuur en de landbouw en tot onomkeerbare bodemdaling en schade aan infrastructuur en bebouwing. Voor de aan- en afvoer van water moeten de watergangen aan bepaalde afmetingen voldoen en worden vrijgehouden van begroeiing. 2.2.3 Schoon en Gezond Water Rijnland is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het water in sloten, vaarten, grachten en plassen. Een goede waterkwaliteit is belangrijk voor mens, plant en dier. Schoon en gezond water verhoogt de kwaliteit van de leefomgeving en zorgt dat wij mensen fijn kunnen recreëren. Ook biedt het levensruimte aan een grote variëteit aan (water)planten en dieren. Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn water kracht. Doel van deze richtlijn is om uiterlijk in 2027 de waterkwaliteit op orde te hebben. Een goede waterkwaliteit betekent schoon water, en schoon water vormt het leefmilieu voor vele soorten (water)planten 2000 is de Europese Kaderrichtlijn water kracht. Doel van richtlijn is om uiterlijkoevers in 2027 aan de en maken we gemalen en stuwen en dieren. Om Sinds de soortenrijkdom verder te stimuleren, leggen wedeze natuurvriendelijke waterkwaliteit op orde te hebben. Een goede waterkwaliteit betekent schoon water, en schoon water vormt veilig en passeerbaar voor (trek)vissen. het leefmilieu voor vele soorten (water)planten en dieren. Om de soortenrijkdom verder te stimuleren, leggen we natuurvriendelijke oevers aan en maken we gemalen en stuwen veilig en passeerbaar voor (trek)vissen.
2.2.4 Waterketen 2.2.4 Waterketen Rijnland is verantwoordelijk voor het ontvangen en zuiveren van het afvalwater van woningen en bedrijven. Hiervoor staan ververantwoordelijk voor het ontvangen en zuiveren afvalwater bedrijven. aan persleidingen. Gezien het spreid over hetRijnland gebiedis 28 zuiveringsinstallaties (awzi’s), circa van 80 het gemalen envan ligtwoningen er 220enkilometer Hiervoor staan verspreid over het gebied 28 zuiveringsinstallaties (awzi’s), circa 80 gemalen en ligt er 220 effect van het kilometer zuiverenaan voor de waterkwaliteit is er een relatie met het programma Schoon & Gezond Water. persleidingen. Gezien het effect van het zuiveren voor de waterkwaliteit is er een relatie met het programma Schoon & Gezond Water.
Om dit proces zo goed mogelijk te laten verlopen en de kosten zo laag mogelijk te houden, overleggen we veel met de gemeenten proces zo goed mogelijk te laten en deInkosten zo laagawzi’s mogelijkkunnen te houden, wealleen veel in ons gebied, Om die dit verantwoordelijk zijn voor deverlopen riolering. sommige weoverleggen meer dan afvalwater schoonmaken; met de gemeenten in ons gebied, die verantwoordelijk zijn voor de riolering. In sommige awzi's kunnen we we kunnen er ook groene energie opwekken, bijvoorbeeld in de vorm van biogas. meer dan alleen afvalwater schoonmaken; we kunnen er ook groene energie opwekken, bijvoorbeeld in de vorm van biogas.
2.3 Watersysteemrelaties In de figuur hieronder staan de watersysteemrelaties en de mate van beïnvloedbaarheid door Rijnland. In de buitenste ring be2.3 Watersysteemrelaties vinden zich deInautonome ontwikkelingen die niet of heelenslecht zijn en de figuur hieronder staan de watersysteemrelaties de matebeïnvloedbaar van beïnvloedbaarheid doorwaarop Rijnland.moet In de worden geanticipeerd om te blijven voldoenbuitenste aan dering gebruiksfuncties zoals die te zien zijn in de middelste ring. Die middelste ring is het domein van het Rijk, bevinden zich de autonome ontwikkelingen die niet of heel slecht beïnvloedbaar zijn en waarop moet geanticipeerd te blijven voldoen aan de gebruiksfuncties zoalsde diewijze te zienwaarop zijn in de Rijnland middelste het beheer moet uitvoeren, de provincies en deworden gemeenten. Dezeom ruimtelijke functies zijn bepalend voor ring. Die middelste ring is het domein van het Rijk, de provincies en de gemeenten. Deze ruimtelijke functies zo volgen hieruit de normen voor waterveiligheid en wateroverlast. De middelste ring (ruimtelijke functies) is alleen indirect beïnzijn bepalend voor de wijze waarop Rijnland het beheer moet uitvoeren, zo volgen hieruit de normen voor vloedbaar doorwaterveiligheid Rijnland. Eventuele veranderingen soms meerdere jaren. De taken en de door stuurknoppen waaraan Rijnland en wateroverlast. De middelstevergen ring (ruimtelijke functies) is alleen indirect beïnvloedbaar Rijnland. Eventuele vergen soms meerdere jaren. De taken en de stuurknoppen waaraan direct kan draaien staan in deveranderingen binnenste ring. Rijnland direct kan draaien staan in de binnenste ring.
Autonome ontwikkelingen
Neerslag/wind Wonen en werken
Grondstof Transport
Waterpeil: - Peilbeheer - Inrichting Beheer en onderhoud
- AWZI Economie
Bodemdaling
Ruimtelijke functies Watersysteem Rijnland
- Grondwater
Keringen: Beheer en onderhoud
Zeewaterstand Landbouw
Waterkwaliteit: - Inrichting - Beheer en onderhoud - Emmissies
Volksgezondheid recreatie
Droogte/temperatuur
De figuur laat zien dat alle autonome ontwikkelingen, ruimtelijke functies en taken van Rijnland op de één of andere manier met elkaar verbonden zijn. Ingrijpen in de ene functie heeft direct gevolgen voor de andere. Belangrijkste conclusie is dan ook dat thema’s niet afzonderlijk, maar in interactie met elkaar moeten worden bekeken.
10 9
De figuur laat zien dat alle autonome ontwikkelingen, ruimtelijke functies en taken van Rijnland op de één of andere manier met elkaar verbonden zijn. Ingrijpen in de ene functie heeft direct gevolgen voor de andere. Belangrijkste conclusie is dan ook dat thema’s niet afzonderlijk, maar in interactie met elkaar moeten worden bekeken.
11
3. Toekomstscenario’s 3.1 Inleiding
Veranderingen in het klimaat, de bevolking, het landgebruik en de economie kunnen van grote invloed zijn op het waterbeheer. Zuiveringen, gemalen en alle andere waterstaatswerken moeten na aanleg tientallen jaren meekunnen. Voor Rijnland is het dan ook van belang tijdig inzicht te hebben in dit soort veranderingen. In de toekomst kijken is echter heel moeilijk. Wie had bijvoorbeeld 10 jaar geleden de huidige economische crisis voorspeld of dacht 40 jaar geleden na over een mogelijke klimaatverandering? Wel zijn bepaalde trends zichtbaar die invloed kunnen hebben op het toekomstige waterbeheer. Ten behoeve van WBP5 is verkend wat de mogelijke invloed van trends tot 2050 voor de taken van Rijnland zou kunnen zijn. Deze verkenning is gebaseerd op een aantal nationale studies van het KNMI, STOWA, het Planbureau voor de leefomgeving en voor het Deltaprogramma. In deze studies wordt niet alleen gekeken naar klimaatscenario’s maar zijn ook sociaal-economische en maatschappelijke trends beschreven. Door deze scenario’s te confronteren met het huidige watersysteem ontstaat inzicht in mogelijke knelpunten en kansen voor het waterbeheer. Hieronder ziet u als voorbeeld de scenario’s die zijn gebruikt in het kader van het Deltaprogramma.
Zeespiegel Temperatuur Neerslag Inwoners Economische groei Verstedelijking Landbouw Energie Governance Langzame Klimaatverandering Zeespiegel Temperatuur Neerslag Inwoners Economische groei Verstedelijking Landbouw Energie Governance
Sociaal-economische groei DRUK STOOM 15 cm 35 cm o +1 + 2o + 4% +14% + 25% +25% > 2% >2% Sterk, compact Sterk, verspreid Intensief en biologisch Intensief Hoge prijs, energie transitie Lage prijzen, late energie transitie Collectief, publiek, meer EU Privaat, markt, schaalvergroting Snelle RUST Klimaatverandering 15 cm WARM +1o 35 cm + 4% + 2o -10% +14% <1% -10% Beperkt, compact <1 % Extensivering Beperkt Hoge prijs, late energie transitie Extensivering Collectief, publiek Lage prijzen Privaat, markt Sociaal economische krimp
3.2 Relevante trends voor het waterbeheer Voor • • • • •
het schetsen van deze trends is onderscheid gemaakt naar: Klimaat & bodem. Energie & grondstoffen. Demografie & verstedelijking. Technologie & innovatie Veranderende maatschappij.
3.2.1 Klimaat & bodem Het klimaat is de afgelopen honderd jaar in veel opzichten veranderd en dat zal zich volgens de huidige inzichten verder doorzetten. Motor van de klimaatverandering is de stijging van de temperatuur, in Nederland met 1 tot 2 graden, met als direct
12
gevolg frequenter voorkomende en langere droge perioden. Via een complex mechanisme heeft dat uiteindelijk weer invloed op de zeespiegelrijzing, de neerslaghoeveelheden en vooral de neerslagintensiteiten. Opgemerkt dient de worden dat de grilligheid in het weer (jaar op jaar) van grotere invloed kan zijn op het dagelijkse waterbeheer dan een bepaalde gemiddelde trend over de beschouwde periode. De zeespiegel langs de Nederlandse kust stijgt onder invloed van de klimaatverandering al honderden jaren. De laatste 100 jaar is een stijging gemeten van ongeveer 20 centimeter. Tot 2050 kan de zeespiegelrijzing 15 tot 35 centimeter bedragen en in 2100 35 tot 80 centimeter. Zogenoemde worst-case scenario’s geven een extreme stijging van 105 centimeter in 2100. De gemiddelde neerslaghoeveelheden en de neerslagintensiteiten zullen met 7% tot 15% toenemen in 2050 en tot 28% in het jaar 2100. Een ander continu proces in Rijnlands gebied is bodemdaling. Dit duurt al eeuwen en komt door de afbraak van veen en door geologische daling van de diepe ondergrond. In het veenweidegebied gaat die bodemdaling met 0,5 tot 1 centimeter per jaar. Door hun extra gewicht dalen de waterkeringen daar sneller: tot 4 centimeter per jaar. Veenafbraak kan worden tegengegaan door hoge (grond)waterpeilen. Het structureel verlagen van oppervlaktewaterpeilen heeft daarentegen extra bodemdaling tot gevolg. 3.2.2 Energie & grondstoffen De fossiele energiebronnen zijn eindig en de manier waarop de mens van die brandstoffen gebruik maakt heeft een slechte invloed op het klimaat. Naar alle waarschijnlijkheid komt er binnen vijftig jaar een grote energie transitie. De kans bestaat dat dit gepaard gaat met een periode van hoge energieprijzen. Het Rijk anticipeert daarop door te streven naar 16% duurzame energieopwekking in 2020 en 2% minder energieverbruik per jaar. Ook anderen grondstoffen, waaronder fosfaat, worden steeds schaarser waardoor de prijzen sterk zijn gestegen. 3.2.3 Demografie & verstedelijking Afhankelijk van de economische ontwikkelingen wordt voor Rijnlands gebied de komende jaren – in tegenstelling tot andere gebieden in Nederland – nog steeds een (beperkte) toename van de bevolking voorspeld. Daarnaast is er een trend waarneembaar dat mensen van landelijk naar stedelijk gebied trekken. Andere belangrijke trends zijn dat mensen steeds ouder worden, het geboortecijfer afneemt en er waarschijnlijk een tekort aan technisch geschoold personeel ontstaat. 3.2.4 Technologie & innovatie Er zijn een aantal economische trends waarneembaar die van invloed zijn op het waterbeheer en vice-versa. • Beperkte financiële middelen: De economie laat zich nog moeilijker voorspellen dan het klimaat. Maar de financiële ruimte voor het waterschap is waarschijnlijk tot het einde van de volgende planperiode beperkt. Slim en kostenbewust opereren blijft dan ook een vereiste. • Technologie & innovatie: Door innovatie en technologische ontwikkelingen kunnen waterbeheertaken steeds slimmer en beter worden gestuurd. Met andere woorden: met minder mensen bereiken we betere prestaties. Een andere trend is dat het aantal lozingen vanuit bedrijven zal dalen. Makkelijk afbreekbare stoffen verwijderen ze zelf, alleen de moeilijk afbreek bare gaan naar de awzi. • Functieverandering landbouw: Er is een trend waarneembaar in daling van het areaal en van het aantal bedrijven; maar juist wel een clustering en intensivering in greenports. Daarnaast is er een trend naar meer (biologische) extensieve landbouw. 3.2.5 Veranderende maatschappij De samenleving verandert en daarmee de rol van de overheid en het waterschap als regionale waterbeheerder in het bijzonder. De huidige netwerksamenleving met de daarbij behorende snelle en grootschalige informatie-uitwisseling, een toenemende invloed van Europese regelgeving, teruglopende acceptatie van extreme situaties, de opkomst van verzekeringen in waterschapsland (schadeclaims) maar ook samenwerking met andere waterschappen en -overheden, zijn hiervan voorbeelden. Daarnaast wordt duurzaamheid als vanzelfsprekend beschouwd. Vrij vertaald zijn de volgende trends voor het waterschap als regionale waterbeheerder waarneembaar: • Opereren in netwerken om doelen te bereiken. De ruimte om eigen, gebiedsspecifieke invulling van het regionale water beheer vorm te geven wordt steeds kleiner; de nadruk komt te liggen op lokaal maatwerk. • Nauwe samenwerking met andere overheden en (private) gebiedspartners is noodzakelijk om de opgaven van het water schap in de huidige complexe omgeving te kunnen realiseren. Trefwoorden hierbij zijn: meerlaagsveiligheid, multifunctio- naliteit, integrale gebiedsontwikkelingen en kostenefficiency.
13
•
Het regie voerend waterschap. De markt kan in principe een belangrijk deel van de uitvoerende taken van de waterschappen overnemen. Het waterschap bewaakt de publieke belangen en voert die taken uit die essentieel zijn voor de publieke taak van het waterschap, zoals belangenafweging, toezicht, peilbeheer etc.
14
4. Analyse mogelijke gevolgen voor Rijnland In dit hoofdstuk is de (mogelijke) invloed van de klimaat- en sociaal-economische trends op het Rijnlandse watersysteem beschreven. 4.1 Klimaat & bodem Temperatuur Een toename van de droge perioden in de zomer leidt tot een verhoogde vraag naar zoetwater voor peilhandhaving, beregening en doorspoeling. Anderzijds komt er een afname van het aanbod van zoetwater van voldoende kwaliteit. De droogte-inspecties van de veendijken en maatregelen als bevochtiging zijn vaker nodig. De beheerinspanningen nemen dus toe. Een stijgende temperatuur in oppervlaktewateren kan de natuurkwaliteit beperken. Vooral de extremen (lange warme perioden) kunnen voor problemen zorgen zoals algen en botulisme. Het effect voor de afvalwaterketen is zeer beperkt. Biologische processen zouden zelfs beter kunnen verlopen. Wel neemt het belang van effluent als zoetwaterbron toe. Aandachtspunten In het kader van het Deltaprogramma wordt onderzocht hoe in droge perioden vraag en aanbod van zoet en goed water in evenwicht kunnen worden gebracht. Voorzien wordt dat door het nemen van een set van maatregelen, variërend van uitbreiding van de Kleinschalige Wateraanvoer (KWA) tot en met het zelfvoorzienend maken van de land- en tuinbouw, tot 2050 de situatie beheersbaar blijft. De huidige Kleinschalige Wateraanvoer heeft feitelijk nu al onvoldoende capaciteit. Bij de meest extreme klimaatontwikkeling moet de KWA, die nu eens in de tien jaar moet functioneren, in 2050 elke twee jaar worden ingezet. Als langdurige droogteperioden veelvuldig optreden zijn wellicht structurele maatregelen nodig aan de veendijken. Welke kansen doen zich voor De klimaatontwikkeling stelt extra eisen aan ons watersysteem. Mits de goede maatregelen worden genomen hoeft dit geen nadelige gevolgen te hebben voor de diverse functies in ons gebied. Zeespiegelrijzing Met uitzondering van de afvalwaterketen heeft zeespiegelrijzing direct of indirect invloed op alle thema’s. Ten eerste betekent een snellere zeespiegelrijzing mogelijk zwaardere voorwaarden voor de duinen en de uitwateringssluis bij Katwijk. Door intensivering van zandsuppleties blijft de zandvoorraad in het kustfundament op orde, waardoor de duinen en de vooroever meegroeien. Deze strategie kan nog lang na 2050 worden volgehouden, ook bij extreme scenario’s. Extra maatregelen bij Noordwijk en Katwijk spelen pas na 2050, als zandsuppleties onvoldoende zijn om de versterking mee te laten groeien. Mogelijk wordt Zandvoort een zwakke schakel. Bij de uitwateringssluis zijn dan waarschijnlijk ook extra maatregelen nodig. Vooral als zandsuppleties door het Rijk niet tijdig worden geïntensiveerd moet het huidige beleid van de kuststrook mogelijk weer conservatiever worden. Ten tweede zorgt zeespiegelrijzing ervoor dat in droge perioden, in combinatie met lage rivierafvoer, de zouttong verder de Nieuwe Waterweg op zal trekken, waardoor de beschikbaarheid van Gouda als zoetwaterinlaat steeds vaker in het gedrang komt. Ook neemt in de duinrand de zoute kwel toe. Ten slotte heeft zeespiegelrijzing gevolgen voor de boezemgemalen die direct op buitenwater lozen: Katwijk en Gouda. • Het kost iets meer energie om dezelfde hoeveelheid water weg te kunnen pompen. • De maximale pompcapaciteit neemt marginaal af. In het 15 centimeter-scenario met 1% en bij 35 met 4%. Een meter zeespiegelrijzing heeft een reductie van 10% tot gevolg. • Het maalpeil zal iets sneller worden bereikt, waardoor eerder tijdelijke maalstops kunnen worden ingesteld.
15
Aandachtspunten Aandachtspunt is de inlaat van voldoende zoet water. Voor de rest zijn de gevolgen, ook van de extremere scenario’s, beheersbaar; vooralsnog zijn extra maatregelen niet nodig. Welke kansen doen zich voor Als extra kustversterking nodig is, geeft dit goede mogelijkheden voor het daaraan koppelen van ruimtelijke ontwikkelingen. Neerslag Toename van de gemiddelde neerslaghoeveelheid en vooral de neerslagintensiteit heeft verschillende gevolgen voor het watersysteem van Rijnland.
Voldoende Water Als er onvoldoende rekening houden met de voorspelde neerslagtoenames, zal dit vaker tot wateroverlast leiden. De randvoorwaarden voor het boezem- en de poldersystemen, zijn gebaseerd op de studie Waterbezwaar uit het jaar 2000 en de watergebiedsstudies voor de polders die nu lopen. Hierbij is rekening gehouden met een toename van de neerslag van 10% in 2025 en 20% in 2050. Dit is in lijn met de geschetste voorspellingen. Op dit moment wordt er hard gewerkt om het polder en boezemsysteem aan de eisen van 2025 en op termijn 2050 te laten voldoen. Zo is boezemgemaal Katwijk inmiddels uitgebreid, worden er op boezemniveau twee piekbergingslocaties voorbereid en pakken we de watersystemen in diverse polders aan. Na 2050 zal er waarschijnlijk sprake zijn van een verdere toename van de gemiddelde neerslaghoeveelheid en neerslagintensiteit. Vooralsnog is er voldoende tijd om hierop te anticiperen en zijn er geen redenen hier nu al in de planperiode rekening mee te houden. Wel is het van belang de klimaatontwikkeling goed in de gaten te blijven houden. Waterveiligheid Door de maatregelen in het watersysteem blijft de hydraulische belasting op de keringen (de waterstand) binnen de huidige toetsings- en randvoorwaarden. Wel zullen door langduriger en intensievere neerslag de dijken vaker waterverzadigd zijn, waarbij de stabiliteit kan afnemen. Dat kan betekenen dat extra versterkingen nodig zijn. Waterkwaliteit & waterketen De afvalwaterketen krijgt vaker te maken met hogere piekafvoeren. Dit heeft gevolgen voor het zuiveringssysteem. Anderzijds neemt het effect van overstorten, met hun bacteriologische verontreiniging, op het water toe; daarmee heeft dat een indirect effect op de waterkwaliteit. De toename van de neerslag vergroot daarmee de urgentie van afkoppelen.
16
Aandachtspunten De gevolgen van neerslagtoename zijn voor Rijnland bij het huidige tempo tot 2050 beheersbaar. Welke kansen doen zich voor Vanuit de dreigende zoetwatertekorten zijn er kansen om meer neerslagwater te bufferen, vooral in de brakke ondergrond. Dit zal overigens vooral door bedrijven worden gedaan. Bodemdaling Bodemdaling is voor Rijnland een problematiek die vooral speelt in het veenweidegebied. Maar ook in droogmakerijen waar we al tegen opbarsting en brakke wellen aanlopen. Hogere temperaturen zorgen voor meer verdamping met als gevolg lagere grondwaterstanden. Dit mechanisme versterkt de maaivelddaling. De gevolgen van bodemdaling zijn divers. Waterpeilen moeten elke 10 tot 20 jaar worden aangepast en waterkeringen regelmatig worden opgehoogd. Maar ook de waterkwaliteit heeft ervan te lijden. Door de afbraak van het veen komen er extra voedingsstoffen in het water, tot eenderde van het totaal. Daarnaast draagt bodemdaling (oxidatie) bij aan CO2-uitstoot. Vernatten kan overigens resulteren in meer CH4 of lachgas-emissie met een nog groter broeikaseffect. Veenweidepolders hebben nu voornamelijk een infiltrerend systeem. Door bodemdaling kan de infiltratie gaan afnemen en op termijn mogelijk omkeren in kwel. In polders die nu al last hebben van kwel kan de kwel zouter worden, doordat steeds dieper en daarmee zouter grondwater aan de oppervlakte komt. Hierbij kan tevens het verticaal evenwicht in het geding komen waardoor het waterbezwaar toeneemt. Voor de afvalwaterketen heeft bodemdaling invloed op de eigen infrastructuur, zoals mogelijke verzakkingen van persleidingen, en op die van de gemeentelijke riolering. Aandachtspunten Voor grote delen van het veenweidegebied is maaivelddaling wel een belangrijk aandachtspunt maar niet direct urgent. Voor andere gebieden naderen we het kritieke punt waarna onevenredige inspanningen moeten worden verricht om de functie te faciliteren. Bodemdalingen vragen een continue investering in de waterstaatkundige infrastructuur, zoals aanpassing van het waterpeil en ophoging van keringen. Op lange termijn moeten de taluds van waterkeringen mogelijk worden verbreed. Dit kan botsen met andere ruimteclaims. Door het hanteren van zo hoog mogelijke waterpeilen kan dit proces enigszins worden vertraagd maar niet worden voorkomen. Welke kansen doen zich voor Inzetten op vermindering van bodemdaling door zo hoog mogelijke peilen (bijvoorbeeld door toepassen van onderwaterdrains) kan alleen in combinatie met ruimtelijke ordening door de melkveehouders voldoende economisch perspectief te bieden om een duurzaam beheer van het landschap te garanderen. Onderwaterdrains en bedrijfsinnovaties kunnen een positieve bijdrage hebben.
4.2 Energie & grondstoffen Voor het kunnen uitvoeren van taken is het voor Rijnland van belang te allen tijde te kunnen beschikking over voldoende energie. Het zuiveren van het afvalwater en het peilbeheer kosten relatief veel energie. Stijgende energielasten hebben tot gevolg dat de operationele kosten toenemen. Huishoudelijk afvalwater is rijk aan fosfaten; het terugwinnen daarvan wordt om economische redenen steeds aantrekkelijker. Mogelijk kunnen in de toekomst ook andere stoffen uit het afvalwater worden teruggewonnen. Van belang is om tijdig rekening te houden met de aankomende energietransitie. In het kader van duurzaamheid en innovatie zijn al initiatieven genomen om op slimme wijze om te gegaan met het Rijnlandse energie verbruik: • Een programma gericht op energie-efficiëntie, meelopend met assetmanagement, en mogelijk zelfs energieleverend (afvalwater).
17
• Afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen door volledig groene stroom in te kopen (doen we al) en door zelf duurzame energie op te wekken (gebruik zonnepanelen, kleine windmolens). • Slim sturen en anticiperend peilbeheer. Daarnaast worden verschillende studies verricht naar het opwekken van waterkracht bij gemaal De Leeghwater, een osmosecentrale bij Katwijk en de Haarlemmermeerpolder inzetten als buffer (pompen bij beschikbaarheid energie, inlaten bij beperkte beschikbaarheid). Welke kansen doen zich voor Deze ‘schaarste’ aan grondstoffen biedt, zoals hiervoor is vermeld, kansen: • Grondstoffen uit afvalwater. • Afvalwater levert energie.
4.3 Demografie & verstedelijking Voldoende Water en Waterveiligheid Een toename van de bevolking in het westen van Nederland leidt ertoe dat er vraag naar woningen zal blijven bestaan. Of deze ontwikkeling ook automatisch leidt tot een toename van het bebouwde oppervlak of tot een herstructurering van het kantorenoverschot is vooralsnog niet goed te voorspellen. Om te voorkomen dat verdergaande verstedelijking een te grote belasting zou vormen voor het watersysteem heeft Rijnland in 2003 regels opgesteld. Op basis van deze regels moeten er bij de aanleg van verhard oppervlak compenserende maatregelen worden genomen Waterketen & Schoonwater De gevolgen voor de waterketen zijn tweeledig. Enerzijds wordt door een toename van de bevolking de druk op de awzi-capaiteit groter. Anderzijds gaat door de bevolkingsgroei en -vergrijzing het medicijngebruik toenemen. Dit heeft een negatief effect op de waterkwaliteit en moet, als het kan, bij de bron of centraal op de awzi worden. Welke aanpassingen zijn nodig Zolang de ‘waterneutraal bouwen regel’ consequent wordt toegepast heeft verdere uitbreiding van het verhard oppervlak geen effect op het watersysteem. Welke kansen doen zich voor Herinrichting van een gebied biedt misschien kansen voor flexibel peil en meer natuurvriendelijke oevers (zie de parallel met de Westflank). Daarnaast biedt de ruimtelijke ontwikkeling kansen, door verschillende vraagstukken aan elkaar te koppelen, zoals multifunctionele keringen.
4.4 Technologie & innovatie Door innovatie en technologische ontwikkelingen zullen processen zoals afvalwater- en peilbeheer steeds beter worden gestuurd. Met andere woorden: met minder mensen kunnen betere prestaties tegen lagere kosten worden bereikt. Dit gaat echter niet vanzelf. Nauwe samenwerking met kennisinstituten zoals STOWA en universiteiten is hierbij van groot belang. Ook moeten nieuwe technologieën de kans krijgen zich in de praktijk te bewijzen of verder te optimaliseren, waarbij soms de kosten voor de baten uitgaan. In de huidige uitvoeringsprogramma’s wordt hierop al geanticipeerd. Voorbeelden hiervan zijn: • Anticiperend peilbeheer. • Innovatie aanpak keringenprogramma. • Energie uit afvalwater. • Grondstoffenfabriek.
18
Welke aanpassingen zijn nodig Blijven investeren in kennisopbouw, ruimte voor het uitwerken van ideeën en contacten met kennisinstellingen. Functie verandering landbouw De geschetste trends, van extensivering tot intensivering van de landbouw, kunnen lokaal grote gevolgen hebben voor de waterhuishouding. In het geval van extensieve landbouw kan er een peilbeheer worden gevoerd waarin zoveel als mogelijk met de ‘natuur’ wordt meebewogen. Dit komt tot uiting in: 1. Geringere droogleggingen om a) bodemdaling in veenweide en b) in droogmakerijen de zoute kwel tegen te gaan. 2. Flexibel peilbeheer ter ondersteuning van de waterkwaliteit (zo min mogelijk gebiedsvreemd water inlaten) en als voorraad vorming voor droge perioden. Is er daarentegen sprake van een intensivering van de landbouw dan moet het waterbeheer zijn afgestemd op het ondersteunen van de productie. Dit vraagt relatief grote droogleggingen en een strakke sturing van het peil in zowel natte als droge perioden. Aandachtspunten Welke kant het in Rijnland opgaat is moeilijk te voorspellen. Waarschijnlijk zal er een mix van extensivering in het veenweidegebied en een verdere intensivering rondom de greenports ontstaan. Voor de belasting van het boezem- en poldersysteem is het van belang dat het waterneutraalbouwen gehandhaafd blijft. Welke kansen doen zich voor Wellicht kan de zoetwatervoorziening door de sector zelf worden geregeld. Meer opvang van hemelwater en het gebruik van grondwater. Dit kan Rijnland ontzorgen. Functieverandering is een kans om samen met de sector en andere partijen de hoge nutriëntgehalten afkomstig uit de landbouw aan te pakken.
4.5 Veranderende maatschappelijke omgeving Uit de trends is een drietal strategische vragen/opgaven af te leiden die relevant zijn voor de discussie over de vormgeving van het regionaal waterbeheer op de middellange en lange termijn. Wat is de verantwoordelijkheid van de waterbeheerder en wat niet? Over de toekomstige inrichting van het regionaal waterbeheer speelt een aantal belangrijke vragen. De eerste gaat over de publieke belangen van het waterschap. Welke waterschapstaken vinden we van zo’n publiek belang dat ze een overheidstaak moeten blijven? Wat gaat er mis op het moment dat het waterschap besluit een bepaalde taak niet meer uit te voeren? En welke taak blijft er over op het moment dat zij bepaalde taken niet meer wil uitvoeren? Een andere kijk op (pure) uitvoeringstaken kan ertoe leiden dat bijvoorbeeld zuiveringsbeheer op afstand wordt gezet en daarmee een versnelling veroorzaakt voor de overige waterschapstaken. Hoe wil het waterschap zijn verantwoordelijkheid waarmaken? Voor veel andere vragen geldt dat het niet zozeer gaat om de vraag of het waterschap zich voor een bepaalde taak verantwoordelijk voelt, maar veel meer in welke mate het zelf aan de lat wil staan om die taak ook uit te voeren. Of dat deels samen met anderen wil doen. Of het aan anderen overlaat. Dan gaat het dus nadrukkelijk om de rol van het waterschap: bij het uitoefenen van de taken. De vorm van sturing hangt samen met het belang dat het waterschap aan een bepaalde taak hecht. Daarbij spelen ook de beschikbare middelen een rol en de mate van overtuiging dat anderen efficiënt kunnen bijdragen. Hoe kan het waterschap anticiperen op de toekomstige veranderingen? De belangrijkste knikpunten liggen op de middellange termijn. De verleiding is dan groot om deze nog even te laten rusten. Het is verstandig daar toch nu al op te anticiperen, alleen al omdat ruimte in West-Nederland schaars is. Voorbeelden hiervan zijn de beschermingszones in de leggers en de strook land die Rijnland in eigendom heeft langs het Oegstgeesterkanaal, zodat dit kanaal in de toekomst verbreed kan worden indien de waterhuishouding daar om vraagt.
19
20