KADERNOTA ARMOEDEBELEID WESTSTELLINGWERF INHOUDSOPGAVE
Intern/7934/1
Voorwoord Hoofdstuk 1 1.1 1.1.1 1.1.2 1.2 1.3 1.4 Hoofdstuk 2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 Hoofdstuk 5 5.1 5.1.1 5.2 5.2.1 5.3 5.3.1 5.3.2 5.4 Hoofdstuk 6 6.1 6.2 6.3
2 Verkenning: is armoede een probleem Wanneer is iemand arm Kwalitatieve indicator Kwantitatieve indicator Omvang Betekenis van armoede Gevolgen van armoede Oorzaken en risicogroepen Oorzaken Oorzaken op macro-niveau Oorzaken op micro-niveau Oorzaken op individueel niveau Risico-groepen Wie doet wat De burger zelf Particuliere initiatieven De gemeente De provincie De rijksoverheid Europa Onze visie op armoedebeleid Wat is armoedebeleid? Beoogde effecten van het armoedebeleid Onze uitgangspunten Faciliteren Ondersteunen Oplossen Handreikingen voor een meerjarig uitvoeringsbeleid Strategie: faciliteren Digitale informatievoorziening is verwachtingsmanagement Strategie: Op het snijvlak van faciliteren en ondersteunen Herkenbaar en laagdrempelig aanspreekpunt in de eigen buurt Strategie: Ondersteunen Introductie AV Frieso Niet-gebruik van overige voorzieningen Strategie: oplossen Hoe verder? Extra structurele middelen van het rijk Kinderrechtenmonitor Uitvoeringsnota Armoedebeleid 2014 e.v.
3 3 3 3 4 4 5 5 5 5 5 5 6 7 7 7 7 8 8 10 10 10 10 11 12 12 14 14 14 14 14 15 15 15 16 18 18 18 18
1
KADERNOTA ARMOEDEBELEID WESTSTELLINGWERF 2013 e.v. VOORWOORD Armoedebeleid en de ambities van raad en college • Gemeenteraad De gemeenteraad heeft het Armoedebeleid in 2012 nadrukkelijk geagendeerd. Op initiatief van de Groen Links - fractie heeft de gemeenteraad van Weststellingwerf in een informele setting stilgestaan bij het voorkomen van armoede in onze gemeente. 2013 in een werkvergadering te bespreken alvorens hem ter goedkeuring aan de raad aan te bieden. Vervolgens is op 2 juli 2012 een motie raadsbreed aangenomen, waarin het college wordt verzocht een Kadernota Armoedebeleid • Collegeprogramma 2010 – 2014 “Veelzijdig Weststellingwerf”: Visie: …Onze ambities komen tot uiting in sociaal/maatschappelijke activiteiten, waaronder het armoedebeleid, het jongerenwerk, het scholen, ook van mensen met een uitkering, zodat er voor hen perspectief is op arbeid, het zo nodig inzetten van loonkosten subsidies, het voorzieningenniveau van de WMO… Aandachtsvelden en doelstellingen: …Vanuit het motto ‘niemand aan de kant’ is het onze plicht om extra oog te hebben voor het jongerenwerk, het armoedebeleid, het voorzieningenniveau WMO en voor (om-) scholing. Dit geldt ook voor mensen met een uitkering, zodat ook zij actief kunnen (blijven) deelnemen aan het maatschappelijk leven. Wij zijn bereid zo nodig het instrument van loonkostensubsidie in te zetten voor doelgerichte uitvoering van het armoedebeleid. Wij zien het als een uitdaging om in deze bestuursperiode, gezien de financieel economische crisis, de taakstelling van ombuigen en de bevolkingsprognoses, met een visie te komen die gericht is op het behoud van het bestaande maatschappelijk voorzieningenniveau in wijken en dorpen. Het appèl op zelfredzaamheid, vrijwilligerswerk en mantelzorg zal, gegeven deze context, de komende jaren toenemen… Context van het armoedebeleid In vrijwel alle publicaties en documenten van ondermeer de overheidsorganen worden armoede en sociale uitsluiting in één adem genoemd. Interessant is dat ons college een re-integratie-instrument direct koppelt aan het armoedebeleid. Voor de opstellers van dit document een belangrijke indicator voor de positionering van het armoedebeleid in het bredere sociale domein. Participatie / inspraak Voor deze nota zijn gesprekken gevoerd met de volgende personen: mevrouw Ina Nell (Voedselbank), mevrouw Regina Ponne, procesmanager Sociaal Team, mevrouw Eltje Duisterwinkel, consulent Werk, de heer Frans van Veen, consulent Inkomen en met de leden van de subgroep Arbeid, en Inkomen van het WMO-Platform. Bij deze nota Overeenkomsten met andere beleidsnotities die in de afgelopen tijd zijn vastgesteld, berusten geenszins op toeval. Wij willen samenhang aanbrengen tussen alle beleidsvelden van het sociale domein. Andere notities zijn voor deze Kadernota dan ook een belangrijke inspiratiebron geweest; overigens zijn de bronnen nagenoeg overal vermeld. OWO Met de gemeenten Opsterland en Ooststellingwerf is overlegd over het gezamenlijk opstellen van een Kadernota Armoedebeleid. In deze gemeenten is het armoedebeleid weliswaar een punt van aandacht maar een kadernota is in die gemeenten niet aan de orde. Beide gemeenten zien de notitie overigens met belangstelling tegemoet.
2
HOOFDSTUK 1
VERKENNING: IS ARMOEDE EEN PROBLEEM?
De bijstand is het sluitstuk van de sociale zekerheid in Nederland; de bijstandswet verschaft in beginsel alle burgers van Nederland inkomenszekerheid op een niveau dat toereikend is om (binnen het Nederlandse normenkader) te voorzien in de kosten van het bestaan op basisstandaard: wonen, eten, leren, zorg en participeren. 1.1
Wanneer is iemand arm?
Armoede is niet via één wetenschappelijke, objectieve indicator, weer te geven. In de moderne verzorgingsstaat is armoede des te meer een probleem wanneer behalve een gering inkomen ook sprake is van zaken als een lange duur van de armoedeperiode, problemen in de sfeer van bestedingen (schulden, hoge vaste lasten), afwezigheid van een reserve of eigen vermogen en dergelijke. 1.1.1
Kwalitatieve indicator
“Als mensen langdurig hun rekeningen niet kunnen betalen, als ze niet dagelijks een warme maaltijd op tafel kunnen zetten en als ze geen kleren kunnen kopen. Een aantal maanden is dat nog wel vol te houden. Maar als er dan geld te laat binnenkomt of iets stuk gaat, krijgen die huishoudens een existentieel probleem. Het verschil zit ´m er ook in of je een keuze hebt om een dag alleen brood te eten of je kleren in een tweedehandszaak te kopen. Arme mensen hebben die keuze niet. Armoede is een complex vraagstuk. Het gaat echt niet alleen om geld, het gaat ook om perspectief. Studenten 1 hebben tijdens hun studie ook niet veel te makken, maar die hebben wel uitzicht op een carrière .” 1.1.2
Kwantitatieve indicator
Twee veelgebruikte centrale indicatoren voor armoede die worden gehanteerd zijn de Lage2 inkomensgrens (CPB) en de niet-veel-maar-toereikend-indiactor .Het SCP beschrijft armoede op grond van het niet-veel-maar-toereikendcriterium. Dit normbedrag is gebaseerd op de minimaal vereiste uitgaven voor voedsel, kleding, wonen en sociale participatie. Het SCP kijkt voornamelijk naar de armoede van individuele personen. Het CBS bespreekt de kans op armoede aan de hand van de lage-inkomensgrens. Deze grens vertegenwoordigt een vast koopkrachtbedrag en wordt jaarlijks alleen aangepast voor de prijs-ontwikkeling. Het Rijk stelt bij de toepassing van gemeentelijk armoedebeleid een inkomensgrens, en wel maximaal 3 110% van het sociaal minimum . Vanaf hier wordt deze grens in deze notitie aangehaald als het beleidsmatig minimum. Tabel: hoogte van verschillende armoedegrenzen Indicator LageHuishoudtype inkomensgrens Alleenstaande 960 Alleenstaande ouder met 2 kinderen4 1450 Echtpaar zonder kinderen 1320 Echtpaar met 2 kinderen5 1810 1
Niet-veel-maar toereikend 1020 1540 1400 1920
Sociaal minimum (=/= bijstandsnorm) 925 1330 1320 1460
110% sociaal minimum 1010 1450 1452 1592
Gerrie Vermeulen, Armoedegezant, Eindhoven
2
2
Tabel: Lage-inkomensgrens volgens CBS All.st pr 0 knd pr+1knd 2010 940 1 290 1 570 2011 960 1 320 1 610
pr+2knd 1 770 1 810
1o+1knd 1 250 1 280
1o+2knd 1 420 1 450
Tabel: Niet-veel-maar-toereikendcriterium All.st pr 0 knd 2010 1 000 1 370 2011 1 020 1 400
pr+2knd 1 880 1 920
1o+1knd 1 330 1 360
1o+2knd 1 510 1 540
pr+1knd 1 670 1 710
3
Sociaal minimum: Het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Om te kunnen beoordelen hoe het inkomen van een huishouden zich verhoudt tot het minimum, moet aan de hand van de regelgeving worden vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen is bijvoorbeeld gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. 4 Incl kinderbijslag € 140 pmnd/gezin 5 idem
3
1.2
Omvang
Voor de twee indicatoren Lage-inkomensgrens en beleidsmatig minimum berekenen we hieronder de omvang van de huishoudens in onze gemeente die, op grond van het gezinsinkomen, mogelijk kans maken (risico lopen) om in omstandigheden terecht te komen die in de paragrafen 1.1.1. en 1.2 zijn geschetst. Lage-inkomensgrens
Volgens het CBS waren er in 2010 in onze gemeente ruim 800 huishoudens die rondkwamen van een inkomen op of beneden de lage-inkomensgrens. Het ging om 1200 personen. Het aantal huishoudens lijkt daarna te zijn gestegen tot ongeveer 875 in 2012. Uit die zelfde bron blijkt er vanaf 2008 tot 2010 niet van een 6 noemenswaardige stijging sprake is geweest .
Beleidsmatig minimum In datzelfde jaar waren er 1200 huishoudens die een inkomen hadden dat niet hoger was dan het beleidsmatig minimum. Dat betroffen 2100 personen. Ontwikkeling in afgelopen jaren: 2005, 2006 en 2007 1300 huishoudens < beleidsmatig minimum 2008 en 2009 1100 huishoudens < beleidsmatig minimum 2010 1200 huishoudens < beleidsmatig minimum Voor 2012 en 2013 zijn lokale cijfers nog niet bekend. De verwachting van het CBS voor het jaar 2013 was dat de armoede toeneemt tot 9,4 procent van alle huishoudens. Daarbij constateert het CBS dat de armoede vooral toeneemt bij mensen met een uitkering en bij zelfstandigen. Het aantal arme zelfstandigen steeg landelijk met 52 duizend tot 175 duizend eind 2012. 1.3
Betekenis van Armoede
De betekenis van het begrip Armoede lijkt sterk af te hangen van de tijd en de tijdgeest (het maatschappelijk besef). Vroeger was het een objectief begrip dat inhield dat men bedreigd werd in het fysieke bestaan: er was sprake van armoede als men honger leed. Tegenwoordig is het een meer subjectief begrip, en gaat het om (het gevoel van) achterstand ten opzichte van de meerderheid van de bevolking. Opvallend daarbij is dat er een opeenstapeling van ellende waarneembaar is: geen werk, een laag inkomen, schulden, een laag opleidingsniveau, slechte gezondheid, geringe deelname aan het maatschappelijk verkeer; en door deze samenloop van omstandigheden is er weinig hoop op verbetering. Het langdurig leven van een inkomen op het niveau versterkt deze negatieve effecten. 1.4
Gevolgen van armoede
Armoede kan het dagelijks leven van mensen en gezinnen ingrijpend beïnvloeden. Uit onderzoeken blijkt dat kansarme mensen vaker een slechte gezondheid hebben en meer schulden maken. Onderzoek wijst erop dat ongunstige economische omstandigheden op indirecte wijze een invloed hebben op crimineel gedrag. Economische stress is er bijvoorbeeld oorzaak van dat ouders minder toezicht houden op hun kinderen, of de ouders treden hardvochtig op, ze zijn minder consequent en de hechting tussen ouder en kind wordt er ongunstig door beïnvloed. Mensen met een laag inkomen nemen minder deel aan sociale- en culturele activiteiten: een sociaal isolement dreigt. Armoede en sociale uitsluituiting gaan vaak hand in hand. Geloof in betere tijden (perspectief) neemt af als de “armoedige” omstandigheden langer voortduren. Naarmate de omvang van armoede toeneemt, zal ook het beroep op sociale voorzieningen toenemen, en daarmee de druk op de gemeentefinanciën.
2,5% tot 4% van de kinderen in Weststellingwerf leeft in een gezin met een inkomen onder de lage-inkomensgrens (bron: CBS 2009) 6
Enig voorbehoud is nodig voor wat betreft de gegevens over 2008, 2009 en na 2010; deze cijfers waren niet te genereren via dezelfde query, dit is derhalve op basis van een andere gegevensset verkregen.
4
HOOFDSTUK 2
OORZAKEN EN RISICOGROEPEN
2.1
Oorzaken
2.1.1
Oorzaken op macro-niveau
De Sociaal economische raad (SER) onderscheidde in 1999 drie mogelijke oorzaken van armoede op macro-niveau: het kan een politiek probleem zijn (mensen lijden armoede omdat anderen dat vinden) en het kan komen door een toenemende marktgerichte economie waardoor de kloof tussen rijk en arm steeds groter wordt. Als derde mogelijke oorzaak werd genoemd de technologische ontwikkelingen; de arbeidsmarkt vraagt steeds meer vakbekwaamheid en er lijkt steeds minder ruimte te zijn voor laaggeschoolde werknemers. Arbeid wordt voor een lagere prijs “verkocht”. Het armoedesignalement 2012 van het CPB en CBS vertelt ons dat de langdurige crisis, die inzette in 7 2008, nu neerslaat in de armoedecijfers: in 2011 is de armoede fors toegenomen . 2.1.2
Oorzaken op micro-niveau
Interessant voor deze notitie zou zijn of voor armoede lokale oorzaken aan te wijzen zijn. Die vraag is relevant omdat we daarmee iets sneller bij de beste interventies zouden zijn. Via web- en literatuuronderzoek vonden wij daarvoor helaas geen concrete indicaties. Het lijkt erop dat het zich voordoen van armoede volgens de in het vorige hoofdstuk aangehaalde indicatoren, een kwestie is van een concentratie van verschillende risico-indicatoren in een bepaald gebied. Door gemeentelijek dienstverlening op een meer wijkgerichte wijze aan te bieden, kan de kern van de problematiek waarschijnlijk dichter worden genaderd. 2.1.3
Oorzaken op individueel niveau
“Armoede is niet erfelijk, blijkt uit een onderzoek van het SCP. Van de mensen die 25 jaar geleden als kind arm waren, leeft nu 93 procent boven de armoedegrens. Er is geen massale onderklasse die het slachtoffer is geworden van permanente uitsluiting door een 'neoliberale' samenleving. Maar evenmin is er een onderklasse die massaal afhankelijk is geworden van de sociale zekerheid. Armoede is geen statisch, maar een dynamisch verschijnsel. Veel mensen zijn een tijdje arm, slechts een betrekkelijk kleine groep blijft in die armoede hangen. Daarmee biedt de SCP-studie vooral goed nieuws: Nederland kent een behoorlijke mate van sociale mobiliteit. Dat wil uiteraard niet zeggen dat er geen enkel probleem is. Arme kinderen lopen bijna twee keer zo veel kans om arm te blijven als kinderen uit een meer welgesteld gezin. Dat geldt vooral voor kinderen uit risicogroepen, met ouders die laag 8 opgeleid, niet-westers en/of werkloos zijn ”. Armoede kan worden veroorzaakt door eenmalige problemen zoals bijvoorbeeld plotselinge inkomensterugval, maar ook door structurele gedragsproblemen (‘gat in de hand: alcohol-, gok- en/of drugsverslaving). Een structurele onbalans tussen inkomen en onontkoombare vaste lasten, in combinatie met het ontbreken van perspectief op verbetering houden armoede in stand. Met name het niet volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving, mede als gevolg van een ‘kwetsbare” financiële basis door een langdurig verblijf op het minimum en/of sociale problematiek, kenmerkt de “nieuwe” armoede. Leden van de werkgroep Arbeid en Inkomen van het WMO-Platform van Weststellingwerf benadrukken dat zij in hun werk regelmatig worden geconfronteerd met psychosociale problematiek in huishoudens, die de kans op armoede vergroot. 2.2
Risicogroepen
Het Armoedesignalement 2012 geeft een actueel beeld van hoe armoede zich ontwikkelt en bij welke bevolkingsgroepen de kans op armoede daalt, stijgt of onveranderd is. Dit beeld –waarbij de hoogte van het inkomen de invalshoek is- hebben wij voor deze nota vergeleken met de CBS-cijfers voor onze gemeente. Op grond daarvan kunnen wij vaststellen dat a. Een laag inkomen het meest voorkomt bij eenoudergezinnen met minderjarige kinderen. Goed nieuws: het aantal eenoudergezinnen dat langdurig op dat inkomensniveau blijft, daalde de afgelopen periode dankzij arbeidsparticipatie en koopkrachtverbetering.
7 8
Landelijk beeld; nog niet vertaald naar recente gegevens er gemeente Artikel Volkskrant september 2011
5
In onze gemeente: iets meer dan de helft van alle eenoudergezinnen heeft een inkomen onder de lage-inkomensgrens. In absolute zin zijn dat er 100. b. Een laag inkomen veel voorkomt onder niet-westerse allochtonen; vier keer zoveel als onder autochtonen. Slecht nieuws: kans op armoede onder deze bevolkingsgroep steeg sterk in de afgelopen jaren. In onze gemeente: dit betreft iets meer dan eenderde van de huishoudens van niet-westerse afkomst. In absolute zin zijn dat er 30. c. Bijstandsontvangers lopen het meeste risico op armoede. Slecht nieuws: de kans dat dit een langdurig kwestie is, is betrekkelijk groot. In onze gemeente: 60% van de bijstandsontvangende huishoudens valt onder de lageinkomensgrens. In absolute zin zijn dat er 270.
Armoede is steeds meer een vrouwenzaak. Van de mensen die onder de armoedegrens leven is 70 procent vrouw. Vrouwen verzetten 2/3 van de arbeid in de wereld en bezitten maar 10% van het totale financieel vermogen in de wereld” (bron: www.scholieren.com)
6
HOOFDSTUK 3
WIE DOET WAT
Burgers, maatschappelijke organisaties en overheidsorganisaties hebben ieder vrij afgebakende taken en verantwoordelijkheden rondom het thema Armoede. Het is de gemeente die vanuit haar regierol en ten behoeve van de verwezenlijking van haar ambities, die gescheiden kolommen complementair maakt. 3.1
De burger zelf
Ieder huishouden in Nederland kan beschikken op een inkomen op het sociaal minimum. De inwoners in onze gemeente dienen (zoveel als mogelijk) financieel zelfredzaam te zijn en deel te nemen aan het maatschappelijke leven (participatie). Bij het wegnemen van belemmeringen staat de eigen verantwoordelijkheid van de burger centraal. De persoon in kwestie blijft ‘eigenaar’ van het probleem en is zoveel mogelijk zelf regisseur van de resultaten, oplossingen en ondersteuning. 3.2
Particuliere initiatieven
Diverse organisaties verrichten in onze gemeente onafhankelijk en zelfstandig activiteiten in het kader 9 van armoedebestrijding en/of –preventie en/of compensatie . De bekende zijn: Voedselbank, Stichting Leergeld, Stichting Urgente Noden Fryslân, Stichting Onverwacht, Humanitas. 3.3
De gemeente
Gemeenten hebben een belangrijke rol in het bestrijden van armoede. Zij hebben immers de plicht om de leefsituatie en het toekomstperspectief van kwetsbare burgers te verbeteren en vervullen een centrale rol in het stimuleren van werkgelegenheid (VNG 2009). Daarvoor is het nodig dat de gemeente “de burger kent”. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het verstrekken van bijstand, individuele bijzondere bijstand en andere vormen van inkomensondersteuning aan mensen met een uitkering of laag inkomen als zij met onverwachte en/of onvermijdelijke kosten te maken krijgen. Aanvragen voor bijzondere bijstand worden, op enkele uitzonderingen na, individueel getoetst. Onderdeel van het gemeentelijk minimabeleid zijn regelingen tegen sociale uitsluiting van kwetsbare 10 groepen. De prioriteit ligt bij de re-integratie van bijstandsgerechtigden . Gemeenten hebben verder een regiefunctie bij de aanpak van schuldhulpverlening. Gemeenten financieren hun armoedebeleid uit het gemeentefonds. Dit geld is niet geoormerkt. 3.4
De provincie
Op 24 juni 2009 hebben Provinciale Staten opdracht gegeven om in samenwerking met de gemeenten Oost- en Weststellingwerf tot een aanpak te komen waarin op integrale wijze wordt gewerkt aan het bestrijden van achterstanden in aandachtswijken en –dorpen. In Weststellingwerf ligt daarbij de focus op Noordwolde. De onderliggende intentie is dat er in 14 jaar meer en betere socialeen economische kansen zijn voor mensen die geconfronteerd worden met een meervoudige problematiek en dat de overerving van armoede is uitgebannen. Gemeenten Heerenveen, Smallingerland, Oost- en Weststellingwerf en Opsterland werken samen met Wetterskip Fryslân en de provincie Fryslân aan de Streekagenda Zuidoost Fryslân. Doel van die agenda is een nauwere toekomstige samenwerking op operationeel niveau. Thema’s voor de streekagenda zijn wonen, economie en sociale infrastructuur, plattelandsontwikkeling en openbare ruimte.
9
Hiermee bedoelen wij activiteiten die niet gericht zijn op curatie, maar die de armoede in individuele gevallen minder pijnlijk willen maken door bijvoorbeeld aanbieding van een kerstpakket of Sinterklaaskado, bijdragen in contributies etc. 10 Bron: Ministerie van SZW, gemeenteloket
7
Binnen het project “Culturele Hoofdstad” is een budget opgenomen voor armoedebestrijding. Er lijkt ruimte te zijn om deze middelen ook voor regio’s buiten Leeuwarden aan te wenden; de relatie met de Aandachtsgebieden (in onze gemeente is dat Noordwolde) ligt ons inziens dan voor de hand. De provincie zet momenteel sterk in op versterking van de economische structuur. Gedeputeerde Staten wil 300 miljoen euro (afkomstig van de Nuon-gelden) toevoegen aan de Investeringsagenda en 11 inzetten voor een banenplan . Hiermee wil GS een extra impuls geven aan de mogelijkheden die de bijvoorbeeld de Streekagenda biedt. Onze gemeente zit hier op het vinkentouw; uiteraard willen wij er meerdere graantjes van mee pikken. 3.5
De rijksoverheid
De rijksoverheid voert een zogenaamd generiek inkomensbeleid en bepaalt bijvoorbeeld de hoogte van een bijstands-uitkering. Het vorige kabinet Rutte (2010-2012) richtte zich op het vergroten van arbeidsparticipatie om armoede en sociale uitsluiting tegen te gaan. Door de bijstand te verlagen werd het verschil tussen bijstand en minimumloon vergroot, met de bedoeling werklozen te prikkelen om werk te zoeken. Iedereen die kan werken moet aan het werk, luidde het motto. Wetgeving werd gemaakt, of is in de maak, om dit te bevorderen, waarbij de verantwoordelijkheid van gemeenten toeneemt. Het kabinet Rutte dat regeerde van oktober 2010 tot april 2012 heeft de volgende bezuinigingsmaatregelen genomen: • geleidelijke verlaging van de bijstand; • beperking van voorzieningen voor mensen met een arbeidshandicap; • het gemeentelijk minimabeleid is genormeerd op maximaal 110 procent van het wettelijk minimum loon; • verhoging van de eigen bijdrage 'Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten' en 'Wet maatschappelijke ondersteuning'; • inburgering moet zelf worden betaald; • kleiner zorgpakket voor een hogere premie, verlaging van de zorgtoeslag, meer eigen bijdragen en vermindering van voorzieningen. Op dit moment is de nieuwe Participatiewet in de maak. Die vervangt de Wet werk en bijstand en de Wet sociale werkvoorziening. Ook een deel van de huidige Wajong zal worden toegevoegd. De consequentie zullen overigens vooral merkbaar zijn bij de onderdelen van de wet (de naam zegt het al) die zijn gericht op re-integratie en activering van bijstandsgerechtigden en arbeidsbelemmerden. Beoogde ingangsdatum is 1 januari 2014. 3.6
Europa
Het belangrijkste instrument van de Europese Unie om inzetbaarheid te ondersteunen, armoede te 12 bestrijden en sociale integratie te bevorderen, is en blijft het Europees Sociaal Fonds (ESF) . Dit structureel instrument investeert direct in de vaardigheden van de mensen en streeft ernaar hun waarde op de arbeidsmarkt te verbeteren. Sommige van de meest kwetsbare burgers die te lijden hebben van de meest extreme vormen van armoede, staan echter te ver van de arbeidsmarkt om van de sociale integratiemaatregelen van het Europees Sociaal Fonds gebruik te kunnen maken. De EU heeft in de Europa 2020-strategie toegezegd het aantal mensen dat in armoede leeft of door armoede dreigt te worden getroffen, met minstens 20 miljoen te doen afnemen. In de EU dreigen 116 miljoen mensen door armoede of sociale uitsluiting te worden getroffen en hebben ongeveer 40 miljoen te lijden van ernstige materiële ontbering. Een van de belangrijkste kenmerken van materiële ontbering is dat men niet over voldoende voedsel of voedsel van voldoende kwaliteit beschikt. In 2010 kon 8,7 % van de bevolking van de EU — meer dan 43 miljoen mensen — zich niet om de andere dag een maaltijd veroorloven met vlees, kip, vis (of een vegetarisch equivalent), wat door de Wereldgezondheidsorganisatie als een basisbehoefte is aangemerkt. De eerste gegevens voor 2011 wijzen op een verslechtering van deze situatie. 11
Nota Wurkje Foar Fryslan, Provincie Fryslân Actuele ESF-projecten in onze gemeente: Loonwaardemetingen en re-integratie personen met arbeidshandicap (2010-2012) Actieplan Jeugd (2010 – 2012) en Actieplan Arbeidsbelemmerden (2012-2013)
12
8
De Europese Commissie heeft voorgesteld een fonds op te richten om de minstbedeelden in de EU te helpen. Het voorstel behelst de oprichting van een fonds dat steun biedt aan regelingen van de lidstaten voor verstrekking van voedsel aan de minstbedeelden en kleding en andere essentiële goederen aan daklozen en aan achtergestelde kinderen. Het voorstel wordt nu aan het Europees Parlement en de Raad van ministers van de EU ter goedkeuring voorgelegd. In haar voorstel van juni 2011 voor een meerjarig financieel kader voorzag de Commissie in een begroting van 2,5 miljard euro voor het fonds voor de periode 2014-2020. De lidstaten zouden 15 % van de kosten van hun nationale programma's voor hun rekening moeten nemen; de resterende 85 % 13 zou uit het fonds komen . Het voorstel geeft de nationale autoriteiten aanzienlijke flexibiliteit om de steun in overeenstemming met hun nationale regelingen te plannen en te verstrekken. Gedetailleerde criteria voor toekenning van steun zijn de verantwoordelijkheid van de lidstaten, of zelfs van de partnerorganisaties, omdat zij het best geplaatst zijn om de steun op de lokale behoeften af te 14 stemmen .
13 14
Bron: www.europa.eu Bron: Motie raad Weststellingwerf 4 maart 2013 inzake Eu-regeling steun voor minstbedeelden
9
HOOFDSTUK 4 4.1
ONZE VISIE OP ARMOEDEBELEID
Wat is Armoedebeleid?
Bij armoede gaat het om een –vaak complexe- samenloop van gebeurtenissen die zich afspelen op de verschillende leefgebieden van een persoon in diens huishouding, zo blijkt ook tot dusver in deze notitie. Om armoede te bestrijden zal het beleid zich dan ook moeten richten op die verschillende leefgebieden. Gemeentelijk armoedebeleid is niet op één plaats beschreven en deze notitie zal dat ook niet als resultaat hebben. Verbeteren van de inkomenspositie van burgers is vaak niet genoeg om armoede tegen te aan. Dus armoedebeleid is niet een uitputtende beschrijving van mogelijke –financiële- producten en regelingen die aangeboden kunnen worden. De visie op Armoedebeleid van het gemeentebestuur zou naadloos moeten aansluiten op datgene wat het gemeentebestuur reeds heeft vastgesteld in het kader van de WMO (december 2012) en Schuldhulpverlening (9 november 2012): De rolverdeling tussen gemeente en burger is fundamenteel aan het veranderen. De gemeente die concrete voorzieningen aanbiedt, maakt plaats voor de gemeente die de burger faciliteert in participatie en zelfredzaamheid. In de kern gaat het om de vraag welke belemmeringen de burger ondervindt in het dagelijks leven en hoe de burger die zelf (en niet de overheid), of via zijn netwerk kan oplossen. Het resultaat is bepalend: De burger kan weer participeren. De houding van de gemeente is gericht op het resultaat. Deze verandering in werkwijze heet “De Kanteling” 15.
4.2
Beoogde effecten
De effecten van het gemeentelijk armoedebeleid formuleren wij als een drietrapsraket: 1. Door de goede faciliteiten voor hen te creëren weten burgers hun perspectief op een bestaan boven de armoedegrens te vergroten (strategie: faciliteren) 2. Wij ondersteunen burgers bij het weghalen van factoren die zelfredzaamheid en participatie dreigen te verhinderen. Het vangnet wordt een springplank (strategie: ondersteunen) 3. Wij waarborgen een sociaal vangnet voor iedereen (strategie: oplossen) In het schema op de volgende pagina hebben wij de samenhang tussen Faciliteren, Ondersteunen en Oplossen gevisualiseerd. In de daaropvolgende paragrafen zijn de strategielijnen verder uitgewerkt. 4.3
Onze uitgangspunten
Hieronder definiëren wij twee centrale uitgangspunten bij de aanpak van de bestrijding tegen armoede en sociale uitsluiting in onze gemeente: De burger die een beroep doet op bijstand of minimaregeling dient geen aanvraag in; hij geeft een signaal af. Een beroep op een inkomens- of minimaregeling van de gemeente wordt niet op zich beoordeeld maar vormt de aanleiding om dieper in te gaan op de omstandigheden van de persoon en diens gezin. Het gewenste resultaat staat centraal bij de behandeling van een verzoek; niet de aanvraagprocedure of de regeling. ►
► De aanpak tegen armoede in onze gemeente is integraal. Integraal armoedebeleid is het actief ondersteunen van een inwoner bij het zoeken van een oplossing voor zijn/haar –financiële- problemen binnen de verschillende leefgebieden, maar ook bij het vinden van een oplossing voor de eventuele oorzaken hiervan. Integraal armoedebeleid houdt daarnaast in dat zoveel mogelijk voorkomen wordt dat de situatie verergert (stabilisatie) en dat wordt gewerkt aan een optimistisch perspectief.
15
Beleidsnotitie 2013-2016 “Schulden. Gekantelde Schuldhulpverlening”, 12 dec. 2012
10
4.4
Faciliteren
Door de goede faciliteiten voor hen te creëren weten burgers hun perspectief op een bestaan boven de armoedegrens te vergroten Het armoedebeleid wordt aangesloten op de kantelingsgedachte. De kantelingsgedachte stelt niet het aanbod van voorzieningen (producten) centraal, maar de vraag van de burger en zijn eigen mogelijkheden. Er wordt een maximaal beroep gedaan op de ontwikkelingsmogelijkheden en eigen verantwoordelijkheid van de burger. Voorwaarde voor het inzetten van voorzieningen is dat de burger en gemeente geen enkele andere mogelijkheid zien om zijn probleem zelfstandig op te lossen. De burger moet optimaal gefaciliteerd worden, om vragen of knelpunten zelfstandig op te kunnen lossen. De website van de gemeente moet de plaats zijn, waar op een toegankelijke en gebruiksvriendelijke manier veel informatie wordt gedeeld over het: - gemeentelijk beleid op het gebied van armoedebeleid; - zelfstandig oplossen problemen of knelpunten; - op een verantwoorde manier bepalen en besteden van het beschikbare budget; - gebruikmaken van gemeentelijke voorzieningen ten behoeve van de minima; - vinden van de juiste instantie in het geval van meervoudige problematiek; - benutten van landelijke initiatieven om burgers bij hun vraagstukken op het terrein van armoede te ondersteunen. De website moet gezien worden als de eerste zeef. De zelfredzame burger is in staat, met behulp van digitale ondersteuning, zijn vragen beantwoorden en oplossingen te bedenken.
11
Van dergelijke facilitering gaat een preventieve werking uit. Het doel van preventie is bewustwording, zodat burgers zelf signaleren wanneer zij risico lopen. Hierdoor proberen wij ook maatschappelijke kosten te voorkomen, die het gevolg kunnen zijn van een leven onder of op de armoedegrens en het ontbreken van een optimistisch perspectief. In eigen huis hebben we de beschikking over een pakket van inkomensondersteunende maatregelen dat al pro actief onder de aandacht wordt gebracht en waarbij het aanvragen zo eenvoudig mogelijk is gemaakt. Verder hebben wij consulenten inkomen die onder andere tijdens huisbezoeken ook aandacht hebben voor de omstandigheden van het gezin. Consulenten werk en zorg kunnen hier bij aansluiten. Door het zo vroeg mogelijk bereiken van de potentiële doelgroep wordt getracht te voorkomen dat inwoners te lang wachten met het zoeken van ondersteuning. Faciliterende voorzieningen / regelingen
Voorziening / regeling Algemene en specifieke voorlichting Vlechtwerkers Kwijtschelding gemeentelijke belastingen Coll. zkv. AV Frieso / vergoeding premie aanvullende verzekering
4.5
Inkomensgrens / % sociaal mimimum Geen “kwetsbare burgers” 100 110
Ondersteunen
Wij ondersteunen burgers bij het weghalen van factoren die zelfredzaamheid en participatie (dreigen te) verhinderen. Het vangnet wordt een springplank. Er zijn momenten of omstandigheden dat een burger een steun in de rug nodig heeft om niet uit z’n evenwicht te raken. Ondersteunen van de zelfredzaamheid van burgers betekent vooral dat niet direct of uitsluitend wordt gekeken naar de oorzaken van een probleem maar nadrukkelijk naar de gevolgen van het probleem voor het dagelijks zelfredzaam functioneren en / of het welzijn van de burger. Bijvoorbeeld: iemand kan schulden hebben, maar dit hoeft een zelfredzaam bestaan niet in de weg te staan als er een schuldregeling is getroffen. Interventies in de ondersteunende sfeer zijn gericht op het opheffen van tijdelijke belemmeringen en voorkomen idealiter sociale uitsluiting. Ondersteunende voorzieningen / regelingen
Voorziening / regeling Premie aanvullende ziektekostenverzekering (of coll. zkv. AV Frieso) Kwijtschelding gemeentelijke belasting Reductiefonds Regeling maatschappelijk participatie schoolgaande kinderen Schuldhulpverlening
4.6
Inkomensgrens / % sociaal minimum 110 100 105 105 geen
Oplossen
Wij garanderen burgers een sociaal-economisch vangnet Geen enkele inwoner van onze gemeente is uitgesloten van de vangnetvoorzieningen die de Nederlandse verzorgingsstaat kenmerken: bijstand, bijzondere bijstand, re-integratietrajecten, schuldhulpverlening. Het zijn voorzieningen die ervoor zorgen dat mensen niet door de armoedegrens zakken. De vangnetvoorzieningen stabiliseren het leven van volwassenen, jeugd en kinderen; ze zorgen ervoor dat iedereen kan wonen in een huis waar gas, elektrisch en water is. En er is sprake van een basisinkomen. Met bijzondere bijstand kan de gemeente extra bijspringen als er onverwachte maar noodzakelijke kosten worden gemaakt. De burger is en blijft verantwoordelijk voor zijn eigen –financiële- huishouding. Hierbij hoort dat van alle burgers wordt verwacht te voorkomen dat gebruik moet worden gemaakt van de vangnetvoorzieningen. Het wordt in de sociale zekerheid zelfs als verwijtbaar aangemerkt als mensen onvoldoende naar vermogen hun eigen verantwoordelijkheid voor een economisch zelfstandig bestaan, hebben genomen. Het gemeentelijk handhavingsbeleid is erop gericht dat onnodig gebruik
12
van voorzieningen wordt voorkomen en de verantwoordelijkheid wordt teruggebracht naar de burger zelf. Voorziening / regeling Bijstandsuitkering Bijzondere bijstand Langdurigheidstoeslag Garanderen beslagvrije voet Sociaal team
Inkomensgrens / % sociaal minimum 100 100 (doorboven naar draagkracht) 100
13
HOOFDSTUK 5
HANDREIKINGEN VOOR EEN MEERJARIG UITVOERINGSBELEID
Afgeleid van de beoogde effecten, de beide centrale uitgangspunten en de strategielijnen, doen wij in dit hoofdstuk een paar handreikingen voor meerjarig armoedebeleid. U zult zien dat met deze handreikingen het Armoedebeleid wordt gebruikt als een instrument of impuls voor eerder of elders geformuleerd gemeentelijk beleid. Per strategielijn wordt minimaal een handreiking gedaan. 5.1
Strategie: Faciliteren
5.1.1
Digitale informatievoorziening is verwachtingsmanagement
Eerder, in de notitie Schulden; (Gekantelde Schuldhulpverlening 2013 – 2016) en op een aantal plaatsen in het kader van de gemeentelijke P&C-cyclus is aangegeven dat er, om daadwerkelijk gekanteld te kunnen werken, behoefte is aan een digitaal informatie- en verwijssysteem. Zo’n systeem moet voor zowel professionals (informatie, verwijzing, sociale kaart) als burgers (“zelfhulpprogramma”) geschikt te gebruiken zijn. Concreet gaat het om de volgende doelstelling: Op dit moment wordt een sterk verouderde, niet digitaal toegankelijke, sociale kaart gehanteerd. Het hebben van een sociale kaart is voor noodzakelijk voor het uitvoeren van het gekanteld beleid. Een zelfhulpsysteem op financieel vlak kan hier deel van uitmaken. Daarom is in OWO-verband onderzocht een sociale kaart, mogelijk met een inkomens/financiële component, op te zetten. Met het doel dat er in 2014 in de OWO gemeenten een gezamenlijk gedragen digitale kaart is, die door burger en ambtenaren (mogelijk op verschillende niveaus) raadpleegbaar is. Voor het onderzoek en de implementatie van een systeem heeft de ambtelijke organisatie geadviseerd, door middel van overheveling van een budget via de Jaarrekening 2012 (overheveling 16 budget TBAU ) een bedrag ter beschikking te stellen van € 15.000. Dit is gehonoreerd. Inmiddels hebben de drie gemeenten de keuze gemaakt voor de applicatie “Hulpkompas”. Implementatie in onze gemeente start in 2014. Burgers kunnen de applicatie raadplegen voor vragen en wegwijs rond inkomen, zorg en schuldhulpverlening. 5.2
Strategie: Op het snijvlak van Faciliteren en Ondersteunen
5.2.1
Herkenbaar en laagdrempelig aanspreekpunt in de eigen buurt
“Als ik een cliënt uit Noordwolde spreek en hij zegt dat hij geen eigen vervoer heeft, gaan bij mij alle alarmbellen rinkelen. In schoolvakanties gaat er pas om 8 uur ‘s ochtends een bus Noordwolde uit; dat is te laat voor een baan bij de Frico in Wolvega”. (Citaat consulent Werk)
De komende tijd is Noordwolde het speerpunt van uw sociale beleid. In het voorjaar van 2013 gaan aldaar de Vlechtwerkers aan de slag in het kader van “Vlechtwerf” (project vraaggestuurde integrale zorg). In contact komen met de hulpvragers / de burger, dat is van belang, en dan vanuit de praktijk gaan werken naar verbetering. Een Vlechtwerker is het aanspreekpunt voor inwoners van Noordwolde voor vragen op het brede gebied van zorg en ondersteuning. Het kunnen kleine vragen zijn zoals hulp bij boodschappen, maar ook omvangrijke vragen (meerdere leefgebieden betreffend). De Vlechtwerker inventariseert na een huisbezoek of een persoonlijk gesprek de behoeften van een dorpsbewoner. In alle gevallen wordt gezocht naar de best passende oplossing om de juiste ondersteuning voor een hulpvrager te realiseren. De Vlechtwerker zal in eerste instantie een oplossing proberen te vinden in de sociale omgeving van degene die hulp vraagt of nodig heeft. Het kan dus zijn dat de naaste familie of buren een belangrijke rol kunnen gaan spelen. Lukt dat niet dan wordt naar andere mogelijkheden gezocht en zonodig worden professionele hulp- of zorgorganisaties ingeschakeld. In het kader van het Armoedebeleid zou de expliciete doelstelling voor het gebied Noordwolde aangesloten kunnen worden op hetgeen u in het kader van bestemming Noordwolde reeds heeft vastgesteld. In het kader van de samenwerking tussen provincie en gemeente op het thema 17 “Aandachstgebieden” ambieert u –en de lat is hier erg hoog gelegd- voor het gebied Noordwolde in 16 17
Zie voetnoot 15 Nulmeting aandachtsgebieden Stellingwerven, Partoer.
14
7 jaar, vanaf 2010 (met mogelijke verlenging met nog eens 7 jaar), een stijging van het gemiddeld inkomen naar het Fries gemiddelde. En daarnaast een daling van de werkloosheid naar het Fries gemiddelde. Het hebben van een baan biedt de meeste (niet de enige) garantie op een leven boven de armoedegrens. Vanuit het domein Werk en Inkomen heeft de ambtelijke organisatie geadviseerd, door middel van overheveling van een budget via de Jaarrekening 2012 (overheveling budget 18 TBAU ) een bedrag ter beschikking te stellen van € 35.900 ten behoeve van het project Vlechtwerf. Dit is gehonoreerd. Via deze nota adviseren wij daaraan te verbinden dat een operationeel plan wordt gemaakt voor maatschappelijke activering en re-integratie van burgers met een afstand tot de arbeidsmarkt. Essentieel element aan dat plan is dat dit tot stand is gekomen door interviewgesprekken met de Noordwoldigers zelf, volgens een nog te bepalen methodiek. De interviews die op generatieve wijze plaatsvinden, bieden in de eerste plaats de mensen zelf en in de tweede plaats de gemeente, inzicht in wensen, behoeften en mogelijkheden van de geïnterviewden. Vervolgstap is om met de gegenereerde “energie” van de dorpsbewoners, en de algemene informatie die wij hiermee verkrijgen, kansrijke lokale initiatieven te kunnen faciliteren, en waar nodig, te ondersteunen. In 2013 willen wij een start maken met deze manier van werken. 5.3
Strategie: Ondersteunen
5.3.1
AV Frieso
“Ik merk dat bijstandsgerechtigden in toenemende mate besparen op hun eigen medische zorg, of op dat van hun gezinsleden. De eigen bijdrage is opnieuw verhoogd (inmiddels € 350,00) en voor mensen die langer een inkomen op bijstandsniveau hebben is dat veel. Helaas leidt uitstel van doktersbezoek niet zelden tot een verergering van het medische probeem – en daardoor tot het verder achterop raken op de maatschappelijke ladder”. Citaat consulent Inkomen
Het college heeft in het voorjaar van 2013 besloten dat de collectieve ziektekostenverzekering AVFrieso aan mensen met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum zal worden aangeboden, met ingang van 1 januari 2014. AV Frieso lost overigens het voormelde probleem niet op; de eigen bijdrage blijft bestaan. Het gemeentepakket bevat (niet vergoede) medische kosten waarvoor de gemeente anders bijzondere bijstand zou verstrekken. De samenstelling van het gemeentepakket wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de wensen van de deelnemende gemeenten en de mogelijkheden die DFZ ziet om hieraan tegemoet te komen. De kosten die in het gemeentepakket worden gemaakt worden door DFZ gedeclareerd bij de gemeente. De gemeente heeft wat dit betreft dus nog wel dezelfde kosten, maar niet langer de reguliere uitvoeringskosten (afhandelen van een werkproces aanvraag bijzondere bijstand). 19
De overgang naar AV Frieso heeft de volgende voordelen : • Bij deelname aan de AV Frieso ontvangen, mits we de korting rechtstreeks doorberekenen aan de verzekerden (net als Opsterland en Ooststellingwerf) een premiekorting op de basisverzekering (6%) én op de aanvullende verzekering (7%). • Beter bereik doelgroep dan met de huidige regeling in onze gemeente (resp. naar schatting 25% en 17%) • Verbeteren verzekeringspositie • Verminderen beroep op bijzondere bijstand (kostenbeheersing gemeente) • Vermindering risico schuldenproblematiek 5.3.2
Niet-gebruik van overige voorzieningen
Algemeen bekend is dat het erg lastig is om gemeentelijke regelingen en voorzieningen, die het leven van kwetsbare mensen misschien net iets lichter kunnen maken, aan de man/vrouw te brengen. Een pro-actieve houding van gemeente-ambtenaren en andere professionals heeft is blijkbaar niet 18
Voorziening die begin jaren ’00 is gevormd uit een stimuleringsregeling van het rijk (soort bonus voor opzetten reintegratietrajecten) 19 Nadere onderbouwing in college-advies 2012/04633 (concept)
15
voldoende. Van enkele regelingen hebben wij ooit het bereik gemeten. De regeling voor bijzondere bijstand in de aanvullende ziektekostenverzekering bereikt slecht 17% van de doelgroep. Ooststellingwerf heeft met de AV Frieso een bereik van 24%, Opsterland 31%. Bij de regeling ter stimulering van maatschappelijk participatie van kinderen (uitvoering van een stimuleringsregeling van het rijk tot 2010) was het bereik 25%, ondanks diverse marketingacties (o.a. flyers op vindplaatsen). Algemeen wordt aangenomen dat gemeenten bijna nooit meer dan 50% van de doelgroep bereiken bij regelingen die open staan voor meer burgers dan alleen zij die bekend zijn omdat zij een uitkering van de gemeente ontvangen. Voortschrijdend inzicht leidt tot een kritische pas op de plaats bij het fenomeen niet-gebruik. Niet gebruik is alleen een probleem als wel-gebruik tot het gewenste resultaat heeft. Er zijn onderzoeken die aantonen dat regelingen in het kader van minimabeleid inkomensverruimend zijn, maar dat dit extra geld wordt gebruikt voor algemeen levensonderhoud en/of aflossing van schulden. Wat het terugdringen van het niet-gebruik betreft adviseren wij vooralsnog dan ook: a. De digitale informatievoorziening op peil te houden en waar nodig te optimaliseren; b. De pro-actieve houding van (gemeentelijke) professionals en overige intermediairs te bestendigen en hun kennis van de mogelijkheden te vergroten door een goede verstandhouding tussen de gemeente (bestuurlijk en ambtelijk) en haar partners binnen het sociale domein; c. In de uitvoeringsnota (zie hst. 6) aan te geven hoe het effect van regelingen in het kader van het minimabeleid vergoot kan worden. 5.4
Strategie: Oplossen 20
“Geen sprake van één gezin, één plan ? Integraal Toezicht Jeugdzaken, een samenwerkingsverband van vijf rijksinspecties, onderzocht in vier gemeenten hoe voorzieningen in gemeenten samenwerken om de negatieve gevolgen voor kinderen in een armoedesituatie te beperken. Het blijkt dat verschillende risicogroepen niet worden bereikt. Ook krijgen kinderen relatief weinig aandacht van hulpverleners en ouders, omdat de ouders vaak grote problemen hebben. Er is veel hulpaanbod, maar hulp wordt vaak te laat aangeboden, als sprake is van een crisissituatie bijvoorbeeld bij een uithuiszetting. Als de crisis voorbij is, dan verdwijnen de hulpverleners weer. Daarnaast worden de problemen vaak niet goed geanalyseerd, waardoor de achterliggende oorzaken niet worden aangepakt. Hierdoor is de kans op herhaling groot. Langdurige hulp wordt moeizaam gerealiseerd. Daarnaast is er te weinig afstemming en informatie-uitwisseling tussen de diverse activiteiten en samenwerkingsverbanden. De onderzochte gemeenten zijn Capelle aan den IJssel, Groningen, Schiedam en Zoetermeer”. Het Sociaal Team/CJG van onze gemeente richt zich primair op mensen die zich moeilijk staande kunnen houden in de samenleving en die te kampen hebben met problematiek op meerdere levensterreinen waarbij het (zelfstandig) wonen mogelijk in het geding is. De teamleider is regisseur op het individuele dossier. Met het inzetten van het Sociaal Team / CJG geeft de gemeente uitvoering aan haar verantwoordelijkheid voor kwetsbare groepen. De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit en de inzet van het Sociaal Team/CJG, in gezamenlijk overleg met de andere partijen. Daarnaast is de gemeente, zowel beleidsmatig als uitvoerend, verantwoordelijk voor tal van zaken waarmee een Sociaal Team te maken krijgt. Het Sociaal Team / CJG heeft voldoende mandaat om adequaat in te grijpen in acute noodsituaties. Daarnaast wordt een grote diversiteit aan signalen door Sociaal Team opgevangen en besproken. Een voorbeeld van dit laatste zijn de huurachterstanden. In het kader van het project Vlechtwerf wordt thans gewerkt aan een procesplan, waarin sprake is van een optimale aansluiting van de Vlechtwerkers op het Sociaal Team / CJG; dus de aansluiting van Ondersteunen op Oplossen. Onderdeel van dat procesplan zijn in ieder geval: a. b. c.
De duiding / afbakening van bevoegdheden en verantwoordelijkheden Tegelijkertijd zijn de verbindingen tussen Vlechtwerker en Sociaal Team / CJG geborgd De regierol van de gemeente is beschreven
20
Bron: ITJ, 2011. Goede hulpverleningsinitiatieven in deze gemeenten zijn: Bureau Woonkans in Groningen, de wijkcoach in Schiedam, de armoedeconferentie in Capelle en in Zoetermeer het lokale Centrum voor Jeugd en Gezin.
16
d. e.
De relatie tot de relevante functies binnen de ambtelijke organisatie op het terrein van werk, inkomen en zorg, en het optimaliseren van de samenwerking op dat operationele niveau. Monitoring van het aantal dossiers dat vanuit het aandachtsgebied Noordwolde binnenkomt bij het Sociaal Team/CJG. Als het goed is, moet dat aantal in de loop van de tijd afnemen (effect inzet Vlechtwerkers). De doelstelling hieromtrent kan in het procesplan smart worden opgenomen.
17
HOOFDSTUK 6
HOE VERDER
Met de Kadernota Armoedebeleid beogen wij voor de komende jaren een basis te leggen onder de ambitie van de politiek om aan de slag te gaan met het fenomeen armoede. In deze kadernota is betoogd dat de aanpak van armoede niet enkelvoudig is. Op het niveau van het huishouden/individu gaat het om een analyse op de zogenaamde acht leefgebieden. Het hebben van een baan is vooralsnog de beste manier om aan armoede te ontkomen. De analyse op de leefgebieden kan echter duidelijkheid geven over oorzaken die economische participatie blijkbaar verhinderen. Het is juist de functie van de zogenaamde gebiedsteams (die op steeds meer plaatsen ontstaan; in onze gemeente zijn dat de Vlechtwerkers) om een integrale afweging te maken over wat er nodig is om uit een impasse te komen. De terugtredende overheid gaat steeds bewuster om met haar dienstverlening. Inhoud en beoogde effecten van dienstverlening worden afgestemd op het uitgangspunt dat iedere burger in eerste instantie regievoerder is op zijn eigen bestaan. Dit zet de traditionele pijlers onder gemeentelijk armoedebeleid, zoals bijvoorbeeld bijzondere bijstand, minimaregelingen en schuldhulpverlening, in een ander daglicht. Kritische vragen die dit oproept zijn bijvoorbeeld: in welke mate belemmeren inkomensondersteunende maatregelen een effectieve aanpak? Komen mensen daadwerkelijk in beweging door het gemeentelijke reductiefonds? Profiteren kinderen voldoende van het (overigens verplichte) Participatiefonds? En is het willen tegengaan van “niet-gebruik van voorzieningen” eigenlijk niet een achterhaalde ambitie? 6.1 Extra structurele middelen van het rijk Bij de septembercirculaire is gebleken dat er voor de intensivering van het armoede- en schuldenbeleid € 19 miljoen aan het gemeentefonds is toegevoegd. Op dit moment is dat voor onze gemeente een toevoeging van ca. € 24.000. In 2014 wordt naar verwachting € 80 miljoen en voor 2015 en latere jaren € 100 miljoen extra ter beschikking gesteld. Voor een groot deel van deze middelen zijn voor de gemeenten (dus niet alle). 6.2 Kinderrechtenmonitor In september jl werd de Kinderrechtenmonitor aangeboden. Hierin besteedt de Kinderombudsman ondermeer aandacht aan het voorkomen, en de positie van, kinderen in armoedesituaties. De Kinderombudsman doet een aantal aanbevelingen die op zich interessant zijn. 6.3 Uitvoeringsnota Armoedebeleid 2014 e.v. Met de Kadernota Armoedebeleid 2014 e.v. als fundament, wordt het college geadviseerd om in het voorjaar van 2014 een uitvoeringsnota Armoedebeleid vast te stellen. Het college wordt tevens geadviseerd die Uitvoeringsnota Armoedebeleid 2014, gelet op de betrokkenheid van de raad, daarbij te betrekken via een werkvergadering naar aanleiding van een conceptnota. In deze Uitvoeringsnota worden in ieder geval de volgende zaken betrokken: -
Huidige gemeentelijke minimaregelingen Verschuiven van “loket” als dit leidt tot een beter resultaat: wat kàn de Vlechtwerker doen in de uitvoering van het armoedebeleid? Wat mòet de gemeente doen? Recente ontwikkeligen (rijksmiddelen, kinderrechtenmonitor, relevante wijzigingen in de bijstandswet e.a. Mogelijkheden en resultaten van verstrekkingen “in natura” (i.p.v. geld) Stand van zaken rond de handreikingen in deze kadernota Mogelijkheden voor verdergaande afstemming op dit beleidsterrein met Opsterland en Ooststellingwerf
18