KADERNOTA DRANK- EN HORECABELEID 2011
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden
- INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1 § 1.1 § 1.2 § 1.3 § 1.4 § 1.5
De kadernota Drank- en Horecabeleid 2011 Doel en karakter Inleiding Aanleiding Uitgangspunten Betekenis voor Zederik
blz. blz. blz. blz. blz.
3 3 3 4 5
Hoofdstuk 2 § 2.1 § 2.2 § 2.3 § 2.4 § 2.5 § 2.6
Drank- en Horecawet Introductie Eisen ter verkrijging van een drank- en horecavergunning De aanvraag Weigering en intrekking Slijtersbedrijven Tijdelijke ontheffing
blz. blz. blz. blz. blz. blz.
6 6 6 7 7 7
Hoofdstuk 3 § 3.1 § 3.2 § 3.3 § 3.4
De exploitatievergunning Vergunningsplicht Vrijstellingsregeling Sluitingstijden Alcoholmatiging 3.4.1 Alcoholverboden 3.4.1.1 Geldende alcoholverboden 3.4.1.2 Omvang gebied 3.4.1.3 Verstoring openbare orde 3.4.2 Zelfregulering 3.4.3 Alcohol en jongeren
blz. 8 blz. 8 blz. 9 blz. 9 blz. 9 blz. 9 blz. 9 blz. 9 blz. 10 blz. 10
Hoofdstuk 4 § 4.1 § 4.2 § 4.3
Terrassen Algemene regels Definitie terras Juridisch kader 4.3.1 Algemene plaatselijke verordening 4.3.1.1 Vergunningplicht 4.3.1.2 Vrijstellingsregeling 4.3.1.3 Begrip “weg”in de zin van de Apv 4.3.2 Activiteitenbesluit 4.3.3 Drank- en Horecawet § 4.4 Criteria voor het stellen van algemene terrasregels 4.4.1 Uiterlijk aanzien 4.4.2 Verkeersveiligheid 4.4.3 Begaanbaarheid van de openbare ruimte 4.4.4 Woonomgeving 4.4.5 Hulpdiensten 4.4.6 Inrichting 4.4.6.1 Algemeen 4.4.6.2 Ongehinderde doorgang 4.4.6.3 Uiterlijk aanzien § 4.5 Sluitingstijden terrassen
Hoofdstuk 5 § 5.1 § 5.2 § 5.3
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Collectieve festiviteiten Incidentele festiviteiten Overige geluidshinder
blz. 12 blz. 12 blz. 12 blz. 12 blz. 12 blz. 13 blz. 13 blz. 13 blz. 14 blz. 14 blz. 14 blz. 14 blz. 14 blz. 14 blz. 14 blz. 15 blz. 15 blz. 15 blz. 15 blz. 15 blz. 16 blz. 16 blz. 16
1
Hoofdstuk 6 § 6.1 § 6.2 § 6.3 § 6.4
Wet op de kansspelen Hoog- en laagdrempelige + samengestelde inrichting Eisen vergunning Weigeringsgronden Intrekkingsgronden
blz. 17 blz. 17 blz. 18 blz. 18
Hoofdstuk 7 § 7.1 § 7.2 § 7.3
Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen Openbaar Bestuur Reikwijdte Uitzondering Toetsing 7.3.1 Lichte toets 7.3.2 Diepgaande toets
blz. 19 blz. 19 blz. 19 blz. 19 blz. 19
Hoofdstuk 8 Handhaving § 8.1 Algemene bepalingen 8.1.1 Bevoegdheden burgemeester 8.1.2 Samenloop 8.1.3 Strafbare feiten 8.1.4 Verdenking van strafbare feiten 8.1.5 Geweldsdelicten 8.1.6 Persoonsgebonden § 8.2 Bestuursrechtelijke sanctiemiddelen 8.2.1 Bestuursdwang 8.2.2 Last onder dwangsom 8.2.3 Afwijking sluitingstijden 8.2.4 Intrekken/wijzigen vergunning/vrijstelling 8.2.5 Bestuurlijke strafbeschikking/bestuurlijke boete 8.2.6 Tijdelijke ontzegging vergunning 8.2.7 Verwijdering bezoekers § 8.3 Strafrechtelijke sanctiemiddelen
blz. 21 blz. 21 blz. 21 blz. 21 blz. 21` blz. 22 blz. 22 blz. 22 blz. 22 blz. 22 blz. 23 blz. 23 blz. 23 blz. 23 blz. 23 blz. 23
Hoofdstuk 9 Overige § 9.1 Evaluatie en herziening § 9.2 Toekomstige onderwerpen
blz. 25 blz. 25
Bijlage: Beleid inzake de exploitatievergunning openbare inrichting o.g.v. de Apv
blz. 26
2
Hoofdstuk 1
De kadernota Drank- en Horecabeleid 2011
§ 1.1 Doel en karakter Voor u ligt de Zederikse kadernota drank- en horecabeleid 2011. Deze nota geeft kaders vanuit de Raad die betrekking hebben op hoe de gemeente Zederik beleid opstelt over de verstrekking van alcoholhoudende drank, horecabedrijven en alcoholmatiging. De kaders verwoorden de politieke mening en gedachten van de Raad ten aanzien van de gemeentelijke huishouding. De kaders vormen speerpunten voor het gemeentebestuur. Vanwege samenwerking met de gemeenten Leerdam en Giessenlanden, is zoveel mogelijk geprobeerd aan te sluiten op de in die gemeenten bestaande beleidsnota’s en –regels. Opgemerkt wordt dat de drie genoemde gemeenten van elkaar verschillen qua omvang en karakter en cultuur. Daarmee is rekening gehouden bij het opstellen van deze kadernota. Vanuit de samenwerkingsgedachte heeft deze nota ook als doel een goede verstandhouding en open uitwisseling van informatie tussen gemeente, politie, horeca en omwonenden te bevorderen en te stimuleren. De raad van de gemeente Zederik vindt dat van grote betekenis. Het draagt bij aan het bewaren van een goed horecaklimaat in de gemeente. Het bevordert ook een breed maatschappelijk draagvlak voor het drank- en horecabeleid. Samenwerking tussen alle partners op voet van gelijkwaardigheid is hiervoor een absolute voorwaarde en is bij de uitvoering van het beleid van cruciaal belang. § 1.2 Inleiding Het wettelijk terrein gericht op alcohol, en horeca is niet alleen divers en ingewikkeld, maar ook constant aan verandering onderhevig. Komende jaren vinden er wetswijzigingen plaats en wordt er regionaal beleid opgesteld. Daarnaast veranderen de maatschappelijke inzichten in de omgang met alcohol, de rol van de horeca en de regulering en matiging van de verstrekking en het gebruik (en misbruik) van alcohol. Het gebruik en misbruik neemt steeds verder toe, vooral onder jongeren. Het voorkomen en/of beperken van overlast of aantasting van het woon- en leefklimaat wordt steeds actueler. Dit leidt tot gewijzigde visies op de exploitatie van horecabedrijven door ondernemers en overheid en tot gewijzigde behoeften van burgers als klanten in de horeca. De horeca is sinds jaar en dag de huiskamer van de samenleving. Die verlengde huiskamerfunctie heeft een sociaalmaatschappelijk wenselijke rol, maar kan ook leiden tot negatieve gevolgen. Daarnaast is ook de verkrijgbaarheid van alcoholische dranken bij detailhandelsbedrijven en bij niet commerciële horeca van steeds grotere invloed. In Zederik is een stijgende tendens merkbaar in de problematiek ten aanzien van genotsmiddelen waaronder alcohol. Er wordt ook in onze gemeente steeds meer en vaker gedronken en het misbruik neemt met name onder jongeren toe. De negatieve sociale en maatschappelijke gevolgen worden meer en meer merkbaar en komen ook meer in de belangstelling en aandacht. De rol die de gemeente daarin heeft en kan hebben, wordt door de Raad en het bestuur van Zederik onderkend. Deze kadernota getuigt daarvan. Het is een handreiking naar alle betrokken actoren om gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen en de kaders daartoe te geven. § 1.3 Aanleiding Deze nota is oorspronkelijk door de Raad in haar vergadering van 14 december 2009 vastgesteld als Drank- en Horecabeleid 2009. In haar vergadering van 19 april 2010 heeft de Raad besloten tot de herziening van de nota aan de actuele en nieuwe ontwikkelingen. De herziening betrof in eerste instantie de concrete uitwerking van regels ten aanzien van de sluitingstijden van terrassen en het opstellen van algemene bepalingen ten aanzien van het plaatsen, inrichten en exploiteren van terrassen bij horecabedrijven.
3
Daarnaast is besloten om –rekening houdend met actuele ontwikkelingen op regionaal en landelijk niveau- toepassing te geven aan aspecten zoals de dereguleringsdoelstellingen die vanuit de Europese dienstenrichtlijn gesteld worden, het tot stand komen van regionaal beleid inzake integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) en de aanpassing en wijziging van rijksregelingen zoals de Drank- en horecawet, het Activiteitenbesluit van de wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Hoewel ze formeel los van elkaar staan, is de Algemene plaatselijke verordening onlosmakelijk verbonden aan deze kadernota. Een separaat voorstel tot wijziging van de Apv wordt tegelijkertijd met het voorstel voor het vaststellen van deze kadernota aangeboden. § 1. 4 Uitgangspunten Deze kadernota is op twee uitgangspunten gebaseerd. Enerzijds dient het de uitvoering van weten regelgeving waarop het beleid gestoeld is te bevorderen en te ondersteunen en anderzijds dient het de toepassing van Europese richtlijnen te waarborgen. - Drank- en Horecawet, Algemene plaatselijke verordening De basis voor een goede regulering van alcoholverstrekking en –gebruik ligt in de wetgeving. De Drank- en Horecawet (verder: DHw) en de Algemene plaatselijke verordening (verder: Apv) zijn daarbij de meest belangrijke en fundamentele regelgeving. De DHw geeft landelijke normen en draagt de gemeente (verplichte) uitvoeringstaken op zoals het verlenen van vergunningen voor horecabedrijven en slijterijen. In de Apv worden op lokaal niveau regels gesteld aan de verstrekking van drank. Beide soorten regelgeving vormen samen met de kaders in deze beleidsnota een Als geen ander dragen horecaondernemers al eeuwenlang een bijzondere sociale maatschappelijke verantwoordelijkheid. Al sinds 1881 wordt er dan ook vanuit het Rijk al eisen gesteld aan de vakbekwaamheid van horecaondernemers en hun personeel. Regels die vanuit sociaalhygiënisch oogpunt moeten waarborgen dat zij verantwoord omgaan met de verstrekking van een risicovolle stof, namelijk alcohol. Als binnen een openbare inrichting de verstrekking en het gebruik van alcohol tot misstanden leidt, zijn de risico´s ten aanzien van de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid en de woon- en leefomgeving vaak aanzienlijk. Het horecabedrijf neemt in wet- en regelgeving dan ook een centrale plaats is. Om die reden wordt in deze nota het begrip horeca en horecabedrijf uitgelicht. Onder horecabedrijf wordt in deze nota verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte met de daarbij behorende terrassen en andere aanhorigheden, waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, dranken worden geschonken, rookwaren of spijzen voor direct consumptie worden verstrekt en/of bereid of logies wordt verstrekt. De categorie horeca is ruim, ook alcoholvrije verstrekking van dranken valt onder het begrip horecabedrijf. In deze nota wordt vooralsnog de alcoholverstrekkende horeca als doelgroep beschouwd. Daarbij is een onderscheid te maken tussen commerciële horeca (cafés, restaurants, et cetera) en paracommerciële horeca (instellingen zoals kantines van sportverenigingen, campings, zorginstellingen, dorpshuizen, kerkgenootschappen, enzovoorts). Op termijn zal deze indeling nader uitgewerkt worden, vooralsnog richt deze kadernota zich op beide typen horeca. - Europese Dienstenrichtlijn De Europese Dienstenrichtlijn (hierna: Dienstenrichtlijn) is van toepassing op dienstverlening en beoogt die opener en toegankelijker te maken met minder drempels. Het middel daartoe is dereguleren. Alle lidstaten worden geacht de Dienstenrichtlijn gaandeweg te implementeren in hun wet- en regelgeving die van toepassing is op dienstverlenende sectoren. Een van de in Dienstenrichtlijn genoemde sectoren is de horeca. Het drijven van een horecaonderneming is immers het verrichten van een dienst aan de klant. Op grond van de DHw en Apv is daarvoor een vergunning vereist.
4
De Dienstenrichtlijn eist dat een vergunningstelsel niet discriminatoir, noodzakelijk en proportioneel is. Vanuit het dereguleringsprincipe betekent het dat in Zederik gekeken moet worden in hoeverre het in de lokale regelgeving opnemen van een vergunningplicht voor horecabedrijven in overeenstemming is met de Dienstenrichtlijn en of het invoeren van een algemene regel niet meer geschikt is. Voor de beantwoording van de vraag of een algemene regel volstaat voor de regeling van de horeca is de gemeente Zederik van mening dat ten aanzien van proportionaliteit een algemene regel niet aan de orde is. Dit vanwege de eerder geschetste bijzondere positie en karakter en verantwoordelijkheid van horeca. Het is ook om die reden dat zowel de DHw als de Apv een stelsel kent met een persoonsgebonden vergunning. Alleen door het stellen van vergunningvoorwaarden aan de ondernemer kan men ‘het maatpak’ leveren. Dit geldt ook en vooral voor het toepassen van integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur op grond van de Wet Bibob. De daarop gebaseerde Bibob-toets maakt onlosmakelijk deel uit van het toetsen van horecaondernemers. Het confectiepak van de Dienstenrichtlijn voldoet hier niet. Ten aanzien van het aspect vestiging beantwoordt de gemeente de vraag als volgt: Op grond van overweging 37 is er overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie sprake van vestiging, als er een daadwerkelijke uitoefening van een economische activiteit voor onbepaalde tijd vanuit een duurzame vestiging wordt verricht. Aan die eis kan ook zijn voldaan als een onderneming voor een bepaalde tijd wordt opgericht of als er een gebouw wordt gehuurd van waaruit de ondernemer zijn activiteiten onderneemt. Hierbij kan gedacht worden aan paracommerciële horeca en of verpachting van de horeca-activiteiten aan een derde. Dit laatste is het geval bij een aantal gemeentelijke gebouwen zoals de Zederikse dorpshuizen. § 1. 5 Betekenis voor Zederik De horeca vervult binnen de gemeente een belangrijke maatschappelijke en economische functie die als zodanig niet meer weg te denken valt. De horecasector is een belangrijk onderdeel van het geheel aan voorzieningen. De sector is er in de eerste plaats voor de inwoners maar ook voor bezoekers. Een goed ontwikkelde horecasector staat garant voor levendigheid en verblijfskwaliteit. De keerzijde is echter dat het woon- en leefklimaat op onaanvaardbare wijze kan worden aangetast door bijvoorbeeld verstoringen van de openbare orde. Om dit te voorkomen is het gewenst te komen tot een horecabeleid waarin rekening wordt gehouden met elkaars wensen en belangen. Het is belangrijk daarin duidelijk richting te geven aan wat kan en mag, waar niet en waar wel, welke regelgeving van toepassing is en wat de betrokken partners van elkaar mogen en moeten verwachten.
5
Hoofdstuk 2 § 2.1
Drank- en Horecawet
Introductie
De centrale doelstelling van de Drank- en Horecawet is alcoholmatiging. De bepalingen zijn gericht op het beperken van het aantal verkooppunten, de matiging van alcoholgebruik en het beperken van het risico van alcoholgerelateerde problemen tijdens specifieke situaties en/of door kwetsbare groepen. De Drank- en Horecavergunning kent geen vaste termijn waarvoor de vergunning geldt. De vergunning blijft geldig tot het moment dat er een wijziging plaatsvindt van één of meerdere van de op de vergunning vermelde gegevens. § 2.2 Eisen ter verkrijging van een drank- en horecavergunning In artikel 8 tot en met 10 van de Drank- en Horecawet staan de eisen waaraan moet worden voldaan voor het verkrijgen van een vergunning. Indien niet wordt voldaan aan deze eisen moet de vergunning worden geweigerd. Deze komen er in het kort op neer dat de leidinggevenden de zedelijkheids- en moraliteitstoets moeten doorstaan, voldoende kennis en inzicht dienen te hebben met betrekking tot sociale hygiëne, dat er geen sprake is van het (vermoeden tot het) plegen van strafbare feiten en voldaan moet zijn aan de wettelijke inrichtingseisen. § 2.3 De aanvraag De aanvraag voor een Drank- en Horecavergunning dient schriftelijk te worden ingediend bij de gemeente. Bij de aanvraag dient conform de door het Ministerie en de Voedsel en Waren Autoriteit gehanteerde praktijknormen, het volgende te worden overgelegd: - Een volledig ingevuld aanvraagformulier; - Een volledig ingevulde verklaring van leidinggevende (per leidinggevende één verklaring); - Indien van toepassing een arbeidsovereenkomst van de leidinggevende(-n) (indien in loondienst), een loonstrook en een loonbelastingverklaring); - Kopie van bewijs van eigendom of pacht- of huurovereenkomst van de inrichting; - Kopie verklaring sociale hygiëne (bewijsstuk vakbekwaamheid); - Kopieën van geldige verblijfsdocumenten en legitimatiebewijzen van alle leidinggevenden; - Voor rechtspersonen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaalculturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard (paracommerciële instellingen) een gewaarmerkt reglement omtrent sociale hygiëne zoals vereist op grond van artikel 9 Drank- en Horecawet. De gemeente vraagt zelf een uittreksel handelsregister op en gaat in eigen archief na of er een recente bouwtekening/plattegrond van de inrichting aanwezig is (zo niet dient de aanvrager deze te overleggen). Van belang is dat aanvragers enerzijds efficiënt en effectief benaderd worden indien zij een aanvraag om vergunning voor de uitoefening van het horecabedrijf indienen. Anderzijds dient de procedure wel degelijk en zorgvuldig te zijn. Dit vanuit het oogpunt van verantwoorde alcoholverstrekking maar ook vanuit integriteit en de bevordering van de openbare orde en het bewaken van de invloed van horecabedrijven op de woon- en leefomgeving. Ook dient gewaarborgd te zijn dat er gedegen getoetst kan worden op integriteit. Het gaat dan om het herkennen van indicatoren die er op duiden dat er risico of gevaar is zoals bedoeld in de Wet Bibob en het daarop gebaseerde beleid. Volgens de richtlijnen van de overheid is bij de uitvoering van de drankwettelijke taken persoonlijk contact met aanvragers belangrijk. “Papier bloost niet”is een veelzeggende slogan in dit kader. Daartoe wordt in Zederik een aanvrager van een horeca gerelateerde vergunning uitgenodigd voor een service-intakegesprek. Zo’n gesprek wordt ondersteund met een digitale gegevensverwerking. In het gesprek kan tijdens persoonlijk contact veel informatie en gegevens uitgewisseld worden die nodig zijn voor de behandeling van de aanvraag. Door de gemeente kan het deel dat door de aanvrager aangeleverd moet worden, ondersteund worden door heldere en
6
duidelijke communicatie. Hierbij wordt zoveel als mogelijk is de één loketfunctie en werkwijze van de Wabo nagestreefd. Zie daartoe ook de vermelding bij het onderdeel exploitatievergunning. Opgemerkt wordt dat de aanvragen van zowel een exploitatievergunning als DHw-vergunning parallel kunnen lopen in Zederik, hetgeen lastenverlichting betekent voor zowel ondernemer als gemeente. Hierdoor wordt recht gedaan aan de doelstellingen van de Europese Dienstenrichtlijn. § 2.4 Weigering en intrekking De weigerings- en intrekkingsgronden staan vermeld in artikel 27 en artikel 31 van de Drank- en Horecawet. Deze gronden zien onder andere toe op het niet voldoen aan de eisen die worden gesteld in artikel 8 t/m 10 Drank- en Horecawet (zie paragraaf 2.1), het overtreden van voorschriften of beperkingen verbonden aan de vergunning en feiten die een gevaar voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid kunnen opleveren. Overigens worden in artikel 33 bepalingen gegeven op grond waarvan een vergunning van rechtswege vervalt. Het college is bevoegd bestuursorgaan, zij zijn bij wet aangewezen om aanvragen om vergunningen ingevolge artikel 3 DHW te behandelen en daar op te beslissen. Daarbij hebben zijn slechts zeer beperkt beleidsruimte en weinig tot geen beleidsvrijheid. Voor zover die er is, geeft de nota richting aan de invulling daarvan, daar waar relevant. § 2.5 Slijtersbedrijven Onder slijtersbedrijf wordt verstaan het bedrijfsmatig aan particulieren verschaffen van sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse. Slijterijen dienen te beschikken over een drank- en horecavergunning. Een slijter mag geen drank in zijn winkel laten proeven. De wet verbiedt het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank vanuit bedrijven die geen slijtersbedrijf zijn. Op dit verbod is een uitzondering gemaakt voor een drietal soorten bedrijven: winkels waarin in overwegende mate levensmiddelen worden verkocht (supermarkten, speciaalzaken in bier en wijn), winkels met een gevarieerd assortiment aan levensmiddelen (afdeling van een warenhuis) en winkels in ‘voor directe consumptie geschikte etenswaren’ (cafetaria’s, snackbars, etc.). § 2.6 Tijdelijke ontheffing Op grond van artikel 35, lid 1, van de Drank- en Horecawet, kan een ieder aan de burgemeester ontheffing vragen van het verbod om zonder vergunning zwakalcoholhoudende drank te verstrekken bij bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen. Dit is met name bedoeld voor incidentele evenementen, zie artikel 4.1.3 Apv. Hierbij wordt wel de eis gesteld dat de verstrekking van alcohol onder onmiddellijke leiding van een persoon geschiedt die voldoet aan de eisen van leidinggevende. Een aanvraagformulier is op te vragen bij de gemeente en digitaal te downloaden vanaf de gemeentelijke website, www.zederik.nl. In deze nota is het van belang geacht dat aan de ontheffing voorwaarden verbonden worden die bijdragen aan een verantwoorde verstrekking en alcoholmatiging. Landelijk geaccepteerde voorbeelden en richtlijnen worden ook in Zederik toegepast. Daarnaast is er ruimte voor de burgemeester om nadere voorschriften en beperkingen aan de ontheffing te verbinden. Deze beleidsruimte kan nader ingevuld worden in een beleidsregel.
7
Hoofdstuk 3 § 3.1
De exploitatievergunning
Vergunningplicht
In de Apv is bepaald dat het verboden is om een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. Een exploitatievergunning moet onder meer worden aangevraagd bij: - een nieuw bedrijf; - overname van een bestaand bedrijf; - wijziging in de ondernemingsvorm en - wijziging in de bedrijfsvoering. De exploitatievergunning is primair een vergunning ter bescherming van de openbare orde en veiligheid en ter voorkoming of beperking van aantasting van het woon- en leefklimaat. Op grond van de Apv worden dan ook voorschriften en beperkingen verbonden aan de vergunning. In Zederik is de vergunningplicht voor het exploiteren van een horeca-inrichting nog steeds bewust- in stand gehouden. Dat vindt zijn oorzaak in vanuit het Rijk opgedragen beleid en wetgeving zoals de implementatie van de Wet Bibob. Ook vanuit het belang van de bescherming van de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid en bescherming van het woon- en leefklimaat blijft de mogelijkheid tot een vergunningplicht wenselijk en nodig. In de volgende paragraaf wordt beschreven dat er niettemin een deregulering heeft plaatsgevonden door een vrijstelling mopgelijk te maken. Beleidsmatige richtlijnen ten aanzien van de procedure bij het behandelen van en beslissen op een aanvraag op een exploitatievergunning voor een openbare inrichting, zijn opgenomen in bijlage 1. § 3.2 Vrijstellingsregeling De Apv van Zederik biedt de mogelijkheid aan openbare inrichtingen (in het bijzonder horecabedrijven die onder de Drank- en Horecawet vallen) die geen overlast veroorzaken, een vrijstelling te verlenen van de horeca-exploitatievergunningplicht. Op die manier fungeert de horeca-exploitatievergunning alleen als stok achter de deur voor die gevallen waarin maatwerk nodig is. Voor horecabedrijven die niet onder de Drank- en Horecawet vallen, is de horecaexploitatievergunning ook afgeschaft, met uitzondering van die bedrijven waarvoor een Bibobtoets mogelijk moet blijven. Als overlast wordt beschouwd: incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel in of bij de inrichting. Indien het bedrijf in de afgelopen 24 maanden geen ernstige overlast gegeven heeft, kan de burgemeester een vrijstelling verlenen van de horeca-exploitatievergunningplicht. De horeca-exploitatievergunning fungeert in dit systeem dan nog alleen als stok achter de deur voor de openbare inrichtingen die ernstige overlast geven. Tegen de verlening van zo’n vrijstelling staat bezwaar en beroep open. De burgemeester kan de vrijstelling ambtshalve verlenen. Daardoor hoeft de vergunninghouder de vrijstelling niet aan te vragen. Geeft een openbare inrichting alsnog ernstige overlast, dan trekt de burgemeester de vrijstelling in. Het bedrijf heeft dan (weer) een vergunning nodig en zal die dus moeten aanvragen. Zolang de vergunning niet is verleend, zal het bedrijf gesloten moeten blijven. De burgemeester kan nadere regels stellen ten aanzien van het verlenen van de vrijstelling. De vrijstelling is overigens niet van toepassing op coffeeshops. Met de vrijstellingsregeling worden de administratieve lasten voor horecaondernemers en de gemeente verminderd zoals bedoeld in de Dienstenrichtlijn, zonder daarbij de mogelijkheid tot regulering te verliezen.
8
§ 3.3 Sluitingstijden Horecabedrijven zijn niet alleen van belang voor de levendigheid en de economie van de stad, maar zij kunnen ook vormen van overlast met zich meebrengen. Om deze vormen van overlast te kunnen inperken staan verschillende instrumenten ter beschikking. Eén van deze instrumenten is het hanteren van een sluitingstijd voor horecabedrijven. De gemeente Zederik heeft de sluitingstijden voor horecabedrijven en de daarbij behorende terrassen opgenomen in artikel 2.3.1.4, eerste lid, Apv. Hierin is te lezen dat een horecabedrijf op zondag t/m vrijdag tussen 01.00 uur en 07.00 uur en op zaterdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur gesloten dient te zijn. De burgemeester is bevoegd om afwijkende sluitingstijden vast te stellen (zie artikel 2.3.1.5 Apv.). De sluitingstijden voor terrassen zijn nader bepaald, in verband met de wenselijkheid van een vroeger sluitingstijdstip. Zie paragraaf 4.8. § 3.4 Alcoholmatiging 3.4.1
Alcoholverboden
In de artikel 2.4.8 Apv (hinderlijk drankgebruik) is bepaald dat het verboden is op de weg, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. Dit verbod geldt uiteraard niet voor een terras dat behoort bij een horecabedrijf en de plaats waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet. Dit verbod is opgenomen om in een bepaald door het college aan te wijzen gebied alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flesjes en blikjes met dergelijke drank bij zich te hebben. Het biedt een instrument om overlast en openbare orde problematiek rondom drankgebruik en -misbruik aan te pakken en tegen te gaan. In beleidsregels kan deze bevoegdheid van het college nader uitgewerkt worden. Ook kan in welzijn-/jeugdbeleid nadere vertaling plaatsvinden betreffende de toepassing van dit artikel. 3.4.1.1
Geldende alcoholverboden in Zederik
Om overlast te voorkomen heeft het college van Zederik de achterliggende jaren besloten een verbod in te stellen om op de weg alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben voor de gehele gemeente. Dit verbod dient te worden herzien met het oog op de bevoegdheid van het college en de reikwijdte van het verbod zoals in het onderstaande omschreven: 3.4.1.2
Omvang gebied
Het college zal en kan slechts een duidelijk omschreven gebied aanwijzen. Het is niet mogelijk het grondgebied van de gehele gemeente aan te wijzen. Dit zou de verordenende bevoegdheid te boven gaan. Er moet namelijk wel een aanleiding toe zijn waarom een bepaald gebied aangewezen wordt. Er moet dan ook een gerechtvaardigde vrees bestaan voor aantasting van de openbare orde, of reeds sprake zijn geweest van aantasting van de openbare orde. Dit kan nooit het geval zijn voor het gehele grondgebied van de gemeente. Het kan bijvoorbeeld gaan om het uitgaansgebied in het centrum of een park of plein waar regelmatig overlast van deze aard veroorzaakt wordt. Het is mogelijk dat een verschuiving in het gedrag van de personen in de richting van buiten het aangewezen gebied gelegen delen van de gemeente zal plaatsvinden. In de meeste gevallen zal dit echter niet erg waarschijnlijk zijn, omdat wordt verondersteld dat de aangewezen plaatsen door hun aantrekkelijke karakter mede bepalend voor het verschijnsel zijn. Wanneer echter toch andere plaatsen als pleisterplaatsen worden uitverkoren, kan het college alsnog ook voor die nieuwe pleisterplaatsen een aanwijzingsbesluit nemen.
9
3.4.1.3
Verstoring openbare orde
Bij daadwerkelijke verstoring van de openbare orde kunnen op grond van artikel 2 en 12 van de Politiewet bevelen tot verwijdering worden gegeven. Niet naleving daarvan is strafbaar op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts zal in een aantal gevallen (als bijvoorbeeld wordt geconstateerd dat flesjes worden stukgegooid) worden opgetreden op grond van artikel 424 van het Wetboek van Strafrecht (baldadigheid). De hantering van deze wetsbepalingen is in de praktijk echter niet eenvoudig. Er bestaat daarom behoefte aan een rechtsgrond zoals genoemd in dit artikel, waardoor optreden in wat men zou kunnen noemen de ‘voorfase’ – dus het bier drinken op bepaalde plaatsen – mogelijk wordt. Het gaat om het verbieden van bij zich hebben van geopende flesjes alcoholhoudende drank. Het gaat om de autonome bevoegdheid van de gemeente te boven om te bepalen dat het verboden is ongeopende flesjes alcoholhoudende drank bij zich te dragen. 3.4.2
Zelfregulering
De landelijke horecabranche heeft regels gesteld over het verantwoord verstrekken van alcoholhoudende dranken in de horeca. De ondernemer ziet er in dat kader onder andere op toe, dat er geen alcohol wordt geschonken aan personen die in kennelijke staat van dronkenschap verkeren. Ook is het de bedoeling dat de ondernemer terughoudend omgaat met kortingsacties (happy hours) en dat hij verkeersdeelname van dronken personen probeert tegen te gaan. Paracommerciële horecazaken hebben een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van een verantwoord alcoholbeleid, zoals bijvoorbeeld: -
het promoten van alcoholvrije dranken binnen de vereniging; het geven van voorlichting aan de leden over (de gevolgen van) alcohol; het erop toezien dat aan jongeren onder 16 jaar geen alcohol wordt geschonken en aan jongeren onder 18 jaar geen sterke alcoholhoudende drank.
In Zederik zou in de vorm van een convenant invulling gegeven kunnen worden aan de zelfregulering. Hiertoe kan aangesloten worden bij het project `Verzuip jij je Toekomst`. In welzijns-/jeugdbeleid kan ook nadere toepassing gegeven worden. 3.4.3 Alcohol en jongeren Er komen veel nieuwe taken en mogelijkheden rondom alcohol richting gemeenten. Jongeren drinken te jong, te vaak en te veel. Uit onderzoek blijkt dat 85% van de kooppogingen van jongeren onder de 16 jaar slaagt. In 91% van de gevallen is dit bij supermarkten het geval. Hoog alcoholgebruik op jonge leeftijd laat later diepe sporen na. Vaak gaat alcoholmisbruik ook gepaard met overlast. Om de gezondheids- als maatschappelijke schade tegen te gaan is tijdig gemeentelijk ingrijpen essentieel. De verantwoordelijk van ouders moet in dit traject ook zeker niet worden vergeten. Binnen de beleidsterreinen welzijn, volksgezondheid, onderwijs, jeugd en gezin, handhaving, veiligheid etc. is dan ook van alles in beweging. De aanpak van de groeiende problematiek rondom drankmisbruik (zuipketen, comadrinken), gokverslaving (illegale goktenten) specifiek bij jongeren betekent meer inzet op voorlichting en preventie, vroegsignalering, handhaving, hulpverlening en verslavingszorg. Er is landelijk een trend zichtbaar om de preventieve en curatieve terreinen actiever te koppelen om tot een succesvollere aanpak te komen. Ook de gemeente Zederik heeft aandacht voor de problemen met alcohol onder jongeren. Binnen het lokaal gezondheidsbeleid is alcoholgebruik door jongeren een belangrijk onderwerp. In Zederik worden nadere initiatieven onderzocht om tot een integrale benadering te komen van alcoholmatiging, met name onder jongeren, in samen hang met drugs en gokken. Hierbij wordt
10
aangesloten bij regionale initiatieven. Met name wordt ingezet op het voorkomen en terugdringen van alcoholgebruik. Hierbij wordt geanticipeerd op het feit dat vanuit de landelijke wetgeving gemeenten vanaf 20112012 binnen een viertal deelaspecten vervolgacties zullen moeten inzetten: 1. 2. 3. 4.
Preventie/vroegsignalering Publiek draagvlak Lokale verordening/regelgeving Handhaving.
Gedragen visie en dezelfde actiepunten binnen de beleidsketen: volksgezondheid; veiligheid en handhaving. Waarbij de gemeente samen met alle partners eenduidige acties onderneemt. Hiervoor is een gesloten ketenbenadering noodzakelijk. Tijdens alle deelaspecten in de gehele keten vindt er een actieve communicatieoverdracht plaats. Deze intensieve samenwerking kan binnen en buiten het gemeentehuis worden vormgegeven.
11
Hoofdstuk 4 Terrassen Terrassen zijn sfeerbepalend en hebben daardoor veel invloed op de uitstraling van de kernen. Goed ingerichte terrassen vormen een verlevendiging van het straatbeeld en dragen bij aan de aantrekkelijkheid van de openbare ruimte. Daar staat tegenover dat terrassen voor geluidsoverlast kunnen zorgen, het verkeer kunnen hinderen en door hun vormgeving de beeldkwaliteit kunnen verminderen. Daarom is het van belang dat de gemeente helder beleid ontwikkelt ten aan zien van terrassen. In dit hoofdstuk worden de kaders gegeven voor het opstellen van beleidsregels voor terrassen. § 4.1
Algemene regels
Vanuit de dereguleringsgedachte geldt in Zederik dat voor de exploitatie van terrassen geen vergunning nodig is als er aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt. Om die reden is in de Apv bepaald dat er door de burgemeester als bevoegd bestuursorgaan, nadere regels gesteld kunnen worden ten aanzien van zowel het plaatsen en inrichten als het exploiteren van terrassen. In de vorm van een beleidsregel kan de burgemeester dit uitwerken. In dit hoofdstuk worden daartoe de kaders gegeven. § 4.2 Definitie terras Onder een terras wordt verstaan: “Een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van een openbare inrichting (waaronder horecabedrijven), waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt voor gebruik ter plaatse.” De onderdelen “sta- of zitgelegenheid” en “tegen vergoeding dranken verstrekken” duiden er op dat het terras voor publiek toegankelijk is en een openbaar karakter draagt. Het gebeurt nogal eens dat ondernemers de mening zijn toegedaan dat het terras bij hun horecabedrijf buiten de vergunning valt, omdat bijvoorbeeld de grond hun eigendom is, of dat het terras zo omheind is dat van een feitelijke toegankelijkheid geen sprake zou zijn. Bepalend is echter of een terras bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd. Hierbij is dus niet relevant of een terras bijvoorbeeld op het eigen terrein is gelegen. Als het terras voor klanten bereikbaar is, maakt deze onderdeel uit van de exploitatievergunning. § 4.3 Juridisch kader 4.3.1 Algemene plaatselijke verordening 4.3.1.1 Vergunningplicht De grondslag voor het reguleren van de plaatsing, inrichting en het exploiteren van een terras is gelegen in Apv. Daarin is bepaald dat er voor de exploitatie van een openbare inrichting zonder vergunning van de burgemeester verboden is. De redactie van de bepalingen is zo dat terrassen “automatisch” inbegrepen zijn. Heeft een openbare inrichting dus een terras, dan gelden er voor zowel de inrichting als het terras in principe een en dezelfde vergunningplicht. Ook geldt dan dezelfde vrijstellingsregeling van die vergunningplicht, zie hiertoe paragraaf 3.2. Van belang is dat bij terrassen nog een extra aandachtspunt vergen. Terrassen zijn namelijk over het algemeen geplaatst op de openbare weg. Dat brengt met zich mee dat er nog een extra aspect is dat terrassen moeten voldoen aan de regels die daaromtrent in de Apv gesteld worden. Het betreft belangen ten aanzien van de openbare orde en veiligheid op de weg en het uiterlijk aanzien van de weg, naast openbare orde en veiligheid en bescherming van de woon- en leefomgeving. Bij de in dit hoofdstuk genoemde kaders voor de algemene regels is hier rekening mee gehouden.
12
Indien het een terras betreft gaat het om de beoordeling of: -
4.3.1.2
het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan; dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. Vrijstellingsregeling
De vrijstellingsbepaling van de exploitatievergunningplicht, is ook van toepassing op terrassen. Terrassen behoren immers op grond van de bepalingen in de Apv tot openbare inrichtingen. Paragraaf 3.2 van deze nota is dan ook van toepassing op terrassen. Voor zover er toch een exploitatievergunning vereist is en die ook betrekking heeft op een terras, en er wel een vergunning nodig is gelden de kaders in dit hoofdstuk ook. 4.3.1.3 Het begrip “weg” in de zin van de Apv In de Apv (begripsomschrijvingen) wordt de term ‘weg’ nader gedefinieerd. Bij toepassing van de term weg in de Apv dient als omschrijving dan ook deze begripsbepaling te worden gebruikt. Voor het terrassenbeleid is van belang hetgeen is bepaald in de Apv: “onder weg o.a. wordt verstaan de – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke pleinen, en open plaatsen (…)”. Het maakt in dit verband niet uit of een terras op gemeentegrond of op particuliere grond is geplaatst; in beide gevallen is een vergunning nodig. 4.3.2
Activiteitenbesluit
In het Activiteitenbesluit (zie hoofdstuk 5 van deze nota: Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer ) zijn voorschriften neergelegd waaraan horecabedrijven zich moeten houden ter bescherming van het milieu. Deze voorschriften beogen een uitputtende regeling te geven op o.a. het gebied van geluidshinder, terrassen en indirecte hinder. Deze voorschriften zijn nader uitgewerkt in een bij het Activiteitenbesluit (verder: ”Besluit”) behorende bijlage. In die bijlage worden gedetailleerde maximale geluidsniveaus in de inrichting beschreven. In het Activiteitenbesluit staan echter geen specifieke terrasvoorschriften vermeld wat betekent dat de algemene voorschriften over geluidshinder en indirecte hinder voor horecabedrijven/openbare inrichtingen van toepassing zijn op terrassen. Het college kan, op grond van de bijlage behorende bij het Besluit, wel nadere eisen stellen op het gebied van geluidshinder en indirecte hinder, bijvoorbeeld ten aanzien van: -
De periode van openstelling van het terras; De situering van het terras en Het in acht nemen van gedragsregels, waaronder regels ten aanzien van komende en gaande bezoekers.
Voor terrassen gelden dus twee regelingen met betrekking tot geluid(-soverlast), enerzijds het Besluit en anderzijds de Apv. In principe kunnen dezelfde onderwerpen ook via voorschriften en beperkingen in de exploitatievergunning worden geregeld. Het motief van waaruit de regeling op basis van de Wet Milieubeheer en de Apv plaatsvindt, verschilt echter. Vanuit de bescherming van het woon- en leefklimaat worden in de algemene regels bepalingen opgenomen die te maken hebben met het stellen van beperkingen aan het gebruik van de openbare weg ten behoeve van een terras. In de nadere eisen bij een melding op grond van voornoemd Besluit worden vanuit milieuhygiënisch oogpunt geluidsvoorschriften opgenomen. Het Besluit laat ruimte voor de gemeente om overlast inzake openbare orde tegen te gaan; een en ander dient dan wel in een verordening, in casu de Apv, te zijn vastgelegd. Daarbij kan onder
13
andere gedacht worden aan overlast door bezoekers van horecagelegenheden (overlast in het algemeen) en excessieve vormen van overlast. De direct aan de inrichting gerelateerde vormen van verstoring van het milieu vallen ook onder het toepassingsgebied van het Besluit. In dat verband dient met name gedacht te worden aan geluidsoverlast voor omwonenden. De voorschriften van het Besluit richten zich in beginsel ook op de indirecte gevolgen, die de inrichting kan veroorzaken, voor zover deze liggen in de macht van de houder van de vergunning (bijvoorbeeld overlast veroorzaakt door bezoekers van de desbetreffende inrichting). 4.3.3 Drank- en Horecawet In de Drank- en Horecawet is bepaald dat een terras onderdeel uitmaakt van een inrichting en dus van het horecabedrijf. Het is om deze reden dat een terras ook vermeld moet worden op de Drank- en Horecavergunning. De Drank- en Horecavergunning moet dan ook worden ingetrokken als zich feiten en omstandigheden op het terras hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat, indien de vergunning van kracht blijft, dit gevaar oplevert voor de openbare orde en veiligheid. Het is alleen toegestaan om alcoholhoudende drank op een terras te verstrekken, als dit terras expliciet vermeld staat op de Drank- en Horecavergunning. § 4.4 Criteria voor het stellen van algemene terrasregels 4.4.1
Uiterlijk aanzien
Binnen aan te geven marges worden de ondernemers vrij gelaten in hun keuzen ten aanzien van het uiterlijk van het terras. Dit komt de flexibiliteit ten goede waardoor beter ingespeeld kan worden op nieuwe ontwikkelingen. Er wordt slechts in grote lijn aangegeven dat terrassen vanuit welstandsoogpunt passend moeten zijn binnen de omgeving. Mocht dit in de praktijk onvoldoende effect en resultaat opleveren dan kan alsnog in de beleidsregel een en ander nader bepaald worden. Het hanteren van beleidsregels heeft belangrijke voordelen. Het bevordert de rechtszekerheid: gelijke gevallen worden gelijk behandeld. Tevens geven deze kaders eenduidig aan wat andere gebruikers van de openbare ruimte van het gemeentebestuur kunnen verwachten inzake het garanderen van de kwaliteit van de openbare ruimte en het leefklimaat. 4.4.2
Verkeersveiligheid
In een aantal gebieden waar terrassen voorkomen kan sprake zijn van een verkeersfunctie. Met name in smalle straten heeft de vermenging van de verkeersfunctie van een straat met andere functies een negatief effect op de verkeersveiligheid. De intensiteit en de aard van de verkeersfunctie zijn dan ook medebepalend voor het gehanteerde regime voor een bepaald gebied. 4.4.3
Begaanbaarheid van de openbare ruimte
Om de begaanbaarheid in het centrum van de kernen te waarborgen dienen terrassen zodanig te worden opgesteld dat de doorstroming van het publiek niet in gevaar komt. 4.4.4
Woonomgeving
In het centrum van de kernen wordt ook gewoond. De aanwezigheid van terrassen mag uiteraard niet een onaanvaardbare hoeveelheid overlast opleveren voor de bewoners in de omgeving van de terrassen. Indien dit wel het geval is, zullen de belangen van de bewoners worden meegenomen bij de beslissing op een aanvraag voor een exploitatievergunning die tevens betrekking heeft op een terras. 4.4.5 Hulpdiensten Hoe gezellig het openbaar gebied er ook uitziet door de terrassen, er dient te allen tijde voldoende doorgangsruimte over te blijven om de bereikbaarheid voor de hulpdiensten te
14
garanderen. Bij het opstellen van deze nota zijn de bovengenoemde aspecten tegen elkaar afgewogen, hetgeen resulteert in een evenwichtig terrassenbeleid, waarbij zoveel mogelijk aan alle belangen recht wordt gedaan. 4.4.6
Inrichting 4.4.6.1 Algemeen Bij inrichting dient gedacht te worden aan de opstelling, eventuele zijwanden, parasols, terrasstoelen en menuborden. Het betreft bijvoorbeeld de eventueel gewenste verankering van terrasonderdelen in de bestrating of (gemeentelijke) objecten. Er zal overigens wel beoordeeld moeten worden in hoeverre algemene regels onverlet laten dat er op grond van andere regelgeving toch vergunningen nodig zijn, zoals een bouwvergunning. Voor gebruik van openbare gemeentegronden t.b.v. een terras wordt een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten met de betreffende horeca-exploitanten d.w.z. er dient huur te worden betaald voor het gebruik van de grond. Onderzocht dient te worden in hoeverre of het heffen van precario meer en beter geschikt en zelfs juridisch noodzakelijk is. 4.4.6.2 Ongehinderde doorgang Het mag duidelijk zijn dat niet op alle locaties terrassen kunnen worden geëxploiteerd. Er moet altijd een vrije doorgang mogelijk zijn voor hulpdiensten en voetgangers. Voor hulpdiensten spelen de aanrijdtijden een belangrijke rol. Aangezien de benodigde doorrijdruimte voor brandweervoertuigen bepalend is, is voor de ongehinderde doorgang van hulpverleningsvoertuigen uitgegaan van de normen van de brandweer. Dit betreft een generale norm van tenminste 3,50 meter. Dit komt de eenduidigheid van beleid ten goede. Naast de norm voor ongehinderde doorgang geldt een hoogtenorm van tenminste 4,20 meten; deze norm geldt eveneens in alle gevallen. Soms is er geen sprake van een weg, zoals bedoeld is in de Wegenverkeerswet en het dagelijkse spraakgebruik. Denk aan de straten in het voetgangersdomein. Aldaar is bijvoorbeeld geen stoep aanwezig; de gevels grenzen direct aan de “weg”. Ook op smalle straten, voetgangersdomeinen, poorten of onderdoorgangen ziet dit artikel. In het algemeen wordt een doorgang van tenminste 3,50 meter noodzakelijk geacht. Voetgangers moeten te allen tijde hun weg op het trottoir kunnen vervolgen zonder een terras te moeten passeren waarbij zij verplicht gebruik moeten maken van de rijweg. Dat betekent dat er een vrije doorgang moet zijn van minimaal 1,50 meter opdat personen met kinderwagens, rolstoelen e.d. gemakkelijk kunnen passeren. Indien er een stoeprand is, wordt deze afstand gemeten vanaf de stoeprand. 4.4.6.3 Uiterlijk aanzien Een verzorgd uiterlijk van het terras is het uitgangspunt. Dat houdt onder andere in dat de ondernemer zorgt voor voldoende afvalbakken op het terras. Het terras dient na gebruik te worden ontdaan van alle afval. Voor wat betreft het gebruik van het soort terrasmeubilair dient de ondernemer ervoor te zorgen dat deze bijdraagt aan een verzorgd uiterlijk. Er worden thans nog geen nadere kaders gesteld voor deze welstandseisen. De uitwerking in de praktijk kan in nadere beleidsregels gebeuren indien daar behoefte of noodzaak toe is
§ 4.5 Sluitingstijden terrassen In de Apv zijn voor de horecalokaliteiten als voor de daarbij behorende terrassen sluitingstijden vastgesteld . Hierin staat vermeld dat het horecabedrijven verboden is geopend te zijn tussen 23.00 uur en 07.00 uur. Dit ter voorkoming van (geluids-)overlast of frequente of voortdurende aantasting van het woon- en leefklimaat of verstoring van de openbare orde.
15
Hoofdstuk 5 Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer Het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (hierna: Besluit) is in het voorgaande hoofdstuk al even aan de orde geweest. Het Besluit is een uitvloeisel van de Wet Milieubeheer, waarin is gestreefd naar een heldere afbakening tussen de milieuregelgeving en de regelgeving op het gebied van openbare orde (Apv) en bouw (met name de Wabo). Met dit besluit is de vergunningsplicht die de Wet milieubeheer kent, voor bijna alle horeca opgeheven en omgezet in een meldingsplicht. Het Besluit gaat uit van een stukje eigen verantwoordelijkheid van het bedrijf of instelling. Iedere horecaondernemer moet nagaan wat de nadelige milieugevolgen kunnen zijn van zijn inrichting. § 5.1 Collectieve festiviteiten Horecabedrijven moeten voldoen aan de bij het Besluit gestelde voorschriften. De voorschriften met betrekking tot geluid- en trillinghinder uit de bijlage B van het Besluit zijn zo stringent, dat deze zeker overtreden zullen worden wanneer in een inrichting incidenteel een feest wordt gehouden met bijvoorbeeld levende muziek. Gezien de maatschappelijke functie die onder meer horecabedrijven vervullen, biedt genoemd besluit de mogelijkheid ontheffing te verlenen van de voorschriften die zien op de geluid- en trillinghinder. De bedrijven, waarvoor geluid een belangrijk item is en die vooral gebruik zullen willen maken van deze regeling, zijn de horeca, discotheken en sociaal-culturele voorzieningen. De gemeenteraad kan in de Apv vaststellen dat gedurende een bepaalde periode de geluidsvoorschriften van het besluit niet gelden. Dit is geregeld in de Apv. Op grond van de Apv kan het college dagen aanwijzen waarop collectieve festiviteiten plaatsvinden en waarbij de in het Besluit genoemde geluidsnormen niet gelden. Voorbeelden van collectieve festiviteiten zijn kermissen, culturele of sportieve manifestaties, Koninginnedag e.d. Het Besluit stelt geen maximum aan het aantal collectieve festiviteiten zodat de gemeente vrij is in het bepalen van het aantal dagen. Het aantal collectieve festiviteiten wordt uiterlijk 4 weken voor het begin van het nieuwe kalenderjaar bekend gemaakt en het college kan bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer kernen van de gemeente. § 5.2 Incidentele festiviteiten In de Apv staat ook dat het in een inrichting toegestaan is incidentele festiviteiten te houden waarbij de in het Besluit genoemde voorschriften niet gelden. Een incidentele festiviteit is een festiviteit die aan één of slechts een klein aantal inrichtingen is gebonden, zoals bijvoorbeeld een optreden met levende muziek bij een café. In het Besluit is bepaald dat het maximum aantal incidentele festiviteiten niet meer mag bedragen dan 12 dagen of dagdelen per jaar. De gemeenteraad van Zederik heeft besloten dat er maximaal 12 incidentele festiviteiten per jaar mogen worden gehouden. De houder van een inrichting is verplicht 2 weken voor de aanvang van de individuele festiviteit de burgemeester hiervan schriftelijk in kennis te stellen. Hiervoor is een meldingsformulier ontwikkeld. Tevens kent de gemeente Zederik een verbod op incidentele festiviteiten indien naar het oordeel van de burgemeester de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed. § 5.3 Overige geluidshinder horeca In de Apv staat verder een bepaling op grond waarvan het college een ontheffing kan verlenen van de geluidsnormen in overige afzonderlijke gevallen. Ten aanzien van horeca kan hierbij gedacht worden aan bijzondere festiviteiten en evenementen, onder andere op terrassen. Een dergelijke ontheffing zal vrijwel altijd maatwerk betreffen, hetgeen inhoudt dat de beoordeling per geval zal moeten plaatsvinden aan de hand van de geldende feiten en omstandigheden. Hiertoe zijn dan ook geen nadere regels gesteld.
16
Hoofdstuk 6 Wet op de Kansspelen Speelautomaten vormen een bron van vermakelijkheid die bijna onlosmakelijk verbonden is met de horeca. Het wettelijk kader hieromtrent wordt op landelijk niveau hoofdzakelijk gevormd door de Wet op de Kansspelen (hierna: Wok) en twee hieraan gelieerde regelingen, te weten het speelautomatenbesluit en de speelautomatenregeling. De gemeente Zederik heeft geen speelautomaten c.q. speelautomatenhal verordening vastgesteld. Inkomende vergunningaanvragen worden in de geest van de wet afgehandeld en de vestiging van een speelautomatenhal is op grond van een bepaling in de Apv niet toegestaan. Motief hier is voorkoming van gokverslaving. In het welzijn-/jeugdbeleid kan hier ook nadere invulling over gegeven worden. § 6.1 Hoog- en laagdrempelige + samengestelde inrichting De wetgever heeft getracht een evenwicht te bewerkstelligen tussen de economische belangen van de exploitanten en de bescherming van de bespelers van de speelautomaten. Daarvoor heeft de wetgever een onderscheid gemaakt in hoogdrempelige- en laagdrempelige inrichtingen. Volgens de Wet op de Kansspelen is een inrichting hoogdrempelig als: -
Er rechtmatig een horecabedrijf wordt uitgeoefend zoals bedoeld in de Drank- en Horecawet; Het bezoek aan zo’n bedrijf op zich zelf staat; Er geen activiteiten plaatsvinden waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend ( De activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder;
In de praktijk betekent dit dat alleen cafés en restaurants hoogdrempelige inrichtingen kunnen zijn. Overige inrichtingen zijn dus laagdrempelig. In de Apv is bepaald dat in de gemeente Zederik in hoogdrempelige inrichtingen maximaal twee speelautomaten zijn toegestaan waarvan maximaal twee kansspelautomaten. In laagdrempelige inrichtingen zijn een of twee speelautomaten toegestaan (afhankelijk van de inrichting, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan. Onder een samengestelde inrichting wordt verstaan: een laagdrempelige inrichting met daaraan gekoppeld een ruimte waarin een hoogdrempelige inrichting is gevestigd. Indien deze hoogdrempelige ruimte voldoende is afgescheiden van het laagdrempelige gedeelte kan, onder voorwaarden de ruimte worden aangemerkt als hoogdrempelig. De plaatsing van een of twee kansspelautomaten is dan toegestaan. In horeca-inrichtingen (bv. cafés, restaurants) kunnen ‘behendigheidsautomaten’ zoals flipperkasten en videogames worden toegestaan, evenals kansspelautomaten. In buurthuizen, sportcomplexen, snackbar, afhaalrestaurants en dergelijke zijn kansspelautomaten niet toegestaan vanwege de jeugdigheid van de gemiddelde bezoeker. Ook worden kansspelautomaten geweerd uit laagdrempelige inrichtingen. Dat zijn onder andere horecabedrijven waar vooral etenswaren worden verkocht en genuttigd of waar recreatie en sport wordt uitgeoefend, behalve restaurants. De aanwezigheidsvergunning wordt nu nog verleend voor 1 jaar; op grond van de Dienstenrichtlijn zal dit onbeperkt worden, na wijziging van de wet op de kansspelen (verwacht medio 2012). § 6.2 Eisen vergunning De aanvrager van de vergunning en de bedrijfsleider en beheerder moeten voldoen aan de eisen van zedelijk gedrag. De bedrijfsleider en beheerder dienen te beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot het gebruik van de speelautomaten en de daaraan verbonden risico’s van gokverslaving (artikel 30d lid 4 Wok en Speelautomatenbesluit) Het niet voldoen aan deze eisen houdt in dat de vergunning moet worden geweigerd.
17
De eisen van zedelijk gedrag komen ook aan de orde bij de verlening van de Drank- en Horecavergunning, terwijl de gokproblematiek wordt behandeld tijdens de cursussen voor het behalen van de Verklaring Sociale Hygiëne. In concreto betekent dit dat als bij het verlenen van een aanwezigheidsvergunning de aanvrager beschikt over een Drank- en Horecavergunning, expliciet is voldaan aan bovenstaande eisen. Wel behouden burgemeester en wethouders het recht om informatie op te vragen uit de documentatieregisters en bij de politie indien het vermoeden bestaat dat de aanvrager, bedrijfsleider of beheerder niet langer voldoen aan de zedelijkheidseisen. Bij de aanvraag dient een volledig ingevuld aanvraagformulier te worden overlegd. De behandelend ambtenaar heeft de mogelijkheid om een Verklaring van Sociale Hygiëne te eisen. § 6.3 Weigeringsgronden De weigeringsgronden staan vermeld in artikel 30e van de Wok en zijn dwingend van aard: de vergunning moet worden geweigerd als niet wordt voldaan aan de wettelijke eisen met betrekking tot de inrichting (zie hoog- en laagdrempeligheid), de eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag of het beschikken over voldoende kennis en inzicht in de gokverslavingsproblematiek. Ook indien de aanvrager in de 3 jaar voor de aanvraag de bepalingen van de Wok heeft overtreden of inden de vrees gewettigd is dat het verlenen van de vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid zijn dwingende weigeringsgronden. § 6.4 Intrekkingsgronden De intrekkingsgronden staan in artikel 30f van de Wok. Ook deze gronden zijn dwingend en indien sprake is van een van deze gronden, moet de vergunning worden ingetrokken. Dit is onder andere het geval als sprake is van het verstrekken van onjuiste gegevens, onzedelijk gedrag en het niet bezitten van de benodigde vergunningen. Daarnaast kan de vergunning worden ingetrokken indien de vergunninghouder de voorschriften van de Wok heeft overtreden of als de vrees gewettigd is dat het van kracht blijven van de vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.
18
Hoofdstuk 7 Wet Bevordering Integriteit beoordelingen Openbaar Bestuur (Bibob) De gemeente Zederik heeft in 2005 beleidsregels opgesteld met betrekking tot de implementatie van de Wet Bibob. De Wet Bibob geeft bestuursorganen een instrument in handen om zich tegen het risico, dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren, te beschermen. De Wet Bibob geeft namelijk een extra weigeringsgrond en/of intrekkingsgrond, op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken. Tevens kan de Wet Bibob worden toegepast bij overheidsopdrachten. Eind 2010 is er regionaal beleid vastgesteld in het kader van de Wet Bibob. Zederik zal aan de slag gaan om op termijn de regionale beleidslijn in te voeren en vast te stellen, onder aanpassing van het huidige beleid. De op het vigerende beleid gebaseerde kaders die hieronder vermeld staan, gelden dan ook nog voorlopig. § 7.1 Reikwijdte Voor wat betreft de reikwijdte van de Wet Bibob heeft de gemeente ervoor gekozen de wet niet in de volle breedte toe te passen, zie Beleidsregels Wet Bibob. § 7.2 Uitzondering Voorgesteld wordt om bij paracommerciële horecabedrijven geen Bibob-toets uit te voeren, tenzij hiervoor aanleiding bestaat door een tip van de officier van Justitie of een bij een indicatie of vermoeden dat de beschikking mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen. Reden hiervoor is dat de kans op criminele gedragingen bij deze instellingen nauwelijks aanwezig is, aangezien het winstoogmerk grotendeels ontbreekt en de functie voornamelijk sociaalmaatschappelijk van aard is. § 7.3 Toetsing Om praktische redenen is het van belang bij de beoordeling al dan niet een vergunning te verlenen of in te trekken, een onderscheid te maken tussen een “lichte toets” en een “diepgaande toets”. 7.3.1 Lichte toets De lichte toets houdt in dat bij alle aanvragen aan de hand van de “checklist lichte toets” de aangeleverde gegevens (bescheiden + vragenlijst) over financiering en bedrijfsactiviteiten globaal bekeken worden. Deze checklist is als bijlage 5 opgenomen. Wanneer naar aanleiding van de antwoorden op de vragenlijst en op basis van de bescheiden nog vragen zijn dan zal een diepgaande toets uitgevoerd worden. Indien dit niet het geval is, vindt er geen verdere toetsing plaats; wel wanneer de Bibobprocedure is gestart naar aanleiding van een sluiting op grond van de Apv, Gemeentewet/ Opiumwet of wanneer de Officier van Justitie de gemeente heeft geadviseerd een advies aan het landelijk Bureau Bibob aan te vragen. 7.3.2 Diepgaande toets Bij de diepgaande toets wordt het dossier beoordeeld mede aan de hand van een checklist van indicatoren. Deze checklist is bedoeld voor intern gebruik bij het bestuursorgaan om te komen tot verdere besluitvorming. De “checklist diepgaande toets” is als bijlage 6 toegevoegd. In de checklist worden de indicatoren ondergebracht in categorieën. Deze categorieën zijn de bedrijfsstructuur, de financiering, omstandigheden in de persoon van de aanvrager en algemeen geldende en beleidsindicatoren.
19
Verder is binnen deze categorieën een onderverdeling gemaakt naar (de plaats van) de inrichting of organisatie, de persoon van de aanvrager of exploitant en de categorie overig. Bij de diepgaande toets wordt de “checklist diepgaande toets” gebruikt. Bij elke vraag wordt aan de hand van openbare bronnen, het dossier, signalen van politie en signalen vanuit de organisatie nagegaan of een indicator aanwezig is. Wet politieregisters Het diepgaand onderzoek houdt ondermeer in dat op grond van artikel 15 Wet politieregisters informatie wordt opgevraagd uit de politieregisters. Hiertoe is de burgemeester bevoegd op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, sub 2 Wet politieregisters. Horeca-inrichtingen kunnen betrokken zijn bij verstoringen van de openbare orde. In dit licht is het raadzaam om standaard de politiewetregisters te raadplegen op schendingen van de openbare orde door of vanwege de vergunningaanvrager c.q. inrichting. Hierbij kan informatie worden gebruikt in het kader van de wet Bibob tot vijf jaar voor de datum van aanvraag. Feiten, vermoedens en veroordelingen e.d. vóór deze termijn vallen buiten de reikwijdte van de Wet Bibob. Schending van de openbare orde is een Bibob-indicator voor een diepgaande Bibob-toets. Het bestuursorgaan dat de Wet Bibob toepast dient zoveel mogelijk zelf onderzoek te verrichten in het kader van de proportionaliteit en subsidiariteit. Raadpleging van de politieregisters doet recht aan deze onderzoeksplicht en aan de zorgvuldigheid van het onderzoek. Kamer van Koophandel Informatie over de bedrijfsstructuur kan opgevraagd worden uit de handelsregisters van de Kamer van Koophandel. Het gaat hierbij niet alleen om de inschrijving van het bedrijf waarvoor een aanvraag wordt ingediend of het bedrijf dat een aanvraag indient, maar ook dient nagegaan te worden in welke andere ondernemingen belanghebbenden bij de aanvraag betrokken zijn. Internet Middels diverse zoekmachines kan informatie over bedrijven en personen worden achterhaald. Hoewel informatie op internet niet altijd als betrouwbaar kan worden beschouwd, kan gevonden informatie wel een indicator zijn op basis waarvan een advies aan het Landelijk Bureau Bibob gevraagd wordt. Overige bronnen Naast de Kamer van Koophandel en het internet worden bij een diepgaande toets de volgende bronnen geraadpleegd, indien aanwezig: - jaarstukken - accountantsverklaringen - schriftelijke informatie van de aanvrager zelf - kadaster - politie rapportages - huur- of koopcontract - GBA - Sociale Dienst - klacht betrokken ambtenaar - signalen uit de gemeentelijke organisatie - klacht van vorige ondernemer
20
Hoofdstuk 8 Handhaving Het horecabeleid bestaat voor een belangrijk deel uit publiekrechtelijke regels, die al dan niet door middel van vergunningen en daaraan verbonden voorschriften worden toegepast. In het bijzonder gaat het hierbij om de regels bij of krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Drank- en Horecawet. Om er op toe te zien dat deze normen worden nageleefd dienen de politie en de gemeente regelmatig controles uit te voeren. Wanneer er overtredingen worden geconstateerd volgt een reactie gericht op de handhaving van de gestelde normen. Vooraf wordt opgemerkt dat in Zederik er geen toezichthouders zijn benoemd ten aanzien van de Apv en ook niet op het beleidsterrein horeca. Ook de politie is niet als toezichthouder aangewezen. Dit betekent dat van een effectieve en efficiënte handhaving geen sprake kan zijn, Nader onderzocht en bepaald moet worden in hoeverre het wenselijk is om in de vorm van een handhavingsarrangement nadere invulling gegeven kan worden aan een professionele mate van toezicht en handhaving. Daarnaast wordt opgemerkt dat er met de aankomende wijziging van de Drank- en Horecawet, het toezicht op die wet overgeheveld zal worden vanuit het rijk naar de gemeenten. Voorafgaand aan de invoering zal bezien moeten worden wat dit betekent voor de gemeente en in hoeverre Zederik daaraan gestalte zal moeten en kunnen geven. Voor zover er wel handhavend wordt opgetreden in de vorm van bestuurlijke maatregelen (handhavingsbesluiten), gelden de volgende kaders, onverlet hetgeen in gemeentelijk algemeen handhavingsbeleid is bepaald. § 8.1 Algemene bepalingen 8.1.1
Bevoegdheden burgemeester
De burgmeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid of om andere zwaarwichtige redenen gemotiveerd afwijken van de bepalingen beschreven in het betreffende hoofdstuk van de Apv en eventuele beleidsregels. 8.1.2
Samenloop
Voor de systematiek van de handhaving wordt de onderneming als een ondeelbaar geheel beschouwd. Dit betekent dat indien de ondernemer een voorschrift overtreedt van een aan hem verleende horecavergunning/ontheffing en binnen een half jaar wéér een overtreding begaat van dezelfde of andere vergunning/ontheffing, dit zal worden opgevat als een herhaalde overtreding. Bij samenloop van verschillende vergunningen of ontheffingen wordt voor de bepaling van de aard en hoogte van de te treffen maatregel in beginsel uitgegaan van de laatste overtreding. 8.1.3
Strafbare feiten
Indien strafbare feiten worden gepleegd door werknemers (of ondernemers) of door anderen, in of rondom de horeca-inrichting en deze strafbare feiten leiden naar het oordeel van de burgemeester tot een bedreiging van de openbare orde, dan zal in beginsel worden opgetreden volgen de systematiek van de in dit hoofdstuk opgenomen bepalingen, als deze strafbare feiten verband houden met de wijze van exploitatie van de inrichting. 8.1.4
Verdenking van strafbare feiten
Het belang van de openbare orde kan tenslotte vorderen dat de burgemeester op basis van verdenking van strafbare feiten, die nog niet tot een veroordeling in rechte hebben geleid en waaromtrent zelfs nog niet tot een vervolging is besloten, tot al dan niet tijdelijke of gedeeltelijke sluiting van een inrichting kan overgaan. Een waarschuwing hoeft aan dit besluit niet vooraf te gaan.
21
8.1.5
Geweldsdelicten
Algemeen bekend is de landelijke tendens waarbij een toename is te zien van uitgaansgeweld. Dit kan zich op straat manifesteren, maar ook binnen, in een horecabedrijf of in de directe omgeving daarvan. Zo kan bijvoorbeeld een geweldsdelict worden gepleegd door horecapersoneel tegen bezoekers, maar ook tussen horecapersoneel onderling. Ook een geweldsdelict tussen bezoekers onderling zonder dat de ondernemer de politie daarbij roept kan hieronder worden verstaan. En tot slot kan zelfs ook een vechtpartij buiten de inrichting hieronder vallen, mits er een verwijtbare relatie met de horeca-inrichting is (bijvoorbeeld geweld door een portier of geen gebruik maken van een wel aanwezige detectiepoort). Wanneer er sprake is van een aantoonbare relatie tussen het geweld en de wijze van exploiteren van een horecabedrijf, en het geweld is van enige betekenis (aantoonbaar letsel), dan leidt dit naar het oordeel van de burgemeester tot een ernstige bedreiging van de openbare orde. Bestuursrechtelijk optreden tegen de horecaondernemer is dan gewenst. Ontbreekt de relatie tussen het geweld en de wijze van exploiteren echter, dan ontbreekt ook de basis voor bestuurlijk optreden op grond van dit beleid. Wanneer de normale systematiek van het horecasanctiebeleid in een dergelijk geval zou worden gevolgd, zou eerst een waarschuwing moeten volgen. Geweldsdelicten van enige betekenis waarbij een relatie kan worden gelegd met de wijze van exploiteren van de inrichting, zijn naar het oordeel van de burgemeester echter dusdanig bedreigend voor de openbare orde, dat met een waarschuwing niet kan worden volstaan. Hoewel de burgemeester altijd gemotiveerd kan afwijken van de systematiek van het horecasanctiebeleid, wordt toch gekozen voor het apart beschrijven van de aanpak van geweldsdelicten. Zo is voor iedereen duidelijk dat uitgaansgeweld verband houdend met horecainrichtingen als ernstige inbreuk op de openbare orde wordt beschouwd, die het overslaan van een waarschuwing rechtvaardigt. Bij lichte vormen van geweld kan de burgemeester overigens altijd nog besluiten met een waarschuwing te volstaan. 8.1.6
Persoonsgebonden
De in het onderstaande beschreven sanctiemiddelen met betrekking tot handhaving worden toegepast per ondernemer, en niet per horeca-inrichting. Als een exploitant zijn onderneming tussentijds overdraagt aan een ander, begint de nieuwe exploitant met een schone lei. Dit is anders als de oorspronkelijke ondernemer nog steeds feitelijk het beheer uitoefent van de onderneming of hierbij nauw is betrokken. Voor zover een ondernemer zijn horecabedrijf beëindigd en elders in Zederik een nieuw horecabedrijf vestigt, begint de nieuwe exploitant met een schone lei. Dit geldt ook voor de opening van een nieuw horecabedrijf door een exploitant die reeds een vestiging exploiteert. § 8.2 Bestuursrechtelijke sanctiemiddelen 8.2.1
Bestuursdwang
Onder bestuursdwang wordt verstaan het doen wegnemen, beletten, in de vorige toestand herstellen of verrichten van hetgeen in strijd met die regels of met ingevolge die regels gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. In de Awb staan de vereisten voor een bestuursdwangprocedure beschreven (artikel 5:21). 8.2.2
Last onder dwangsom
Een last onder dwangsom is een geldbedrag dat moet worden betaald wanneer de in een beschikking gegeven last om na een bepaalde datum aan zekere verplichtingen te zullen voldoen
22
niet is uitgevoerd. Artikel 5:32 Awb geeft de gemeente een algemene dwangsombevoegdheid. Een dwangsom is in feite een alternatief voor bestuursdwang. 8.2.3
Afwijking sluitingstijden
Op grond van artikel 2.3.1.5 Apv kan de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, in geval van bijzondere omstandigheden, tijdelijk andere sluitingstijden dan de geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijke sluiting bevelen. 8.2.4
Intrekken/wijzigen vergunning of vrijstelling
De exploitatievergunning of de vrijstelling daarvan kan op basis van bepalingen in de Apv worden ingetrokken/gewijzigd, indien er risico is voor de openbare orde of als het woon- en leefklimaat van de omgeving wordt aangetast. 8.2.5
Bestuurlijke strafbeschikking/bestuurlijke boete.
In Zederik is nog geen besluit genomen over de inzet van deze instrumenten war het de Apv en horecabeleid betreft. Intrekken drank- en horecavergunning Op grond van artikel 31 Drank- en Horecawet kan een drank- en horecavergunning worden ingetrokken. 8.2.6
Tijdelijke ontzegging vergunning
Het gemeentebestuur is bevoegd, indien een drank- en horecavergunning is ingetrokken in verband met openbare orde problemen, te bepalen dat voor dezelfde inrichting gedurende maximaal vijf jaar (artikel 27 lid 2 Drank- en Horecawet) geen nieuwe vergunning mag worden verleend. 8.2.7
Verwijderen bezoekers
Op grond van artikel 36 Drank- en Horecawet is het gemeentebestuur bevoegd aan andere personen dan zij, die wonen in de ruimte waarin in strijd met de wet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, de toegang tot die ruimte te ontzeggen. Naast deze bestuursrechtelijke sancties beschikt de burgemeester krachtens de Gemeentewet over bevelbevoegdheden ter bescherming van de veiligheid en gezondheid. § 8.3 Strafrechtelijke sanctiemiddelen Overtredingen van de bepalingen in de Drank- en Horecawet zijn strafbaar op grond van de Wet op de economische delicten. De politie is op grond van de algemene opsporingsbevoegdheid van artikel 141 Wetboek van strafrecht, bevoegd om overtredingen op te sporen en proces verbaal op te maken en dat in te dienen bij het parket. Het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet en de bijzondere opsporing van overtredingen berust nu nog bij de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit. Indien de bijzondere opsporingsambtenaren van deze dienst overtredingen opsporen kunnen zij proces-verbaal opmaken. Indien de processen-verbaal of andere maatregelen aan het gemeentebestuur kenbaar worden gemaakt, kan een dossier opgebouwd worden op grond waarvan vervolgens een bestuurlijke sanctie opgelegd kan worden. De VWA kan ook daarbij of zelfs direct een handhavingsverzoek indienen bij het bevoegd bestuursorgaan, waarbij het een beroep doet op de algemene
23
beginselplicht tot handhaving (artikel 125 Gemeentewet en afdeling 5.2 en artikel 5:11 Algemene wet bestuursrecht. In de nabije toekomst (verwachting 2011 - 2012) wordt het toezicht overgedragen aan de gemeenten. In Zederik is een integrale handhavingsnota vastgesteld. Daarin komen ook bepaalde aspecten m.b.t. drank- en horeca aan de orde. Deze bepalingen zullen mettertijd herziening behoeven. Er zal dan op grond van of in die handhavingsnota een concrete horecahandhavingsarrangement opgesteld moeten worden en er zal voorzien moeten worden in op het vakgebied gekwalificeerde toezichthouders en bijzonder opsporingsambtenaren.
24
Hoofdstuk 9 Overige § 9.1 Evaluatie en herziening Na een periode van 3 jaar zal deze kadernota worden geëvalueerd (2013/2014), waarna bij gewijzigde of voortschrijdende inzichten of eventuele nieuwe ontwikkelingen het op deze nota ontwikkelde beleid opnieuw zal worden aangepast. Indien landelijke en lokale wetgeving of regionaal beleid gewijzigd wordt, zal deze nota daarop herzien moeten worden. Verder is het wenselijk dat aspecten uit deze kadernota verder ook uitgewerkt zullen worden in nadere beleidsregels/algemene regels. § 9.2 Toekomstige onderwerpen Het beleidsterrein horeca en alcohol is dynamisch. Het brengt met zich mee dat er regelmatig wijzigingen optreden die vertaling behoeven in de beleidsstukken. Daarbij is er een grote onderlinge samenhang tussen verschillende disciplines en beleidsterreinen. Juist de horeca heeft een integrale benadering nodig. Een horecabedrijf heeft bijvoorbeeld al met ruim 120 verschillende regels te maken. Het is belangrijk om integraal te handelen en te proberen een coördinatie tot stand te brengen op de afstemming van de diverse regelgeving en vooral het beleid hoe daar mee om te gaan. In dat kader voorzien we voor de komende jaren een aanpassing van deze kadernota en een verdere ontwikkeling van relevante beleidsregels om de kaders uit te werken en actueel te houden op de volgende voor Zederik relevant zijnde gebieden of thema’s: -
Openbare orde en veiligheid Volksgezondheid en welzijn Ruimtelijke ordening/planologie Economie Milieu Toezicht en handhaving
Deze opsomming is niet uitputtend en kan aangevuld en nader omschreven en toegelicht worden. Het onderwerp paracommercie is thans nog niet opgenomen in deze kadernota. Dit gelet op de aankomende wijziging van de Drank- en horecawet waarin voorzien wordt dat gemeenten nieuwe en apart beleid op dit onderwerp moeten gaan maken, en het feit dat paracommercie nauwelijks of niet een probleem is in Zederik.
25
BIJLAGE 1 Beleid inzake de toepassing van artikel 2.3.1.2 Algemene plaatselijke verordening: Exploitatievergunning openbare inrichting 1.
VERGUNNINGPLICHT EN VEREISTEN
Indien categorieën openbare inrichtingen horecabedrijf zijn en niet onder de uitzondering van de vergunningplicht vallen en ook niet in aanmerking komen voor de vrijstellingsregeling, dan geldt de vergunningplicht voor het exploiteren van een openbare inrichting waaronder een horecabedrijf. Er dient dan een vergunning aangevraagd te worden. Bij de behandeling van de aanvraag toetst de burgemeester op de volgende criteria en eisen. 1.1 Bestemmingsplan De vestiging van het horecabedrijf moet passen in het vigerende bestemmingsplan. Deze eis is opgenomen om vanuit het motief planologie en ruimtelijke ordening, te borgen dat geen openbare inrichtingen - en dan met name horeca-inrichtingen- zich vestigen in delen van de gemeente waar dat ongewenst is. Toetssteen is dan ook het bestemmingplan. In Zederik is binnen het Bestemmingsplan Kernen een onderscheid gemaakt tussen 3 verschillende categorieën horecabedrijven, namelijk. “lichte horeca” (I), “middelzware horeca” (II) en “zware horeca” (III), die qua karakter vanuit orde en handhaving en/of vanuit ruimtelijke ordeningsaspecten een aparte benadering vergen. Naast de beoordeling op basis van het Bestemmingsplan Kernen, worden de navolgende typen horecabedrijven onderscheiden, een en ander op basis van de inschatting van de verschillende mate van (directe en indirecte) overlast ten aanzien van het woon- en leefklimaat ter plaatse (van veel naar geen overlast): A. Alcoholvrij/ alcoholarm Dit zijn onder andere lunchrooms en ijssalons. Het verschil met de onderstaande soorten ondernemingen is het niet mogen verstrekken van alcoholische drank (of alleen zwakalcoholische dranken) en het niet hebben van een restaurant vergunning. In het algemeen is de verstoring van het woon- en leefmilieu door deze categorie gering. B. Additionele horeca De laatste jaren is een toenemende vraag te zien naar het realiseren van additionele horeca met een horecadeel. In een mengformule worden meerdere, uiteenlopende activiteiten gecombineerd in één onderneming. Hierbij wordt in een winkel of in consumentverzorgende dienstverlening een deel van het vloeroppervlak gebruikt voor het tegen vergoeding schenken van dranken en/of verstrekken van spijzen voor directe consumptie (koffie, thee, fris, alcoholhoudende dranken, broodjes en dergelijke). Voorbeelden van dergelijke additionele horeca zijn schoftijsverkoop in een speciaalzaak met zoetwaren, een koffiehoek in een bakkerswinkel en verkoop van belegde broodjes in een slagerswinkel. In deze categorie vallen tevens jongerencentra, dorpshuizen, recreatieve en sportieve inrichtingen en verenigingen, sporthallen, musea en sauna’s. C. Restaurants Restaurants zijn eetgelegenheden met een restaurantvergunning die volledige maaltijden mogen verstrekken. De restaurants hebben veelal een positief effect op het leefmilieu. Zij veroorzaken over het algemeen weinig overlast en laten zich goed mengen met andere functies. D. Cafés/ bars Deze categorie beval alle alcoholhoudende drank verstrekkende cafés, bars, partycentra, biljartcentra etc. met diverse openingstijden. Het betreft ook eetcafés, brasserieën en
26
petit-restaurants omdat deze geen volledige maaltijden verstrekken, en veelal met een cafévergunning werken. Veelal is het café de hoofdactiviteit. E. Fastfood Met deze groep wordt gedoeld op bedrijven die niet over een drank- en horecavergunning beschikken maar wel voornamelijk etenswaren verstrekken al dan niet in combinatie met alcoholvrije dranken, bijvoorbeeld de McDonald’s en cafetaria’s. Aantasting van het woonen leefklimaat wordt voornamelijk veroorzaakt door afval van buiten de vestiging geconsumeerde consumpties en stank- en of geluidsoverlast. F. Zalenverhuur Het betreft cafés/ restaurants en hotels met verhuur van een zaal voor besloten partijen (bruiloften e.d.). G. Nachtzaken Dit zijn dancings, discotheken, sociëteiten die geopend zijn tussen circa 22.00 uur en 06.00 uur, die dansgelegenheid bieden en waar alcoholische drank verstrekt wordt. Als op een van de bovengenoemde punten een aanvraag om een exploitatievergunning strijdig is met het bestemmingsplan, moet de burgemeester de vergunning weigeren. Dit is een landelijk gehanteerde verplichte bepaling. Daarbij zal echter steeds worden nagegaan of er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op dit beleid mogelijk of nodig maken. 1.2 Aantasting van het woon- en leefklimaat Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling of bij het al dan niet verlenen van een exploitatievergunning moet vervolgens worden gekeken naar de effecten van de horecavestiging op het woon- en leefklimaat in de omgeving. Op basis van de beoordeling of een horecabedrijf de woon- of leefsituatie c.q. de openbare orde en veiligheid in de omgeving nadelig beïnvloedt, zal aanvullend worden bezien of deze nadelige invloed kan worden ondervangen door het stellen van aanvullende voorwaarden in de exploitatievergunning ex. artikel 1.4 Apv. Is dit niet het geval, dan kan de vergunning geweigerd worden. Het betreft hier een facultatieve weigeringsgrond. De burgemeester heeft hier beleidsvrijheid. Om die beleidsruimte richting te geven geldt in de Apv een nadere bepaling dat bij het weigeren van de vergunning, de burgemeester rekening houdt met een aantal nadere omstandigheden en factoren. Het betreft de volgende kaders: 1.2.1 Wijze van bedrijfsvoering Een exploitatievergunning kan worden geweigerd op grond van de wijze van bedrijfsvoering. Richtinggevend voor deze weigeringsgrond is bijvoorbeeld het feit dat een eerdere vergunning van de exploitant is ingetrokken of dat meerdere sancties zijn opgelegd wegens voortdurende overtreding van de vergunningsvoorschriften of ernstige vormen van hinder- of overlast door de wijze van exploiteren van het betreffende horecabedrijf in het verleden. Tevens kan worden onderzocht of de gewenste exploitatievorm en wijze (soort onderneming, de doelgroep, de visie, de uitstraling en mogelijk verdere ontwikkelingmogelijkheden) past binnen de voorgaande beschreven typen horecabedrijven. Op basis daarvan kan in redelijke mate worden ingeschat of de wijze van exploiteren van het betreffende horecabedrijf in het verleden risico´s oplevert voor de openbare orde, veiligheid en leefomgeving. Ook het feit dat de ondernemer in een horecabedrijf wil exploiteren/ exploiteert met een leidinggevende die niet in het bezit is van een rechtsgeldige verblijfstitel, of een horecabedrijf exploiteert of heeft geëxploiteerd waarin zich zaken hebben voorgedaan of waarvan het vermoeden bestaat dat zich zaken voordoen die in strijd zijn met de wet, getuigen voorts niet van en verantwoorde wijze van bedrijfsvoering. Het verlenen van een vergunning zou dan betekenen dat een naar verwachting risicovolle exploitatie gefaciliteerd en gelegaliseerd wordt. Tevens heeft het continue vervuilen van de omgeving van het horecabedrijf door de wijze van exploiteren van het horecabedrijf een directe relatie met de wijze van bedrijfsvoering door de
27
horecaondernemer. Ook op dit aspect van de bedrijfsvoering kan een negatieve beoordeling van een aanvraag gebaseerd worden. Op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna Activiteitenbesluit) is degene die de inrichting drijft verantwoordelijk voor het opruimen van de omgeving voor zover aldaar etenswaren, verpakkingen e.d. rondzwerven die afkomstig zijn uit het betreffende horecabedrijf. Het betreft een straal van omstreeks 25 meter rondom het bedrijf. 1.2.2 Levensgedrag De exploitant en de overige leidinggevenden in en van een horecabedrijf hebben een bijzondere verantwoordelijkheid: de wijze waarop het bedrijf wordt geëxploiteerd, kan met zich mee brengen dat de openbare orde wordt verstoord of het omliggende woon- en leefklimaat nadelig wordt beïnvloed. Deze verantwoordelijkheid brengt daarom met zich mee dat drempels moeten worden opgeworpen tegen personen die – volgens hun (strafrechtelijke) verleden onvoldoende beschikken over de bij het verstrekken van alcohol en het exploiteren van een horecabedrijf horende bijzondere verantwoordelijkheid. Deze verantwoordelijkheid is belangrijk. De ondernemer en leidinggevende moet blijk geven van voldoende moraliteit. In dat kader is het voorts van belang te beoordelen hoeveel strafbare feiten zijn gepleegd, wanneer deze feiten zijn gepleegd en of de betrokken leidinggevende voor deze strafbare feiten binnen de laatste vijf jaar meer dan één maal onherroepelijk is veroordeeld. Een bestuursorgaan dat moet beoordelen of een persoon beschikt over voldoende moraliteit, moet wel kunnen beschikken over daartoe van belang zijnde gegevens. In de Wet op de justitiële en strafvorderlijke gegevens is nader uitgewerkt welk orgaan waarvoor gegevens kan opvragen uit het justitiële documentatieregister. Omdat in artikel 13 van het Besluit justitiële gegevens niet de gemeentelijke exploitatievergunning wordt opgesomd, betekent dit dat de burgemeester géén gegevens uit het justitiële documentatieregister kan opvragen van personen die een exploitatievergunning op grond van de Apv aanvragen. Dit gebrek aan informatie doet zich alleen voor bij alcoholvrije bedrijven. Van de ondernemer die naast de exploitatievergunning tevens en drank- en horecavergunning aanvraagt, zijn deze gegevens zoals vermeld wél beschikbaar. Voor de beoordeling van het levensgedrag van personen in een alcoholvrij bedrijf kan de burgemeester in dat geval alléén gebruik maken van de gegevens zoals die zijn opgenomen in de Politieregisters. De burgemeester kan deze gegevens opvragen op grond van het bepaalde in artikel 15, eerste lid, onder b 2, Wet politieregisters (handhaving van de openbare orde). Daarnaast wordt hierin voorzien worden door de aanvrager een Verklaring Omtrent het Gedrag te laten overleggen. Indien de aanvrager dit weigert of niet kan ten aanzien van zijn persoon of een onder hem werkend personeelslid die leidinggevende taken heeft, kan dat aanleiding zijn om de vergunning niet te verlenen. Vanuit deze systematiek wordt ook een koppeling gelegd naar de beoordeling van integriteit zoals vastgelegd in de Wet Bibob en het regionale en lokale Bibobbeleid.
28
2.
DE AANVRAAG
2.1. Bescheiden De aanvraag voor een exploitatievergunning dient schriftelijk te worden ingediend. Bij de aanvraag dient het volgende te worden overgelegd: -
Een volledig ingevuld aanvraagformulier; Eventuele arbeidsovereenkomst van eventuele leidinggevende (indien in loondienst); Kopieën van geldige legitimatiebewijzen van alle leidinggevenden; Verklaring omtrent het gedrag Plattegrond en tekening van het bedrijf en eventuele terrassen
De burgemeester toetst op het bestemmingsplan en levensgedrag, beoordeelt de verklaring omtrent het gedrag en vraagt adviezen aan deskundigen over de mate van bedrijfsvoering en de te verwachten invloed van de exploitatie op de woon- en leefomgeving. De gemeente faciliteert in die zin dat ze informatie en gegevens die al vanuit de gemeente bekend of voorhanden zijn zelf bij de aanvraag te overleggen (denk aan GBA gegevens, bouwtekeningen, bestemmingsplangegevens e.d.) 2.2.
Afhandelingstermijn
In artikel 1.2 van de Apv is geregeld dat op een aanvraag voor een vergunning binnen 8 weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen een besluit wordt genomen. De termijn kan verdaagd worden voor ten hoogste 8 weken, bijvoorbeeld bij gecompliceerde aanvragen waarbij vele zienswijzen zijn ingediend. 2.3.
Persoonsgebonden karakter
De vergunning is gebonden aan de persoon van de exploitant, niet aan de horeca-inrichting. Bij elke wisseling van exploitant beoordeelt de gemeente of ook aan de opvolger een exploitatievergunning kan worden verleend. In het geval dat een horecabedrijf wordt overgenomen, geldt dat de rechtsopvolger het overgenomen bedrijf kan exploiteren tot het moment dat op de nieuwe aanvraag voor een exploitatievergunning is besloten. De exploitatievergunning dient dan wel vanaf het moment van overname te zijn aangevraagd. 2.4.
Intakegesprek
Aanvragen om een vergunning worden vanwege de grote belangen en het bijzondere karakter altijd persoonlijk in een service-intakegesprek begeleid. De aanvrager die zich meldt aan de balie, per e-mail of telefoon of brief, wordt uitgenodigd voor zo´n gesprek. Bij het te woord staan wordt tekst en uitleg gegeven over de vereisten, de procedure en er kan meteen een eerste check plaatsvinden of er sprake is van een vrijstelling of dat er inderdaad vergunning nodig is. De afspraak wordt bevestigd en er wordt meegedeeld welke bescheiden er nodig zijn om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen. Door deze persoonlijke benadering wordt klantgericht gewerkt en tegelijkertijd winst geboekt. Er wordt voorkomen dat er onvolledige en onjuiste aanvragen ingediend (en in behandeling genomen) worden, de formulieren worden correct ingevuld, alle bescheiden kunnen meteen overgelegd worden. Is zulks het geval dan kan de aanvraag meteen ingediend worden en hoeft de aanvrager niet meer terug te komen in principe. Het betekent ook dat er doorgaans sneller dan de daartoe geldende termijnen, een beslissing op de aanvraag kan volgen.
29
2.5.
Samenloop met aanvraag Drank- en Horecavergunning
De procedure en werkwijze bij het aanvragen van een exploitatievergunning verloopt parallel met die voor een DHw vergunning als die vereist is. Daardoor worden administratieve lasten verminderd. De aanvrager wordt hiervan op de hoogte gesteld en wordt meteen in de gelegenheid gesteld om beide vergunningen tegelijk aan te vragen. 3. WEIGERINGSGRONDEN In de paragrafen hiervoor is al aangegeven op welke gronden de vergunning geweigerd kan of moet worden. De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het geldend bestemmingsplan. De burgemeester kan de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren indien: a. het bepaalde in artikel 1.8, naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf, de openbare orde of de veiligheid op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Daarbij moet rekening worden gehouden met het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf; b. door exploitant en/of leidinggevende op ontoelaatbare wijze de bedrijfsvoering in dit of in andere horecabedrijven is en/of wordt uitgevoerd; 4
KOPPELING MET DRANK- EN HORECAWET
Op een Drank- en Horecavergunning moeten alle leidinggevenden in/van een horeca-inrichting worden vermeld met naam, voornaam, geboortedatum en geboorteplaats. Dit hoeft niet op een exploitatievergunning. Het is echter logisch dat de namen van de leidinggevenden in de exploitatievergunning worden vermeld in verband met helderheid over de persoon van de vergunninghouder en aanwezige bedrijfsleiders en beheerders. Dat betekent in de praktijk dat een wijziging in de exploitatie van een alcoholverstrekkend bedrijf leidt tot de aanvraag van een nieuwe drank- en horecavergunning en een nieuwe exploitatievergunning. Voor beide aanvragen moeten leges worden betaald. Dit aspect kan worden ondervangen door in de exploitatievergunning voor een alcoholverstrekkend bedrijf de volgende passage op te nemen: “Als leidinggevenden van het horecabedrijf treden op de personen zoals vermeld op de voor deze inrichting verleende rechtsgeldige drank- en horecavergunning”. Het spreekt voor zich dat deze koppeling alleen wordt toegepast bij alcoholverstrekkende bedrijven, omdat dergelijke bedrijven moeten beschikken over een drank- en horecavergunning. In exploitatievergunningen van alcoholvrije bedrijven worden de gegevens van de leidinggevenden wél vermeld. 5.
SLIJTERIJ
Een slijterij is een bedrijf waar aan particulieren sterke drank, van zwakalcoholhoudende en alcoholvrije drank voor gebruik elders dan ter plaatse, worden versterkt en waar een aantal aan een slijterij gelieerde producten worden verkocht (wijnrekjes, wijnkoelers, onderzetters, etc.) Een dergelijk bedrijf valt daarom NIET onder de exploitatievergunningplicht.
30
6.
NIET VERGUNNINGPLICHTIGE BESDRIJVEN
In artikel 2.3.1.3 Apv is geregeld dat de burgemeester bepaalde typen horecabedrijven kan aanwijzen waarvoor de exploitatievergunningplicht niet geldt. De exploitatie van een dergelijk horecabedrijf moet wel zodanig geschieden dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Onder bovengenoemde uitzonderingsplicht vallen alleen bedrijven en instellingen waar de horeca-activiteiten van ondergeschikte betekenis en dus niet de hoofdactiviteit zijn. Deze bedrijven en instellingen leveren doorgaans geen problemen op voor de openbare orde of het woon- en leefklimaat. Voor zover ter plaatse bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, is voor deze bedrijven en instellingen uiteraard wel een drank- en horecavergunning vereist. Hieronder staan de uitzonderingen aangegeven. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Winkel Zorginstelling; Museum; Bedrijfskantine of – restaurant. Sport- en dansscholen c.q. verenigingen; Kerken c.q. kerkelijke instellingen
Hierbij geldt dat de horecagedeelten en -activiteiten aan de volgende criteria moeten voldoen: -
-
Het horecagedeelte en de horeca-activiteiten vormen een nevenactiviteit, ondergeschikt aan de hoofdactiviteit (additionele horeca); kan als dienstverlening worden gezien voor het publiek/bezoekers; Het horecagedeelte en de horeca-activiteiten worden door dezelfde ondernemer/exploitant geëxploiteerd; Voor het horecagedeelte en de horeca-activiteiten gelden geen andere openingstijden dan voor de winkel/zorginstelling/museum/bedrijven/sport- en dansschool en vereniging of kerk of de tijdsduur van de daar gehouden reguliere activiteiten; de voorwaarde geldt dat in het geval de hoofdactiviteit staakt, ook de nevenactiviteit (additionele horeca) gestaakt moet worden. Het bestemmingsplan moet horeca-activiteiten toestaan
Specifiek geldt dat ten aanzien van: Sport- en dansscholen c.q. verenigingen Horeca-activiteiten in sport- en dansscholen c.q. verenigingen (ijsclub- en visclubgebouwen) vallen niet onder de exploitatievergunningplicht, voor zover er geen wedstrijden worden gehouden (uitgezonderd onderlinge wedstrijden), de genoemde inrichtingen uiterlijk om 24.00 uur wordt gesloten, de exploitant beschikt over een milieuvergunning en er geen andere activiteiten worden georganiseerd waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend. Kerken Horeca-activiteiten in kerken vallen niet onder de exploitatievergunningplicht, voor zover de consumpties uitsluitend kunnen worden verkregen voor of na de kerkdiensten en/of aan de kerk gerelateerde activiteiten. De genoemde categorieën betreffen veelal paracommerciële instellingen. Het is van belang op te merken dat indien aldaar alcoholhoudende dranken verstrekt worden, deze inrichtingen dienen te voldoen aan de bepalingen in de DHw ten aanzien van het voorkomen van ongewenste mededinging (oneerlijke concurrentie).
31