Kadernota 2016-2025 Samen aan de slag!
Vastgesteld in de AB-vergadering van 11 november 2015
Kadernota 2016-2025
Samen aan de slag!
11 november 2015 Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 11 november 2015.
Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De 1e loco-dijkgraaf
De secretaris-directeur
C.C.A. Coppens
ir. H.T.C. van Stokkom
Zaaknummer: 15.ZK04936 / 15.B0216 Documentnummer: 15IT025446
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
2
Colofon De Kadernota 2016-2025 is een uitgave van waterschap Brabantse Delta. Meer informatie over het waterschap vindt u op www.brabantsedelta.nl Datum November 2015 Projectleiding en eindredactie Yvonne de Hond Waterschap Brabantse Delta Redactie teksten Maarten Bokslag www.bokslag.com Vormgeving brainstorm en concept www.brainstormenconcept.nl Foto omslag Samen werken aan onderhoud op zuivering Nieuwveer in Breda Foto: Maikel Samuels Copyright: waterschap Brabantse Delta/Maikel Samuels
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
3
Inhoudsopgave Voorwoord 5 Samenvatting 6
1. Inleiding
9
9
1.1 Een nieuw bestuur
1.2 Doel
9
1.3 Leeswijzer
9
2. Koers en werkwijze
10
2.1 Het Bestuursakkoord 2015-2019
10
2.2 Het Waterbeheerplan 2016-2021
11
2.3 Financiële ontwikkelingen
23
2.4 Organisatorische ontwikkelingen
28
2.5 Ontwikkelingen wetgeving
31
3. Programmaplannen
34
4. Lastenontwikkeling en tarieven 70
4.1 Herijking financiële kaders
70
4.2 Geactualiseerde stormboekhouding
76
4.3 Investeringsvolumes en kapitaallasten
77
4.4 Nettolastenontwikkeling
79
4.5 Tariefontwikkeling
81
4.6 Voorbeeldaanslagen
83
5. Risico’s
84
Bijlagen
87
Bijlage 1 Financiële uitgangspunten Kadernota 2016-2025
87
Bijlage 2 Financiële specificatie per waterschapstaak
92
Bijlage 3 Voorbeeldaanslagen
97
Bijlage 4 Weerstandsvermogen
102
Bijlage 5 Overzicht baten en lasten
108
Bijlage 6 Risicomatrix
109
Bijlage 7 Gebruikte afkortingen
110
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
4
Voorwoord: Samen aan de slag! Voor u ligt de Kadernota 2016-2025: een lange termijn-visie op het functioneren van ons waterschap en tevens een jaar-tot-jaar verantwoording van het gevoerde beleid. 2015 was voor het waterschap Brabantse Delta een belangrijk jaar. De verkiezingen in maart leidden tot een forse vernieuwing in het algemeen bestuur. Zeven fracties zijn het Bestuursakkoord Onze koers overeengekomen. Daarin leggen we een scherp accent op veiligheid, waterkwaliteit en watersysteembeheer tegen betaalbare lasten. Dat is een zoektocht naar de juiste balans tussen een goede uitvoering van onze taken, een acceptabele schuld positie en betaalbare lasten. Daarmee zetten we hoog in, want de financiële druk is groot. Mede om die reden staat het waterschap steeds meer open voor allerlei samenwerkingsvormen. De Belastingsamenwerking West-Brabant is een bekend voorbeeld, maar ook met bedrijven en organisaties lopen vele samenwerkingen. Participatie Uiteindelijk is het waterschap van ons allemaal. Wij willen dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt, zodat we werkelijk sámen kunnen werken aan een veilig, schoon en bewoonbaar West-Brabant. Deze nieuwe toon en houding van het waterschap zal de komende periode worden ingevuld. Ik nodig burgers, bedrijven en organisaties nadrukkelijk uit om mee te denken en zelf met initiatieven te komen. Het Bestuursakkoord kan niet los gezien worden van het zojuist vastgestelde Waterbeheerplan 2016-2021, dat de strategische lijnen aangeeft waarlangs het waterschap de kerntaken wil uitvoeren. Een van de belangrijkste opgaven is de versterking van de primaire en regionale keringen. Daarnaast komt ook hier weer de inzet op waterbewustwording van watergebruikers terug. Goed op koers De Kadernota geeft jaarlijks de voortgang van Bestuursakkoord en Waterbeheerplan. Vanuit het principe van bestuurlijke vernieuwing heeft het voltallige algemeen bestuur inbreng geleverd. Zo streven we naar een breed gedragen document, dat duidelijk aangeeft waar we als waterschap staan. De conclusie is dat het waterschap goed op koers ligt. We zijn financieel solide, zijn ijzersterk in wat we doen en hebben de risico’s goed in beeld. Door een sober beleid en de huidige lage rentestand ligt de jaarlijkse aanpassing van lasten en tarieven zelfs iets lager dan vorig jaar ingeschat. Om deze positie te behouden gaan we komend jaar werken aan voorstellen voor een duurzaam financieel beleid. Zodat we ook op de lange termijn verder kunnen op de ingeslagen koers.
Carla Moonen Dijkgraaf
Foto Waterschap Brabantse Delta/Maikel Samuels
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
5
Samenvatting Het Bestuursakkoord vormt een belangrijke basis voor de koers van het waterschap. De jaarlijkse Kadernota geeft inzicht in de vorderingen, majeure ontwikkelingen, de noodzakelijke bijstellingen van de koers en de gevolgen daarvan voor de realisatie van afgesproken doelen, financiële situatie en tarieven. De Kadernota bevat een tienjarige doorkijk op de toekomst. Waterbeheerplan 2016-2021 In oktober 2015 werd het Waterbeheerplan 2016-2021 vastgesteld, dat de strategische lijnen aangeeft waarlangs het waterschap de kerntaken wil uitvoeren. Het plan bevat de maatregelen die het waterschap uit wil voeren als bijdrage aan het realiseren van de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water. De accenten zijn: de versterking van de primaire en regionale keringen, inzet op waterbewustwording van watergebruikers, helder zijn over de mogelijkheden en beperkingen die er vanuit het watersysteem zijn voor de gebruiksfuncties en dynamisch waterbeheer. Bijzonder aan het nieuwe Waterbeheerplan is dat het zowel de ambities voor het watersysteembeheer als het zuiveringsbeheer vastlegt. Het vorige Waterbeheerplan betrof alleen de water systeemtaak. Ook hierover zal jaarlijks in de Kadernota worden gerapporteerd of het waterschap op koers ligt om de afgesproken prestaties tijdig te realiseren. Uitdagingen Het waterschap staat voor grote uitdagingen. Voorbeelden zijn het Deltaprogramma Waterveiligheid, dat heeft geleid tot nieuwe waterveiligheidsnormen en de grote opgave om de regionale keringen op orde te brengen. Daarnaast gaat het om het op orde houden van alle assets van het waterschap, ondersteund door de implementatie van assetmanagement, uitvoering van de KRW-maatregelen en het samen met gemeenten en drinkwaterbedrijven werken aan de realisatie van de afspraken uit het Bestuursakkoord Water. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de opgaven waar het waterschap de komende jaren aan werkt. Deze ontwikkelingen kunnen enkel succesvol worden gerealiseerd door een intensieve samenwerking met partners, burgers en andere organisaties. Het waterschap wil daarom de dialoog aangaan met betrokkenen, om samen te werken aan de leefbaarheid in West-Brabant, waar water een belangrijke rol in speelt. Ontwikkeling van de lasten Ontwikkelingen als het Deltaprogramma en de bijdrage aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma trekken een zware wissel op de financiële positie van het waterschap Brabantse Delta. Uit deze Kadernota blijkt echter dat deze lasten de komende jaren minder stijgen dan in de Kadernota 2015-2025 begroot. De reden is met name de lagere rentelast. Om de financiële situatie ook op de langere termijn gezond te houden, werkt het waterschap aan het vormgeven van een duurzaam financieel beheer. Opties zijn het terugbrengen van het investeringsniveau, het verkorten van afschrijvingstermijnen en investeringen naar de exploitatie brengen. Al deze opties leiden in eerste instantie tot een stijging van de lasten. Lasten die bijvoorbeeld eerst over meerdere jaren werden afgeschreven, komen dan in één keer ten laste van de exploitatie. Op termijn leiden deze maatregelen tot lagere lasten, omdat de rentekosten dalen.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
6
Ontwikkeling van de tarieven In het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat de waterschappen een gematigde lastenontwikkeling realiseren. Om hier zicht op te houden wil de Tweede Kamer jaarlijks worden geïnformeerd over de ontwikkeling van de waterschapstarieven. Dit vindt plaats aan de hand van de voorbeeldprofielen die de waterschappen ook zelf hanteren om de stijging op aanslagniveau in beeld te brengen (zie bijlage 3). In de jaarlijkse rapportage aan de Tweede Kamer wordt per voorbeeldprofiel aangegeven welke waterschappen een grotere stijging kennen dan 5%. Waterschap Brabantse Delta heeft in het nieuwe Bestuursakkoord de wens uitgesproken om dit uitgangspunt op een aantal onderdelen aan te scherpen. In de eerste plaats is de norm aangescherpt van 5% naar maximaal 2,5% + inflatie. Door ook de kosten stevig in de hand te houden – en de vooralsnog lage rentestand – is het waterschap erin geslaagd om de tariefontwikkeling te matigen ten opzichte van de vorige Kadernota. Bijlage 3 laat dan ook zien dat de aanslagen voor de verschillende voorbeeldprofielen een stuk lager zijn dan in de Kadernota 2015-2025. Ontwikkelingen ten opzichte van de Kadernota 2015-2025 Onderstaande tabel geeft de ontwikkelingen ten opzichte van de Kadernota 2015-2025 in de vorm van smileys weer. 2016
2017
2018
2019
2020
2021
Ontwikkeling netto lasten Tariefontwikkeling Beschikbare reserves voor tariefmatiging Risicoprofiel Weerstandsvermogen Tabel: Ontwikkelingen ten opzichte van de kadernota 2015-2025 Gunstiger dan de Kadernota 2015-2025
Gelijk aan de Kadernota 2015-2025
Minder gunstig dan de Kadernota 2015-2025
Ontwikkeling netto lasten: de totale netto lasten zijn over de gehele planperiode lager dan in de Kadernota 2015-2025 was voorzien, onder andere doordat de rentevoet voor alle jaren lager wordt ingeschat. Hierdoor ontstaan lagere netto lasten ten opzichte van de vorige Kadernota (zie paragraaf 2.3). Tariefontwikkeling: de tariefontwikkeling in deze Kadernota is lager dan voorzien in de Kadernota 2015-2025. Het gemiddelde stijgingspercentage is tot 2020 voor ieder voorbeeldprofiel lager dan in de vorige Kadernota was voorzien. Vanaf 2020 is het percentage soms iets hoger, maar het te betalen tarief valt uiteindelijk toch licht gunstiger uit, door het voordeel dat in 2015-2019 behaald is. Beschikbare reserves voor tariefmatiging: de beschikbare egalisatiereserves vallen tot en met 2022 iets hoger uit dan voorzien in de Kadernota 2015-2025. De egalisatiereserves zijn bedoeld om grote schommelingen in het tarief op te vangen. Als deze reserves zijn uitgeput, moet het waterschap alle kostenontwikkelingen direct doorberekenen in de tarieven. Vanaf 2022 is de inzet van egalisatiereserves nog heel beperkt en nagenoeg gelijk aan de Kadernota 2015-2025. Risicoprofiel: ten opzichte van de rapportage uit 2014 is de inschatting van de risicoportefeuille aanzienlijk lager: circa € 1 miljoen in 2015 en daarna wordt het verschil kleiner. De afname wordt onder meer veroorzaakt door een afname in het aantal risico’s en een afname in de kans en impact van de bestaande risico’s (zie bijlage 4).
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
7
Weerstandsvermogen: uit de inventarisatie blijkt dat zowel watersysteembeheer als zuiveringsbeheer een hoger weerstandsvermogen kent dan in de voorgaande inventarisatie. Dit is het gevolg van de lagere inschatting van de risicoportefeuille. Door de inzet van reserves neemt het weerstandsvermogen gedurende de planperiode af, maar in alle jaren blijft het op het niveau ‘voldoende’ (zie bijlage 4). Doelrealisatie: dit kan niet worden vergeleken met de Kadernota 2015-2025, vanwege de nieuwe planperiode voor het Waterbeheerplan en de Kaderrichtlijn Water. De voorliggende Kadernota bevat een bestendige koers voor de lange termijn, waarin de inhoud voorop staat, de risico’s voor het waterbeheer aanvaardbaar zijn en waarin tegelijkertijd de lokale lasten gematigd stijgen. Het waterschap gaat zijn wettelijke verantwoordelijkheden niet uit de weg, maar kijkt steeds scherp naar wat de consequenties zijn voor de taakuitvoering, de omvang van de organisatie en de tarieven.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
8
1. Inleiding 1.1 Een nieuw bestuur Sinds 26 maart 2015 heeft waterschap Brabantse Delta een nieuw algemeen bestuur. Het algemeen bestuur bestaat uit dertig leden, verdeeld over tien fracties. De leden van het algemeen bestuur hebben uit hun midden vijf vertegenwoordigers gekozen, die samen met de dijkgraaf het dagelijks bestuur vormen. Onder leiding van de formateur zijn zeven fracties het Bestuursakkoord Onze koers overeengekomen. De hoofdlijn van het akkoord is, dat het waterschap zicht richt op een goede uitvoering van de wettelijke taken rondom veiligheid, waterkwaliteit en watersysteembeheer tegen betaalbare lasten. Daarbij nodigt het waterschap burgers, bedrijven en organisaties uit om mee te denken en zelf met initiatieven te komen. Dit Bestuursakkoord vormt samen met de vorige Kadernota (2015-2025) en het ontwerp Waterbeheerplan 2016-2021 de basis voor de koers voor de komende jaren. Het waterschap verwoordt deze koers in de voorliggende Kadernota 2016-2025.
1.2 Doel Het waterschap is wettelijk verplicht om jaarlijks een meerjarenraming op te stellen die de koers en financiële kaders weergeeft. Het waterschap legt dit vast in de Kadernota met een tienjarige doorkijk. De Kadernota vormt samen met het nieuwe Waterbeheerplan het belangrijkste kaderstellende document voor de bestuursperiode. Ieder jaar bekijkt het waterschap wat de nieuwe ontwikkelingen zijn, hoe het programma vordert en of er aanleiding is om de koers bij te stellen. Zo biedt de Kadernota jaarlijks een tienjarige doorkijk, gebaseerd op voortschrijdend inzicht en anticiperend op ontwikkelingen.
1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 van deze Kadernota komt de koers van het nieuwe bestuur aan bod. Hier staan de uitgangspunten geformuleerd die het bestuur kiest voor de werkzaamheden in de komende jaren. De inhoudelijke koers sluit aan bij het nieuwe Waterbeheerplan, dat het algemeen bestuur dit najaar vaststelt. Daarnaast geeft dit hoofdstuk een overzicht van ontwikkelingen op het vlak van financiën, organisatie en wetgeving die van belang zijn voor het werk van het waterschap. Hoofdstuk 3 geeft een gedetailleerd overzicht van de geplande werkzaamheden en financiën per programma. De financiële vertaling van de koers en de planning voor de komende jaren komen in hoofdstuk 4 aan bod. Hoe zullen de lasten en tarieven zich de komende jaren ontwikkelen? Het verloop van projecten en financiën wordt niet alleen bepaald door de eigen planning van het waterschap, maar wordt ook beïnvloed door externe ontwikkelingen en omstandigheden. De belangrijkste risico’s die kunnen leiden tot het niet halen van de planningen staan in hoofdstuk 5 omschreven. De bijlagen geven achtergrondinformatie over de verschillende onderwerpen uit de Kadernota.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
9
2. Koers en actuele ontwikkelingen Het waterschap speelt voortdurend in op ontwikkelingen in de samenleving, bestuur en politiek, beleid en wetgeving. Soms gaat dat eenvoudig en zijn ontwikkelingen in te passen in de lopende programma’s van het waterschap. In andere gevallen ligt dat minder eenvoudig en leiden ontwikkelingen tot een heroverweging van de koers. Voorbeelden van dergelijke ingrijpende ontwikkelingen uit de afgelopen jaren zijn de komst van de Kaderrichtlijn Water, de ondertekening van het Bestuursakkoord Water, het opnemen van de bijdrage aan het Hoogwater beschermingsprogramma in de meerjarenbegroting, de nieuwe normen voor de regionale keringen die leiden tot een investering van € 85 miljoen en het oprichten van de Belastingsamenwerking West-Brabant (BWB). In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij ontwikkelingen die mede bepalend zijn voor de koers van het waterschap.
2.1 Het Bestuursakkoord 2015-2019 In maart 2015 hebben de waterschapsverkiezingen plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot een nieuw gekozen algemeen bestuur, dat in maart 2015 is geïnstalleerd. Op 13 mei 2015 is het Bestuursakkoord Onze koers afgerond en aangeboden aan het algemeen bestuur. Het akkoord bevat de doelstellingen die het bestuur de komende vier jaar wil bereiken. De belangrijkste thema’s zijn: • Goede uitvoering van de wettelijke kerntaken, waarbij het huidige kwaliteits- en voorzieningenniveau gelijk blijft • Veiligheid vormt de eerste prioriteit • Participatie: betrekken omgeving bij het werk, faciliteren burgerinitiatieven en stimulerend meewerken aan initiatieven van derden • Actief zoeken en faciliteren van meekoppelkansen bij de uitvoering van de wettelijke taken • Versterken van samenwerking met ketenpartners, grondgebruikers, organisaties, terreinbeherende instanties en kennisinstellingen • Brongerichte aanpak van waterkwaliteit • Het in overleg met andere partijen mogelijk proberen te maken dat zuivering van ongewenste stoffen uit afvalwater op derden wordt verhaald • Communicatie versterken om waterbewustzijn van inwoners te vergroten • Lage heffingen, waardoor het waterschap tot de goedkopere waterschappen blijft behoren • Blijven werken aan kostenbeheersing en efficiency, door onder meer samenwerking, innovatie en benchmarking • Versterken focus op de (financiële) ontwikkeling van verbonden partijen • Duurzaam financieel beleid • Bij de uitvoering van de wettelijke taken werken we samen met burgers, bedrijven, organisaties en andere overheden aan de versterking van de economische structuur van de regio en een duurzaam ingerichte leefomgeving. • Dienstverlening: een open en positieve houding van medewerkers, klachten en vergunningen snel afhandelen en werken aan het verlagen van regeldruk. Het Bestuursakkoord vormt een belangrijke basis voor de koers van het waterschap en is verwerkt in de voorliggende Kadernota. Bij de bespreking van het Bestuursakkoord in de AB-vergadering in mei 2015 is afgesproken dat het Algemeen Bestuur bij de verdere uitwerking van het akkoord nadrukkelijk aan de voorkant wordt betrokken. Dit sluit aan bij het traject om te komen tot bestuurlijke vernieuwing. De afgelopen periode zijn er verschillende sessies gehouden, waarbij het AB is uitgenodigd om inbreng te leveren aan de totstandkoming van de Kadernota. Tussentijds heeft het AB kunnen reflecteren op de uitwerking van de koers. Dit heeft geresulteerd in de voorliggende Kadernota.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
10
2.2 Het Waterbeheerplan 2016-2021 Het waterschap is als beheerder van het regionale watersysteem wettelijk verplicht om iedere zes jaar een Water beheerplan op te stellen (art. 4.6 van de Waterwet). Dit plan is onderdeel van een drieluik. Voor dezelfde periode brengt het Rijk het Nationale Waterplan uit en de provincie het Provinciaal Milieu- en Waterplan. De drie waterplannen worden gelijktijdig opgesteld en sluiten inhoudelijk op elkaar aan. De specifieke doelen en ingrepen die in het Waterbeheerplan van het waterschap staan, dragen bij aan de meer algemene doelen van het nationale en provinciale plan. In 2014 is gewerkt aan het opstellen van een nieuw Waterbeheerplan voor de periode 2016-2021. Het nieuwe Waterbeheerplan is eind 2014 door het zittende dagelijks bestuur als concept vastgesteld. Vervolgens is de inspraakprocedure gestart. Het nieuwe bestuur weegt de inspraakreacties en op basis daarvan zal het algemeen bestuur het definitieve Waterbeheerplan dit najaar vaststellen. Aangezien zowel de Kadernota als het Waterbeheerplan belangrijke kaderstellende documenten zijn voor de komende jaren, is de inhoud van de plannen goed op elkaar afgestemd.
Hoofdlijnen Waterbeheerplan 2016-2021 Het nieuwe Waterbeheerplan geeft op strategische hoofdlijnen weer hoe het waterschap de kerntaken in de planperiode tot eind 2021 wil uitvoeren. Het plan bevat de maatregelen die het waterschap voornemens is uit te voeren als bijdrage aan het realiseren van de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor de ontwikkeling van het plan heeft het waterschap een intensieve dialoog gevoerd met partners in het beheergebied. Voor de uitvoering wil het waterschap die dialoog doorzetten. De inzet is: het zoeken van slimme combinaties van maatregelen voor waterdoelen en gebiedsontwikkeling. Met het realiseren van de kerntaken wil het waterschap bijdragen aan de leefbaarheid van Midden- en West-Brabant. Voldoende water van een goede kwaliteit, droge voeten en bevaarbare rivieren en kanalen zijn immers belangrijk om duurzaam leven en werken mogelijk te maken. Het waterschap wil initiatieven van burgers en ondernemers stimuleren als ze bijdragen aan een doelmatige uitvoering van de watertaken. Het motto van het Waterbeheerplan is ‘grenzeloos verbindend’, waarbij samenwerking met partners in zowel Vlaanderen als Nederland een belangrijke sleutel is voor het boeken van voortgang. Met het nieuwe Waterbeheerplan vaart het waterschap een bestendige koers met nieuwe accenten. De lange-termijnstrategie uit het voorgaande beheerplan wordt voortgezet, waarbij ontwikkelingen zoals het Deltaprogramma aanleiding geven tot nieuwe accenten. Het Waterbeheerplan gaat over zowel water systeembeheer als de afvalwaterketen. Nieuwe accenten zijn: de versterking van de primaire en regionale keringen, inzet op waterbewustwording van watergebruikers, helder zijn over de mogelijkheden en beperkingen die er vanuit het watersysteem zijn voor de gebruiksfuncties en dynamisch waterbeheer. Dit laatste houdt in een flexibel beheer, gevoerd op basis van actuele informatie over de situatie in het gebied en de regionale verschillen daarin. Voor de uitvoering van het Waterbeheerplan gaat het waterschap samen met partners watergebiedsprogramma’s opstellen voor een meer integrale, gebiedsgerichte uitvoering van wateropgaven in relatie tot maatschappelijk gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Met andere woorden: duurzaam water beheer als motor voor een krachtige regio.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
11
Voortgang doelrealisatie Het waterschap rapporteert jaarlijks in de Kadernota over de voortgang van watersysteemdoelen, waarover afspraken zijn gemaakt in het kader van de Tweede Bestuursovereenkomst, de Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheerplan. In 2015 verstrijkt de looptijd van deze overeenkomsten en plannen. In 2016 wordt het nieuwe Waterbeheerplan van kracht en start de tweede periode voor de KRW. Ook vinden op dit moment de gesprekken plaats met de provincie over een nieuwe bestuursovereenkomst. Het streven is om begin 2016 een nieuwe overeenkomst te tekenen voor de periode 2016-2021. Bijzonder aan het nieuwe Waterbeheerplan is dat het zowel de ambities voor het watersysteembeheer als het zuiveringsbeheer vastlegt. Het vorige Waterbeheerplan betrof alleen de watersysteemtaak. Tabel 1 geeft een overzicht van de prestaties die het waterschap in het Waterbeheerplan 2016-2021 heeft geformuleerd als ambitie voor beide waterschapstaken. Bij iedere prestatie is aangegeven wat de wettelijke grondslag is en over welke prestaties afspraken met externe partners zijn gemaakt. In de Kadernota zal jaarlijks worden gerapporteerd of het waterschap op koers ligt om de afgesproken prestaties tijdig te realiseren.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
12
Afgesproken prestatie
Afgesproken termijn
Wettelijke grondslag
Afspraken met partners
Herstel natte natuurparels
2085 ha
2021
Kaderrichtlijn Water
Inzet nieuwe Bestuursovereenkomst, samenwerkingsovereenkomst GOB
Beek- en kreekherstel
71 km
2021
Kaderrichtlijn Water
Inzet nieuwe Bestuursovereenkomst
Vispassages
24
2021
Kaderrichtlijn Water
Inzet nieuwe Bestuursovereenkomst
Ecologische verbindingszones
91 km
2021
Kaderrichtlijn Water
Samenwerkingsovereenkomst Groen Ontwikkelfonds Brabant
Verbetering regionale keringen
96 km
2023
Verordening Water Noord-Brabant
Bestuurlijke afspraak met de provincie
Verbetering primaire keringen
10 km
2021
Waterwet
Hoogwaterbeschermingsprogramma
Areaal beheergebied voldoet aan afspraken peilbeheer
100%
Continu
Verordening Water Noord-Brabant
N.v.t.
Zwemplassen met tenminste de kwaliteit ‘aanvaardbaar’
100%
Continu
Europese Zwemwaterrichtlijn
N.v.t.
Oplossen knelpunten riooloverstorten
23
2021
Waterwet
Afvalwaterakkoorden met gemeenten
Rwzi’s die voldoen aan vergunningseisen of algemene regels
100%
Continu
Waterwet en Omgevingswet
Vergunningen, afgegeven door Rijkswaterstaat en het waterschap zelf
Afnameverplichting rioolwater
100%
2021
Waterwet
Afvalwaterakkoorden met gemeenten
Fosfaat terugwinning
100%
2016
Green Deal SNB-Rijk
Vermindering CO2-uitstoot in 2020 t.o.v. 1990 door:
≥30%
2020
Klimaatakkoord UvW-Rijk
• Vermindering CO2-uitstoot door vervoer in 2020 t.o.v. 2012
≥10%
2020
Klimaatakkoord UvW-Rijk
• Energie: zelfvoorzienend door eigen duurzame energieopwekking in 2020
≥40%
2020
Klimaatakkoord UvW-Rijk
• Energie-efficiënter zijn in 2020 t.o.v. 2005
≥30%
2020
Klimaatakkoord UvW-Rijk
• Duurzame energie-inkoop
100%
Continu (vanaf 2015)
Klimaatakkoord UvW-Rijk
Tabel 1: Doelrealisatietabel Kadernota 2016-2025, gebaseerd op het Waterbeheerplan 2016-2021
KRW disclaimer Het waterschap is voor de realisatie van (her)inrichtingsmaatregelen sterk afhankelijk van het beschikbaar komen van cofinanciering. Er zijn op dit moment veel nieuwe afspraken en regelingen in voorbereiding, maar er zijn nog geen harde afspraken over medefinanciering. Om die reden is er in het nieuwe Waterbeheerplan een disclaimer opgenomen bij het KRW-maatregelpakket. Hierin is aangegeven dat het daadwerkelijk realiseerbare aantal kilometers en hectares lager zal uitvallen, indien de benodigde cofinancieringsmiddelen niet of onvoldoende voorhanden zijn
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
13
in de planperiode. Deze disclaimer geldt specifiek voor de maatregelen: herstel natte natuurparel, beek- en kreekherstel, vispassages en ecologische verbindingszones. Afronding Tweede Bestuursovereenkomst Op 31 december 2015 eindigt de Tweede Bestuursovereenkomst (BO2). De provincie en de Brabantse waterschappen hebben deze overeenkomst in december 2007 gesloten. De overeenkomst bevat afspraken over prestaties en financiering van gezamenlijke water- en natuurdoelen. De kracht van BO2 is de bundeling van geldstromen en programmafinanciering in plaats van projectfinanciering. Dit heeft ertoe geleid dat de waterschappen de flexi biliteit hadden om díe projecten op te pakken waar zich kansen voordeden. Het heeft ook geleid tot veel externe financiering vanuit Europa, het Rijk, gemeenten en andere partners. De totale omvang van BO2 bedraagt ongeveer € 250 miljoen. Bij het laatste ijkmoment van BO2 is gebleken dat de afgesproken prestaties nagenoeg geheel gerealiseerd zullen worden. Van een aantal projecten is de verwachting dat ze iets meer tijd nodig hebben. Deze zogenaamde ‘risicoprojecten’ krijgen maximaal twee jaar verlenging. Alle projecten die voor het einde van het jaar worden opgeleverd vallen onder de eindafrekening, die uiterlijk in juli 2016 plaatsvindt. Voorbereiding nieuwe overeenkomst Het nieuwe Provinciaal Milieu en Waterplan (PMWP) en de waterbeheerplannen van de waterschappen laten zien dat er nog een flinke opgave voor ons ligt, hoewel er al veel is gerealiseerd de afgelopen jaren. De waterschappen hebben begin 2015 (rondom de provinciale verkiezingen) hun inzet voor een nieuwe overeenkomst aan de provincie aangeboden. Naar aanleiding hiervan zijn de gesprekken op gang gekomen. De partijen hebben de intentie uitgesproken om zo snel mogelijk na de vaststelling van het PMWP en de wbp’s te komen tot de ondertekening van een nieuwe overeenkomst. Dit zal begin 2016 plaatsvinden. Deze overeenkomst bevat minder doelen dan de Tweede Bestuursovereenkomst, omdat voor een aantal maatregelen inmiddels op andere plaatsen middelen zijn gereserveerd. Ecologische verbindingszones maken bijvoorbeeld geen deel uit van de nieuwe overeenkomst, omdat de provincie haar bijdrage hiervoor in het Groen Ontwikkelfonds Brabant heeft ondergebracht. Naast de nieuwe overeenkomst met de waterschappen gaat de provincie aan de slag met het opstellen van een dynamische uitvoeringsagenda PMWP. Aan de hand van vier programmalijnen wil de provincie samen met partners de vertaling van de beleidskaders uit het PWMP naar de uitvoering maken (de uitvoeringsagenda). De vier programmalijnen zijn groene groei, veilige leefomgeving, bodem en water en gezonde fysieke leef omgeving. Het waterschap is bij deze vier programmalijnen betrokken. Deltaprogramma Sinds enkele jaren werken vele partijen samen aan het Deltaprogramma. Doel is het waterbeheer in Nederland klaar te maken voor de toekomst. Dat is onder meer nodig vanwege de klimaatverandering, de bevolkingstoename en de veranderde risicoperceptie van de burgers. Het Deltaprogramma heeft drie pijlers: 1 Waterveiligheid 2 Zoetwater(voorziening) 3 Ruimtelijke adaptatie
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
14
Pijler 1: waterveiligheid Primaire keringen Nieuwe normering en status Het Deltaprogramma Waterveiligheid heeft geleid tot nieuwe waterveiligheidsnormen, gebaseerd op nieuwe technische inzichten over het falen van waterkeringen én op de risico’s van falen van de desbetreffende waterkering. Dat leidt dus ook tot een heel nieuw toets- en ontwerpinstrumentarium voor keringen. In de vierde toetsing van de waterkeringen (2018-2023) worden de primaire keringen voor het eerst op basis van deze nieuwe normen getoetst, zie figuur 1. Bij de voorbereiding en uitvoering van de vierde toetsing wordt samengewerkt met Stowa, HWBP en Unie van Waterschappen en met de Brabantse waterschappen.
Figuur 1: Dijktrajecten primaire keringen met hun norm
Ook de status van waterkeringen is kritisch beschouwd. Dit heeft geleid tot een statuswijziging voor enkele primaire c-keringen: • De c-keringen langs het VZM hebben een volwaardige primaire status gekregen • De in beheer over te nemen c-kering langs het Drongelens kanaal heeft een regionale status gekregen. Op het moment loopt de wettelijke verankering van het Deltaprogramma Waterveiligheid, door een wijziging van de Waterwet. Het is de bedoeling dat de gewijzigde Waterwet in 2016 wordt vastgesteld en per 1 januari 2017 ingaat. Daarmee zijn de nieuwe normen voor de primaire keringen, de nieuwe status voor de keringen langs het VZM en het Drongelens kanaal en de nieuwe wijze van toetsen wettelijk vastgelegd.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
15
Tot waterberging in de Delta was al besloten vóór het Deltaprogramma, in het kader van de PKB Ruimte voor Rivier. Daarbij zijn onder andere afspraken gemaakt over waterberging op het VZM. Verbeteropgave De verbeteringswerken die op grond van de nieuwe normen nodig zijn, starten naar verwachting na 2025. Een eerste inschatting is dat het om circa 65 kilometer te verbeteren kering gaat. Deze opgave komt bovenop de huidige veiligheidsopgave van 17 kilometer en drie kunstwerken, te verbeteren via het HWBP in de periode 2016-2028. In deze 17 kilometer is de recente uitbreiding van het bestaande HWBP project 14D Willemstad-Noordschans (van 2 naar 4 kilometer) naar aanleiding van het nieuwe rijksoordeel voor dit traject, meegenomen. Bij het verbeteren van de primaire keringen wordt samengewerkt in het kader van het HWBP en regionaal met het waterschap Aa en Maas. Regionale keringen In 2012/2013 zijn de regionale keringen in West-Brabant voor de eerste maal getoetst. Daarvóór was de norm voor deze keringen al aangescherpt van 1/50 naar 1/100 jaar. Ook vanwege de waterberging Volkerak-Zoommeer moeten trajecten van de regionale keringen langs de Mark en Vliet aangepast worden. In totaal gaat het om circa 100 kilometer regionale kering, te verbeteren tussen nu en 2023. Daarnaast is er nog de opgave vanuit de voor genomen beheeroverdracht van de regionale keringen langs het Markkanaal (10 kilometer) en Drongelens kanaal (5 kilometer) van RWS Zuid-Nederland naar het waterschap. Het waterschap is voornemens deze verbeteringen uit te voeren op kosten van het Rijk, in de periode 2015-2017 (Drongelens kanaal) en 2015-2023 (Markkanaal). De aanpak van het verbeteren van de regionale keringen begint zich hoe langer hoe meer uit te kristalliseren. De werkzaamheden zijn gesplitst in vier delen, elk met hun eigen planning: • Mark-Vliet stelsel West • Mark-Vliet stelsel Midden • Mark-Vliet stelsel Oost • Boezemkeringen. Deze vier onderdelen bevinden zich nu in de definitiefase. De planning is om voor Midden de realisatiefase in 2019 af te ronden, voor de Boezemkeringen in 2020 en voor West en Oost in 2023. Communicatiestrategie Vanwege het vele nevengebruik van met name regionale keringen, vraagt de waterveiligheidsopgave om een communicatiestrategie die specifiek is afgestemd op de gebruikers van de keringen. Deze strategie is de afgelopen jaren ontwikkeld vanuit de opgaven voor Ruimte voor de Rivier en wordt thans uitgerold. Pijler 2: zoetwater(voorziening) Nederland is verdeeld in verschillende zoetwaterregio’s. Ons waterschapsgebied behoort tot de zoetwaterregio’s: • Zuidwestelijke Delta • Hoge Zandgronden (DHZ) • (voor een klein gedeelte) Rivieren Voor de deelgebieden van de Zuidwestelijke Delta en DHZ zijn maatregelen gedefinieerd in het Deltaprogramma 2015 om in de periode tot 2027 het watersysteem klimaatrobuust in te richten en bij te dragen aan een betere zoetwatervoorziening. Vanwege een mogelijke bijdrage in de financiering door het Rijk, wordt hierbij onderscheid
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
16
gemaakt in een uitvoeringsprogramma voor de periode 2016-2021 en periode 2022-2028. Klimaatrobuust betekent in dit geval dat er een juist evenwicht is tussen de toekomstige watervraag en -aanbod. Voor de deel gebieden Zuidwestelijke Delta en DHZ zijn hiervoor in 2015 Bestuursovereenkomsten ondertekend tussen regionale partijen en het Rijk. Zuidwestelijke Delta Voor de Zuidwestelijke Delta is de besluitvorming over de maatregelen gekoppeld aan besluitvorming in het kader van de Rijksstructuurvisie Grevelingen/Volkerak-Zoommeer: voordat het VZM zout kan worden gemaakt, zal een alternatieve zoetwatervoorziening moeten worden gerealiseerd voor de gebieden die nu hun water onttrekken aan het zoete VZM. Voor Brabantse Delta zijn dat de PAN-polders ten westen van de lijn Bergen op Zoom-Steenbergen. Bij een besluit voor een zout VZM zal de alternatieve zoetwatervoorziening worden bekostigd door provincies en Rijk. In een samenwerkingsovereenkomst zullen nadere afspraken worden gemaakt tussen betrokken partijen. Voor het waterschap zijn naast de financiering, afspraken over de uitvoering (al dan niet door het waterschap) en de bekostiging over het toekomstig beheer en onderhoud van belang. Ook de Krekenvisie is opgenomen in het Deltaplan. Voor de periode 2022-2028 is hiervoor een provinciale en een rijksbijdrage voorzien. Hoge zandgronden Op de hoge zandgronden kan geen water worden aangevoerd. Hier gelden voor het realiseren van een klimaat robuuste zoetwatervoorziening de basisprincipes ‘zoveel mogelijk water vasthouden’ en ‘zuinig watergebruik’. De strategie van het waterschap is om deze opgaven zoveel mogelijk te realiseren met bijdragen en inspanningen van anderen. In Watergebiedsprogramma’s zullen de maatregelen van alle partijen gekoppeld worden. In sommige gevallen kan dit betekenen dat al voorgenomen maatregelen van het waterschap robuuster moeten worden uitgevoerd. Voor de periode 2016-2021 is voor de voorbereiding en uitvoering van maatregelen een bijdrage voorzien van Rijk en provincie. Pijler 3: ruimtelijke adaptatie Ruimtelijke adaptie gaat over de ambitie dat Nederland in 2050 zo goed mogelijk klimaatbestendig en water robuust is ingericht. Het is bedoeling dat Rijk, provincies en gemeenten waterveiligheid en klimaatbestendigheid mee laten wegen bij ruimtelijke (her)ontwikkelingen. Hiervoor wordt een ruimtelijke adaptatiestrategie opgesteld, met drie stappen: • Weten (analyse): de waterrobuustheid en klimaatbestendigheid van het gebied. Waar staan we? • Willen (ambitie): de analyse vertalen naar een gedragen ambitie en adaptatiestrategie. Wat willen we gaan doen en hoe? • Werken (doorwerking): uitvoeren van de strategie. De landelijke afspraak is dat de eerste stap, ‘weten’, in 2017 afgerond wordt. Het waterschap en de gemeenten willen deze fase zoveel mogelijk in één proces doorlopen. In 2015 vinden de voorbereidingen plaats door Regio West-Brabant in samenwerking met het waterschap en Samenwerking Water West-Brabant. Het waterschap is nadrukkelijk bij de voorbereidingen van dit proces betrokken. Deltaplan Agrarisch Waterbeheer Het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) is het aanbod van de agrarische sector (LTO) aan de rijksoverheid en de regionale overheden om de knelpunten op het gebied van waterkwaliteit en waterkwantiteit gezamenlijk in beeld te brengen en op te lossen. Zodoende wil men de agrarisch watervoorziening verduurzamen, aanscherping van generieke regelgeving op nationaal niveau voorkomen en het agrarisch productiepotentieel verhogen.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
17
De ambitie vanuit LTO is hoog. In 2021 moet 80% van de resterende waterkwaliteitsproblemen (veroorzaakt door de agrarische sector) op een motiverende en stimulerende wijze opgelost zijn. In 2027 moet dit 100% zijn. Begin 2013 is het aanbod aangenomen door het Rijk, de provincies, de drinkwatersector en de gezamenlijke waterschappen. Daarbij is aangegeven gezamenlijk aan de doelen in het DAW te werken. De waterschappen zullen hierbij faciliteren door de knelpunten op het gebied van waterkwaliteit en waterkwantiteit in beeld te brengen en bovenwettelijke maatregelen op bedrijfsniveau te stimuleren. In Brabant is in het kader van het DAW een ambtelijke werkgroep geformeerd waarin naast de waterschappen ook de provincie en ZLTO plaatshebben. Bestuurlijk is een overleg gestart waarin provincie, waterschappen en ZLTO bestuurlijk afspraken maken. Blauwe diensten Het waterschap is al enige jaren actief met blauwe diensten. Bij blauwe diensten werken derden (tegen vergoeding) mee aan de realisatie van waterschapsdoelen. Sinds 2002 heeft het waterschap voor agrariërs een regeling akkerrandenbeheer (Actief Randenbeheer Brabant). Deze regeling is inmiddels onderdeel geworden van de vergroening van het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Vanaf 2016 zullen nieuwe blauwe diensten georganiseerd worden via het nieuwe stelsel voor agrarisch natuurbeheer (ANLB2016), dat met Europese middelen wordt gefinancierd (POP3). Op deze manier worden agrariërs met Europese cofinanciering gestimuleerd om een bijdrage te leveren aan het realiseren van waterdoelen. Daarnaast neemt het waterschap deel aan STIKA, de provinciale regeling voor natuur- en landschapsbeheer. Via de regeling kunnen agrariërs en particulieren subsidie aanvragen voor het realiseren en beheren van landschapselementen en ecologische verbindingszones. Impuls Stedelijk Water In 2012 hebben de dagelijks besturen van de Brabantse waterschappen het position paper ‘Impuls Stedelijk Water’ vastgesteld. Hierin is een lange-termijnvisie opgenomen voor het stedelijk gebied waarbij de klimaatbestendige stad als doel is omschreven. Een belangrijk middel om dit te realiseren is een (vergaande) samenwerking met gemeenten. De komende jaren gaan gemeenten en waterschap hiervoor overkoepelend strategisch beleid en concrete doelen uitwerken. Het uitgangspunt daarbij is het stimuleren van ontwikkelingen waarbij groenblauwe structuren in het bebouwd gebied de basis zijn voor een gezonde leefomgeving. Het waterschap heeft in de Kadernota middelen voor de uitvoering van maatregelen voorzien, maar verwacht van de provincie en gemeenten eenzelfde bijdrage. Samenwerking in de waterketen Onder de naam Samenwerking aan Water in Midden- en West-Brabant (SWWB) geeft waterschap Brabantse Delta, samen met gemeenten, de naastgelegen waterschappen en de drinkwaterbedrijven in vier werkeenheden invulling aan de afspraken over de afvalwaterketen uit het Bestuursakkoord Water (2012). De partijen hanteren een groeimodel: zij beginnen de samenwerking in individuele (regionale) projecten om later door te groeien naar structurele (bovenregionale) samenwerking. Uitkomsten van de visitatiecommissie in Midden- en West-Brabant tonen aan dat de voortgang van de werkeenheden landelijk gezien gemiddeld tot bovengemiddeld scoort, waarbij de situatie per werkeenheid varieert. Toch is het noodzakelijk een ‘tandje erbij’ te zetten om de daadwerkelijke besparingsambitie te kunnen behalen. Het waterschapsbestuur onderschrijft dit en heeft de regio’s opgeroepen samen de handschoen op te pakken.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
18
Het landelijke beeld is dat partijen in de waterketen elkaar weten te vinden en inzicht hebben in elkaars belangen en doelen. Om echter te kunnen spreken van synergie (het geheel is meer dan de som der delen) moet nog een flinke stap gezet worden. Er zijn genoeg initiatieven, maar het blijkt lastig deze om te zetten in concrete resultaten. Het is van belang om projecten, waarmee de besparingsambities geconcretiseerd kunnen worden, tot uitvoering te brengen. Geboekte resultaten leveren dan niet alleen zichtbare besparingen op, maar helpen ook om het proces voor samenwerking een impuls te geven. In de zogenaamde stormboekhouding houdt het waterschap bij hoe de voorgenomen besparingen vorderen (zie paragraaf 4.2). In 2016 gaan de partijen in de regio’s onder meer aan de slag met gezamenlijke integrale planvorming, het beheer en onderhoud van gemalen, leidingen, persleidingen en drukriolering/IBA’s en het gezamenlijk beheer en onderhoud van het watersysteem: het maaien en baggeren. Ook nieuwe sanitatievormen en -mogelijkheden, sociale innovatie, medicijnresten en het investeringsprogrammering komen aan bod. De onderwerpen waarop samen gewerkt wordt, zijn verbreed. Enkele projecten zijn de regionale samenwerkingen ontstegen en worden bovenregionaal, in SWWB-verband, opgepakt. Het gaat dan om het gezamenlijk meten en monitoren, gezamenlijk datamanagement (gegevensbeheer), gezamenlijk beleid voor de waterketen en op termijn grondwater, het waterbewustzijn (communicatie) o.a. in de vorm van de Week van ons Water, assetmanagement/risicogestuurd beheer en tenslotte het onderwerp klimaat veranderingen -adaptatie. Regionaal worden deze projecten ook uitgewerkt, maar waar mogelijk wordt boven regionale afstemming, netwerken en kennisdeling gebruikt. Ontwikkelprogramma afvalwaterketen naar 2020 Door het toepassen van maatwerkoplossingen zullen de waterketens de komende jaren robuuster worden. De verdere heroverweging van de maatregelen voor de basisinspanning zal ook in 2016 besparingen opleveren. Het waterschap heeft hier al rekening mee gehouden in de Kadernota. Daarnaast zal assetmanagement/risico gestuurd beheer in combinatie met een daarop geënte investeringsprogrammering besparingen opleveren. Aan andere onderwerpen zoals sociale innovatie, verbeterde onderlinge samenwerking en gezamenlijke aanbestedingen wordt ook in 2016 intensief gewerkt. Deze zullen op termijn (beperkte) structurele financiële besparingen opleveren. Deze onderwerpen leveren vooral een bijdrage aan het proces tot kennisdeling, kwaliteitsborging en het reduceren van kwetsbaarheid. Op korte termijn is verbetering van de kwaliteit van besluitvorming en uitvoering en het verkleinen van de kwetsbaarheid een belangrijk doel. Waterschap Brabantse Delta heeft de intentie een drijvende kracht achter de samenwerking te zijn. Omdat er meer partners in het proces zijn, blijft dit een uitdaging.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
19
Assetmanagement De assets van het waterschap Het waterschap is beheerder van 402 kilometer dijken en kades, 17 rwzi’s, 83 rioolgemalen, 368 kilometer pers leiding, 190 poldergemalen, circa 1700 stuwen, 70 kilometer vaarwegen en circa 4000 kilometer waterlopen. Dit komt in totaal neer op meer dan 50.000 fysieke objecten (assets). Al deze assets leveren een bijdrage aan het hebben van voldoende oppervlaktewater van goede kwaliteit en veiligheid tegen overstroming. Het is belangrijk dat de assets goed worden beheerd. Dit vereist continu besluiten waarin de juiste afweging gemaakt moeten worden. Het waterschap heeft bij het beheer van de fysieke assets voor de invoering van assetmanagement gekozen, omdat deze methodiek hierbij een uitermate geschikt hulpmiddel is. Assetmanagement als hulpmiddel Het waterschap streeft er naar om de taken naar behoren uit te voeren tegen zo laag mogelijke kosten. Dit leidt ertoe dat er keuzes gemaakt moeten worden. Welke maatregelen hebben de meeste urgentie, gelet op de doelstellingen die het waterschap nastreeft? Assetmanagement is een wijze van werken, die het waterschap helpt bij het effectief en efficiënt bereiken van de organisatiedoelstellingen; nu en in de toekomst. Door risico’s en kansen goed in beeld te hebben zoekt het waterschap naar de juiste balans tussen kosten, risico’s en prestaties. Veranderingen in de omgeving, zoals nieuwe wet- en regelgeving, stellen het waterschap steeds voor nieuwe uitdagingen. Het waterschap werkt aan een totaalprogramma van maatregelen, die genomen moeten worden om te blijven voldoen aan de taakstelling. Assetmanagement dwingt het waterschap haar assets door en door te kennen. Om die reden is een inspectieprogramma Kunstwerken, Vaarwegen en Transportleidingen uitgevoerd en wordt binnenkort gestart met het inspectieprogramma Kunstwerken, baggeren, plaagsoorten en groenelementen in het watersysteem. Dit zal ertoe leiden dat ad hoc investeringen – en dus verrassingen – de komende jaren steeds minder vaak voorkomen. Bij het opstellen van de Kadernota zijn alle projecten getoetst op de mate waarin zij bijdragen aan de bedrijfs waarden. Ieder project is hiervoor apart bekeken. Deze denkwijze is ook toegepast bij de totstandkoming van de programmaplannen. Bij de ontwikkeling van nieuwe assets wordt beter gekeken naar bediening, onderhoud en beheersbaarheid. In het onderhoud worden de verschillende onderhoudsconcepten geactualiseerd, zodat het meer risico-gebaseerd wordt. Bedrijfswaarden als afwegingscriteria Het waterschap hanteert in de Kadernota vaste netto-investeringsvolumes per jaar voor de verschillende taken (de zuiveringstaak, de watersysteemtaak, het vaarwegbeheer en de ondersteuning). Binnen de beschikbare volumes maakt het waterschap een afweging en prioritering: welke investeringen worden binnen de beschikbare volumes uitgevoerd? En welke niet? De assetmanagementmethodiek helpt bij het maken van deze afweging en geeft zicht op het bijbehorende risicoprofiel. Assetmanagement weegt alle investeringen integraal tegen elkaar af: ontwikkeling, instandhouding, nieuwbouw, vervanging en onderhoud. De methodiek helpt het waterschap maatregelen te prioriteren aan de hand van de kaders die bestuur en wetgeving voorschrijven. Deze kaders zijn vertaald in de bedrijfswaarden die het bestuur bij Kadernota 2015-2025 heeft vastgesteld: kosten, compliance (aan wet en regelgeving), waterkwantiteit/veiligheid, water- en omgevingskwaliteit/milieu, imago en continuïteit. De toepassing van de assetmanagementmethodiek stelt het bestuur in staat om meer sturing te geven aan de voorkant van het proces. Het bestuur stelt aan de voorkant de prioriteiten vast. Deze worden vervolgens toegepast als afwegingscriteria om investeringen integraal tegen elkaar af te wegen.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
20
Risicomatrix Eind 2014 heeft het algemeen bestuur een risicomatrix vastgesteld. De risicomatrix is een instrument om bedrijfs waarden ten opzichte van elkaar te wegen met behulp van indicatoren. De risicomatrix is bij het opstellen van de voorliggende Kadernota verder verfijnd en toegepast bij de prioritering van investeringen binnen de investerings volumes. De doorontwikkelde risicomatrix is opgenomen in bijlage 6. De risicomatrix zal op basis van voortschrijdend inzicht continu in ontwikkeling blijven, om nu en in de toekomst de juiste keuzes en afwegingen te maken in de taakuitoefening. Risicobeheer en programmeren Het waterschap houdt in een risicoregister overzicht over de belangrijkste risico’s die het behalen van de organisatie doelstellingen kunnen belemmeren, versnellen of vertragen. Risicobeheer is een continue activiteit geworden, waarin risico’s worden gevolgd, geactualiseerd, toegevoegd en verwijderd. Met een risicoanalyse verkrijgt het waterschap een beoordeling van ieder specifiek risico. Door vervolgens beheermaatregelen te bepalen en te programmeren worden de risico’s verkleind en in positieve zin kansen benut. De risicoanalyses vereisen een uitgebreide kennis over de werking van de systemen. Met name voor de water systeemtaak zijn in 2014 en 2015 extra inspanningen gedaan om de systeemanalyses op basis van modellering van het watersysteem te verbeteren. Met de modellen is het waterschap beter in staat om de knelpunten (risico’s) in het watersysteem op te sporen. Tegelijk geven de modellen inzicht in de prestaties van het systeem, wat het mogelijk maakt om lokale knelpunten in een groter geheel te analyseren. Vaak kan een risico niet volledig worden uitgesloten bij het nemen van beheermaatregelen. Dan is er sprake van een restrisico. Het is belangrijk dat het waterschap goed voorbereid is op situaties waarin een restrisico manifest wordt. Het doel is om maatregelen achter de hand te hebben en te zorgen voor voldoende financiële middelen om de restrisico’s op te kunnen vangen. Door hier (pro-)actief mee aan de slag te zijn, blijft het risicobewustzijn binnen de organisatie op een hoog niveau. De restrisico’s worden periodiek beoordeeld op de kans van optreden en de eventuele impact op de taakuitvoering en organisatie. De uitkomst van de berekening van kans, impact en trendontwikkeling van de restrisico’s wordt afgezet tegen de beschikbare reserves en de bestuurlijk afgesproken norm voor het weerstandsvermogen (zie bijlage 4).
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
21
Levenscyclus denken en handelen In de beheerstrategie dienen risico’s afgewogen te worden ten opzichte van de kosten van beheermaatregelen over de levenscyclus van gerelateerde assets. Levenscyclusdenken (LCC) is onderdeel van het eigenaarschap en de bijbehorende verantwoordelijkheden. Sinds 2014 wordt bij (grotere) investeringsbeslissingen standaard gebruik gemaakt van LCC. Indien mogelijk worden bij investeringsbesluiten alternatieve oplossingen naast een voorkeurs alternatief toegelicht. Vanaf 2015 wordt in de programmering bij het bepalen van risicobeheermaatregelen ook van LCC gebruik gemaakt. Het is de bedoeling dat daarmee in de Kadernota 2017-2026 alle maatregelen in de programma’s en in de realisatie op basis van LCC- en risicobeoordeling te verantwoorden zijn. Dit vereist een uitbreiding van de kennis van LCC en de benodigde kengetallen om mee te rekenen. Onder andere met de STOWA en TNO wordt gezocht naar de mogelijk heden voor waterschapsoverstijgend onderzoek naar kengetallen. Zuiveringsinfrastructuur Gezien de leeftijd van de zuiveringsinfrastructuur is steeds meer inspectie en onderhoud nodig. Een goed inspectie programma geeft inzicht in de technische staat, terwijl een goed onderhoudsprogramma de levensduur verlengt, tot de risico’s te groot worden. De opbrengst van dit risicogestuurd onderhoud is dat vervanging kan worden uitgesteld. Deze assetmanagement-methodiek, in combinatie met een goede calamiteitenbeheersorganisatie, maakt dat het waterschap in control is. Door stedelijke ontwikkeling wijzigt het afvalwateraanbod. De capaciteit van de rioolgemalen en zuiveringen dient afgestemd te zijn op het afvalwateraanbod vanuit de rioleringssystemen van de gemeenten. Met de gemeenten worden maatwerkoplossingen ontwikkeld. Dat zijn nog maar zelden conventionele oplossingen, zoals de uitbreiding van bestaande afvalwaterketens. Vaker gaat het om afkoppelmaatregelen, aan- of afhaakafspraken met bedrijven of alternatieve vormen van sanitatie. Micro-verontreinigingen Microverontreinigingen, zoals microplastics en resten van medicijnen, antibioticaresistentie en drugs, vormen een opkomend maatschappelijk probleem. Hiervoor geldt dat het waterschap slechts één van vele betrokken partijen is, maar wellicht wel een partij die (een deel van) de oplossing kan leveren. Het waterschap neemt zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid in deze, door actief de samenwerking te zoeken met relevante partijen binnen en buiten de sector. In juli 2015 heeft het algemeen bestuur ingestemd met het Programma Medicijnresten, Antibioticaresistentie en Drugsresten voor de aanpak van deze problematiek. Het waterschap draagt op deze manier bij aan het in kaart brengen van de omvang van het probleem en de meest kostenefficiënte maatschappelijke oplossingen.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
22
2.3 Financiële ontwikkelingen Het waterschap wil zijn taken uitoefenen tegen een maatschappelijk aanvaardbare lastenontwikkeling, met een passend risicoprofiel als uitgangspunt. Als gevolg van de financiële crisis en de stagnerende economische ontwikkeling is de Wet Hof ingevoerd en zijn er bezuinigingen doorgevoerd. Door alle media-aandacht liggen de waterschapsbelastingen en een aanvaardbare schuldpositie onder een vergrootglas. Kostenbeheersing en efficiency spelen een belangrijke rol. Duurzaam financieel beleid In 2008 werd de wereld geconfronteerd met een bankencrisis en de faalbaarheid van het financiële systeem. Om herhaling te voorkomen werden Europese begrotingsnormen aangescherpt (Groei- en Stabiliteitspact, GSP) en aanvullende wet- en regelgeving vastgesteld. Dit heeft in Nederland geleid tot de Wet Houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof) waarin is geregeld dat (decentrale ) overheden het EMU saldo respecteren. Ook de waterschappen dragen bij aan het terugdringen van het Nederlands begrotingstekort. Ondanks grote investeringen en verbeterde prestaties slagen de waterschappen er al jaren in de stijging van hun belastingen beperkt te houden. Desondanks wordt steeds vaker de vraag gesteld of waterschappen wel financieel gezond zijn, waarbij vooral aandacht uitgaat naar de schuldpositie, die door buitenstaanders gemakkelijk als te hoog wordt gekwalificeerd. De druk op de waterschappen is groot. Forse investeringen in een veilige delta worden gevraagd zonder de tarieven te verhogen en dit alles bij een ‘houdbare’ schuldenlast. Bovendien lijken de risico’s die de waterschappen lopen, steeds groter te worden. Het gaat dan om risico’s die met de taakuitoefening verband houden, zoals klimaatveranderingen, steeds complexere technieken en een dichter bebouwde omgeving, maar ook om risico’s die meer direct van invloed zijn op de financiële huishouding van het waterschap, zoals afhakende lozers van afvalwater en fluctuerende rentestanden. Ook bij het waterschap spelen deze ontwikkelingen. Het waterschap staat de komende jaren voor grote opgaven: versterking regionale keringen, bijdrage Hoogwaterbeschermingsprogramma, Kaderrichtlijn Water, etc. Dit alles om te zorgen voor een veilige leefomgeving. Tegelijkertijd wil het waterschap de tariefstijging beperkt houden en is er aandacht voor een gezonde schuldpositie en schuldquote. In figuur 2 wordt de ontwikkeling van de schuldpositie van het waterschap weergegeven.
Schuldpositie 600
Miljoenen
500
400
300
200
100
0 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Figuur 2: Ontwikkeling absolute schuldpositie waterschap Brabantse Delta
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
23
De oplopende schulden worden voor een groot deel verklaard door de extra wettelijke opgave voor de regionale keringen en de bijdrage aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Investeringen in regionale keringen hebben een langdurig gebruiksnut en worden hierdoor over een periode van vijftig jaar afgeschreven. De investeringen moeten echter ook over deze periode gefinancierd worden, wat leidt tot een hogere schuldpositie en extra rentelasten. In figuur 3 wordt de ontwikkeling van de schuldpositie afgezet tegen de ontwikkeling van de belastinginkomsten middels de netto schuldquote. Ondanks dat er geen officiële norm is voor een gezonde schuldquote, wil het waterschap nu al stappen nemen om de schuldpositie op termijn houdbaar te houden. De stappen die het waterschap daarin gaat zetten, zijn te vinden in paragraaf 4.1.
Netto schuldquote - Kadernota 2016-2025 350%
340%
330%
320%
310%
300%
290% 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Figuur 3: Ontwikkeling netto schuldquote
Door de Unie van Waterschappen is er over 2014 een benchmark opgesteld op onderdelen van duurzaam financieel beleid. Op basis van deze benchmark kan de voorlopige conclusie getrokken worden dat het waterschap zich in vergelijking met andere waterschappen landelijk in de middenmoot bevindt.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
24
Herziening stelsel waterschapsbelastingen In 2014 is het rapport Water Governance in the Netherlands: Fit for the Future? gepubliceerd door de OESO. In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en de waterschappen heeft de OESO de toekomst bestendigheid van het Nederlandse waterbeleid onderzocht. De hoofdconclusie van dit rapport is positief. Nederland heeft een ‘excellent track record’ en is een mondiale referentie op het gebied van waterbeheer. Tegen relatief lage kosten wordt gezorgd voor waterveiligheid, waterkwaliteit en voldoende water. Wel ziet de OESO ruimte voor verbetering en doet daartoe een aantal aanbevelingen, zoals het vergroten van waterbewustzijn, vergroten van transparantie, het inbouwen van financiële prikkels en het vergroten van onafhankelijk toezicht. Met een aantal van deze aanbevelingen zijn de verschillende partijen in Nederland aan de slag gegaan. Zo is er naar aanleiding van het OESO-rapport afgelopen jaar onderzocht wat de mogelijke knelpunten zijn voor een duurzame en toekomstbestendige financiering van het waterbeheer. Dit heeft geleid tot het rapport Toekomstbestendige en duurzame financiering van het Waterbeheer. In dit rapport, dat in juli 2015 is aangeboden aan de Tweede Kamer, staat dat de basis van ons waterbeheer op orde is en er geen grote systeemwijzigingen van de financiering nodig zijn. Gezien de toekomstige ontwikkelingen is er echter wel aanleiding om binnen het bestaande belastingstelsel te verkennen waar verbeteringen mogelijk zijn. Er wordt aandacht gevraagd voor: • Effectiever toepassen van het principe ‘de vervuiler betaalt’, ook voor diffuse bronnen • Financiële prikkels om te investeren in preventie of bronmaatregelen voor nieuwe stoffen (medicijnen, microplastics) • Welke instrumenten effectief kunnen bijdragen aan het vasthouden van schoon regenwater, zodat dit niet wordt afgevoerd naar de waterzuivering • Prijsprikkels voor onttrekking en gebruik van grondwater- en oppervlaktewater in relatie tot de voorzieningenniveaus zoetwater • Opnemen van reeds lopend onderzoek naar de modernisering en verduurzaming van de zuiveringsheffing in dit brede kader, en onderzoeken of er nut en noodzaak is om de watersysteemheffing hierbij te betrekken. In vervolg hierop zal de minister, samen met de waterschappen, gemeenten, provincies en drinkwaterbedrijven onderzoeken hoe er meer prijsprikkels (zoals ‘de vervuiler betaalt’) in ons waterbeheer kunnen worden ingebouwd. Om het waterbewustzijn onder de Nederlanders te vergroten is de landelijke campagne ‘Ons Water’ van start gegaan. De hierboven geschetste richting wordt op hoofdlijnen opgenomen in het Nationaal Waterplan 2016-2021. Naar verwachting wordt de Tweede Kamer medio 2016 geïnformeerd over de voortgang.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
25
Rentevisie Als gevolg van de oplopende schuldpositie, stijgt de jaarlijkse rentelast voor het waterschap. De toekomstige rentestanden zijn hierbij sterk afhankelijk van de economische situatie. Ter illustratie worden drie rentes getoond, die de volatiliteit van de rente onderschrijven. Op 7 maart 2014 is een nieuwe 20-jaarsgeldlening afgesloten tegen 2,678%. In 2015 is de rente gedaald tot een dieptepunt van 0,82% (20 april 2015) voor een 20-jaarslening. Inmiddels is deze rente bij de Nederlandse Waterschapsbank weer gestegen tot 1,54% (7 sept 2015). Na een lange periode van een dalende rente is de rente in april 2015 gaan stijgen, tegen de marktverwachting in. De bodem in de rente lijkt te zijn bereikt, maar blijft moeilijk te voorspellen. Er zijn op dit moment tekenen van voorzichtig economisch herstel in veel Europese landen. Onzekere factoren zijn onder meer of Griekenland binnen de EU blijft en de economische ontwikkelingen in China. De ECB stimuleert met haar beleid verdere economische groei en prijsstabiliteit op korte termijn. De verwachting is dat de economische groei in 2016 hoger zal zijn dan 2015 en mede hierdoor wordt verwacht dat de rente zal gaan stijgen. Ook voor financiële instellingen blijft het moeilijk om een rentevoorspelling te doen. De renteverwachting in cijfers wordt doorgaans maar voor één jaar gegeven. En voor de lange termijn hanteren zij een kwalitatieve renteverwachting. Voorzichtigheidshalve is de hoogte van de rente in de Kadernota voor 2016 gebaseerd op de meest actuele inschattingen. Voor de jaren daarna is de inschatting van de rente constant gehouden op 3%. Ieder jaar wordt bij de nieuwe Kadernota de rente inschatting geactualiseerd.
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
KN 16-25
2,25%
3,0%
3,0%
3,0%
3,0%
3,0%
3,0%
3,0%
3,0%
3,0%
KN 15-25
3,6%
3,6%
4,0%
4,0%
4,2%
4,2%
4,6%
4,6%
5,0%
Tabel 2: Verwachte rentevoet per jaar ten behoeve van af te sluiten nieuwe leningen
Tabel 2 laat zien dat de rentevoet in alle jaren lager wordt ingeschat dan de rentevoet die in de Kadernota 2015-2025 is gehanteerd. Hierdoor ontstaan lagere netto lasten ten opzichte van de Kadernota 2015-2025.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
26
Dividend Tot enkele jaren geleden ontving het waterschap jaarlijks een dividend uitkering van de Nederlandse Waterschapsbank (NWB). In 2011 is daar verandering in gekomen. In verband met de kapitaaleisen onder Basel III heeft de NWB begin 2011 besloten tot een maximale reservering van de jaarlijkse nettowinst. Op grond van de aangekondigde minimale eis voor de leverage ratio per 1 januari 2018 van vooralsnog 3%, zal geen dividend meer worden uitgekeerd tot de bank aan deze minimumeis voldoet. De leverage ratio is de verhouding tussen geleend vermogen en de hoeveelheid eigen vermogen van een bank. Het Basel Comité wil voorkomen dat een bank overmatige schuldposities opbouwt. Dit vormde namelijk één van de onderliggende oorzaken van de crisis. De leverage ratio van de NWB bedraagt ultimo 2014 1,6% . Naast het instrument van winstinhouding kijkt de bank tevens naar mogelijkheden om de kapitaalbasis te versterken door het uitgeven van hybride vermogenstitels. In dat verband heeft de bank € 200 miljoen additioneel kapitaal aangetrokken bij vier provincies. Dit is een belangrijke stap op weg naar het voldoen aan de norm per 1 januari 2018. De NWB heeft er alle vertrouwen in dat zij zal kunnen voldoen aan alle toekomstige kapitaaleisen. De bank stelt zich ten doel de dividenduitkering te kunnen hervatten zodra aan de leverage ratio norm is voldaan. Bijdrage Hoogwaterbeschermingsprograma In mei 2012 is het Bestuursakkoord Water ondertekend. Daarin is vastgelegd dat het Rijk en de waterschappen de kosten voor het HWBP ieder voor de helft gaan betalen. In het verleden werden de kosten volledig door het Rijk gefinancierd. De bijdrage van de waterschappen startte met een bedrag van € 81 miljoen (2011), oplopend tot een structurele bijdrage van € 181 miljoen per jaar vanaf 2015. Daarnaast is afgesproken dat de waterschappen verantwoordelijk worden voor de muskusrattenbestrijding (totale kosten € 19 miljoen per jaar). Deze verlichting van de rijksbegroting van € 200 miljoen per jaar komt dus ten laste van de waterschappen. Afgesproken is dat de waterschappen zich inspannen deze extra lasten in te verdienen, zodat ze op termijn niet tot hogere maatschappelijke lasten leiden. Om zicht te houden op de relatie tussen de lastenontwikkeling en de inverdienwinsten houdt het waterschap een stormboekhouding bij (zie paragraaf 4.2). De bijdrage van de waterschappen aan het HWBP bestaat uit een solidariteitsbijdrage en een projectgebonden bijdrage. De solidariteitsbijdrage wordt op basis van het aantal ingezetenen en de WOZ-waarde verdeeld over de waterschappen. Het aandeel van Brabantse Delta bedraagt vanaf 2015 € 9 miljoen per jaar. In de Kadernota 2014-2024 heeft het waterschap besloten de bijdrage in vijf jaar af te schrijven. Dit betekent dat de jaarlijkse last als gevolg van de bijdrage gelijkmatig toegroeit naar een ideaalcomplex vanaf 2020. Vanaf dat jaar is de jaarlijkse last € 10 miljoen. Waterschappen die projecten onder het HWBP uitvoeren ontvangen hiervoor 90% subsidie. De overige 10% moet het waterschap zelf bijdragen. Dit is de projectgebonden bijdrage. De verhouding van de bijdrage van het Rijk en de waterschappen (solidariteitsbijdrage en projectgebonden bijdrage samen) blijft 50-50. Waterschap Brabantse Delta zal de komende jaren een aantal projecten in het kader van het HWBP uitvoeren. Deze zijn weergegeven in programmaplan 2000 (hoofdstuk 3). In hoofdstuk 4 is de totale ontwikkeling van de nettolasten weergegeven. De HWBP-lasten maken hier onderdeel van uit.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
27
2.4 Organisatorische ontwikkelingen Dienstverlening Waterschap Brabantse Delta wil haar dienstverlening optimaliseren en toekomstbestendig maken. De Unie van Waterschappen heeft naar aanleiding van maatschappelijke en technologische ontwikkelingen een visie op dienstverlening opgesteld waar alle waterschappen zich aan hebben geconformeerd. Waterschap Brabantse Delta heeft deze visie als uitgangspunt genomen om een eigen programma van dienstverlening te maken, waarbij ook nadrukkelijk uitvoering wordt gegeven aan de wettelijke verplichtingen. De kern van het programma is om te komen tot een waterschap dat de vraag van burgers, bedrijven en belangengroepen centraal stelt en zijn dienst verlening hierop inricht, binnen de kaders van de primaire taken. Dit in verbinding met lopende trajecten, projecten en zaken die plaats vinden binnen de organisatie. Concreet omvat het programma activiteiten die het waterschap veranderen richting een meer klantgerichte houding, het doorontwikkelen van het contactcentrum naar een brede frontoffice en het realiseren van de in het programma omschreven digitaliseringseisen. Dit programma wordt in de komende jaren uitgevoerd. Winnend samenwerken Sinds medio 2010 werken de Brabantse waterschappen De Dommel, Aa en Maas en Brabantse Delta intensiever samen onder de noemer Winnend samenwerken. Samenwerken is het uitgangspunt, tenzij ‘alleen doen’ meer oplevert. Met deze samenwerking willen de waterschappen kosten besparen, de kwaliteit van producten en dienstverlening verbeteren en de kwetsbaarheid verminderen. Op diverse vlakken zijn concrete resultaten geboekt. Voorbeelden zijn het gezamenlijke informatiebeheerplan op het gebied van ICT, het beregeningsbeleid, de ontwikkeling van de verkeerstoren, het personeelsbeleid, de Brabantbrede Keur, het grondwaterbeleid, het digitaal werken in het veld, de aanbesteding van eigen dienstauto’s. De komende tijd zal dit verder uitbreiden. Er wordt ook gewerkt aan de juridische vormgeving van het Winnend samenwerken. Dit is bijvoorbeeld nodig om goede afspraken te maken, als de waterschappen werk deels voor elkaar uitvoeren. Om de kostenbesparing scherp neer te zetten hebben de drie waterschappen vanaf 2011 in de meerjarenraming ieder een taakstellende bezuiniging opgenomen. Deze bedroeg € 250.000 in 2012 en liep op tot € 1 miljoen per waterschap per jaar vanaf 2015. Het waterschap is er in geslaagd om een structurele besparing van € 1,5 miljoen per jaar te realiseren vanaf 2015 als gevolg van Winnend samenwerken en overige besparingen op overheadkosten. De prognose is dat deze kostenvoordelen in de komende jaren verder zullen oplopen tot € 2 miljoen in 2020. Met deze aanvullende besparing van € 0,5 miljoen is rekening gehouden in de meerjarenraming, maar de invulling wordt de komende jaren nader uitgewerkt. Het voordeel is opgenomen in de stormboekhouding (zie hoofdstuk 4).
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
28
Doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid Jaarlijks wordt door middel van onderzoek en audits een oordeel gevormd over de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het handelen van het waterschap. Het onderzoek vindt extern, intern en bestuurlijk plaats. De externe accountant geeft een expliciet oordeel over getrouwheid en rechtmatigheid van de lasten, baten en balansmutaties. Het rapport wordt gebaseerd op waarnemingen en onderzoeken van de organisatie zelf, aangevuld met eigen waarnemingen en steekproeven van de onderzoekers. De rekenkamercommissie van het waterschap voert jaarlijks onderzoeken uit. De commissie is autonoom in het bepalen van de onderzoeksonderwerpen, maar stelt het algemeen bestuur in staat om suggesties te doen voor onderzoeksonderwerpen. Aan het begin van het jaar stelt de commissie een plan op. Vervolgens worden onderzoeken uitgevoerd en separaat gerapporteerd. Na afloop van het jaar stelt de rekenkamercommissie een verantwoording op over de uitgevoerde activiteiten en bijbehorende financiën. Ook het dagelijks bestuur dient op basis van de Waterschapswet onderzoek uit te voeren op het gebied van doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid, het zogenaamde 109A-onderzoek. Daarover zijn afspraken gemaakt met het algemeen bestuur. In 2015 wordt onderzoek uitgevoerd naar de doeltreffendheid van het afkoppel beleid van Brabantse Delta. Voor 2016 is voorzien om onderzoek uit te voeren naar het beleid ten aanzien van ecologische verbindingszones. Ook kan het (algemeen of dagelijks) bestuur op ad hoc-basis opdracht verlenen tot het doen van onderzoek. Daarnaast vindt er nog divers onderzoek plaats dat een relatie heeft met de genoemde onderwerpen. Zo zijn er audits op het gebied van kwaliteit, arbo en milieu (mede in relatie tot certificering), medewerkerstevredenheid, klanttevredenheid en projecten. De uitdagingen voor de komende jaren zijn: • Het integraal zicht krijgen en houden op de vele onderzoeken (onderzoekskalender) • De conclusies en aanbevelingen en de opvolging daarvan • Bezien of er meer integratie van onderzoeken kan plaatsvinden, om maximaal rendement te halen met een minimale belasting van de organisatie. Verbonden partijen Het waterschap kan op drie manieren taken uitvoeren: zelf doen, uitbesteden of deelnemen aan een verbonden partij. Verbonden partijen zijn zelfstandige organisaties met een eigen bestuur en een eigen financiële huishouding, waarin het waterschap een financieel en een bestuurlijk belang heeft. Het waterschap neemt deel aan verbonden partijen omdat wordt verwacht dat samenwerking voordeel oplevert: schaalvoordelen, grotere doeltreffendheid, verbetering van de kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening, risicospreiding en het beter benutten van kennis en expertise. Aan de andere kant kleven er ook risico’s aan het deelnemen in een verbonden partij. Deelname kan verplichte uitgaven meebrengen, waar het waterschap slechts gedeeltelijk op kan sturen. Ongeveer 40% van de directe kosten van het waterschap gaan om in deze verbonden partijen, dit is circa 15% van de totale begroting. Te denken valt aan de Belastingsamenwerking West-Brabant (BWB), Aquon, het Waterschapshuis en de Slibverwerking Noord-Brabant (SNB). Het is een gecompliceerd speelveld: de verbonden partijen zijn zelfstandig, maar ook verweven met het waterschap. Het algemeen bestuur heeft bevoegdheden inzake het oprichten van en deelnemen in verbonden partijen. Het dagelijks bestuur is primair verantwoordelijk voor het aansturen van de verbonden partijen en het behartigen van het belang van het waterschap.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
29
Het dagelijks bestuur heeft het algemeen bestuur toegezegd de verbonden partijen eens in de vijf jaar te zullen evalueren. Het zal nog dit jaar een voorstel doen over de wijze waarop deze bestuurlijke evaluaties plaats kunnen gaan vinden, en op welk moment de verschillende verbonden partijen aan bod komen. Er is een grote behoefte om in control te zijn en te blijven met betrekking tot de verbonden partijen. In de organisatie wordt per verbonden partij een rollenscheiding doorgevoerd tussen de aandeelhoudersrol en de klantrol van het waterschap bij een verbonden partij. Die twee rollen worden per verbonden partij bij twee verschillende functionarissen belegd teneinde de bestuurlijk vertegenwoordiger en het bestuur optimaal te kunnen adviseren. Een goede afstemming van de planning- en controlcyclus van verbonden partijen op die van het waterschap krijgt hierbij bijzondere aandacht. Zowel bij het waterschap als bij de verbonden partijen is toenemende aandacht voor risicomanagement. Primair doel is om beter in control te kunnen zijn. Secundair gaat het ook om het weerstandsvermogen. Vaak zijn er afspraken dat verbonden partijen geen of nauwelijks eigen weerstandsvermogen vormen. Het waterschap dient bij de bepaling van het weerstandsvermogen ook de belangrijkste risico’s ten aanzien van de verbonden partijen te beschouwen. Dit vormt onderwerp van afstemming met de verbonden partijen. Het waterschap kent elf verbonden partijen. In 2016 zal de relatie met twee verbonden partijen vervallen. De Bestuursacademie Zuid-Nederland wordt geliquideerd en het waterschap zal niet langer deelnemen aan het Regionaal Archief West-Brabant, omdat het een eigen archiefvoorziening heeft ingericht. Er resteren negen verbonden partijen. Het gaat om: • Belastingsamenwerking West-Brabant (gemeenschappelijke regeling) • Het Waterschapshuis (gemeenschappelijke regeling) • Nederlandse Waterschapsbank (Naamloze Vennootschap) (zie ook hoofdstuk 5) • Unie van Waterschappen (vereniging) • Aquon (gemeenschappelijke regeling) (zie ook hoofdstuk 5) • Noord-Brabantse Waterschapsbond (vereniging) (zie ook hoofdstuk 5) • Slibverwerking Noord-Brabant (Naamloze Vennootschap) • Muskusrattenbestrijding (gemeenschappelijke regeling) • Waterschap De Dommel-Waterschap Brabantse Delta (gemeenschappelijke regeling).
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
30
2.5 Ontwikkelingen wetgeving Omgevingswet In het regeerakkoord is een herziening van het omgevingsrecht opgenomen. De bedoeling is dat overheden, bedrijven en organisaties sneller en makkelijker activiteiten kunnen ontplooien. Met de herziening wordt een aantal sectorale wetten over de leefomgeving gebundeld in één Omgevingswet. Het gaat dan onder andere om de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer, de bouwregelgeving en de Waterwet. Omdat ook de Waterwet opgenomen wordt in de Omgevingswet, en het hele stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving daarin een plaats krijgt, heeft dit consequenties voor waterschappen. Net als de Waterwet wordt de Omgevingswet een wet op hoofdlijnen. Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet. Om de wet eind 2018 in werking te kunnen laten treden, wordt in 2015 en 2016 gewerkt aan de benodigde uitvoeringsregelgeving. Vanwege de integraliteit van de Omgevingswet en het uitgangspunt dat er één bevoegd gezag is, wordt een goede samenwerking met andere overheden nog belangrijker. Het waterschap maakt daarover, vooruitlopend op de Omgevingswet, afspraken met de partners. Het doel is om op VTH-gebied (vergunningverlening, toezicht en handhaving) tot een efficiënte, doelmatige en integrale samenwerking te komen, gericht op een optimale bescherming van de veiligheid en gezondheid in de leefomgeving van West- en Midden-Brabant. Wet Hof en EMU-saldo Sinds 2014 is de wet Houdbare overheidsfinanciën (wet Hof) van kracht. Deze wet maakt decentrale overheden medeverantwoordelijk voor het terugdringen van het Nederlandse begrotingstekort (EMU-tekort). EU-lidstaten mogen een begrotingstekort van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (bbp) hebben en een maximale overheidsschuld van 60% bbp. Bij het niet nakomen van de afspraken kan een lidstaat een sanctie krijgen. De centrale overheid kan die sanctie doorschuiven naar de decentrale overheden, als daar de oorzaak ligt van het niet nakomen van afspraken. Voorjaar 2015 is een wetswijziging aangenomen op de Wet Hof. Met deze wetswijziging wordt het sanctiemechanisme vervangen door een correctiemechanisme, dat alleen in werking treedt als de macronorm voor het EMUsaldo van de decentrale overheden meerjarig wordt overschreden. Op basis van bestuurlijk overleg wordt bezien of (door de decentrale overheden op te stellen) verbetermaatregelen ter beheersing van het EMU-saldo mogelijk zijn. Alleen als zou blijken dat gezamenlijke bestuurlijke afspraken over dergelijke verbeterplannen niet tot het gewenste resultaat leiden, treedt het sluitstuk van het correctiemechanisme in werking. Het sluitstuk van het correctiemechanisme bestaat uit de mogelijkheid tot het opleggen van maatregelen aan de decentrale overheden, zoals het faseren van investeringen. De huidige EMU-tekortnorm voor de gezamenlijke decentrale overheden bedraagt 0,5%. Na bestuurlijk overleg tussen de minister van Financiën en de Unie van Waterschappen, IPO en VNG op 14 september 2015, is de tekortnorm voor de gezamenlijke decentrale overheden voor 2016 vastgesteld op 0,4%. De Unie van Waterschappen, VNG en IPO hadden ingezet op een ruimte van 0,5%. De minister wilde ze hierin niet tegemoet komen, omdat de ruimte de afgelopen jaren niet volledig is benut en hij ook voor 2016 verwacht dat 0,4% voldoende zal zijn voor het uitvoeren van alle door de decentrale overheden geplande investeringen.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
31
De tekortnorm voor decentrale overheden werd tot en met 2015 vertaald naar referentiewaarden voor individuele overheden. In het overleg op 14 september 2015 is besloten dat voor 2016 geen nadere onderverdeling wordt gemaakt naar gemeenten, provincies en waterschappen. Voor 2016 is er hierdoor formeel geen vastgestelde referentiewaarde per waterschap. Het advies van de Unie van Waterschappen is om wel met een indicatieve ruimte te werken, en uit te gaan van de onderverdeling waarbij de waterschappen een gezamenlijke norm hebben van 0,06%, conform 2015. Voor Brabantse Delta betekent dit een indicatieve referentiewaarde 2016 van € 18,9 miljoen. Voor de jaren na 2016 zijn er nog geen verdere afspraken gemaakt. Over een jaar vindt er weer een bestuurlijk overleg plaats over de EMU tekortnorm voor 2017. De verwachting is wel dat de ruimte in de toekomst verder gaat dalen. In de tabel 3 zijn de verwachte EMU-saldi voor de periode 2016-2025 opgenomen.
Bedragen x € miljoen 1
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
EMU-saldo WBD
-20,9
-30,0
-27,2
-22,2
-14,1
-11,8
-12,6
-14,7
-8,4
-8,5
Referentiewaarde WBD
-18,9
n.t.b.
n.t.b.
n.t.b.
n.t.b.
n.t.b.
n.t.b.
n.t.b.
n.t.b.
n.t.b.
Verschil
-2,0
Tabel 3: Verwachte EMU-saldi 2016-2025
Door de grote investeringen die het waterschap moet realiseren, zoals de jaarlijkse bijdrage aan het HWBP en de noodzakelijke investeringen in de regionale keringen, is het niet mogelijk om in 2016 binnen de referentiewaarde te blijven. Tabel 3 laat zien dat het EMU-tekort de komende jaren afneemt, waardoor het waterschap op termijn naar verwachting aan de norm voldoet (afhankelijk van de norm die uiteindelijk wordt vastgesteld). De minister heeft in het bestuurlijk overleg aangegeven dat er geen maatregelen of sancties volgen als de gezamenlijke norm van de decentrale overheden van 0,4% in 2016 wordt overschreden. Binnen het waterschap wordt momenteel onderzocht hoe te komen tot een duurzaam financieel beleid en een acceptabele schuldpositie. Maatregelen die in het kader van duurzaam financieel beleid worden genomen, zullen een positief effect laten zien op het EMU-saldo. Participatiewet Per 1 januari 2015 is de Participatiewet in werking getreden. Het doel van deze wet is, om zoveel mogelijk mensen met een beperking aan werk te helpen. In de Participatiewet komt in plaats van loondispensatie een loonkostensubsidie voor werknemers die wel bij een reguliere werkgever aan de slag kunnen, maar een lagere productiviteit hebben. Als gevolg van het sociaal akkoord is er een belangrijke wijziging van de Participatiewet doorgevoerd: de uitstel van het quotum voor arbeidsgehandicapten. Werkgevers moeten zich echter wel inzetten om het aandeel arbeidsgehandicapten binnen reguliere organisaties te vergroten. Als dit doel niet wordt behaald, kan het quotum op een later moment alsnog worden ingevoerd. Voor waterschap Brabantse Delta betekent dit jaarlijks 1,2-1,5 fte vanaf 2015. De ambitie van het waterschap is om de aanname te versnellen naar drie medewerkers per jaar en zodoende het quotum bijna drie keer sneller te realiseren. Inmiddels zijn er vier nieuwe collega’s (3,5 fte) met een afstand tot de arbeidsmarkt ingestroomd bij het waterschap.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
32
Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren Een trend in wet- en regelgeving is de doorzettende eenvormigheid van markt en overheid. Zo wil het wetsvoorstel Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren (beoogde ingangsdatum 1-1-2018) een zo groot mogelijke eenvormigheid tussen de rechtspositie van ambtenaren en werknemers in het private bedrijfsleven tot stand brengen. Inwerkingtreding van de nieuwe wet betekent dat ook de Wet Werk en Zekerheid van toepassing wordt op het waterschap. Deze wet heeft ingrijpende consequenties voor het ontslagrecht, versterkt de rechtspositie van flexwerkers en beoogt meer mensen uit de WW aan het werk te krijgen. De Unie van Waterschappen onderzoekt de consequenties van deze nieuwe wetgeving voor de waterschappen. De resultaten worden in 2016 verwacht. Vpb-plicht overheidsondernemingen Eind 2014 heeft de Tweede Kamer de Wet modernisering vennootschapsbelasting voor overheidsondernemingen aangenomen. De wet treedt in werking per 1 januari 2016. Volgens deze wet moeten overheden die winst of structurele overschotten behalen met activiteiten die concurreren met de markt, vanaf 1 januari 2016 in principe vennootschapsbelasting betalen. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren die de Europese Commissie - vanuit een oogpunt van staatssteun en verstoring van de concurrentieverhoudingen - heeft tegen de geldende vpb-vrijstelling voor overheidsondernemingen. Overheden krijgen te maken met nieuwe fiscale verplichtingen en met administratieve lasten. Om deze uitvoerings lasten te beperken en om een basis voor rechtszekerheid te bieden, zijn het ministerie van Financiën, de Belastingdienst, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen een samenwerking gestart onder de naam Samenwerking Vennootschapsbelasting Lokale Overheden (SVLO). Parallel aan dit traject is Brabantse Delta, samen met de andere Brabantse waterschappen, gestart met inventarisatie van de mogelijk belaste activiteiten. De eerste inventarisatie wordt eind 2015 afgerond en afgestemd met de andere waterschappen. Overigens is waterschap Brabantse Delta vanaf 2014 - conform de huidige wetgeving uit 1969 - al belastingplichtig voor de levering van groene warmte aan een gemeente vanuit Nieuwveer. De aangifte over 2014 is momenteel in voorbereiding en zal op korte termijn ingediend worden. Er is reeds vastgesteld dat er over 2014 geen winst gemaakt is en het waterschap geen vennootschapsbelasting hoeft af te dragen.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
33
3. Programmaplannen De programmaplannen geven een gedetailleerd overzicht van de doelstellingen die het waterschap de komende jaren wil bereiken, de activiteiten die daarvoor worden ingezet en de financiële middelen die hiervoor beschikbaar zijn. De programmaplannen bieden op hoofdlijnen een doorkijk van tien jaar. Daarnaast is aangegeven welke concrete doelstellingen het bestuur aan het einde van de bestuursperiode (2019) gerealiseerd wil hebben. De voortgang van de doelen wordt ieder jaar in de Kadernota gerapporteerd. Jaarlijks wordt beoordeeld of nieuwe ontwikkelingen leiden tot bijstelling van de doelen, activiteiten en financiën. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de totale nettolastenontwikkeling en de doorvertaling naar de tarieven en voorbeeldaanslagen. Daar wordt ook de vergelijking gemaakt met de nettolastenontwikkeling en tariefontwikkeling uit de Kadernota 2015-2025.
Programmaplan 1000: Planvorming Omschrijving van het programma Het programma Planvorming voorziet in eenduidige beleidskaders en -strategieën, waarbinnen de overige programma’s hun taken tot stand kunnen brengen. Het werkveld is breed en omvat alle thema’s waar het waterschap als regionale waterautoriteit aan werkt. Tot de activiteiten van het programma behoren het opstellen van het waterbeheerplan en van beleidslijnen voor beheer en vergunningverlening. Ook valt hieronder het oplossen van strategische vraagstukken op het gebied van waterbeheer (in overleg met andere partijen) en waarborgen dat het waterschap de Europese richtlijnen, nationale wetgeving en bestuurlijke afspraken naleeft. Dit programma omvat eveneens calamiteitenzorg en relatiemanagement gericht op de positionering van het waterschap als samenwerkingspartner. Met welke ontwikkelingen hangt dit programma samen? De ontwikkeling van de participatiemaatschappij zorgt voor grote veranderingen op het gebied van planvorming. De samenwerking is niet langer beperkt tot de lokale overheden en grote stakeholders. Steeds meer lokale initiatieven komen van de grond. De samenwerking wordt alleen maar intensiever. Het aantal plannen waarin partners gelijkwaardig participeren zal toenemen, zowel in gebiedsprocessen als in de waterketen. Het waterschap wordt daarmee een waterautoriteit die niet dicteert, maar die faciliteert, met het oog op de totale maatschappelijke context. De kosten voor planvorming zullen daardoor toenemen en minder goed voorspelbaar zijn. De kostenvoordelen worden veelal voorzien in de uitvoering of in het beheer en onderhoud.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
34
Ontwikkelingen die in de komende tijd zijn voorzien betreffen: • De uitwerking van de nationale deltabeslissingen en de in 2015 afgesloten bestuursovereenkomsten. • Bij het anticiperen op klimaatverandering wordt steeds meer verbinding gezocht met de maatschappelijke context als hittestress, leefbare inrichting van stad en land, duurzame energie- en grondstoffenwinning. • De methode van toetsen van primaire keringen maakt een enorme ontwikkeling door. In de vierde toetsronde (2018-2023) zullen dijken worden getoetst op basis van de nieuwe veiligheidsbenadering: op alle faalmechanismen en op basis van risico’s (kans x gevolg). Het toetsinstrumentarium wordt in 2017 (en deels ook in latere jaren) vastgesteld. • De nieuw te maken samenwerkingsafspraken met de provincie over de uitvoeringsstrategie en het bereiken van een gezonde leefomgeving. • Landelijke en Europese ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving, zoals de nieuwe Omgevingswet, waar de Waterwet in op moet gaan. Hiermee samenhangend moeten nationaal zeer veel algemene regels en beleidsregels worden samengevoegd. Daarnaast speelt de actualisatie van het nationale nitraat actieprogramma en de evaluatie van de Kaderrichtlijn Water. • Het uitwerken van aanbevelingen uit het rapport van de OESO over het waterbeheer in Nederland (waaronder het kostenveroorzakersbeginsel bij aanpak van verontreinigingen). • Gebiedsspecifieke ontwikkelingen zoals Waterpoort, Landschap van Allure, het Volkerak-Zoommeer, Binnenschelde en het Markiezaat, het Markdal en de aanpassing van de regionale keringen aan de nieuwe norm voor deze keringen en aan de Ruimte voor de Rivier-maatregel waterberging Volkerak-Zoommeer. Wat zijn de doelstellingen en hoe gaan we die realiseren? Zowel in het Bestuursakkoord als het Waterbeheerplan 2016-2021 wordt nadrukkelijk gesteld dat we bij de uitvoering van de wettelijke kerntaken ruimte geven aan (samenwerkingsverbanden van) individuele burgers, bedrijven en organisaties. We zoeken samen naar mogelijkheden om de uitvoering van onze wettelijke taken te combineren met taken en wensen van anderen; de zogenoemde meekoppelkansen. We zien veel mogelijkheden om functies slim te combineren. Gezamenlijke planvorming vormt de basis. Die willen we in watergebiedsprogramma’s met de streek samen vorm gaan geven.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
35
Doelstellingen
Hoe gaan we die realiseren?
Risico’s beheersen Programmering planvorming op basis van bedrijfswaarden.
Met de implementatie van asset management wordt het werk van het waterschap geprioriteerd op basis van risico’s en kansen. Ook de programmering van watergebiedsprogramma’s wordt op deze manier opgezet.
Een transparante overheid: • Risico’s waar burgers en bedrijven rekening mee moeten houden zijn duidelijk. • Gegevens over voortgang van maatregelen en effecten zijn inzichtelijk.
• Op een pro-actieve manier invulling geven aan de watertoets, zoals aangegeven in de landelijke evaluatie. • Afspraken maken over het toekomstige voorzieningenniveau per deelgebied. • Samen met andere partners delen we elkaars meetgegevens. Deze zijn online beschikbaar. • Eens per drie jaar wordt een uitgebreide watersysteemrapportage gemaakt: eind 2016 en in 2019.
Operationeel beleid compleet en actueel houden.
• Bijstellen operationeel beleid op basis van nieuw beleid en regelgeving (zoals de nieuwe Omgevingswet). Regelmatig actualiseren van calamiteitenplannen. • Continu actualiseren van leggers en beheerregister voor keringen, oppervlaktewater, vaarwegen en waterbergingsgebieden.
Duurzame ontwikkeling van de leefomgeving Het merendeel van onze plannen zal samen met partners tot stand komen. Het aantal plannen van anderen waarin het waterschap participeert zal toenemen
Herijking van ecologische doelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW).
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
• Door het opstellen van watergebiedsprogramma’s, zoals omschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021. • Samenwerking met Vlaamse partners gericht op gezamenlijke monitoring en het vormgeven van gezamenlijke deelstroomgebiedsplannen. • Deelname in diverse platforms, zoals de gebieden met energie, de werkeenheden in de afvalwaterketen, het Winnend samenwerken en diverse nieuwe samenwerkingsverbanden voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van de klimaatactieve stad of circulaire economie. • Door het afsluiten van samenwerkingsovereenkomsten tussen bijvoorbeeld de provincie en de Brabantse waterschappen, maar ook met andere partners. • Door competentie-ontwikkeling van eigen medewerkers gericht op samenwerking met, en participatie van externen (ontwikkeling omgevingssensitiviteit). Landelijk is afgesproken dat voor de planperiode 2022-2027 de KRW-doelen kunnen worden bijgesteld. In verband met de planvoorbereiding moet de onderbouwing hiervoor in 2019 worden afgerond. Hiertoe worden watersysteemanalyses per waterlichaam uitgevoerd. Deze vormen een basis voor de watergebiedsprogramma’s, waarin afspraken worden gemaakt over realistische en effectieve maatregelen. Dit gebeurt in samenspraak met gebiedspartners en maatschappelijke organisaties.
36
Doelstellingen
Hoe gaan we die realiseren?
Maatschappelijk verantwoord en vernieuwend Maatschappelijke verbinding: • Innovaties stimuleren • Waterbewuste gebruikers • Interactie tussen waterschap en de watergebruikers.
• Meer samenwerking zoeken met ‘de gouden driehoek’ (bedrijfsleven en kennisinstituten). Dit speelt met name bij de dijkverbeteringen waar een grote opgave ligt terwijl er ten opzichte van het verleden minder geld en tijd beschikbaar is. • Experimenteerruimte bieden voor innovaties die van groter maatschappelijk belang zijn. • Ontwikkelen van participatiebeleid. • Regelmatig voorbeelden geven van eigen handelingsperspectieven voor watergebruikers. • Beoordelen of het beleid voor recreatief medegebruik bijstelling behoeft, zodat het beter aansluit bij de doelen uit het Bestuursakkoord en het Waterbeheerplan.
Effectief en efficiënt Controle op het bereiken van bestaande en nieuwe normen.
• Toetsen van de primaire keringen: in 2017 wordt het nieuwe landelijke toetsingsinstrumentarium opgeleverd, waarmee in 2018 gestart wordt met de vierde toetsing. • Het beoordelen van de overige keringen. • Het uitvoeren van de toetsing op de risico’s voor wateroverlast met actuele klimaatscenario’s en gelet op de normen in de provinciale verordening water (in 2018). • Het controleren op het naleven van afspraken voor het peilbeheer. • De voortgang in het bereiken van de ecologische doelen monitoren.
Kennisontwikkeling.
• Met de waterbeheerders in het stroomgebied van de Maas wordt een kennisagenda vormgegeven. Het deel van het Scheldestroomgebied binnen Brabantse Delta lift hierin mee. • In de kennisontwikkeling wordt optimaal samengewerkt met andere partners (Stowa, TNO, Deltares, universiteiten, ondernemers en andere overheden). • Op basis van de evaluatie van het meetnet beoordelen wat er nodig is om te komen tot langjarige complete meetreeksen binnen het meetnet waterkwantiteit en tot voldoende meetpunten op de juiste locaties voor het uitvoeren van hydrologische analyses (bijvoorbeeld waterbalansen en modelstudies). • Op basis van watersysteemanalyse en aanvullende monitoring beter inzicht krijgen in de effectiviteit van maatregelen op de ecologie.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
37
Concrete resultaten in de bestuursperiode 2015-2019 Rapportages op het gebied van kennis: • Rapportages over het functioneren van het watersysteem (analyse van meetgegevens en systeemanalyses ter onderbouwing van realistische KRW-doelen) • Rapportage over het resultaat van een modelmatige toetsing van het systeem aan de actuele klimaatscenario’s en normen voor wateroverlast • Een kennisagenda voor het stroomgebied van de Maas, die een basis vormt voor toekomstig onderzoek. Het deel van het Scheldestroomgebied binnen Brabantse Delta lift hierin mee. Plannen op het gebied van uitvoering van maatregelen voor een duurzaam waterbeheer: • Watergebiedsprogramma’s: samen met regionale partners (waaronder deelstroomgebiedsplannen met Vlaanderen voor de grensoverschrijdende beken), gericht op uitvoeringsmaatregelen • Samenwerkingsovereenkomsten met partners en mede-overheden over de gezamenlijke uitvoering van maatregelen (mede als resultaat van de watergebiedsprogramma’s). Plannen op het gebied van beleid • Beoordelingskader voor de functionele eisen van de overige keringen (zonder provinciale normering). Welke bijstelling is noodzakelijk ten opzichte van de Kadernota 2015-2025? Er zijn geen specifieke financiële bijstellingen voorzien voor dit beleidsveld. Hoeveel kost het programma in de planperiode? 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
5.209
5.121
5.028
5.197
5.220
5.180
5.174
5.316
5.348
5.459
5.580
Nettolasten voor het programma (x € 1.000,-) Kadernota 2016-2025
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
38
Programmaplan 2000: Keringen Omschrijving van het programma Het doel van dit programma is de kerntaak van het waterschap ‘Veilige dijken, bescherming tegen overstromingen’ te waarborgen door de primaire, regionale en overige keringen op orde te brengen en te houden. Een onderdeel hiervan is het voldoen aan de landelijke normen voor primaire keringen en aan de provinciale normen voor regionale keringen. Dit vereist de volgende activiteiten: uitvoering van verbeterwerken, beheer, inspectie en bewaking van de keringen. In het geval van primaire keringen is ook verwerving van de ondergrond gewenst. Dit is geen wettelijke vereiste, maar draagt bij aan effectief beheer. Met welke ontwikkelingen hangt dit programma samen? De economische ontwikkelingen en het veranderende klimaat zorgen voor grote veranderingen in het nationale veiligheidsbeleid. De veiligheidseisen die we aan de keringen stellen worden steeds strenger. Op basis van de derde nationale toetsingsronde is circa 15 kilometer van de 134 kilometer primaire kering en een drietal kunstwerken afgekeurd. Terwijl er nog wordt gewerkt aan het verbeteren van de afgekeurde trajecten, zal de vierde nationale toetsing alweer worden uitgevoerd (2018-2023) op basis van de nieuwe normen die in de nationale delta beslissing zijn vastgelegd. Hierbij wordt niet langer getoetst op basis van overschrijdingskansen, maar op basis van overstromingsrisico’s (risico = kans x gevolg). Ook voor de regionale keringen zijn de veiligheidseisen strenger geworden: het beschermingsniveau is vergroot van eens per vijftig jaar naar eens per honderd jaar. De opgave voor de verbetering van de regionale keringen is groot (circa 100 van de 197 kilometer is afgekeurd). Er ligt een hoge tijdsdruk op, omdat het Volkerak-Zoommeer vanaf 2016 ingezet moet kunnen worden als waterberging voor de grote rivieren. Het waterschap wil beide opgaven zo snel mogelijk realiseren, maar houdt er rekening mee dat de werkzaamheden in 2023 afgerond zijn. Met de provincie is een uiterste termijn van 2025 afgesproken. Voor de tussenliggende periode 2016-2025 onderzoeken het Rijk en het waterschap de effecten van de inzet van het Volkerak-Zoommeer als waterberging. Noodmaatregelen worden opgenomen in de deelbestrijdingsplannen van het waterschap en de betrokken gemeenten. Diverse gebiedspecifieke ontwikkelingen geven aanleiding tot de wens om trajecten van (primaire of regionale) keringen te wijzigen. Dit speelt bijvoorbeeld bij de havens in Zevenbergen en bij Waalwijk. Het waterschap is bij deze ontwikkelingen betrokken. In het kader van Doelmatig Waterbeheer lopen gesprekken met Rijkswaterstaat om keringen van het Rijk over te nemen. Het betreft de regionale keringen langs het Markkanaal en langs de westzijde van het Drongelens kanaal. Als de overdracht doorgaat zal het waterschap de keringen verbeteren (n.a.v. de uitgevoerde toetsingen) op kosten van het Rijk. Wat zijn de doelstellingen en hoe gaan we die realiseren? “Alle keringen in beheer bij waterschap Brabantse Delta moeten zo snel mogelijk voldoen aan de wettelijke veiligheidsnormen. We onderzoeken of het mogelijk is om de verbetering van de regionale keringen te versnellen, waardoor die (ruim) voor 2025 op orde zijn. Ook onderzoeken we of zo’n versnelling mogelijk is in de verbetering van de primaire keringen.” (citaat uit Bestuursakkoord)
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
39
Doelstellingen
Hoe gaan we die realiseren?
Risico’s beheersen Het verminderen van de urgente overstromingsrisico’s achter primaire en regionale keringen.
• Bij de primaire keringen is het HWBP project Geertruidenberg & Amertak het meest urgent. De verkenningsfase is in 2014 gestart en loopt door t/m 2016. Daarna kan de uitvoerings fase starten. De volgende HWBP projecten zijn n.a.v. de derde nationale toetsing geprogrammeerd voor de periode na 2019: o Damwand Buitenpand Wilhelminakanaal o Kunstwerken Tonnekreek, Moerdijk en Schutsluis Waalwijk o Dijkvak Willemstad-Noordschans. • Samen met de gebiedspartners werkt het waterschap een specifieke planning uit voor de aanpak van de regionale keringen die vervolgens wordt uitgevoerd. • In de periode tot en met 2017 wordt een aantal waterkerende kunstwerken in de regionale keringen hersteld en wordt in het regionaal stelsel een aantal beheers- en structurele maatregelen getroffen om risico’s op wateroverlast vanwege de waterberging VZM te beperken. • Uitvoeren van de vierde toetsing van de primaire keringen (2018-2023) aan de nieuwe normen en volgens het nieuwe toetsinstrumentarium.
Behoud van de huidige veiligheidsrisico’s.
• Uitvoeren van het inspectieplan voor de zorgplicht vanuit de Waterwet. • Verwerving van eigendom van de ondergrond van primaire keringen. • Op basis van praktijkproeven bepalen wat wél en niet acceptabel is met betrekking tot het beweiden van schapen.
Tijdig de bijdrage aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma betalen.
• Het waterschap ontvangt jaarlijks een beschikking van het Rijk voor de bijdrage die het waterschap aan het Hoogwater beschermingsprogramma dient te betalen (€ 9 miljoen per jaar). Het waterschap zorgt ervoor dat deze bijdrage tijdig wordt overgemaakt, conform de afspraken uit het Bestuursakkoord Water.
Duurzame ontwikkeling van de leefomgeving Duurzame ontwikkeling van de leefomgeving.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
“Bij de uitvoering van de dijkversterking hebben we oog voor combinaties met functies als natuur en recreatie. We benutten dus kansen voor een natuurlijke (her-) inrichting van het landschap bij versterking van dijken en kades. Ook geven we waar mogelijk invulling aan het concept bouwen met de natuur.” (citaat uit Bestuursakkoord)
40
Doelstellingen
Hoe gaan we die realiseren?
Maatschappelijk verantwoord en vernieuwend De relatie met gebruikers en bewoners van keringen versterken.
Het opstellen en uitvoeren van een communicatiestrategie die specifiek gericht is op het leggen en onderhouden van de relatie met de gebruikers van de keringen. In het kader van de verbetering van de regionale keringen en de waterberging VZM wordt hieraan invulling gegeven voor de primaire en regionale keringen.
Effectief en efficiënt Overname keringen langs Markkanaal en Drongelens kanaal om tot één integraal beheerder per watersysteem te komen.
• Afspraken maken over de daadwerkelijke overname van het beheer en het uitvoeren van de verbeterwerkzaamheden. • Na de beheerovername deze keringen opnemen in de beheer- en onderhoudsprogrammering van het waterschap voor keringen. • De verwachting is dat voorbereiding en uitvoering van de verbeterwerken n.a.v. de toetsresultaten voor de kering langs het Markkanaal in 2016 kan starten. Voor het Drongelens kanaal geldt dit ook voor de voorbereiding; wellicht duurt het langer voordat het Rijk de voor de uitvoering benodigde middelen beschikbaar heeft.
Effectief en efficiënt beheer. Informatiebeheer en datamanagement zijn op orde.
• Planmatig aanbesteden van onderhoud. • Regionaal (Winnend samenwerken) en landelijk (HWBP) samenwerken met keringenbeheerders. • Informatiebeheer op orde houden: de gegevens over waterkeringen (opbouw, dimensionering, beplanting, beheer, gebruik, etc.) op orde brengen en onderzoek uitvoeren om kennis- en gegevenslacunes op te vullen. Gegevens in het beheerregister en legger actualiseren.
Concrete resultaten in de bestuursperiode 2015 – 2019 • Afronding planfase HWBP project Geertruidenberg & Amertak. De andere drie HWBP-projecten (‘damwand Buitenpand Wilhelminakanaal’, ‘kunstwerken Tonnekreek, Moerdijk en Schutsluis Waalwijk’ en ‘dijkvak Willemstad-Noordschans’) starten na 2019. • Voorbereidingen voor het project regionale keringen zijn afgerond en de uitvoering ervan is gestart. • Maatregelen ter bestrijding van extra wateroverlast vanwege toekomstige inzet van Volkerak-Zoommeer als waterberging zijn uitgevoerd. • Overname keringen langs Markkanaal en Drongelens kanaal is gerealiseerd en de verbetermaatregelen zijn uitgevoerd (Markkanaal) dan wel voorbereid (Drongelens kanaal).
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
41
Welke bijstelling is noodzakelijk ten opzichte van de Kadernota 2015-2025? Het HWBP traject Willemstad-Noordschans is twee kilometer langer dan eerder gedacht (van twee naar vier kilometer). Daarnaast zijn de lasten voor dit programma gewijzigd doordat met ingang van 2015 de betaaldatum van de HWBPbijdrage is vervroegd. Dit leidt tot een nadelig verschil. Verder is de spreiding van de uitgaven voor het project regionale keringen aangepast op basis van actuele inzichten. Dit leidt tot lagere kapitaallasten in de eerste jaren. Hoeveel kost het programma in de planperiode? 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
7.990
10.048
12.172
14.475
16.974
18.146
17.897
17.838
17.755
19.456
19.474
Nettolasten voor het programma (x € 1.000,-) Kadernota 2016-2025
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
42
Programmaplan 3000: Inrichting en onderhoud watersystemen Omschrijving van het programma Dit programma is gericht op de kerntaken ‘droge voeten’, ‘voldoende water’ en ‘goede waterkwaliteit’. Het doel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem te ontwikkelen. Hieronder vallen de ontwikkeling van de verkeerstoren voor een adaptief waterbeheer, het inrichten en in stand houden van de natte infrastructuur. Dat is inclusief bodems, taluds, oevers en kunstwerken, zodat aan- en afvoer van water altijd past bij het doorstroomprofiel en het bergingsvermogen van waterlopen. Daarbij moet een balans bestaan tussen landbouw, natuur en andere functies die de waterlopen vervullen. Waar nodig vinden aanpassingen aan de infrastructuur plaats door nieuwbouw of onderhoud, op basis van monitoringgegevens en inspecties. Met welke ontwikkelingen hangt dit programma samen? Het watersysteembeheer hangt samen met diverse internationale, landelijke en regionale ontwikkelingen. In hoofdstuk 2 van het Waterbeheerplan is hiervan een uitgebreide beschrijving gegeven. Gelet op de veelheid aan ontwikkelingen vraagt dit ook veel verandering in het werk van het waterschap: • Anders onderhouden: hoe halen we meer waarde uit het slootmaaisel? • Anders inrichten: met minder overheidsgeld, moet er meer worden ingericht. Zelfzorg en participatie moet oplossingen bieden. • Anders meten: ingezet wordt op innovaties zoals DNA sampling. Daarnaast is de verstrekking van meetgegevens voor de bedrijfsvoering van agrariërs steeds meer van belang. • Anders beheren: het flexibel peilbeheer krijgt verder vorm. Er wordt gestreefd naar een effectieve inzet van de beschikbare bergingsgebieden, ook bij iets minder extreme omstandigheden. • Anders omgaan met burgers: samen met gemeenten, provincie en het Rijk zorgen dat we als één overheid naar buiten treden. Daarbij streven we naar tweerichtingsverkeer: een goede dialoog.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
43
Wat zijn de doelstellingen en hoe gaan we die realiseren?
Doelstellingen
Hoe gaan we die realiseren?
Risico’s beheersen Voldoen aan afspraken over het peilbeheer voor peilbeheerst en vrij afwaterend gebied (vrijwel geen verwijtbare klachten over te veel, te weinig of te vies water).
• We voeren een dynamisch beheer met de verkeerstoren. Daarmee kan accuraat worden gehandeld naar de weersvoorspellingen en de actuele situatie in het veld. • We onderhouden de watersystemen conform vastgestelde plannen. • We zorgen ervoor dat plaagsoorten geen bedreiging vormen voor waterhuishoudkundige functies (zoals het dichtgroeien van sloten). We werken daarbij via een vastgesteld protocol.
Behoud van de huidige kwaliteit van de leefomgeving: • Flora- en faunawaarden behouden • Beperken van structurele overlast door blauwalgen in stedelijk gebied en zwemplassen • Maximale beschikbaarheid van zwemplassen voor het publiek.
• We werken bij het onderhoud van watersystemen volgens de wetgeving om lokale waarden te behouden en verspreiding van uitheemse soorten (zoals diverse rivierkreeften) te voorkomen. • Gezamenlijk met gemeenten bepalen welke plekken urgente knelpunten zijn in de overlast van blauwalgen, om vervolgens samen met de watergebruikers (omwonenden, hengelsport) afspraken te maken over een gezamenlijke aanpak (circa één project per jaar op te leveren). Blauwalgengroei in zwemwateren heeft al snel een prioriteit.
Duurzame ontwikkeling van de leefomgeving ondersteunen Een duurzaam robuust watersysteem tot stand brengen. In 2019 is: • 35% van de EVZ-trajecten ingericht • 25% van de meetgegevens van de KRW waterlichamen beoordeeld als een goede ecologische toestand • De beschikbare buffercapaciteit onder de grond en in het oppervlaktewatersysteem significant groter dan in 2010.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
• Invulling geven aan het gedifferentieerde onderhoud conform vastgestelde kaders. • Bij vervanging van beschoeiing zet het waterschap bijvoorbeeld zoveel mogelijk in op omzetting naar flauwe oevers. Dit bespaart kosten en geeft ruimte voor extra waterberging. • Uitvoeren van vier experimenten voor flexibel peilbeheer, waarbij naar een optimum wordt gezocht tussen natuurbelangen en agrarische belangen. • Uitvoering van integrale inrichtingsprojecten. Het waterschap kiest hierbij waar mogelijk voor oplossingen die zoveel mogelijk aansluiten bij en gebruikmaken van natuurlijke omstandigheden. Indien dit niet kan vanwege veiligheidsredenen of kostentechnische redenen, neemt het waterschap technische maatregelen.
44
Doelstellingen
Hoe gaan we die realiseren?
Maatschappelijk verantwoord en vernieuwend Verbonden met de maatschappij: • Een toename van het aantal projecten/initiatieven waarbij anderen maatregelen uitvoeren voor een duurzaam waterbeheer. • In alle waterschapsprojecten wordt ruimte geboden aan initiatieven voor recreatief medegebruik.
Het waterschap gaat meer samenwerken met organisaties, zoals agrarisch natuurverenigingen, hengelsportverenigingen of vrijwilligers, bijvoorbeeld voor het onderhoud van sloten en watergangen en het inrichten van ecologische verbindingszones. Tevens worden diverse nieuwe mogelijkheden gezocht door actief in gesprek te gaan met partners, om te komen tot gezamenlijke watergebiedsprogramma’s. Het waterschap gaat stimulerend meewerken aan initiatieven van derden op het gebied van toerisme, recreatie en hengelen watersport, als daar meekoppelkansen liggen. Onze randvoorwaarde daarbij is dat dergelijke initiatieven niet strijdig zijn met onze zorg voor de waterkwaliteit en de veiligheid. De bijdragen van het waterschap betreffen daarbij het meedenken met initiatieven, de inhoudelijke inzet in de planvorming en het stimuleren/activeren van initiatieven van burgers en organisaties.
Meer duurzame innovatie, toepassen van duurzame materialen, meer energiebesparing en meer doen met minder budget.
• Implementatie van de principes voor de duurzame Grond-, weg- en waterbouw (GWW) in de organisatie. • Prioriteit geven aan innovaties die op langere termijn tot kostenverlaging leiden (zoals toepassen e-DNA in monitoring).
Aandacht voor nieuwe stoffen, zoals medicijnresten en microplastics. Het waterschap wil meer duidelijkheid hebben over de ernst van het probleem, en meer duidelijkheid en draagvlak hebben voor mogelijke oplossingen (inclusief preventie).
Het waterschap werkt via drie sporen: • Meedenken en meewerken aan landelijke onderzoeks programma’s (o.a. Schone Maas-waterketen) • Op lokaal niveau participeren in ketenoplossingen en onderzoek (o.a. Pharmafilter Amphiaziekenhuis, NHTV) • Op lokaal niveau participeren in ontwikkeling van end of pipe oplossingen (o.a. toepassing poeder actieve kool op rwzi’s).
Circulaire economie: het benutten van maaisel voor nuttige Het verder opschalen van de lopende proeven voor anders toepassingen als lokale bodemverbetering of energie opwekking. omgaan met maaisel. Naast de kleine kringloop is daarbij ook aandacht voor andere toepassingen voor verwaarding van groene reststoffen of nutriënten, zoals vergisting. Hierin wordt samengewerkt met o.a. de Brabantse waterschappen, gemeenten, terreinbeheerders, ZLTO en kennisinstellingen.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
45
Doelstellingen
Hoe gaan we die realiseren?
Effectief en efficiënt Het informatiemanagement van de waterlopen, groenelementen en kunstwerken op orde hebben.
• Afspraken over onderhoud goed vastleggen. Het gaat dan om onderhoudsplannen bij afgeronde projecten, maar ook afspraken over onderhoud bij wijziging van categorie indelingen van waterlopen en afspraken met derden over onderhoud van ecologische verbindingszones. • Informatie over kunstwerken goed vastleggen (ook functio naliteiten als vispasseerbaarheid en bedienbaarheid).
Kosteneffectiviteit van het onderhoud vergroten
In de samenwerking met gemeenten in de werkeenheden van de afvalwaterketen wordt verder gewerkt aan het benutten van kansen om de kosten te verlagen voor het beheer en onderhoud van waterlopen.
Transparantie in gegevens voor burgers en bedrijven.
Via de hydronet portal zijn alle kwaliteitsgegevens en 75% van de kwantiteitsgegevens beschikbaar. In 2016 zal 90% van de kwantiteitsgegevens beschikbaar zijn. Er wordt aan gewerkt om ook gegevens van gemeenten over o.a. grondwaterstanden en riolering zo te kunnen ontsluiten.
Concrete resultaten in de bestuursperiode 2015-2019 • In de bestuursperiode zijn er vrijwel geen verwijtbare klachten over te weinig, te veel of te vies water • Voor minimaal vier wateren met structurele blauwalgenoverlast en draagvlak voor maatregelen zijn maatregelen in uitvoering of uitgevoerd • 35% van de EVZ-trajecten is ingericht • 25% van de meetgegevens van de KRW waterlichamen is beoordeeld als een goede ecologische toestand • De beschikbare buffercapaciteit onder de grond en in het oppervlaktewatersysteem moet significant groter zijn dan in 2010 • Er zijn vier experimenten voor flexibel peilbeheer in uitvoering of al uitgevoerd • Maaisel wordt breed in het beheergebied nuttig toegepast • Diverse regionale onderzoeksprojecten op het gebied van medicijnresten zijn opgeleverd. Welke bijstelling is noodzakelijk ten opzichte van de Kadernota 2015-2025? Er zijn geen specifieke financiële bijstellingen voorzien voor dit beleidsveld. Hoeveel kost het programma in de planperiode? 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
28.912
30.314
31.726
33.156
33.807
33.811
34.482
35.198
35.776
36.509
37.794
Nettolasten voor het programma (x € 1.000,-) Kadernota 2016-2025
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
46
Programmaplan 4000: Bouw en exploitatie zuiveringstechnische werken Omschrijving van het programma Het doel van dit programma is het aangeboden afvalwater, afkomstig van burgers en bedrijven, efficiënt en effectief af te nemen uit de gemeentelijke riolering, te zuiveren en weer af te voeren naar oppervlaktewater. Hierbij komt slib vrij dat na verwerking wordt afgevoerd naar de Slibverbrandingsinstallatie Noord-Brabant (SNB) voor eindverwerking. Met welke ontwikkelingen hangt dit programma samen? De laatste jaren heeft een ontwikkeling plaatsgevonden van het realiseren van transport- en zuiveringsinstallaties naar het doelmatig beheren van die installaties. Hierbij gaat het om het voldoen aan de afspraken met de gemeenten ten aanzien van de rioolbemaling, het voldoen aan de lozingseisen van de waterwetvergunningen én de eisen van de omgevingsvergunningen. Het zuiveringsbeheer van het waterschap kan niet los worden gezien van het gemeentelijk rioolbeheer en het watersysteembeheer. Dit vraagt een vergaande samenwerking met de ketenpartners. Deze samenwerking is noodzakelijk om de besparingsdoelstellingen van het Bestuursakkoord Water (2011) te behalen. Hierbij is een cultuuromslag nodig van normatief naar effectgericht gedrag, gericht op het oplossen van waterkwaliteits knelpunten met maatwerkoplossingen. Kansen voor verdere optimalisatie zijn denkbaar rondom de thema’s nieuwe sanitatie en aanhaken en/of afhaken van bedrijven. Dit vereist verdergaande samenwerking met ketenpartners, burgers en bedrijven. Een nieuw opgekomen waterkwaliteitsprobleem wordt gevormd door microverontreinigingen, zoals microplastics en medicijnresten. Hiervoor geldt dat het waterschap slechts één van vele betrokken partijen is, maar wellicht wel een partij die (een deel van) de oplossing kan leveren. Ook dit vraagstuk vereist vergaande samenwerking, met veel partijen. De instandhouding van bestaande installaties is gebaseerd op de methodiek van assetmanagement. Deze methodiek bepaalt per project de te bereiken risicoreductie per geïnvesteerde euro. Dit kengetal leidt tot een rangorde in het investeringsprogramma (IP). De projecten met de grootste risicoreductie worden uitgevoerd tot het plafond bereikt is en de rest schuift door naar een volgend jaar. Dit leidt mogelijk tot een hoger risiconiveau. Het bedrijfswaardenmodel bepaalt welk risiconiveau acceptabel is en heeft dus een relatie met de tariefontwikkeling. De methodiek assetmanagement wordt uitgerold. Uit het Bestuursakkoord Water volgt een opgave om in de afvalwaterketen op nationaal niveau een doelmatigheids winst te behalen die landelijk oploopt tot € 380 miljoen per jaar in 2020 (operatie Storm). Maatregelen in het kader van de ketensamenwerking leiden tot besparingen. Deze besparingen zijn opgenomen in de stormboekhouding (zie paragraaf 4.2).
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
47
De Visiebrochure Afvalwaterketen tot 2030 (Routekaart) beschouwt afvalwater als bron van herbruikbare componenten. De Afvalwaterketenvisie van het waterschap sluit hierop aan met als leidend concept hergebruik van grondstoffen, energie en water. De Energiefabriek is de metafoor voor energieterugwinning. Het 10-jarenplan Energiefabriek Nieuwveer beoogt een energieneutrale rwzi. De Grondstoffenfabriek staat voor de terugwinning van grondstoffen, zoals de terugwinning van fosfaat uit het slib van SNB en de onderzoekspilot bioplastics (PHA) uit het slib van Bath. Innovatie is een sleutelbegrip in deze ontwikkelingen, evenals samenwerking met bedrijven en kennisinstellingen. Betaalbaarheid is de belangrijkste voorwaarde voor de realisatie van ambities ten aanzien van hergebruik. Het Klimaatakkoord is ondertekend en door het waterschap vertaald in het Ontwikkelprogramma naar 2020 (MVO, klimaat en duurzaamheid).
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
48
Wat zijn de doelstellingen en hoe gaan we die realiseren? Het hoofddoel is het zuiveren van afvalwater. Bijkomende doelen zijn: • Het wegnemen van (lokale) waterkwaliteitsknelpunten door maatwerk • Kostenbeheersing en in control zijn • Ketenoptimalisatie, samen met ketenpartners • De Innovatieagenda voor verduurzaming en aanpak micro-verontreinigingen.
Doelstellingen
Hoe gaan we die realiseren?
Afvalwater zuiveren
Plan van aanpak:
De kerntaak zuiveren volgens het afgesproken kwaliteitsniveau uitvoeren, door: 1) veilig te werken 2) de overeengekomen hoeveelheid afvalwater te verwerken 3) te voldoen aan de eisen uit de Waterwet en Wet milieubeheer-vergunningen en deze op orde te houden 4) het optimaliseren van de bedrijfsvoering.
Ad 1) Medewerkers moeten te allen tijde veilig kunnen werken. Ook in risicovolle situaties, zoals explosiegevaar, werken in besloten ruimtes en tijdens ongewone werktijden. Hiertoe gelden maatregelen om te voldoen aan de eisen uit relevante regelgeving. Ad 2) In de Afvalwaterakkoorden zijn afspraken gemaakt over de af te nemen hoeveelheden afvalwater. Ad 3) Ingezet wordt op het behalen van de eisen die in elke vergunning per rwzi worden gesteld en gebiedsbreed moet 75% verwijderingsrendement worden gehaald voor zowel stikstof als fosfaat. Ad 4) Verdere ontwikkeling van onder meer de Verkeerstoren, met als motto ‘Lokaal inzicht, centraal overzicht’, om een verbeterslag te maken in de bedrijfsvoering van de primaire processen (zowel zuiveren als waterbeheer). Het basisidee is het bij elkaar brengen (fysiek of virtueel) van betrokken disciplines en de ondersteunende informatievoorziening rondom beheer (en onderhoud).
Uitgangspunt is gelijkblijvende effluenteisen. Op het moment dat effluenteisen aangescherpt worden, voorkomend uit nieuwe regelgeving, is planaanpassing noodzakelijk.
Instandhouden bestaande installaties
Plan van aanpak:
Betrouwbaarheid en beschikbaarheid van de installaties in stand houden, door: 1) Onderhoud 2) Projectmatig vervangen Uitgangspunt is de komende jaren een jaarlijks beschikbaar investeringsbudget van € 20 miljoen voor instandhouding en capaciteitsaanpassing.
Door de veroudering van de infrastructuur is steeds meer onderhoud en/of vervanging nodig. Inspectieprogramma’s geven inzicht in de technische staat en de risico’s. Door dit inzicht en een goede calamiteitenbeheersorganisatie is het waterschap ‘in control’. Assetmanagement wordt ingezet om te bepalen wat leidt tot de laagste Total Cost of Ownerschip (TCO): onderhoud of projectmatig vervangen. Ad 1) De trend is dat langer onderhoud wordt gepleegd, opdat projecten voor vervanging kunnen worden uitgesteld. Kosten voor onderhoud zullen daardoor stijgen. Denk bijvoorbeeld aan een bijna veertig jaar oude persleiding, die aan het einde van zijn economische levensduur niet hoeft te worden vervangen, maar wel vaker geïnspecteerd moet worden en meer onderhoud nodig heeft. Ad 2) De aanpak van projecten ontwikkelt zich: • Verandering van veel kleine projecten naar grote (geclusterde) projecten • Verschuiving naar nieuwe contractvormen: van traditioneel naar geïntegreerd aanbesteden, prestatiecontracten • Naar Integraal Projectmanagement (IPM): een team van projectmanagers met elk een eigen aandachtsgebied, in plaats van één kapitein op een schip.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
49
Doelstellingen
Hoe gaan we die realiseren?
Maatschappelijk optimum
Plan van aanpak:
De laagste lasten realiseren voor de burger en het wegnemen van (lokale) waterkwaliteits-knelpunten, door maatwerkoplossingen: 1) Afvalwaterketens aanpassen aan wijzigend afvalwateraanbod bij: a. gemeenten b. bedrijven 2) In combinatie met andere oplossingen.
Ad 1a) Door stedelijke ontwikkeling wijzigt het afvalwateraanbod. De capaciteit van de rioolgemalen en zuiveringen dient afgestemd te zijn op het afvalwateraanbod vanuit de rioleringssystemen van de gemeenten. Met de gemeenten worden maatwerkoplossingen ontwikkeld, uitgaande van het maatschappelijk optimum. Dit kan resulteren in projecten om de capaciteit van een rwzi of transportsysteem aan te passen. Ad 1b) Bedrijfsafvalwaterlozingen zijn ook aan wijzigingen onderhevig. Bij nieuwe lozingen geldt als uitgangspunt dat bedrijven verantwoordelijk zijn voor hun eigen afvalwaterzuivering. Echter, als het maatschappelijk optimaal is, kan het waterschap faciliteren middels maatwerkafspraken. Ad 2) Maatwerkoplossingen toepassen, zoals: • De inzet van kleinschalige lokale zuiveringssystemen, als dit goedkoper is dan het vervangen van hogedrukriolering en geen kwaliteitsknelpunt veroorzaakt • Het zuiveren van hemelwater om een verdrogend natuurgebied te voorzien van schoon water (Waterakkers).
Innovatieagenda
Plan van aanpak:
Het ontwikkelen van betaalbare innovatieve technologiën, die leiden tot verduurzaming door energiebesparing en kringloopsluiting door hergebruik. De agenda onderscheidt: 1) focusonderwerpen 2) verkenner onderwerpen.
Ad 1) Concrete operationele plannen voor technologie-ontwikkeling om te verduurzamen, zoals de fosfaatterugwinning bij SNB, de duurzame slibvergisting Bath, de Energiefabriek Nieuwveer en de onderzoekspilot bioplastics (PHA) op Bath. Ad 2) Het Programma ‘Medicijnresten, antibioticaresistentie en drugsresten’ maakt concreet hoe de verkenning naar deze microverontreinigingen wordt aangepakt. Andere thema’s zijn energiebuffering, decentrale sanitatie en waterlevering tijdens droogte.
Concrete resultaten in de bestuursperiode 2016 – 2019 • Zuiveren van afvalwater volgens de vastgestelde kwaliteitsnorm. • Vanzelfsprekende samenwerking met ketenpartners, gericht op het verhogen van doelmatigheid en duurzaamheid. • Uitvoering geven aan de Routekaart 2030 (Energiefabriek, Grondstoffenfabriek) via de Innovatieagenda. Dit gebeurt via concrete projecten, als fosfaatterugwinning bij SNB, duurzame slibvergisting, Energiefabriek Nieuwveer en de onderzoekspilot bioplastics (PHA) op Bath. • Opstellen en uitvoeren plan van aanpak micro-verontreinigingen. Welke bijstelling is noodzakelijk ten opzichte van de Kadernota 2015-2024? Er zijn geen specifieke financiële bijstellingen voorzien voor dit beleidsveld. Hoeveel kost het programma in de planperiode? 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
53.135
51.578
53.472
53.828
55.976
58.536
59.403
58.534
58.004
57.742
57.836
Nettolasten voor het programma (x € 1.000,-) Kadernota 2016-2025
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
50
Programmaplan 5000: Inrichting en onderhoud vaarwegen en havens Omschrijving van het programma De provincie heeft het nautisch en vaarwegbeheer voor de provinciale vaarwegen in West-Brabant (70 kilometer) in medebewind opgedragen aan het waterschap. Het doel van dit programma is te zorgen voor veilig, vlot en betrouwbaar scheepvaartverkeer. Tot de werkzaamheden behoren onder meer het in stand houden van het scheepvaartprofiel door te baggeren, het op orde houden van nautische voorzieningen en de bediening van bruggen en sluizen. Naast het onderhouden van bruggen en sluizen, behoren ook vergunningverlening en handhaving tot de werkzaamheden. Met welke ontwikkelingen hangt dit programma samen? Het belang van de provinciale vaarwegen in West-Brabant wordt steeds duidelijker, voor zowel de beroeps- als de recreatievaart. Reden voor de provincie om in haar Bestuursakkoord 2015-2019 het volgende op te nemen: ‘Wij actualiseren de provinciale visie op de Brabantse vaarwegen, met aandacht voor integrale verbindingen met andere modaliteiten (weg-, spoor- en buistransport)’ Er worden steeds meer (onderhouds)gegevens van de vaarwegen bekend. Hieruit blijkt dat er sprake is van een achterstand, zowel op het gebied van het vaarwegbeheer als het nautisch beheer. Ook blijkt dat de aangroei van de bagger op de vaarwegen jaarlijks substantieel is. Op basis van de huidige gegevens en de verwachte ontwikkelingen lijkt het vervoerde gewicht door de beroepsvaart over de provinciale vaarwegen in West-Brabant gelijk te blijven (zie figuur 4, bron: concept-meerjarenbaggerprogramma provinciale vaarwegen). In West-Brabant vindt tussen de 25 en 30% van het ‘kanaalvervoer’ in de provincie plaats.
Vervoerd gewicht 'kanalen' Noord-Brabant (x 1000 ton) 10000 9000 8000 totaal westbrabant (2202 gemiddeld)
7000 6000 5000
totaal midden/-oostbrabant (5905 gemiddeld)
4000 3000
totaal Noord-Brabant (8107 gemiddeld)
2000 1000 0 2008
2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 4: Vervoerd gewicht ‘kanalen’ Noord-Brabant (x 1000 ton)
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
51
Voor de recreatievaart wordt wel een stijging van het aantal bewegingen verwacht, door bijvoorbeeld het gebiedsproject Waterpoort en ontwikkelingen in Breda. In het kader van doelmatig waterbeheer wordt het vaarweg- en nautisch beheer van het Markkanaal en het Oude Maasje door Rijkswaterstaat mogelijk overgedragen aan de provincie, die het beheer weer over zal dragen aan het waterschap. Het Volkerak-Zoommeer wordt mogelijk zout. Uitvoering van een dergelijk besluit zal niet voor 2027 operationeel zijn. Als deze ontwikkeling doorgaat, is permanent schutbedrijf nodig bij zowel Benedensas als Dintelsas. Naast het waterschap zijn ook Rijkswaterstaat en een aantal gemeenten vaarweg- en nautisch beheerder in West-Brabant. Daarnaast zijn er allerlei belanghebbenden, zoals bedrijven langs het water (inclusief recreatieondernemers) die hebben aangegeven meer contact met het waterschap te willen. Wat zijn de doelstellingen hoe gaan we die realiseren?
Doelstellingen
Hoe gaan we die realiseren?
Risico’s beheersen Zorg dragen voor een vlot, veilig en betrouwbaar scheepvaartbeheer: • Risico’s op ongevallen zijn klein • Het oponthoud bij sluizen is beperkt • De meeste tijd van het jaar zijn de vaarwegen bevaarbaar voor de scheepvaart waarvoor de vaarweg is aangewezen.
• Meerjarenonderonderhoudsprogramma’s (mjop’s) voor vaarwegen opstellen voor o.a. baggeren en kunstwerken op basis van assetmanagement. Na afspraken met de provincie over financiële middelen de mjop’s uitvoeren. In eerste instantie worden de grootste risico’s aangepakt. • Ambitieniveau nautisch beheer bepalen.
Een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving ondersteunen Vaarwegen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de economie, maar ook aan het welzijn van mensen. Ook vervullen vaarwegen een functie voor de natuur.
• De provincie (als beleidsmaker) en het waterschap zullen samen met gemeenten en belanghebbenden (bedrijven aan het water, watersportondernemers, vertegenwoordigers van beroeps- en recreatievaart) een toekomstvisie voor de provinciale vaarwegen formuleren. • Omdat de provinciale vaarwegen ook andere waterhuis- houdkundige functies kennen, zoals KRW-waterlichaam, wordt dat belang zorgvuldig meegewogen. • Als besloten wordt tot een zout Volkerak-Zoommeer moeten voorbereidingen worden getroffen voor permanent schutbedrijf bij Benedensas en Dintelsas. Als het financieel haalbaar blijkt, op termijn ook centrale bediening realiseren, al dan niet met een andere partij zoals RWS.
Maatschappelijk verantwoord en vernieuwend Verbonden met de maatschappij: meer duurzame innovatie, toepassen van duurzame materialen, meer energiebesparing en meer doen met minder budget.
Implementatie van de principes voor de duurzame Grond-, weg- en waterbouw (GWW) bij vaarwegen toepassen, met name bij baggerprojecten en (vervangen) oeververdedigingen.
Effectief en efficiënt Samenwerking tussen overheden (integraal beheer waar mogelijk bij één overheid).
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
• Nautisch beheer afstemmen met gemeenten en Rijkswaterstaat. • Met de provincie nagaan of een aantal provinciale vaarwegen over zouden moeten gaan naar de gemeenten, doordat het regionale belang sterk is afgenomen. • Bij onderhoudsprojecten samenwerken met aangrenzende belanghebbenden (particulieren, ondernemers en gemeenten)
52
Concrete resultaten in de bestuursperiode 2015-2019 • Gezamenlijke toekomstvisie voor de regionale vaarwegen • Achterstanden in baggerwerkzaamheden zijn weggewerkt • Ambitieniveaus voor het vaarwegbeheer zijn bepaald. Welke bijstelling is noodzakelijk ten opzichte van de Kadernota 2015-2025? Er zijn geen specifieke financiële bijstellingen voorzien voor dit beleidsveld. Hoeveel kost het programma in de planperiode? 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2.208
2.315
2.404
2.282
2.343
2.438
2.498
2.381
2.299
2.295
2.388
Nettolasten voor het programma (x € 1.000,-) Kadernota 2016-2025
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
53
Programmaplan 6000: Regulering en Vergunningverlening Omschrijving van het programma Vergunningverlening Keur: het door middel van eigen regelgeving en ontheffingsverlening in stand houden van veilige waterkeringen, van de water aan- en afvoerfunctie van de oppervlaktewateren en het realiseren van een goed beheer daarvan. Beheersen van lozingen: het bereiken of behouden van een goede oppervlaktewaterkwaliteit en de doelmatige werking van zuiveringstechnische werken, door middel van vergunningverlening, goedkeuring van gemeentelijke rioleringsplannen, het stimuleren van derden in de aanpak van diffuse emissies en het beheersen van lozingen van afvalwater. Met welke ontwikkelingen hangt dit programma samen? Het programma Vergunningverlening hangt in deze periode voor een belangrijk deel voor watervergunningen samen met de Omgevingswet. Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet. Om de Omgevingswet eind 2018 in werking te kunnen laten treden, wordt gewerkt aan de benodigde uitvoeringsregelgeving. De keur/algemene regels/beleidsregels zullen hierdoor uitgebreid worden met een waterkwaliteitsdeel vanwege het uitgangspunt ‘decentraal tenzij’. Ten behoeve van de Omgevingswet is er op initiatief van de koepels een Bestuursakkoord ondertekend over invoeringsbegeleiding, digitalisering, financiën, planning en governance. De afspraken leiden onder meer tot een gezamenlijk invoeringsprogramma en impactanalyse. Digitalisering: Uiteindelijk doel is één stelsel met alle relevante informatie van diverse bevoegd gezagen met één klik op de kaart (‘Laan van de leefomgeving’). Deze ambitieuze doelstelling van het Rijk is door dit Bestuursakkoord opgesplitst en aangescherpt: tot 2018 opwaardering van huidige landelijke systemen. In 2018-2024 een verdere stapsgewijze realisatie van ambitie. De verdeling van de financiën tussen de bevoegde gezagen zal in deze periode ook duidelijk worden. In eerdere studies zijn de baten waarschijnlijk te hoog ingeschat. Afgesproken is dat er gezamenlijk onderzocht wordt wat precies de kosten en de baten zijn. In het kader van het Bestuursakkoord Water zijn op landelijk niveau afspraken gemaakt tussen de waterschappen en Rijkswaterstaat over gezamenlijke projecten. Deze projecten zijn in dit gezamenlijk overleg tot stand gekomen en zijn reeds gestart maar lopen meerdere jaren door: beheer opleidingen, regionale samenwerking (bv uitwisseling personeel, efficiënt inzetten van elkaars expertise), BRZO, één set uniforme afspraken inzake samenloop, Powerbrowser (Saw@) en kwaliteitscriteria voor vergunningverleners.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
54
Wat zijn de doelstellingen en hoe gaan we die realiseren?
Doelstellingen
Hoe gaan we die realiseren?
Optimalisatie van ‘lean’ werken rondom vergunningverlening om de ambitie 100% binnen de termijn te bereiken en te voldoen aan de servicenormen.
Door de pdca-cyclus van het ‘lean’ werken te volgen bij vergunningverlening.
Beheren en behouden van uniforme keur/algemene regels/ beleidsregels in Noord-Brabant. Tevens onderzoeken waar de mogelijkheden liggen voor verdere deregulering.
De Brabantse waterschappen hebben een gezamenlijke beheergroep en stuurgroep.
Bijdragen aan het inhalen van de handhavingsachterstand keur (en de legalisaties die hieruit volgen).
Indien er veel legalisaties volgen uit het handhavingstraject, zullen hiervoor innovatieve methoden voor vergunningverlening worden ingezet en zal externe bijstand worden gezocht.
Zo efficiënt en effectief mogelijk Wabo-advies geven aan de OMWB - waarbij een goede samenwerking met de OMWB voorop staat - vanuit het besef dat het een recht is om advies te geven en geen plicht. De doelmatige werking van de rwzi’s en de kwaliteit van het oppervlaktewater zijn hierbij leidend.
Op basis van een gezamenlijk leanonderzoek (WBD-OMWB) worden vervolgafspraken gemaakt en geïmplementeerd.
Ontwikkeling van uitvoeringsregelingen in het kader van de Omgevingswet en de implementatie daarvan (verwacht in 2018).
• Organisatiebrede werkgroep (deze loopt reeds) • Deelname in landelijke Unie-contactgroep.
Toewerken naar één landelijk stelsel met alle relevante informatie van diverse gezagen met één klik op de kaart (‘Laan van de leefomgeving’) in het kader van de Omgevingswet.
• Organisatiebrede werkgroep • Deelname in landelijke Unie-contactgroep.
Voldoen aan kwaliteitscriteria vergunningverlening.
We gaan dit in een regionale samenwerking oppakken (Brabantse/Limburgse waterschappen en RWS-Zuid-Nederland)
Beheer en doorontwikkeling V&H-systeem Powerbrowser (SAW@), samen met Rijkswaterstaat en negen andere waterschappen.
Deelname in landelijke: • expertgroep • proceseigenarencommissie (tevens voorzitterschap) • stuurgroep.
Deltaplan agrarisch waterbeheer: regionalisering van de aanpak van diffuse emissies. De regionale wateropgave (waterkwaliteit) in beeld brengen en een uitvoeringsprogramma met maatregelen opstellen.
Het uitvoeringsprogramma met maatregelen kent twee sporen. Een thema/sectorgerichte aanpak en een gebiedsgerichte aanpak. De thema-/sectorgerichte aanpak zal uitgewerkt worden voor nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen. Bij de gebiedsgerichte aanpak zullen twee gebieds uitwerkingen per jaar worden gedaan.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
55
Concrete resultaten in de bestuursperiode 2016-2019 • Goede bijdrage geleverd aan wegwerken handhavingsachterstand Keur • Afspraken gemaakt met de OMWB over samenwerking • Systeem Powerbrowser is doorontwikkeld • Uitvoeringsprogramma in kader Deltaplan agrarisch waterbeheer is opgesteld en in een aantal gebieden en sectoren concreet opgestart. Welke bijstelling is noodzakelijk ten opzichte van de Kadernota 2015-2025? Er zijn geen specifieke financiële bijstellingen voorzien voor dit beleidsveld. Hoeveel kost het programma in de planperiode? 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
3.900
3.994
4.088
4.200
4.298
4.355
4.451
4.431
4.504
4.596
4.686
Nettolasten voor het programma (x € 1.000,-) Kadernota 2016-2025
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
56
Programmaplan 6500: Toezicht en Handhaving Omschrijving van het programma Het doel van dit programma is om op efficiënte en effectieve wijze toe te zien op de naleving van wet- en regelgeving, zodat het waterschap voldoet aan: • Kwantitatieve doelstellingen om het watersysteem naar behoren te laten functioneren • Kwalitatieve doelstellingen om zo het watersysteem naar behoren te laten functioneren en de doelmatige werking van rwzi’s te beschermen. Met welke ontwikkelingen hangt dit programma samen? Met de komende Omgevingswet wordt een verdere bundeling van de sectorale wet- en regelgeving op het gebied van omgevingsbeleid in gang gezet. De waterschappen zijn hierbij betrokken. Op 1 juli jl. heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet. Om de Omgevingswet eind 2018 in werking te kunnen laten treden, wordt gewerkt aan de benodigde uitvoeringsregelgeving. De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (Omwb) zal voor de gemeenten en de provincie steeds meer toezicht- en handhavingstaken uitvoeren. Als waterspecialist dient het waterschap zich (samen met de andere Brabantse waterschappen) te positioneren binnen het omgevingsrecht, zoals de taken met betrekking tot het Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo). De ontwikkelingen van de RUD’s en bewegingen naar steeds meer integrale handhaving zal naar verwachting dan ook leiden tot nieuwe of andere samenwerkingsvormen of het verplaatsen van bevoegdheden. In het kader van het Bestuursakkoord Water zijn op landelijk niveau afspraken gemaakt tussen de waterschappen en Rijkswaterstaat over gezamenlijke projecten. Deze projecten zijn in dit gezamenlijk overleg tot stand gekomen. Ze zijn al gestart, maar lopen meerdere jaren door: beheer opleidingen, regionale samenwerking (zoals uitwisseling personeel, efficiënt inzetten van elkaars expertise), BRZO, Powerbrowser (Saw@) en kwaliteitscriteria voor handhavers. Wat zijn de doelstellingen en hoe gaan we die realiseren?
Doelstellingen
Hoe gaan we die realiseren?
De consequenties van de Omgevingswet voor de waterschappen bezien. De positie bepalen van het waterschap binnen het veranderende omgevingsrecht.
• Samen met de UvW (via een organisatiebrede werkgroep) de taakuitoefening van het waterschap in de Omgevingswet borgen • Waterspecialist zijn en blijven • Betrokken zijn bij landelijke ontwikkelingen • Actief verbinding houden met Omwb m.b.t. kwaliteit- en kwantiteit van handhaving en integraal toezicht.
Door de inzet van toezicht- en handhavingsmiddelen op een effectieve wijze bijdragen aan een beheerste of betere kwaliteit van de leefomgeving (kwaliteits- en kwantiteitsaspecten).
• Nog meer richten op notoire overtreders door programmatische handhaving. • Stimuleren van gewenst gedrag, door nalevers te belonen met verminderde toezichtsdruk. • Uniform uitvoeren van keurbepalingen d.m.v. project ‘Inhaalslag uniform uitvoeren keurbepalingen’.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
57
Concrete resultaten bestuursperiode 2015-2019 • Bij tenminste 90% van de eerste controlebezoeken wordt voldaan aan de gestelde regels (percentage naleefgedrag) • Na het inzetten van bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke interventies wordt in 100% van de gevallen voldaan aan de gestelde regels • Toezicht en handhaving vinden op een eenduidige manier plaats. Vergelijkbare gevallen worden gelijk behandeld (level playing field) • Realisatie van het Project ‘Inhaalslag uniform uitvoeren keurbepalingen’. Welke bijstelling is noodzakelijk ten opzichte van de Kadernota 2015-2025? Er zijn geen specifieke financiële bijstellingen voorzien voor dit beleidsveld. Hoeveel kost het programma in de planperiode? 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
5.849
5.823
5.761
5.651
5.441
5.530
5.635
5.657
5.697
5.796
5.900
Nettolasten voor het programma (x € 1.000,-) Kadernota 2016-2025
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
58
Programmaplan 7000: Heffing en invordering Omschrijving van het programma Het programma Heffing en invordering heeft als doel de waterschapslasten in het beheergebied op te leggen en in te vorderen. Met welke ontwikkelingen hangt dit programma samen? Naar aanleiding van het OESO rapport ‘Water Governance in the Netherlands, Fit for the Future’ worden de mogelijkheden onderzocht van een meer toekomstbestendige en duurzame financiering van het waterbeheer. In dit rapport, dat juli 2015 is aangeboden aan de Tweede Kamer, staat dat de basis van ons waterbeheer op orde is en er geen grote systeemwijzigingen van de financiering nodig zijn. Gezien de toekomstige ontwikkelingen is er echter wel aanleiding om binnen het bestaande belastingstelsel te verkennen waar verbeteringen mogelijk zijn. Er wordt aandacht gevraagd voor: • Effectiever toepassen van het principe van ‘de vervuiler betaalt’, ook voor diffuse bronnen • Financiële prikkels om te investeren in preventie of bronmaatregelen voor nieuwe stoffen (medicijnen, microplastics) • Welke instrumenten effectief kunnen bijdragen aan het vasthouden van, en het voorkomen van de afvoer van schoon (regen)water naar de waterzuivering • Prijsprikkels voor onttrekking en gebruik van grond- en oppervlaktewater in relatie tot de voorzieningenniveaus zoetwater • Opnemen van reeds lopend onderzoek naar de modernisering en verduurzaming van de zuiveringsheffing in dit brede kader en onderzoeken of er nut en noodzaak is om de watersysteemheffing hierbij te betrekken. Deze richting voor het vervolg wordt op hoofdlijnen opgenomen in het Nationaal Waterplan 2016-2021. Naar verwachting wordt de Tweede Kamer medio 2016 geïnformeerd over de voortgang van de onderzoeken. Een werkgroep binnen het waterschap heeft onderzocht hoe optimaal invulling kan worden gegeven aan de samenwerking met verbonden partijen. Daarbij is gekeken naar de juridische en de financiële kant, maar ook naar efficiency en effectiviteit. De uitkomsten worden doorvertaald naar acties en afspraken. Wat zijn de doelstellingen en hoe gaan we die realiseren?
Doelstellingen Doelstellingen realiseren die ten grondslag liggen aan de belastingsamenwerking: continuïteit in de bedrijfsvoering, efficiency en effectiviteit.
Hoe gaan we die realiseren? Frequent contact tussen de accountmanager van het waterschap en de directeur BWB (bevorderen van de samenwerking). Marktconform werken, processen optimaliseren en stroomlijnen. Dit op basis van een belastingsysteem waarin sprake is van oplegging en invordering van een gecombineerde aanslag Realiseren van het plan van aanpak ‘Naar een toekomstbestendig BWB’.
De informatie- en gegevensuitwisseling optimaliseren.
Aanscherping van convenant en controleprotocol (jaarlijks) en daadwerkelijke uitvoering daarvan: meer zakelijke opstelling en persoonlijk contact
Duidelijker afspraken en betere samenwerking met de BWB.
In samenwerking met de BWB wordt een evaluatie uitgevoerd, begeleid door een extern bureau. Dit zal helderheid verschaffen in het eigenaarschap van gegevens. De evaluatie wordt vormgegeven in schema’s, die aangeven wie welke informatie moet aanleveren.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
59
Concrete resultaten in de bestuursperiode 2015-2019 • Convenant en controleprotocol dat in alle facetten voldoet aan de gezamenlijke informatie- en gegevensbehoefte (kwaliteit, tijdigheid, volledigheid en juistheid). • In het jaarlijkse evaluatiegesprek wordt de samenwerking als goed bestempeld. • De deelnemerskosten zijn gelijk of lager dan in het voorgaande jaar. Welke bijstelling is noodzakelijk ten opzichte van de Kadernota 2015-2025? In dit programma is de verhoogde bijdrage aan de BWB verwerkt. De verhoging is het gevolg van nieuwe wettelijke taken, de uitvoering van het plan van aanpak en onvermijdbare prijsstijgingen. In de latere jaren van de planperiode is rekening gehouden met efficiencyvoordelen, door de uitvoering van het plan van aanpak. Hoeveel kost het programma in de planperiode? 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
5.865
5.949
5.858
5.751
5.674
5.673
5.681
5.682
5.789
5.903
6.023
Nettolasten voor het programma (x € 1.000,-) Kadernota 2016-2025
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
60
Programmaplan 8000: Bestuur en externe communicatie Omschrijving van het programma Het doel van dit programma is het waterschap goed te besturen, zodat de organisatie rechtmatig en integer, doel treffend, doelmatig en meetbaar invulling geeft aan de taken. Tot de doelstelling behoort ook het goed informeren van de omgeving over nut en noodzaak van het waterschapswerk. Efficiënte en effectieve besluitvorming in het bestuur vraagt om goede ondersteuning van de dijkgraaf, bestuurders en bestuursorganen. Tot dit programma hoort ook het exploiteren van objecten, zaken en samenwerkingsvorming die geen directe relatie (meer) hebben met de primaire taakuitoefening. Ook het buitenlandbeleid, de bezwaarschriftencommissie en de rekenkamer commissie horen bij dit programma. Met welke ontwikkelingen hangt dit programma samen? De Nederlandse overheid waartoe het waterschap behoort, staat steeds meer voor het voetlicht. Er wordt meer transparantie en duidelijkheid verwacht en er worden hoge eisen gesteld aan het bestuur, dat zowel koersvast als wendbaar moet zijn. Dit vraagt onder meer om een grote betrouwbaarheid in de taakuitvoering, een strenge beheersing van de overheidsuitgaven en intensievere communicatie met (verenigingen van) burgers, bedrijven, kennisinstellingen, organisaties en andere overheden. Het waterschap zet de komende jaren extra in op samenwerking met gemeenten, drinkwaterbedrijven, belangenorganisaties en terreinbeheerders. Het bestuur richt zich op een goede uitvoering van taken rondom waterveiligheid, waterkwaliteit en watersysteembeheer. Het huidige kwaliteitsniveau en voorzieningenniveau wil het bestuur de komende jaren handhaven. Daarbij is het belangrijk te zorgen voor een voortdurende, juiste balans tussen de uitvoering van de reguliere taken, nieuwe ontwikkelingen en de tarieven. Het waterschap investeert daarnaast in participatie en omgevingsmanagement. Het waterschap kent zijn stakeholders en heeft gebiedskennis. Het waterschap betrekt burgers, bedrijven en organisaties volop bij het waterbeleid, de planontwikkeling en de uitvoering. Ook faciliteert het waterschap burgerinitiatieven die passen bij de plannen van het waterschap. In Nederland staan de gevolgen van de klimaatveranderingen steeds meer in de belangstelling. Het bestuur heeft aandacht voor de vergroting van de bewustwording van watervraagstukken bij de inwoners, met aandacht voor onderwijs en educatie. Daarbij zal het accent liggen op wat burgers zelf kunnen doen. Voor de veiligheid en leefbaarheid in West- en Midden-Brabant moet het waterschap goed samenwerken met de overheden van Vlaanderen. Het waterschap richt zich op kennisdeling binnen Nederland en met de buurlanden. Ook draagt het waterschap bij aan internationale samenwerkingsprojecten. Bij de uitvoering van onze wettelijke kerntaken zal het waterschap samen met burgers, bedrijven en andere overheden werken aan de versterking van de economische structuur van de regio en een duurzaam ingerichte leefomgeving.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
61
Wat zijn de doelstellingen en hoe gaan we die realiseren?
Doelstellingen
Hoe gaan we dit realiseren?
De regionale, nationale en internationale ontwikkelingen rondom het waterbeheer actief volgen en waar nuttig of nodig actief deelnemen aan de discussies.
De bestuurlijke ontwikkelingen op de voet volgen en daar (pro-)actief in participeren.
Zorgen voor een voortdurende, juiste balans tussen de uitvoering van de reguliere taken, nieuwe ontwikkelingen en de tarieven.
De ambitie en doelstellingen van het bestuur vastleggen in jaarlijkse kadernota’s, inclusief de consequenties en bijbehorende communicatie.
Het bestuurlijk functioneren en de bestuursstijl waar nodig verder verbeteren.
Het bestuurlijk functioneren jaarlijks evalueren en waar mogelijk verbeteren.
Het algemeen bestuur ondersteunen bij het verwezenlijken van zijn ambities op het gebied van bestuurscultuur.
Het bestuur ondersteunen bij de invulling van de ambities die het algemeen bestuur formuleert t.a.v. de bestuurscultuur.
Zorgen dat het bestuur tijdig beschikt over juiste en heldere informatie, zodat het zijn rol optimaal kan vervullen.
In interactie met het bestuur voorzien in de gewenste informatiebehoefte, mede op basis van missie, visie, strategische doelstellingen en benchmarking.
Onderzoek uitvoeren naar rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid.
De rekenkamer voert onderzoeken uit naar rechtmatigheid en doeltreffendheid. Ook het zogenaamde 109A-onderzoek van het dagelijks bestuur geeft hier invulling aan.
Internationale samenwerking vormgeven op basis van vastgesteld beleid.
Mogelijkheden voor internationale samenwerking ontwikkelen en verder invullen, met name gericht op de overheden van Vlaanderen.
Aandacht voor de gevolgen van de participatiemaatschappij voor de werkwijzen van het waterschap.
Het ontwikkelen van een visie op participatie. Versterken van de samenwerking van het waterschap met partners, (verenigingen van) burgers, bedrijven kennisinstellingen, belangenorganisaties en andere overheden. Actief monitoren welke initiatieven burgers en bedrijven ondernemen in relatie tot het waterschapswerk.
De communicatievisie 2014 conform afspraak bijstellen en in de praktijk brengen. Zorgen voor transparantie en duidelijkheid over waterschapszaken naar stakeholders.
De communicatievisie bijstellen en de acties uitvoeren. Daarbij zo nodig methodieken en instrumenten ontwikkelen. Intensiveren van de communicatie met (verenigingen van) burgers, bedrijven, kennisinstellingen, organisaties en andere overheden. Het actief en in een vroeg stadium communiceren over de activiteiten van het waterschap.
Zorgen voor versterking van de samenwerking van het waterschap gericht op partners, organisaties en andere stakeholders.
Invulling geven aan extra inzet op de samenwerking met gemeenten, drinkwaterbedrijven, terreinbeherende organisaties en belangenorganisaties. Het versterken van de samenwerking met stakeholders door mogelijkheden voor participatie te ontwikkelen.
Aandacht voor de vergroting van de bewustwording van watervraagstukken bij de inwoners met aandacht voor onderwijs en educatie.
Het ontwikkelen van en invulling geven aan watereducatie voor het vergroten van waterbewustzijn. Daarbij zo nodig methodieken en instrumenten ontwikkelen.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
62
Concrete resultaten in de bestuursperiode 2015 - 2019 • Opstellen jaarlijkse Kadernota • Uitvoeren voorstel werkgroep algemeen bestuur t.a.v. bestuurlijke vernieuwing • Bestuurlijk functioneren jaarlijks evalueren • Het 109A-onderzoek uitvoeren • Ontwikkelen visie op participatie • Bijstellen van de communicatievisie • Ontwikkelen plan van aanpak watereducatie. Welke bijstelling is noodzakelijk ten opzichte van de Kadernota 2015-2025? We bouwen voort op de bestendige koers uit de voorgaande jaren, met extra accent op samenwerking en participatie. Er zijn geen specifieke financiële bijstellingen voorzien voor dit beleidsveld. Hoeveel kost het programma in de planperiode? 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
4.342
4.106
4.348
4.577
4.650
4.870
4.933
4.970
4.762
4.732
4.796
Nettolasten voor het programma (x € 1.000,-) Kadernota 2016-2025
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
63
Programmaplan 9000: Dekkingsmiddelen en saldo Omschrijving van het programma Dit programma zorgt voor de planning en verantwoording van de dekkingsmiddelen, waaronder rente en belastingopbrengsten (inclusief kwijtschelding en oninbaarverklaring). 95% van de kosten van het waterschap wordt door belastingopbrengsten gedekt. Met welke ontwikkelingen hangt dit programma samen? De kaders voor de ontwikkeling van de dekkingsmiddelen en het saldo staan in het Bestuursakkoord. Programma 9000 hangt samen met programma 7000, dat de opbrengsten genereert. Tabel 4 geeft een overzicht van de verwachte opbrengsten gedurende de planperiode van deze Kadernota. Een overzicht van de grondslagen is opgenomen in bijlage 1. De tarieven per categorie zijn terug te vinden in de tabellen 6 en 7 (paragraaf 4.5).
x € 1.000
Begroting
Kadernota 2016-2025
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Totale opbrengsten watersysteembeheer
53.714
56.534
60.031
63.302
66.752
70.050
71.096
71.820
72.299
74.990
76.673
ingezetenen
15.676
16.546
17.574
18.534
19.547
20.513
20.818
21.030
21.172
21.964
22.458
Gebouwd
31.778
33.542
35.626
37.572
39.625
41.585
42.202
42.633
42.920
44.525
45.528
107
113
120
126
133
140
142
143
144
149
153
5.758
6.078
6.456
6.808
7.180
7.536
7.647
7.725
7.777
8.068
8.250
396
255
255
261
267
277
288
288
285
284
285
60.562
58.772
58.856
60.343
61.862
64.091
66.768
66.861
66.369
66.243
66.471
Natuur Ongebouwd Verontreinigingsheffing Totale opbrengsten zuiveringsbeheer
Totale belastingopbrengsten
114.276 115.306 118.887 123.645 128.614 134.141 137.864 138.681 138.668 141.234 143.144
Rente eigen finan cieringsmiddelen
518
526
355
362
Rente egalisatie reserve CBL-HWB
201
138
72
-
Rente egalisatie reserve CBL-SNB
44
37
30
23
Onttrekking egalisatiereserve CBL-HWB
1.252
1.315
1.444
-
128
135
141
149
Onttrekking egalisatiereserve CBLSNB Vrijval switch SNB Totale opbrengsten
369
377
384
392
400
408
416
16
8
-
156
164
-
-
5.500 116.419 117.457 120.930 129.680 129.156 134.690 138.249 139.073 139.068 141.642 143.561
Tabel 4: overzicht van de verwachte opbrengsten gedurende planperiode
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
64
Wat zijn de doelstellingen en hoe gaan we die realiseren?
Doelstellingen
Hoe gaan we dit realiseren?
De ontwikkelingen van de dekkingsmiddelen en het saldo laten aansluiten bij het Bestuursakkoord.
De tariefontwikkeling zo gelijkmatig mogelijk laten verlopen door een zorgvuldige opzet van de dekkingsmiddelen, in samenhang met programma 7000.
Adequaat afwikkelen van de Cross Border Lease in 2017, door het uitoefenen van een koopoptie.
Voor het uitoefenen van de koopoptie wordt de juiste expertise ingeschakeld.
Concrete resultaten in de bestuursperiode 2015-2019 • De ontwikkelingen van de dekkingsmiddelen en het saldo laten aansluiten bij het Bestuursakkoord. • Gematigde tariefontwikkeling. • Koopoptie Cross Border Lease tweede tranche succesvol afgehandeld, met inschakeling van de juiste expertise. Welke bijstelling is noodzakelijk ten opzichte van de Kadernota 2015-2025? Niet van toepassing. Hoeveel kost het programma in de planperiode? Niet van toepassing. Het programma laat de opbrengsten zien en kent zelf geen kosten.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
65
Programmaplan 200 t/m 800: Ondersteunende diensten Omschrijving van het programma Dit programma heeft als doel de primaire taken van de organisatie zo soepel en efficiënt mogelijk te laten verlopen binnen de wet- en regelgeving. Het programma biedt de organisatie kaders en ondersteuning op het gebied van personeel en organisatie, inkoop, financiën, planning en control (inclusief benchmarking), centraal management, geografische informatie, muskusrattenbestrijding, ICT, facilitaire zaken, juridische zaken en interne communicatie. Met welke ontwikkelingen hangt dit programma samen? Ontwikkelingen op het vlak van technologie, communicatie en informatie gaan razendsnel. Deze ontwikkelingen veranderen het werk van het waterschap, bijvoorbeeld door het gebruik van (sociale) media, de beschikking over grote hoeveelheden realtime data, smartphones en apps. Het waterschap probeert nieuwe mogelijkheden steeds zo goed mogelijk toe te passen in het werk, om daarmee de taken slimmer, handiger en beter uit te voeren en de dienstverlening te verbeteren. Dit vraagt om investeringen op het gebied van ICT, maar ook om het ontwikkelen van vaardigheden van de medewerkers. Inwoners en belangengroepen worden steeds meer gevraagd mee te denken over ontwikkelingen rond water in de streek. Soms komen zij zelf met initiatieven. Deze burgerparticipatie heeft gevolgen voor bestuur en organisatie. Burgerparticipatie vraagt om een open en flexibele houding, duidelijke kaders en heldere afspraken. Maar zeker ook om toegankelijkheid en de eerdergenoemde transparantie van open data, die waterschappen ook steeds meer met elkaar, met inwoners en bedrijven delen. Het waterschap werkt hieraan in het kader van de vastgestelde visie op dienstverlening. Daarbij is voortdurend aandacht voor de risico’s die deze open houding meebrengt, in termen van privacy en informatieveiligheid. Het waterschap werkt steeds intensiever samen met andere Brabantse waterschappen en overheden om de ondersteunende diensten slimmer, beter en goedkoper te realiseren. Sommige taken worden ondergebracht in een gemeenschappelijke regeling. Gezien het aantal verbonden partijen en de bijbehorende financiële omvang, wordt extra geïnvesteerd in governance. Het waterschap heeft te maken met diverse nieuwe Europese richtlijnen en nieuwe nationale wetgeving, die betrekking heeft op de uitvoering van de ondersteunende diensten. Voorbeelden zijn de Participatiewet, de Aanbestedingswet, de Omgevingswet, de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof), het verplicht schatkistbankieren, de Wet Markt en Overheid, de Vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen en de Werkkostenregeling. Het waterschap volgt deze ontwikkelingen nauwlettend, ook via de Unie van Waterschappen, zodat er tijdig op nieuwe wetgeving wordt geanticipeerd.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
66
Wat zijn de doelstellingen en hoe gaan we die realiseren?
Doelstellingen
Hoe gaan we dit realiseren?
Adequaat inspelen op grote ontwikkelingen op het gebied van informatievoorziening, passend bij de veranderende omgeving en bestuurs- en organisatiedoelstellingen.
Implementeren van de vastgestelde visie op informatiemanagement. Onder andere door inrichten governance, portfoliomanagement en versterken van gegevensbeheer.
Het zijn en blijven van een goede werkgever in alle facetten.
Met behoud van de gewenste cultuuraspecten, zoals betrokkenheid en zelfstandigheid, verder invulling geven aan eigen verantwoordelijkheid, ontwikkeling van (talenten van) medewerkers, duurzame inzetbaarheid en vitaliteit.
Borgen en verbinden van een groot aantal kwaliteitsaspecten middels procesmanagement, om producten en diensten op een risico-beheerste wijze en tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten te leveren én het lerend vermogen van de organisatie te vergroten.
Verder implementeren van procesmanagement en de hiermee samenhangende kwaliteitsvisie, zodanig dat alle kwaliteitsaspecten in de processen geborgd zijn (arbo, milieu, assetmanagement, risicomanagement, etc.).
Op 1 januari 2015 is de Participatiewet ingegaan. Met deze wet wil het kabinet bereiken dat mensen met een ziekte of handicap en mensen met een bijstandsuitkering die kunnen werken, sneller en gemakkelijker aan het werk gaan (participeren). Werkgevers moeten op basis van de Quotumwet jaarlijks banen beschikbaar stellen voor deze doelgroep. De waterschapssector heeft de opdracht gekregen om 35 extra banen van elk 25 uur voor personen met een arbeidsbeperking te realiseren. Dit vindt vanaf 2015 jaarlijks plaats tot en met 2023.
Het waterschap wil hier vanuit maatschappelijke verantwoordelijkheid invulling aan geven. Tussen 2015 en 2016 schept het waterschap 8,4 fte voor deze doelgroep.
Het wetsvoorstel Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren (beoogde ingangsdatum 1-1-2018) wil een zo groot mogelijke eenvormigheid tussen de rechtspositie van ambtenaren en werknemers in het private bedrijfsleven tot stand brengen.
Vanaf 2016 zullen we ons samen met andere waterschappen voorbereiden op de implementatie van deze nieuwe wet.
Er komt één virtuele inkooporganisatie voor de Brabantse waterschappen. Hiervoor wordt het model van de businessgedreven inkoop gehanteerd.
Door middel van werkgroepen, gezamenlijke opleidingen en teamdagen wordt gewerkt aan kennisdeling, gezamenlijke beleids- en procesontwikkeling, vakinhoudelijke verdieping en benodigde vaardigheden om businessgedreven inkoop te implementeren en één team te vormen in Brabant. Hierbij wordt in eerste instantie de basis op orde gebracht, zoals het optimaliseren van het aanbesteden en het (verder) implementeren van contractmanagement.
Het toepassen van innovatieve aanbestedingsmethoden, zoals Best Value Procurement, wordt verder uitgebouwd en geborgd, zodat betere resultaten worden bereikt bij complexere aanbestedingstrajecten.
Inkoopmedewerkers worden opgeleid in het begeleiden van deze aanbestedingstrajecten.
Horizontaal toezicht. Om fiscale zaken goed in beeld te hebben en de mogelijke gevolgen goed te kunnen borgen, oriënteert het waterschap zich op horizontaal toezicht door de Belastingdienst. Er wordt in die situatie een convenant met de fiscus gesloten. De fiscus wordt proactief betrokken bij fiscale aangelegenheden.
We benutten ervaringen van andere waterschappen in Brabant en in de Unie om te komen tot een eigen convenant met de Belastingdienst.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
67
Doelstellingen
Hoe gaan we dit realiseren?
Duurzaam financieel beleid: het waterschap is op lange termijn in staat om zijn taken met maatschappelijk aanvaardbare lastenontwikkeling te bekostigen. De risico’s die zich daarbij manifesteren worden afgedekt.
Duurzaam financieel beleid heeft de volle aandacht. Dit gaat in nauwe samenwerking met de Unie, zowel op ambtelijk als bestuurlijk niveau. Daarnaast volgen we nauwlettend de landelijke ontwikkelingen en is er veelvuldig contact en overleg met de andere Brabantse waterschappen. In de vertaling van het bestuursakkoord naar de Kadernota wordt de juiste balans gezocht tussen het invullen van de wettelijke taken en ambities in relatie tot heffingen, beperkte schuldengroei en een aanvaardbaar risicoprofiel.
Het waterschap wil de kwaliteit van en de tevredenheid over de dienstverlening verbeteren, conform de visie op dienstverlening van de Unie van Waterschappen. Begin 2015 heeft het waterschap een programma dienstverlening vastgesteld. Centrale onderdelen uit het programma zijn open communicatie, een servicegerichte houding, actieve samenwerking en een efficiënte informatiehuishouding.
Het programma dienstverlening en het daarbij behorende uitvoeringskrediet zullen op een projectmatige wijze worden gerealiseerd vóór 2018.
Uitvoering geven aan de maatregelen die algemeen voorkomende informatiebeveiligingsrisico’s (conform de BIWA) afdekken.
Er is een CISO (Chief Information Security Officer) aangesteld, die uitvoering geeft aan het programma. De maatregelen m.b.t. ICT en huisvesting worden in de komende jaren gerealiseerd.
Uitvoering geven aan de voorgestelde maatregelen van het assetmanagement programma t.b.v. het voorzien in huisvesting kantoren, werkplaatsen, woningen en bedrijfsgebouwen.
Het aantal leveranciers voor gebouwonderhoud is teruggebracht. Het gebouwonderhoud zal volledig programmatisch uitgevoerd worden conform de Nen 2767. Eind 2018 zijn alle objecten geïnspecteerd en is de conditie inzichtelijk. Van alle objecten is in meerjarenperspectief inzichtelijk welk onderhoud uitgevoerd moet worden en wat de kosten zijn. Hiermee zijn belangrijke randvoorwaarden ingevuld voor het assetmanagement.
Voorzien in een e-depot, onder meer voor opslag van het digitale archief, om te voldoen aan de Archiefwet en invulling te geven aan digitale duurzaamheid.
Bij voorkeur aansluiten bij de landelijke initiatieven (2018-2019) op het terrein van e-depots. Indien mogelijk worden contracten afgesloten voor ons digitaal archief.
Bestuur en organisatie zijn bekend met de Omgevingswet. De organisatie moet zich bewust worden van de kansen die de wet biedt om activiteiten sneller en makkelijker te ontplooien, juist door middel van participatie van anderen.
• •
Invulling geven aan de control rol door de afdeling Juridische Zaken & Vastgoed (JZ&V).
Door procesmanagement en de implementatie van de kwaliteitsvisie kaders duidelijk maken (welke wetten en regels gelden er?), hierop toetsen en rapporteren. Hierdoor wordt de PDCA-cyclus verbeterd.
Populatie muskusratten onder controle houden, dat wil zeggen <0,15 vangsten per kilometer (landelijke norm).
30.000 velduren per jaar op basis van jaarrond bestrijding. De veldproef kan leiden tot andere inzichten of bestrijdingsmethodes.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
Bestuur en organisatie voorbereiden op de Omgevingswet (invoering vermoedelijk eind 2018). Beïnvloeden van de wetgeving en het leveren van een actieve bijdrage aan het implementatietraject, onder meer via deelname aan landelijke gremia.
68
Concrete resultaten in de bestuursperiode 2015-2019 • Eén landelijk e-HRM-systeem per 1-1-2018 • Inkoopbeleid van de drie Brabantse waterschappen wordt geüniformeerd. De Brabantbrede werkgroep Inkoopbeleid realiseert en implementeert uniform inkoopbeleid. Het beleid wordt in de drie organisaties afzonderlijk vastgesteld. • Activiteiten uit het programma dienstverlening zijn uitgevoerd • Convenant met de Belastingdienst in het kader van horizontaal toezicht • In de periode 2016-2018 worden alle achterstanden met betrekking tot het bewerken van de archieven (voormalige rechtsvoorgangers) weggewerkt. Vanaf 2019 is het archief volledig op orde • Randvoorwaarden asset management bij bedrijfsvoering ingevuld • Op basis van de strategische personeelsplanning wordt de inzet van velduren van de muskusrattenbestrijders geoptimaliseerd. Welke bijstelling is noodzakelijk ten opzichte van de Kadernota 2015-2025? De ingezette lijn behoeft geen grote aanpassing ten opzichte van 2015-2025. De afgelopen jaren is binnen dit programma gestuurd op efficiency en effectiviteit van de ondersteunende processen. De aandacht hierop blijft onverminderd. Hoeveel kost het programma in de planperiode? De lasten voor de ondersteunende programma’s zijn hieronder inzichtelijk gemaakt. Deze lasten zijn als opgenomen in de primaire programma’s (1000 t/m 8000) conform de huidige verdeelsleutel.
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
22.545
23.923
23.973
24.253
24.810
24.902
25.483
25.689
26.090
26.695
27.416
Nettolasten voor het programma (x € 1.000,-) Kadernota 2016-2025
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
69
4. Lastenontwikkeling en tarieven Het uitgangspunt van het bestuur is om de focus op de kerntaken te leggen en te zoeken naar slimme vormen van samenwerking om zo de lastenstijging en tariefontwikkeling zo gematigd mogelijk te laten verlopen. Het waterschap heeft de afgelopen jaren vele nieuwe opgaven gekregen en tegenvallers moeten opvangen. Te denken valt aan de bijdrage aan het HWBP, het overnemen van de muskusrattenbestrijding, de verbeterings opgave voor de regionale keringen, twee grote calamiteiten, het wegvallen van de dividenduitkering van de NWB en de btw-verhoging. Om te voorkomen dat deze tegenvallers zouden leiden tot onacceptabele tariefstijgingen, heeft het waterschap steeds scherp gestuurd op kosten en efficiency, waarbij een goede uitoefening van de wettelijke taken prioriteit kreeg. Dit heeft ertoe geleid dat het waterschap er in is geslaagd om diverse nieuwe opgaven op te vangen (met name op het gebied van waterveiligheid) en tegelijkertijd de tariefontwikkeling binnen de kaders van het Bestuursakkoord Water te houden. Deze nieuwe Kadernota laat zien dat het waterschap verwacht dat de lasten en tarieven de komende jaren minder stijgen dan was voorzien in de Kadernota 2015-2025. De toelichting hierop en de consequenties voor de tarieven en voorbeeldaanslagen vindt u terug in dit hoofdstuk. Een gedetailleerd overzicht van de financiële uitgangs punten is opgenomen in bijlage 1.
4.1 Herijking financiële kaders In hoofstuk 2 zijn diverse ontwikkelingen beschreven die van invloed zijn op het werk van het waterschap. Een aantal van deze ontwikkelingen (zoals het nieuwe Bestuursakkoord) heeft geleid tot een heroverweging van de financiële kaders en uitgangspunten die het waterschap hanteert in de Kadernota. Deze overwegingen en aanpassingen worden in de onderstaande paragraaf toegelicht. Kaders voor tariefontwikkeling In het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat de waterschappen een gematigde lastenontwikkeling realiseren. Om hier zicht op te houden wil de Tweede Kamer jaarlijks worden geïnformeerd over de ontwikkeling van de waterschapslasten (motie Van Veldhoven, TK 27625, nr. 2145). Dit vindt plaats aan de hand van de voorbeeld profielen die de waterschappen ook zelf hanteren om te stijging op aanslagniveau in beeld te brengen (zie bijlage 3). Op die manier wordt er gekeken naar de totale aanslag waarvoor een huishouden, bedrijf of organisatie wordt aangeslagen. Deze bestaat uit de som van de diverse watersysteemheffingen en de zuiveringsheffing. In de jaarlijkse rapportage aan de Tweede Kamer wordt per voorbeeldprofiel aangegeven welke waterschappen een grotere stijging kennen dan 5%. Daarnaast voeren de waterschappen ook zelf diverse benchmarks uit, zoals het Waterschapspeil en de Waterschapsspiegel en brengt de Unie van Waterschappen jaarlijks een boekje uit genaamd ‘Waterschapsbelastingen, het hoe en waarom’. Het doel van de rapportages is om zicht te houden op de ontwikkelingen binnen de waterschappen, om continu te zoeken naar verbeteringen en de resultaten te verantwoorden aan de belastingbetalers en kiezers. Waterschap Brabantse Delta heeft in de voorgaande kadernota’s het uitgangspunt gehanteerd om de tarieven zo beperkt mogelijk te laten stijgen, waarbij de gemiddelde stijging over de planperiode voor geen enkel voorbeeldprofiel boven de 5% uitkomt.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
70
Naar aanleiding van het nieuwe Bestuursakkoord heeft het waterschapsbestuur de wens uitgesproken om dit uitgangspunt aan te scherpen op een aantal onderdelen. In de eerste plaats is de norm aangescherpt van 5% naar maximaal 2,5% + inflatie. Daarnaast is gekeken wat het zou betekenen als de norm niet wordt gehanteerd als maximum voor de gemiddelde tariefstijging in de planperiode, maar komt te gelden als maximale tariefstijging per jaar voor ieder voorbeeldprofiel. Vanwege de huidige lage inflatie zou deze aanscherping betekenen dat de tarieven voor alle voorbeeldprofielen in 2016 met maximaal 4% mogen stijgen. In 2017 geldt 4,25% en vanaf 2018 4,5%. Ter vergelijking: in de Kadernota 2015-2025 hield het waterschap voor enkele jaren nog rekening met tariefstijgingen rond de 6%, met uitschieters naar 7,7%. Uit berekeningen is gebleken dat deze aanscherping zou leiden tot een tekort van € 18 miljoen op de water systeemtaak in de eerste helft van de planperiode. Dit tekort kan niet worden opgevangen binnen de watersysteemtaak, omdat dit tot bezuinigingen zou leiden die de taakuitoefening in gevaar brengen en leiden tot een onaanvaardbaar risicoprofiel. Het probleem om binnen de norm te blijven speelt het meest bij de profielen die niet of beperkt worden aangeslagen voor de zuiveringsheffing (natuurterreinen, gemeenten en agrarische bedrijven). Dit knelpunt signaleert het waterschap al enkele jaren: de extra lasten als gevolg van de actie Storm en de regionale keringen drukken op de watersysteemtaak, terwijl de inverdieneffecten (zie paragraaf 4.2) met name ontstaan in het zuiveringsbeheer. Vanwege de kostentoedeling kan het waterschap niet specifiek voor deze groepen belastingbetalers extra reserves inzetten. De inzet van reserves vindt plaats op het niveau van de totale watersysteemlasten. Deze lasten worden vervolgens via de percentages uit de kostentoedelingsverordening verdeeld over de categorieën ingezetenen, gebouwd, ongebouwd (agrariërs en gemeenten) en natuur. Deze wettelijk voorgeschreven systematiek leidt ertoe dat alle voorbeeldprofielen mee moeten dalen, indien de profielen natuurterreinen, gemeenten en agrarische bedrijven onder de norm van 2,5% + inflatie per jaar worden gebracht. Gelet op alle grote opgaven die het waterschap voor de boeg heeft (veiligheid, Kaderrichtlijn Water, etc.) en de verantwoordelijkheid die het waterschap heeft om de wettelijke taken op een acceptabel niveau uit te voeren, heeft het waterschap besloten het uitgangspunt iets te versoepelen. Dit heeft geleid tot het volgende uitgangspunt: De maximale lastenstijging komt voor alle voorbeeldprofielen in de planperiode gemiddeld niet boven 2,5% + inflatie, waarbij de voorbeeldprofielen voor huishoudens en bedrijven in geen enkel jaar boven dit percentage uitkomen. Na toepassing van dit uitgangspunt resteert er nog een tekort van € 1,1 miljoen op de watersysteemtaak in 2019. De mogelijkheden om dit tekort in één jaar op te vangen zijn erg beperkt. Het zou leiden tot flinke kortingen op de budgetten voor onderhoud en meerjarige samenwerkingsafspraken. Dit leidt tot een grotere kans op wateroverlast, storingen, calamiteiten, waterkwaliteitsproblemen (blauwalg), het niet-nakomen van samenwerkingsafspraken en daarmee imagoschade. Tegelijkertijd worden er de komende jaren meevallers verwacht in de vorm van incidentele baten (zie hieronder). Het waterschap heeft daarom besloten het voorziene tekort van € 1,1 miljoen voorlopig te dekken door middel van incidentele baten die de komende jaren gaan ontstaan. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de incidentele baten die het waterschap de komende jaren verwacht. Jaarlijks zal bij het opstellen van de Kadernota worden bekeken of het tekort op een andere manier kan worden opgelost. Daarbij wordt opgemerkt dat het waterschap voortdurend zoekt naar efficiencyverbeteringen en manieren om te besparen op de kosten van overhead. Enerzijds autonoom, maar ook in het kader van Winnend samenwerken en andere samenwerkingsvormen. De diverse benchmarks waar het waterschap aan deelneemt zijn daarbij behulpzaam.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
71
Het nieuwe Bestuursakkoord bevat nog een tweede aanscherping ten aanzien van de tarieven. In het akkoord is aangegeven dat het waterschap als het enigszins mogelijk is, de zuiveringsheffing de komende jaren niet laat stijgen. In paragraaf 4.4 is te zien dat het waterschap hier de eerste twee jaar in slaagt. In 2016 en 2017 blijft het tarief per v.e. exact gelijk aan het tarief 2015. In de laatste twee jaar van de bestuursperiode stijgen de tarieven met 2,4% (inclusief inflatie). Als het waterschap de zuiveringsheffing in 2018 en 2019 gelijk wil houden op het niveau van 2015-2017, ontstaat er een tekort van € 7,5 miljoen op de zuiveringstaak in de jaren 2019-2021. Om dit tekort te dekken zou het waterschap in 2017 en 2018 geen enkele investering in het zuiveringsbeheer kunnen doen, terwijl het uitgangspunt is dat er jaarlijks € 20 miljoen geïnvesteerd moet worden in de zuiverings taak om te voldoen aan onze taken en de zuiveringen en infrastructuur op orde te kunnen houden. Daar bovenop is een bezuiniging op de exploitatiebudgetten voor onderhoud nodig. Het gevolg van deze bezuinigingen is een toename van risico’s en de kans op calamiteiten. De betrouwbaarheid van installaties kan niet meer worden gegarandeerd, de zuiveringsprestaties komen onder het minimale niveau, de kosten na 2018 zullen stijgen om achterstanden in te halen en het waterschap loopt imagoschade op. Om dit te vermijden heeft het waterschap besloten de zuiveringsheffing voorlopig tot en met 2017 gelijk te houden. Het waterschap stelt de Kadernota jaarlijks op. De komende jaren zal steeds worden bezien of er mogelijkheden zijn om de ambities ten aanzien van gematigde tariefontwikkeling verder te realiseren, waarbij een goede uitvoering van de wettelijke taken voorop blijft staan. Incidentele baten Het waterschap verwacht de komende jaren een aantal incidentele baten te realiseren. Deze baten komen voort uit onder andere de vrijvallende risico-opslagen voor de Ruimte voor de Rivier-projecten en het voordeel van de switchtransactie van de SNB. Een deel van deze baten is door het waterschap als ‘vrij zeker’ bestempeld. De totale omvang hiervan bedraagt € 4,5 miljoen, waarvan € 3,5 miljoen ten gunste is van de watersysteemtaak en € 1,0 miljoen ten gunste van de zuiveringstaak. Een deel van deze middelen (€ 1,1 miljoen) heeft het waterschap voorlopig gereserveerd om het tekort op de watersysteemtaak in 2019 op te vangen, zoals hierboven is toegelicht. De overige € 3,4 miljoen is nog niet ingezet in de Kadernota, vanwege het niet-definitieve karakter. De incidentele baten die naar verwachting voortvloeien uit de afronding van de switchtransactie van de SNB worden in iets meerdere mate als ‘onzeker’ bestempeld. Dit wordt hieronder afzonderlijk toegelicht. Vrijval voordeel van de switchtransacties Zowel het waterschap als de SNB heeft in het verleden binnen de wettelijke mogelijkheden leasetransacties afgesloten voor een aantal eigen installaties (Cross Border Lease - CBL). Deze leaseconstructies met Amerikaanse investeerders leveren financieel voordeel op. Daarnaast hebben het waterschap en de SNB ieder een switchtransactie gesloten, eveneens binnen de wettelijke mogelijkheden. Deze transactie betreft een uitwisseling van risicodekking op enerzijds de CBL-deposito’s van het waterschap en de SNB en anderzijds een portefeuille bedrijfsobligaties van Deutsche Bank. De overwegingen waren dat de transacties voor het waterschap en de SNB zowel risicoreductie als financieel voordeel opleveren. Het voordeel van de switchtransactie mag pas aan het einde van de looptijd vrijvallen (in 2017). Dit betreft alleen de switchtransactie van SNB. De switchtransactie van het waterschap is begin 2015 voortijdig beëindigd en heeft dat jaar tot een positief resultaat geleid van € 451.000. Volgens de huidige berekeningen betreft de mogelijke opbrengst uit de switchtransactie van SNB € 5,5 miljoen.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
72
Vanwege de onzekere financiële omstandigheden heeft het waterschap besloten het verwachte voordeel niet in te zetten in de planperiode van deze Kadernota. Vanwege de transparantie is de verwachte vrijval wel zichtbaar gemaakt in de tariefscenario’s in bijlage 2. Deze middelen zijn vanwege de niet-definitieve status nog niet ingezet voor bepaalde doelen. Voorlopig wordt er slechts melding van gemaakt dat het waterschap de vrijval van de genoemde omvang in 2017 verwacht. Het voordeel uit de CBL-transacties valt gedurende de looptijd van de transacties wel vrij ten gunste van de exploitatiebegroting. Dit levert een jaarlijkse opbrengst van € 1,5 miljoen op. Vanaf 2018 valt dit jaarlijkse voordeel weg, doordat de egalisatiereserve van de CBL vanaf dat jaar is uitgeput. Duurzaam financieel beleid Zoals in hoofdstuk 2 vermeld, is de druk op het waterschap groot: er is een grote opgave in taken, waarbij zonder extra maatregelen spanning ontstaat op de tarieven en schulden. Zonder aanvullende maatregelen stijgt de schuldpositie van het waterschap de komende tien jaar van € 360 naar € 500 miljoen. Hoewel er geen officiële norm is voor de schuldpositie of schuldquote, baart deze ontwikkeling zorgen. Een hoge schuldenlast leidt tot hoge rentekosten en weinig flexibiliteit in de begroting. Het waterschap heeft zich daarom bij de totstandkoming van de Kadernota beraad over mogelijke stappen om te komen tot een duurzaam financieel beleid. Dit om op lange termijn nog steeds in staat te zijn om taken tegen acceptabele tarieven en schulden te kunnen uitoefenen. Onderstaande figuur illustreert dit streven: het zoeken naar een gezonde balans tussen opgaven, schulden en tarieven.
Opgaven
Tarieven
Schulden
Op basis van de huidige koers van het waterschap (onder andere verwoord in het nieuwe Bestuursakkoord) zijn de volgende principiële uitgangspunten verwoord: • Veiligheid heeft de hoogste prioriteit bij het waterschap en het bestaand voorzieningenniveau wordt gehandhaafd • Waterschap Brabantse Delta wil tot de goedkopere waterschappen blijven behoren: o Maximale tariefstijging 2,5% + inflatie voor alle voorbeeldprofielen, gemiddeld over de planperiode o Huishoudens en bedrijven komen in geen enkel jaar boven dit percentage uit • Het weerstandsvermogen blijft gehandhaafd op 1,2.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
73
Om concreet invulling te geven aan duurzaam financieel beleid gaat het waterschap de mogelijkheden verder verkennen. Op basis van het huidige beeld van de schuldquote heeft het waterschap de volgende gedachtelijn ontwikkeld: De zwarte lijn in figuur 5 laat de ontwikkeling van de schuldquote zien volgens het huidige beleid. Deze neemt de eerste paar jaar toe, daarna treedt er een daling op en vanaf 2021 stijgt de schuldquote weer. Het waterschap gaat onderzoeken wat er nodig en mogelijk is om de lijn vanaf 2021 om te buigen, waardoor de schulquote vanaf 2021 verder daalt met 1%-punt per jaar. Dit is in figuur 5 weergegeven door middel van een stippellijn.
Netto schuldquote - Kadernota 2016-2025 350%
340%
330%
320%
310%
300%
290% 2015
2016
2017
2018
2019
2020
Kadernota 2016 - 2025
2021
2022
2023
2024
2025
Streefwaarde
Figuur 5: Netto schuldquote
Opties om deze daling te realiseren zijn het terugbrengen van het investeringsniveau, het verkorten van afschrijvingstermijnen en investeringen naar de exploitatie brengen. Veelal leiden deze opties in eerste instantie tot een stijging van de lasten. Lasten die bijvoorbeeld eerst over meerdere jaren werden afgeschreven, komen dan in één keer ten laste van de exploitatie. Op termijn leiden deze maatregelen tot lagere lasten, omdat de rentekosten dalen. Om de extra lasten in de omschakeling te kunnen opvangen zonder grote tariefstijgingen, onderzoekt het waterschap of het wenselijk is om nog niet gereserveerde toekomstige baten apart te zetten in een bestemmingsreserve. Een toelichting op deze verwachte incidentele baten is opgenomen op de voorgaande pagina. In de loop van 2016 zullen nadere voorstellen rondom duurzaam financieel beleid worden ontwikkeld en in het bestuur worden besproken. De concrete uitwerking en invulling daarvan krijgt vervolgens zijn beslag in de Kadernota 2017-2026. Kwijtschelding Het waterschap hanteert een kwijtscheldingsnorm op 100% van de bijstandsnorm. Door wijziging van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is het sinds 1 april 2011 mogelijk kwijtschelding te verlenen aan natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefenen. Voorwaarde voor het verlenen van kwijtschelding aan deze kleine ondernemers is dat het niet om belastingen mag gaan die geheel of gedeeltelijk verband houden met de uitoefening van het bedrijf of beroep. Dit om concurrentievervalsing te voorkomen. Een kleine ondernemer kan dus alleen in aanmerking komen voor kwijtschelding van belastingen die met zijn woonruimte samenhangen (privé-belasting schulden). Als kwijtschelding aan een kleine ondernemer wordt verleend, vindt dit (net als bij natuurlijke personen die geen onderneming drijven) plaats op basis van de belastingcapaciteit en het aanwezige vermogen.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
74
Het waterschap heeft in het Bestuursakkoord opgenomen dat kleine ondernemers/zzp’ers vanaf 1 januari 2016 in aanmerking komen voor kwijtschelding. Uitgaande van een gemiddeld bedrag aan verleende kwijtschelding van € 210,- (ingezetenenheffing en zuiveringsheffing) zullen de kosten van de kwijtschelding met ongeveer € 16.000 toenemen. Het gaat hier om een indicatief bedrag. Gezien het feit dat het aantal kleine ondernemers/zzp’ers de afgelopen jaren fors is toegenomen, is het mogelijk dat een groter aantal personen in aanmerking zal komen voor kwijtschelding.
Strategische financiële hoofdkeuzes Kadernota 2016-2025 1. Uitgangspunt lastenontwikkeling In de Kadernota wordt het volgende uitgangspunt voor de lastenontwikkeling gehanteerd: De maximale lastenstijging komt voor alle voorbeeldprofielen in de planperiode gemiddeld niet boven 2,5% + inflatie, waarbij de voorbeeldprofielen voor huishoudens en bedrijven in geen enkel jaar boven dit percentage uitkomen. Dit is een aanscherping ten opzichte van de Kadernota 2015-2025 en leidt tot een tekort van € 1,1 miljoen op de watersysteemtaak in 2019. Gelet op posten waar het tekort in opgevangen zou moeten worden (onderhoud en meerjarige samenwerkingsafspraken) is besloten dit tekort voorlopig te dekken door middel van incidentele baten die de komende jaren gaan ontstaan. 2. Zuiveringstarief blijft zo lang mogelijk gelijk Het waterschap streeft ernaar het zuiveringstarief in de bestuursperiode gelijk te houden. Vooralsnog slaagt het waterschap hier de eerste twee jaar in. Het gelijk houden van het tarief op het niveau van 2015 voor de gehele bestuursperiode (tot en met 2019) leidt tot een tekort van € 7,5 miljoen. Het opvangen van dit tekort door middel van bezuinigingen zou leiden tot onacceptabele risico’s en calamiteiten. Om dit te vermijden heeft het waterschap besloten de zuiveringsheffing vooralsnog tot en met 2017 gelijk te houden. De komende jaren zal steeds worden bezien of er mogelijkheden zijn om de ambities ten aanzien van gematigde tariefontwikkeling verder te realiseren, waarbij een goede uitvoering van de wettelijke taken voorop blijft staan. 3. Verbeteren schuldpositie Het waterschap heeft de intentie om beleid te ontwikkelen ter verbetering van de schuldpositie. Het voorlopige uitgangspunt is om de schuldquote vanaf 2021 per jaar met 1%-punt te laten dalen. De maatregelen om deze daling te realiseren leiden veelal in eerste instantie tot een stijging van de lasten. Om de extra lasten op te kunnen vangen zonder grote tariefstijgingen, overweegt het waterschap om nog niet gereserveerde toekomstige incidentele baten apart te zetten in een bestemmingsreserve. In 2016 worden nadere voorstellen rondom duurzaam financieel beleid ontwikkeld en in het bestuur besproken. De concrete uitwerking en invulling daarvan krijgt vervolgens zijn beslag in de Kadernota 2017-2026. Op dat moment wordt ook het voorlopige uitgangspunt ‘1%-punt daling vanaf 2021’ opnieuw bezien en beoordeeld. Daarna wordt het financieel beleid definitief gemaakt.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
75
4.2 Geactualiseerde stormboekhouding In het Bestuursakkoord Water is vastgelegd dat de waterschappen 50% gaan meebetalen aan de kosten voor het HWBP en verantwoordelijk worden voor de muskusrattenbestrijding (zie paragraaf 2.3). Afgesproken is dat de waterschappen zich inspannen deze extra lasten in te verdienen, zodat ze op termijn niet tot hogere maatschappelijke lasten leiden. De inverdienwinsten hoeven niet per se bij het waterschap te ontstaan. Door slimmer samenwerken kan een deel van het voordeel ook bij partners ontstaan, zoals gemeenten. Om zicht te houden op de relatie tussen de lastenontwikkeling en de inverdienwinsten houdt het waterschap een stormboekhouding bij (zie tabel 5). De stormboekhouding laat bovenaan zien wat de omvang is van de stormlasten. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de posten waarop wordt bespaard: de inverdienposten. De inverdienposten geven de bespaarde kapitaal- en exploitatielasten weer. De regels ‘Besparing OAS-investeringen’ en ‘Wijziging investeringsramingen’ geven weer wat de besparing is op de kapitaallasten, als gevolg van lagere investeringen. In de restantregel onderaan wordt aangegeven wat het verschil is tussen de extra lasten en de inverdiensten. Het waterschap monitort op deze manier of de extra lasten van het HWBP en de muskusrattenbestrijding op termijn ook daadwerkelijk worden gecompenseerd door efficiencyvoordelen en doelmatiger waterbeheer. Zodra nieuwe initiatieven tot besparingen leiden, worden deze aan de boekhouding toegevoegd. De stormboekhouding laat zien dat de omvang van de inverdienposten vanaf 2013 hoger is dan de stormlasten. Op die manier slaagt het waterschap er in om de tariefontwikkeling binnen de kaders van het Bestuursakkoord Water te houden. In de latere jaren van de planperiode zelfs ruim binnen de norm. Paragraaf 4.4 gaat in op de nettolastenontwikkeling, waarin zowel de stormlasten als de inverdienposten zijn verwerkt.
x 1.000
2011
HWBP lasten (vanaf 2014 afschrijven 5 jaar) Lasten muskusrattenbestrijding
500
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
200
400
1.000
3.200
5.100
7.000
8.900
10.400
10.100
500
600
600
600
600
600
700
700
700
1.400
3.100
5.300
6.600
7.100
7.400
7.200
7.000
1.400
3.100
5.300
6.500
6.900
7.100
6.800
6.500
100
200
300
400
500
Inverdienposten Afvalwaterketen: Besparing OAS-investeringen Besparingen samenwerking gemeenten Winnend samenwerken en bezuinig overhead Aquon
-900
Belasting samenwerking Waterschapshuis
250
500
1250
1500
2000
2000
2000
2000
2000
-100
100
200
300
300
300
300
300
300
-700
0
900
1.000
1.000
1.000
1.000
1.000
1.000
300
300
300
300
300
300
300
300
300
300
400
400
Uitstel verkiezingen Wijziging investeringsramingen Totaal inverdienen Restant
2.600
4.700
7.500
8.100
8.600
10.300
11.900
-900
-250
2.600
8.750
13.500
17.700
18.800
19.600
21.100
22.500
-1.400
-950
1.600
7.150
9.700
12.000
11.200
10.000
10.000
11.700
Tabel 5: Stormboekhouding
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
76
De meeste posten uit de stormboekhouding zijn niet gewijzigd ten opzichte van voorgaande jaren. De genoemde posten zijn wel allemaal verwerkt in deze Kadernota. Het zijn besparingen die vanaf 2010 in gang zijn gezet en een structureel voordeel voor het waterschap opleveren. Hierbij gaat het om het voordeel dat ontstaat door de samenwerking met de Brabantse waterschappen (Winnend samenwerken), de gerealiseerde besparing op overheadkosten, het voordeel dat ontstaat door samenwerkingen in de vorm van Aquon en het Waterschapshuis, het eenmalige voordeel door het uitstel van de verkiezingen en de lagere kapitaallasten door de wijziging van de investeringsramingen. De post ‘Besparing OAS-investeringen’ is toegenomen ten opzichte van de Kadernota 2015-2025 vanwege afgeronde heroverwegingen. De post ‘Belasting samenwerking’ is iets afgenomen als gevolg van de verhoogde bijdrage aan de BWB (zie hoofdstuk 3, programmaplan 7000).
4.3 Investeringsvolumes en kapitaallasten Investeringsvolumes Vanaf de Kadernota 2014-2024 wordt een nieuwe systematiek gehanteerd voor het ramen van investeringen en kapitaallasten. Deze systematiek gaat uit van een vast netto investeringsvolume van € 37 miljoen per jaar voor de taken. Dit is het bruto investeringsvolume met aftrek van de bijdragen van derden (bijvoorbeeld subsidies). Bovenop dit bedrag komen nog de extra benodigde investeringen in de regionale keringen en de jaarlijkse bijdrage aan het HWBP. De investeringsvolumes zijn onderverdeeld naar de taken. Er dient dus een prioritering plaats te vinden, om te bepalen welke investeringen kunnen worden uitgevoerd. In de eerste jaren is de afwegingsruimte beperkt, omdat een deel van het investeringsvolume al is ingevuld met bestaand beleid. Dit zijn investeringen waarvoor het bestuur reeds krediet beschikbaar heeft gesteld. Figuur 6 laat zien dat voor 2016 reeds 59% van het investeringsvolume is ingevuld met bestaand beleid. De overige 41% betreft nieuw beleid: geplande investeringen waarvoor het bestuur nog geen krediet beschikbaar heeft gesteld. Figuur 6 geeft het netto investeringsvolume per taak weer, uitgesplitst naar bestaand en nieuw beleid. Ten opzichte van de Kadernota 2015-2025 zijn er een aantal wijzigingen doorgevoerd: 1. Het investeringsvolume voor de regionale keringen is nu geraamd op de volledige investering van € 85 miljoen (in de vorige Kadernota was op in dit volume alleen de extra investering van € 65 miljoen meegenomen). Tot en met 2023 is er tijdelijk € 2 miljoen per jaar overgeheveld van het reguliere volume watersystemen naar het volume van de keringen. 2. Het investeringsvolume voor de ondersteunende taken is licht toegenomen door de overheveling van de decentrale huisvestingskosten van watersystemen en zuiveren naar de ondersteuning (facilitaire zaken) en vanwege de gewijzigde financieringsvorm voor de dienstauto’s (van lease naar eigendom). 3. In de Kadernota 2015-2025 bestond het nieuw beleid volledig uit onbenoemde investeringsvolumes. Deze volumes waren niet nader doorgerekend op het niveau van individuele projecten. Nu de Begroting 2016, en daarmee ook de Investeringsplanning 2016, tegelijkertijd met de Kadernota 2016-2025 wordt opgesteld, zijn alle in de investeringsplanning opgenomen projecten meegenomen in het nieuw beleid. Indien nodig worden de projectvolumes met onbenoemde volumes per taak aangevuld tot het afgesproken niveau.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
77
Figuur 6 laat zien dat er in de jaren 2017 en 2018 een piek zit in de geraamde investeringsuitgaven, als gevolg van het project regionale keringen. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit de voorlopige raming is, gebaseerd op de huidige manier van werken. Komend jaar gaat het waterschap bekijken of de projectaanpak wijzigingen behoeft, gelet op de strekking van het nieuwe Bestuursakkoord (meer tijd en ruimte om belanghebbenden aan de voorkant te betrekken en inbreng te laten hebben). Dit kan er toe leiden dat de spreiding in een volgende Kadernota wordt aangepast, waarbij de uitgaven meer naar de latere jaren van het project verschuiven. Voor het jaar 2016 heeft dit geen consequenties, want de piek zit vooral in 2017 en 2018.
Netto investeringsvolumes per taak bestaand beleid/ nieuw beleid 65 60 55 50
Regionale keringen HWBP Volume Vaarwegenbeheer Volume Ondersteuning Volume Watersystemen Volume Zuiveringsbeheer Nieuw beleid projecteren Bestaand beleid
Bedragen x € 1 min.
45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 2016
2017
2018
2019
2020
2021
2011
2023
2024
2025
Figuur 6: Netto investeringsvolumes per taak 2016-2025
Kapitaallasten Figuur 7 laat het verloop van de kapitaallasten zien: deze nemen tot 2020 toe. De stijging wordt met name veroorzaakt door de bijdrage aan het HWBP. Het waterschap schrijft de bijdrage vanaf 2014 in vijf jaar af. Dit leidt ertoe dat de kapitaallasten stapsgewijs opbouwen en vanaf 2020 een constant niveau bereiken. Daarnaast worden er enkele grote investeringen in het zuiveringsbeheer afgerond (waaronder AWP 2.0). In de jaren 2022 en 2023 vallen een aantal grote investeringen weg omdat ze zijn afschreven. Vanaf 2019 gaan de kapitaallasten op de regionale keringen lopen.
Opbouw kapitaallasten 60 55 50
Bedragen x € 1 min.
45 40
Regionale keringen HWBP Financiële vaste activa (SNB) Nieuw beleid excl. HWBP / RK Betsaand beleid excl. HWBP / RK
35 30 25 20 15 10 5 0 2016
2017
2018
2019
2020
2021
2011
2023
2024
2025
Figuur 7: Opbouw kapitaallasten 2016-2025
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
78
Tegenraming op kapitaallasten De ervaring leert dat projecten vaak later van start gaan dan gepland en een langere doorlooptijd kennen. De kapitaallasten vallen daardoor in het eerste jaar lager uit dan voorzien. Het waterschap vermindert de kapitaallasten die voortvloeien uit investeringen daarom in het eerste jaar standaard met 30%. Het verlaagde bedrag wordt opgenomen in de (meerjaren)begroting en doorgerekend in de tarieven.
4.4 Nettolastenontwikkeling Figuur 8 geeft de ontwikkeling van de totale nettolasten ten opzichte van de Kadernota 2015-2025. De grafiek laat zien dat de lasten gedurende de hele planperiode lager zijn dan in de Kadernota 2015-2025 was voorzien. In 2016 bedraagt het verschil € 1,8 miljoen. Gedurende de planperiode loopt het op tot een verschil van € 9 miljoen in 2024. Hieronder wordt het verschil toegelicht, uitgesplitst naar de twee taken. Twee algemene oorzaken voor de lagere lasten, die op beide taken van toepassing zijn, betreffen de lage rentestand (zie paragraaf 2.3) en de lagere salarislasten. De lagere raming van de rentestand leidt tot een positief verschil ten opzichte van de Kadernota 2015-2025 van € 35 miljoen totaal voor de jaren 2016 tot en met 2024. De lagere raming van de salarislasten is het gevolg van de cao-afspraken, naar aanleiding van het principeakkoord 2014-2017. Het verschil bedraagt in de eerste jaren € 100.000 en loopt op tot een positief verschil van € 1,7 miljoen aan het einde van de planperiode.
Ontwikkeling netto lasten - Totaal WBD €160
€150
Miljoenen
€140
€130
€120
€110
€100 2016
2017
2018
2019
2020
Kadernota 2015 - 2025
2021
2022
2023
2024
2025
Kadernota 2016 - 2025
Figuur 8: Vergelijking nettolastenontwikkeling Kadernota 2015-2025 / 2016-2025
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
79
Figuur 9 en 10 geven de lastenontwikkeling weer, uitgesplitst naar de zuiveringstaak en de watersysteemtaak. Uit de grafieken komt naar voren dat vooral in het zuiveringsbeheer sprake is van substantieel lagere lasten. In de eerste jaren ontstaat dit verschil met name door de lagere rente. Vanaf 2021 dalen de lasten, waardoor het verschil ten opzichte van de Kadernota 2015-2025 verder toeneemt. De kapitaallasten van nieuwe investeringen zijn namelijk lager dan de wegvallende kapitaallasten van oude investeringen, die volledig afgeschreven zijn. Ook dalen de lasten van de SNB, omdat de kapitaallasten van een aantal installaties in 2022 volledig is afgeschreven. Daarnaast neemt het rentevoordeel in de loop van de planperiode verder toe. In het watersysteembeheer blijven de lasten tot en met 2018 nagenoeg gelijk aan de Kadernota 2015-2025. Ondanks het positieve verschil als gevolg van de lagere rente zijn de watersysteemlasten in de eerste jaren niet lager dan in de Kadernota 2015-2025. Dat komt door de vervroegde betalingsdatum van het HWBP. Figuur 10 laat zien dat de watersysteemlasten vanaf 2019 lager liggen dan de in Kadernota 2015-2025. Dit verschil loopt op tot ruim € 3 miljoen vanaf 2022.
Ontwikkeling netto lasten - Zuiveringsbeheer €80
€75
Miljoenen
€70
€65
€60
€55
€50 2016
2017
2018
2019
2020
2021
Kadernota 2015 - 2025
2022
2023
2024
2025
2024
2025
Kadernota 2016 - 2025
Figuur 9: Lastenontwikkeling zuiveringstaak
Ontwikkeling netto lasten - Watersystemen €80
€75
Miljoenen
€70
€65
€60
€55
€50 2016
2017
2018
2019
2020
Kadernota 2015 - 2025
2021
2022
2023
Kadernota 2016 - 2025
Figuur 10: Lastenontwikkeling watersysteemtaak
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
80
4.5 Tariefontwikkeling In de tabellen 6 en 7 staan de lasten- en tariefontwikkeling per taak. De tabellen geven de nettolasten weer volgens de Kadernota 2015-2025 en de Kadernota 2016-2025. Bijlage 2 geeft een nadere specificatie van de lasten- en tariefontwikkelingen.
1,1%
2,6%
1,0%
2,0%
Gemiddeld 2015-2025
in de Kadernota 2015-2025 was voorzien. Dit verschil is ook terug te zien in de tarieven: het tarief blijft in de
0,2%
0,4% -0,2%
58,93
66.471 66.222
-0,3%
Gemiddeld over de planperiode stijgen de tarieven met 1,1% per jaar. In de Kadernota 2015-2025 werd nog uitgegaan van een gemiddelde jaarlijkse stijging van
-0,9%
58,81 59,00
1,1% 0,0%
66,36 65,61
-0,8%
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
2,6%. Er is zodoende sprake van een aanzienlijk
0,0% 4,0% 3,5% 2,4% Tabel 6: Lasten- en tariefontwikkeling zuiveringstaak
0,0% 0,0%
2,4%
59,51 59,51 57,20 55,29 54,00 52,74 52,74 ➜
Tarief Kadernota 2016-2025
52,74
1,0% 2,6% 3,7% 5,4% 3,3% 4,2%
2,0%
65,61 64,94 63,29 61,05 57,90 56,75 54,95 52,74 Tarief Kadernota 2015-2025
-1,2% 1,6% 4,2% 3,5% 3,1% -2,9%
2,0%
66.369 66.881 67.712 66.660 63.976 61.814 60.624 60.562
2021). Vanaf 2022 blijft het tarief gelijk of vindt er
lagere tariefontwikkeling.
➜
Netto lasten Kadernota 2016-2025
Daarna stijgen de tarieven enkele jaren (tot en met een lichte daling plaats als gevolg van dalende lasten.
58.777
1,7% -0,3% 1,2% 2,8% 3,0% 2,6% 4,7% -0,1%
2,0%
63.338 60.507 60.562
Begr -15
Netto lasten Kadernota 2015-2025
2017
2018
64.613
2019
66.285
2020
68.302
2021
70.183
2022
71.008
2023
70.783
2024
72.017
2025
eerste twee jaar gelijk aan het tarief 2015.
2016 KN 16-25 Zuiveringsbeheer
Tabel 6 laat zien dat de zuiveringslasten lager zijn dan
81
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
82
➜
➜
➜
➜
➜
➜
49,29
Tarief Kadernota 2016-2025
155,51
Tarief Kadernota 2016-2025
44,43
Tarief Kadernota 2016-2025
6,3%
6,5%
5,9% 50,32
5,9% 47,34
49,86
47,07
6,3%
6,5%
5,9% 176,11
5,9% 165,68
174,53
6,2%
1,6%
164,74
3,74
5,9%
8,4% 3,52
3,97
6,2%
5,6% 3,75
0,88
5,9%
8,1% 0,83
0,90
0,85
5,9%
6,2%
5,5% 55,42
5,9% 52,34
55,09
6,7%
7,0%
52,21
61.139
6,8%
57.317
61.313
2017
7,2%
2016
57.421
Tabel 7: Lasten- en tariefontwikkeling watersysteemtaak
44,43
Tarief Kadernota 2015-2025
Ongebouwd overig ongebouwd
155,51
3,46
Tarief Kadernota 2015-2025
Ongebouwd openbare wegen
Tarief Kadernota 2016-2025
Tarief Kadernota 2015-2025
3,46
0,79
Tarief Kadernota 2016-2025
Natuur
0,79
Tarief Kadernota 2015-2025
Gebouwd
49,29
53.577
53.577
Begr -15
KN 16-25
Tarief Kadernota 2015-2025
Ingezetenen ( hoofdbewoner)
Netto lasten Kadernota 2016-2025
Netto lasten Kadernota 2015-2025
Watersysteembeheer
5,5%
53,11
7,7%
53,70
5,5%
185,88
7,7%
187,96
5,5%
3,94
7,6%
4,27
5,5%
0,93
7,8%
0,97
5,1%
58,26
7,3%
59,10
7,4%
65.633
7,5%
65.916
2018
5,5%
56,05
6,3%
57,06
5,5%
196,19
6,3%
199,71
5,5%
4,16
6,1%
4,53
5,5%
0,98
6,2%
1,03
5,1%
61,26
5,9%
62,56
4,7%
68.718
5,1%
69.276
2019
5,0%
58,87
4,2%
59,43
5,0%
206,05
4,1%
207,99
4,9%
4,36
4,2%
4,72
4,9%
1,03
3,9%
1,07
4,6%
64,08
3,7%
64,90
2,0%
70.124
2,9%
71.298
2020
1,6%
59,79
1,6%
60,41
1,6%
209,27
1,7%
211,43
1,5%
4,43
1,5%
4,79
1,5%
1,04
1,9%
1,09
1,2%
64,83
1,2%
65,71
1,0%
70.808
1,6%
72.420
2021
1,1%
60,45
2,6%
61,98
1,1%
211,58
2,6%
216,94
1,0%
4,47
2,5%
4,91
1,0%
1,06
2,8%
1,12
0,7%
65,29
2,2%
67,17
1,0%
71.532
2,5%
74.251
2022
0,8%
60,91
2,0%
63,21
0,8%
213,17
2,0%
221,22
0,7%
4,50
1,8%
5,00
0,7%
1,06
1,8%
1,14
0,4%
65,53
1,6%
68,23
0,7%
72.014
2,0%
75.724
2023
3,8%
63,23
3,3%
65,30
3,8%
221,31
3,3%
228,55
3,7%
4,67
3,4%
5,17
3,7%
1,10
2,6%
1,17
3,4%
67,77
2,9%
70,22
3,7%
74.706
3,1%
78.106
2024
2,3%
64,71
2,3%
226,47
2,3%
4,77
2,3%
1,13
1,9%
69,08
2,3%
76.388
2025
3,9%
4,4%
3,9%
4,4%
3,3%
4,6%
3,7%
4,5%
3,5%
4,0%
3,6%
4,3%
2015-2025
Gemiddeld
Tabel 7 laat zien dat de watersysteemlasten in de eerste jaren gelijk zijn aan de Kadernota 2015-2025. Vanaf 2019 liggen de lasten lager dan in de Kadernota 2015-2025 was voorzien. Dit verschil loopt op tot ruim € 3 miljoen vanaf 2022. Het tarief voor ingezetenen is iets hoger ten opzichte van de Kadernota 2015-2025. Dit wordt veroorzaakt door de bijstelling van de eenheden, omdat het aantal ingezetenen dat voor kwijtschelding of oninbaarverklaring in aanmerking komt is toegenomen. Hierdoor is het aantal eenheden dat wordt aangeslagen verlaagd. De verschillen in de categorieën gebouwd, natuur, ongebouwd openbare wegen en overig ongebouwd hebben te maken een verschuiving in de toewijzing van percelen naar de categorieën. Het aantal hectares dat wordt toegerekend aan natuur en gebouwd is toegenomen. Deze hectares vielen in de Kadernota 2015-2025 onder de categorie ongebouwd. Het gevolg is dat de tarieven voor gebouwd en natuur lager zijn dat in de Kadernota 2015-2025 was geraamd. Het tarief ongebouwd is hoger, omdat dezelfde lasten door een kleiner aantal hectares moet worden opgebracht. De tariefgrondslagen zijn opgenomen in bijlage 1. In de volgende paragraaf zijn de consequenties in voorbeeldaanslagen weergegeven.
4.5 Voorbeeldaanslagen In bijlage 3 zijn de voorbeeldaanslagen opgenomen. Hierin is te zien hoe de ontwikkeling van de tarieven wordt doorberekend naar de belastingaanslag voor negen specifieke voorbeeldprofielen. In paragraaf 4.1 is toegelicht dat het waterschap het volgende uitgangspunt hanteert voor de tariefontwikkeling: De maximale tariefstijging komt voor alle voorbeeldprofielen in de planperiode gemiddeld niet boven 2,5% + inflatie, waarbij de voorbeeldprofielen voor huishoudens en bedrijven in geen enkel jaar boven dit percentage uitkomen. De voorbeeldaanslagen laten zien dat de tariefontwikkeling binnen deze normen blijft. Daarbij is de gemiddelde tariefontwikkeling voor alle categorieën gedaald ten opzichte van de Kadernota 2015-2025, variërend van 0,4% lager voor de profielen gemeenten en agrarische bedrijven, tot 1,1% voor een meerpersoonshuishouden met een huurhuis. Ook in absolute zin zijn de voorbeeldaanslagen gedaald ten opzichte van de Kadernota 2015-2025.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
83
5. Risico’s In deze Kadernota en de bijbehorende meerjarenraming zet het bestuur de koers uit voor de komende jaren. Externe ontwikkelingen, waarop het bestuur geen invloed heeft, kunnen de plannen doorkruisen. In dit hoofdstuk staan de belangrijkste risico’s die gevolgen voor de uitvoering van het programma kunnen hebben. Overigens beoordeelt het waterschap ieder jaar opnieuw de kansen en de mogelijke gevolgen van de belangrijkste operationele risico’s en vergelijkt de impact van die risico’s met de norm voor het weerstandsvermogen. Op die manier zorgt het waterschap ervoor dat het voldoende weerstandscapaciteit heeft om onvoorziene financiële tegenslagen op te vangen, rekening houdend met de risico’s die het waterschap loopt. In bijlage 4 is hierover een uitgebreide toelichting te vinden.
Cross Border Lease Een van de rechtsvoorgangers van Brabantse Delta, het Hoogheemraadschap van West-Brabant, heeft in het verleden leaseovereenkomsten gesloten voor de zuiveringsinstallaties. De SNB heeft een soortgelijke leaseovereenkomst gesloten voor de slibverbrandingsinstallatie. Het belangrijkste (theoretische) risico van deze overeenkomsten hangt samen met de vraag of alle in de deal opgenomen installaties gedurende de totale looptijd van de overeenkomsten in bedrijf blijven (19 jaar voor HWB en 21 jaar voor SNB). Wanneer dit niet het geval is, mist de Amerikaanse investeerder voordeel waarvoor hij gecompenseerd moet worden. De hoogte van de compensatie hangt af van het type installatie en het moment waarop de overeenkomst wordt beëindigd. Enkele installaties zijn al op voorhand buiten de overeen komsten gehouden in verband met ouderdom of mogelijke andere toekomstplannen. Het risico dat installaties vroegtijdig uit de overeenkomst moeten worden gehaald, beschouwt het waterschap met instemming van de accountant als een theoretisch risico. Zodra bekend is dat een installatie buiten bedrijf gesteld wordt, is alsnog een voorziening nodig voor de financiële consequenties. Vooralsnog is hiervan geen sprake. De Cross Border Lease transactie wordt in twee gedeelten afgewikkeld. In 2015 is het eerste deel afgewikkeld, het tweede deel wordt gedurende 2017 afgewikkeld. De voorbereidingen voor de tweede afwikkeling zullen in 2016 plaatsvinden.
Switchtransactie De switchtransactie van de SNB wordt continu beoordeeld. De buffer van de portefeuille is door diverse faillissementen afgenomen en daarmee gevoelig geworden voor toekomstige economische ontwikkelingen. Gedurende 2015 is het risicoprofiel verbeterd, maar het blijft hoog en zal ook de komende jaren aandacht vragen van de SNB en de aandeelhouders. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de risicoparagraaf bij de begroting 2016.
Wet Hof De waterschappen zijn als decentrale overheid medeverantwoordelijk voor het Nederlandse EMU-saldo. Paragraaf 2.5 geeft een toelichting op de Wet Hof en het EMU-saldo van het waterschap. Het waterschap verwacht de komende jaren niet in alle jaren binnen de vastgestelde referentiewaarde te blijven, onder andere vanwege de grote investeringsopgave op het gebied van regionale keringen. Bij het terugschroeven van de macronorm vanaf 2016 neemt het risico op overschrijding van de referentiewaarde toe. Het waterschap volgt de ontwikkelingen nauwlettend.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
84
Financiering water(systeem)doelen De huidige financiële afspraken met de provincie (Tweede Bestuursovereenkomst) lopen op 31 december 2015 af. In het nieuwe Waterbeheerplan en in de Kadernota gaat het waterschap er vanuit dat er opnieuw afspraken worden gemaakt voor de periode 2016-2021. Het afgelopen jaar hebben de waterschappen hierover intensief overleg gevoerd met de provincie. De provincie wil deze overeenkomst pas sluiten na de vaststelling van het PMWP (Provinciaal Milieu en Waterplan), eind 2015. De gedeputeerde heeft wel de intentie uitgesproken om zo snel mogelijk na de vaststelling van het PMWP en de Waterbeheerplannen een nieuwe overeenkomst te sluiten over de financiering van de gezamenlijke waterdoelen. Dit betreft de doelen verdrogingsbestrijding, beekherstel, vispassages en waterberging. Aangezien het waterschap vooralsnog geen garanties heeft op medefinanciering, is er in het Waterbeheerplan een disclaimer bij het KRW-maatregelpakket opgenomen. Hierin staat dat het waterschap voor het realiseren van de KRW-maatregelen afhankelijk is van het beschikbaar komen van cofinanciering. Mochten deze middelen in de planperiode niet of onvoldoende voorhanden zijn dan zal het daadwerkelijke aantal realiseerbare kilometers en hectares lager uitvallen. Overigens benut het waterschap ook andere subsidiemogelijkheden, zoals het Groen Ontwikkelfonds Brabant en Europese fondsen.
Grondverwerving In veel gevallen heeft het waterschap grond nodig om maatregelen uit te kunnen voeren, bijvoorbeeld voor het verbeteren van de regionale keringen, her-meandering van waterlopen, ecologische verbindingszones of waterberging. Om de kosten te beperken en het draagvlak te vergroten zoekt het waterschap bij het uitvoeren van inrichtings maatregelen steeds naar combinaties met plannen van derden, waardoor er minder grondverwerving nodig is en werk met werk gemaakt kan worden. Ook stimuleert het waterschap burgers en bedrijven om zelf maatregelen te nemen die de waterkwaliteit verbeteren, zoals akkerranden, natuurvriendelijke oevers en blauwe diensten. Het waterschap ontkomt er echter niet aan om ook zelf gronden te verwerven. Grondverwerving kan soms lang duren en daardoor veel vertraging veroorzaken. Voor gronden met een natuurfunctie (Ecologische Hoofdstructuur of ecologische verbindingszone) kan subsidie worden aangevraagd bij het Groen Ontwikkelfonds Brabant. Het waterschap werkt daarbij steeds nauw samen met de betrokken terreinbeherende organisaties en gemeenten.
Verbonden partijen Voor waterschap Brabantse Delta gaat circa 40% van de directe kosten om in de verbonden partijen (onder andere de BWB, Aquon, het Waterschapshuis en de SNB). Binnen de organisatie wordt per verbonden partij onderscheid gemaakt tussen de rol van het waterschap als aandeelhouder van de verbonden partij en de rol van het waterschap als klant van de verbonden partij. Vanuit de eerste rol wordt met name gekeken naar ontwikkelingen die relevant zijn voor het waterschap als mede-eigenaar of aandeelhouder, terwijl de tweede rol is gerelateerd aan het opdrachtgeverschap en de positie van het waterschap als afnemer van diensten. In de risicoanalyse voor het weerstandsvermogen (zie bijlage 4) is rekening gehouden met een verzamelrisico voor de verbonden partijen.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
85
Bij vier van de verbonden partijen spelen op dit moment ontwikkelingen die relevant zijn om in deze risicoparagraaf te benoemen: Onderbezetting slibverwerkingsinstallatie SNB Door innovaties op de rioolwaterzuiveringen verwachten de aandeelhouders van de SNB een afname van de hoeveelheid slib. Daarnaast lopen in de komende jaren overeenkomsten met niet-aandeelhoudende klanten af. Hierdoor ontstaat mogelijk onderbezetting van de slibverwerkingsinstallatie (SVI). Afhankelijk van de mate van onderbezetting nemen de verwerkingskosten voor de aandeelhouders toe met maximaal 30% ten opzichte van het huidige niveau. De slibverwerkingsbijdrage voor waterschap Brabantse Delta is op basis van de begroting 2015 € 4,3 miljoen. SNB is in overleg met marktpartijen en de aandeelhouders om een volledige bezetting van de SVI voor langere tijd veilig te stellen. In 2015 heeft SNB een Europese aanbesteding gegund gekregen voor een periode van tien jaar, waardoor het onderbezettingsrisico is afgenomen. Nederlandse Waterschapsbank N.V. Door nieuwe regelgeving dient het eigen vermogen van banken toe te nemen tot minimaal 3% van het balanstotaal. De komende jaren wordt geen dividend uitgekeerd, totdat aan de regelgeving is voldaan. Unie van Waterschappen De Unie van Waterschappen kampt met een liquiditeitsprobleem voor een korte periode. Getracht wordt dit op te lossen door of een rekening-courant verhouding aan te gaan met de NWB, waarvoor de waterschappen financieel garant dienen te staan. Intussen wordt ook naar andere oplossingen gekeken. Aquon In de komende tijd wordt geëvalueerd of dit gemeenschappelijke laboratorium heeft opgeleverd wat de deelnemers ermee beoogden. Onder meer de conclusies hiervan worden gebruikt om een ombouwplan te maken voor het laboratorium, zodat het betere kwaliteit voor een goede prijs kan leveren en de diensten beter aansluiten bij de klantwensen van de deelnemers.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
86
Bijlage 1 Financiële uitgangspunten Kadernota 2016-2025 Het waterschap moet bij de berekening van inkomsten en uitgaven rekening houden met toekomstige financiële ontwikkelingen, die nu nog onzeker zijn. In deze bijlage staan de aannames die het waterschap als uitgangspunt heeft gekozen.
Inflatie In 2014 schommelde de inflatie het hele jaar rond de 1%. Op basis van uitspraken van het Centraal Planbureau, recente marktontwikkelingen en het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) zijn in de Kadernota 2016-2025 de volgende inflatiepercentages als uitgangspunt gehanteerd: 1,5% voor 2016, 1,75% voor 2017 en 2% voor de jaren 2018-2025. Het beleid van de ECB richt zich op het handhaven van prijsstabiliteit. Als de prijzen met net iets minder dan 2% per jaar stijgen op de middellange termijn is er sprake van prijsstabiliteit. In de Kadernota 2015-2025 was uitgegaan van een inflatiepercentage van 2% voor alle jaren.
Personeelslasten De inschatting van de autonome stijging van de salarissen (opslagpercentage afhankelijk van beoordelingen) is niet gewijzigd ten opzichte van de Kadernota 2015-2025. De autonome loonstijging bedraagt 1% per jaar en neemt na 2018 stapsgewijs af. De opslag als gevolg van cao-afspraken is aangepast naar aanleiding van het nieuwe cao-akkoord, dat juli 2015 werd getekend. Er ontstaat een structureel voordeel op de salarislasten ten opzichte van de Kadernota 2015-2025, doordat de salarisverhoging in de jaren 2014, 2015 en 2016 lager is dan meegenomen in de Kadernota 2015-2025. Voor de jaren vanaf 2017 is er rekening gehouden met een stijging van de personeelslasten als gevolg van caoafspraken van 2% per jaar (conform uitgangspunt Kadernota 2015-2025). De overige personeelslasten (zorgverzekeringswet, participatiewet, forensenvergoeding, gevolgen van de actualisatie functiebeschrijvingen) geven een structureel nadeel te zien ten opzichte van de Kadernota 2015-2025. Per saldo zijn de personeelslasten lager dan in de Kadernota 2015-2025 is geraamd. Hierbij is een aanname gedaan in de verwachte stijging van de pensioenpremie. Het exacte percentage wordt later dit jaar bekend.
Energiekosten Het waterschap heeft alle elektriciteit voor 2015 ingekocht. Voor 2016, 2017 en 2018 is 80%, 60% respectievelijk 30% ingekocht van het te verwachten elektriciteitsvolume. Het leveringsdeel (commodity) van de elektriciteitsprijs is 8% gedaald ten opzichte van 2015, en is voor de komende drie jaar stabiel. De netwerkkosten zullen stijgen met de inflatie. Daarom wordt verwacht dat de totaalprijs per kWh de komende jaren licht zal dalen.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
87
Tegenraming De ervaring leert dat projecten vaak later van start gaan dan gepland en bovendien een langere doorlooptijd kennen. De jaarlijkse kosten vallen daardoor lager uit dan voorzien, met name in het eerste jaar nadat een investering in gebruik wordt genomen. Het waterschap vermindert de geraamde lasten die voortvloeien uit investeringen daarom in het eerste jaar met 30% en neemt dit verlaagde bedrag op in de (meerjaren-) begroting. Dit percentage wordt de tegenraming genoemd. In de Kadernota 2016-2025 is rekening gehouden met deze tegenraming.
Reserves Algemene reserve / calamiteitenreserve In 2012 is een herijking van het reserve- en voorzieningenbeleid doorgevoerd. Hierin is vastgelegd dat de benodigde omvang van de algemene weerstandsreserve wordt bepaald op basis van een risicoanalyse. Er wordt gestreefd naar een omvang binnen de bandbreedte van ‘voldoende’ zoals gedefinieerd door de Universiteit Twente. Dit betekent dat de weerstandscapaciteit een factor 1,2 hoger zou moeten zijn dan de omvang van de risicoportefeuille. Zie bijlage 4 voor de samenvatting van deze berekening. Het eventuele surplus vormt de egalisatiereserve, welke steeds in de planperiode wordt ingezet om een gelijkmatige tariefontwikkeling te bewerkstelligen. Het uitgangspunt daarbij is dat de egalisatiereserve aan het eind van de planperiode steeds volledig is ingezet en daarmee de lasten gelijk zijn aan de heffing (zie onderstaande tabel, ontwikkeling tariefegalisatie reserve: streefwaarde aan het einde van de planperiode). a. Ontwikkeling algemene reserve /calamiteitenreserve Risico’s x factor 1,2 x € 1.000
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Algemene en calamiteitenreserve watersysteembeheer
1.458
1.466
1.490
1.517
1.542
1.543
1.596
1.583
1.589
1.638
1.667
Algemene en calamiteitenreserve zuiveringsbeheer
2.791
2.819
2.903
2.966
2.977
3.072
3.173
3.155
3.259
3.251
3.293
b. Tariefegalisatiereserves De tariefegalisatiereserves zijn bedoeld om grote schommelingen in het tarief op te vangen. Als deze reserves niet aanwezig zijn, moet het waterschap alle kostenontwikkelingen direct doorberekenen in de tarieven. Iedere tariefegalisatiereserve kan groeien door er positieve saldi van de jaarrekening aan toe te voegen.
Taak
Verwachte stand 1-1-2016
Streefwaarde einde planperiode
Watersysteembeheer
7.778
0
Zuiveringsbeheer
9.343
0
Ontwikkeling tariefegalisatiereserve
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
88
Vrijval Switchtransacties SNB Volgens de huidige inzichten valt er aan het einde van de looptijd (in 2017) een bedrag van ongeveer € 5,5 miljoen vrij. Vanwege de onzekere financiële omstandigheden heeft het waterschap besloten het verwachte voordeel niet in te zetten in de planperiode van deze Kadernota. Wanneer het bedrag daadwerkelijk vrijvalt kan het bestuur het bedrag bestemmen middels de resultaatbestemming.
Grondslagen tarief watersysteembeheer en zuiveringsheffing De tarieven voor watersysteembeheer zijn gebaseerd op het aantal inwoners (categorie ‘ingezetenen’), de economische waarde (categorie ‘gebouwd’) en de belastbare hectaren (categorieën ‘ongebouwd’ en ‘natuur’). Het tarief voor de zuiveringsheffing hangt af van het aantal vervuilingseenheden (v.e.’s).
Kostentoedelingsverordening Op grond van de Waterschapswet dient de kostentoedelingsverordening één maal in de vijf jaar geheel te worden herzien op basis van een breed kostentoedelingsonderzoek. In september 2013 heeft het algemeen bestuur de kostentoedelingspercentages voor de begrotingsjaren 2014 tot en met 2018 vastgesteld. De verordening is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. De verdeling van de kosten van het watersysteembeheer is voor 2014 als volgt vastgesteld: Categorie Watersysteembeheer
Verdeling 2014 e.v.
Ingezetenen
29,4%
Gebouwd
59,6%
Ongebouwd
10,8% Verharde openbare wegen 2,8% Overig ongebouwd 8,0%
Natuur
0,2%
Daarnaast zijn de volgende wijzigingen verwerkt in de verordening: • De oppervlakte van rijkswateren wordt meegenomen in de oppervlaktebepaling • Er wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om tariefdifferentiatiewegen toe te passen binnen de categorie ongebouwd (vastgesteld op 250%).
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
89
a. Ingezetenen Ingezeten nemen 29,4% van de watersysteemheffing voor hun rekening. Dit aandeel hangt samen met de gemiddelde inwonersdichtheid (het aantal inwoners per vierkante kilometer). Het waterschap gaat ervan uit dat het aantal ingezeten de komende jaren stijgt met ongeveer duizend per jaar. Deze verhoging is gebaseerd op gegevens van ABF (voorheen CBS), dat prognoses maakt over de Nederlandse woningmarkt. Naar verwachting zullen 19.400 ingezetenen geen heffing betalen, omdat zij in aanmerking komen voor kwijtschelding of omdat de aanslag oninbaar is. b. Gebouwd De heffing die de categorie ‘gebouwd’ betaalt, hangt samen met de economische waarde van het gebouwde goed (WOZ-waarde). In het verleden ging het waterschap uit van een gemiddelde economische waarde van € 2.500,per eenheid. Met ingang van 1 januari 2009 is de heffing een vast percentage van de WOZ-waarde. Het waterschap heeft voor de WOZ-waarde voor 2016 rekening gehouden met een stijging van 1,9%. Daarna is er vanuit gegaan dat de WOZ-waarde constant blijft. c. Ongebouwd De heffing die de categorie ‘ongebouwd’ betaalt, hangt samen met de ongebouwde hectares grond. Voor openbare wegen geldt een tariefdifferentiatie van 250%. Voor de jaren 2016 tot en met 2025 wordt rekening gehouden met een daling van 100 hectare per jaar voor nieuwbouw. d. Natuur Onder natuurterreinen worden ongebouwde onroerende zaken verstaan waarvan de inrichting en het beheer (nagenoeg) geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van de natuur. Ook bossen en open wateren met een oppervlakte van tenminste één hectare behoren tot de natuurterreinen. Voor het jaar 2016 is uitgegaan van 32.000 hectare natuur. Aangenomen is dat deze oppervlakte in de komende jaren gelijk blijft. e. Vervuilingseenheden zuiveringsheffing Aangenomen is dat het aantal huishoudelijke vervuilingseenheden stijgt met circa 0,2% per jaar (ongeveer 1.500 v.e.’s). Bij de berekening van het aantal v.e.’s wordt daarnaast rekening gehouden met nieuwe ontwikkelingen bij bedrijven. Een aantal huishoudens en bedrijven betalen geen heffing, omdat zij in aanmerking komen voor kwijtschelding of omdat de heffing oninbaar is. Bij de berekening van de heffing wordt het totale aantal v.e.’s daarom met 43.325 verminderd. f. Verontreinigingsheffing Belasting voor het bestrijden van kosten voor maatregelen tot het tegengaan en voorkomen van verontreiniging van het oppervlakte water als gevolg van het direct lozen vanuit woon/bedrijfsruimte op het oppervlaktewater.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
90
Kwijtschelding en oninbaarheid In de begroting en de meerjarenraming wordt rekening gehouden met kwijtschelding en oninbaarheid van belastingen, wat resulteert in hogere belastingtarieven. De kwijtscheldingen hebben grotendeels betrekking op ingezetenen en huishoudens. Vanaf 2016 wordt ook rekening gehouden met kwijtschelding voor kleine ondernemers/zzp’ers Voor 2016 is rekening gehouden met een totale kwijtschelding van circa € 2,7 miljoen. In dit bedrag is rekening gehouden met de uitbreiding van de kwijtschelding voor kleine ondernemers/zzp’ers (omvang: € 16.000 verdeeld over de ingezetenenheffing en de zuiveringsheffing). Kwijtschelding
2016
Watersysteemheffing • ingezetenen (incl. 0,5% kleine ondernemers/zzp’ers)
€886.717
• gebouwd • natuur • ongebouwde openbare wegen • overig ongebouwd
Zuiveringsheffing • huishoudens • kleine ondernemers/zzp’ers
Totaal
€1.793.146 €11.866
€2.691.730
De bedragen die samenhangen met oninbaarheid variëren van jaar tot jaar. De schommelingen worden met name veroorzaakt door faillissementen van bedrijven. Voor 2016 is rekening gehouden met een totale omvang van oninaanbare aanslagen van € 700.000. Ruim € 500.000 hangt samen met oninbare aanslagen vanuit huishoudens. Het andere deel (ruim € 180.000) komt voort uit oninbare aanslagen bij bedrijven.
Oninbaar
2016
Watersysteemheffing • ingezetenen • gebouwd (incl. 24% bedrijven)
€128.768 €83.026
• natuur • ongebouwde openbare wegen • overig ongebouwd
Zuiveringsheffing • huishoudens
€316.438
• bedrijven
€163.493
Totaal
€691.724
In 2016 is voor het watersysteembeheer uitgegaan van 19.400 ingezetenen kwijtschelding en oninbaarheid. Bij berekening van het zuiveringstarief is uitgegaan van 43.325 v.e.’s kwijtschelding en oninbaar, verdeeld over huishoudens (40.000 v.e.’s) en bedrijven (3.325 v.e.’s).
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
91
Bijlage 2 Financiële specificatie per waterschapstaak De onderstaande tabellen geven een financiële specificatie per waterschapstaak. Voor het vaarwegenbeheer is een apart scenario opgenomen, omdat het waterschap deze taak in opdracht en voor rekening van de provincie uitvoert.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
92
BOUW EN EXPLOITATIE ZTW
REGULERING
TOEZICHT EN HANDHAVING
HEFFING EN INVORDERING
BESTUUR EN COMMUNICATIE
DEKKINGSMIDDELEN EN SALDO incl cbl
6000
6500
7000
8000
9000
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag! 3.792 2.128
algemene/calamiteiten reserve
cbl reserve (53%)
93
2.128
2.819
9.338
(5)
9.343
4,2%
1.464
2.903
7.487
(1.768)
9.254
3,3%
56,75
0,0%
52,74
54,32
1.115.971
225
3.100
34.000
6.000
2.479
346.275
815.500
60.624
(1.768)
0,1%
58.856
4,7%
63.338
3,1%
60.624
(770)
1.647
2.694
1.478
840
53.472
1.263
2017
2.915
767
2.966
5.952
(1.471)
7.423
2,0%
57,90
2,4%
54,00
55,32
1.117.471
225
3.100
34.000
6.000
2.479
346.275
817.000
61.814
(1.471)
2,5%
60.343
2,0%
64.613
2,0%
61.814
(45)
1.753
2.645
1.479
855
53.828
1.299
2018
2.915
2.977
3.828
(2.114)
5.941
5,4%
61,05
2,4%
55,29
57,17
1.118.971
225
3.100
34.000
6.000
2.479
346.275
818.500
63.976
(2.114)
2,5%
61.862
2,6%
66.285
3,5%
63.976
(49)
1.786
2.610
1.464
875
55.976
1.314
2019
2.915
3.072
1.163
(2.570)
3.733
3,7%
63,29
3,5%
57,20
59,49
1.120.471
225
3.100
34.000
6.000
2.479
346.275
820.000
66.660
(2.570)
3,6%
64.091
3,0%
68.302
4,2%
66.660
(54)
1.878
2.610
1.489
884
58.536
1.318
2020
2.915
3.173
119
(943)
1.062
2,6%
64,94
4,0%
59,51
60,35
1.121.971
225
3.100
34.000
6.000
2.479
346.275
821.500
67.712
(943)
4,2%
66.768
2,8%
70.183
1,6%
67.712
33
1.903
2.613
1.517
902
59.403
1.340
2021
Kadernota 2016-2025
* vrijval switch WBD en SNB is vooruitlopend op besluitvorming voor 53% opgenomen in de taak zuiveringsbeheer maar wordt niet ingezet voor tariefegalisatie
vrijval switch SNB* (53%)
8.250
0
onttrekking/toevoeging egal.res. Lopend jaar
egal reserve per 31-12
8.250
egal res 1-1 incl jaarrek 2014 incl. res ml 2
RESERVES/VOORZIENINGEN:
• stijging (daling) t.o.v. voorg.jaren
0,0% 54,95
52,74
kadernota 2015-2025/begroting 2015 tarieven
52,74
52,74
1.114.471
225
3.100
34.000
6.000
2.479
346.275
814.000
58.777
(5)
-3,0%
58.772
-0,1%
60.507
• stijging (daling) t.o.v. voorg.jaren
52,74 52,74
• heffing per v.e. in euro's
1.148.386
2.000
• lasten per v.e.
• netto op te leggen aantal v.e.
• kwijtschelding v.e bedrijven
• oninbaar v.e bedrijven
32.250
5.750
• kwijtschelding v.e huishoudens
7.500
• oninbaar v.e huishoudens
385.886
• verontreinigingsheffing directe lozing
810.000
• bruto op te leggen aantal v.e.Bedrijven
60.562
0
60.562
60.562
58.777
60.562 -2,9%
(838)
1.539
2.736
1.477
829
51.578
1.456
2016
(863)
1.649
2.698
1.482
799
53.135
1.661
2015
Begroting
• bruto op te leggen aantal v.e. huishoudens
VERVUILINGSEENHEDEN:
TOTAAL NETTO LASTEN
(ONTTR)./TOEV. EGAL RESERVE
stijging (daling) opbrengst heffingen tov voorg.jaar
OPBRENGST HEFFINGEN
• stijging (daling) tov voorg.jaren
netto lasten kadernota 2015-2025/begroting 2015
stijging (daling) netto lasten tov voorg.jaar
TOTAAL NETTO LASTEN
PLANVORMING
4000
PROGRAMMA
1000
NR.
Kadernota 2016-2025 zuiveringsheffing
2.915
3.155
117
(20)
137
1,0%
65,61
0,0%
59,51
59,53
1.123.471
225
3.100
34.000
6.000
2.479
346.275
823.000
66.881
(20)
0,1%
66.861
1,2%
71.008
-1,2%
66.881
28
1.917
2.614
1.522
894
58.534
1.372
2022
2.915
3.259
13
0
13
0,0%
65,61
-0,9%
59,00
59,00
1.124.971
225
3.100
34.000
6.000
2.479
346.275
824.500
66.369
0
-0,7%
66.369
-0,3%
70.783
-0,8%
66.369
23
1.852
2.663
1.533
908
58.004
1.386
2023
2.915
3.251
42
21
21
1,1%
66,36
-0,3%
58,81
58,79
1.126.471
225
3.100
34.000
6.000
2.479
346.275
826.000
66.222
21
-0,2%
66.243
1,7%
72.017
-0,2%
66.222
19
1.847
2.715
1.559
926
57.742
1.415
2024
(x1.000) Gemiddeld
2.915
3.293
(0)
0
(0)
0,2%
58,93
58,93
1.127.971
225
3.100
34.000
6.000
2.479
346.275
827.500
66.471
0
0,3%
66.471
0,4%
66.471
14
1.873
2.771
1.587
943
57.836
1.447
2,6%
1,1%
1,0%
2,0%
1,0%
2025 2014-2024
Zuiveringsbeheer
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag! (255) 57.317
(665) (396) 53.577
DEKKINGSMIDDELEN EN SALDO incl cbl
OPBRENGST VERONTREINIGINGSHEFFING
2.700
algemene/calamiteiten reserve
1.466
6.740
(1.037)
7.778
1.490
5.353
(1.363)
6.716
(1.363)
6,2%
59.776
6,8%
61.313
6,7%
61.139
(255)
(634)
2.702
3.163
4.127
3.140
1.312
31.726
12.172
3.687
2017
2.585
1.517
2.734
(2.592)
5.326
(2.592)
5,5%
63.041
7,5%
65.916
7,4%
65.633
(261)
9
2.824
3.105
4.028
3.232
1.256
33.156
14.475
3.809
2018
2.585
1.542
475
(2.233)
2.709
(2.233)
5,5%
66.485
5,1%
69.276
4,7%
68.718
(267)
7
2.864
3.064
3.848
3.308
1.290
33.807
16.974
3.823
2019
2.585
1.543
124
(351)
474
(351)
4,9%
69.773
2,9%
71.298
2,0%
70.124
(277)
4
2.992
3.063
3.912
3.354
1.340
33.811
18.146
3.778
2020
2.585
1.596
71
0
71
0
1,5%
70.808
1,6%
72.420
1,0%
70.808
(288)
81
3.030
3.068
3.986
3.430
1.374
34.482
17.897
3.748
2021
Kadernota 2016-2025
* vrijval switch WBD en SNB is vooruitlopend op besluitvorming voor 53% opgenomen in de taak zuiveringsbeheer maar wordt niet ingezet voor tariefegalisatie
vrijval switch SNB* (47%)
(259) 4.616
(onttr./toev.egal reserve lopend jaar
egalisatiereserve per 31-12
4.875
egalisatiereserve 1-1 incl. concept jaarrek.2014
RESERVES / VOORZIENINGEN
(1.037)
56.279
7,2%
57.421
7,0%
(672)
(ONTTR)./TOEV. EGAL RESERVE
(259)
3.212 2.567
5,6%
53.319
53.577
3.167
stijging tov voorgaand jaar
OPBRENGST OMSLAGEN
stijging tov voorgaand jaar
netto lasten kadenota 2015-2025/begroting 2015
stijging tov voorgaand jaar
TOTALE NETTO-LASTEN
9000
2.693
HEFFING EN INVORDERING
BESTUUR EN COMMUNICATIE
7000
3.061 4.186
8000
2.997 4.204
REGULERING
TOEZICHT EN HANDHAVING
1.267
30.314
10.048
3.588
2016
6000
1.203
28.912
7.990
3.471
2015
Begroting
6500
INRICHTING EN ONDERH.WATERSYST
INRICHT/ONDERHOUD VAARWEGEN EN HAVENS
3000
5000
PLANVORMING
AANLEG EN ONDERH.WATERKER.
1000
2000
PROGRAMMA
NR.
Kadernota 2016-2025 FUNCTIE WATERSYSTEEMBEHEER (x1.000)
2.585
1.583
84
0
84
0
1,0%
71.532
2,5%
74.251
1,0%
71.532
(288)
78
3.053
3.068
4.002
3.418
1.316
35.198
17.838
3.847
2022
2.585
1.589
78
(0)
78
(0)
0,7%
72.014
2,0%
75.724
0,7%
72.014
(285)
75
2.910
3.126
4.030
3.474
1.280
35.776
17.755
3.874
2023
2.585
1.638
29
0
29
0
3,7%
74.706
3,1%
78.106
3,7%
74.706
(284)
72
2.885
3.188
4.099
3.545
1.281
36.509
19.456
3.955
2024
2.585
1.667
0
0
0
0
2,3%
76.388
2,3%
76.388
(285)
69
2.923
3.252
4.171
3.616
1.333
37.794
19.474
4.041
2025
Gemiddeld
3,7%
4,3%
3,6%
2014-2024
Watersysteembeheer
94
SPECIFICATIE OPBRENGST WATERSYSTEEM X € 1000,begroting OMSCHRIJVING TOTALE NETTO LASTEN
Kadernota 2016-2025
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
53.577
57.317
61.139
65.633
68.718
70.124
70.808
71.532
72.014
74.706
76.388
Gemiddeld 2015-2025
Splitsing over belanghebbenden: • ingezetenen: 29,4 %
15.752
16.851
17.975
19.296
20.203
20.616
20.818
21.030
21.172
21.964
22.458
• gebouwd: 59,6
31.932
34.161
36.439
39.118
40.956
41.794
42.202
42.633
42.920
44.525
45.528
• natuur: 0,2% • ongebouwd: 10,8 %
107
115
122
131
137
140
142
143
144
149
153
5.786
6.190
6.603
7.088
7.422
7.573
7.647
7.725
7.777
8.068
8.250
15.752
16.851
17.975
19.296
20.203
20.616
20.818
21.030
21.172
21.964
22.458
Uitwerking per onderdeel: INGEZETENEN • totaal netto lasten • aantal bruto ingezetenen
334.000
335.500
336.500
337.500
338.500
339.500
340.500
341.500
342.500
343.500
344.500
• oninbaar/kwijtschelding
16.000
19.400
19.400
19.400
19.400
19.400
19.400
19.400
19.400
19.400
19.400
• aantal netto ingezetenen
318.000
316.100
317.100
318.100
319.100
320.100
321.100
322.100
323.100
324.100
325.100
• lasten per ingezetene
49,53
53,31
56,69
60,66
63,31
64,41
64,83
65,29
65,53
67,77
69,08
• omslag per ingezetene
49,29
52,34
55,42
58,26
61,26
64,08
64,83
65,29
65,53
67,77
69,08
6,2%
5,9%
5,1%
5,1%
4,6%
1,2%
0,7%
0,4%
3,4%
1,9%
49,29
52,21
55,09
59,10
62,56
64,90
65,71
67,17
68,23
70,22
5,9%
5,5%
7,3%
5,9%
3,7%
1,2%
2,2%
1,6%
2,9%
• opbrengst omslag totaal
15.676
16.546
17.574
18.534
19.547
20.513
20.818
21.030
21.172
21.964
22.458
• onttr. egalisatie-reserve
(76)
(305)
(401)
(762)
(657)
(103)
0
0
0
0
0
• totaal netto lasten
31.932
34.161
36.439
39.118
40.956
41.794
42.202
42.633
42.920
44.525
45.528
• eenh.econ.waarde (vanaf 1-1-2006 x 2.500) ( x 1.000)
40.500
40.500
40.500
40.500
40.500
40.500
40.500
40.500
40.500
40.500
40.500
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
• stijging t.o.v. voorgaand jaar • tarief kadernota 2015-2025/begroting 2015 • stijging t.o.v. voorgaand jaar %
3,5%
4,0%
GEBOUWD
• oninbaar/kwijtschelding
40.400
40.400
40.400
40.400
40.400
40.400
40.400
40.400
40.400
40.400
40.400
• lasten per eenheid econ.waarde o.b.v. econ.w. (x2.500)
• aantal netto econ.waarde
0,79
0,85
0,90
0,97
1,01
1,03
1,04
1,06
1,06
1,10
1,13
• omslag per eenheid econ. waarde o.b.v. econ w. (x2.500)*
0,79
0,83
0,88
0,93
0,98
1,03
1,04
1,06
1,06
1,10
1,13
5,6%
6,2%
5,5%
5,5%
4,9%
1,5%
1,0%
0,7%
3,7%
2,3%
• stijging t.o.v. voorgaand jaar • tarief kadernota 2015-2025/begroting 2015
0,79
• stijging t.o.v. voorgaand jaar %
0,85
0,90
0,97
1,03
1,07
1,09
1,12
1,14
1,17
8,1%
5,9%
7,8%
6,2%
3,9%
1,9%
2,8%
1,8%
2,6%
3,7%
4,5%
• opbrengst omslag totaal
31.778
33.542
35.626
37.572
39.625
41.585
42.202
42.633
42.920
44.525
45.528
• onttr. egalisatie-reserve
(154)
(618)
(813)
(1.545)
(1.331)
(209)
0
0
0
0
0
NATUUR • totaal netto lasten
107
115
122
131
137
140
142
143
144
149
153
30.814
32.000
32.000
32.000
32.000
32.000
32.000
32.000
32.000
32.000
32.000
30.814
32.000
32.000
32.000
32.000
32.000
32.000
32.000
32.000
32.000
32.000
• lasten per belastbare ha.
3,48
3,58
3,82
4,10
4,29
4,38
4,43
4,47
4,50
4,67
4,77
• omslag per belastbare ha.
3,46
• aantal bruto belastbare ha • oninbaar/kwijtschelding • aantal netto belastbare ha
• stijging/(daling) t.o.v. voorg. jaar • tarief kadernota 2015-2025/begroting 2015
3,46
• stijging t.o.v. voorgaand jaar %
3,52
3,74
3,94
4,16
4,36
4,43
4,47
4,50
4,67
4,77
1,6%
6,2%
5,5%
5,5%
4,9%
1,5%
1,0%
0,7%
3,7%
2,3%
3,75
3,97
4,27
4,53
4,72
4,79
4,91
5,00
5,17
8,4%
5,9%
7,6%
6,1%
4,2%
1,5%
2,5%
1,8%
3,4%
3,3%
4,6%
• opbrengst omslag totaal
107
113
120
126
133
140
142
143
144
149
153
• onttr. egalisatie-reserve
(1)
(2)
(3)
(5)
(4)
(1)
0
0
0
0
0
5.786
6.190
6.603
7.088
7.422
7.573
7.647
7.725
7.777
8.068
8.250
ONGEBOUWD • totaal netto lasten • aantal bruto belastbare ha wegen • aantal bruto belastbare ha overige ongebouwd
9.550
10.000
10.000
10.000
10.000
10.000
10.000
10.000
10.000
10.000
10.000
96.178
93.400
93.300
93.200
93.100
93.000
92.900
92.800
92.700
92.600
92.500
105.728
103.400
103.300
103.200
103.100
103.000
102.900
102.800
102.700
102.600
102.500
156,26
168,74
180,13
193,52
202,78
207,09
209,27
211,58
213,17
221,31
226,47
• oninbaar/kwijtschelding • aantal netto belastbare ha • lasten per belastbare ha • lasten per belastbare ha.wegen • lasten per belastbare ha. ov ongebouwd • omslag per belastbare ha. wegen • omslag per belastbare ha. Overig ongebouwd
44,65
48,21
51,47
55,29
57,94
59,17
59,79
60,45
60,91
63,23
64,71
155,51
165,68
176,11
185,88
196,19
206,05
209,27
211,58
213,17
221,31
226,47
44,43
47,34
50,32
53,11
56,05
58,87
59,79
60,45
60,91
63,23
64,71
6,5%
6,3%
5,5%
5,5%
5,0%
1,6%
1,1%
0,8%
3,8%
2,3%
• stijging/(daling) t.o.v. voorg. jaar • tarief kadernota 2015-2025/begroting 2015
155,51
164,74
174,53
187,96
199,71
207,99
211,43
216,94
221,22
228,55
• tarief kadernota 2015-2025/begroting 2015
44,43
47,07
49,86
53,70
57,06
59,43
60,41
61,98
63,21
65,30
5,9%
5,9%
7,7%
6,3%
4,1%
1,7%
2,6%
2,0%
3,3%
• stijging t.o.v. voorgaand jaar %
3,9%
4,4%
• opbrengst omslag totaal
5.758
6.078
6.456
6.808
7.180
7.536
7.647
7.725
7.777
8.068
8.250
• onttr. egalisatie-reserve
(28)
(112)
(147)
(280)
(241)
(38)
0
0
0
0
0
53.319
56.279
59.776
63.041
66.485
69.773
70.808
71.532
72.014
74.706
76.388
53.319
56.279
59.776
63.041
66.485
69.773
70.808
71.532
72.014
74.706
76.388
AFWIKKELING VOORG.JAREN OMSLAGEN Totaal opbrengst waterkwantiteitsomslag belastingjaar
* Het tarief voor gebouwd is een vast percentage van de WOZ-waarde ( voor 2015 is dit percentage 0,0322% ten opzichte van 0,0311% voor 2014)
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
95
162 1.346
1.311 (1.346)
toezicht en handhaving
6500
Totaal netto lasten 2015-2025
kadernota 2015-2025
Bijdrage provincie Noord Brabant
104
1.004
Inrichting en onderhoud vaarwegen en havens
Regulering
76
2015
Begroting
5000
PROGRAMMA
6000
Planvorming
1000
NR.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
(1.391)
1.343 (1.435)
1.363
1.435 +3,2%
1.391
156
109
1.093
78
2017
+3,3%
162
104
1.048
76
2016
Kadernota 2016-2025: SCENARIO FUNCTIE VAARWEGENBEHEER x € 1000
(1.372)
1.317
-4,4%
1.372
145
112
1.026
89
2018
(1.378)
1.335
+0,4%
1.378
128
115
1.053
82
2019
(1.429)
1.395
+3,6%
1.429
129
117
1.099
84
2020
(1.462)
1.445
+2,3%
1.462
132
120
1.124
86
2021
Kadernota 2016-2025
(1.413)
1.506
-3,4%
1.413
132
119
1.064
97
2022
(1.364)
1.536
-3,5%
1.364
134
122
1.019
88
2023
(1.367)
1.612
-3,3%
1.367
138
125
1.014
90
2024
(1.415)
+3,7%
1.415
141
128
1.054
92
2025
Vaarwegenbeheer
96
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
v.e.-tarief
€52,74
€44,43
Overig ongebouwd
Zuiveringsbeheer
€155,51
€3,46
Natuurterreinen
Ongebouwd wegen
€0,79
€49,29
2015
Begr.
Gebouwd
Ingezetenen
Watersysteembeheer
Tarieven
€52,74 0,0%
€52,74
0,0%
6,30%
6,5%
6,30% €50,32
6,5%
€47,34
€176,11
1,6%
€165,68
€3,74 6,21%
€3,52
€0,88 6,21%
5,6%
5,88%
€0,83
€55,42
6,2%
2017
€52,34
2016
2,4%
€54,00
5,5%
€53,11
5,5%
€185,88
5,5%
€3,94
5,5%
€0,93
5,1%
€58,26
2018
2,4%
€55,29
5,5%
€56,05
5,5%
€196,19
5,5%
€4,16
5,5%
€0,98
5,1%
€61,26
2019
3,5%
€57,20
5,0%
€58,87
5,0%
€206,05
4,9%
€4,36
4,9%
€1,03
4,6%
€64,08
2020
4,0%
€59,51
1,6%
€59,79
1,6%
€209,27
1,5%
€4,43
1,5%
€1,04
1,2%
€64,83
2021
Kadernota 2016-2025
0,0%
€59,51
1,1%
€60,45
1,1%
€211,58
1,0%
€4,47
1,0%
€1,06
0,7%
€65,29
2022
-0,9%
€59,00
0,8%
€60,91
0,8%
€213,17
0,7%
€4,50
0,7%
€1,06
0,4%
€65,53
2023
-0,3%
€58,81
3,8%
€63,23
3,8%
€221,31
3,7%
€4,67
3,7%
€1,10
3,4%
€67,77
2024
0,2%
€58,93
2,3%
€64,71
2,3%
€226,47
2,3%
€4,77
2,3%
€1,13
1,9%
€69,08
2025
1,1%
1,1%
3,9%
3,9%
3,9%
3,9%
3,3%
3,3%
3,7%
3,7%
3,5%
3,5%
2015-2025
2,4%
2,4%
4,3%
4,3%
4,3%
4,3%
4,2%
4,2%
4,2%
4,2%
3,9%
3,9%
(2014-2024)
Gemiddeld KN
Gemiddeld 2015-2025
Bijlage 3 Voorbeeldaanslagen
97
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
98
€270,43
€164,96
Meerpersoons huishouden, eigen woning
Eenpersoons huishouden, eigen woning
WOZ: € 12.000.000 + 300 v.e
1,1%
€19.805,74
€19.596,49
Productiebedrijf voedingsmiddelen
€1.166,19
6,5%
€99.410,24
6,0%
€2.184,57
3,7%
€1.124,27
€93.308,15
€2.061,30
1,6%
€3.517,43
4,0%
1,3%
€20.054,84
4,25%
€1.215,75
6,3%
€105.668,67
5,8%
€2.312,05
6,2%
€3.735,96
4,20%
€178,71
2,61%
€171,50
2,4%
2,9% €284,19
3,0%
€276,97
€108,16
1,5%
1,5%
€105,08
€213,64
2017
€210,55
2016
WOZ: € 2.400.000 + 7 v.e
Groothandel
600 ha. wegen
Gemeente
WOZ: € 400.000 + 40ha + 3 v.e.
Agrarisch bedrijf
1.000 ha
Natuurterreinen
Bedrijven
WOZ: € 200.000
€3.460,66
€102,03
Eenpersoonshuishouden, huurhuis
WOZ: € 200.000
€207,50
2015
Begr.
Meerpersoons huishouden, huurhuis
Huishoudens
Voorbeeldaanslagen
3,0%
€20.664,05
4,5%
€1.270,81
5,5%
€111.530,51
5,3%
€2.435,14
5,5%
€3.940,03
4,5%
€186,67
3,7%
€294,67
3,8%
€112,26
3,1%
€220,26
2018
3,0%
€21.293,41
4,5%
€1.328,58
5,5%
€117.711,85
5,3%
€2.564,92
5,5%
€4.155,26
4,5%
€195,01
3,7%
€305,58
3,8%
€116,54
3,1%
€227,11
2019
3,8%
€22.100,77
4,5%
€1.388,55
5,0%
€123.630,69
4,9%
€2.691,16
4,9%
€4.360,79
4,4%
€203,63
4,1%
€318,03
4,1%
€121,28
3,8%
€235,68
2020
3,5%
€22.867,06
2,2%
€1.419,38
1,6%
€125.562,50
1,7%
€2.737,33
1,5%
€4.425,47
2,1%
€207,91
2,8%
€326,93
2,5%
€124,34
3,3%
€243,36
2021
Kadernota 2016-2025
0,2%
€22.919,25
0,7%
€1.429,66
1,1%
€126.945,47
1,0%
€2.765,39
1,0%
€4.470,72
0,6%
€209,23
0,4%
€328,25
0,4%
€124,80
0,2%
€243,83
2022
-0,5%
€22.798,36
0,2%
€1.432,86
0,8%
€127.900,52
0,6%
€2.783,17
0,7%
€4.500,83
0,1%
€209,51
-0,2%
€327,51
-0,2%
€124,52
-0,5%
€242,52
2023
0,6%
€22.931,88
2,6%
€1.469,66
3,8%
€132.786,24
3,6%
€2.882,02
3,7%
€4.669,10
2,5%
€214,74
1,5%
€332,35
1,6%
€126,57
0,7%
€244,19
2024
0,7%
€23.088,15
1,7%
€1.494,35
2,3%
€135.882,99
2,2%
€2.945,34
2,3%
€4.774,24
1,6%
€218,16
1,1%
€336,02
1,1%
€128,01
0,7%
€245,87
2025
1,7%
1,7%
2,9%
2,9%
3,9%
3,9%
3,7%
3,7%
3,3%
3,3%
2,8%
2,8%
2,2%
2,2%
2,3%
2,3%
1,7%
1,7%
2015-2025
2,8%
2,8%
3,7%
3,7%
4,3%
4,3%
4,1%
4,1%
4,2%
4,2%
3,6%
3,6%
3,1%
3,1%
3,1%
3,1%
2,8%
2,8%
(2014-2024)
Gemiddeld KN
Gemiddeld 2015-2025
De onderstaande grafieken geven de tariefontwikkeling per voorbeeldcategorie weer ten opzichte van de Kadernota 2015-2025, in absolute zin en in percentages. Meerpersoons huishouden, huurhuis
Meerpersoons huishouden, huurhuis €300
6%
€250
5% 4%
€200
3% €150
2% €100 1% €50
KN 15 - 25
0%
KN 16 - 25 €0 2015
2016
2017
KN 15 - 25 KN 16 - 25
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
-1% 2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Eenpersoons huishouden, huurhuis
Eenpersoons huishouden, huurhuis €160
6%
€140
5%
€120
4% €100
3%
€80
2%
€60 €40 €20
1% KN 15 - 25
0%
KN 16 - 25 €0 2015
2016
2017
KN 15 - 25 KN 16 - 25
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
-1% 2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Meerpersoonshuishouden, eigen woning WOZ €200.000
Meerpersoonshuishouden, eigen woning WOZ €200.000
€400
6%
€350
5%
€300
4%
€250 3% €200
1%
€100 €50 €0 2015
2%
€150
KN 15 - 25
0%
KN 16 - 25 2016
2017
KN 15 - 25 KN 16 - 25
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Eenpersoonshuishouden, eigen woning WOZ €200.000 €250
-1% 2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Eenpersoonshuishouden, eigen woning WOZ €200.000 7% 6%
€200 5% €150
4% 3%
€100
2% €50
KN 15 - 25
1%
KN 16 - 25 €0 2015
2016
2017
KN 15 - 25 KN 16 - 25
2018
2019
2020
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
2021
2022
2023
2024
2025
0% 2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
99
Natuurterreinen 1.000 ha
Natuurterreinen 1.000 ha 8%
€6000
7%
€5000
6% €4000
5% 4%
€3000
3%
€2000
2% €1000
KN 15 - 25
1%
KN 16 - 25 €0 2015
2016
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Agrarisch bedrijf WOZ: €400.000 + 40 ha + 3 v.e.
€3500
KN 15 - 25 KN 16 - 25
2017
0% 2016
8%
€3000
7%
€2500
6%
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Agrarisch bedrijf WOZ: €400.000 + 40 ha + 3 v.e.
5%
€2000
4% €1500 3% €1000 2% KN 15 - 25
€500
1%
KN 16 - 25 €0 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
0% 2016
KN 15 - 25 KN 16 - 25 2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2023
2024
2025
Gemeente 600 ha wegen
Gemeente 600 ha wegen €160.000
9%
€140.000
8% 7%
€120.000
6%
€100.000
5% €80.000 4% €60.000
3%
€40.000 €20.000 €0 2015
2% KN 15 - 25
1%
KN 16 - 25 2016
2017
2018
2019
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
2020
2021
2022
2023
2024 2025
0% 2016
KN 15 - 25 KN 16 - 25 2017
2018
2019
2020
2021
2022
100
Groothandel WOZ: €2.400.000 + 7 v.e.
Groothandel WOZ: €2.400.000 + 7 v.e. €1800
7%
€1600
6%
€1400 5% €1200 4%
€1000 €800
3%
€600
2%
€400 €200 €0 2015
1%
KN 15 - 25
2016
2017
KN 15 - 25 KN 16 - 25
KN 16 - 25 2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
0% 2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Productiebedrijf voedingsmiddelen WOZ: 12 miljoen + 300 v.e.
Productiebedrijf voedingsmiddelen WOZ: 12 miljoen + 300 v.e. €30.000
6%
€25.000
5%
4%
€20.000
3%
€15.000 2%
€10.000 1%
€5000
KN 15 - 25
0%
KN 16 - 25 €0 2015
2016
2017
KN 15 - 25 KN 16 - 25
2018
2019
2020
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
2021
2022
2023
2024
2025
-1%
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
101
Bijlage 4
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen van het waterschap is het vermogen om onvoorziene financiële tegenslagen op te vangen, rekening houdend met de risico’s die het waterschap loopt. Waterschap Brabantse Delta beoordeelt ieder jaar opnieuw de kansen en de gevolgen van de belangrijkste risico’s en vergelijkt de risico’s met de norm voor het weerstandsvermogen. Het is van belang hier te benoemen dat het gaat om de restrisico’s na het treffen van beheersmaatregelen. Alles wat is afgedekt door beheersmaatregelen (zoals verzekeringen) vormt geen (rest) risico meer. Op deze manier houdt het waterschap zicht op de benodigde weerstandscapaciteit en voldoet het aan de verplichting uit de Waterschapswet. De Waterschapswet verlangt namelijk van waterschappen dat zij inzicht verkrijgen in hun risico’s en hun financiële middelen om deze risico’s af te kunnen dekken.
Aanpak Net als voorgaande jaren heeft het waterschap de inschatting van de risico’s geactualiseerd. Er is niets gedaan met de Cross Border Lease en switchtransactie van de Slibverwerking Noord-Brabant (SNB). Dit komt omdat experts en accountants deze risico’s al uitgebreid beoordelen en omdat er speciale reserves en voorzieningen voor worden aangehouden. Een adviesbureau heeft de berekeningen en analyses uitgevoerd en een rapportage opgesteld. De resultaten komen in drie stappen tot stand: Stap 1 – Inventarisatie risico’s Het waterschap heeft met intern betrokkenen een update gemaakt van de risico’s, inclusief de kans, impact en trendontwikkelingen. Hierbij heeft een beoordeling plaatsgevonden van de ontwikkeling van de diverse risico’s aan de hand van de risicolijst van 2014. Zo konden eventueel nieuwe risico’s worden vastgesteld, of risico’s vervallen omdat ze niet meer aan de orde zijn. Stap 2 – Simulatie van de risico’s De totale omvang van de risico’s wordt bepaald met een ‘Monte Carlo Simulatie’. Deze statistische simulatie neemt de afzonderlijke risico’s als uitgangspunt, met de bijbehorende kansen van optreden en de maximale en minimale omvang. Het resultaat is de totale verwachte omvang van risico’s. Voor de bepaling van het weerstandsvermogen is het gebruikelijk om uit te gaan van een betrouwbaarheidsniveau van 90%. Dit betekent dat de gevonden waarde naar verwachting eens in de tien jaar wordt overschreden. Stap 3 – Bepalen van de weerstandscapaciteit Door de omvang van de risico’s af te zetten tegen de financiële weerbaarheid van de organisatie, ontstaat een beeld van het weerstandsvermogen. Dit wordt voor de komende tien jaar in beeld gebracht.
Risicoprofiel Uit de Monte-Carlosimulatie volgt een kansverdeling van risico’s, zoals weergegeven in figuur 1. Hieruit blijkt dat de gemiddelde verwachte last van de geïdentificeerde risico’s over meerdere jaren bezien € 1,53 miljoen bedraagt. Bij een betrouwbaarheidsniveau van 90% bedraagt de te verwachten schadelast als gevolg van de risico’s € 3,28 miljoen. Dit betekent dat de schadelast gemiddeld negen van de tien jaar gelijk of minder is dan dit bedrag. Dit betrouwbaarheidsinterval wordt bij alle hier aangehaalde inventarisaties gebruikt.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
102
3,275 90%
10,0%
6
values x 10 ^ -4
5
4
3
2
1
0 0
2.000
4.000
6.000
8.000
10.000
12.000
Figuur 1: Risicoprofiel 2015 (bedragen x € 1.000)
Tijdens de risico-inventarisatie is ook gekeken naar hoe risico’s (kans en impact) zich mogelijk zullen ontwikkelen. In de simulatie is op basis van deze inschatting voor elk van de aankomende jaren een nieuwe simulatie uitgevoerd. Hieruit blijkt de onderstaande toename van de te verwachten risicolast (wederom met een betrouwbaarheidsniveau van 90%). Ook voor de planperiode zijn de risico’s op deze manier bepaald. De risico’s zijn uitgesplitst naar Watersysteembeheer en Zuiveringsbeheer (tabel 1), omdat de kosten en de risico’s grotendeels direct samenhangen met de taken, waar weer reserves aan gekoppeld zijn. De risico’s nemen voor beide taken iets toe. De totale omvang is echter lager dan in de vorige Kadernota is ingeschat. x €1.000.000 bij 90% betrouwbaarheid
2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025
Risico’s Watersysteembeheer
1,22
1,22
1,24
1,26
1,28
1,29
1,33
1,32
1,32
1,37
1,39
Risico’s Zuiveringsbeheer
2,33
2,35
2,42
2,47
2,48
2,56
2,64
2,63
2,72
2,71
2,74
Totale omvang risico’s
3,28
3,38
3,39
3,42
3,50
3,59
3,68
3,68
3,74
3,71
3,85
Tabel 1: Toekomstige omvang risico’s
De totale risico-omvang is lager dan de optelsom van de risico’s van Watersysteembeheer en Zuiveringsbeheer, omdat de risico’s in de totale portefeuille zich sterker uitmiddelen dan in twee afzonderlijke onderdelen. Feitelijk is de totaalregel alleen maar voor beeldvorming. In de praktijk wordt gewerkt met de cijfers per taak die worden afgezet tegen de gehanteerde norm van 1,2.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
103
Vergelijking risicoprofiel 2014 met profiel 2013 In figuur 2 is de risico-omvang (met een betrouwbaarheidsniveau van 90%) weergegeven zoals begin 2015 vastgesteld, vergeleken met de risico-omvang zoals vastgesteld begin 2014:
5,0 4,5 4,0
Miljoenen euro’s
3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,5 0,0 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
Omvang risico’s
2022
2023
2024
2025
Inschatting vanuit studie 2014
Figuur 2: Verloop risicoprofiel
Ten opzichte van de rapportage uit 2014 is de omvang van de risicoportefeuille afgenomen met bijna € 1 miljoen voor 2015. Dit wordt onder meer veroorzaakt door: • Afname in het aantal risico’s (22 risico’s in 2014 naar 19 risico’s in 2015) • Afname in de kans en impact van de bestaande risico’s. Na 2015 neemt het verschil in inschatting tussen de beide studies af. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename van de trend ten aanzien van de impact van diverse risico’s.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
104
Weerstandscapaciteit De weerstandscapaciteit is het vermogen dat het waterschap beschikbaar heeft om de voorziene risico’s op te vangen. De weerstandscapaciteit omvat de egalisatiereserves en de calamiteitenreserves voor Watersysteembeheer en Zuiveringsbeheer. Deze posten resulteren in de volgende benodigde omvang van de weerstandscapaciteit (per 1 januari van het betreffende jaar):
Stand reserves per 1 januari Onderdeel
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Algemene/ calamiteiten reserve
1.458
1.466
1.490
1.517
1.542
1.543
1.596
1.582
1.589
1.638
1.667
Egalisatiereserve per 1-1 incl. jaarrekening 2014
7.786
7.778
6.716
5.326
2.709
474
71
84
78
29
0
Totaal WS
9.244
9.244
8.207
6.843
4.251
2.017
1.667
1.667
1.667
1.667
1.667
Algemene/ calamiteiten reserve
2.791
2.819
2.903
2.966
2.977
3.072
3.173
3.155
3.260
3.251
3.293
Egalisatiereserve per 1-1 incl. jaarrekening 2014
9.371
9.343
9.254
7.423
5.941
3.733
1.062
137
13
21
0
Totaal ZB
12.162
12.162
12.157
10.389
8.919
6.805
4.235
3.292
3.272
3.272
3.293
Totaal WS + ZB
21.406
21.406
20.364
17.233
13.169
8.822
5.902
4.959
4.939
4.939
4.960
Watersysteembeheer
Zuiveringsbeheer
Tabel 2: Weerstandscapaciteit (bedragen x € 1.000)
In 2012 is een herijking van het reserverings- en voorzieningenbeleid doorgevoerd. Hierbij is met name gekeken naar de resultaten van de risicoanalyse. Er wordt gestreefd naar een omvang binnen de bandbreedte van ‘voldoende’ zoals gedefinieerd door de Technische Universiteit Twente. Dit betekent dat de weerstandscapaciteit een factor 1,2 hoger zou moeten zijn dan de omvang van de risicoportefeuille. In de verdere sturing ten aanzien van de reserves is met deze factor rekening gehouden.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
105
Weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen is de weerstandscapaciteit gedeeld door de omvang van de risico’s bij een betrouwbaarheidsniveau van 90%:
(Ratio) Weerstandsvermogen =
(Beschikbare) weerstandscapaciteit (Rest) Risico’s
Op basis van de verschillende taken ziet dit beeld er als volgt uit:
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Weerstandscapaciteit
9.244
9.244
8.207
6.843
4.251
2.017
1.667
1.667
1.667
1.667
1.667
Risico omvang
1.215
1.222
1.242
1.264
1.285
1.286
1.330
1.319
1.324
1.365
1.389
Weerstandsvermogen
7,6
7,6
6,6
5,4
3,3
1,6
1,3
1,3
1,3
1,2
1,2
Watersysteembeheer
Tabel 3: Weerstandsvermogen Watersysteembeheer (bedragen x € 1.000)
Zuiveringsbeheer
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Weerstandscapaciteit
12.162
12.162
12.157
10.389
8.919
6.805
4.235
3.292
3.272
3.272
3.293
Risico omvang
2.326
2.349
2.419
2.472
2.481
2.560
2.644
2.629
2.716
2.709
2.744
Weerstandsvermogen
5,2
5,2
5,0
4,2
3,6
2,7
1,6
1,3
1,2
1,2
1,2
Tabel 4: Weerstandsvermogen Zuiveringsbeheer (bedragen x € 1.000)
Weerstandscapaciteit
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
21.406
21.406
20.364
17.233
13.169
8.822
5.902
4.959
4.939
4.939
4.960
Risico omvang
3.275
3.376
3.387
3.418
3.499
3.586
3.684
3.680
3.738
3.715
3.849
Weerstandsvermogen
6,5
6,3
6,0
5,0
3,8
2,5
1,6
1,3
1,3
1,3
1,3
Tabel 5: Weerstandsvermogen (bedragen x € 1.000)
Conclusies Het weerstandsvermogen neemt de komende jaren af. Het weerstandsvermogen blijft echter tot en met 2025 ‘voldoende’ volgens het beoordelingsmodel van de Technische Universiteit Twente (figuur 3). Dit model wordt veel toegepast door waterschappen, gemeenten en provincies. Waterschap Brabantse Delta hanteert deze beoordelingssystematiek sinds de studie naar het weerstandsvermogen van 2009.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
106
8
Grens uitstekend Grens ruim voldoende Grens voldoende
7 6
Grens onvoldoende Weerstandsvermogen
5 4
Watersysteembeheer Zuiveringsbeheer
3 2 1 0 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Figuur 3: Weerstandsvermogen
Ten aanzien van vorig jaar wordt de risicoportefeuille in totaliteit lager ingeschat. Het niveau is teruggelopen van € 4,23 miljoen naar € 3,28 miljoen. De verlaging komt voort uit de hernieuwde inschatting van de risico’s. Met name de kans op een gebeurtenis is voor een aantal risico’s naar beneden bijgesteld. Daarnaast is de maximale impact voor een aantal risico’s ruim naar beneden bijgesteld. Aangezien de reserves rechtstreeks worden vastgesteld op basis van de geïnventariseerde risico’s is het belangrijk dat de risico’s volledig en juist worden bepaald. Een onvoorzien risico is immers moeilijker op te vangen voor de organisatie. Het waterschap heeft hier blijvend aandacht voor. Het proces rondom integraal risicomanagement wordt continu bewaakt. Daarbij wordt beoordeeld of maatregelen om risico’s te verminderen doeltreffend en doelmatig zijn en of daarmee nieuwe risico’s tijdig worden geïdentificeerd en beheerst. Ook worden gebeurtenissen, trends, successen en mislukkingen geanalyseerd om ervan te leren. Een aandachtspunt voor de verdere doorontwikkeling van risicomanagement is de uniformering van de aanpak en taal rondom risico’s. Worden risico’s door individuen langs dezelfde parameters beoordeeld? De formalisering van risicomanagement zorgt voor een continue bewaking en beoordeling van het risicomanagementproces. Hierdoor wordt een verandering van het risicoprofiel eerder onderkend en kan het waterschap maatregelen treffen ten aanzien van de weerstandscapaciteit. Een tweede aandachtspunt voor de verdere doorontwikkeling van risicomanagement is het leggen van de juiste verbinding met de verzekeringsportefeuille. Er dient voldoende aandacht te zijn voor het risico mitigerend effect van de verzekeringsportefeuille en voor welke risico’s wel en niet onder de dekking vallen. Een laatste aandachtspunt geldt ten aanzien van verbonden partijen. Aangezien deze op meer afstand staan, is er minder zicht op de (operationele) risico’s. Ook voor deze partijen geldt het belang van risicomanagement om risico’s inzichtelijk en beheersbaar te houden. Dit speelt vooral voor die verbonden partijen die zelf geen reserves aanhouden om tegenvallers op te vangen. Voor deze partijen zijn de aandeelhouders (waaronder het waterschap) min of meer gehouden om voldoende weerstandscapaciteit aan te houden. Bovengenoemde punten hebben het afgelopen jaar aandacht gekregen. Dit heeft gezorgd voor verbetering van kennis, beoordeling, afstemming, bewustzijn en handelen. Dat gaat ook de komende jaren door. Risicomanagement staat meer nadrukkelijk op de agenda en er wordt een plan van aanpak opgesteld voor het bepalen van de vervolgstappen.
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
107
Bijlage 5
Overzicht lasten en baten Begroting
2016
2017
2018
2019
2015
Kadernota
Kadernota
Kadernota
Kadernota
130.440
133.954
139.590
144.145
149.393
I. Kapitaallasten (rente en afschrijving)
38.563
42.198
47.149
51.103
54.854
II. Personeelslasten
36.479
37.763
38.523
39.427
40.391
III. Goederen en diensten van derden
54.888
53.483
53.409
53.106
53.640
IV. Toevoeging voorzieningen/onvoorzien/stelpost
510
510
509
509
509
130.440
133.954
139.590
144.145
149.393
997
832
596
386
385
69
11
62
126
163
6.589
7.046
6.950
6.794
6.790
114.276
115.306
118.887
123.645
128.614
8.510
10.759
13.094
13.194
13.441
Lasten (alle bedragen x € 1.000)
Baten (alle bedragen x € 1.000) I. Rentebaten II. Personeelsbaten III. Goederen en diensten aan derden IV. Waterschapsbelastingen V. Onttrekkingen voorzieningen/reserves en geactualiseerde lasten
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
108
Effecten / gevolgen / consequentie
KPI
Catastrofaal
Ernstig
Groot
Middelmatig
Klein
Verwaarloosbaar
KRW klasse terugval = 2
Grootschalige overstroming 1k 10k (water in woonwijk > 0,5 mtr)
Watertekort categorie 1.2 en 1.3 (met onomkeerbare schade aan bodem en natuur)
3
4
Zeer geringe wateroverlast < 25 mtr straat
Zeer gering watertekort
3
4
5
Economische schade < 50k
Bijna ongeval
2
1
“Mulder-transactie”
4
Gevolgschade < 1k
Watertekort categorie 4 met schade aan scheepvaart, landbouw, visserij, natuur, recreatie en industrie)
5
Geringe wateroverlast 1 - 10
EHBO / letsel
Economische schade 50k - 500k
Waarschuwing / onderzoek
3
Gevolgschade 1k - 10k
Dode vissen < 100
Overlastdag < 1
Lagere score binnen KRW klasse
Dode vissen 100 - 1k
Overlastdag 1 - 10
KRW klasse lager in beoordeling, met hoge klasse score
Overstroming 10 - 100
Watertekort categorie 3 (met schade aan kapitaalintensieve gewassen en industrie)
Dode vissen 1k - 10k
Economische schade 500k - 5M
2
1
5
4
3
2
1
5 Overlastdag 10 - 100
Watertekort categorie 2 (met schade aan nutsvoorzieningen)
4
Gewonde met tijdelijk letsel = 1
KRW klasse lager in beoordeling
Forse overstroming 100 - 1 k (water in woonwijk > 0,1 mtr)
3
Dwangbevel
Dode vissen 10k - 100k
Economische schade 5M - 50M
2
Gevolgschade 10k - 100k
Overlastdag 100 - 1000
1
Ernstig gewonde (blijvend letsel) = 1
5
Strafzaak
Dode vissen 100k - 1M (massale vissterfte)
Economische schade 50M - 500M
2
Gevolgschade 100k - 1M
Overlastdag 1000 - 10000
1
Dode (verdrinking) = 1 of ernstig gewonden 1 - 10
"Strafrechtelijke veroordeling
Watertekort categorie 1.1 (met onomkeerbare schade aan stabiliteit keringen)
4
Gevolgschade 1M - 10M
KRW klasse terugval > 2
Ernstige overstroming > 10k (onbegaanbaar / ontoegankelijk gebied)
3
5
Dode vissen > 1M (enorme vissterfte)
Economische schade > 500M
Overlastdag > 10000
2
1
5
Doden (verdrinking) > 1 of ernstig gewonden > 10
Categorie van droogte
4
Detentie
"KRW samenstelling en abundantie van waterflora, macrofauna, vis en fytoplankton
Duur en aantal woningen met wateroverlast
3
2
Gevolgschade > 10M
Aantal dode vissen
Mate van maatschappelijke en of economische schade
Ernst van juridische gevolgen
Ernst gevolgschade in euro's
Duur maal aantal mensen met last van vervuiling, stank en of geluid
1
Aantal doden en (ernst, duur, aantal dagen) gewonden
Compliance
Kosten
Water- en omgevings— kwaliteit / milieu
Bedrijfswaarden
Waterkwantiteit / veiligheid
Individuele klachten 1
Interne discussie
Individuele klachten 1-10
Externe discussie
Individuele klachten 10 - 100
Negatief oordeel in publieke opinie
Lokale commotie
Individuele klachten 100 - 1000
Negatief oordeel van partners en publieke opinie
Regionale commotie
Individuele klachten > 1000
Negatief oordeel van partners, medewerkers en/of publieke opinie
Nationale commotie
Internationale commotie
Aantal klachten
Mate van negatief oordeel
Ernst van commotie
Imago
Gebrek kritieke capaciteit < 10 min
Gebrek kritieke capaciteit 10 min - 1 uur
Gebrek kritieke capaciteit 1 u- 1 dg
Gebrek kritieke capaciteit 1 - 10 dgn
Stille bewindvoerder / dreiging onder curatele
Gebrek kritieke capaciteit 10 - 100 dgn
Plaatsing onder curatele
Gebrek kritieke capaciteit > 100 dgn
Mate van zelfstandige besluitvorming
Gebrek kritieke kennis/ capaciteit
Continuïteit
1
2
3
4
5
6
V
V
V
V
L
M
A
Minder dan 1 keer per 100 jaar
Vaker gebeurd in de branche
Zeer laag
V
V
V
L
M
H
B
Van 1 keer per 100 jaar tot 1 keer per 10 jaar
Wel eens gebeurd bij het waterschap
Laag
V
V
L
M
H
ZH
C
Van 1 keer per 10 jaar tot 1 keer per jaar
Meerdere malen gebeurd bij het waterschap
Beperkt
V
L
M
H
ZH
O
D
Van 1 keer per jaar tot 10 keer per jaar
Een tot enkele malen per jaar bij het waterschap
Geregeld
Kans / frequentie
L
M
H
ZH
O
O
E
Van 1 keer per 10 jaar tot 100 keer per jaar
Een tot enkele malen per maand bij het waterschap
Vaak
M
H
ZH
O
O
O
F
Meer dan 100 keer per jaar
Meerdere malen per week bij het waterschap
Zeer vaak
Bijlage 6 Risicomatrix
Bijlage 7
Gebruikte afkortingen
AWP Afvalwaterpersleiding BO2 Tweede Bestuursovereenkomst BWB Belastingsamenwerking West-Brabant CBL Cross Border lease DAW Deltaplan Agrarisch Waterbeheer DHZ Deltaplan Hoge Zandgronden EHS Ecologische Hoofdstructuur Evz Ecologische verbindingszone HWB Hoogheemraadschap van West-Brabant HWBP Hoogwaterbeschermingsprogramma IBA Individuele Behandeling Afvalwater KRW Kaderrichtlijn Water NWB Nederlandse Waterschapsbank PKB Planologische Kernbeslissing PMWP Provinciaal Milieu- en Waterplan Rwzi Rioolwaterzuiveringsinstallatie SNB Slibverwerking Noord-Brabant SVI Slibverwerkingsinstallatie SWWB Samenwerking aan Water in Midden- en West-Brabant UvW Unie van Waterschappen VZM Volkerak Zoommeer WBP Waterbeheerplan Wet Hof Wet Houdbare overheidsfinanciën
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
110
Kadernota 2016-2025 • Samen aan de slag!
111
Waterschap Brabantse Delta Waterschap Brabantse Delta zorgt voor sterke, veilige dijken en kades, zuivert het rioolwater, regelt de hoogte van het water en beschermt de natuur.
Waterschap Brabantse Delta Postbus 5520, 4801 DZ Breda T 076 564 10 00
[email protected] www.brabantsedelta.nl
www.facebook.com/brabantsedelta www.twitter.com/brabantsedelta www.linkedin.com/company/waterschap-brabantse-delta