Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 13
1 Jeugd – zwervend door Nederland
Hier staan ze, kleuter en dreumes. De jongste meer kleuter, de oudste een flinke dreumes. Vandaag hebben ze dezelfde kleren aan, of in ieder geval bijna. Ze dragen allebei witte matrozenblouses met donkerblauwe broeken, die net onder de knie reiken; daaronder zwarte sokken en stevige zwartleren schoenen. Alleen hun puntige matrozenkragen verschillen: Gerrit Jan, zes jaar oud, heeft een witte met dikke blauwe biezen, Gijsbert Willem (IJp), net een maand vier jaar, een blauwe met drie dunne witte strepen. Ze bibberen in de vochtige lentekou. Het is dik in mei, de 21ste, maar deze dinsdag is als alle vorige dagen, te fris, te nat voor de tijd van het jaar. Ze bibberen, maar het is ook van de zenuwen. Ze zijn gewassen en geboend met geurige groene zeep, tot achter de oren en onder de nagels, tot ze glommen van top tot teen en moeder zei: ‘Zo is het goed.’ En vader ongeduldig knikte: ‘Kom, we zijn al laat, we gaan.’ Van de woonkamer naar beneden, twaalf treden af, door de winkel, waar het altijd ruikt naar vers papier, inkt en stof. Op de stoep voor het huis wachten de gasten: de familie en de vrienden en de klanten van de winkel, en de werklui, met de handen in de zakken. Gerrit Jan en IJp kruipen achter de brede rug van vader. Hij heeft een nieuw zwart pak aan en ruikt naar eau de cologne. Zijn haren heeft hij zorgvuldig op zijn hoofd geschikt, links en rechts tot op de oren, daartussen glimt zijn kale kruin. Hij kucht even en neemt dan het woord. Vader praat over de groei en bloei van zijn boekhandel, over tevreden klanten, over een literaire goudmijn in dit prachtige Bussum en over de vooruitgang aan het begin van deze twintigste eeuw waarvan ieder die dat wil, kan profiteren. Vader kan goed spreken, hij praat alsof hij preekt. Moeder glimlacht trots maar ook verlegen, ze houdt de jongste op de arm, Dirk, net twee, en slaat haar andere arm om de schouders van de achtjarige Johannes Frans, de oudste van haar vier kinderen. Dan duwt vader de twee middelste zoons naar voren en geeft hun beiden een schone metselaarstroffel. De aannemer schept cement uit een emmer. Trillend van de zwaarte en de zenuwen smeren Gerrit Jan en Gijsbert de specie in een gat naast de winkeldeur. Samen met de aannemer tillen ze een groot grijs blok op de natte 13
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 14
blubber. ‘21-5-1907. De eerste steen gelegd door Jan Gerrit en IJp Goedhart’ staat erin gebeiteld; de steenhouwer heeft zijn naam verhaspeld, maar Gerrit Jan Goedhart ziet het niet. Hij hoort de mensen klappen, hij heeft zijn eerste steen gelegd. Nu, ruim een eeuw later, zit hij er nog steeds, weliswaar vergeten en overgeschilderd, maar nog altijd tastbaar aanwezig. Waar de Vlietlaan uitkomt op de Nassaulaan, de drukste winkelstraat van Bussum – die rond 1900 door een onbekend gebleven journalist met veel gevoel voor overstatement werd vergeleken met de Amsterdamse Kalverstraat –, daar ligt Boekhandel Los.1 Zo heet de winkel nu en zo heette hij honderd jaar geleden. In een hoekje naast de ingang is die eerste steen bewaard, verbouwing na verbouwing en telkens weer opnieuw ingemetseld. Op de eerste verdieping, achter het venster met de drie raamkozijnen, woonde het gezin Goedhart. Hier werd op 19 maart 1901 Gerrit Jan geboren, een dinsdag toen de winterkou nog ijzig in de lucht hing, terwijl de krokussen de lente aankondigden. Tweede zoon van boekhandelaar Gijsbert Willem Goedhart en Francina Dingena Helena van Heuven. Gerrit Jan Goedhart hield van Bussum, het Gooise dorp gelegen tussen paarse heiden, groene bossen en gele brembloesem. Hij bracht er belangrijke jaren van zijn jeugd door en keerde later tweemaal terug: in 1928 tijdens zijn eerste huwelijk, en in 1945.2 Maar omgekeerd heeft Bussum Gerrit Jan van Heuven Goedhart – zijn moeders naam voegde hij 32 jaar na zijn geboorte aan Goedhart toe – snel vergeten: op de weggemoffelde steen in Boekhandel Los na is er geen enkele herinnering meer.3 Geen straat, geen plein, geen steeg is naar hem genoemd, en als straatnaamgeving bepalend is voor iemands postume bekendheid, dan is het met Van Heuven Goedhart ook in de rest van Nederland droevig gesteld. Een handvol lanen, een straat, een weg, een plein en een brug, dat is alles wat aan hem herinnert.4 Gerrit Jan van Heuven Goedhart verdiende waarachtig wel wat meer. Als net afgestudeerd jurist werd hij in 1930 hoofdredacteur van De Telegraaf. Tussen 1933 en 1940 was hij hoofdredacteur van het Utrechtsch Nieuwsblad en voerde hij binnen en buiten die krant een verwoede strijd tegen het antisemitisme, het nazisme en het fascisme die de crisisjaren beheersten. In de Tweede Wereldoorlog trad hij toe tot de redactie van het illegale blad Het Parool, hij leidde die krant en speelde een belangrijke rol in het verzet. Daarom werd hij opgejaagd door de Duitse bezetter en vertrok hij in 1944 heimelijk via Frankrijk en Spanje naar Groot-Brittannië. In Londen werd hij vrijwel direct na aankomst opgenomen in de Nederlandse regering in ballingschap, om de vacante post van minister van Justitie te bekleden. Na de bevrijding werd hij opnieuw hoofdredacteur van Het Parool, hij sloot zich aan bij de net opgerichte Partij van de Arbeid en kwam in de Eerste Kamer. Tegelijk was hij 14
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 15
plaatsvervangend voorzitter van de Nederlandse delegatie bij de net opgerichte Verenigde Naties. Vanuit die positie werd hij in 1950 gekozen tot de eerste Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, een organisatie die hij van de grond hielp tillen en waarvoor hij in 1955 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg. Gerrit Jan van Heuven Goedhart, journalist, verzetsman, mondialist avant la lettre, vocht bijna zijn gehele leven tegen wat hijzelf ‘onvrijheid’ noemde.5 Zijn verzet begon aan het eind van de jaren twintig van de vorige eeuw als kritiek op een nakend nazisme en tegen vervolging van mensen om hun afkomst. Het groeide uit tot een maatschappelijk verzet tegen onrecht, tegen intolerantie, tegen het vertrappen van de democratische waarden, die in die tijd nog geen eeuw jong waren. Het kostte hem zijn baan als hoofdredacteur bij het Utrechtsch Nieuwsblad, dat onder zijn bewind was uitgegroeid tot een van de felste antinationaalsocialistische dagbladen in Nederland.6 Hij verzette zich tegen de Duitsers toen die het land bezetten, maar hij keerde zich al tijdens de Tweede Wereldoorlog tegen een al te ongecontroleerde en vooral onwettelijke afrekening met mensen die in die periode ‘fout’ zouden zijn geweest. Dat kostte hem zijn portefeuille van minister.7 Hij was tegen de politiek van de Nederlandse regering om Nederlands-Indië geen onafhankelijkheid te gunnen. Van Heuven Goedhart meende dat de republiek in wording daar al decennia recht op had. Zijn standpunt ging in tegen dat van de PvdA, die hij in de senaat vertegenwoordigde.8 Ten slotte zette hij zich in de laatste jaren van zijn leven in voor de vluchtelingen, die als gevolg van de Tweede Wereldoorlog en de opkomende Koude Oorlog met miljoenen op drift waren. Maar die inzet betekende ook weer verzet: tegen de internationale politieke onwil om het vluchtelingenvraagstuk structureel op te lossen. Hij schreeuwde die boodschap van de daken, reisde er de wereld voor over, maar raakte gaandeweg gedesillusioneerd over het gebrek aan medewerking. Zo veel leed dat hij zag, zo veel ellende dat hij wilde stoppen en zo veel onwil en desinteresse om daarbij te helpen. Op 8 juli 1956 stierf hij aan een hersenbloeding op een tennisbaan in Genève, tijdens zijn dagelijkse partijtje – 55 jaar jong.9
Het Rijk van Nijmegen Terug naar het begin. Naar Winssen, een boerengehucht aan de oevers van de Waal, onder de rook van Nijmegen, op de grens van de zeventiende en de achttiende eeuw. Een tiental haardsteden, een molen en een kerk, een hard boerenleven op slecht ontwaterde kleigrond – wie rond 1700 in Winssen woonde, leed bittere armoede onder schrijnende hygiënische omstandigheden, zonder uitzicht op enige verbetering van de levensstandaard. 15
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 16
De Goedharts vormden in deze agrarische gemeenschap een uitzondering, want zij leefden niet van veeteelt of de schamele oogst van uitgeputte akkers. Ze behoorden tot de middenklasse en ze hadden familievertakkingen in het gehele Rijk van Nijmegen en het naburige Land van Maas en Waal.10 In de kleine agrarische gemeenschap van Winssen waren ze zelfs de notabelen van het dorp als herbergier, commies, deurwaarder, secretaris-ontvanger, koster of boekhouder. Maar door het gebrek aan toekomst in deze lege en vooral arme streek verruilden ze het boerengehucht voor de grote stad. Omstreeks 1720 verhuisde Hendrik Goedhart als eerste van de familie naar Arnhem, dat door de recente bouw van een schipbrug beter bereikbaar was geworden voor mensen die ten zuiden van de Rijn woonden; de verbinding van met touwen aan elkaar gebonden schepen zou tot 1935 blijven bestaan. Toen Petrus Johannes Goedhart ruim honderd jaar later werd geboren, was hij de vierde generatie in Arnhem en de familie Goedhart was daar inmiddels een gevestigde naam. Petrus’ vader was boekhouder geweest en hij volgde dat voorbeeld, kreeg emplooi bij de Arnhemse vestiging van de Nederlandsche Bank en verwierf zo een positie bij de gegoede burgerij. Op 10 juni 1876 trouwde hij met Wilhelmina Gesina Gangel uit Arnhem, een jongedame van net 24 jaar, veertien jaar jonger dan hij. Ze kregen vijf kinderen: drie zoons en twee dochters. De meisjes stierven jong: Christina Bernardina toen ze veertien was en Wilhelmina Petronella werd nog geen jaar oud. Dus bleven er drie zoons over, Gijsbert Willem, geboren op 12 september 1877; Adelbert, geboren 17 juli 1881 en Daniël Christiaan van 9 februari 1886. De familie Goedhart was van oorsprong katholiek, maar met de verhuizing van het landelijke Winssen naar het grootstedelijke Arnhem was het katholicisme ingewisseld voor de Nederduits Gereformeerde Kerk, vanaf de negentiende eeuw bekend als de Nederlands Hervormde Kerk. De protestantse kerk zou in het gezin van Petrus Johannes en Wilhelmina Gesina een prominente rol spelen. De oorzaak daarvan lag bij Bernardus Gangel (1809-1874), de vader van Wilhelmina Gesina Gangel.11 Gangel was onderwijzer op de openbare lagere school in het Gelderse Appeltern, een dorpje ook niet ver van Nijmegen. Tegen de regels van de overheid in gaf hij aan zijn leerlingen inhoudelijk godsdienstonderwijs en daarom werd hij in 1845 na een hoogoplopend conflict met Gedeputeerde Staten van Gelderland door dit college ontslagen. Gangel vond dat godsdienst een vooraanstaande plaats verdiende in opvoeding en onderwijs en daarin stond deze onderwijzer sinds enige tijd allerminst alleen. Hij had zich na de kerkelijke Afscheiding van 1834 aangesloten bij wat later de Gereformeerde kerken zouden worden. De gereformeerden ijverden, veel sterker dan de hervormden, voor een protestants leerstellige aanpak in het onderwijs. En omdat het onderwijs in die dagen uitsluitend openbaar was, werd die didactische aanpak door de overheid niet geaccepteerd; godsdienstlessen stonden weliswaar op elk lesrooster, maar niet om te 16
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 17
bekeren of te bezielen. Gangels aanpak, en die van gelijkgezinde collega’s in het land, legde de basis voor de schoolstrijd die niet veel later zou ontbranden. Na zijn ontslag werd Gangel aanhanger van het Protestants Reveil, een wat elitaire spirituele Europese beweging, die in Nederland onder anderen werd aangevoerd door de schrijver Willem Bilderdijk en door de dichter Isaäc da Costa. Het Reveil zorgde voor een opleving van het christelijk denken in de negentiende eeuw. De beweging predikte praktische sociale bewogenheid en stimuleerde ook de zending. Vanuit deze visie stichtte Gangel samen met dominee Ottho Gerhard Heldring in 1851 op de Veluwe een opvanghuis voor moeilijk opvoedbare jongens, de stichting Hoenderloo, dat vandaag de dag nog bestaat onder de naam Hoenderloo-groep. De principiële geloofsopvattingen en de sterke persoonlijkheid van Bernardus Gangel hadden uiteraard veel invloed op de opvoeding van zijn zeven kinderen, van wie dochter Wilhelmina Gesina de derde was. Op haar beurt bracht die haar kinderen volgens dezelfde strikte protestants-christelijke leer groot, wat vooral een indringend effect had op haar oudste zoon, Gijsbert-Willem. Dat werd versterkt nadat haar man in 1892 op vrij jonge leeftijd overleed en de toen vijftienjarige jongen de rol van zijn vader in het gezin overnam.12 In de geest van moeder en grootvader – en dankzij de erfenis van vader Petrus Johannes, die bij leven niet onbemiddeld was geweest – gingen de jongste broers Adelbert en Daniël in Leiden theologie studeren en werden beiden dominee. Het was niet het enige wat ze deelden: Adelbert trouwde Maria Catharina Simmermans; zijn broer Daniël huwde haar een jaar jongere zus, Wilhelmina Frederika Simmermans.13 Adelbert werd predikant bij de Hervormde gemeente te Sellingen, nadien in Borne en ten slotte vertrok hij in 1927 als predikant naar Nederlands-Indië.14 Dat was geheel in de lijn van grootvader Gangels geloofsopvattingen. Diens stichting Hoenderloo richtte zich blijkens haar statuten, behalve op sociaal zwakkeren in eigen land, ook op zendingsarbeid op Oost-Java. Adelbert diende in Padang en leidde daarna een internaat in Soerakarta en Bandoeng. In 1940 ging hij met emeritaat en vijf jaar later stierf hij, samen met zijn vrouw Maria, in een Jappenkamp op Midden-Java, slechts een halfjaar voor de bevrijding.15 Adelberts jongere broer Daniël deed zijn kandidaats in 1909 en werd Hervormd predikant in Tubbergen. Indachtig de idealen van grootvaders stichting Hoenderloo werd hij in 1924 godsdienstleraar aan het Rijksopvoedkundig Instituut voor jongens Veldzicht, te Avereest in Overijssel. Nadien werd hij beroepen als predikant te Halle en ten slotte te Hummelo.
Goedhart als boekhandelaar Ondanks de streng protestantse opvoeding koos de oudste broer, Gijsbert Willem, in november 1896 een studie aan de Rijksuniversiteit Groningen; 17
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 18
hij schreef zich in voor oude talen aan de faculteit der Letteren.16 Aan zijn interesse voor literatuur kon het niet hebben gelegen, maar de studie boeide hem minder. Eerst overwoog hij naar Leeuwarden te verhuizen, zag daar vervolgens weer vanaf.17 Het jaar daarop gaf hij het studeren alsnog op, naar eigen zeggen omdat zijn keuze voor het bijvak Sanskriet niet werd geaccepteerd.18 De 21-jarige gesjeesde student ging in zaken: hij werd boekhandelaar. Niet ondenkbaar dat zijn studie hem daarin op weg had geholpen. Maar een andere mogelijke reden lag bij zijn aanstaande schoonfamilie: zowel de broer als de vader van zijn schoonmoeder was boekhandelaar in Nijmegen. De vrouw die Gijsbert Willem rond deze tijd ten huwelijk vroeg, Francina Dingena Helena van Heuven, was op 6 juni 1872 geboren in Arnhem en bijna zes jaar ouder dan haar echtgenoot. Het stel trouwde op 17 februari 1899 in Arnhem, en daarvoor kwam de bruidegom over uit Bussum. Hier had de ondernemende jongeman enkele maanden eerder al een boekhandel overgenomen: de financiële basis voor hun huwelijk. Deze boekwinkel was in 1887 gesticht door de partners Bakker en Los. Gerrit Bakker bestierde de drukkerij, Roelof Los de aanpalende boekenzaak. Vier jaar later ging Los alleen verder, waarna hij de onderneming in 1898 verkocht en zelf naar Amsterdam vertrok.19 De nieuwe eigenaar heette Goedhart en liet zich op 17 september 1898 inschrijven op het adres Nassaulaan 23 te Bussum, het pand waar de boekhandel was (en is) gevestigd. Francina volgde drie weken na hun huwelijksfeest. Negen maanden later, op 13 november 1899, werd hun eerste zoon geboren: Johannes Frans. Gerrit Jan (Ger) op 19 maart 1901, Gijsbert Willem jr. (IJp) op 18 april 1903 en de jongste Dirk (Dikkie of Dikkemans) op 11 november 1905.20 Gijsbert Willem en zijn vrouw waren beiden opgegroeid in het negentiende-eeuwse Arnhem, een stad die zich na de sloop van de vestingwerken, tussen 1817 en 1840, in rap tempo had ontwikkeld; koning Willem i had Arnhem als eerste stad van Nederland toestemming gegeven de vestingen te slechten. Het inwoneraantal groeide tussen 1850 en 1900 van zo’n kleine 20.000 naar 56.000, vooral als gevolg van nieuwkomers uit het Westen. Die vonden in Arnhem ruime, nieuwe woonwijken, gebouwd langs de voormalige singels en de neergehaalde vestingwerken.21 Het vertrek vanuit dit levendige en stadse leven naar het landelijke Gooise Bussum moet voor het jonge paar Goedhart een grote overgang zijn geweest. Maar Goedhart zette die stap niet zomaar. Ten eerste waren de groei en bloei van Arnhem de laatste twintig jaar van de negentiende eeuw danig in het slop geraakt. De voorsprong van de gesloopte vestingwerken was ingehaald door andere steden, die aan eenzelfde bouwwoede begonnen als Arnhem een halve eeuw daarvoor. Goedharts keuze voor Bussum kwam voort uit zijn veelzijdige ontwikke18
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 19
ling. Het groeide in de laatste vijfentwintig jaar van de negentiende eeuw van krap 1300 inwoners naar bijna 10.000 zielen. Dat kwam door de komst van Amsterdammers die de landelijke rust van het van oorsprong boerengehucht verkozen voor de drukte (en de duurte!) van de grote stad. De aanleg van de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort in 1874 haalde het dorp rap uit zijn dommelige sfeer. Bussum werd aangesloten op de rest van de wereld en zo ontdekt als plek om dagjes te verpozen en om zich te vestigen. De expansie van Bussum leidde tot een modernisatie: zandpaden werden beklinkerd, er kwam riolering, elektriciteit en een waterpompstation.22 Uiteraard nam ook het winkelaanbod toe, en het meest opmerkelijke daarvan was het aantal boekenzaken. Boekhandel Los had concurrentie te duchten van maar liefst drie andere boekwinkels, die zich alle in het dorp vestigden in dezelfde tijd dat ook Gijsbert Willem Goedhart naar Bussum kwam. Vier neringen, op steenworp afstand van elkaar, dat leek wat overdadig. De oorzaak van die hausse lag bij het nieuwe imago dat het Gooise forensendorp zich had verworven. Bussum ontwikkelde zich rond de eeuwwisseling tot een echt schrijversdorp. De landelijke rust had haar aantrekkelijkheid en de nabijheid van Laren, waar een groot aantal schilders was neergestreken, creëerde een zeker artistiek klimaat. Bovendien lag Bussum dicht bij Amsterdam en dat was voor uitgevers aantrekkelijk: ze combineerden de nabijheid van de hoofdstad met de ruimte en de goedkope grond in Bussum, waar veel opslagmogelijkheid was. In 1898 vestigde de uitgever Cornelis Anthony Jacobus van Dishoeck er zich, die beroemde auteurs aantrok: Herman Heijermans, Herman Gorter, Theo Thijssen en de Vlamingen Willem Elsschot, Maurits Sabbe, Stijn Streuvels en Karel van de Woestijne. Ruim tien jaar eerder was Frederik van Eeden in Bussum komen wonen, die hier in 1887 De Kleine Johannes schreef, zijn bekendste roman. Van Eeden stichtte in Bussum een coöperatieve landbouwkolonie, bekend onder de naam Kolonie Walden: een overigens mislukte poging tot een communeachtige samenleving op de Bussumse heide. Van Eeden was bevriend met de dichter Gorter, die in 1893 in Bussum een woning aan de Nieuwe ’s Gravelandseweg betrok, waar hij tot zijn dood in 1927 zou blijven.23
Het gezin Goedhart-van Heuven Wie was de familie Goedhart? Op een familiefoto, genomen kort na de geboorte van Dirk in 1905, kijken drie in alweer donkerblauwe matrozenpakjes gehesen jonge blagen blijmoedig in de camera: Johannes Frans, met een hoepel in de hand, links van zijn vader; Gijsbert Willem jr. hangend tegen diens schoot; Gerrit Jan tussen pa en ma in en de baby Dirk in wit kant gewikkeld in de armen van zijn moeder. Vader Goedhart heeft de blik van een man 19
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 20
die alles goed onder controle heeft: zijn gezin, zijn zaak, hun toekomst. Hoewel hij net 28 jaar was toen Dirk werd geboren, lijkt hij op de foto minstens tien jaar ouder, vooral door zijn sterk kalende hoofd. Hij kijkt zelfverzekerd en strak in de camera. Moeder Francina, de bruine haren hoog opgestoken, daarentegen staart langs de fotograaf, met een droevige trek om haar mond. Het is een huiselijk tafereel, zonder de gebruikelijke decoratiestukken uit de fotostudio. Die staan wel op een andere foto uit die tijd, waarop alleen Gerrit Jan en Gijsbert Willem zijn afgebeeld, beiden weer in de onvermijdelijke matrozenpakjes; nu wit, in plaats van donkerblauw. Gerrit Jan staat op een poef, Gijsbert Willem balanceert op een stoel, met een blijde glimlach op zijn gezicht. Het zijn twee van de weinige tijdsmonumenten die bewaard zijn gebleven, want Gerrit Jan Goedhart heeft vrijwel niets nagelaten uit zijn jeugd. Vijf brieven van zijn moeder, de rouwkaarten van zijn beide ouders, een schooldiploma, een niet-gedateerde uitnodiging voor de verjaardag van zijn oom Adelbert, drie recensies over een schooluitvoering, de bul van zijn universiteit en een koepokinentingskaart; naast de twee foto’s is dat alles. Hij vond dat aan zijn eigen verleden geen waarde hoefde te worden gehecht, en in ieder geval niet in tastbare en vooral geen persoonlijke herinneringen.24 Ook van de latere perioden uit zijn leven ontbreekt een persoonlijk archief en lijken de enkele fragmenten die inzage geven in Goedharts privéleven bij toeval en wellicht zelfs ongewild achtergebleven tussen de stapels zakelijke rapporten en correspondentie.25 Goedhart heeft later evenmin veel over zijn jongensjaren verteld, bijvoorbeeld toen hij daarover werd geïnterviewd.26 Het zijn spaarzame momenten en zelf ingekleurde verhalen, zonder context en lijn. De inmiddels tot Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen opgeklommen Van Heuven Goedhart zette zichzelf neer als een jongeman die belangrijke jaren van zijn jeugd in armoede had geleefd, terwijl hij anderzijds de kracht en kwaliteit bezat om te schitteren op de middelbare school. Maar toen vn-verslaggever W.B.F. Schaper hem vroeg naar een jeugdfoto om het artikel te illustreren, draaide de diplomaat om het antwoord heen: ‘In de eerste plaats heb ik er geen.’ En hoewel dat, behalve onjuist, ook afdoende had moeten zijn, voegde hij eraan toe: ‘En in de tweede plaats acht ik het van journalistiek standpunt bekeken onoirbaar iemands kansen voor zijn toekomstige carrière te bederven, door hem in de luiers ten toon te stellen.’ Daarmee liet de geïnterviewde zich ongemerkt tóch in de ziel kijken: hij vond dat het publiek niets te maken had met wat hij in zijn jeugdjaren had meegemaakt en hij leek zelfs wat beschaamd dat dat zijn hoge positie zou aantasten. Het ging het gezin Goedhart materieel voor de wind die eerste jaren van de nog jonge twintigste eeuw, zo vertrouwde Van Heuven Goedhart de interviewer dan nog wel toe. En inderdaad, vader Goedhart zorgde er in die dagen 20
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 21
voor dat er financieel niets te klagen viel.27 Gijsbert Willem en Francina stichtten in rap tempo een gezin en ze waren bovendien in staat om in de woning boven de boekwinkel ook Francina’s broer te huisvesten. Gedurende anderhalf jaar, van 1903 tot 1905, trok de toen 25-jarige Gerrit Cornelius Johan van Heuven bij hen in. Van beroep scheepskapitein, later stond hij te boek als respectievelijk leraar en accountant.28 De Goedharts gingen naar de Hervormde kerk, provisorisch gehuisvest tegen de kapel van de katholieke Sint-Vituskerk, die in het dorpsbeeld Bussum tot op de dag van vandaag domineert. De hervormden waren in het toen katholieke Bussum een kleine minderheid. De broers Johannes Frans, Gerrit Jan en Gijsbert Willem bezochten de School met den Bijbel; alleen Dirk was daarvoor toen nog te jong. Voor leerplichtigen was in Bussum niet veel keus. Er was een openbare school, maar dat vader Gijsbert Willem zijn kroost daarnaartoe stuurde, is niet aannemelijk: de school werd gedomineerd door katholieke leerlingen en onderwijzers. Er waren drie lagere scholen, zonder speciale signatuur, maar alle gesticht door de bewoners van de net gebouwde villawijk Het Spiegel; bemiddelde forenzen uit Amsterdam. Ze werden ‘Nieuw-Bussumers’ genoemd, tegenover de autochtone boerenbevolking: ‘Oud-Bussumers’.29 Gijsbert Willem Goedhart was opgevoed in een orthodox protestants gezin, maar zijn vrouw was geen lid van een kerkgenootschap, wat geen beletsel voor het huwelijk was geweest.30 Francina was binnen haar familie kerkelijk gezien wel een buitenbeentje want haar broer stond wel als Nederlands Hervormd te boek.31 De spaarzame informatie die over vader Goedhart beschikbaar is, schetst een dominante man die bijna excessief gedisciplineerd was: elke morgen stond hij stipt om zeven uur op; in zijn agenda’s hield hij jarenlang met priegelige potloodletters consequent en dagelijks de weerssituatie bij, gelardeerd met Bijbel- en psalmteksten. Op reis droeg hij zijn eigen emaillen waskom, omdat hij geen gebruik wilde maken van de lampetkannen die hem op logeeradressen werden aangeboden, en dat gold ook voor het eigen plankje om brood op te snijden. Tijdens de maaltijden moest het bestek bij elk gerecht worden vervangen.32 Maar deze eigenaardigheden werden enigszins gecompenseerd door Goedharts open oog en oor voor cultuur en literatuur. Niet alleen in zakelijk opzicht, maar ook privé, een verdieping hoger in zijn eigen woning. Veel later karakteriseerde zijn zoon Gerrit Jan hem als een merkwaardig man ‘die naast een theologie een candidaats klassieke talen en een dito wijsbegeerte had’.33 Het hele huis was volgestouwd met boeken, gerangschikt in oude sinaasappelkistjes.34 Zijn literaire bevlogenheid combineerde hij met een passie voor sport: een man sterk van lijf en geest. Hij hield van wandelen en tot ver na zijn zeventigste jaar liep hij jaarlijks mee in de Nijmeegse Vierdaagse, waar hij tot de oudste en trouwste deelnemers behoorde.35 21
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 22
Alle zoons kregen van hem de gelegenheid te studeren, zoals hij dat zelf van zijn vader had gemogen: Johannes Frans en Gijsbert Willem kozen zeevaartkunde, naar het voorbeeld van hun oom Gerrit Cornelius Johan van Heuven; Gerrit Jan en Dirk gingen rechten studeren.36 Zowel vader als moeder was muzikaal: ze speelden allebei viool. Moeder leerde pianospelen aan haar kinderen.37 Gerrit Jan zou dat zijn verdere leven met verve beoefenen.38
De boekhandel als venster op de wereld De boekwinkel bood aan de zoons een venster op de wereld. Achter brede glazen winkelpuien was een agentschap gevestigd van een reeks landelijke kranten, onder meer het Nieuws van den Dag, De Telegraaf en Algemeen Handelsblad, die landelijk en wereldnieuws in huis brachten. Boekhandel Los leverde binnen- en buitenlandse tijdschriften, er was een muziek- en kunsthandel, en een depot van het Nederlandsch Bijbelgenootschap. Men kon er terecht voor een leesportefeuille waarin onder meer opgenomen De Keukengids, Geïllustreerd Stuiversblad, Weldon’s Bazaar of Children’s Fashions of De Vrouwenwereld. De nering bood voorts huisvesting aan het leesgezelschap Utile Dulci. Het leek een ware boekengigant, maar dit aanbod moet wel gezien worden tegen het decor van begin twintigste eeuw: boekhandels combineerden hun activiteiten in die tijd vaak met een uitgeverij of drukkerij. Goedharts voorganger Los had al een naam opgebouwd en eigen initiatieven ontplooid met de verkoop van prentbriefkaarten, de ontwikkeling van een eerste Bussumse adressengids, een boekbinderij, en een advertentiebureau. Goedhart voegde aan het assortiment onder meer toe ‘de verkoop van snaren en vioolbenodigdheden’; wellicht ingegeven door de muzikaliteit in de familie zelf.39 De jonge en ondernemende Goedhart wist de boekhandel snel uit te bouwen. In 1907 voltooide hij de eerder genoemde ingrijpende verbouwing, waarbij de winkel in oppervlakte meer dan verdubbelde. Foto’s genomen vóór de ingreep tonen een bescheiden onderkomen op de hoek van de Bussumse Nassau- en Vlietlaan. Maar op prenten kort na de renovatie is de boekhandel doorgebroken naar het aanpalende woonhuis. De huiselijke vensters op de begane grond werden vervangen door een fikse etalage. De totale gevelbreedte was in één klap verdubbeld: ruim zes meter. Die is tot op de dag van vandaag onveranderd gebleven, de sporen van de verbouwing zijn alleen zichtbaar in de asymmetrische inpassing van de ramen op de eerste verdieping. In het gezinsleven hield de Hervormde boekhandelaar Goedhart vast aan conventionele, op de Bijbel gebaseerde gezagsverhoudingen. Zelf verdiende hij de kost in de winkel en daar was de kleine ondernemer zes dagen van de week tot diep in de avond druk mee. Als man stond hij aan het hoofd van het gezin, wat voor hem niet vreemd was: Gijsbert Willem kwam uit een door mannen gedomineerd huishouden. Zijn eigen gezin vormde bijna een spie22
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 23
gelbeeld: vier zoons en een vader; de moeder als enige vrouw in de rol van huisvrouw. Hij was zelden of nooit thuis en hield zich verre van de dagelijkse opvoeding van zijn vier zoons. De communicatie tussen de vader en zijn zoons verliep grotendeels via moeder. Het huwelijk was een weinig intieme relatie: Goedhart bekommerde zich niet om zijn vrouw.40 Ook Francina van Heuven was dat van jongs af aan zo gewend. Ze was de op één na jongste dochter in een voornaam, Hervormd gezin in Arnhem. Haar vader Gerhardus Johannes van Heuven – in 1823 geboren als zoon van een dorpsonderwijzer in het Overijsselse Ruurlo – had met eigen handen een onderneming opgebouwd, hij stond te boek als een koopman-winkelier. Het is niet precies bekend waarin hij handelde, in zijn familie en de aangetrouwde verwanten komen uiteenlopende beroepen voor als zaadhandelaar, bloemist, boekhandelaar, boekdrukker, winkelier, maar ook accountant, onderwijzer en ambtenaar.41 Vooral dankzij Gerhardus Johannes’ inspanningen behoorde de familie Van Heuven tot de gegoede burgerij van de stad. Francina van Heuven moet later een dame met ‘een aristocratische uitstraling’ zijn geweest.42 Vader Van Heuven was in 1861 getrouwd met de toen 27-jarige Engelberta Catharina Haspels. Zij zwaaide in het huishouden de scepter; wat een zware opgave was. Van de negen kinderen uit dit huwelijk stierven er vier al vrij vroeg. Drie van de vijf kinderen die overleefden, droegen de namen van hun overleden zus en broers.43 Het op één na oudste kind IJdalina Magdalena Gerritdina, geboren in 1867, heette zoals haar zusje, die op tweejarige leeftijd in 1865 was gestorven. Dirk Engelbarting, geboren in 1866, kreeg dezelfde naam als zijn twee jaar daarvoor gestorven broertje, nog geen twaalf weken oud. In 1869 werd Gerrit Cornelius Johan geboren, het vijfde kind op rij, maar hij stierf vijftien maanden later, waarna het zesde kind, geboren in 1870, zijn naam overnam. Deze Gerrit Cornelius Johan overleed toen hij vier jaar oud was en droeg zijn naam over op de jongste van de familie, die in 1878 het levenslicht zag. Door die sterfgevallen was het leeftijdsverschil tussen de kinderen aanzienlijk: de jongste, Gerrit, scheelde zestien jaar met zijn oudste zus Maria Adriana (geboren 1862) en zelfs nog zes jaar met Francina, zijn jongste zus. Toch ontstond tussen die laatste twee een hechte band. Het meest duidelijke bewijs van de innige relatie tussen jonge broer en oudere zus werd na hun dood geleverd. Gerrit Cornelius Johan en diens vrouw Grietje Swart werden in hetzelfde graf op de Arnhemse begraafplaats begraven waar de urn van Francina eerder ter aarde was besteld.44
Een dramatische beslissing Een breuk tussen zoon en vader komt zelden uit de lucht vallen. Er gaan incidenten, crises, ruzies, wederzijds onbegrip, gebrek aan respect en de weigering om keuzes of beslissingen te aanvaarden aan vooraf. Door zich opeen23
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 24
stapelende factoren veranderde de verhouding tussen Ger en zijn vader toen hij een jaar of tien was. Het werd een breuk die ruim dertig jaar zou duren, vooral na de dood van Gers moeder in 1919. Pas een kleine tien jaar voor hun beider overlijden (vader in 1952, Gerrit Jan vier jaar later) kwam het tot een verzoening, maar tot die tijd heeft Ger zijn vader nauwelijks willen spreken of zien. De kloof was diep en lange tijd onoverbrugbaar, in ieder geval van de zoon naar zijn vader toe. Dat is van wezenlijke invloed geweest op zijn persoonlijkheid: zijn onverzettelijke houding, de keuzes die daaruit voortkwamen en zijn soms gecompliceerde persoonlijke relaties. Waarschijnlijk begon voor Ger het beeld van zijn vader als alleswetende gezagsdrager te vergruizen omdat hij geconfronteerd werd met een ingrijpende en pijnlijke beslissing.45 Die viel in drie delen uiteen, elk met een dramatische lading. Het eerste aspect van vaders besluit betrof het onverhoedse vertrek van het gezin Goedhart uit Bussum; het dorp waar Ger en zijn broers waren geboren en waar hij zich beschermd en vertrouwd voelde. Het tweede deel van het besluit gold de nieuwe woonplaats: Groningen, honderden kilometers van Bussum verwijderd. En het derde en misschien meest ingrijpende onderdeel was dat Goedhart zijn goed lopende boekenzaak inruilde voor een inkomenloos en zelfs duur bestaan als student: hij wilde zich wijden aan de theologie en zijn studie hervatten. Het was net zo’n onverwachte en onverklaarbare beslissing als hij twaalf jaar eerder had genomen, maar nu omgekeerd: van ondernemer naar student. Vaders besluit kwam ook voor zijn gezin min of meer uit de lucht vallen en werd genomen tegen de zin van zijn echtgenote.46 Waarom hij zijn zekere en financieel aantrekkelijke bestaan als boekhandelaar inwisselde voor een onbetaalde studie, blijft een raadsel. Zeker voor die tijd gold de toen 33-jarige Goedhart als een oudere, zo niet te oude, student.47 Een mogelijke verklaring was dat zijn jongste broer Daniël net een jaar eerder zijn kandidaats had gedaan; tussen hen bestond een hechte band. Zijn moeder, de toen 58-jarige Wilhelmina Gangel, had misschien druk op hem uitgeoefend door haar vader en zijn eigen broers als voorbeeld te stellen. Feit was dat het besluit om te gaan studeren grote consequenties had voor het gezin met vier jonge kinderen, de oudste elf, de jongste vijf jaar. In Groningen wachtte een onzekere toekomst en een financieel karig bestaan. En om het drama compleet te maken, koos vader Gijsbert Willem als vertrekdag kerstavond 1910, een weinig gelukkig moment voor een verhuizing.48 Alle ellende en rampspoed ten spijt had de aankomend student wel gezorgd dat het gezin het eerste jaar niet helemaal zonder financiële middelen kwam te zitten. Goedhart droeg in december 1910 de leiding van de boekhandel over aan een zekere Jacob Brouwer, maar bleef zelf nog wel de eigenaar. De zaak werd pas een jaar later definitief verkocht, per 1 oktober 1911, aan F. Breijer jr. Die financiële afhandeling was in handen van Gerrit Cornelius Johan 24
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 25
van Heuven, de jongste broer van Francina, die zich inmiddels als accountant te Arnhem had gevestigd.49 Maar de verkoopopbrengsten waren niet voldoende om alle magere Groningse jaren door te komen. Om dat nog enigszins te compenseren gaf de student Goedhart aan collega-studenten bijlessen Latijn en Grieks.50 Het gezin betrok een bovenwoning aan de Oranjestraat 20a, aan de rand van de Groningse binnenstad.51 Gerrit Jan van Heuven Goedhart hield aan zijn tijd in Groningen allesbehalve goede herinneringen over. In 1955 verklaarde hij in een interview tegenover historicus Loe de Jong: ‘Van mijn tiende tot mijn veertiende jaar ben ik in armoede opgevoed.’52 Het was het enige citaat uit het gehele interview. Gijsbert Willem Goedhart slaagde in 1915 cum laude en deed datzelfde jaar op 8 september te Zeeland zijn proponentskandidaats. Op 2 april 1916 werd hij beroepen als Hervormd predikant in het Drentse Norg, voor een salaris van 2500 gulden per jaar en vrij gebruik van de pastorie.53 Zijn benoeming te Norg gaf aan dat de nieuwbakken dominee Hervormd was, maar dan wel van de vrijzinnige richting. Norg gold toen (en nu nog steeds) als een vrijzinnige gemeente.54 Ruim anderhalf jaar later werd Goedhart beroepen als dominee in de Remonstrantse gemeente van Zwammerdam; ook dat onderstreepte de vrijzinnige en liberale opvattingen. Gijsbert Willem mocht dan als dominee in het voetspoor zijn getreden van zijn grootvader Gangel en van zijn jongere broers, hij hield er wel lichtere theologische opvattingen op na. Hij zou na zijn emeritaat zelfs eindigen als hulppredikant bij de Vrijzinnige Nederlandse Protestanten Bond.55 Ger werd in de pastorale zwerftocht van zijn vader meegezogen. Dat was niet tot zijn genoegen want de verhuizingen betekenden dat hij telkens op een nieuwe school werd geplaatst en moest wennen aan een nieuwe woonomgeving. Bovendien had vader wel een baan, maar die betaalde allerminst behoorlijk. In Norg leed het gezin bittere armoede en werd het met hammen en kazen door de boeren uit de omgeving onderhouden.56 Hij maakte in Groningen de lagere school af en werd in 1914 ingeschreven aan het Gymnasium te Assen. Amper gewend aan het dorpse leven van Norg of het domineesgezin verkaste in december 1917 alweer naar het Zuid-Hollandse Zwammerdam, waar hij werd aangemeld bij het Stedelijk Gymnasium te Leiden.57 En lang duurde zijn Leidse schooltijd niet: tot rond de Hemelvaart van 1919. Die anderhalf jaar waren echter genoeg om de stad te leren kennen, die hij niet lang daarna uitkoos om te gaan studeren.
Gerrit Jan alleen naar Arnhem Op 30 april 1919 werd de met de eigenaar meezwervende koepokinentingskaart weer teruggegeven en kondigde dus een nieuwe verhuizing aan. Ook 25
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 26
een brief van een week later, 8 mei 1919, van moeder aan haar zoon Ger maakt daarvan melding: ‘Lieve Ger. Hierbij je verhuisbiljet en 2 broodkaarten van de loopende tijdvakken.’ Hij stamt uit de restanten van een correspondentie van vijf brieven en één briefkaart die zoon Ger van zijn moeder heeft bewaard: kleine met zwarte inkt geschreven vergeelde velletjes.58 De eerste dateerde van vier jaar eerder, 29 oktober 1915, en was nog gepost in Norg, de overige werden alle geschreven in 1919 en verzonden naar de verblijfadressen van Gerrit Jan in Arnhem. Daarnaar vertrok hij alleen en het kon geen toeval zijn dat juist deze brieven zijn hele leven bij hem bleven; het was het jaar waarin hij van zijn familie werd gescheiden en hij geheel op zichzelf kwam te staan. Gers verhuizing van Leiden naar Arnhem werd ingegeven door de droevige financiële omstandigheden van de dominee: een uithuizige Ger was thuis een mond minder om te voeden. Zijn oudste broer Johannes Frans was aangemonsterd op de Holland-Amerika-lijn en voer op New York; zijn jongere broer IJp was een studie zeevaartkunde in Amsterdam begonnen en de jongste, Dirk, vond kost en inwoning bij de Zwammerdamse buren van Goedhart, de doktersfamilie Schreuder. Die dokter steunde het domineesgezin ook al op andere manieren financieel.59 Arnhem was een nieuwe woonomgeving, maar het was ook de stad waar zowel zijn vader als zijn moeder was geboren en getogen, in feite dus een terugkeer naar de familieroots. Hij werd ingeschreven aan het Christelijk Gymnasium, of zoals de school officieel in die dagen heette: Vereeniging voor Gymnasiaal Onderwijs op Gereformeerde grondslag. Vader Goedhart had in zijn eigen jeugd zelf die middelbare school doorlopen.60 Aanvankelijk werd hij ondergebracht bij het gezin van Hendrik van Santen, die getrouwd was met Gerharda Theodora van Zoest, de jongste dochter van de oudste zus van Francina van Heuven.61 Voor Ger waren zij oom en tante Van Santen. Ze hadden een goedlopende bloemenspeciaalzaak aan de Bakkerstraat 58, waar de familie ook woonde, in het hartje van Arnhem. Die straat gold in die dagen als een van de meest chique van de stad en wie hier een nering had, verkeerde in goeden doen.62 Ze was in de laatste vijftig jaar van de negentiende eeuw veranderd in een drukke winkelstraat, waar ook een net aangelegde trambaan doorheen kronkelde. Maar dat deed allemaal geen afbreuk aan de architectuur van de panden: Bakkerstraat 58 bestond uit zeventiende-eeuwse stijlkamers, versierd in Lodewijk xv-stijl, een achttiendeeeuws trappenhuis en een fraaie stadstuin.63 Gers nieuwe school was in 1864 gesticht als het eerste christelijke gymnasium van Nederland in het Gelderse dorpje Zetten. Oprichter ds. F.P.L.C. van Lingen gaf daar de eerste jaren les in de plaatselijke herberg, maar de school groeide al snel uit haar jas. Na jarenlange besprekingen werd het gymnasium in 1908 verplaatst naar Arnhem, kort nadat de bijzondere gym26
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 27
nasia qua waarde van de diploma’s gelijk waren gesteld aan dat van stedelijke; Arnhem had al zo’n stedelijk gymnasium. De school was eerst ondergebracht in een oude villa aan de Kastanjelaan, maar toen Ger in 1919 werd aangemeld, had ze net een iets ruimer pand aan de Parkstraat betrokken, ook gevestigd in de Spijkerbuurt. Het Christelijk Gymnasium telde in die jaren rond de 65 leerlingen (zowel jongens als meisjes) en gold als een van de grotere en vooral vooraanstaande gymnasia in de regio.64 In schoolarchieven, docentenverslagen, de dagboekaantekeningen van de rector en het notulenboek van de christelijke oratorische gymnastenvereniging Chrysostomos (de grootste leerlingenvereniging van de school, waarvan vrijwel iedereen lid was) is slechts eenmaal een vermelding van Gerrit Jan Goedhart achtergebleven.65 Hij kwam in de vijfde klas en zakte een jaar later voor zijn eindexamen: dat was in mei 1920, nog geen halfjaar na het overlijden van zijn moeder.66 Zelf negeerde hij in 1953 tegenover Vrij Nederland deze ingrijpende emotionele episode. In plaats daarvan verweet hij het docentencorps hem bijna bewust te hebben laten zakken, op slechts een kwart puntje. ‘Je vader heb ik niet aan zijn jasje kunnen pakken, maar jou wel,’ zo zou wiskundedocent dr. D.P.A. Verrijp hem hebben toegevoegd. En waar Goedhart doorgaans zo uiterst spaarzaam met zijn jeugdherinneringen omging, wist hij deze nu trefzeker op te diepen tegenover interviewer Schaper. Sterker nog, als hem dat kwart puntje wel was gegund, ‘dan was Goedhart geslaagd met de beste lijst, die men ooit op het Arnhems Gymnasium had gezien’. Maar in deze poging zijn persoonlijke geschiedschrijving wat bij te kleuren, gingen Goedhart en/of zijn interviewer nu echt te ver: het kwart puntje kon natuurlijk nooit het doorslaggevende verschil betekenen tussen zakken en de beste geslaagde van toen 56 jaar schoolhistorie. Niettemin, Goedhart benutte het gedoubleerde eindexamenjaar om een uitvoering van het Griekse drama Antigone van de hand van Sophocles op de planken te zetten. Hij had een aantoonbare voorliefde voor Grieks, wat hij deelde met zijn vader, die oude talen had gestudeerd. Hij schitterde in dat vak met de hoogste punten, en hij voerde ook persoonlijke correspondentie in het Oudgrieks. Zo onderhield hij een briefwisseling met dr. D. Cohen uit Den Haag. Cohen was toentertijd leraar Grieks aan het Nederlandsch Lyceum in Den Haag en vermoedelijk kenden de twee elkaar uit de korte tijd dat Gerrit Jan in Leiden op school had gezeten.67 Over de uitvoering van Antigone citeerde Schaper Goedhart in Vrij Nederland: ‘Waarvoor niemand minder dan Van Dalsum de regie op zich nam, nadat Royaards had gezegd: “Die Goedhart is niet wijs, dat wordt een fiasco”[…]’ (Arthur van Dalsum en Willem Royaards waren twee beroemde regisseurs in die tijd). Maar vervolgde Van Heuven Goedhart: ‘Het is in het tegendeel verkeerd, een succes is er uit gegroeid, met ettelijke opvoeringen in den lande en zelfs een uitnodiging voor Parijs.’68 27
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 28
Hier werd de werkelijkheid wel erg gemythologiseerd. Gymnast Goedhart was niet betrokken bij de organisatie van het toneelstuk: hij speelde de hoofdrol van de heerser Kreoon in dit koningsdrama en deed dat overigens zeer verdienstelijk. In krantenrecensies werd de debuterend speler geroemd om diens spel. Maar uit diezelfde artikelen blijkt dat het hier een schooluitvoering betrof, georganiseerd en geregisseerd door de rector met diens team, waar Albert van Dalsum alleen terloops als adviseur werd genoemd. Voor de voorstelling op 2 april 1921 waren alle gymnasia uit Nederland naar de Arnhemse schouwburg uitgenodigd. Het bleef echter bij die ene uitvoering, ondanks het feit dat het volgens de recensenten – gemeten naar het amateurniveau – zeer geslaagd was.69 Twee maanden later haalde Goedhart alsnog zijn diploma: op 11 juni 1921 ontving hij uit handen van rector D.J.A. Westerhuis het getuigschrift van ‘het Gereformeerd Gymnasium te Arnhem der Vereniging voor Gymnasiaal onderwijs op Gereformeerden grondslag te Arnhem’. De bijbehorende cijferlijst toonde een overzicht waarvoor Ger zich allerminst hoefde te schamen: met een gemiddeld eindcijfer van 4 (op de schaal van 5) was hij weliswaar niet de beste van de klas, maar wel op één na.70
Francina van Heuven sterft De welstand waarin Ger in Arnhem verkeerde ten spijt, de adolescent woonde ver van huis en haard, waar hij soms met de schoolvakanties naartoe kon. Zijn moeder Francina stuurde haar zoon regelmatig brieven en stak hem een hart onder de riem.71 Ze schreef met veel liefde, vertelde over de situatie thuis, rapporteerde alledaagse familiezaken, verhaalde over bezoekjes, het weer, en ze vertelde over ‘Juffie’, de kinderjuffrouw die sinds enige tijd bij het gezin in dienst was. ‘Juffie’ (in het dagelijks leven Maria Bruning) zou een belangrijke rol blijven spelen bij de Goedharts: ze runde het huishouden tijdens het ziekbed van moeder en na diens overlijden voedde ze de jongste zoon Dirk op, die alleen bij zijn vader achterbleef. Nadien werd ‘Juffie’ de kinderjuf in het huishouden van de oudste zoon Johannes Frans en vervolgens in het gezin van Gerrit Jan.72 Francina beklaagde zich in haar brieven vooral over de eenzaamheid waarin ze verkeerde. Haar kinderen waren verspreid over het land, alleen Dirk woonde thuis en dan ook nog in onderhoud bij de buren. En vader was bijna altijd onderweg. Dominee Goedhart preekte in Zwammerdam voor de Remonstrantse gemeenschap, maar hij reisde als een zendeling door de wijde omgeving, gaf her en der lezingen en was druk op kerkvergaderingen of bijeenkomsten met collega’s. Ze schreef er in haar brieven met een zekere berusting over, maar toch ook met een licht verwijt aan haar man. De parochiale activiteiten van dominee Goedhart gingen aan haar voorbij, dat was zijn leven. 28
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 29
Maar niet alleen bracht Francina Goedhart-van Heuven haar dagen in eenzaamheid door in Zwammerdam: ze was ook ernstig ziek. In haar brieven liet ze daarover niet veel los, maar een enkele opmerking maakte de zorgelijke situatie wel duidelijk. Op 22 oktober 1919 berichtte ze Ger over een komende ziekenhuisopname, uit de woordkeus bleek dat deze al op de hoogte was. Begin november, dus amper een week later, schreef ze na een bezoek aan haar zoon in Arnhem: ‘Dickie [Dirk, toen dertien jaar] was kinderlijk blij dat ik thuis was, maar zijn gezichtje betrok toen hij hoorde dat ik voor zoolang wegmoet. Ik heb nog maar niets gezegd maar ik vrees dat ik 11 november (verjaardag van Dirk) nog niet thuis zal zijn.’ En, vervolgde ze: ‘’t Zou nu maar ’t prettigste wezen als ik Maandag over een week opgenomen kan worden dan reis ik Zondags met jou mee (naar Arnhem). Wat zal ’t toch gezellig zijn mijn beide jongens weer eens thuis te hebben.’ Het waren de laatste woorden die ze aan Ger schreef, in haar sierlijke, duidelijke handschrift. Kort daarop werd Francina van Heuven opgenomen in het Elisabeth Gasthuis in haar geboorteplaats Arnhem, waar ze op woensdag 3 december 1919 op 47-jarige leeftijd overleed. Haar dood kwam totaal onverwacht. Daags voor haar overlijden stuurde ze vanuit het ziekenhuis nog een briefkaart aan haar man. Die kaart droeg als poststempel de datum van haar sterfdag en in een voor haar ongebruikelijk bibberig schrift meldde ze verheugd: ‘En dan goed nieuws. Ik mag Donderdag naar de H.straat. Morgen in ’t bad en dan zalig Donderdag weg.’(‘H.straat’ stond voor de Hertogstraat, het adres waar Gerrit Jan toen woonde.) De uitvaart van moeder vond drie dagen later plaats, op zaterdag 6 december; Ger speelde er op het orgel vier koralen uit de Matthäus Passion.73 Opmerkelijk was dat Francina Dingena Helena van Heuven – zoals ze op de rouwkaart vermeld stond, zonder de naam Goedhart, wat de afstand met haar echtgenoot nog eens benadrukte – werd gecremeerd in het crematorium te Driehuis. Crematie was weliswaar niet meer uitzonderlijk, maar wettelijk niet toegestaan (dat werd pas na de Tweede Wereldoorlog officieel geregeld).74 In orthodox protestantse kring zag men lijkverbranding als een heidens gebruik. De overledene had er bovendien voor gekozen om geen kerkelijke uitvaartdienst te houden. Dominee Goedhart vervulde deze laatste wensen van zijn vrouw, die immers bij leven zo nadrukkelijk had aangegeven geen band met een kerk te hebben. Alleen in een rouwadvertentie in de Nieuwe Rotterdamsche Courant verwees de weduwnaar naar zijn eigen achtergrond: ‘Heden ging in tot het Hoger Leven mijn lieve Vrouw Francina Dingena van Heuven, 47 jaar oud. Mede namens mijn jongens, G.W. Goedhart.’75 Nog geen vier maanden na de dood van zijn moeder verwisselde Ger van kerkgenootschap. Hij nam afscheid van de Hervormde kerk en trad op 25 maart 1920, net negentien jaar, toe tot de veel vrijzinniger Remonstrantse broederschap.76 Het was in meerdere opzichten een belangrijke overstap: zijn 29
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 30
vader had namelijk direct na het overlijden van zijn vrouw de Remonstrantse kerk de rug toegekeerd en was weer Nederlands Hervormd geworden.77
Gijsbert Willem Goedhart hertrouwd Gijsbert Willem Goedhart was diep geschokt door de dood van zijn echtgenote.78 Vrijwel onmiddellijk zegde hij zijn parochie in Zwammerdam vaarwel en aanvaardde op 1 januari 1920 een betrekking als legerpredikant te Arnhem. Die keuze van dominee Goedhart duidde op een snelle en pragmatische beslissing, niet zozeer op een principiële. De functie van legerpredikant was juist per die datum door de minister van Oorlog ingesteld en verving die van veldprediker. Het is goed mogelijk dat Goedharts relaties met zijn oude woon- en geboorteplaats Arnhem diens keuze en de snelle benoeming positief hebben beïnvloed.79 Hij trok eerst in bij zijn zoon Ger, samen met de veertienjarige Dirk, die onder toezicht stond van ‘Juffie’. Ger was in de loop van 1919 verhuisd van de gastvrije familie Van Santen aan de Bakkerstraat naar eigen woonruimte aan de Hertogstraat 38.80 Deze straat lag in het hart van het Spijkerkwartier, in die dagen een wijk met veel eerzame burgers, middenstand en kantoren. Nadat Ger in 1921 uit Arnhem naar Leiden vertrok, betrok vader Goedhart een etage boven pianohandel J. Kirschhausen aan de Driekoningenstraat 6, die parallel loopt aan de Hertogstraat.81 Vervolgens verhuisde hij met zijn jongste zoon Dirk naar een woning aan de Schelmseweg in het naburige Oosterbeek.82 Kort nadat vader Goedhart zich als legerpredikant in Arnhem vestigde, deed zich een aantal pijnlijke affaires met vrouwen voor, die in de latere herinnering van zijn zoons niet hebben bijgedragen aan een goed vaderlijk voorbeeld. De dominee zou vaak met verschillende vrouwen in de weer zijn geweest.83 Zoon Ger maakte die amoureuze escapades van zijn vader als legerpredikant niet persoonlijk mee want hij was toen al uit Arnhem vertrokken. Maar hij was er wel van op de hoogte en het zat hem kennelijk zo hoog, dat hij daarover veel later, na de Tweede Wereldoorlog, aan zijn dochters vertelde. Ook de moeder van Mies Albarda lichtte haar dochter rond die tijd in over grootvaders gedrag.84 Eind 1924 werd Goedhart als legerpredikant vrij plotseling, maar wel eervol, ontslagen. In hoeverre bovenstaande affaires daarbij een rol hebben gespeeld, is onduidelijk omdat over de reden van ontslag officieel niets bekend werd gemaakt.85 Maar het was wel aannemelijk want zijn carrière verliep vanaf dat moment allerminst voorspoedig. Allereerst had de predikant geen gemeente en zelfs geen inkomen meer en ook geen dak boven zijn hoofd. Zijn jongste broer Daniël nam hem in huis. Deze was net aangesteld als godsdienstleraar bij het Rijksopvoedkundig Instituut voor Jongens Veldzicht in Avereest. 30
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 31
In dit Drentse dorpje wachtte Goedhart af of hij weer mocht prediken als Nederlands Hervormd dominee. Hij deed op 13 december 1924 een verzoek aan de Algemene Synode van de Hervormde Kerk om in het predikambt te worden hersteld. De Kerkenraad van Avereest stemde er vijf maanden later mee in.86 Maar pas in december 1925, ruim een jaar na zijn vertrek uit Arnhem, werd hij beroepen in het Drentse Grollo. Hij accepteerde een honorarium dat ruim duizend gulden per jaar lager lag dan wat hij eerder in Zwammerdam had verdiend, een inkomensdaling van 30 procent.87 Lang bleef hij daar niet, in 1927 volgde een beroep in Nieuw-Beerta. Daar ontmoette de dominee tijdens een catechisatieles in Groningen een jonge leerlinge, Trijntje Hofstra, geboren op 21 juli 1907 te Assen. De alleenstaande weduwnaar werd verliefd en die liefde werd beantwoord: een jaar later, op 17 april 1928, trad het tweetal in het huwelijk.88 Trijntje was op dat moment 20 jaar, drie jaar jonger dan de jongste zoon van haar echtgenoot. De jonggehuwden verhuisden kort daarop naar een nog noordelijker gelegen gemeente, het Friese Holwerd, ver weg van de bewoonde wereld, dicht tegen de Waddenzee. Daar werd dominee Goedhart in oktober 1929 beroepen; het gezin zou er tot diens emeritaat in 1942 blijven.89
Een definitieve breuk met vader Gerrit Jan heeft zijn vader dit tweede huwelijk niet vergeven. Er volgde een periode van langdurige verwijdering, door zijn dochters omschreven als ‘een ijstijd van ruim twintig jaren’.90 Het was in feite het sluitstuk van een lange reeks botsingen, ooit begonnen met vaders besluit om een veilig en welvarend leven in Bussum in te ruilen voor een armoedig studentenbestaan in Groningen, gevolgd door de zwerftocht langs de al even arme parochies en de verwijdering toen Ger alleen in Arnhem woonde en daar naar school ging. In diezelfde tijd gaf de dominee prioriteit aan zijn pastoraal werk, terwijl zijn vrouw ernstig – en naar later bleek, dodelijk – ziek was, een keuze die voor de zoon even onbegrijpelijk als verbijsterend moet zijn geweest. Gerrit Jan had, net als zijn drie broers, een innige en hechte band gehad met zijn moeder, getuige de liefdevolle correspondentie die ze met hen voerde.91 Ook het verschil in afkomst tussen Francina van Heuven en dominees tweede vrouw droeg bij aan onbegrip en afkeuring: de boerenmeid uit Assen nam de plaats in van de dame die afkomstig was geweest uit de betere kringen in Arnhem. Bovendien was hij te vroeg hertrouwd na de dood van moeder, vonden de zoons.92 Dat laatste was echter een vertekening van de werkelijkheid: tussen het overlijden van moeder Van Heuven en het huwelijk met Trijntje Hofstra zat een periode van negen jaar. Feit was wel dat de dood van Francina van Heuven het gezin Goedhart nog verder uiteen deed vallen, een proces dat door de armoede in het gezin in gang was gezet.93 In 1929 kregen 31
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 32
de jong gehuwden een dochter, Edith; er zouden nog twee meisjes volgen, Adelberta (Ada) in 1941 en Fridolina in 1945. Gerrit Jan vroeg niet lang na het tweede huwelijk van zijn vader en de geboorte van de eerste dochter in dat gezin naamswijziging aan: bij Koninklijk Besluit nr. 53 van 20 november 1933 werd hem toegestaan zijn moeders naam Van Heuven toe te voegen. Vanaf dat moment heette hij Gerrit Jan van Heuven Goedhart.94 Er hebben verschillende lezingen de ronde gedaan waarom hij zijn naam aanpaste. Volgens sommige historici voldeed hij hiermee aan de laatste wens van zijn moeder. Ook in het interview in Vrij Nederland liet de geïnterviewde dat bijna en passant (letterlijk tussen haakjes) door de verslaggever noteren.95 Anderen meenden dat hij de naam toevoegde om indruk en vooral carrière te kunnen maken.96 En een derde versie was dat hij het deed uit eerbied voor zijn moeder.97 En dat is ook de enige juiste verklaring, de uitvoerige documentatie die aan de eerste twee ten grondslag ligt ten spijt. Als hij inderdaad de laatste wens van zijn moeder had willen inwilligen, was de vraag gerechtvaardigd waarom hij daar veertien jaar mee wachtte. Bovendien was het niet logisch dat alleen Gerrit Jan om naamswijziging verzocht. Zijn drie broers deden dat niet en hun was die wens dus kennelijk niet voorgelegd, of ze hadden hem genegeerd. Dat hij de naam Van Heuven toegevoegd zou hebben om indruk te maken en vooral om in de diplomatie of politiek carrière te maken, leek erg op het met terugwerkende kracht reconstrueren van zijn levensloop en de functies die hij veel later bekleedde. Want in 1933 was Van Heuven Goedhart een vooraanstaand maar vooral ambitieus journalist en niets duidde op aspiraties om dat vak te verlaten. Veel aannemelijker is belang te hechten aan het moment waarop hij besloot te verzoeken de naam van zijn moeder toe te voegen. Dat was kort nadat zijn vader was hertrouwd en opnieuw een kind had gekregen, dat uiteraard dezelfde achternaam Goedhart zou dragen als hij. Om onderscheid te maken van welke ouders hij een nazaat was en vooral welke vrouw zijn eerbied gold, besloot hij zijn moeders naam toe te voegen aan de zijne. Deze vroege jaren dertig zouden voor Goedhart bovendien tumultueus verlopen. Hij scheidde en hertrouwde zeven maanden later; hij werd hoofdredacteur van de grootste krant van Nederland, De Telegraaf, maar werd drie jaar later weer uit die functie ontslagen. Na deze traumatische gebeurtenissen was het niet uitgesloten dat zijn nieuwe naam hem óók de mogelijkheid bood om persoonlijk én maatschappelijk met een schone lei te beginnen. Bovendien vond de naamswijziging plaats kort voordat hij in 1934 zelf voor de eerste keer vader zou worden. Zijn kind moest de door hem gewenste naam dragen, en niet die van de dochters uit zijn vaders tweede huwelijk. Het was in ieder geval een persoonlijke keuze, die hij verder nooit heeft toegelicht.98 Terug naar 1921, het jaar dat Gerrit Jan zijn eindexamen deed en Arnhem 32
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 33
daarna verliet. Op 11 juni ontving hij het getuigschrift van het Christelijk Lyceum, dat hem volgens de daarop afgedrukte tekst ‘bekwaam achtte tot de studie aan eene Universiteit in de faculteiten der Godgeleerdheid, enz.’. Dat legde hij terzijde, hij stapte niet in de voetsporen van zijn familie en zeker niet in die van zijn vader. In plaats daarvan vulde hij het in kleine lettertjes gekrabbelde ‘enz.’ op eigen wijze in. De twintigjarige Gerrit Jan Goedhart meldde zich op 30 september 1921 aan bij de Rechtenfaculteit van de Universiteit in Leiden99.
33