01 10 Alumni magazine van de Universiteit van Tilburg
jan hommen ‘Crisis of niet, ik blijf analyseren’ Onthulling: student 1000 was niet student 1000
Frans Seda (1926-2009): groot staatsman
Jan Hommen was tijdens zijn studententijd hockeykeeper in Den Bosch
jan Hommen x
1 (+ 24) COVER Alumnus Jan Hommen
2 1-2010 |
TICKERTAPE 4 Laatste nieuws alumni en universiteit
7 COLUMN Jan Renkema ‘aan het woord’
8 HOOFDVERHAAL Luisteren naar bewoners van Krachtwijken
13 COLUMN Modern society volgens Corien Prins
14 FEATURE Ondernemen op de campus
until inhoud ■
Hein vAn Oorschot Na alle goede reacties op de twee eerdere edities van Until kan onze universiteit ook nu weer een interessante versie van ons alumniblad bij u bezorgen. Twee artikelen over collega-alumni zijn in het bijzonder het lezen waard. In de eerste plaats een (helaas in memoriam) artikel over Frans Seda. Hij behoort misschien niet tot de bekende Nederlanders maar wel tot de beroemde Indonesiërs. Hij studeerde aan onze universiteit van 1950 tot 1956 en heeft mede met de daarbij opgedane kennis, visie en vorming een geweldige rol voor zijn vaderland gespeeld. Een prachtig verhaal over een prachtige man die veel heeft betekend. En dan die andere nog steeds inspirerende alumnus in dit magazine: Jan Hommen. Hij staat door zijn (tijdelijke) functie als hoogste baas van ING volop in de schijnwerpers; je kunt het zelfs – zeker wat publiciteit betreft – de beroemdste fase in zijn leven noemen. Ook al voordat hij deze functie vervulde, mochten wij Jan rekenen tot onze zeer gerenommeerde alumni. Zijn maatschappelijke bijdrage is groot, als CFO van Philips, als commissaris bij grote bedrijven, als voorzitter van de Raad van Commissarissen van TiasNimbas en natuurlijk als Vriend van Cobbenhagen. Lees aandachtig de artikelen over deze twee voorbeeldalumni en realiseer u dat zij een klein beetje van ons allemaal zijn. Hopelijk neemt u er wat van mee. Om Jan Hommen te citeren over de relatie tussen u en uw Alma Mater: ‘Alumni, ook op leeftijd, kunnen via de universiteit echt iets van zichzelf terug geven. Er zijn heel veel mensen die een prachtig verhaal hebben dat ze kunnen vertellen aan volgende generaties.’ Hein van Oorschot, Voorzitter College van Bestuur
colofon Until is een periodieke uitgave van de Universiteit van Tilburg en de Stichting Professor Cobbenhagen. Dit magazine beoogt de banden met alumni te versterken. Gehele of gedeeltelijke overname van artikelen is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de hoofdredacteur. uitgever Communicatie en Marketing, Universiteit van Tilburg hoofdredactie Walther Verhoeven bladmanagement Tonke van de Ven redactieraad Jan Boelhouwer, Hein Coppes, Clemens van Diek, Dennis van Ham, Anne-Marie Hartog, Ewoud Jansen, Merlijn Jansen, Roel Lauwerier, Annemeike Tan, Dieuwke van Turenhout, Michelle te Veldhuis, Sanne de Graaf bladformule, redactie-coördinatie en eindredactie Joost Bijlsma (Magma Publicaties) art direction en vormgeving Patrick Hoogenberg & Djuke Vaartjes (Curve bno) auteurs Tineke Bennema, Joost Bijlsma, Hein Coppes, Clemens van Diek, Philip Dröge, Nathan de Groot, Joost Peters, Corien Prins, Natasja Rietveld, Jan Renkema, Ruud Slierings, Jose van der Waerden, Corona de Wert fotografen Ben Bergmans, Evert-Jan Daniels, Gemeente Eindhoven, Ronald Hoeben, Paul Jespers, Ingrid Ramaan, Ton Toemen, Erik Verburgt, Harry Verheijden, Mark Weemen druk Koninklijke BDU, Grafisch bedrijf redactieadres Postbus 90153 5000 le Tilburg meer informatie over alumniactiviteiten www.uvt.nl/alumni
17 Frans Seda Vooraanstaand Indonesisch staatsman en alumnus
20 UNTIL …WE MEET AGAIN Het mysterie van de duizendste student
29 30 ALUMNI NIEUWS TIJDGENOTEN Actualiteiten voor alumni, Zelfde generatie, van verenigingen en UvT verschillende carrières
34 U VROEG? Wetenschapsrubriek
36 BACKCOVER Schuld en schaamte bij veteranen
| 1-2010 3
UvT in het Nieuws: "Slimme partner is beter voor loopbaan"☒"Haagse UvT Sociët
uvt in het nieuws: opwarming aarde mogelijk veel hoger
foto: Evert-Jan Daniels
Alumna Monica den Boer …maakte deel uit van de commissie-Davids
Als lid van de Commissie van onderzoek besluitvorming Irak maakte alumna Monica den Boer (47) lange dagen. De geweldige sfeer binnen de commissie mist ze nu al. Maar de ervaring die ze tijdens het commissiewerk opdeed, is onbetaalbaar. “Na de studie Taal- en Literatuurwetenschap in Tilburg heb ik me gespecialiseerd in de analyse van juridisch discours. Sinds maart 2004 bezet ik een bijzondere Leerstoel van de Politieacademie aan de Vrije Universiteit. Een druk werkend bestaan dus. Toen Willibrord Davids, de voorzitter van de Onderzoekscommissie Irak, me benaderde met de vraag of ik deel wilde uitmaken van zijn commissie, hoefde ik daar echter niet lang over na te denken. Een enorme kans. Een week later al begonnen de zittingsdagen: tijdens dertig vergaderdagen hebben we ongeveer vijftig mensen gesproken. Zelf heb ik ook leiding gegeven aan een aantal gesprekken. Ze duurden één tot zelfs drieënhalf uur. Wij vergaderden meestal op dinsdagen, vanaf tien uur tot ergens in de middag. Op de andere dagen deden we ons onderzoekswerk: we doken in de archieven, we spraken af met respondenten. Deelname aan de Commissie was enorm leerzaam: ik heb veel bijgeleerd op het vlak van internationaal recht, ambtelijke verhoudingen en andere zaken. Ook was het zeer interessant om zo dicht tegen het hart van de Haagse politiek te kunnen zitten. Hoe de sfeer binnen zo’n commissie is? De randvoorwaarden waren alvast prima: zaken als koffie en thee, soep, broodjes en fruitsalade waren ruim voorhanden. Maar het belangrijkste was uiteraard de geweldig gedreven sfeer, waaraan onze voorzitter met zijn humor enorm heeft bijgedragen. Natuurlijk is het niet altijd gemakkelijk om tot eensluidende interpretaties te komen, maar ieder lid kan zich geheel vinden in de eindconclusies. Ik mis de Commissie en het werk nu al: ik ben geïnspireerd door een aantal van onze bevindingen en zal die mogelijk ook nog benutten voor lezingen en colleges in binnen- en buitenland.”
4 1-2010 |
vrouw gelukkig met deeltijdbaan De meeste Nederlandse vrouwen met een partner zijn gelukkig met hun deeltijdbaan. Dat blijkt uit onderzoek van de Tilburgse hoogleraar Jan van Ours en zijn Australische collega Allison Booth. De onderzoekers vroegen zich af of deeltijdwerk een tussenfase (bijvoorbeeld kort na het krijgen van kinderen) is, naar een situatie waarin veel vrouwen voor een fulltime baan kiezen. Ze analyseerden de levenstevredenheid van samenwonende of getrouwde mannen en vrouwen tussen de 25 en 54, en de relatie hiervan met parttime werk. Hun conclusie is opvallend: er is zeker geen sprake van een tussenfase, deeltijdwerk
is wat de Nederlandse vrouw voor langere tijd wil. Van Ours en Booth ontdekten dat vrouwen in een relatie zeer tevreden zijn met hun werk en hun werkuren niet willen veranderen. En dat terwijl ze doorgaans een relatie hebben waarin het huishoudelijke werk vooral op de vrouw neerkomt. Die vrouwen die er wel over nadenken meer uren per week te werken, moeten er niet op rekenen dat hun partner ineens meer zal gaan stofzuigen of strijken. Als een vrouw meer dagen aan het werk gaat, neemt de man in huis wel enkele, maar lang niet voldoende, huishoudelijke taken over.
Boek: The Men Who Killed Me Schokkende verhalen over seksueel geweld In zeventien persoonlijke getuigenissen van slachtoffers van de genocide in Rwanda, schetst het boek The Men Who Killed Me op indringende wijze wat seksueel geweld daadwerkelijk inhoudt. Na een inleidend hoofdstuk over het seksuele geweld ten tijde van de genocide, komen zestien vrouwen en één man, aan het woord. Het zijn getuigenissen van overlevenden die een schokkend beeld schetsen van de immens grote gevolgen van seksueel geweld. Anne-Marie de Brouwer, alumnus en universitair hoofddocent (internationaal) strafrecht aan de UvT, is een van de auteurs van het boek. “Veel mensen hebben geen
goed beeld van wat seksueel geweld tijdens genocide inhoudt en wat de, vaak levenslange, gevolgen hiervan zijn. De overlevenden van seksueel geweld met wie wij hebben gesproken, wilden hun verhalen dan ook kwijt. “I want the world to know”, zeiden ze allemaal. “We hopen dan ook dat mensen na het lezen van het boek geschokt zijn, ontdaan, ja zelfs boos. Zodat ze actie ondernemen tegen seksueel geweld in conflictsituaties: iets dat helaas ook op dit moment nog op verschillende plekken in de wereld voorkomt.” Het boek sluit af met een uiteenzetting over wat Rwanda en de internationale gemeenschap
until tickertape ■
Sociëteit geopend"☒"UvT hoogleraar geeft antwoord op vragen over geheim ☒ mini
heimweefoto: Lekker uitpuffen…
Een begrip bij iedereen die tot 1997 op de campus rondliep: de Pluriforme Uitspannings Faciliteit, oftewel de PUF. De PUF ontstond halverwege de jaren tachtig, blikt scheidend directeur Studentenzaken Wim Meuwissen terug. “Na de liquidatie van een stichting bleef er nog wat geld over bestemd voor studenten. Na het nodige beraad werd
(niet) doen voor Rwandese overlevenden van seksueel geweld. Tevens is er een lijst met adressen toegevoegd van instanties die overlevenden van de Rwandese genocide steunen.
uiteindelijk een zaal aan de huidige Foodplaza gebouwd, waar studenten lezingen en andere activiteiten konden organiseren. Het verklaart ook de P van ‘pluriform’ in de naam. Weldra deed de behoefte aan een bar en een beheerder zich voelen. Die bar kwam er, evenals een studentbeheerder, een uit studenten bestaande bestuurs-
foto: Erik Verburgt
oger studenten uvt geven advies tijdens pensioen ehbo hoogl
commissie, en studenttappers. De exploitatie verliep mede dankzij de lage prijzen voorspoedig. En, hoewel er activiteiten genoeg waren, kreeg het cafékarakter gaandeweg de overhand. Bij de bouw van het Studentencentrum, het huidige gebouw E, verving een grand café de PUF: Esplanade. Wat gebleven is? De lage prijzen.”
BAs van der schot
De auteursopbrengsten van het boek gaan naar Stichting Mukomeze (‘Empower her’), en via deze stichting naar de overlevenden van seksueel geweld in Rwanda. Ook de zeventien overlevenden uit het boek worden met deze opbrengsten gesteund. Meer informatie: www.menwhokilledme.com en www.mukomeze.nl | 1-2010 5
minister Klink"☒"UvT hoogleraar geeft antwoord op vragen over geheimen"
hoogleraar marcel boogers: “winst lokale partijen Joost Tijssen (28) behaalde in 2007 zijn bachelordiploma Bedrijfseconomie aan de UvT. Inmiddels runt hij zijn eigen bedrijf: Tijssen Theaterprodukties. Improvisatietheater neemt daarbij een centrale rol in. Hoe rolde je de theaterwereld in? “Na de middelbare school was de stap naar de toneelschool nog iets te groot. Bedrijfseconomie werd het dus, maar na een tijdje op de universiteit begon het tóch weer te kriebelen. Na diverse audities werd ik in 2004 aangenomen bij Fontys, waar ik de opleiding tot docent Drama ging doen. Gelukkig heb ik uiteindelijk ook nog mijn bachelordiploma Bedrijfseconomie weten te behalen. Daar pluk ik nu nog de vruchten van.” Want nu heb je een eigen bedrijf… “Via de improvisatiegroep Tilburg Tigers kreeg ik de smaak van het zelfstandig ondernemen en het zélf acteren goed te pakken. Onder de vlag van mijn eigen bedrijf treed ik nu onder meer op als presentator tijdens bedrijfsevenementen en debatten. Uiteraard met veel humor en improvisatie. Daarnaast verzorg ik improvisatieworkshops voor onder meer bedrijven. In tweeënhalf uur laat ik groepen van een man of dertig proeven aan de wereld van acteren en improviseren, een beetje à la De Lama’s van BNN. Het doel: teambuilding. Vaak moeten deelnemers in het begin over een drempel heen, maar je merkt dat mensen tijdens het improviseren naar elkaar toegroeien.” Wat wil je nog bereiken? “Zakelijk en artistiek is de rek er zeker nog niet uit. Op termijn wil ik me daarnaast graag gaan richten op het produceren van voorstellingen, voor kinderen bijvoorbeeld. En televisie… Al is het maar een rolletje in een commercial of serie, maar dat lijkt me helemaal te gek! Het mooie van ondernemen is dat je je toekomst helemaal zelf kunt uitstippelen.”
Terug van weggeweest De Korte Heuvel en het Piusplein waar rijpe kurken knallen en studenten balorig brallen het voelt zo vreemd om terug te zijn. Vroeger was dit ook ons terrein nu krijg ik haast een huilbui als ik zie hoe brutaal jong en lui maar vooral dronken alle studenten zijn. Wat de weemoedige alumni vergaten: vroeger toen textielfabrieken nog stonken waren filosofen economen advocaten minstens zo beschonken in precies dezelfde straten. Campusdichter en student Nathan de Groot verplaatste zich in een alumnus Voor meer pennenvruchten: www.nathandegroot.nl
{
}
‘'Door werkloosheid terug te brengen tot percentages en juichend te doen bij het eerste herstel van groei, dreigen we het financieel en sociaal drama van de crisis uit het oog te verliezen. Het gaat tenslotte om mensen.” Demissionair minister Donner tijdens een gastcollege op de Universiteit van Tilburg
6 1-2010 |
foto: erik van de Burgt
column Jan renkema ■
Oetlul → De Hongaarse schrijver György Konrád
laat in Het Tuinfeest (pag. 330) de hoofdpersoon zeggen: “Een beschaafd mens zorgt dat er een zekere afstand is tussen teken en betekenis.” Kamerdebat en krant laten zien dat aan het taalgebruik nog heel wat valt bij te schaven. Nee, ik bedoel niet de hamas-kankerkoren op de voetbaltribunes. Dat valt buiten de beschaving omdat er niets valt bij te schaven. Taalverruwing, we raken er aan gewend in de politiek. Kamerleden noemen een minister ‘knettergek’ of een ‘flapdrol’. En de Kamervoorzitter treedt niet confronterend op! Zelfs niet bij de vraag of een collega-parlementariër een ‘beginnend lijder aan Alzheimer’ is. Ook kwaliteitskranten gaan over op de taal van straat-en-schutting. Vrij Nederland liet het taalgebruik uit de klauwen lopen in een artikel over de DSB-bank: ‘Hoe naai je de klant?’ De Volkskrant meende de aandacht te moeten trekken met koppen als ‘Links moet terugneuken’ en ‘Naar de kutkloterij’. (Geen citaten!) Het effect ervan is niet zoals bedoeld. Kijkers en lezers vinden het wel aardig dat iemand zoiets durft, maar de boodschap komt toch niet beter over. Uw eigen universi-
teit deed er onderzoek naar. Opmerkelijk is dat in discussies over taalverruwing (bijvoorbeeld ‘kopvoddentax’ en ‘kutmarokkanen’) taalkennis ver te zoeken is. Neem de kwestie ‘oetlul’. Eind januari was het dagenlang het gesprek van de dag. AZ-trainer Dick Advocaat werd tijdens een uitwedstrijd tegen Ajax van het veld gestuurd. Hij had de scheidsrechter uitgemaakt voor ‘oetlul’. Hoe probeerde deze Advocaat zich hieruit te redden? Op een persconferentie zei hij: “Daar kunnen ze me niet voor straffen, want dat is geen Nederlands.” Schaapachtig gelach van sportjournalisten. Niemand stelde een kritische vraag. Hoezo, geen Nederlands? Hij zei het, en iedereen begreep wat er bedoeld werd. Persoonlijk vind ik dat een woord bestaat als iemand ervan houdt. (En ik vind ‘oetlul’ een prachtwoord.) Een paar uur later werden in het sportjournaal twee woordenboeken van Van Dale getoond: het woord staat erin, dus het bestaat. Ook dat is nonsens. Is een recept pas een recept als het in kookboeken staat? Maar toen kwam het ergste. Uit Van Dale zou men mogen afleiden dat het woord in 1997 ‘sufferd’ betekende en in 2005 ‘klootzak’. Dus
de scheidsrechter had gelijk. Maar niemand vroeg of Van Dale gelijk heeft. Bij een lastige beslissing kijkt een scheidsrechter toch ook naar een lijnrechter? Kijk eens op internet. Daar wordt ‘oetlul’ ook gebruikt wanneer je een ander wel wilt uitschelden, maar het eigenlijk niet mag. Daarom houd ik ook van dit ietwat oubollige woordje. Waarom zou ‘oetlul’ in 2010 niet deze kleur hebben? En dan nog dit. Advocaat zou veel meer effect hebben gehad wanneer hij zijn emoties had onderdrukt met de woorden: “Meneer de scheidsrechter, buiten dit veld zou ik u een oetlul noemen.” Dan was de rode kaart aarzelend teruggetrokken. Taalverruwing? Ach, laten we de taal af en toe eens opschuren, maar laten we het wel tactisch doen, en … met kennis van taal. ■ Jan Renkema, hoogleraar tekstkwaliteit PS Een vrouwelijk familielid van begin dertig, gepromoveerd in de natuurwetenschappen: “O, ik vind dat zo kuttedekut.” Ze ziet mijn wenkbrauwen omhoog gaan. “Maar oom, met ‘kut’ bedoel ik gewoon Kwalitatief Uitermate Teleurstellend.” Noemt u zo’n speelse afstand tussen teken en betekenis ook communicatief uitermate ludiek? | 1-2010
7
maken Bewoners kunnen wijk en breken Sinds de start van het krachtwijken-programma ligt de aanpak onder vuur. ‘Maar het werkt’, zegt de Eindhovense wethouder en alumna Mary Fiers. Meer scepsis is er bij journalist Jutta Chorus: ‘Het beleid is halfslachtig.’ En bewonersparticipatie is geen vanzelfsprekendheid, toont de Tilburgse onderzoeker Niels Karsten aan. tekst: ruud slierings
8 1-2010 |
until understanding society ■
| 1-2010 9
D
e kwaliteit van de leefomgeving in krachtwijken is beneden het door de overheid gewenste peil. De veertig wijken met speciale status kenmerken zich door weinig variëteit in woonvormen, hoge werkloosheid (iets meer dan de helft van de bewoners werkt), schooluitval, criminaliteit, slecht verloop van zowel inburgering als vrouwenemancipatie en een gebrek aan sociale samenhang. Om de genoemde problemen te bestrijden, zijn de veertig krachtwijken in maart 2007 ‘uitverkoren’ voor extra steun vanuit Den Haag. Dat besliste de toenmalige minister van Wonen, Wijken en Integratie, Ella Vogelaar. In acht à tien jaar moet de achterstand op het landelijke wijkgemiddelde zijn weggewerkt. De aanpak bestaat uit een samenwerking tussen gemeenten, corporaties, hulpverleners, ondernemers, politie en burgers. Onderwerp, meewerkend én lijdend voorwerp: de bewoners. →→ Onvoldoende Een belangrijk element in het krachtwijkenbeleid is bewonersparticipatie. Het kabinet wil dat burgers nadrukkelijk zijn betrokken bij de probleemanalyse, het opstellen en het uitvoeren van het wijkactieplan, zo stelde het Actieplan krachtwijken van de minister. Die betrokkenheid is van belang om input uit de wijk te krijgen en om draagvlak te creëren binnen bewonersgroepen. De Tilburgse School voor Politiek en Bestuur heeft, in opdracht van het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA), de bevordering van participatie onderzocht (bij ambtenaren, bewoners en instanties in de wijk). In de eerste meting in 2008 is bekeken in hoeverre gemeenten bewoners van krachtwijken gelegenheid geboden hebben te participeren bij het maken van actieplannen. In een tweede meting in 2009 is onderzocht in hoeverre deelname in de uitvoering is bevorderd. Op zijn zachtst gezegd blijven de resultaten achter bij de ambities van de minister. Onderzoeker Niels
UvT-onderzoeker Niels Karsten: ‘Vaak blijkt dat gemeenten de makkelijke weg kiezen en via bestaande kanalen op participatie van bewoners inzetten. Terwijl je juist de moeilijk bereikbare groepen erbij zou moeten betrekken.’ Karsten: “Uit de eerste meting bleek dat een derde van de gemeenten een breed participatietraject heeft opgezet, een derde gebruik heeft gemaakt van bestaande wijkoverlegorganen en een derde de bewoners bijna niet heeft betrokken bij de wijkplannen.” Dat kwam hard aan, temeer daar minister Vogelaar eerder al de Kamer had gemeld dat het goed ging met de participatie en dat het geld prima besteed was. Hoewel Karsten feitelijk onderzoek doet 10 1-2010 |
en geen normatief oordeel aan de resultaten wil verbinden, zijn die resultaten zelf al knap confronterend. Dat werd nog erger toen LSA er rapportcijfers aan verbond. Er vielen dikke onvoldoendes. Karsten: “Een nul is dan nog minder erg dan een drie. In het eerste geval heb je niks gedaan en in het tweede geval geef je een brevet van onvermogen af.” →→ Versnippering Los van die ietwat populistische drang om te ranken, legde het onderzoek wel de vinger op de zere plek; er schort veel aan het betrekken van bewoners bij het verbeteren van de wijk. Het tweede onderzoek schetst een positiever beeld, aldus Karsten: “Bij de uitvoering van de plannen waren in alle gemeenten bewoners betrokken, zij het in zeer uiteenlopende mate en rollen. Dit neemt niet weg dat er ook in dit traject ruimte voor verbetering is. Zoiets als afspraken over participatie maken met bewoners, dat gebeurt slechts sporadisch. Eindhoven is een uitzondering; daar zijn buurtcontracten met bewoners gesloten die helderheid en houvast bieden. Ook daar moet ik een kanttekening bij maken: vaak blijkt dat gemeenten de makkelijke weg kiezen en via bestaande kanalen op participatie van bewoners inzetten. Terwijl je juist de moeilijk bereikbare groepen erbij zou moeten betrekken. Goed voorbeeld daarvan is Amersfoort. Onder andere via vrijwilligers van moskeeën heeft die gemeente de anders lastig bereikbare bewoners benaderd, om ze te bewegen tot participatie."
Veertig krachtwijken
De veertig krachtwijken liggen in achttien gemeenten: Alkmaar, Amersfoort, Amsterdam (5), Arnhem (4), Den Haag (4), Deventer, Dordrecht, Eindhoven (3), Enschede, Groningen (2), Heerlen, Leeuwarden, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam (7), Schiedam, Utrecht (4) en Zaanstad. Bij elkaar wonen hier circa 800.000 mensen. Het gemiddelde huishoudinkomen is 22.000 euro (tegen 30.000 landelijk).
Feit is dat de participatie van bewoners te wensen overlaat. Alumna Mary Fiers, wethouder te Eindhoven en verantwoordelijk voor onder meer volkshuisvesting en wijkvernieuwing, is niettemin hoopvol: “De kans van slagen voor de krachtwijkenaanpak is groot. Maar het is een tienjarenplan en het welslagen hangt af van de samenwerking tussen gemeente, corporaties, wijkinstanties, ondernemers en bewoners.” Fiers verwacht dat de gezamenlijke aanpak, gesteund door de impuls vanuit het kabinet, in Eindhoven succes gaat brengen. “Wij doen inderdaad veel via bewonersorganisaties. En we vertrouwen er dus op dat we de juiste signalen uit de buurt krijgen en activiteiten ook op de juiste wijze worden teruggekoppeld. Dat loopt niet altijd optimaal. Het is voortdurend zoeken naar de balans tussen enerzijds planvorming en visie en anderzijds uitvoering in de wijk. Maar ik heb niet het gevoel dat het met de participatie van bewoners niet goed gaat. Waar het wel eens aan ontbreekt, is afstemming. De versnippering van de partijen die in de wijk werken belemmert de voortgang.” →→ Overleven De overheid ziet bewonersparticipatie als een soort haarlemmerolie. Maar in veel wijken zijn de problemen niet met smeermiddelen op te lossen, zo merkte Jutta Chorus, alumna van de Tilburgse Academie voor de Journalistiek. Zij verbleef anderhalf jaar in de oudste migrantenwijk van Nederland, de Rotterdamse Afrikaanderwijk - over participe-
Foto: MARCO HOFSTE/ANP
until hoofdverhaal ■
ren gesproken! - en schreef daarover het boek Afri. Volgens haar hebben beleidsmakers weinig benul van wat er werkelijk in dit soort probleemwijken aan de hand is: “Het gros van de bewoners is aan het overleven, die zijn niet met participatie bezig. School, werk, veiligheid, dat zijn de dingen die hier spelen.” Het beleid van de overheid slaat wat haar betreft dan ook de plank mis: “De aanpak van het kabinet is halfslachtig. Van der Laan deed vooral een moreel appèl op alle betrokkenen om er samen wat van te maken. Leuk voor kijkers van Pauw & Witteman, maar in zo’n wijk landt dat echt niet. De bewoners weten niet eens wat dat betekent.” Ook met de aanpak van de woningen door de corporaties win je de oorlog in de Afrikaanderwijk niet, gelooft Chorus. Corporaties doen volgens haar hun best om de woningvoorraad te verbeteren en voorzieningen in de publieke ruimte te creëren, maar het echte probleem is het gebrek aan sociale samenhang: “De Leefbaarometer (zie kader) laat zien dat de leefbaarheid hier alleen maar slechter
Mary Fiers, wethouder en alumna: ‘Ik heb niet het gevoel dat het met de participatie van bewoners niet goed gaat. Waar het wel eens aan ontbreekt, is afstemming. De versnippering van de partijen die in de wijk werken belemmert de voortgang.’
→
| 1-2010 11
wordt. Bewoners hebben het gevoel dat ze zich in het afvalputje van de samenleving bevinden, dat ze tweederangsburgers zijn. Dat gevoel wordt versterkt doordat hun wijk tot krachtwijk is uitgeroepen. De wijk is een verzameling van enclaves, grote migrantenfamilies met veel werklozen die apathisch bij elkaar op de bank hangen. Ze zitten met de rug naar de samenleving toe. En de meeste hulpverleners zitten met de rug naar deze mensen toe, dringen niet tot de probleemgevallen door. Gelukkig zijn er uitzonderingen: in de wijk is bijvoorbeeld een bende van zeventig jongeren opgerold door twee wijkagenten die de zes leiders hebben gevolgd. Die tactiek hadden ze zelf bedacht: procederen werkte niet meer, ze voor schut zetten in hun eigen wijk wel. Dat soort betrokkenheid van hulpverleners is goud waard. Dertig van dit soort mensen, en de wijk zou gered zijn.” →→ Yes we can Chorus pleit voor een strenger handhaven van de wet: niet meer blauw op straat, maar toezien op bijvoorbeeld de naleving van de leerplichtwet of de inburgeringsplicht. Jongeren naar school, werklozen verplichten tot vrijwilligerswerk, vrouwen die emanciperen; daarmee kun je de lethargie doorbreken. Chorus: “Zodra bewoners wat gelukkiger zijn en zich betrokken voelen bij Nederland, gaan ze vanzelf participeren.” Toch is wethouder Fiers geen voorstander van al te veel pressie: “De basisvoorzieningen zijn natuurlijk cruciaal. Maar wat minstens zo belangrijk is, is dat mensen het gevoel krijgen dat hun wijk weer
Leefbaarometer
Elke drie jaar laat het ministerie van VROM de kwaliteit van de leefomgeving in Nederlandse steden meten. Hierbij worden statistische data gekoppeld aan informatie over huizenprijzen en aan gegevens uit een kwalitatief onderzoek onder 64.000 Nederlanders. De meest recente editie (2009) toont aan dat het met de perceptie van onleefbaarheid best
12 1-2010 |
meevalt: 1,3 procent van de bevolking denkt negatief of zeer negatief over de eigen leefomgeving, in 1998 was dat 3 procent. De krachtwijken zijn grotendeels rood of oranje gekleurd in de Leefbaarometer (zeer negatief of negatief). Groen is de streefkleur van het krachtwijkenbeleid. Zie: www.leefbaarometer.nl
Jutta Chorus, journalist: ‘Het gros van de bewoners is aan het overleven, die zijn niet met participatie bezig. School, werk, veiligheid, dat zijn de dingen die hier spelen.’ op weg naar boven is. Als je huis is opgeruimd, ben je zelf ook opgeruimd. De problemen zijn daarmee nog niet weg, maar er ontstaat wel een soort ‘yes we can’-gevoel.” De onderzoeken getuigen nog niet echt van zo’n Obama-élan. Karsten: “Bij gemeenten bestaat soms het idee dat bewoners niet willen participeren. Veel belangrijker is dat ze het vaak ook niet kunnen, juist ook omdat de meeste problemen van sociale aard zijn. Bovendien geldt dat bewoners bij het in kaart brengen van de problemen en het aandragen van oplossingen een grotere rol zouden kunnen spelen dan ze nu toebedeeld krijgen. Vaak is bovendien sprake van slechte terugkoppeling. Gemeenten vergeten nogal eens bewoners op de hoogte te stellen van wat er met hun inbreng is gedaan. Door dat wel te doen, bereik je veel meer betrokkenheid. Je laat echt een kans liggen als je eerst mensen vraagt om mee te denken en vervolgens niks laat horen, of via verkeerde kanalen communiceert.” →→ Parkje Vanuit welk perspectief je het ook bekijkt - vanuit de politiek, het onderzoek of de wijk zelf - er is consensus over het feit dat wijken maakbaar zijn en dat bewoners daarin een cruciale rol spelen. De ‘bouwmaterialen’ zijn alleen niet altijd de juiste, en de manier waarop ze worden ingezet laat te wensen over. Daarom is meer dwingend beleid nodig, meer samenwerking, betrokkenheid van ambtenaren en hulpverleners, en meer effectiviteit in participatie. Fiers: “Winst moeten we zoeken in een betere organisatie, zowel van de hulpverlening als van de bewoners. Ik ben ervan overtuigd dat naarmate de bewoners beter georganiseerd zijn wij ook meer aan de bewoners kunnen overlaten. Van die kracht maken we nog onvoldoende gebruik.” Volgens Chorus moet er alleen niet te snel worden ingezet op bewonersparticipatie: “Een wijk ‘maken’ is een proces van generaties. Eerst de basis, dan de opbouw. En het is belangrijk in te zien dat het meer gaat om de sociale infrastructuur dan om fysieke aspecten (zoals het opknappen van huizen, red.).” Ook Karsten pleit voor meer nadruk op het sociale aspect, al gelooft hij dat je de sociale cohesie wel degelijk kunt bevorderen met effectieve bewonersparticipatie: “Bewoners die initiatief nemen om die cohesie te vergroten, al is het maar via het inrichten van een parkje, kunnen het werkelijke verschil maken. Met betrokkenheid en participatie kun je een wijk absoluut beter maken.” ■
column corien prins ■ 0102-55.32:01
nredoM yteicos
foto: erik van de Burgt
cer
U mag het zeggen → Van minister Eurlings van Verkeer
en Waterstaat mochten we begin dit jaar meepraten over de kilometerheffing. Althans: vooral als we lid waren van de club van rijdend Nederland, de ANWB. Het leek er even op dat de minister het lot van rekeningrijden in handen van ‘wij, de burger’ had gelegd. Maar de minister haastte zich te erkennen dat ons aller volksvertegenwoordigers toch het laatste woord hebben. Meepraten over Haags beleid en in het bijzonder een slepend vraagstuk als het fileprobleem is zeker niet van alle dag. Maar wist u dat u sinds afgelopen zomer uw zegje kunt doen over voorgenomen wetgeving? Minister Hirsch Ballin van Justitie startte toen een rijksbreed experiment met internetconsultatie. Twee jaar lang kunnen we online van wetsvoorstellen kennisnemen en onze ideeën kenbaar maken. Doelstelling: het bevorderen van transparantie in het wetgevingsproces en een bijdrage leveren aan de kwaliteit van wetgeving. In dezelfde week dat de ANWB startte met de ledenraadpleging, kon u op www.internetconsultatie.nl meepraten over voorgenomen aanpassingen
voor het ophogen van het ouderdomspensioen. Een belangrijk onderwerp, zou ik zeggen. Het lijkt simpel: bouw een website, plaats er voorgenomen wetgeving op, laat burgers reageren en de basis is gelegd voor meer vertrouwen vanuit de samenleving. Maar achter het digitale initiatief gaat nog een wereld aan uitdagingen schuil. Als de wetgever burgers uitnodigt ideeën in te brengen en kennis, ervaring en expertise te delen, zou ze eigenlijk ook moeten regelen dat wij over de nodige achtergrondinformatie beschikken. Dat betekent dat de wetgever het moet aandurven ons van meer dan uitsluitend basale input te voorzien. Op de website dient wat mij betreft niet alleen het wetsvoorstel zelf beschikbaar te komen. Je zou er ook de informatie moeten kunnen vinden die ten grondslag ligt aan de gehanteerde beleidsveronderstelling. Hetzelfde geldt voor de overwegingen die in het wetgevingsproces een rol hebben gespeeld. De doelstellingen van internetconsultatie kunnen nog verder reiken. Je zou kunnen streven naar het verkrijgen van een adequaat beeld van
wat in de samenleving leeft en meer openheid betrachten, bijvoorbeeld door terug te koppelen wat met de inbreng van burgers is gedaan. Je zou zelfs de bereidheid kunnen tonen om eerder gemaakte keuzes bij te stellen. De overheid kan via een dergelijke consultatie laten zien dat ze een zorgvuldige belangenafweging maakt en verantwoording aflegt over keuzes die uiteindelijk zijn gemaakt. Kiest de overheid voor deze doelstellingen, dan betekent dat een keuze voor een meer responsieve wetgever. Dat wil zeggen, een bestuur dat opteert voor meer dan uitsluitend het uitdragen van voorgenomen regelgeving en het verwerven van draagvlak daarvoor. Een Haagse werkelijkheid die daadwerkelijk ruimte geeft aan en interesse heeft in burgerparticipatie. Een proces waarin wij burgers - veel meer dan nu - vertrekpunt in plaats van richtpunt van wetgeving zijn. ■ Corien Prins, Raadslid Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Hoogleraar Recht en Informatisering, Tilburg Institute for Law, Technology, and Society (TILT), Universiteit van Tilburg | 1-2010 13
Na college nog even naar kantoor Een website die elke dag de scherpste kortingen verzamelt; een winkel voor handgemaakte maathemden; webontwikkelaars die art direction met web development combineren. Allemaal bedrijven die opgericht zijn door Tilburgse studenten. De campus telt veel voorzieningen en ondernemende studenten. Maar heerst er ook een entrepreneursmentaliteit? ‘We hebben in Nederland te veel mensen die plannen maken en te weinig mensen die ze uitvoeren.’ tekst: hein coppes
"W
elkom in onze georganiseerde chaos.” In een klein kantoor vol bureaus zijn de broers Paul en Robin Maijers, alumni Strategic Management, druk in overleg. Hun bedrijf, Boxplosive, probeert grote retailbedrijven te interesseren voor printbare kortingscouponnen via internet. Op die manier kunnen ze rechtstreeks met de klant in contact komen. Met elf andere startende bedrijven houdt Boxplosive kantoor op de eerste verdieping van het Simon-gebouw op de campus. Daar, in het Ondernemerscentrum, kunnen studenten met een goed idee voor een onderneming, tegen flinke korting, beschikken over een kantoor, een telefoon, gezamenlijke vergaderruimtes en, heel belangrijk, een koffieautomaat. Robin Maijers: “Daar ontmoeten wij de anderen die druk aan het ondernemen zijn.” Een van hen is Marcel Oostdijk, alumnus Investment Analysis, mede-oprichter van Outfox. Dit bedrijf stelt de wetenschappelijke kennis van studenten beschikbaar voor ondernemers. Dat doen ze door hun vraagstukken voor te leggen aan een grote groep studenten. Oostdijk: “In het Onder-
14 1-2010 |
nemerscentrum heb ik veel contact met andere ondernemers. Wij doen ook zaken met elkaar. Wij hebben bijvoorbeeld de salarisbetaling aan een van hen uitbesteed.” →→ Kritische vragen “Wij helpen beginnende ondernemers hun start te maken. Afgezien van huisvesting denken we met ze mee over diverse vraagstukken, zoals de keuze van hun adviseurs en coaches.” aldus Karen Lanning. Zij is als projectmanager Starterslift betrokken bij het Ondernemerscentrum. “Een startende ondernemer krijgt een idee, maar heeft nog geen concrete uitwerking. Wij screenen idee en persoon en maken een inschatting of die combinatie succesvol kan zijn. Vervolgens helpen we hem of haar op weg”, vertelt Lanning. Zij legt de ondernemer die wil starten kritische vragen voor. “We dwingen hem na te denken: wil ik dit wel? Ben ik de juiste persoon? Die screening is nodig. Het combineren van studie en ondernemerschap vergt namelijk doorzettingsvermogen.” Sebastian Mennes is masterstudent Strategic Management en oprichter van Mennes Creative,
illustratie: peter pontiac
until feature ■
→ | 1-2010 15
Eerste hulp bij ondernemen Brabant Center of Entrepreneurship (BCE): samenwerkingsverband van TU Eindhoven en Universiteit van Tilburg. Hier ontwikkelen startende ondernemers kennis over en vaardigheden in ondernemerschap. Starterslift: geïntegreerde ondersteuning voor studenten, medewerkers en alumni bij het opzetten van een eigen bedrijf. Denk aan: financiering, huisvesting, coaching, training, netwerk, advies en faciliteiten. Ondernemerscentrum: Voor ondernemende studenten, medewerkers en alumni is het mogelijk om een eigen kantoorruimte te huren op de
campus (tot een jaar na afstuderen). Onderwijs: professor Joop Vianen verzorgt jaarlijks drie cursussen die interessant zijn voor startende ondernemers. Academic Business Club: iedereen met ambitie om een eigen onderneming te starten tijdens of na zijn of haar studie kan hier in contact komen met andere ondernemers en ervaringen delen. Informatieportal ondernemerschap: website van het Centrum voor Kennistransfer met gebundelde wetenschappelijke kennis over ondernemerschap.
een internetbedrijf: Hij moet er hard aan trekken. “Ik heb wel eens een vertraging van meer dan een half jaar in mijn studie opgelopen vanwege deadlines van mijn klanten. Ik ben nu zo druk met de oprichting van een tweede start-up, samen met een compagnon uit het Ondernemerscentrum, dat ik nauwelijks aan mijn scriptie toekom”, vertelt Mennes. Toch lukt het veel ondernemende studenten om studeren en ondernemen te combineren. Zoals Marcel Oostdijk van Outfox. Volgens hem is het een kwestie van goede planning, een vaardigheid
‘Bij de diploma-uitreiking wordt speciale aandacht besteed aan studenten die cum laude afstuderen, maar niet aan de student die ondanks een eigen bedrijf er toch in geslaagd is af te studeren.’ die een goede ondernemer in huis moet hebben. Een voordeel is dat het Ondernemerscentrum op de campus is gevestigd. Dat maakt het gemakkelijk om tussen twee colleges door even het kantoor binnen te lopen. Maar de student-ondernemers zijn het erover eens dat er nog een wereld te winnen is als het gaat om ondernemerschap op de universiteit. Mennes: “Tijdens de meeste vakken wordt ondernemerschap niet als optie meegenomen. Bij de diplomauitreiking wordt speciale aandacht besteed aan studenten die cum laude afstuderen, maar niet aan de student die er ondanks een eigen bedrijf toch in is geslaagd af te studeren.” →→ Centers of entrepeneurship Als er op de Universiteit van Tilburg iemand is die ondernemerschap propageert, dan is dat professor Joop Vianen. Hij is bijzonder hoogleraar ondernemerschap en kleine 16 1-2010 |
Loket MKB: toegangspunt voor ondernemers uit de regio die informatievragen hebben of (onderzoeks)opdrachten en verzoeken tot het plaatsen van stagiaires, afstudeerders en werkstudenten. Ondernemer en Recht: laagdrempelig juridisch advies door studenten aan het regionale midden- en kleinbedrijf. UniPartners: Non-profit academisch adviesbureau gelieerd aan de UvT. Koppelt behoefte aan praktijkervaring bij studenten aan toegankelijk maken van academische kennis voor het bedrijfsleven.
en middelgrote ondernemingen. Vianen bevestigt dat de ondernemerscultuur nog niet zo is doorgedrongen op de Nederlandse universiteiten. Hij heeft dat in de Verenigde Staten wel anders meegemaakt. Zelf was hij een tijdje werkzaam aan de universiteit van Berkeley. Daar heerst een klimaat van ondernemerschap. “Het ondernemen is vaak gericht op technologie. En die is aan Amerikaanse universiteiten veel sterker vertegenwoordigd dan in Europa. Daar komt bij dat de universiteiten daar geworteld zijn in het regionale bedrijfsleven. Bovendien zijn ze gewoon wat beter in pr.” Toch is Vianen niet ontevreden over de stappen die in Nederland al gezet zijn. Het Ministerie van OCW heeft een handje geholpen met subsidie voor ‘centers of entrepeneurship’. Daarin worden het onderwijs in ondernemen en de kennis over ondernemerschap gebundeld. Ook Tilburg kent een dergelijk centrum, het Brabant Center of Entrepreneurship. Dit is opgezet met onder meer de Technische Universiteit Eindhoven. “We hebben de afgelopen jaren aardig op de trom geslagen en dat heeft wel wat opgeleverd. Zo heb ik in de cursus Kennisintensief ondernemerschap al meer dan 250 studenten voorbij zien komen”, vertelt Vianen. Terug naar de broers van Boxplosive. Waarom is voor hen het Ondernemerscentrum zo belangrijk? “In het begin is er vooral enthousiasme over een idee. Daar praat je over, daarover maak je plannen. En, zoals Hans Breukhoven (CEO van Free Record Shop, hc) zegt, we hebben in Nederland te veel mensen die plannen maken en te weinig mensen die ze uitvoeren. Het Ondernemerscentrum helpt ons om van plannen maken te komen tot plannen uitvoeren.” ■
Alumni gezocht
Starterslift is op zoek naar alumni met ervaring in het bedrijfsleven, al dan niet met een eigen bedrijf, die het leuk vinden om startende ondernemers te coachen. Interesse? Neem dan contact via
[email protected]
until in memoriam ■
Frans Seda Indonesische held in de geest van Cobbenhagen Groot staatsman, grondlegger van de Indonesische democratie en katholiek voorman. Een leven lang bruggenbouwer tussen Nederland en het onafhankelijke Indonesië. Integer en idealistisch. Het zijn slechts enkele van de vele typeringen voor de onlangs overleden Frans Seda (1926-2009). De in Indonesië nog steeds vermaarde ex-minister richtte naast al zijn andere verdiensten de katholieke universiteit van Jakarta op, geïnspireerd door het voorbeeld van Tilburg.
→
tekst: Tineke Bennema | 1-2010 17
→→ Vormingsklimaat In Tilburg toonde Seda zich een zeer intelligente student, bekwaam ook in het vestigen van landelijke en internationale netwerken. Hij was medeoprichter van de PPI, vereniging van Indonesische studenten en de Tilburgse Vincentius Vereniging, waarvan de leden actief waren in de Tilburgse achterstandswijken. Maar ook genoot hij als lid van Studentenvereniging Olof met volle teugen van de vrolijke kanten van het studentenleven. “Bovenal was hij getroffen door het onderwijs- en vormingsklimaat in Tilburg”, vertelt Peter Merkx, alumnus en vertrouwensman van Seda, met wie hij sinds 1971 nauw samenwerkte. “Filosofie, theologie, ethiek, sociale leer van de kerk…het waren vakken die een stempel zouden drukken op alles wat hij later zou doen en denken. Economie als de leer van de menselijke bedrijvigheid maar met het accent op ‘mensen’ en ‘menselijk’.” In 1956 behaalde Seda zijn doctoraal en keerde terug naar Indonesië. Daar werd hij parlementslid en enkele jaren later voorzitter van de katholieke partij in het grootste islamitische land van de wereld. Het was een partij met aanzien vanwege haar principiële keuze vóór de onafhankelijkheid van Indonesië en daarmee ook Nieuw Guinea. Seda’s partij - die ook op de steun van de meeste van de tweeduizend Nederlandse missionarissen kon rekenen - was teleurgesteld in de Nederlandse zusterpartij, de Katholieke Volks Partij. Die hing de algemene Nederlandse lijn aan van behoud van Nieuw Guinea. Door zijn goede contacten met Nederlandse katholieken kreeg Seda begin jaren zestig een geheime opdracht, vertelt Pater Huub Boelaars, alumnus en missioloog: “President Soekarno wilde dat Seda contacten zou leggen met de kritische voormannen van de Katholieke Volks Partij in Nederland. Zij waren tegen de overdracht van Nieuw Guinea aan Indonesië. Seda ging aan het werk en sprak onder andere met oud-studiegenoot en alumnus Norbert Schmelzer. “Via hem kreeg Seda toegang tot de top van de KVP. Onder druk van de Verenigde Naties en met grote tegenzin, ging Nederland in 1963 uiteindelijk akkoord met de overdracht van Nieuw Guinea.” 18 1-2010 |
→→ Deskundig econoom Na de communistische coup in 1965 zocht president Soeharto naar een deskundig econoom die het bijna bankroete land weer op de rails kon zetten. Seda – onder president Soekarno al minister van plantages - werd gepolst en werd minister van landbouw en later van financiën en verbindingen. Door keihard te werken, door zijn deskundigheid, zijn sociale denkwijze en eigen visie op de economie, wist hij Indonesië weer een gezonde economische basis te geven. Het armoedepercentage liep sterk terug en het land werd ‘het Indonesische mirakel’ genoemd. Jos van Gennip, oud-Eerste Kamerlid van het CDA: “Die regeringsverantwoordelijkheid die hij droeg was enorm, zeker als je bedenkt dat hij mede leiding gaf aan een land van meer dan 200 miljoen, hoofdzakelijk arme, mensen. Een land waar corruptie algemeen was en waartegen hij tot zijn dood toe heeft gevochten. Seda hoort op het wereldtoneel thuis. Hij is een van de meest vooraanstaande alumni die Tilburg ooit heeft gehad.” Seda had de geschiedenis en het recht aan zijn kant, maar hoge regeringsposten waren na de begin jaren zeventig niet meer voor hem weggelegd. Zijn niet aflatende kritiek op de toenemende corruptie en zijn soms fundamentele verschil-
foto: Anp/Maya Vidon
F
rans Seda, volgens zijn vrienden het rolmodel van een Tilburgse alumnus, overleed 31 december 2009 op 83-jarige leeftijd. Hij kreeg een staatsbegrafenis in Jakarta, waarbij zestig saluutschoten werden afgevuurd. Maar in Nederland is hij nog steeds relatief onbekend. Seda stierf slechts enkele uren na zijn vriend, de voormalig islamitische president Abdurrahman Wahid. Duizenden mensen, zowel katholieken als moslims, kwamen naar zijn huis om hem liefdevol te herdenken. Het illustreert Seda’s kosmopolitische en tolerante instelling. Seda was van eenvoudige afkomst, geboren in 1926 op het eiland Flores in Indonesië, als zoon van een plaatselijk stamhoofd. Katholiek opgevoed en gevormd. Zijn vervolgonderwijs kreeg hij van de Jezuïeten op Midden Java. Dankzij een beurs van de Paters van het Goddelijk Woord kon hij in 1950 als eerste Indonesische republikeinse student aan de Katholieke Economische Hogeschool in Tilburg zijn studie economie beginnen. Kort daarvoor had hij nog tijdens de politionele acties het Nederlandse leger bestreden.
until in memoriam ■
Die regeringsverantwoordelijkheid die hij droeg was enorm, zeker als je bedenkt dat hij mede leiding gaf aan een land van meer dan 200 miljoen, hoofdzakelijk arme, mensen len van inzicht op politiek terrein, waren hieraan zeker debet. Hij werd nog wel benoemd tot ambassadeur bij de Europese Gemeenschap. Maar Indonesië kon niet zonder hem en hij bleef een belangrijke regeringsadviseur. Tot het laatst hield Seda vast aan zijn idealen, van rechten voor onderdrukten en zwakkeren, van tolerantie, onafhankelijkheid en integriteit. Dat maakte hem in Indonesië tot nationale held. Jos van Gennip: “Geheel in de geest van zijn Tilburgse leermeester Cobbenhagen om zwakkeren in de samenleving een kans te geven.” →→ Lekenuniversiteit Eén van Seda’s dromen was de oprichting van een op Tilburgse leest geschoeide katholieke lekenuniversiteit. Samen met een groepje vrienden en met een startkapitaal van één gulden, richtten Seda en een groepje idealistische medestanders op 1 juni 1960 de Atma Jaya Universiteit in Jakarta
op. Het was de eerste katholieke lekenuniversiteit in Azië. In 1970 deed Seda een beroep op zijn Tilburgse vrienden om samen een toekomstplan voor de universiteit te maken. Professor Ruud de Moor, voorzitter van de Oprichtingscommissie Open Universiteit en later rector van de KUB, adviseerde de oprichting van een instituut voor sociaalwetenschappelijk onderzoek. Seda wilde dat doen naar het voorbeeld van het Tilburgse onderzoeksinstituut IVA, Instituut voor Arbeidsvraagstukken. De Tilburgse hoogleraren Ruud de Moor, Léon Jansen, Frans van Dooren, Cebemo-directeur Jos van Gennip en de Tilburgse alumni Rudolf Brenninkmeijer en Edmund Meuwissen besloten dat een drietal jonge Tilburgse sociologen Huub Boelaars, Kitty van der Kamp en Peter Merkx met deze taak zouden worden belast. Merkx: “Het enthousiasme van Seda stak iedereen aan. En in de periode 1971 – 1987 gingen de hoogleraren, medewerkers en hun internationale vrienden geheel belangeloos, vaak in vakanties, aan de slag. Ze hielpen Seda en zijn Tilburgse team met het opzetten van het onderwijs, onderzoek, nieuwe faculteiten en instituten, pilot-projecten en vaktrainingen. Buitenlandse en binnenlandse particuliere fondsen werden aangeboord. En het werd een topuniversiteit in het multireligieuze, multiculturele Azië.’’ ■
Ambassadeur van Tilburgs gedachtegoed
Een uitgehongerde Frans Seda is in 1995 per trein op weg naar Den Haag. Het is hartje zomer. In de restauratie op Hollands Spoor bestelt hij erwtensoep en roggebrood met spek. De verbaasde ober zegt dat deze gerechten midzomer niet op het menu staan. Waarop Frans Seda antwoordt dat je in het leven uiteraard niet altijd krijgt wat je wenst. Maar dat het meedenken aan de oplossing van een probleem soms al de eerste stap op weg is naar de vervulling van de wens. En hij krijgt zijn erwtensoep, roggebrood en spek! Van een dame die naast hem zit. Zij vindt zijn antwoord zo sympathiek en herinnert zich thuis in de vriezer nog soep te hebben. Het kenmerkt het leven van Frans Seda: hij haalde het beste in iedere mens naar boven. En hij werd ervoor beloond. Van de oudste universiteit in Azië kreeg hij een eredoctoraat. Van de paus kreeg hij de hoogst mogelijke kerkelijke onderscheiding. Van bevriende staatshoofden kreeg hij medailles die het diepste respect voor zijn persoon en zijn werk uitdrukten. Ook Tilburg zou deze grote ambassadeur voor het eigen gedachtegoed van de universiteit in ere moeten houden. Als iemand heeft getoond het huidige Tilburgse motto ‘Understanding Society’ in praktijk te kunnen brengen, dan was het Frans Seda.
| 1-2010 19
→
‘Tentamens d hoogler a
20 1-2010 |
until…we meet again ■
s deed je bij de r aar thuis’ in (1934) te es ijv Du rd ra Ge en rd ee ud st ig jft vi In de jaren ische om on Ec ke ie ol th Ka de n aa ) 34 (19 n en Joep Nelisse Kasteel'. ns ve Lo et 'h in en nd oo w Ze . ol ho sc Hoge s weer ng la on er ze en m na to da na uw ee e Een halv ling over de een kijkje. En kwamen met een onthul duizendste student. tekst: josé van der waerden
→→ Lovens Kasteel
Dat twee jongens uit het Westen in Tilburg terechtkwamen, had alles te maken met hun Roomse achtergrond. Nelissen: “Thuis zeiden ze: of spoorstudent in Amsterdam of op kamers in Tilburg. Dat was geen moeilijke keuze.” In die tijd woonden de meeste studenten thuis of bij een hospita. Het Lovens Kasteel, op de hoek van de Lovensestraat en Enschotsestraat, was het enige grote studentenhuis. Toen telde het ongeveer tien kamers, nu zijn dat er twintig. Nelissen:
“In onze tijd zat er op de begane grond een kruidenierswinkel van De Gruyter. Als we iets nodig hadden, lieten we vanuit een raam een touw met een prullenmand met boodschappenlijstje naar beneden zakken. De boodschappen werden erin gedaan en zo konden we ontbijten zonder dat we naar buiten hoefden.” Het was prettig wonen in het Lovens Kasteel. Elke student had een royale kamer. Keuken en badkamer werden gedeeld. Ze kookten meestal zelf, in kleine groepjes. Af en
toe werd er gegeten bij de Chinees op de Heuvel. “Als student kon je op een soort strippenkaart tien keer bami of nasi eten voor negen gulden”, herinnert Duijvestein zich. “En op vrijdag natuurlijk met een ei in plaats van vlees.” De ‘kasteelbewoners’ genoten van hun vrijheid. Ze hadden een eigen ingang en er was geen toezicht. Visite ontvangen was geen probleem. Nelissen: “Mijn vriendin mocht gewoon blijven logeren.” Inmiddels is hij al ruim vijftig jaar met haar getrouwd.
‘Als we iets nodig hadden, lieten we vanuit een raam een touw met een prullenmand met boodschappenlijstje naar beneden zakken’
| 1-2010 21
→
→→ Saai Tilburg
De jaren vijftig waren rustig en behoudend. De studenten kregen nog college van professor Cobbenhagen, grondlegger van de universiteit. Naast de economische vakken was er ook aandacht voor wijsbegeerte en sociologie. Duijvestein: “Cobbenhagen heerste. Zijn geest waart overal, werd wel gezegd. In groepjes van tien gingen we als eerstejaars op kennismakingsgesprek bij hem thuis. Ook tentamens namen hoogleraren gewoon thuis af. We droegen dan vaak een jacquet, zeker bij examens.”
De relatie tussen hoogleraren en studenten was persoonlijk. Iedereen kende elkaar. “Dat gaf een geborgen en veilig gevoel.” In hun tijd was Tilburg een nogal saaie stad, weten beide heren nog. Nelissen: “Maar daardoor ontstond er een intensief studentenleven. Ik was lid van St. Olof en het dispuut Black and White. Daar had je toch wel wilde feesten. Eén keer werd ik thuisgebracht waarbij de auto helemaal van de Heuvel tot aan de Lovensestraat achteruit reed.”
'De hogeschool wilde een duizendste student van boven de rivieren'
22 1-2010 |
until…we meet again ■ →→ Ziekenhuisdirecteuren
Nelissen en Duijvestein behoren tot de ‘tweede generatie ziekenhuisdirecteuren’, zoals ze het zelf noemen. “Bekende Tilburgse economen zoals Vissers en Groot waren onze voorlopers. Zij waren de eerste economen die een directiefunctie binnen een ziekenhuis kregen. Maar uit onze periode zijn er ook een heel aantal die
kant op gegaan, onder wie Jacques Maes en Wim de Moor.” De universiteit speelde daar handig op in. Begin jaren zestig startte professor Stolte met een managementcursus ziekenhuisbeleid. Ook Nelissen en Duijvestein volgden die na hun afstuderen. Zo bleven ze Tilburg trouw.
→→ Duizendste afgestudeerde
Begin 1959 haalde Joep Nelissen de pers toen hij uitbundig gehuldigd werd omdat hij de duizendste student was die in Tilburg zijn doctoraal haalde. Daar zat een verhaal achter. Het eerste deel van het doctoraal werd volgens alfabetische volgorde afgelegd door achtereenvolgens Jacques Maes uit Stramproy, Wim de Moor uit Tilburg en Joep Nelissen. Maar bij doctoraal II werd die volgorde omgedraaid, want de hogeschool wilde graag pronken met iemand van boven de rivieren; dat kon extra studenten aantrekken! Hierdoor werd Nelissen als duizendste afgestudeerde overvallen door bloemen, cadeaus en fotografen. “Ik wist van niets. En van die omwisseling hoorde ik later pas.”
Gerard Duijvestein (l) en Joep Nelissen
→→ Gerard Duijvestein en Joep Nelissen
Nadat hij in 1958 afstudeerde, ging Gerard Duijvestein aan de slag op een accountantskantoor dat ook ziekenhuizen als klant had. De sector interesseerde hem. In 1962 werd hij op 28-jarige leeftijd economisch directeur van het Betlehem Ziekenhuis in Den Haag. “Ik was ’s lands jongste ziekenhuisdirecteur, maar wel van het kleinste ziekenhuis.” Later stapte hij over naar Antoniushove in Voorburg/ Leidschendam. In 2001 publiceerde hij een boek over zijn omvangrijke collec-
tie originele oude Voorburgse grafiek. Duijvestein woont nu in Voorburg. Joep Nelissen studeerde in 1959 af. Hij vervulde eerst zijn dienstplicht als officier bij de Koninklijke Luchtmacht. Daarna kwam hij als eerste econoom in Nederland in de directie van een verpleeghuis: het Antonius in Rotterdam. Ook Nelissen zette zijn loopbaan voort in de ziekenhuiswereld. Hij werd algemeen directeur en later bestuursvoorzitter van het Sint Franciscus Gasthuis in Rotterdam. Nelissen woont nu in Haarlem. | 1-2010 23
j
24 1-2010 |
until interview alumnus ■
‘Je maakt minder fouten dan toen je jong was’
janHommen Na een verdienstelijk verleden als stille kracht in de top van Alcoa en Philips leek de pensioengerechtigde Jan Hommen in de nadagen van zijn carrière. Hij vervulde commissariaten bij Ahold, Reed Elsevier, TNT en ING. Totdat de crisis toesloeg. Nu leidt hij als CEO ’s lands grootste bank-verzekeraar door turbulente tijden. ‘Amerikanen kunnen beter crisis maken.’ tekst: joost bijlsma, fotografie: mark weemen
I
n zijn grote kantoor in de ‘schoen’ van ING Groep in Amsterdam buigt Jan Hommen zich kortstondig over papieren. Het is vrijdag. En hij moet nog het een en ander afhandelen. Dit weekend geeft Hommen acte de présence bij een bijeenkomst van toezichthouder Bank for International Settlements in Basel. De door sneeuw hel verlichte, ruime en transparante architectuur van het ING-kantoorgebouw maakt elk mens nietig. Zo ook Jan Hommen. De vraag dringt zich op of het eenzaam is aan de top. De alumnus vindt van niet. “Ik kan genieten van successen van anderen. En nu, in slechte tijden, is de saamhorigheid groot. Straks, na de crisis, zal het veel lastiger worden om de neuzen in één richting te krijgen”, verwacht hij. Op zijn schouders rust sinds januari 2009 een zware verantwoordelijkheid. Nadat ING eind 2008 miljarden aan staatssteun had ontvangen, vertrok ceo Michel Tilmant. Management en commissarissen vroegen vervolgens de toenmalige president-commissaris Hommen of hij het stokje bij ING niet wilde overnemen. “Ik vond dit een eer en heb andere toekomstplannen in de ijskast gezet.” Het past bij de man die niet vies is van hard werken en een beetje extra verantwoordelijkheid. Dit is al zo vanaf zijn studententijd.
→→ Gevoelswetenschap Als student nam hij al veel hooi op zijn vork. De jonge Hommen werkte naast zijn studie. Verder zat hij in de gemeenteraad en keepte hij in het eerste hockeyelftal van HC Den Bosch. Hij wilde aanvankelijk medicijnen studeren maar koos toch voor bedrijfseconomie. ‘De afnemers van een studiekeuzetest vonden dat ik daar meer aanleg voor had. Blijkbaar had ik die genen van mijn moeder geërfd, want mijn vader, ambtenaar bij Staatsbosbeheer, was allesbehalve zakelijk.’ Hommen liet zijn hoofd spreken, want zijn hart lag aanvankelijk allesbehalve bij de economische wetenschap. “De eerste jaren beviel de studie niet bijzonder, omdat ik het een hoop prietpraat vond. Economie is toch een gevoelswetenschap die erg afhangt van de aannames die je doet. Achter Financiering zit deels nog wel gedegen theorie, maar voor Algemene Economie is kennis van geschiedenis bijna belangrijker dan de economische theorie zelf.” →→ Euwe Van zo’n vijftien docenten uit die tijd kan Hommen de namen nog moeiteloos opsommen. Maar leermeesters die beklijven zijn schaker Max Euwe, voormalig rector magnificus (tijdens de studenten-
→
| 1-2010 25
CV Jan Hommen Geboren 29 April 1943, Den Bosch Opleiding 1961, Gymnasium B, Den Bosch 1970, Doctoraal bedrijfseconomie, Katholieke Universiteit Brabant Werk 1970-1975, Controller en financieel directeur Lips Aluminium 1975-1978, Vice president finance Alcoa Nederland 1978-1997, Assistant treasurer Alcoa, vice president & treasurer, executive vice president & cfo Alcoa, VS 1997-2005, Executive vice president & cfo, vicevoorzitter & cfo Philips 2005-2009, Raad van Commissarissen ING Groep, Reed Elsevier, Ahold, TNT en Campina 2009- nu, CEO ING Groep
26 1-2010 |
opstand van 1968) Cornelis Scheffer en de filosoof Martin Plattel. Hommen: “Scheffer had een hele aantrekkelijke visie op financiering. En Euwe was een van de weinige mensen die destijds zijn aandacht al op automatisering richtte. Verder herinner ik mij de colleges door Martin Plattel van Wijsbegeerte. Die waren boeiend, hoewel ze op de vroege maandagochtend plaatsvonden en over onderwerpen als dialectiek gingen.” Vooral het beschouwende van de filosofiecolleges sprak Hommen aan. “Je moet bedenken dat het bij bedrijfseconomie toen nog niet of nauwelijks ging over strategie, keuzes of emoties. Economie en psychologie waren volstrekt gescheiden werelden. Tegenwoordig is dat niet meer zo. En terecht: emotie en economie horen bij elkaar. Een crisis zoals deze leert dat menselijke stemmingen een grote rol spelen. Als het goed gaat, zie je veel hebzucht. En als het slecht gaat, overheerst angst. Daartussen beweegt zich de economie in de vrije Westerse wereld. Die volatiliteit heeft meer impact op ons, dan we wel eens willen geloven.” Kennis van de menselijke psyche heeft hij zeker het afgelopen jaar nodig gehad, toen hij in zwaar weer ING opnieuw op de rit moest krijgen. “Je hoeft geen psycholoog te zijn, maar je moet je wel in anderen kunnen verplaatsen. Je moet je steeds afvragen hoe je besluiten landen. Hoe je iets brengt of wanneer, is essentieel.” Als een mooie erfenis uit zijn tijd aan de Katholieke Universiteit Brabant beschouwt Hommen het belang dat werd gehecht aan integriteit. Hij probeert dit in de praktijk te brengen. “Je hoopt dat dit binnen de bedrijfsmuren een tweede natuur is. Je wilt samenwerken met mensen die je voor de volle honderd procent vertrouwt. Zodra mensen merken dat dit niet zo is, verstoort dat de relatie. Toch moet je bij een grote onderneming zeggen: ik geef enerzijds vertrouwen, maar ik ga af en toe ook kijken of dat gerechtvaardigd is. Je hebt ethische codes nodig en een afdeling compliance om naleving te controleren.” →→ Gouden regels Juist in deze crisis, waar het vertrouwen in banken een forse deuk heeft opgelopen, moet je steeds het belang van normen en ethiek benadrukken, vindt Hommen. Hij legt uit dat ING recent gouden regels voor het maken van producten heeft doen uitgaan. Kern daarvan is dat de bank zich veel beter probeert te verplaatsen in de belangen van klanten. Vooral door meer helderheid te verschaffen over hoe producten werken en wat ze kosten en opleveren. Een van de redenen voor het verminderde vertrouwen van klanten in banken is volgens Hommen het verschuiven van het accent ‘van relatie naar product’. Hij noemt producten zoals credit default swaps, gesecuritiseerde hypotheken en derivaten als voorbeelden. Dit zijn technisch ingewikkelde
until interview alumnus ■
‘Je zou welgestelde mensen kunnen vragen: als je later in je kist ligt, heb je dan iets goeds gedaan met dat geld? Waarom zouden alumni niet een programma steunen dat studenten uit ontwikkelingslanden een kans geeft om in Tilburg te studeren? producten die ver af staan van klanten en die vaak ‘ongetest’ op de markt kwamen. “Het is de kunst om nu het accent weer van product naar relatie te verschuiven.” ING tracht het vertrouwen van klanten te herwinnen door veel beter te luisteren en daarnaar te handelen. Iedere klacht die in de inbox van Hommen komt, wordt dezelfde dag nog in behandeling genomen. En bijna iedereen die hem mailt, krijgt een persoonlijk berichtje terug. Dat daar veel tijd in zit, neemt hij voor lief. Het is een goede investering. “Iedere klacht is een mogelijkheid tot verbetering van de relatie.” Om na te gaan wat klanten vinden van ING, heeft de bank 250 bijeenkomsten georganiseerd. Hommen woonde enkele van die sessies bij, tijdens welke hij persoonlijk vragen van klanten beantwoordde. “Dat was heel leerzaam. Je komt erachter hoe een klant tegen een financiële instelling aankijkt. Klanten ergeren zich er vooral aan als iets niet naar behoren werkt. Als beloften worden gedaan die niet worden nagekomen. Als er in hun ogen schandalige prijzen zijn berekend die ze vooraf niet zijn meegedeeld. Daar hebben klanten ontzettend de pest aan. En terecht.” Zijn de sessies een lesje in nederigheid geweest? “Ja. Maar klanten zijn wel begripvoller dan ik dacht. Ze waarderen een kwetsbare opstelling.” →→ Risicotransformator Hommen gelooft dat we nog maar net zijn begonnen om iets te begrijpen van de crisis. Ze is in zijn ogen een samenspel van allerlei aspecten zoals lage rentes, een zeepbel op de (Amerikaanse) huizenmarkt en rommelproducten. “Maar ook ‘een disbalans tussen vermogensophoping in het Verre Oosten en vermogenstekorten in het Westen’.” Volgens Hommen duurt het ook nog wel even voordat we weten of de genomen maatregelen effectief zijn. De alumnus somt een groot aantal maatregelen op, waarmee banken van doen krijgen: een betere supervisie, nieuwe toezichthouders en scherpere eisen voor kredietverlening, kapitaal, liquiditeit, balansmanagement en buffers. “Laten we hopen dat dit niet doorschiet. Want dan gaan investeerders hun kapitaal elders onderbrengen
waardoor opnieuw kapitaaltekorten voor de financiële sector dreigen. En als banken hun rol als risicotransformator onvoldoende vervullen, dreigen weer problemen om bedrijven te financieren”, waarschuwt Hommen. Had de crisis voorkomen kunnen worden? “Niet door een Nederlander. Het was mogelijk anders gelopen als president Alan Greenspan van de Fed (het Amerikaanse stelsel van centrale banken, red.) de kredietkraan eerder had dichtgedraaid.” Maar er waren wel maatregelen mogelijk geweest waardoor Nederlandse banken minder waren getroffen door de crisis. In Canada zijn geen reddingsoperaties nodig geweest, door stevige buffers bij veelal kleine banken en voorzichtigheid in kredietverlening… “Daar hebben ze inderdaad tijdig limieten aan het uitlenen van geld gesteld. Achteraf is dat heel verstandig gebleken. Ook bij ING zijn we voorzichtig geweest met leverage. Daarom zaten we niet in risicovolle beleggingen in private equity (particuliere investeringen in grote bedrijven met veel geleend geld, red. ) of hedge funds (vehikels die grote bedragen investeren volgens een bepaalde filosofie, red.), echter helaas wel in Alt-A hypotheken in Amerika.” Hommen legt nog maar eens uit dat ING last van de crisis had door een teveel aan slechte Alt-A hypotheken in de portefeuille. Toen die hypotheken door de crisis plotseling op papier zeer snel in waarde daalden, heeft de bank fors moeten afboeken. Dat was nodig vanwege strenge internationale boekhoudregels (International Financial Reporting Standards, red.). De afwaardering bedroeg maar liefst 11 miljard euro, terwijl op de hypotheken zelf tot nog toe minder dan 100 miljoen kredietverliezen zijn geleden. “Onze kapitaalbehoefte was vooral een boekhoudkundige kwestie. Funding en liquiditeit is nooit een probleem geweest hier, zoals bij andere banken”, stelt Hommen. →→ Back to basics De hamvraag is natuurlijk of Hommen in staat is ING naar een gezonde nieuwe toekomst te leiden. Hij heeft daartoe al vergaande stappen gezet, met het presenteren van de back to basics-strategie in april 2009. Een half jaar later viel de beslissing om ING te splitsen in een bank en een verzekeraar. Vanuit Europa was hierop aangedrongen, maar op lange termijn lag dit volgens Hommen toch in de lijn der bedrijfslogica. “Een bank- en een verzekeringsbedrijf hoorden in het verleden wellicht bij elkaar. Maar vandaag de dag zijn het verschillende ondernemingen.” Bij het bepalen van zijn back to basics-strategie heeft Hommen geput uit eerdere ervaringen zoals bij Philips en aluminiumgigant Alcoa. “Bij Alcoa gingen we op een goed moment denken dat aluminium niet meer interessant was. Dat je naar andere materialen moest om mee te kunnen doen in vliegtuigbouw en automobielindustrie. We investeerden verschrikkelijk veel in composites, maar zagen daar weinig
→
| 1-2010 27
voor terug. Dit betekende zelfs dat we een tijdje het bestaande bedrijf hebben verwaarloosd. Dat was erg onverstandig. Toen we dit inzagen, gingen we back to basics: aluminium, smelters bouwen, grondstoffendelving, energie en toepassen van R&D. Zoiets doen we nu ook weer een beetje bij ING.” →→ Savingsplan Wat Hommen ook meeneemt uit Amerika is het belang van snel omschakelen. “Amerikanen kunnen beter crisis maken en er ook weer beter uitkomen. Als het goed gaat, rennen ze allemaal achter hetzelfde aan. En als het fout gaat, zijn ze ook weer de eersten die omkeren.” Het directere systeem van corporate governance (bedrijfsbestuur) in Amerika werkt dit ook in de hand. Het is meer gericht op eigen gewin en rechtstreekse verantwoordelijkheid. ‘Toen ik als enige geen bedrijfsaandelen nam, werd ik daarover op het matje geroepen door de ceo van Alcoa. Later heb ik dus ook maar een – bescheiden – belang genomen”, vertelt Hommen. Het grote voordeel van het Amerikaanse systeem is volgens hem dat er één leider is die de verantwoordelijkheid neemt. “Bij ING was de vraag: wie is precies verantwoordelijk voor het kopen van die Alt A-toestand? Dat had in Amerika niet kunnen gebeuren.” Het Nederlandse systeem werkt volgens Hommen onafhankelijkheid en duurzaamheid in de hand, maar zorgt soms ook voor vertraging en schuiven met verantwoordelijkheden. Heeft ING onder zijn bewind al last gehad van onnodig gepolder? “Nee, we hebben snel geschakeld. Wij hebben in 2009 meer dan een miljard euro uit de kosten gehaald, onderdelen afgestoten, onze balans met achttien procent ingekort, een aandelenemissie gedaan en een nieuwe structuur – met een bank en een verzekeringstak - gepresenteerd.” Is dat niet erg veel in een jaar voor een man van 66? “Ik ben redelijk crisisbestendig, kan blijven analyseren.” Met alle respect: waar haalt u op deze leeftijd de energie vandaan? Je bent toch minder snel… “…maar je maakt ook minder fouten dan toen je jong was. Ik had bij Alcoa een, inmiddels overigens overleden, collega van tegen de 65. En die man, Bill Ferguson, werkte in mijn ogen maar één uur per dag en de rest zat hij te kletsen. Je zou dus denken dat hij weinig presteerde, maar het tegendeel was waar. Hij regelde alles bijna ongemerkt.”■
‘Ook op leeftijd kunnen alumni echt iets van zichzelf geven’ Jan Hommen vindt het belangrijk dat alumni iets terugdoen voor hun universiteit. In de Verenigde Staten heeft hij gezien hoe geslaagde mensen ‘hun’ onderwijsinstelling kunnen laten bloeien. “Ik ben een expert op dat gebied. Vier kinderen studeerden aan diverse instellingen, met alle kosten van dien. Wat opvalt, is de trots en de betrokkenheid van alumni. Sommige komen van heinde en verre terug om de sportwedstrijden van hun universiteitsteam te bekijken. Of ze betalen enorme bedragen aan beurzen of onderzoeken. De meeste alumni geven wel iets. Al was het maar in de hoop dat hun kinderen weer terug naar die universiteit
28 1-2010 |
kunnen. Mijn oudste zoon, een chirurg met drie kleine kinderen, zei tijdens kerstmis: ‘Papa, ik begin nu toch ook maar wat geld aan Cornell te geven.’” Hommen beseft dat het Nederlandse systeem anders functioneert en dat het gaat om andere bedragen. Maar onze situatie staat in zijn ogen nu wel in schril contrast. Toen hij voorzitter was van de Raad van Toezicht van Tias Business School heeft hij geprobeerd alumni als doelgroep te benaderen, bijvoorbeeld om een hoogleraar aan te trekken. “Ook heb ik wel eens geopperd om iets met de Quote 500 te doen. Je zou welgestelde mensen kunnen vragen: als je later
in je kist ligt, heb je dan iets goeds gedaan met dat geld? Waarom zouden alumni niet een programma steunen dat studenten uit ontwikkelingslanden een kans geeft om in Tilburg te studeren?” Ook kunnen alumni immaterieel hun duit in het zakje doen, vindt Hommen. Zelf heeft hij goede ervaringen met het geven van colleges in Tilburg. “Zo kunnen alumni, ook op leeftijd, echt iets van zichzelf geven. Er zijn heel veel mensen die een prachtig verhaal hebben. Laten we in Tilburg een lijstje maken met mensen die ergens goed in zijn: een kennisbank. We moeten alumni dus niet alleen vragen waar ze wonen maar vooral wat ze kunnen.”
Bart-Jan Flos Afgestudeerd in? “In 1996.” Werk? “Sinds 1999 directeur van mijn eigen bedrijf Daadkracht, in 2008 aangevuld met Daadkracht Advies. Beide bedrijven richten zich op het optimaliseren van de communicatie en dienstverlening van overheden.” Jaarsalaris? “Als directeur-grootaandeelhouder ben je verplicht jezelf te verlonen voor minimaal 40.000 euro. De overige inkomsten bestaan uit dividenduitkeringen.” Nadelen aan het ondernemerschap? “Meer tijd voor mijn gezin zou fijn zijn.” Wat maakte indruk tijdens je studie? “Het inspirerende boek Essence of Decision, waarin Graham T. Allison met drie totaal verschillende brillen naar het ontstaan en verloop van de Cuba-crisis kijkt, heeft me geleerd vraagstukken vanuit verschillende perspectieven te benaderen.”
Niels van Campen Woont samen met Brechtje in Rotterdam
Tijdgenoten niels van campen Studieperiode? “Van 1992 tot 1999.” Werk? “Bij het ministerie van Economische Zaken, Directoraat-Generaal Energie en Telecom. Op dit moment leid ik onder meer een project dat zich richt op de aanleg van een nieuwe hoogspanningsverbinding tussen Eemshaven en Diemen. We zijn vrijwel voordurend bezig met het managen van veranderingen, dat spreekt mij aan.” Jaarsalaris? “Rond de 80.000 euro.” Hoeveel UvT-kennis gebruik je nog? “Mijn huidige werk voelt vaak als versie 2.0 van de dingen die tijdens de studie aan de orde waren. De studie ging vaak over hoe vastgeroeste patronen doorbroken konden worden. Lastig als je nog niet bekend bent met die patronen.” “Welk gevoel heb je anno 2010 bij de UvT? “De vooraanstaande positie van destijds is helaas nauwelijks verzilverd. Waarom kan een stad waar topaccountants worden opgeleid geen campus inrichten waar samen met de grote kantoren daadwerkelijk klanten worden geadviseerd?” Nog veel contact met oud-studiegenoten? “Fijne contacten, zoals die met BartJan, Pascal en Michel Savelkoul, hebben hun eigen dynamiek gekregen. Wij zorgen dat we elkaar tegenkomen!”
Zou je opnieuw voor deze studie kiezen? “Zeker! Bij ons bedrijf is zelfs altijd plaats voor mensen die deze richting gevolgd hebben.”
Pascal Kolkman Woont in Leiden. Getrouwd met Saskia en vader van Eline (3) en Kirsten (1)
Hoe is het alumni uit een bepaalde richting vergaan ná hun studietijd? De studiegenoten Niels, Bart-Jan en Pascal, studenten Juridische Bestuurswetenschappen in de jaren negentig, vertellen.
Pascal Kolkman Afgestudeerd in? “Augustus 1997.” Werk? “Bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW), sinds 1 september 2009 als ICT-manager. De IVW bewaakt en bevordert de transportveiligheid.” Jaarsalaris? “Tussen de 80.000 en 85.000 euro.”
Hoeveel UvT-kennis gebruik je nog? “Mijn basiskennis op ICT-gebied is
zeker gevormd tijdens mijn studie en mijn student-assistentschappen Rechtsinformatica en Recht en Informatisering. De studie was dusdanig breed dat je prima kennis meekreeg om allround aan de slag te kunnen.”
Waaraan bewaar je goede herinneringen? “Bestuurskunde C vond ik geweldig: enorm veel leeswerk, maar ook inspirerend gepresenteerd door de huidige Commissaris der Koningin Wim van de Donk.”
Nog veel contact met oud-studiegenoten? “JBW’ers kom ik nog regelma-
Bart-Jan Flos Woont in Uden met Esther; vader van Maurits (8), Bastiaan (7) en Anna (5)
tig tegen in het Haagse. En met Bart-Jan, Niels en Michel haal ik tijdens een etentje graag herinneringen op.”
| 1-2010 29
Nieuws uit de verenigingen ALUMNIBUREAU
Duurzaamheid en Innovatie, netwerken vanuit drie perspectieven Datum: 27 april 2010, 17.00 – 19.30 uur De universiteiten van Tilburg, Utrecht en Eindhoven slaan hun handen ineen. Zij brengen hun regionale alumni bijeen in het International Centre for Sustainable Energy in Eindhoven. Drie sprekers geven tijdens ‘Alumni voor Duurzaamheid en Innovatie’ een overzicht van het onderzoek van de eigen universiteit. Aansluitend is er de mogelijkheid om te netwerken en na te gaan of er mogelijkheden zijn tot samenwerken. Erg interessant voor het regionaal midden- en kleinbedrijf, maar ook voor vele anderen. Persoonlijk, professioneel of zakelijk geïnteresseerd? U bent van harte welkom. Meer informatie/aanmelden: alumnibureau@ uvt.nl
DIALOGOS
Lustrumviering Datum: 19 maart 2010 Het jaar 2010 staat in het teken van het eerste lustrum van Dialogos. De jaarvergadering is op 19 maart aanstaande en vindt plaats in restaurant Boerke Mutsears. Begin juli is er een weerbestendige lustrumpicknick. In het najaar staat een abdij-excursie op het programma. Meer informatie: uvt.nl/alumni/dialogos
JUVAT
JUVAT-dag Datum: 10 juni 2010 Het JUVAT-bestuur meldt dat het bezig is met de organisatie van de JUVAT-dag. Momenteel wordt overleg gevoerd met diverse interessante gastsprekers. Het precieze programma volgt te zijner tijd. Onlangs heeft JUVAT voor het eerst de Prof. Herman Schoordijk-lezing georganiseerd. De primeur was voor dr. Ernst Hirsch Ballin. Hij sprak over het thema Recht over grenzen heen. Deze lezing zal voortaan elk jaar gehouden worden. Meer informatie:
[email protected]
EKSBIT
Netwerkevent ‘Innovation & Business Development’ Datum: 15 april 2010, 19.30 uur, Dialogues House, Amsterdam Bijlmer Een avond voor de ondernemende en innovatieve Bikkers! De voortdenderende innovatie van technologie maakt nieuwe businessmodellen mogelijk en dringt door tot in de poriën van organisaties. De mogelijkheden verkennen we binnen het Dialogues House, het interne innovatiecentrum van ABN Amro, met medewerking van onder andere Jaspar Roos. Het aantal plaatsen is beperkt, dus meld je snel aan. Meer informatie en aanmelding: uvt.nl/ alumni/linkedin
30 1-2010 |
Outreaching b toekomstige l Met Outreaching daagt de Universiteit van Tilburg excellente studenten uit tot maatschappelijke betrokkenheid. Als het aan de programmaleiders ligt, worden alumni een belangrijke steunpilaar. Zij kunnen bijvoorbeeld helpen door boardroomstages aan te bieden of masterclasses te geven. Welke middelen zijn verantwoord in de jacht op zwart geld? Hoe vertalen we duurzaamheid naar de dagelijkse werkpraktijk? Hoe regelen we het toezicht op banken? In welke mate kunnen organisaties de integriteit aan de top waarborgen? Met het complexer worden van de samenleving, groeit de vraag naar topprofessionals die hun kennis en kunde willen inzetten in een maatschappelijke context.
opererende maatschappelijke organisaties of het openbaar bestuur. Wie wil deelnemen, beschikt over de drive en creativiteit om zich in te zetten voor de maatschappij en over de ambitie om uit te blinken. Eis is dat deelnemers het eerste bachelorjaar vlekkeloos hebben doorlopen met minstens een 7 gemiddeld. Maar hoe belangrijk kennis en motivatie ook zijn, om de top te bereiken gaat het ook om toegang tot een goed
"Juist alumni hebben in hun carrière ervaren hoe belangrijk het is kansen te krijgen en te grijpen" De Universiteit van Tilburg speelt hierop in met het programma Outreaching: een tweejarig bachelorprogramma bovenop het reguliere curriculum, dat getalenteerde studenten klaarstoomt voor maatschappelijke topposities. Vanaf september 2010 krijgen vijftig bachelorstudenten per jaar de kans zich voor te bereiden op topposities in het (inter)nationale bedrijfsleven, (inter)nationaal
netwerk van contacten. En daar komen de UvT-alumni in beeld. →→ Beroep Professor Reinout Vriesendorp, als programmaleider betrokken bij Outreaching: “Onze alumni zijn uitgewaaierd over uiteenlopende organisaties. Sommigen bekleden inmiddels topposities in profit of non-profitorganisaties in binnen- en buitenland. Anderen bevinden zich in de directe omge-
Outreaching in het kort
Met Outreaching biedt de UvT excellente bachelorstudenten die een maatschappelijke toppositie ambiëren, een inspirerend programma bovenop het reguliere curriculum. Het programma wordt financieel gesteund door het Sirius-programma van het ministerie van Onderwijs. Bovenop de 900.000 euro van het Rijk, trekt de UvT er uit eigen middelen eenzelfde bedrag voor uit. Zo kunnen vier jaargangen toptalenten worden opgeleid. Programmaleiders zijn professor Reinout Vriesendorp (Rechtswetenschappen) en professor Joop Vianen (Economie en Bedrijfswetenschappen), ondersteund door drs. Kim van Geijn (Economie en Bedrijfswetenschappen). Outreaching start in september 2010 als topbachelorprogramma. De ambitie is het in de toekomst uit te bouwen tot een mastervariant.
until alumni nieuws ■
g biedt kansen aan e leiders ving van ceo’s of topbestuurders. Juist alumni hebben in hun carrière ervaren hoe belangrijk het is kansen te krijgen en te grijpen. Daarom doen wij een beroep op het netwerk van onze afgestudeerden om - nu zij zelf een zekere positie hebben bereikt - op hun beurt de nieuwe generatie kansen te bieden.” Wat kunnen alumni betekenen? Vriesendorp ziet een aantal mogelijkheden. “Denk aan het aanbieden van boardroom-stages waar studenten kunnen kennismaken met de werkomgeving van ceo’s, cfo’s, voorzitters van adviesorganen of maatschappelijke organisaties, burgemeesters of Commissarissen van de Koningin. Door in zo’n omgeving mee te lopen, krijgen studenten een interessant kijkje in de keuken van topbestuurders. Het zijn de posities waar zij als aanstormende talenten
straks mogelijk terecht komen.” Daarnaast zouden alumni masterclasses kunnen verzorgen: bijeenkomsten waar zij met studenten in gesprek gaan over hun ervaringen. Vriesendorp: “Afgestudeerden kunnen op die manier een cruciale bijdrage leveren aan de vorming van de leiders van de toekomst. Door studenten zicht te geven op dilemma’s, successen en valkuilen kunnen ze het Outreaching-programma verrijken.” →→ Maatschappelijk accent Richten bestaande excellentieprogramma’s zoals de Honours Programmes zich op studenten met wetenschappelijke ambities,
Outreaching legt het accent op maatschappelijke vraagstukken. Dat maakt het uniek binnen de universitaire wereld. Het programma is multidisciplinair samengesteld. Hoogleraren verbonden aan uiteenlopende leerstoelen leveren een bijdrage in de vorm van zogenoemde Outreaching lab’s: leeromgevingen waar studenten onder begeleiding van een hoogleraar actuele maatschappelijke issues analyseren. Studenten krijgen daarnaast cursussen in ondernemerschap en vaardigheidstrainingen als presenteren en debatteren. De werving van docenten is in volle gang. Maatschappelijke partners reageren enthousiast en toezeggingen van Philips, CZ-Zorgverzekeringen en de Algemene Rekenkamer zijn binnen.
Alumni gezocht
Outreaching zoekt afgestudeerden die het leuk vinden bij te dragen aan dit bijzondere project, door bijvoorbeeld het aanbieden van boardroomstages of het verzorgen van masterclasses. Ook andere vormen van hulp zijn denkbaar. Interesse of suggesties? Neem dan contact op via
[email protected]
| 1-2010 31
Vrienden van Cobbenhagen tanken bij in de collegebanken
Na de storm: schoon schip Tijdens een bijeenkomst van de Vrienden van Cobbenhagen op 1 december 2009 keerden alumni terug in de collegebanken van de Universiteit van Tilburg. (Ex-) leden van de WRR en een bankier spraken over de naweeën van de kredietcrisis. De behoefte aan duiding en perspectief over dit onderwerp blijkt groot, zoals bleek uit de grote opkomst bij dit evenement.
De naschokken van de kredietcrisis. UvT-alumnus Anton van Hemerijck, ex-directeur van de WRR en decaan Sociale Wetenschappen aan de VU, schreef er een boek over. Dat deed hij samen met mede-inleider en WRR-lid Ben Knapen. In Aftershocks voelen ze 24 hot shots aan de tand, waaronder Jacques Delors, Willem Buiter, Richard Sennett, Paul de Grauwe en Anthony Giddens. Deze prominenten geloven dat we te maken krijgen met diverse crises: een reële de-globaliserings- en een financiële crisis, maar ook een heuse pensioen-, werkgelegenheids- en een fiscale crisis. We moeten rekening houden met een lange periode van lage groei, systeemschulden, stijgende grondstofprijzen en de afwezigheid van een echte ‘groeidrijver’. De experts verwachten wel een koppeling van groei aan inhoudelijke doelen (milieu, zorg, armoede). Maar of duurzaamheid (‘greening’) eenzelfde groeimotor zal worden als internet destijds is de vraag. Keynesianisme, global governance en rereguleren zijn geen vieze woorden meer en financiële stabiliteit is meer dan alleen inflatiebeteugeling. Het draagvlak voor een effectieve sterke overheid is niet groot. Toch zullen die sterke staat en een sterk Europa er moeten komen, in weerwil van groeiend nationalisme. En in de economische wetenschap verschuift het accent van voorspellen en bewijzen naar extrapoleren, interdisciplinariteit en ‘animal spirits’. 32 1-2010 |
→→ Adios homo economicus. WRR-lid en emotie-econome, Henriëtte Prast, ging dieper in op de ‘zachte’ kant van de economie. Sociale, economisch-psychologische en neurologische inzichten kunnen in haar ogen helpen bij het verklaren van menselijk handelen. Deze aspecten winnen aan belang. Illustratief is het begrip vertrouwen. Dat speelt een grote rol in de crisis waarvan we nu de gevolgen ondervinden. Uit die crisis is (opnieuw) gebleken dat de mens een vat vol tegenstrijdigheden is. We kiezen niet alleen op grond van logisch rationeel handelen. Uit de bestudering van feitelijk menselijk gedrag blijkt al langer dat de homo economicus niet bestaat. Voor sociaalpsychologen en economisch psychologen was dat al duidelijk, maar economen krijgen dat nu ook in toenemende mate door. Het besef dat mensen systematisch afwijken van het rationele modeltype kan ons een stuk verder helpen, aldus Prast. De gedragseconomie kan voor vele beleidsvragen van nut zijn. Waarbij het de vraag is of wenselijk gedrag wel te sturen valt zonder verboden en geboden, zonder financiële prikkels, met behoud van keuzevrijheid en rekening houdend met het menselijk libertair paternalisme. →→ Koning klant Topman Floris Deckers van Van Lanschot presenteerde een handig en indrukwekkend overzicht van de miljardensteun die financiële instellingen in Europa en de VS ontvingen. Dat ging opgeteld om respectievelijk 2,5 biljoen (Amerikaans: trillion) dollar en 3,5 biljoen dollar. Deckers schetste vervolgens de ontwikkelingen die zich in het Europese bankenlandschap hebben voltrokken. Banken hebben te maken gekregen met een Europese Commissie die de teugels flink heeft aangetrokken. Banken met staatssteun moeten herstructureren (ING, RBS, Lloyds, KBC, Commerzbank) en die staatssteun moet vroeg of laat worden terugbetaald. Garantieregelingen lopen af en er vindt een scheiding plaats tussen investment banks en universele banken. Kleine banken hebben weinig toekomst maar de vraag is: wat is klein? Van Lanschot? Hoe dan ook, alle banken zullen dominanter moeten gaan werken vanuit het belang van de klant en niet vanuit de winst- en verliesrekening, aldus de Bossche bankier. Zoveel werd de Vrienden duidelijk: na de storm is het tijd voor schoon schip maken.
Stof tot nadenken
Hemerijck, Knapen & Van Doorne: Aftershocks. Economic crisis and institutional choice, A’dam Un Press Prast, Thomas & Tiemeijer (red.): De menselijke beslisser, WRR-verkenning 22, A’dam Un Press
until alumni nieuws ■ Sites en boeken van en voor alumni
Stelling op LinkedIn
foto: shutterstock
→→ Uvt.nl/econtrack Econtrack
‘Wetenschap en geloof op een kussen, daar slaapt de duivel tussen’ ‘Wetenschap en geloof sluiten elkaar uit. Natuurlijk zijn er gelovige wetenschappers geweest, maar die zijn veelal bezig geweest met onderzoek dat de kern van het geloof buiten beschouwing laat. Galileo die verklaarde dat de aarde rondom de zon draaide en niet andersom, werd verketterd. Zodra je opvattingen van de R.K. raakt met wetenschap, dan gaan wetenschap en geloof elkaar bijten. Je merkt het ook in discussies met gelovigen. Wetenschappelijk gezien hoor je aan te tonen dat een theorie juist is, of in ieder geval aannemelijk. En het hoort herhaalbaar te zijn. Gelovigen geven juist aan dat ongelovigen maar moeten aantonen dat God niet bestaat. De omgekeerde wereld dus.’ Patrick de Raad, test-coördinator bij Allianz ‘Ik ben van mening dat wetenschap en geloof uitstekend samengaan. Vooraanstaande vaders van de moderne wetenschap zoals Galileo, Newton, Einstein en anderen hadden een diepe geloofsovertuiging en combineerden dat met briljant wetenschappelijk werk. Geloof kan de wetenschapper wapenen tegen een te rigide materialistisch wereldbeeld en wetenschap kan de gelovige de nodige afstand verschaffen tegen al te sterke dogma’s en dictaten vanuit de kerk. Kortom een uitstekend huwelijk.’ Cor Dücker, head business development Southern Europe at Eurizon Capital
Duiventil
→ “ Het is een jongensdroom die uitkomt”, zegt bedrijfseconoom Tiny Sanders, over zijn nieuwe functie als algemeen directeur bij PSV. Sanders bekleedde ruim vijftien jaar diverse functies bij Campina. Bij dat bedrijf was hij tot de fusie met Friesland Foods meer dan zeven jaar voorzitter van de directie.
→ Esther de Schrijver, afgestudeerd in 2000 als taalwetenschapper, is benoemd tot lid van de stichtingsraad van Omroep Brabant. → Onder leiding van SP-Kamerlid en UvT-afgestudeerde Jan de Wit, is 18 januari jongsleden de parlementaire
Deze nieuwe website is dé portal waarop de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen haar onderzoek en onderzoekers op een thematische, heldere en toegankelijke manier presenteert. Naast korte artikelen over nieuwe onderzoeken bevat Econtrack een overzicht van alle onderzoekers die aan de faculteit verbonden zijn, actuele dossiers, video’s, nieuws, agenda en nog veel meer. Econtrack is ook te volgen via Twitter. →→ Metaforen van maatschappelijke ondernemingen
De titel van dit boek is tevens de naam van een concept bedacht door universitair docent Organisatiewetenschappen en alumnus Stefan Cloudt. De metaforen doen een beroep op verbeeldingskracht; beelden vanuit het alledaagse leven helpen het bijzondere van de maatschappelijke onderneming te begrijpen. →→ Zorg, economie en de staat
Dit boek is een studie waarin de ontwikkelingen in de zorgsector worden geanalyseerd. In het boek beschrijft alumnus Ben Ipenburg hoe de staat met alle veranderingen en tegengestelde behoeften en verlangens omgaat.
onderzoekscommissie begonnen met de openbare verhoren over de kredietcrisis. → Op 18 december 2009 ontving de Universiteit van Tilburg het verdrietige bericht dat universitair docent Belastingrecht Henk te Niet op 42-jarige leeftijd onverwacht is overleden.
| 1-2010 33
foto: afp
U vroeg?
Herkent een computer een echte Van Gogh? Museumdirecteuren die willen weten of ze een oor aangenaaid zijn met een valse Vincent van Gogh, kunnen tegenwoordig de computer raadplegen. Speciale software herkent de hand van de meester. Het computerprogramma in kwestie is bedacht door de Oekraïner Igor Berezhnoy, promovendus in Tilburg. Speciale, door hem
ontwikkelde, digitale technieken zijn in staat om bepaalde kenmerken te onderscheiden. Het gaat daarbij om de richting van penseelstreken en globale kleurpatronen. Vincent van Gogh gebruikte in zijn Franse periode vaak complementaire kleuren om contouren van objecten of delen van landschappen te accentueren; blauw
naast geel bijvoorbeeld. Uit eigen onderzoek van Berezhnoy blijkt dat zijn digitale technieken de authenticiteit van schilderijen even goed herkennen als echte kunsthistorici. Toch verwacht hij niet dat de computer de visuele beoordeling door kunsthistorici vervangt, maar eerder ondersteunt.
foto: shutterstock
Heeft jaloezie nut?
34 1-2010 |
Je zou het niet verwachten, maar groen zien van jaloezie heeft ook een positieve kant. De Tilburgse sociaal psycholoog Niels van de Ven heeft dit aangetoond met een onderzoek onder een groot aantal proefpersonen. Wat blijkt? Jaloezie kan zorgen voor een drive om boven een ander uit te stijgen. Of dit daadwerkelijk gebeurt, is wel afhankelijk van hoe we tegen het succes van de ander aankijken. Verdiend succes wordt benijd, maar onverdiend succes wordt afgunstig
bekeken. Deelnemers aan het onderzoek die anderen benijdden, gingen meer studeren waardoor ze daadwerkelijk beter presteerden op een intelligentietest. Afgunstigen daarentegen, vertoonden eerder de neiging om anderen te schaden. Van de Ven verwacht dat zijn onderzoek vooral interessant is voor marketeers. Consumenten zouden bijvoorbeeld meer willen betalen voor een product dat iemand heeft die ze benijden.
until wetenschap ■
foto: shutterstock
Dröge Waarom kunnen we niet met onze e-mail omgaan? Je kunt er niet buiten, maar soms word je er knettergek van: e-mail. Waar komt die tweeslachtige houding vandaan? De Tilburgse taalwetenschapper Emiel Krahmer zette onlangs in een publicatie verschillende oorzaken op een rij. Daaruit blijkt onder meer dat verslaving op de loer ligt omdat we net doen alsof onze Inbox een echte postbus is. Als we het ‘plofgeluid’ van de binnengekomen e-mail horen, willen we meteen zien of er iets interessants tussenzit. We zijn té nieuwsgierig en ongeduldig om daar lang mee te wachten. Als te veel zenders tegelijk e-mail versturen, kan een gevoel van information overload ontstaan. Een probleem dat alleen maar toeneemt doordat mailen nu overal kan, bijvoorbeeld met een iPhone of Blackberry. En dat kan ook weer tot privéproblemen leiden, blijkt uit onderzoek. Krahmer zelf geeft een voorbeeld: “Ik heb zeker één collega die zijn e-mail in het weekend alleen op het toilet kan checken.”
foto: shutterstock
Waar blijft die visite toch?
Het sociale leven van Nederlanders is in de afgelopen dertig jaar flink veranderd. We zijn steeds vaker uithuizig, maar ‘op visite gaan’ is uit de tijd. Ging in 1975 de gemiddelde Nederlander nog 8,4 uur bij een bekende op de koffie, in 2005 was dat nog maar 5,6 uur. Vooral jongeren en hoogopgeleiden doen liever iets in een groep: sporten, naar de film, een restaurant of café. Dat concludeert vrijetijdswetenschapper Erik van Ingen van de UvT in zijn recente promotieonderzoek. Ook in
het verenigingsleven en bij vrijwilligerswerk veranderde er het een en ander, meldt het onderzoek. Minder mensen hebben zin om organisatorische taken op zich te nemen. Verder heeft de ontkerkelijking een terugloop in het vrijwilligerswerk veroorzaakt. Toch zijn de gevolgen van dat laatste beperkt, want de resterende kerkgangers nemen juist meer taken op zich. Opmerkelijke conclusie is ook: in 1975 waren vrijwilligers vaak hoger opgeleid, terwijl dit kenmerk nu bijna verdwenen is.
Perverse prikkels
Als de ‘val’ van het internationale klimaatpanel IPCC ons iets heeft geleerd, dan is het wel dat wetenschappers niet boven perverse prikkels verheven zijn. Maak een grote zak met geld beschikbaar voor onderzoek en je beïnvloedt dat onderzoek. Klimatologen die de afgelopen twintig jaar vraagtekens plaatsten bij antropogene versterking van het broeikaseffect konden in de meeste gevallen hun spullen pakken. Ze kwamen nooit meer in hun vakgebied aan het werk. Als je niet in global warming geloofde, dan heulde je waarschijnlijk met oliemaatschappijen en de auto-industrie. Opzouten met die vuile scepsis van je. Hoe anders was het voor klimatologen die wél geloofden in klimaatverandering. Zij mochten confereren op Bali, in Rio en straks in Cancún. Niet toevallig allemaal verrukkelijke oorden waar ieder drankje schuilt tegen de tropenzon onder een papieren parasolletje. Geen wonder dat de toon in ieder IPCC-rapport urgenter werd: men moest de volgende bijeenkomst veilig stellen. Onafhankelijke wetenschap leverde dat natuurlijk niet op. Integendeel. Er kwamen bijvoorbeeld twee wetenschappelijke maten. Een koude winter was geen bewijs dat de klimaatverandering was opgehouden. Dat was ‘weer’ en geen ‘klimaat’. Maar een stukje in een bergbeklimmersblad over een smeltende gletsjer, dat was genoeg ‘anekdotisch bewijs’ dat we al in 2035 een Himalaya zonder ijs zouden hebben. Voor wetenschap is geld nodig, voor niets gaat de zon op. Dat kan iedere onderzoeker beamen die heeft moeten soebatten om fondsen. Geld kan waarde toevoegen aan academisch werk. Maar te veel geld maakt zelfs de meest veelbelovende academicus waardeloos. Daar helpt zelfs een Nobelprijs niet meer tegen.
Philip Dröge is hoofdredacteur van de populairwetenschappelijke site www.faqt.nl en spreekt wekelijks een populairwetenschappelijke column uit op BNR Nieuwsradio.
| 1-2010 35
FOTO: JASPER JUINEN/ ANP
understanding society
Veteranentranen Belevenissen tijdens vredesmissies gaan veteranen niet bepaald in de koude kleren zitten. Ruim een kwart van de Nederlandse ex-militairen beleeft gevoelens van schuld vanwege ervaringen in den vreemde en 22 procent schaamt zich. Dit blijkt uit onze studie onder ruim 1.100 Nederlandse veteranen van veertien vredesmissies, in onder meer Cambodja, Bosnië-Herzegovina, Eritrea, Irak en Afghanistan. Machteloosheid lijkt een belangrijke oorzaak van de gevoelens van schuld en schaamte. Vredessoldaten werken aan het herstel van de internationa-
le vrede en veiligheid en aan de wederopbouw van het voormalige oorlogsgebied, veelal met succes. Maar vredesmissies kenmerken zich door de onpartijdige positie van de militaire macht die zich om die reden niet mag mengen in een conflict. Dit heeft niet zelden nare consequenties, waarbij militairen als het ware ‘met de handen gebonden’ moeten toekijken. Zo zien zij, ondanks hun aanwezigheid, door oorlog getroffen burgers lijden en schendingen van mensenrechten doorgaan. De machteloosheid die veteranen als gevolg daarvan beschrijven en het gevoel ‘te kort te hebben ge-
schoten’ verklaren in belangrijke mate de gevoelens na afloop. Voor militairen die terugkomen na een missie is maatschappelijke erkenning en waardering belangrijk. En voor mensen die nog gaan, is een gedegen voorbereiding op morele dilemma’s (en de gewetensvragen die ze oproepen) in het uitzendgebied welkom. Hetzelfde geldt voor begeleiding hierbij gedurende de missie. Hierin ligt een belangrijke taak voor Defensie. Natasja Rietveld, socioloog