Jeugd Verkeerskrant 1
Wat weet jij al?
Een uitgave van Veilig Verkeer Nederland, schooljaar 2016 - 2017
Hoe doe jij het? a. Hierboven zie je een foto van een druk kruispunt in Vietnam. Durf jij hier te fietsen? Waarom wel of niet?
b. Kom je zelf weleens in drukke verkeerssituaties terecht? Hoe vind je dat? Praat hierover met de hele klas.
groep 7/8
Les 1 Test jezelf
3 – Een veilige fiets Welke zin hoort bij welke fiets? Trek een lijn naar de bijbehorende tekening. Gebruik elke zin en tekening één keer.
Dit ontdek je: Je weet welke eisen gesteld worden aan een fiets.
1
2
Je kiest het veiligste vervoersmiddel.
Je weet hoe je je gedraagt in een groep.
Bij elke opdracht staat een blauw rondje met een groen vlaggetje. Schrijf hierin hoeveel punten je bij die opdracht hebt behaald. punten
1 – Eisen aan een fiets
Dit lijkt misschien een veilige fiets, maar bij gevaar kun je hiermee niemand waarschuwen.
Welke onderdelen moeten verplicht op een fiets zitten? Kruis deze aan.
Een bel die goed belt. Een stuur dat goed vastzit. Een stevige bagagedrager met snelbinders. Handvatten die goed vastzitten. Een vastzittend zadel dat op de goede hoogte staat. Een goedwerkende blauwe voorlamp. Goed werkende remmen. Een knipperend achterlicht. Stroeve trappers met gele reflectoren. Een goed slot.
Een goedwerkende witte voorlamp. Aan de zijkanten van de wielen/banden witte of gele cirkelvormige reflectoren. Aan de achterkant een rode achterreflector. Een wit achterspatbord. Goede opgepompte banden met voldoende profiel. Een goedwerkend rood achterlicht. Een voorlicht dat ook blijft branden als je stilstaat. Fietstassen.
Bij een fietscontrole wordt deze fiets natuurlijk afgekeurd.
3
4
Deze fiets voldoet aan de eisen voor een veilige fiets en heeft zelfs nog handige extraatjes.
Met deze fiets mag je ook in het donker fietsen.
OPDRACHT 1 – 1 PUNT PER GOED ANTWOORD
punten
2 – Gedrag in een groep a. Bekijk de foto’s. Zet een kruis in het rondje als de kinderen op de foto onveilig fietsen.
1
b. Zet een krul in het rondje als de kinderen op de foto veilig fietsen.
OPDRACHT 3 – 3 PUNTEN PER GOED ANTWOORD
2
punten
Weetje! Een Nederlander fietst gemiddeld 880 kilometer per jaar. Dat is bijna net zo ver als op en neer van Amsterdam naar Parijs.
OPDRACHT 2 – 3 PUNTEN PER GOED ANTWOORD
2 Wat weet jij al?
Wat weet jij al? 3
4 – Keuzes maken over vervoerswijzen
Bonusopdracht – Schrijf je verhaal
Beantwoord de volgende vragen: a. Noem twee voordelen van de volgende vervoerswijzen:
Heb je weleens een grappige situatie meegemaakt toen je in een groep fietste? Of heb je weleens gefietst op een fiets die niet aan de eisen voldeed? Schrijf een verhaal van ongeveer 12 zinnen over iets wat jij in het verkeer hebt meegemaakt dat te maken heeft met de onderwerpen uit deze les. Vertel er ook bij wat je ervan hebt geleerd en waarom jouw klasgenoten dit ook moeten weten.
Auto
b. Noem twee nadelen van de volgende vervoerswijzen:
Auto
Mijn verhaal:
Bus
Bus
Lopend
Lopend
punten
BONUSOPDRACHT – 4 PUNTEN ALS DE OPDRACHT GOED IS UITGEVOERD
Fiets
Fiets
Evaluatie les 1
pun
ten
OPDRACHT 4 – 1 PUNT PER GOED ANTWOORD
4 Wat weet jij al?
Bij elke opdracht staat een blauw rondje met een groen vlaggetje. Schrijf hierin hoeveel punten je bij die opdracht hebt behaald. Tel daarna alle punten bij elkaar op. Wat is je totale score? Bekijk waarmee je de meeste en waarmee je de minste punten hebt behaald. Had je dit verwacht?
Totaal
Wat weet jij al? 5
Les 2 Test jezelf
2 – Voorrang en voorgaan a. Wat is een verschil tussen voorrangsafspraken en voorgaanafspraken? Zet een kruisje in het juiste rondje.
Dit ontdek je: Je snapt het verschil tussen voorrang en voorgaan.
Je kent de belangrijkste verkeersborden en verkeersregels.
Voorbeelden • Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor is een voorbeeld van een voorgaanafspraak. • Bij een gewoon kruispunt moet je voorrang krijgen van iedereen die van links komt rijden, is een voorbeeld van een voorrangsafspraak.
Voorrangsafspraken gelden alleen voor bestuurders. Voorgaanafspraken gelden voor bestuurders én voetgangers. Je mag je aan de voorgaanafspraken houden, maar het is niet verplicht. Aan voorrangsafspraken moet je je altijd houden. Er is geen verschil.
Je beseft het belang van zichtbaarheid in het verkeer.
b. Welke voorgaanafspraken ken je? Schrijf er drie op. Bij elke opdracht staat een blauw rondje met een groen vlaggetje. Schrijf hierin hoeveel punten je bij die opdracht hebt behaald.
1 – Borden en tekens a. Welke zin hoort bij welke bordensoort? Zet het juiste cijfer onder het bijbehorende bordsoort. 1. Je mag hier niet… 2. Kijk, hier is…
ten
pun
3. Je moet hier… 4. Pas op…
OPDRACHT 2 – 3 PUNTEN PER GOED ANTWOORD
3 – Zien en horen Beantwoord de vragen.
b. Er ontbreekt nog een bordsoort. Welke bordsoort is dit?
c. Teken van elk bord een voorbeeld. Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Het is al licht, maar wel erg mistig. Jij wilt lopend naar school en goed zichtbaar zijn; wat trek je aan?
Wat is een nadeel van een elektrische auto?
Jouw favoriete band heeft een nieuw nummer uitgebracht dat je graag wilt luisteren, maar als je nu niet gaat fietsen kom je te laat op school. Wat doe je?
A. Ik trek iets wits aan. B. Ik trek iets zwarts aan.
punten
OPDRACHT 1 – 1 PUNT PER GOED ANTWOORD
6 Wat weet jij al?
A. Hij rijdt op elektriciteit en is daardoor bijna niet hoorbaar. B. Hij rijdt op elektriciteit en maakt daardoor heel veel lawaai.
A. Ik doe twee oortjes in en luister tijdens het fietsen naar het nummer. B. Ik stap op de fiets en luister het nummer later wel.
pun
ten
OPDRACHT 3 – 3 PUNTEN PER GOED ANTWOORD
Wat weet jij al? 7
Bonusopdracht – Verkeersborden-sudoku Vul de verkeersborden-sudoku goed in. Welk bord komt er in het gekleurde vakje?
ten
pun
BONUSOPDRACHT – 4 PUNTEN ALS DE OPDRACHT GOED IS UITGEVOERD
Evaluatie les 2 Wat is je totale score? Bekijk waarmee je de meeste en waarmee je de minste punten hebt behaald. Had je dit verwacht?
Totaal