Beleidskeuzenotitie Participatiewet
“Samen aan de slag!”
Inhoudsopgave 1. Voorwoord 2. Inleiding 3. De Participatiewet 3.1 De Participatiewet 3.2 Voorzieningen Participatiewet 3.2.1 Loonkostensubsidie 3.2.2 Afspraak over extra banen en quotum 4. Huidige en nieuwe doelgroep 4.1 Huidige doelgroep 4.1.1 Wet werk en bijstand (Wwb) 4.1.2 Wet sociale werkvoorziening (Wsw) 4.1.3 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) 4.2 Nieuwe doelgroep 4.2.1 Doelgroep Wwb in de Participatiewet 4.2.2 Doelgroep Wsw in de Participatiewet 4.2.3 Doelgroep Wajong in de Participatiewet 5. Regionale Werkbedrijven en de regionale arbeidsmarkt 5.1 Regionale Werkbedrijven 5.2 De lokale arbeidsmarkt 6. Overige ontwikkelingen 6.1 Decentralisaties sociaal domein 6.2 Maatregelen Wet werk en bijstand 6.2.1 Tegenprestatie 6.2.2 Kostendelersnorm 6.2.3 Aanscherping arbeids- en re-integratieplicht 6.2.4 Intensivering armoedebeleid, verruiming individueel maatwerk, beperking van categoriale bijzondere bijstand en individuele inkomenstoeslag 6.2.5 Verplichting beheersen Nederlandse taal 7. Gevolgen van de Participatiewet 7.1 De omvang van de doelgroep groeit 7.2 De doelgroep wordt complexer 7.3 Minder financiële middelen voor de uitvoering van de Participatiewet 7.4 Blijvend hoge kosten voor uitvoering van ‘Wsw-oud’ 7.5 Ruimte voor re-integratie bijstand neemt af 8. Waar staan wij voor? 8.1 Strategische Visie 8.2 Kadernota Sociaal Domein Oosterschelderegio 8.3 Visie Sociaal Domein Schouwen-Duiveland 8.4 Collegeprogramma ‘Samen verder’ 2014-2018 8.5 Doelstellingen beleid Participatiewet 9. Wat gaan we daarvoor doen? 9.1 Doelgroep 9.2 Toegang 9.3 De Participatieladder 9.4 Tegenprestatie 9.5 Niet-uitkeringsgerechtigden 9.6 Jongeren 9.7 Voorziening beschut werk 9.8 Stimuleringspremie 9.9 Transformatie sociale werkvoorziening 10. Implementatie
1. Voorwoord >Portefeuillehouder<
2. Inleiding De Participatiewet Vanaf 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Het doel van de Participatiewet is dat zo veel mogelijk mensen, ook met een arbeidsbeperking, regulier werken. De gemeente is met de Participatiewet verantwoordelijk voor mensen met arbeidsvermogen die ondersteuning nodig hebben. Deze mensen behoren nu tot de doelgroep Wet werk en bijstand (Wwb), Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) met arbeidsvermogen. Voor de nieuwe doelgroep van de Participatiewet heeft de gemeente de taak, om naast ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling, indien nodig inkomensondersteuning te bieden. De Participatiewet en deze beleidskeuzenotitie gaan over arbeidsparticipatie. Ook wel re-integratie genoemd. Het beleid gericht op participatie in de maatschappij is uitgewerkt voor andere beleidsterreinen, zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning, minimabeleid en schuldhulpverlening. Huidig beleid Het huidig re-integratiebeleid is in 2003 vastgesteld. Het re-integratiebeleid is succesvol geweest. Met de ontwikkeling van het beleid voor de Participatiewet, is het re-integratiebeleid weer up to date. Beleidskeuzenotitie In deze beleidskeuzenotitie zijn de uitgangspunten en beleidskeuzes opgenomen die gelden voor het beleid Participatiewet. Deze beleidskeuzes dienen als kader voor de het beleid Participatiewet en worden verder uitgewerkt in verordeningen. Beleidsontwikkeling Het strategisch beleidskader van de Participatiewet is vastgelegd in lokale en regionale stukken. In deze beleidsnotitie staan de lokale uitgangspunten van de Participatiewet centraal, die de basis vormen voor de verordeningen en de beleidsregels. Met het ontwikkelen van lokaal beleid en verordeningen kunnen we op 1 januari 2015 de nieuwe doelgroep ontvangen. Communicatie Bij de totstandkoming van de beleidskeuzenotitie zijn diverse partijen betrokken, zoals: De Zuidhoek, Klankbordgroep Sociaal Domein, Wmo Adviesraad, Cliëntenraad Wwb, Wsw-raad en het Platform voor mensen met een beperking. Leeswijzer De hoofdstukken 3, 4 en 5 bevatten algemene informatie over de Participatiewet en de doelgroep. In hoofdstuk 3 staan de uitgangspunten van de Participatiewet beschreven en de voorzieningen binnen de Participatiewet om werkgevers te stimuleren om mensen met een beperking een baan aan te bieden. De doelgroep van de Participatiewet wordt toegelicht in hoofdstuk 4. De overige ontwikkelingen die van invloed zijn op de beleidsontwikkeling voor de Participatiewet zijn opgenomen in hoofdstuk 6. Zo wordt kort ingegaan op de decentralisaties binnen het sociaal domein en de maatregelen Wet werk en bijstand. Hoofdstuk 7 beschrijft de gevolgen van de Participatie wet, zoals het groeien van de omvang van doelgroep, de toename van de complexiteit van de doelgroep, financiële gevolgen en een afname van de ruimte voor re-integratie van de bijstandsdoelgroep. In hoofdstuk 8 staat het kader geschetst waar binnen het beleid van de Participatiewet valt. In hoofdstuk 9 staat welke beleidskeuzes de gemeente Schouwen-Duiveland maakt op het gebied van reintegratie. Ten slot beschrijft hoofdstuk 10 de verdere implementatie van het beleid Participatiewet. Thema Centraal bij het beleid Participatiewet staat: “Samen aan de slag!
3. De Participatiewet 3.1 De Participatiewet De belangrijkste elementen van de nieuwe wet zijn: De Wet sociale werkvoorziening (Wsw), Wet werk en bijstand (Wwb) en een deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) worden samengevoegd tot één regeling. De budgetten worden ontschot en voor de totale doelgroep wordt een systeem van loonkostensubsidie geïntroduceerd. Vanaf 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor alle nieuwe instroom van inwoners met arbeidsvermogen. De instroom in de Wet sociale werkvoorziening in zijn huidige vorm stopt per 1 januari 2015. Gemeenten krijgen binnen de wettelijke kaders ruimte om zelf beschut werk als voorziening te organiseren. De Wajong blijft in de huidige vorm bestaan voor de doelgroep die op 31 december 2014 Wajong ontvangt en voor Wajongers zonder duurzaam arbeidsvermogen. Jonggehandicapten met arbeidsvermogen horen vanaf 1 januari 2015 tot de verantwoordelijkheid van de gemeente. Werkgevers worden meer gestimuleerd om arbeidsgehandicapten in dienst te nemen, bijvoorbeeld met extra banen en loonkostensubsidie. Het kabinet streeft naar zo veel mogelijk beleidsvrijheid voor gemeenten en het terugdringen van bureaucratie.
3.2 Voorzieningen Participatiewet Met de Participatiewet worden een aantal voorzieningen ingezet om reguliere werkgevers te stimuleren om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Hieronder worden deze instrumenten toegelicht. 3.2.1 Loonkostensubsidie
Loonkostensubsidie wordt ingezet voor mensen die, als ze een volledige werkweek werken, niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. De loonkostensubsidie wordt verstrekt aan de werkgever en kan, waar nodig, structureel worden ingezet. De middelen voor de inzet van het instrument loonkostensubsidie worden daarom beschikbaar gesteld via het inkomensdeel. Loonkostensubsidie kan ook worden ingezet voor werknemers die op een beschut werk plek werken. De werkgever betaalt aan de werknemer het caoloon of, als er geen cao-loon is, minimaal het wettelijk minimumloon. Het is met het oog op de participatiekansen van mensen met verminderd arbeidsvermogen belangrijk dat het cao-loon voor deze mensen zo dicht mogelijk bij het wettelijk minimumloon komt te liggen. 3.2.2 Afspraak over extra banen en quotum
Afspraak over extra banen In het sociaal akkoord hebben werkgevers afgesproken dat ze extra banen gaan creëren voor mensen met een arbeidsbeperking. Het gaat uiteindelijk om 100.000 extra banen landelijk (oplopend tot 2026) in de marktsector. De overheid zorgt tot 2024 nog eens voor 25.000 extra banen. De extra banen van de baanafspraak zijn bedoeld voor mensen die niet in staat zijn een inkomen op het niveau van het wettelijk minimumloon te verdienen en onder de Participatiewet aan de slag gaan. Ook is afgesproken dat Wajongers en Wsw-ers op de wachtlijst meetellen en voorrang hebben voor de extra banen. UWV krijgt een rol bij de beoordeling of iemand hoort bij de doelgroep voor de baanafspraak. Quotum Als werkgevers de afgesproken extra banen onvoldoende realiseren, treedt een wettelijk quotum in werking. Het quotum houdt in dat op termijn elke werkgever met 25 en meer werknemers een formele verplichting krijgt arbeidsplaatsen open te stellen aan mensen met een arbeidsbeperking. Wanneer een werkgever hieraan niet voldoet, krijgt hij een boete.
4. Huidige en nieuwe doelgroep In dit hoofdstuk wordt kort toegelicht wat de huidige doelgroepen Wwb, Wsw en Wajong inhouden. 4.1 Huidige doelgroep en situatie 4.1.1 Wet werk en bijstand
In de Wwb staat arbeidsinschakeling centraal: werken gaat voor op een uitkering. Eigen verantwoordelijkheid voor het ‘zelfstandig voorzien in het bestaan door middel van arbeid’ is het uitgangspunt. Alleen als dit niet zelfstandig te bereiken is, kunnen inwoners aanspraak maken op ondersteuning van de gemeente. Op grond van de Wwb heeft het college twee taken. Allereerst de re-integratie van mensen met een bijstandsuitkering naar de arbeidsmarkt, zodat zij zelf een inkomen kunnen genereren en niet meer afhankelijk zijn van een uitkering. Ten tweede verstrekt het college een uitkering aan mensen die (tijdelijk) niet zelf in de kosten van levensonderhoud kunnen voorzien. Vooruitopend op de komst van de Participatiewet hebben we de Wwb doelgroep gediagnosticeerd. >380 Wwb-uitkeringen op 1 januari 2014. Cirkeldiagram Wwb-doelgroep volgt< Figuur 1 Wwb doelgroep op 1 januari 2014 4.1.2 Wet sociale werkvoorziening
De Wet sociale werkvoorziening (Wsw) is alleen bestemd voor mensen die alleen met begeleiding of in een aangepaste werkomgeving kunnen werken. Het UWV WERKbedrijf bepaalt of iemand in aanmerking komt voor een WSW-indicatie. Op 1 januari 2014 waren 279 personen met een Wsw indicatie aan het werk. Daarnaast staan er 25 personen op de wachtlijst Wsw. 4.1.3 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) is een inkomensvoorziening voor jongeren die op een relatief jonge leeftijd arbeidsongeschikt zijn geworden. Hierdoor kunnen ze niet of slechts een gedeelte werken. Wajong is ook voor studenten die tijdens de studie arbeidsongeschikt worden. Het UWV regelt de Wajong-uitkering. Op 1 januari 2014 ontvingen 301 inwoners een Wajong-uitkering. Daarvan vallen er 261 onder de ‘oude Wajong’ van voor 2010 en is niet bekend of een (reguliere) baan tot de mogelijkheden behoort. De ‘nieuwe Wajong’ die vanaf 2010 geldt, is onderverdeeld in een werkregeling, studieregeling en uitkeringsregeling. Onder die nieuwe regeling vallen 40 Wajongers. Zeven van hen ontvangen op 1 januari 2014 studiefinanciering en studeren of zitten op school. Voor 28 Wajongers staat arbeidsondersteuning centraal. Zij krijgen hulp bij het vinden en behouden van werk. 4.2 Nieuwe doelgroep 4.2.1 Doelgroep Wwb in de Participatiewet De gehele doelgroep Wwb komt onder de Participatiewet te vallen. 4.2.2 Doelgroep Wsw in de Participatiewet Afsluiten Wet sociale werkvoorziening Vanaf 1 januari 2015 wordt de Wsw afgesloten voor nieuwe instroom. Wsw-werknemers met een dienstbetrekking houden hun wettelijke rechten en plichten. Gedurende de komende decennia neemt het bestand van Wsw-werknemers door natuurlijk verloop geleidelijk af. Mensen die op de wachtlijst staan voor de sociale werkvoorziening hebben vanaf 1 januari 2015 geen recht meer op een Wsw-plek. De wachtlijst komt te vervallen. Mensen op de wachtlijst Wsw en Wajongers krijgen de eerste jaren prioriteit bij de toeleiding naar de extra banen bij reguliere werkgevers. Opbouw beschut werk Tegelijkertijd met het afsluiten van de Wsw wordt er begonnen met de opbouw van beschut werk. Beschut werk is bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt. Deze voorziening beschut
werk Participatiewet wordt opgezet naast de voorziening beschut werk Wsw. Met de voorziening beschut werk kan de gemeente deze mensen toch in een dienstbetrekking laten werken. De gemeente kan deze dienstbetrekking ook organiseren bij een reguliere werkgever die deze begeleiding en aanpassingen wel (met ondersteuning door een gemeente) kan aanbieden. De beloning sluit aan bij de cao van de werkgever. De beloning begint op wettelijk minimumloon. De gemeente kan voor deze werknemers loonkostensubsidie verstrekken. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) zal een rol krijgen bij de vaststelling of iemand zoveel begeleiding nodig heeft, dat beschut werk voor de hand ligt. Landelijk zijn er structureel voor 30.000 nieuwe plaatsen beschut werk financiële middelen beschikbaar. 4.2.3 Doelgroep Wajong in de Participatiewet Uitbreiding gemeentelijke doelgroep binnen de Participatiewet Mensen met arbeidsvermogen die na 1 januari 2015 recht zouden hebben op een Wajong-uitkering kunnen vanaf dat moment bij gemeenten terecht voor ondersteuning bij het vinden van werk en inkomensondersteuning. Zij vallen dan onder de Participatiewet. Doelgroep Wajong De Wajong wordt vanaf 1 januari 2015 alleen nog toegankelijk voor jonggehandicapten die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Het UWV beoordeelt of iemand recht heeft op Wajong. Mensen die nu een Wajong-uitkering hebben, behouden deze uitkering. Wel zal iedereen met een Wajonguitkering door het UWV worden beoordeeld op arbeidsvermogen. Wajongers met arbeidsvermogen en Wajongers die tijdelijk geen arbeidsvermogen hebben, krijgen vanaf 1 januari 2018 een lagere uitkering (70 procent van het wettelijk minimumloon). Het UWV zal extra inspanningen leveren voor de activering van Wajongers met arbeidsvermogen. Wajongers die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben, behouden hun huidige uitkering (75 procent van het wettelijk minimumloon). Alle Wajongers blijven ook na deze beoordeling bij het UWV. Er worden geen Wajongers overgedragen naar gemeenten. Studieregeling In de zogenaamde ‘nieuwe Wajong’ (instroom vanaf 2010) is sprake van een studieregeling. Deze studieregeling blijft bestaan voor het zittend bestand van de Wajong. Jongeren met arbeidsvermogen die na 1 januari 2015 onder de Participatiewet vallen, kunnen ook in aanmerking komen voor een studieregeling. Dit beleid werken we verder uit in een verordening.
5. Regionale Werkbedrijven en de regionale arbeidsmarkt 5.1 Regionale Werkbedrijven De 35 Nederlandse arbeidsmarktregio’s hebben een belangrijke rol om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. In elke arbeidsmarktregio wordt voor de Participatiewet een Werkbedrijf ingericht. Gemeenten hebben de regie bij de Werkbedrijven. Werkgevers- en werknemersorganisaties nemen deel aan het bestuur. Werkbedrijven hebben onder andere als doel om werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen te 'ontzorgen'. In de landelijke Werkkamer werken gemeenten en sociale partners dit verder uit.
5.2 De lokale arbeidsmarkt De gemeente Schouwen-Duiveland valt onder de regionale arbeidsmarkt Zeeland. In de regio ontwikkelen we arbeidsmarktbeleid. Het arbeidsmarktbeleid is onder andere uitgewerkt in het Zeeuws Jeugdwerkloosheidsplan. Binnen onze huidige doelgroep hebben veel klanten een laag opleidingsniveau, maar er is weinig vraag naar arbeidskrachten met een laag opleidingsniveau. De meeste werkgelegenheid op Schouwen-Duiveland is er in de recreatiesector. Dit is vooral seizoensarbeid. In de Strategische visie ‘Tij van de toekomst’ uit 2011 is opgenomen dat de arbeidsmarkt in 2040 vooral gericht is op dienstverlening, zorg en midden- en kleinbedrijf. De belangrijkste opgave voor 2040 ligt in het inspelen op de mogelijke gevolgen van de veranderende bevolkingsopbouw (demografische ontwikkeling). We vergrijzen, ontgroenen, onze huishoudensamenstelling verandert en we wonen straks met aanzienlijk minder mensen op dit eiland. Dit gaan we vooral merken in de arbeidsmarkt, woningmarkt, het verenigingsleven en in de zorg. De strategische keuzes uit ‘Tij van de toekomst’ zijn opgenomen in hoofdstuk 8 van deze beleidskeuzenotitie. In het Overdrachtsdocument “Tij van de toekomst” uit 2013 zijn de verwachtingen uit de Strategische Visie op het gebied van arbeidsmarktbeleid bijgesteld: In het Tij richten we ons voor de langere termijn op de aanwas van de beroepsbevolking om daarmee de verwachte toekomstige krapte op de arbeidsmarkt vanwege vergrijzing en ontgroening het hoofd te bieden. Als gevolg van de recessie zijn de voorspellingen voor de arbeidsmarkt bijgesteld. De voorspelde krapte op de arbeidsmarkt wordt niet verwacht voor de periode 2015-2018. Vanaf 2014 wordt jaarlijks een zeer lichte en broze groei van de economie verwacht. Een belangrijke factor is of het consumentenvertrouwen gaat toenemen. Indien dit uitblijkt als gevolg van verdergaande bezuinigingen (belastingen, pensioenen, toeslagen) om de overheidsfinanciën binnen de geldende normen te brengen, zal dit vertrouwen langer uitblijven. Dit heeft direct effect op de economische groei. De economische groei zal niet leiden tot een toename van werkgelegenheid. De groei zal voornamelijk worden opgevangen door een verhoging van de arbeidsproductiviteit.
6. Overige ontwikkelingen 6.1 Decentralisaties Sociaal Domein De gemeente krijgt naast de Participatiewet ook taken op het gebied van zorg voor jeugd, taken uit de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) naar een nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en passend onderwijs. Waar de overheid gewend was de problemen van inwoners over te nemen en op te lossen, is de rol van de overheid nu gericht op het versterken van de zelfredzaamheid van mensen. We trekken regionaal en lokaal op voor de beleidsontwikkeling in het Sociaal Domein. Vanaf 1 januari 2015 wordt het aanbrengen van samenhang tussen de diverse regelingen binnen het sociaal domein verder uitgewerkt.
6.2 Maatregelen WWB 6.2.1 Tegenprestatie
In de Participatiewet is de tegenprestatie opgenomen als verplichting die het college individueel kan opleggen: De klant verricht naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijke nuttige werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Het doel van de tegenprestatie is dat iemand maatschappelijk nuttige activiteiten verricht om te participeren in de maatschappij en om een sociaal netwerk en regelmaat op te bouwen of te behouden. Aan de tegenprestatie zijn een aantal voorwaarden verbonden. Het moet gaan om onbetaalde werkzaamheden, niet gericht op arbeidsinschakeling die beperkt zijn qua duur en omvang. We moeten maatwerk leveren en kijken naar de mogelijkheden van de klant. In een verordening wordt de inhoud, omvang en duur van de tegenprestatie verder uitgewerkt. In deze verordening kunnen gemeenten vervolgens onder andere opnemen dat vrijwilligerswerk als tegenprestatie is te kwalificeren. Daarnaast kan besloten worden om iemand die mantelzorg verricht, geen tegenprestatie op te leggen. De tegenprestatie mag het re-integratiebeleid niet doorkruisen. Verder is in de wet opgenomen dat geen tegenprestatie wordt opgelegd aan alleenstaande ouders die de volledige zorg hebben voor een of meer ten laste komende kinderen tot vijf jaar. 6.2.2 Kostendelersnorm In de Participatiewet wordt de ‘kostendelersnorm’ ingevoerd, waarbij de bijstandsuitkering lager wordt naarmate meer personen hoofdverblijf hebben in dezelfde woning. Er wordt hierbij gekeken naar het aantal personen dat in dezelfde woning woont. Het inkomen van een meerderjarig kind of medebewoner wordt alleen verrekend met de bijstandsuitkering van andere leden van het huishouden wanneer er sprake is van gezamenlijke huishouding. 6.2.3 Aanscherping arbeids- en re-integratieverplichting
De verplichtingen rondom de arbeids- en re-integratieverplichting worden in de wet aangescherpt. Vanaf 1 januari 2015 wordt er van de klant verwacht, dat hij om een baan te verkrijgen bereid is tot 3 uur per dag te reizen. Ook wordt bereidheid verwacht van de klant om te verhuizen wanneer er geen mogelijkheid is voor het verkrijgen, aanvaarden of behouden van werk. Daarbij moet het gaan om een arbeidsovereenkomst met een duur van tenminste een jaar en een netto beloning die minstens gelijk is aan de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm. Daarnaast worden de maatregelen voor het niet nakomen van de arbeidsverplichtingen aangescherpt. Bij een overschrijding wordt een maatregel opgelegd van 100% voor de periode van ten minste één en maximaal drie maanden. In geval van recidive wordt die termijn verlengd met een maximum van drie maanden. Bij een derde overtreding (binnen twaalf maanden na de tweede) wordt altijd een maatregel van 100% voor de duur van drie maanden opgelegd.
6.2.4 Intensivering armoedebeleid, verruiming van individueel maatwerk, beperking van categoriale bijzondere bijstand en individuele inkomenstoeslag
De Participatiewet beperkt de mogelijkheden voor categoriale bijzondere bijstand. Dat betekent dat de ruimte voor gemeenten om groepen mensen extra inkomensondersteuning te geven voor aannemelijke kosten die verband houden met kenmerken van de groep waar ze toe behoren wordt beperkt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Beleidsregel chronisch zieken en gehandicapten en de Beleidsregel bijdrage voor 65plussers. Tegelijk krijgen gemeenten meer financiële ruimte om via individueel maatwerk aanvullende inkomensondersteuning te leveren. Voor Schouwen-Duiveland is er in 2014 € 97.000 beschikbaar en vanaf 2015 structureel € 95.000 per jaar extra beschikbaar voor het armoede- en schuldenbeleid. Daarnaast worden per 1 januari 2015 de mogelijkheden voor het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand in de vorm van een aanvullende zorgverzekering, zoals een bijdrage in de premie van een dergelijke verzekering verruimd. De maximale inkomensgrens van 110% van de bijstandsnorm die hierbij van toepassing was, is komen te vervallen. De langdurigheidstoeslag wordt vervangen door de individuele inkomenstoeslag. Deze toeslag is vergelijkbaar met de langdurigheidstoeslag. 6.2.5 Verplichting beheersen Nederlandse taal Iemand die bijstand aanvraagt en de taal niet spreekt, wordt vanaf 1 januari 2015 wettelijk verplicht Nederlands te leren. Wie dat weigert, wordt 20 procent op zijn uitkering gekort. Als hij na een half jaar verwijtbaar niet vooruit is gegaan, is de korting 40 procent. En wie na een jaar verwijtbaar helemaal geen Nederlands spreekt, raakt zijn uitkering kwijt. Al deze Wwb-maatregelen worden in een verordening of beleidregels verder uitgewerkt.
7. Gevolgen van de Participatiewet 7.1 De omvang van de doelgroep groeit Door de overheveling van de Wajong naar de gemeente krijgen we te maken met een grotere groep mensen die een beperking heeft en een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Meer mensen hebben ondersteuning nodig bij het vinden van werk. De doelgroep Wajong is voor gemeente nog onbekend. Daarom is niet exact duidelijk hoeveel Wajongers er onder verantwoordelijkheid van de gemeente komen te vallen vanaf 1 januari 2015. De doelgroep zal in ieder geval groeien. Op 1 januari 2014 hadden we 684 klanten (380 Wwb plus 279 Wsw plus 25 wachtlijst Wsw plus 35 jonggehandicapten met arbeidsvermogen). Vanaf 1 januari 2015 neemt het huidige klantenbestand toe met jonggehandicapten met arbeidsvermogen. Op basis van de ervaringscijfers van het UWV zijn er ongeveer 10 jonggehandicapten per jaar die tot de doelgroep van de Participatiewet behoren.
7.2 De doelgroep wordt complexer Wajongers met arbeidsvermogen zijn voor de gemeente een nieuwe doelgroep. Zij hebben andere kenmerken dan de WWB- en Wsw-doelgroep De meeste jonggehandicapten stromen nu de Wajong in wanneer ze 18 of 19 jaar zijn. Tweederde van de Wajongers heeft een ontwikkelingstoornis, zoals een verstandelijke beperking of een stoornis in het autisme spectrum. Ook zijn er veel Wajongers met een psychiatrisch ziektebeeld, zoals een persoonlijkheidsstoornis of schizofrenie. Er zijn relatief weinig jongeren met alleen een lichamelijke aandoening.
7.3 Minder financiële middelen voor de uitvoering van de Participatiewet De definitieve budgetten van het Rijk voor de gemeente Schouwen-Duiveland zijn nog niet bekend voor de komende jaren. Op basis van het macrobudget kan wel een inschatting gemaakt worden: Inschatting van de rijkssubsidie de komende jaren
Gebundelde uitkering (BUIG)* Rijkssubsidie Wet Sociale Werkvoorziening Rijkssubsidie nieuw beschut werk Participatiebudget onderdeel educatie Participatiebudget onderdeel reintegratie Studieregeling Wajong Totaal participatiebudget
Nu
Met ingang van 1 januari 2015
2014 5.322.321
2015 5.235.979
2016 5.061.895
2017 4.774.076
5.941.780
5.655.754
5.438.907
5.162.931
76.137 526.703 nvt 6.544.620
PM 73.818 510.660 PM 6.240.232
PM 76.579 529.759 PM 6.045.245
PM 78.125 540.455 PM 5.781.511
* Uit de gebundelde uitkering moeten in ieder geval de inkomensvoorzieningen en de loonkostensubsidie betaalt worden. Onduidelijk is met welk bedrag de gebundelde uitkering zal toenemen in verband met uitbreiding van de doelgroep voor Wajongers met arbeidsvermogen. Ook is onduidelijk of en met welk bedrag de gebundelde uitkering verhoogd wordt voor te verstrekken loonkostensubsidies. Met wat nu bekend is, wordt straks het participatiebudget en de rijkssubsidie Wet Sociale Werkvoorziening ontschot. De gebundelde uitkering wordt nog niet ontschot. Later in 2014 wordt het nieuwe verdeelmodel bekend. In het vierde kwartaal van 2014 ontvangen we de budgetbeschikking Participatiewet van het Rijk. De Raad heeft besloten de decentralisaties budgettair neutraal uit te voeren. In de begroting 2015 werken het financieel kader van de Participatiewet verder uit. Via de P&C-cyclus worden de financiën voor de uitvoering van de Participatiewet gemonitord.
7.4 Blijvend hoge kosten voor uitvoering van ‘Wsw-oud’ De huidige doelgroep Wsw behoudt hun rechten en blijft werken binnen de Wsw. De subsidie Wsw die gemeenten van het Rijk apart ontvingen, maakt vanaf 1 januari 2015 onderdeel uit van het budget Participatiewet. De subsidie per Wsw-plek is landelijk verlaagd van € 25.759 in 2010 tot € 22.500 in 2015.
7.5 Ruimte voor re-integratie bijstand neemt af Omdat er minder financiële middelen door het Rijk beschikbaar worden gesteld voor de uitvoering van de Participatiewet moeten er keuzes gemaakt worden binnen het beleid Participatiewet. De gemeenteraad van Schouwen-Duiveland heeft besloten om de decentralisaties van het Sociaal Domein ‘budgetneutraal’ uit te voeren. Dat betekent dat de Participatiewet uitgevoerd wordt met de middelen die we daarvoor van het Rijk ontvangen. Het financiële kader van de Participatiewet wordt verder uitgewerkt in stukken voor de Planning & Controlcyclus.
8. Waar staan wij voor? De doelstellingen van het beleid Participatiewet en de beleidskeuzes in het volgende hoofdstuk zijn gebaseerd op de uitgangspunten van de Strategische Visie, Kadernota Sociaal Domein, Visie Sociaal Domein en het Collegeprogramma 2014-2018. Die uitgangspunten worden hieronder toegelicht.
8.1 Strategische visie Op 3 oktober 2011 heeft de gemeenteraad de Strategische visie 2011-2040 “Tij van de toekomst” vastgesteld. De koers van de strategische visie 2014 helpt opeenvolgende gemeenteraden en colleges bij het maken van nieuwe keuzen en het nemen van beslissingen. Op het gebied van werk en arbeidsmarktbeleid zijn de volgende strategische keuzes gemaakt: “We gaan een alliantie aan met het onderwijs en het bedrijfsleven om opleidingsmogelijkheden aan te laten sluiten op de behoefte van de arbeidsmarkt. Dat doen wij door binnen het voortgezet onderwijs het praktijkonderwijs te versterken, gericht op recreatie en zorg en te zoeken naar regionale aansluiting met het middelbaar beroepsonderwijs (MBO).” “We richten ons op omscholing en het activeren van de niet-actieven om te voldoen aan de vraag naar werkgelegenheid in de zorg en recreatie.” “We stimuleren (om)scholing via het gericht inzetten van rijksbudget voor re-integratie en participatie om aan de toenemende vraag naar arbeidskrachten in toerisme, zorg en midden- en kleinbedrijf te voldoen.” “We stimuleren en ondersteunen daarmee goed werkgeverschap van de bedrijven op SchouwenDuiveland.” Deze keuzen zijn via het Uitvoeringsprogramma Strategische visie opgenomen in de Programmabegroting 2014-2018. In de Strategische visie is ook een keuze opgenomen die de gemeentelijke organisatie betreft: “De samenleving ziet ons in 2018 als een volwaardige partner, die verbinding aanbrengt tussen partijen en bij vraagstukken een evenwicht vindt tussen loslaten en steunen. Inwoners, ondernemers, partners en gasten krijgen zodoende ruimte en de handvatten om waar mogelijk hun plannen en wensen zelf te realiseren.” Die keuze is verder uitgewerkt in de Organisatievisie.
8.2 Kadernota Sociaal Domein Oosterschelderegio Iedereen heeft een verantwoordelijkheid voor de samenleving. Burgers helpen elkaar en we verwachten dat mensen iets terugdoen als ze gebruik maken van voorzieningen. Daarbij gaan we uit van de mogelijkheden die mensen hebben. We gaan niet uit van hun beperkingen. We stimuleren de zelfredzaamheid van burgers en bevorderen de sociale netwerken in wijken en kernen. Onze inwoners lossen hun problemen dus zoveel mogelijk zelf op. En als ondersteuning nodig is, dan vragen of bieden ze die eerst in hun eigen omgeving: kleinschalig en dicht bij de mensen. Een deel van de burgers met een chronische beperking of ziekte zal structureel ondersteuning nodig hebben. We willen ondersteuning en zorg betaalbaar houden. Daarom zetten we in op preventie, tijdige signalering en investeren we in basisvoorzieningen. We maken vroegtijdig combinaties tussen de verschillende velden. Dit met het doel te voorkomen dat we later specialistische en duurdere ondersteuning en zorg moeten inzetten. Want gezondheid, welzijn en financiële onafhankelijkheid dragen bij aan zelfredzaamheid. We willen kosten besparen door samen te werken met ondernemers, maatschappelijke organisaties, onderwijs, mantelzorgers en vrijwilligers. Samen willen we de kosten voor zorg en ondersteuning zo laag mogelijk houden.
8.3 Visie Sociaal Domein Schouwen-Duiveland Op Schouwen-Duiveland hebben we een goede basis en zien we de nieuwe verantwoordelijkheden en ontwikkelingen met vertrouwen tegemoet. Schouwen-Duiveland was en is een samenleving waarin mensen elkaar kennen, voor elkaar klaar staan en betrokken zijn bij elkaar en hun leefomgeving. Het
verenigingsleven, de dorpsraden, de kerken, de vrijwilligers en mantelzorgers en vele andere organisaties en initiatieven vormen een krachtig, sociaal netwerk. Samenwerking tussen inwoners, organisaties, ondernemers en gemeente ontwikkelt zich tot nieuwe verhoudingen. Het vertrouwen in elkaar groeit. Het fundament ligt er, hier kunnen we op bouwen.
8.4 Collegeprogramma ‘Samen verder’ 2014-2018 In het Collegeprogramma ‘2014-2018 worden een aantal uitgangspunten genoemd die van toepassing zijn voor het ontwikkelen van beleid voor de Participatiewet: - maatschappelijk verantwoord ondernemen stimuleren, bijvoorbeeld door toepassing van social return bij aanbestedingen; - waardering voor diegene die zich belangeloos inzetten, door bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en mantelzorg; - een budgetneutrale uitvoering van de decentralisaties Sociaal Domein; - een alliantie aangaan met onderwijs en ondernemers om opleidingsmogelijkheden aan te laten sluiten op de behoefte van de arbeidsmarkt via het Centrum voor arbeidsontwikkeling; - te blijven inzetten op het steunpunt vrijwilligerswerk en het steunpunt mantelzorg; - de Zuidhoek ontwikkelt zich verder als een mensontwikkelbedrijf, vormgegeven in het Centrum voor arbeidsontwikkeling; - de Zuidhoek blijft een rol vervullen voor de personen die vanwege de beperkte verdiencapaciteit niet aan het reguliere arbeidsproces kunnen deelnemen; - bij de jeugdwerkloosheid richt onze inzet en aanpak zich op de dienstverlening aan alle jongeren tot 27 jaar van alle niveaus. Het Centrum voor arbeidsontwikkeling vervult een belangrijke rol door het realiseren van stage- en leerwerkervaringsplaatsen.
8.5 Doelstellingen beleid Participatiewet In aansluiting op bovenstaande uitgangspunten uit de Strategische visie en de visie Sociaal Domein stellen wij de volgende doelstellingen voor het beleid Participatiewet: 1. beperken instroom We beperken instroom in de Participatiewet door wie direct aan de slag kan op de arbeidsmarkt bij de melding te bemiddelen naar werk, voorlichting te geven over de Participatiewet en te onderzoeken of er voorliggende voorzieningen zijn. 2. bevorderen uitstroom We bevorderen uitstroom naar werk door maatwerk te bieden, in te zetten op de kortste weg naar werk, tijdelijke of gedeeltelijke uitstroom ook als uitstroom te beschouwen, werkgevers te betrekken bij het reintegratie en plaatsingsproces en maatschappelijk verantwoord ondernemen te stimuleren. 3. stimuleren groei op de participatieladder We stimuleren groei op de participatieladder door uit te gaan van de mogelijkheden van de klant en inzet van de voorzieningen van de Participatiewet. In de beleidskeuzes is opgenomen welke accenten er binnen deze doelstellingen gemaakt worden. In de stukken voor de P&C-cyclus maken we de doelstellingen concreet door bijvoorbeeld aantallen te noemen om in te kunnen spelen op ontwikkelingen.
9. Wat gaan wij daarvoor doen? De verbreding van de doelgroep en de bezuinigingen op het budget van het Rijk, maken het nodig om het huidige re-integratiebeleid anders in te richten. Er moet ruimte zijn binnen het re-integratiebudget om inwoners te ondersteunen bij hun re-integratie op de arbeidsmarkt. De beleidskeuzes die we maken, staan beschreven in dit hoofdstuk.
9.1 Doelgroep Binnen het beleid van de Participatiewet moeten keuzes gemaakt worden. De ondersteuning die de klant nodig heeft is bepalend voor de inzet van instrumenten die nodig zijn voor re-integratie op de arbeidsmarkt. Een deel van de doelgroep die valt onder de Participatiewet heeft slechts een klein duwtje in de rug nodig om weer aan het werk te gaan. Terwijl er ook mensen zijn die niet op eigen kracht werk kunnen vinden en intensieve begeleiding nodig hebben bij hun arbeidsmarktinschakeling. Daarnaast maken de bezuinigingen op het gebundeld re-integratiebudget het noodzakelijk om kritisch te kijken voor welke mensen wij de beperkt beschikbare middelen willen inzetten. Wij kiezen er daarom voor om de beschikbare middelen vooral daar in te zetten waar ze het hardst nodig zijn en dus het meeste effect hebben. Het zal niet iedereen –ook niet met ondersteuning- lukken om uiteindelijk uit te stromen naar regulier werk. Een deel van de doelgroep kan niet economisch zelfredzaam worden. Beleidskeuze 1 Voor alle beleidskeuzes gelden de volgende uitgangspunten: - de eigen verantwoordelijkheid van klanten bij het zoeken naar een baan staat voorop; - diegene die niet zelfredzaam zijn, blijven we ondersteunen; - we bieden maatwerk en bepalen per klant welke ondersteuning ingezet wordt; - bij de inzet van ondersteuning houden we rekening met de op dat moment geldende en toekomstige vraag naar arbeidskrachten; - we zetten in op de kortste weg naar regulier werk; - ook gedeeltelijke of tijdelijke uitstroom is uitstroom; - we betrekken zoveel als mogelijk reguliere werkgevers bij het re-integratie- en plaatstingsproces; - we stimuleren maatschappelijk verantwoord ondernemen.
9.2 Toegang In het Herstructureringsplan 2012-2018 is opgenomen dat er een “Centrum voor arbeidsontwikkeling” wordt opgezet. Het Centrum voor arbeidsontwikkeling is de toegang tot de voorzieningen binnen de Participatiewet. In het centrum voeren we alle re-integratiewerkzaamheden uit. Hier komen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bij elkaar. Het centrum is er voor werkgevers en werkzoekenden. Het centrum is een mensontwikkelbedrijf waar mensen ondersteuning krijgen met als doel deelname aan het reguliere arbeidsproces. Binnen het centrum vindt onder andere de diagnose plaats en bepalen we de plaats op de participatieladder. Vanuit het Centrum vindt bemiddeling plaats naar (regulier) werk en kunnen werkgevers vacatures aanmelden. Verder zetten we in op scholing en maken we gebruik van werkervaringsplaatsen als toeleiding naar de reguliere arbeidsmarkt. Ook vinden hier ontmoetingen plaats tussen werkgevers en potentiële werknemers. Met de Participatiewet en andere decentralisaties krijgt iedereen een volwaardige plek in de maatschappij. e We gaan daarbij uit van de zelfredzaamheid waarbij geen ondersteuning nodig is (0 lijn). We zorgen dan e dat er een passende oplossing is voor hen die (tijdelijk) niet zelfredzaam zijn als de 0 lijn niet mogelijk e blijkt. In die situatie (de 1 lijn) wordt kortdurende ondersteuning geboden door gebruik te maken van de Eigen Kracht. Eigen kracht zijn positieve competenties of eigenschappen die het iemand mogelijk maken om tot veranderingen en oplossingen te komen. e
Diegene die zijn aangewezen op specialistische hulp en zorgverlening, vallen onder de 2 lijn. Een e voorbeeld van een instrument in de 2 lijn is beschut werk.
Figuur 2 Piramide Sociaal Domein
Resultaat: Het resultaat is dat iedereen die een beroep doet op een voorziening uit de Participatiewet ondersteund wordt daar waar hij dat zelf niet kan met als eindresultaat primair uitstroom naar reguliere arbeid en secundair beschut werk.
9.3 De participatieladder Regioplan Beleidsonderzoek heeft in opdracht van en samen met een aantal gemeenten en de Vereniging Nederlandse Gemeenten een instrument ontwikkeld waarmee de mate van participatie in beeld gebracht kan worden: de participatieladder. Wanneer iemand zich meldt bij de toegang voor werk, stellen we eerst vast welke mogelijkheden iemand heeft voor de uitstroom naar regulier werk. Daarna stellen we de eventuele ondersteuningsbehoefte vast. Om te bepalen welke afstand tot de arbeidsmarkt iemand heeft, gebruiken we de participatieladder. De participatieladder is een meetinstrument waarmee vastgesteld wordt in hoeverre een inwoner meedoet in de samenleving. De participatieladder is een instrument dat is ontwikkeld om gemeenten te faciliteren bij het voeren van een eigen participatiebeleid. De participatieladder biedt klantmanagers de mogelijkheid om de ontwikkeling van de participatieniveaus van hun klanten te volgen. Ook maakt de participatieladder het klantenbestand en haar groeipotentieel inzichtelijk. Voor klanten wordt met de participatieladder inzichtelijk in welke mate zij in de maatschappij participeren, wat hun doorgroeimogelijkheden zijn. De participatieladder bestaat in totaal uit 6 niveaus:
Figuur 3 De participatieladder
Bij de bepaling op welk niveau van de ladder iemand staat, wordt ook het groeipotentieel vastgelegd. Er wordt dan gekeken of het participatieniveau dat iemand op dat moment heeft ook het maximaal haalbare is, of dat deze één of meerdere niveaus zou kunnen stijgen. Bij elke niveaubepaling wordt ook het groeipotentieel vastgelegd. De reden om het groeipotentieel vast te leggen, is om inzicht te krijgen bij welke groep klanten nog groei mogelijk is en bij welke groep klanten dit vooralsnog niet mogelijk is. Voor bepaalde klanten is het niet realistisch om te verwachten dat zij het hoogste niveau van participatie zullen bereiken (betaald werk zonder ondersteuning). Het is mogelijk dat de positie van een klant op de participatieladder verandert. Door bijvoorbeeld de inzet van re-integratie instrumenten kan iemand zijn vaardigheden verbeteren en een trede op de participatieladder stijgen. Door problemen op bijvoorbeeld persoonlijk of medisch gebied, kan iemand (tijdelijk) een trede op de participatieladder dalen, wanneer werk (tijdelijk) niet mogelijk is. De posities van klanten op de Participatieladder registreren wij ook voor het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en voor de Statistiek Re-integratie door Gemeenten (SRG). Naast de bepaling van de trede op de Participatieladder en het groeipotentieel, wordt bij het diagnosticeren ook onderzocht in hoeverre een klant in staat is het wettelijk minimumloon (WML) te verdienen. Dit wordt de verdiencapaciteit genoemd. Op die manier wordt inzichtelijk in hoeverre het inkomen van een klant nog aangevuld moet worden in de vorm van een uitkering. Voor klanten die in staat zijn om hun verdiencapaciteit te vergroten, bieden we ondersteuning via de inzet van re-integratie instrumenten, zodat zij een groter deel van hun inkomen zelf kunnen verdienen en hun zelfredzaamheid vergoot wordt. Hieronder wordt per trede van de participatieladder een toelichting gegeven. Zowel de toelichting per trede als de voorbeelden beschrijven de huidige situatie van de klant. Groep 1: potentieel in staat om zelfstandig het wettelijk minimumloon te verdienen Trede 6: Betaald werk Deze mensen zijn uitgestroomd uit de uitkering en ontvangen geen begeleiding (meer). Deze mensen behoren niet tot de doelgroep van de Participatiewet. Bijvoorbeeld: - Baan met arbeidscontract - Zzp’ers - Ondernemers Trede 5: Betaald werk met ondersteuning Deze mensen zijn aan het werk bij een reguliere werkgever en krijgen een lichte vorm van ondersteuning of nazorg. Bijvoorbeeld: - Wsw - (Parttime) werk met aanvulling van het UWV of de gemeente - Werkt met loonkostensubsidie Trede 4: Onbetaald werk en arbeidstoeleiding Deze mensen hebben voldoende kennis en vaardigheden om te kunnen werken, maar hebben nog geen werk gevonden. Bijvoorbeeld: - Werken met behoud van uitkering - Stages - Re-integratie instrument met werkcomponent Beleidskeuze 2 De klanten in groep 1, trede 4 en 5, hebben lichte ondersteuning nodig. We zetten kortdurende en/of algemene voorzieningen van het Centrum voor arbeidsontwikkeling in, gericht op bemiddeling naar (regulier) werk. Ingezet wordt bijvoorbeeld; bemiddeling door de jobhunter.
Groep 2: in staat om met behulp van ondersteuning gedeeltelijk het wettelijk minimumloon te verdienen Trede 3: Deelname georganiseerde activiteiten Deze mensen hebben op termijn perspectief op werk. Zij zijn op termijn in staat om het wettelijk minimumloon te verdienen, maar beschikken nog niet over voldoende of de juiste competenties en kennis om te gaan werken met de huidige vraag op de arbeidsmarkt. De ondersteuning is gericht op het ontwikkelen van competenties en kennis. Bijvoorbeeld: - Volgen van een cursus of opleiding zonder werkcomponent - Lidmaatschap vereniging - Regelmatig een sport beoefenen in georganiseerd verband - Vrijwilligerswerk Beleidskeuze 3 Re-integratie instrumenten worden ingezet voor groep 2, zodat zij aan de slag kunnen op de arbeidsmarkt.
Groep 3: geen loonwaarde Deze mensen zijn niet in staat om zelfstandig of met ondersteuning te werken op de arbeidsmarkt. De ondersteuning is gericht op zorg en het bevorderen van maatschappelijke participatie met voorzieningen. Te denken valt aan de inzet van middelen schuldhulpverlening, minimabeleid en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Trede 2: Sociale contacten buiten de deur Bijvoorbeeld: - Mensen ontmoeten zoals buren en buurtbewoners - Regelmatig activiteiten buiten de deur ondernemen, zoals bezoek van vrienden, bioscoopbezoek, museumbezoek etc. - Regelmatige mantelzorg voor niet-huisgenoten (die niet via een organisatie georganiseerd is) - Individuele sporten - Neemt deel aan activiteiten in georganiseerd verband maar minder dan één keer per week Trede 1: Geïsoleerd Bijvoorbeeld: - Nauwelijks contacten buiten de deur - Mantelzorg voor huisgenoten - Alleen actieve contacten via internet en e-mail Beleidskeuze 4 Voor klanten in groep 3, trede 1 en 2,die niet in staat zijn om reguliere arbeid te verrichten, wordt ingezet op het bevorderen van maatschappelijke participatie.
9.4 Tegenprestatie Aan klanten zonder arbeidsverplichting, vragen we of zij maatschappelijk nuttige activiteiten kunnen doen als tegenprestatie zoals vrijwilligerswerk. Wij faciliteren klanten die een tegenprestatie leveren, door inzet van de vrijwilligersbank van de Stichting Maatschappelijk werk en welzijn Oosterschelderegio. Klanten die een tegenprestatie leveren kunnen ondersteuning krijgen via het Steunpunt mantelzorg en Steunpunt vrijwilligerswerk. Beleidskeuze 5 We stimuleren klanten om een tegenprestatie te leveren. In een verordening worden de uitgangspunten van de tegenprestatie verder uitgewerkt.
9.5 Niet-uitkeringsgerechtigden Niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers) hebben geen recht op een bijstandsuitkering, bijvoorbeeld doordat hun partner inkomen heeft boven de bijstandsnorm of doordat zij een uitkering ontvangen zoals de uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet (Anw). Nuggers kunnen wel een beroep doen op ondersteuning bij het vinden van een baan. Voor nuggers worden de algemene voorzieningen van het Centrum voor arbeidsontwikkeling ingezet, zoals de werkgeversbenadering en het vacatureaanbod.
Beleidskeuze 6 Voor niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers) zetten we de algemene voorzieningen van het Centrum voor arbeidsontwikkeling in, zoals werkgeversbenadering, vacatureaanbod en bemiddeling via de jobhunter.
9.6 Jongeren Een deel van de doelgroep zijn jongeren onder de 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben en die vanaf september uit Rijk’s kas bekostigd onderwijs kunnen volgen. Voor hen worden de algemene voorzieningen van het Centrum ingezet tot september en geldt de kortste weg naar werk ter overbrugging van die periode. Bij de jeugdwerkloosheid richt onze inzet en aanpak zich op de dienstverlening voor alle jongeren tot 27 jaar van alle niveaus. Zonder jongeren uit te sluiten leggen wij het accent op de volgende categorieën: niet werkende werkzoekende jongeren; jongeren die niet meer in aanmerking komen voor een Wajong of WSW status; voortijdig schoolverlaters; kwetsbare jongeren (werk en school behoren niet direct tot de mogelijkheden). Onderwijs, ondernemers en overheid fungeren als een ‘spin in het web”. Het Centrum voor arbeidsontwikkeling binnen De Zuidhoek vervult hierin een belangrijke rol door het realiseren van stage en leer- werkervaringsplaatsen. Vanaf 2015 versterken we de samenwerking met (speciaal) onderwijs en ondernemers.
9.7 Voorziening beschut werk De doelgroep die nu in de Wsw werkzaam is, blijft dat ook na 1 januari 2015. Voor een relatief kleine groep zal werk bij andere reguliere werkgevers in de praktijk niet mogelijk zijn. Voor anderen kan de interne infrastructuur ingezet worden voor het bijbrengen van vaardigheden en de vervolgstappen richting detachering. We zetten een voorziening beschut werk Participatiewet op, naast het beschut werk voor de huidige doelgroep Wsw. Beleidskeuze 7 Voor de klanten die daar op aangewezen zijn, bieden we de voorziening beschut werk. In een verordening wordt de voorziening beschut werk verder uitgewerkt.
9.8 Stimuleringspremie De wet biedt de mogelijkheid om aan uitkeringsgerechtigden een premie te verstrekken wanneer dit volgens het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van de klant. Een financiële beloning in een uitkeringssituatie, stimuleert niet om regulier te gaan werken. Wij zetten op individuele basis re-integratie instrumenten in om de arbeidsinschakeling van de klant te bevorderen. Beleidskeuze 8 We maken geen gebruik van de mogelijkheid om aan de klant een premie ter bevordering van de arbeidsinschakeling te verstrekken.
9.9 Transformatie sociaal werkvoorzieningschap In het Herstructureringsplan 2012-2018 staat dat het sociaal werkvoorzieningschap omgevormd wordt tot een mensontwikkelbedrijf. Door verschillende landelijke ontwikkelingen is het plan niet meer actueel. Het betreft een transformatieproces in plaats van een herstructurering. Beleidskeuze 9 Vanaf 1 januari 2015 zetten we verder in op transformatie richting een mensontwikkelbedrijf en aanpassing van het Herstructureringsplan 2012-2018, met als uitgangspunt dat De Zuidhoek en een rol blijft spelen voor personen die vanwege beperkte verdiencapaciteit niet aan het reguliere arbeidsproces kunnen deelnemen. Vanaf 2015 werken we deze transformatie verder uit.
10. Implementatie Bij de beleidsontwikkeling voor de Participatiewet zorgen wij er in eerste instantie voor dat klanten vanaf 1 januari 2015 dienstverlening bieden op basis van de nieuwe wet- en regelgeving. Zaken, zoals de transformatie van het sociaal werkvoorzieningschap, worden vanaf 2015 opgepakt. De beleidskeuzes worden verder uitgewerkt in verordeningen en beleidsregels. De verordeningen worden in oktober 2014 vastgesteld. Daarna volgen de beleidsregels en wordt de implementatie voltooid met het aanpassen van werkprocessen, aanpassen ICT, instructie medewerkers en het tijdig informeren van de doelgroep.