Jaarverslag 2011 Stichting Pensioenfonds SNT
Datum rapport Auteur
07-06-2012 Bestuur
Nummer/versie Telefoon
Definitief 050-5821990
Inhoudsopgave Kerncijfers Bestuursverslag 1. Woord van de voorzitter 2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur 2.2 Doelstelling 2.3 Personalia 3. Financiële positie en beleid in 2011 3.1 Financiële opzet en positie 3.2 Beleid en beleidskeuzes 3.3 Risicobeheer 4. Beleggingen 4.1 Algemeen 4.2 Regulier vermogen 4.3 Beschikbare-premieregeling 5. Pensioenen 5.1 Pensioencommunicatie 5.2 Pensioenadministratie 5.3 Pensioenregeling 5.4 Nieuwe wetgeving 6. Actuariële analyse 7. Besturing en naleving wetgeving 7.1 Algemeen 7.2 Bestuursaangelegenheden 7.3 Goed pensioenfondsbestuur 7.4 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 7.5 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 7.6 Gedragscodes 7.7 Organisatie en uitvoering 7.8 Uitvoeringskosten 7.9 Statutenwijziging 8. Verwachte gang van zaken Jaarrekening 9. Jaarrekening 9.1 Balans 9.2 Staat van baten en lasten 9.3 Kasstroomoverzicht 9.4 Toelichting op de jaarrekening Overige gegevens 10. Overige gegevens 10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 10.3 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 10.4 Actuariële verklaring 10.5 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten Bijlagen Bijlage 1 Deelnemersbestand Bijlage 2 Begrippenlijst
1
2 4 5 7 7 7 8 9 9 10 14 17 17 17 20 22 22 23 24 25 29 31 31 31 31 34 34 35 35 35 37 38 40 41 41 42 43 44 70 71 71 71 72 74 76 77 78 79
Kerncijfers Bedragen x € 1.000 Aantal verzekerden (per eind van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen Totaal aantal verzekerden Pensioenen Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie - jaarpremie Uitvoeringskosten Uitkeringen Reguliere toeslagverlening (per 1 januari) Betreft ingegane pensioenen en premievrije rechten Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen regulier vermogen Minimaal vereist eigen vermogen beschikbare premieregeling Vereist eigen vermogen (PW art. 132) Voorziening pensioenverplichtingen waarvan: VPV voor risico pensioenfonds - waarvan herverzekerd VPV voor risico deelnemers Dekkingsgraad in %* Gemiddelde duration Rentetermijnstructuur (RTS)
2011
2010
2009
2008
2007
2.334 2.140 360 4.834
2.190 2.248 308 4.746
2.870 2.128 241 5.239
3.167 1.856 190 5.213
3.260 1.655 131 5.046
6.391 6.333
6.058 6.048
6.784 -
6.188 -
6.112 -
6.546 635 490
6.103 650 372
6.801 667 418
6.188 554 402
6.112 460 167
1,57%
0,71%
2,78%
1,61%
1,14%
2.545
2.206
1.652
1.597
982
327
206
151
113
100
727 1.293 34.582
862 1.283 31.641
942 1.291
260 497
0 151
30.356
22.483
22.909
8.772 599 25.809 129,0%
6.305 571 25.336 135,0%
4.435 618 25.921 137,2%
3.303 470 19.180 156,4%
2.003 183 20.906 154,0%
11,4
10,9
9,8
10,3
10,0
2,7
3,4
3,8
3,7
4,7
2
Bedragen x € 1.000 Beleggingen Balanswaarde** waarvan uit hoofde van beschikbare premieregeling Beleggingsopbrengsten Beleggingsrendement (exclusief deelvermogens) Jaarrendement portefeuille
*
**
2011
2010
2009
2008
2007
35.434
31.845
32.324
24.193
23.659
25.809 -135
25.336 2.004
25.921 3.776
19.180 -5.009
20.906 436
9,7%
7,8%
8,1%
0,5%
4,7%
De dekkingsgraad wordt tot en met 2008 bepaald door het eigen vermogen plus de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds exclusief het herverzekerde deel, te delen door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds exclusief het herverzekerde deel. Met ingang van 2009 heeft het bestuur de interpretatie van de minister van maart 2010 gevolgd en dit leidt tot een herziening van de definitie van de dekkingsgraad. Met ingang van 2009 wordt de dekkingsgraad bepaald door het eigen vermogen plus de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds inclusief het herverzekerde deel, te delen door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds inclusief het herverzekerde deel. Met ingang van 2010 bestaat de balanswaarde van de beleggingen uit de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers. Voor 2009 is de totale balanswaarde weergegeven.
3
Bestuursverslag
4
1.
Woord van de voorzitter
Na de kredietcrisis in 2009 en de daaropvolgende economische crisis volgde begin 2011 de schuldencrisis. De gevolgen waren dalende beurskoersen en een lage rente. Door de blijvende onrust op de financiële markten zijn de dekkingsgraden van de Nederlandse pensioenfondsen het afgelopen jaar verder gedaald. Door deze onrust is ook het vertrouwen in het Nederlandse pensioenstelsel afgenomen. Het is onze taak om iedereen uit te leggen hoe het wél in elkaar steekt, helder uit te leggen waar het bestuur mee bezig is en wat dit concreet voor alle belanghebbenden betekent. In dit jaarverslag van Stichting Pensioenfonds SNT (STPS) leggen wij verantwoording af over de gang van zaken en het gevoerde beleid in 2011. Financiële positie De dekkingsgraad van een pensioenfonds maakt duidelijk hoe gezond een fonds financieel is. Bij STPS heeft de dekkingsgraad betrekking op de pensioenverplichtingen van de ingegane pensioenen en voor de na ontslag, arbeidsongeschiktheid of door overlijden toegekende pensioenaanspraken. Bij de bepaling van dekkingsgraad wordt geen rekening gehouden met de individuele pensioenkapitalen van de beschikbare premieregeling en de individuele spaarregeling. Deze regelingen hebben het karakter van een premieovereenkomst. De financiële positie van STPS is, gezien de ontwikkelingen relatief goed, de dekkingsgraad eind 2011 bedroeg 129,0% (2010: 135,0%). Het vereist eigen vermogen van STPS bedraagt 106,9%. Het pensioenfonds heeft geen herstelplan hoeven in te dienen bij De Nederlandsche Bank. Beleggingsrendement Voor de beleggingen wordt onderscheid gemaakt tussen de beleggingen voor de ingegane pensioenen (ook wel regulier vermogen genoemd) en de beleggingen van de (gewezen) deelnemers in de beleggingsdepots van de beschikbare premieregeling en de individuele pensioenspaarregeling. Beleggingen ingegane pensioenen Het rendement op deze beleggingen bedroeg in 2011 9,7% (2010: 7,8%). Het positieve resultaat kwam door het positieve rendement op de beleggingen in langlopende Europese staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid. De waarde van de verplichtingen van de ingegane pensioenen zijn door de lage marktrente ook sterk gestegen. Beleggingen beleggingsdepots beschikbare premieregeling De ingelegde premies voor (gewezen) deelnemers worden voor risico van de (gewezen) deelnemers belegd in de Life Cycle of in één van de vrije beleggingsdepots. De rendementen over 2011 van de verschillende beleggingsdepots gaven een wisselend beeld. De depots waarin meer dan 25% wordt belegd in aandelen tonen negatieve rendementen. De overige depots behaalden over 2011 een positief rendement. Toeslagverlening Het bestuur heeft besloten om het toeslagbeleid per 1 januari 2012 aan te passen. Eind 2011 heeft het bestuur een continuïteitsanalyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat als het huidige toeslagbeleid wordt voortgezet de toekomstige pensioengerechtigden weinig uitzicht meer hebben op toeslagverlening Hierdoor worden de belangen van de verschillende groepen niet evenredig behartigd. Het aangepaste toeslagbeleid gaat uit van een toeslagambitie van 30% van de consumentenprijsindex alle huishoudens. Op basis van de financiële positie van het fonds en het aangepaste toeslagbeleid heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2012 een
5
toeslag van 0,8% te verlenen (dit is 30% van de consumentenprijsindex alle huishoudens) op de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. Bestuursmutaties In 2011 hebben er zich geen bestuurswisselingen voorgedaan. Communicatie Een belangrijke taak van het pensioenfonds is het verzorgen van een goede communicatie met alle belanghebbenden. In 2011 heeft het fonds haar website vernieuwd. Deze is overzichtelijk en gemakkelijk in gebruik. Daarnaast is ook de pensioenkrant verschenen. Verantwoordingsorgaan Over 2011 heeft het verantwoordingsorgaan geoordeeld dat het bestuur in 2011 met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid en evenwichtige afweging van de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever, tot verantwoorde besluitvorming en beleidskeuzes is gekomen, Multi-opf Het bestuur heeft in 2011 op verzoek van de werkgever KPN samen met de besturen van de andere KPN pensioenfondsen de mogelijkheden onderzocht om samen te gaan in een Multi ondernemingspensioenfonds (Multi-opf). In het Multi-opf blijven de bestaande pensioenregelingen financieel afgescheiden. Door gebruik te maken van deze uitvoeringsvorm, worden naar verwachting voordelen behaald ten aanzien van de uitvoering en de besturing van het pensioenfonds. Het bestuur staat, gelet de continuïteit van het fonds, positief tegenover het samengaan in een Multi-opf en zal op zijn vroegst eind 2012 een besluit nemen om toe te treden tot het Multi-opf. Toekomstverwachtingen Het jaar 2012 belooft, evenals de afgelopen jaren, een uitdagend jaar te worden. De gevolgen van de schuldencrisis zijn moeilijk in te schatten. Het pensioenfonds blijft zich inspannen om de risico’s te beperken en de ingegane pensioenen zo veel mogelijk veilig te stellen. De verwachting is dat het Pensioenakkoord, dat de werkgevers- en vakorganisaties binnen de Stichting van de Arbeid in 2011 hebben gesloten, in 2012 duidelijke contouren krijgt. Daarnaast zal het nieuwe pensioencontract vorm krijgen. Deze veranderingen hebben tot doel de toekomstbestendigheid van ons pensioenstelsel te waarborgen. Ook heeft op 30 mei 2012 het kabinet de hoofdlijnennota ‘herziening financieel toetsingskader pensioenen’ gepubliceerd. In deze nota geeft het kabinet de aanpassing weer die het voor ogen heeft om het pensioenstelsel weer toekomstbestendig te maken. Wat de exacte gevolgen zijn voor ons pensioenfonds is nog niet bekend. Den Haag, 7 juni 2012 F.H.K. Ooms
6
2.
Algemene informatie
2.1
Juridische structuur
Stichting Pensioenfonds SNT (STPS), statutair gevestigd te Zoetermeer, Maanplein 55, locatie TP2/4. 34, 2516 CK ’s Gravenhage, is opgericht op 30 september 2002. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 27253541. STPS is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor het personeel met een arbeidsovereenkomst van KPN Contact. De pensioenregeling van STPS is een beschikbare-premieregeling en wordt gekwalificeerd als een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. De premie voor deze regeling wordt ingebracht door de werkgever en de deelnemers. Als deelnemer wordt in het pensioenfonds opgenomen (tenzij in de arbeidsovereenkomst anders is bepaald) de werknemer van 21 jaar en ouder met wie een arbeidsovereenkomst is gesloten en de werknemer die door het bestuur als deelnemer in het pensioenfonds is toegelaten. Ultimo boekjaar had het pensioenfonds 4.834 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met een belegd vermogen van circa EUR 35,4 miljoen. De uitvoering van de pensioenregeling en het vermogensbeheer heeft het bestuur uitbesteed aan TKP Pensioen BV en TKP Investments BV. Het bestuur is conform de eisen van de Pensioenwet, verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het bestuur laat zich terzijde staan door de externe certificerende actuaris Towers Watson, externe accountant PricewaterhouseCoopers en een externe en interne beleggingscommissie. Het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico zijn volledig herverzekerd bij Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente (ZwitserLeven).
2.2
Doelstelling
Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. De doelstelling van STPS is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het fonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het (gedeeltelijk) waardevast houden van de ingegane pensioenen. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en dat het op de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Tevens draagt het fonds zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Het pensioenfonds voert een beleid dat in overeenstemming is met deze doelstelling. Dit beleid is vastgelegd in beleidsdocumenten, waarvan de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) het belangrijkste is. De ABTN is voor het laatst geactualiseerd op 30 augustus 2011.
7
2.3
Personalia
Bestuur Benoemd namens de werkgever: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
F.H.K. Ooms
Voorzitter
01-11-2009
01-11-2013
Directeur Compensations
&
Benefits ing. J.A. van Dijk
bestuurslid
01-09-2010
01-09-2014
Manager Financiën Operations & Klantprocessen KPN residential
Benoemd namens de deelnemers: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
mw. M.T. Roorda van Eijsinga
Secretaris
30-09-2002
01-01-2015
Medewerker Scripting
Mw. S.Y. Eijgermans-Jacobs
bestuurslid
20-08-2010
20-08-2014
Bestuurder Abvakabo FNV
Beleggingscommissie De beleggingscommissie gevormd vanuit het bestuur bestaat uit: ing. J.A. van Dijk, voorzitter (vanaf 01-01-2011) mw. M.T. Roorda van Eijsinga Verantwoordingsorgaan (per 1 juli 2011) L. Koch RA, namens de werkgever W. Scholma, namens de deelnemers mw. E.C. Klöpping-de Jong, namens de gepensioneerden Visitatiecommissie (per 1 januari 2009) mr. P.J. Akkermans A.M.J. de Bekker AAG drs. E.G.C. Vollenbroek RA Uitvoeringsorganisaties Het beheer van het pensioenfonds is opgedragen aan TKP Pensioen BV en TKP Investments BV. Herverzekeraar Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente Certificeerders PricewaterhouseCoopers Accountants NV, externe accountant Towers Watson, externe actuaris
8
3.
Financiële positie en beleid in 2011
3.1
Financiële opzet en positie
Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de rentetermijnstructuur. Bij STPS heeft de dekkingsgraad betrekking op de pensioenverplichtingen van de ingegane pensioenen en voor de na ontslag, arbeidsongeschiktheid of door overlijden toegekende pensioenaanspraken. Bij de bepaling van dekkingsgraad wordt geen rekening gehouden met de individuele pensioenaanspraken van de beschikbare premieregeling en de individuele spaarregeling. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar kan als volgt worden weergegeven: Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect toeslagverlening Effect beleggingsresultaat Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Effect aanpassing levensverwachting Effect overige oorzaken Dekkingsgraad 31 december
2011 135,0% 2,2% -/- 1,5% 9,7%
2010 137,2% 0,8% -/- 2,5% 5,8%
-/- 15,7% 0,0% -/-0,7% 129,0%
-/- 10,6% -/- 3,4% 7,7% 135,0%
Zoals bovenstaande figuur laat zien, veroorzaakten vooral de positieve beleggingsresultaten en de premie de stijging van de dekkingsgraad. Effect van de toeslagverlening en effect van de rentetermijnstructuur zorgden vooral voor een daling van de dekkingsgraad. Rentetermijnstructuur De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van de rentetermijnstructuur. Iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De daling van de rentetermijnstructuur leidde in 2011 tot een stijging van de voorziening. Dit had een negatief effect op de dekkingsgraad. DNB heeft de rentetermijnstructuur (RTS) per 31 december 2011 vastgesteld op basis van de gemiddelde RTS over het laatste kwartaal van 2011 in plaats van de actuele RTS per 31 december 2011. Dit zorgt voor een positief effect op de dekkingsgraad op 31 december 2011, omdat deze gemiddelde RTS hoger is dan de RTS op 31 december 2011. Dit heeft geresulteerd in een positief effect op de dekkingsgraad van 3,2%.
9
3.2
Beleid en beleidskeuzes
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenovereenkomst zoals die overeengekomen is met de CAO-partijen. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur.
3.2.1
Financieringsbeleid
Financieringssysteem en ABTN De premie voor de basisregeling bestaat uit een beschikbare premie die gebaseerd wordt op een leeftijdsafhankelijke staffel, een risicopremie voor het partnerpensioen die per individu wordt bepaald, en de uitvoeringskosten. De premies voor de aanvullende modules worden individueel bepaald en komen volledig voor rekening van de deelnemers. Zowel het overlijdensrisico als het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt herverzekerd bij ZwitserLeven. In de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en het pensioenfonds is bepaald dat de werkgever in geen enkel geval een aanvullende betalingsverplichting heeft wanneer de middelen van het pensioenfonds ontoereikend zijn ten opzichte van de verplichtingen. De ABTN bevat onder andere informatie over de inhoud van de pensioenregeling, de technische grondslagen, premiebeleid, toeslagbeleid, beleggingsbeleid en de administratieve organisatie.
10
In de ABTN zijn de volgende grenzen voor het eigen vermogen gedefinieerd: o
Minimaal vereist vermogen Zowel voor het regulier vermogen als voor de beschikbare-premieregeling dient een minimaal vereist eigen vermogen te worden bepaald:
Minimaal vereist eigen vermogen voor het regulier vermogen (ingegane pensioenen) Het minimaal vereist eigen vermogen is vastgesteld conform artikel 11 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. De dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt ultimo 2011 103,7% van de voorziening voor risico pensioenfonds inclusief herverzekerde verplichting.
Minimaal vereist eigen vermogen beschikbare-premieregeling Als gevolg van aangepaste Europese pensioenrichtlijnen dient ook over de voorziening voor risico deelnemers een minimaal vereist eigen vermogen te worden aangehouden. Dit hangt samen met risico’s in verband met kosten, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Ultimo 2011 is de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen vastgesteld op 102,8% van de voorziening voor risico deelnemers.
o
Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het weerstandsvermogen negatief wordt. De bepaling van dit vermogen geschiedt conform de standaardtoets van DNB. Ultimo 2011 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 106,9% van de voorziening voor risico pensioenfonds inclusief herverzekerde verplichting.
o
Gewenst eigen vermogen Het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen.
Kostendekkende premie Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een aantal onderdelen bestaan. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: - de actuarieel benodigde premie voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met aangroei van pensioenverplichtingen; - opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen behorende vereist eigen vermogen; - opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten; - actuariëel benodigde premie met betrekking tot de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren). Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De gedempte kostendekkende premie wordt berekend op basis van de rekenrente. De rekenrente wordt vastgesteld op de tariefrente van de inkooptarieven. De actuarieel benodigde koopsom voor de pensioenopbouw op basis van de gedempte premie is gebaseerd op een gedempte rekenrente van 4%. Premiebeleid Het pensioenfonds heeft het premiebeleid vastgelegd in de ABTN. De door het pensioenfonds te ontvangen premie is gelijk aan de som van de op individuele basis vast te stellen beschikbare
11
premie, risicopremies en uitvoeringskosten. De eigen bijdrage voor de deelnemer is vastgelegd in de CAO. De werkgever is uitsluitend de jaarlijkse kosten van de regeling verschuldigd. De maximale werkgeverspremie bedraagt 7,3% van de totale loonsom van de deelnemers . Premies en grensbedragen Voor 2011 golden de volgende premies en grensbedragen: - franchise van € 13.633; - de premie voor de beschikbare-premieregeling wordt aan de hand van een leeftijdsafhankelijke staffel bepaald. Voor het partnerpensioen op risicobasis wordt separaat een premie in rekening gebracht; - de premie voor de aanvullende modules WIA-excedent en ANW-aanvulling worden per individu bepaald aan de hand van een leeftijdsafhankelijke staffel.
3.2.2
Toeslagbeleid
Op ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken (conform artikel 27 van het reglement) kan per 1 januari van enig jaar een toeslag worden verleend. Het toeslagpercentage is afhankelijk van de dekkingsgraad die behoort bij deze pensioenaanspraken en het bestuursbesluit. Het bestuur heeft de volgende beleidsrichtlijnen opgesteld: Indien de dekkingsgraad lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen kan het bestuur eventueel besluiten tot korting op de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken; Indien de dekkingsgraad hoger is dan het minimaal vereist eigen vermogen kan het bestuur besluiten tot het verlenen van een toeslag op de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken. Het toeslagpercentage zal niet uitgaan boven de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud uitgaande van het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens (oktober – oktober). Deze toeslagverlening is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Op basis van de financiële positie van het fonds per 1 januari 2011 heeft het bestuur besloten om per deze datum een toeslag van 1,57% te verlenen op de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. Eind 2011 heeft het bestuur een continuïteitsanalyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat als het huidige toeslagbeleid wordt voortgezet de toekomstige pensioengerechtigden weinig uitzicht meer hebben op toeslag op hun pensioen. Hierdoor worden de belangen van de verschillende groepen niet evenredig behartigd. Het bestuur heeft begin 2012 besloten om het toeslagbeleid aan te passen. Het aangepaste toeslagbeleid gaat uit van een toeslagambitie van 30% van de consumentenprijsindex alle huishoudens. Op basis van de financiële positie van het fonds en het aangepaste toeslagbeleid heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2012 een toeslag van 0,8% te verlenen (dit is 30% van de consumentenprijsindex alle huishoudens) op de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken.
12
3.2.3
Beleggingsbeleid
De beleggingen voor het pensioenfonds kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën: de beleggingen voor de beschikbare-premieregeling en de beleggingen voor de ingegane uitkeringen (regulier vermogen). Beschikbare-premieregeling Zolang er nog geen omzetting in pensioen of premievrije aanspraken heeft plaatsgevonden, ligt het beleggingsrisico bij de deelnemer. Het pensioenfonds loopt geen risico over de verplichtingen die tegenover dit vermogen staan. Voor de beschikbare-premieregeling kunnen deelnemers beleggen via Life Cycle. Life Cycle betekent dat naarmate de pensioendatum dichterbij komt, de beleggingsmix minder risicovol wordt. Daarnaast kunnen deelnemers kiezen voor vrij beleggen in beleggingsdepots met verschillende risicoprofielen. Een overzicht van de depots wordt gegeven in paragraaf 4.3. Regulier vermogen Op het moment van pensionering wordt het opgebouwde vermogen omgezet in een pensioenuitkering. Het opgebouwde vermogen gaat op dat moment over naar het zogeheten regulier pensioenvermogen van het pensioenfonds. Het pensioenfonds bepaalt voor het regulier vermogen het beleggingsbeleid en draagt voor alle ingegane pensioenen collectief het beleggingsrisico. Het bestuur van het pensioenfonds stelt het strategische beleggingsbeleid vast voor het vermogen voor de ingegane uitkeringen (regulier vermogen). Duurzaam beleggen In het beleggingsbeleid vindt STPS het belangrijk dat bij aandelen- en / of obligatiekeuze rekening wordt gehouden met waarden en normen ten aanzien van mens, milieu en maatschappij. Door middel van het participeren in de beleggingsfondsen van TKPI wordt invulling gegeven aan dit verantwoord beleggingsbeleid. Deze fondsen hanteren als uitgangspunt voor hun verantwoord beleggingsbeleid de door de Verenigde Naties opgestelde UN Global Compact Principles. Stembeleid De beleggingsfondsen beleggen wereldwijd in beursgenoteerde ondernemingen en kunnen bij een Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) gebruik maken van het stemrecht. Het stembeleid wordt toegepast op Europese beursgenoteerde ondernemingen. Voor de uitvoering van het stembeleid wordt gebruik gemaakt van een daartoe gespecialiseerd stemadviesbureau Institutional Shareholder Services (ISS). Screening Jaarlijks wordt er een screening uitgevoerd van de aandelen- en obligatiebeleggingen. Bedrijven worden op basis van de UN Global Compact Principles beoordeeld. Indien in strijd met deze principles wordt gehandeld, zal met een selectie van deze bedrijven een dialoog gevoerd worden om hen aan te moedigen zich conform de UN Global Compact Principles te gedragen. Als dit niet leidt tot gewenste resultaten is het mogelijk dat niet langer in de betreffende onderneming belegd wordt. Uitsluitingen In sommige gevallen zal op voorhand gekozen worden voor uitsluiting. Dit betreft een aantal ondernemingen dat direct betrokken is bij de productie van bepaalde controversiële wapens, zoals anti-persoonsmijnen, chemische en biologische wapens, verarmd uranium munitie, nucleaire wapens en clusterbommen. Daarnaast wordt op basis van universeel erkende veroordelingen een aantal landen uitgesloten om in te beleggen. De uit te sluiten beleggingen
13
zijn staatsobligaties en overige leningen uitgegeven door staten die sancties hebben van de VN Veiligheidsraad en waarbij tot boycot opgeroepen is door de International Labour Organisation (ILO). Beleggingsbeheer Het beheer van de beleggingen vindt plaats volgens het manager of managers principe. Voor de actief beheerde portefeuille houdt dit in dat verschillende managers geselecteerd worden per beleggingscategorie, ieder met hun eigen beleggingsstijl. Dit leidt tot een grotere kans op een consistent hoger rendement dan de benchmark. Er is sprake van een intensief selectieproces. De ingezette externe vermogensbeheerders worden continu op een aantal punten beoordeeld. Op het moment dat een vermogensbeheerder niet meer aan vooraf gestelde criteria voldoet, kan dit leiden tot ontslag. Voor de passief beheerde portefeuilles, waarbij de benchmark wordt gevolgd, wordt in principe gebruik gemaakt van 1 manager. In hoofdstuk 4 Beleggingen wordt nader ingegaan op de uitkomsten van de gemaakte beleidskeuzes.
3.3
Risicobeheer
Het bestuur heeft zijn risicobeleid verwoord in de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, zal het pensioenfonds de premie verhogen binnen de kaders van de uitvoeringsovereenkomst en is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico’s is geïntegreerd in het beleggingsproces. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de beleggingen en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. De afdekking van het renterisico van de verplichtingen is ingevuld met behulp van de rentegevoeligheid van de vastrentende waarden binnen de portefeuille. De vastrentende waarden portefeuille bestaat uit EMU-staatsobligaties (met een AAA-kredietwaardigheid) en inflatie gerelateerde obligaties uitgegeven door Duitsland. Afgerond wordt 98% van het renterisico van de VPV afgedekt na een voorgeschreven FTK-renteschok.
14
Valutarisico Binnen de categorie aandelen wordt het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen volledig weggenomen (afgedekt met valutatermijncontracten naar de euro). Bij de overige beleggingscategorieën wordt in principe het gehele valutarisico afgedekt. Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardeveranderingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het afwikkelingsrisico (‘settlementrisico’). Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Ter afdekking van het afwikkelingsrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Om de concentratierisico’s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds gediversifieerd. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het pensioenfonds, wordt het verzekeringstechnisch
15
risico daar waar van toepassing herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2010-2060 (gecorrigeerd voor de fondsspecifieke sterfte), is bij het pensioenfonds het langlevenrisico voor een belangrijk deel gewaardeerd in de voorziening pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico en het uitbestedingsrisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP) en TKP Investments BV (TKPI). Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitbestedingsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP en TKPI over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP en TKPI een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoeringsorganisatie ‘in control’ is. PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (certificeert de ISAE 3402-rapportage. Door PwC wordt verklaard dat in de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 de beheersmaatregelen voldoende effectief hebben gefunctioneerd. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf 9.4.3.1).
16
4.
Beleggingen
4.1
Algemeen
Begin 2011 was de algemene marktverwachting nog dat de economie licht zou groeien en dat een nieuwe recessie onwaarschijnlijk zou zijn. De bedrijfsresultaten waren over het algemeen goed. Dit bevestigde het beeld van een aantrekkende economische groei. Dit kwam ook terug in de positieve rendementen op de aandelenmarkten in het eerste kwartaal. Daarnaast steeg de lange rente (30 jaars swaprente) van 3,5% naar 3,9%. Wel bleven de hoge schulden van overheden van Zuid Europese landen onderwerp op de Europese agenda. Ook in de Verenigde Staten waren de staatsschuld en een verlaging van de kredietwaardigheid een belangrijk thema. Deze problemen domineerden de markt de rest van het jaar. Zowel in de Verenigde Staten als in Europa kwamen politici niet met daadkrachtige oplossingen. De problemen van Griekenland verspreidden zich over Europa. Beleggers gingen hierdoor ook twijfelen aan de kredietwaardigheid van andere Europese landen en de risicopremies voor Spaanse, Italiaanse en Belgische staatsobligaties stegen sterk. Daarnaast was er een verslechtering van het economische nieuws. Bijna alle uitgekomen cijfers wezen op een groeivertraging. Vooral in het derde kwartaal was de crisissituatie op de financiële markten hierdoor groot. De correlatie tussen verschillende vermogenstitels was erg hoog. Dit betekende fors lagere aandelenkoersen en een dalende rente voor Duitsland en Nederland, door de vlucht van beleggers naar de meest kredietwaardige landen. Ook daalde de euro vanaf het derde kwartaal tegenover de meeste andere valuta’s. Over geheel 2011 daalde de euro 2,6% ten opzichte van de dollar. De lange rente (30 jaars swaprente) eindigde het jaar op 2,6%. Na het zeer negatieve derde kwartaal, herstelden de aandelenkoersen wereldwijd weer in het vierde kwartaal. Dit maakte de eerdere koersdalingen echter niet goed, waardoor de aandelenmarkten wereldwijd (dollar, yen, pond afgedekt naar de euro) het jaar 2011 negatief eindigden.
4.2
Regulier vermogen
Op het moment van pensionering van de deelnemer wordt het via de Beschikbare Premieregeling opgebouwde vermogen omgezet in een pensioenuitkering. Het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid en draagt daarbij het beleggingsrisico. Het bestuur van het pensioenfonds stelt jaarlijks het strategische beleggingsbeleid vast voor het vermogen voor de ingegane uitkeringen (regulier vermogen). Het belegd vermogen bedroeg eind 2011 € 9,6 miljoen. Samenstelling beleggingen De beleggingsmix bestond in 2011 strategisch voor 80% uit vastrentende waarden, 18% uit aandelen en 2% uit alternatieve beleggingen, grondstoffen. Hierbij zorgen de beleggingen in de vastrentende waarden ervoor dat de looptijd van de beleggingen zo goed mogelijk aansluiten bij die van de verplichtingen, zodat het renterisico is afgedekt. In november 2011 is het strategische beleggingsbeleid door het bestuur geëvalueerd. Besloten is de strategische beleggingsportefeuille te wijzigen in: 80% vastrentende waarden, 15% aandelen en 5% grondstoffen. Deze wijzigingen zijn eind 2011 doorgevoerd.
17
Benchmark
Relatief
Wereldwijd
Rendement
Aandelen
Gewicht
Resultaten regulier belegd vermogen 2011 (%)
15,4
-9,2
-7,3
-2,1
12,3
-8,8
-6,9
-2,1
Europa
2,0
-10,3
-9,1
-1,3
Opkomende markten
1,1
3,1
1,9
1,1
Vastrentende waarden
79,4
14,2
14,3
-0,1
Langlopende staatsobligaties
36,3
14,0
14,0
0,0
Nederlandse staatsobligaties
33,4
0,1
0,1
0,0
Inflatiegerelateerde obligaties
9,7
1,4
1,5
0,0
Alternatieve beleggingen
5,2
-1,4
-0,9
-0,5
Grondstoffen
5,2
-1,4
-0,9
-0,5
100,0
9,7
9,8
-0,1
Totaal
In de onderstaande tabel wordt het rendement van het regulier belegd vermogen over de afgelopen jaren weergegeven. Rendement portefeuille Rendement benchmark Relatief rendement
4.2.1
2011 9.7% 9.8% -0.1%
2010 7.8% 8.0% -0.2%
2009 8.1% 8.5% -0.3%
2008 0.5% 0.8% -0.3%
2007 4.7% 5.4% -0.7%
Aandelen
Samenstelling De aandelenmix bestaat uit 80% aandelen wereldwijd en 20% Europa, waarbij het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen is afgedekt naar de euro. De wereldwijde aandelenbeleggingen zijn regionaal gespreid. De aandelenbeleggingen vinden plaats via multi-manager beleggingsfondsen. De fondsen maken voor de aandelenselectie gebruik van gespecialiseerde externe vermogensbeheerders. Er wordt gestuurd op een evenwichtige verdeling van mandaten over verschillende thema’s zodat een gematigd risicoprofiel ontstaat. Naar aanleiding van de evaluatie van het strategische beleggingsbeleid is ook de samenstelling binnen de categorie aandelen gewijzigd om meer spreiding aan te brengen. De aandelenmix is gewijzigd in 80% aandelen wereldwijd, 13% Europa en 7% opkomende markten. De werkelijke verdeling van deze beleggingen per eind 2011 over de verschillende regio’s en sectoren wordt weergegeven in de jaarrekening. In principe wordt jaarlijks teruggestuurd naar de strategische normgewichten. Rendement Het rendement op de aandelenbeleggingen was door de koersdaling van aandelenwereldwijd in 2011 ruim negatief met -9,2%. De aandelenbeleggingen bleven achter bij de benchmark. Dit kwam vrijwel volledig door de beleggingen in Europa en Noord Amerika. Deze beleggingen
18
bleven achter toen de aandelenkoersen gemiddeld fors daalden, met name in het derde kwartaal. De portefeuilles van deze managers waren aan het begin van het kwartaal gepositioneerd voor een bescheiden economische groei. Op het moment dat de euro crisis verhevigde en markten opeens uitgingen van een nieuwe economische recessie, deden de portefeuilles van deze managers het minder goed dan de benchmark. In het vierde kwartaal herstelden de koersen op de aandelenmarkten wereldwijd. De managers binnen het fonds wisten over een breed front waarde toe te voegen, maar dit was niet voldoende om het lagere rendement dan de benchmark in het derde kwartaal goed te maken. De managers uit de andere regio’s lieten wel een beter resultaat zien dan de benchmark. Zo belegden de managers in opkomende landen relatief meer in aandelen gericht op de binnenlandse economie en minder in de minder presterende sectoren, zoals basismaterialen en grondstoffen. Afdekken van valuta Het afdekken van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen droeg negatief bij aan het absolute rendement van het wereldwijd beleggende aandelenfonds. Dit kwam voornamelijk door de stijging van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro. Zonder de valutaafdekking bedroeg het rendement van de wereldwijd benchmark -4,2%, met afdekking bedroeg het rendement -6,9%.
4.2.2
Vastrentende waarden
Samenstelling De vastrentende waarden portefeuille bestaat voor 100% uit een beleggingsfonds met langlopende EMU staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid. Dit fonds hanteert een passief beleggingsbeleid en volgt de benchmark. De samenstelling binnen de beleggingen in vastrentende waarden is naar aanleiding van de evaluatie van het strategische beleggingsbeleid gewijzigd. De mix vastrentende waarden als percentage van het totaal is gewijzigd in 35% EMU staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid, 35% Nederlandse staatsobligaties en 10% uit Duitse inflatiegerelateerde obligaties. Deze wijzigingen zijn eind 2011 doorgevoerd. Alle genoemde gewichten zijn dynamisch en wijken gedurende het jaar af van het normgewicht door marktontwikkelingen. De werkelijke gewichten, de rating en de sectorverdeling worden weergegeven in de jaarrekening. In principe wordt jaarlijks teruggestuurd naar de strategische normgewichten. Rendement EMU-AAA langlopende staatsobligaties behaalden een positief rendement van 14,0% in 2011 doordat beleggers hun toevlucht zochten in de meest kredietwaardige landen. De rente op staatobligaties uit AAA landen daalde hierdoor fors. In 2011 is de benchmark van deze beleggingen gewijzigd. De oude benchmark was gebaseerd op marktkapitalisatie: het land met de meeste schuld heeft ook het hoogste gewicht in de benchmark. De nieuwe benchmark is gebaseerd op omvang van de economie, de schuld en de risicopremie op de obligatiemarkt. Deze methode zorgt dat landen met minder schuld en een lagere risicopremie een groter gewicht binnen de benchmark hebben gekregen. Door de wijziging daalde het gewicht van Frankrijk met ruim 15%-punt en steeg het gewicht van Nederland (+10%-punt) en Finland (+5%-punt). Het minder beleggen in Franse staatobligaties had een positief effect op het resultaat. Franse staatsobligaties kwamen onder druk door de angst voor een lagere kredietwaardigheid. Hierdoor was het rendement op Franse staatsobligaties lager dan het rendement van de benchmark als geheel.
19
4.2.3
Grondstoffen
De beleggingen in grondstoffen worden passief beheerd. Het fonds maakt gebruik van een externe vermogensbeheerder die zowel de indirecte beleggingen in grondstoffen als het bijbehorende onderpand beheert. Het onderpand en de kasgelden behorend bij de beleggingen worden belegd in T-bills (overheidspapier (VS, NL, Duitsland) met een looptijd korter dan één jaar), zodat het kredietrisico beperkt is. In 2011 is de benchmark gewijzigd, waardoor niet langer in aardgas wordt belegd vanwege de op langere termijn verwachte negatieve rendementen. Rendement De grondstoffen beleggingen behaalden in 2011 door de daling van de grondstofprijzen een negatief rendement van -1,4%. Het niet langer beleggen in aardgas had in 2011 een positief effect op het rendement.
4.3
Beschikbare-premieregeling
Voor de beschikbare-premieregeling en de individuele bijspaarregeling kunnen deelnemers beleggen via de Life Cycle. Dit betekent dat naarmate de pensioendatum voor de individuele deelnemer dichterbij komt, de beleggingsmix automatisch minder risicovol wordt. Ook kunnen deelnemers kiezen voor vrij beleggen in beleggingsdepots. Het beleggingsrisico en het langlevenrisico van de IPS- en BPR-regeling is voor rekening van de deelnemer. De samenstelling van de beleggingsdepots wijkt hierdoor af van de samenstelling van de beleggingen van het reguliere vermogen. Zo wordt het renterisico bij de IPS en BPR beleggingsdepots gegeven het inkoopbeleid bij het pensioenfonds, niet door langlopende EMUstaatsobligaties afgedekt, zoals bij het reguliere vermogen. Juist deze beleggingen had de grootste positieve bijdrage aan het rendement van de beleggingsportefeuille van het reguliere vermogen. Eind 2011 was in totaal ongeveer EUR 25,8 miljoen (2010: EUR 25,3) belegd via de beschikbare-premieregeling, waarvan ongeveer EUR 22,2 miljoen via de Life Cycle en ongeveer EUR 3,6 miljoen via vrij beleggen-depots. De onderstaande tabellen geven de samenstelling van de Life Cycle en van de Vrij Beleggen depots weer. Life Cycle (in termen van “jaren tot pensionering” en voor pensioenleeftijd 65) Jaren tot pensionering >22 16-22 8-15 5-7 <5
Leeftijd
Depot
<43 43-49 50-57 58-60 61-64
I II III IV V
20
Beleggingsmix Aandelen/Obligaties/Geldmarkt 90%/10%/0% 75%/25%/0% 50%/50%/0% 25%/75%/0% 10%/0%/90%
Samenstelling ”Vrij beleggen” depots Samenstelling 100% aandelen, 0% obligaties 75% aandelen, 25% obligaties 50% aandelen, 50% obligaties 25% aandelen, 75% obligaties 0% aandelen, 100% obligaties 50% aandelen*, 50% obligaties 100% geldmarkt
A B C D E F G *betreft aandelen die voldoen aan duurzame criteria.
De aandelenmix bestaat uit 80% aandelen wereldwijd en 20% Europa, waarbij het valutarisico voor het aandelengedeelte van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen is afgedekt naar de euro. Ook bestaat er de mogelijkheid om 100% in aandelen die voldoen aan duurzame criteria te beleggen. Duurzame beleggingen zijn beleggingen waarbij, naast de financiële doelstellingen, rekening wordt gehouden met waarden en normen ten aanzien van mens en milieu. Het bestuur heeft besloten de wijzigingen in de samenstelling voor de aandelenmix voor het reguliere vermogen ook door te voeren voor de beleggingsmixen voor 2012. De vastrentende waarden voor de beleggingsdepots worden gespreid over verschillende soorten obligaties. De samenstelling van de vastrentende waarden voor de beleggingsdepots is: 40% Euro staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid, 40% bedrijfsobligaties, 20% inflatiegerelateerde obligaties van landen die meedoen aan de euro. Conform het reguliere vermogen heeft het bestuur besloten om de inflatiegerelateerde obligaties voor 2012 om te zetten naar alleen Duitse inflatiegerelateerde obligaties, om op deze manier het landenrisico te verminderen. Het depot dat uit 100% geldmarkt bestaat, belegt in kortlopende (1- daagse) deposito’s, via het TKP MM Short Term Money Market Fund. Hiermee zijn deze beleggingen goed verhandelbaar, direct opvraagbaar en hebben een zo laag mogelijk risico. Wel staat daar tegenover dat het verwachte rendement laag is. Resultaten beleggingsdepots (%) A Aandelen/obligaties/geldmarkt Rendementen 2011
B
C
D
E
100/0/0
75/25/0
50/50/0
25/75/0
0/100/0
-9,1%
-5,9%
-2,6%
0,7%
4,1%
F 50*/50/0 1,6%
G 0/0/100 1,0%
*Betreft aandelen die voldoen aan duurzame criteria.
Resultaten Life Cycle (%) Aandelen/obligaties/geldmarkt Rendementen 2011
I
II
III
IV
V
90/10/0
75/25/0
50/50/0
25/75/0
10/0/90
-2,6%
0,7%
-7,8%
21
-5,9%
0,0%
5.
Pensioenen
5.1
Pensioencommunicatie
Eén van de belangrijkste communicatiedoelstellingen van STPS is het verhogen van het pensioenbewustzijn bij de deelnemers. Transparante pensioencommunicatie is daarom één van de kernactiviteiten van het pensioenfonds geworden. De basis van pensioencommunicatie is het communicatieplan, waarin per doelgroep de doelstellingen en de in te zetten communicatiemiddelen worden vermeld. Vanuit dit communicatieplan wordt aan alle reguliere en verplichte uitingen gewerkt. Daarnaast wordt er een aantal aanvullende middelen ingezet en is er gedurende het jaar ingespeeld op de actualiteit. Onderdeel van het communicatieplan is het ‘persplan’, waarin staat hoe STPS met de media communiceert. De bouwstenen voor dit communicatieplan zijn voortgekomen uit de strategische communicatiesessie met het pensioenfondsbestuur. Deze zijn verwerkt in het communicatieplan en zullen verder vorm gaan krijgen in 2012. Reguliere communicatie Het fonds maakt voor de reguliere communicatie gebruik van de volgende communicatiemiddelen:
Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in mei 2011 verstuurd. In de begeleidende brief bij het UPO is de deelnemer gewezen op zijn/haar eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot zijn/haar pensioen. Het UPO is voor de deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website.
Overzicht partnerpensioen De pensioengerechtigden hebben in het najaar van 2011 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen.
Pensioenkrant De deelnemers hebben in 2011 een uitgave van de pensioenkrant ontvangen.
22
Beleggingsoverzichten Deelnemers aan de beschikbare premieregeling en/of aan de regeling Individueel Pensioensparen, hebben in 2011 een beleggingsoverzicht ontvangen.
Website De website van het pensioenfonds is een belangrijk communicatiemiddel. De website heeft als doel op toegankelijke wijze pensioeninformatie te geven. In reguliere en verplichte schriftelijke middelen wordt verwezen naar de website. De website wordt steeds belangrijker in de communicatie met deelnemers. In het voorjaar van 2011 is de website vernieuwd. De structuur en de opbouw van de site zijn aangepast. Het doel is een hogere klanttevredenheid en een toename van het aantal deelnemers dat via de website pensioeninformatie vindt. Verder is er een meting toegevoegd en bestaat de mogelijkheid om extra aandacht aan een bepaald onderwerp te besteden. Net als bij de voorgaande website, kunnen deelnemers en exdeelnemers inloggen om zo bij hun persoonlijke gegevens te komen. De pensioenplanner is beschikbaar, waarmee deelnemers kunnen bekijken wat voor invloed bepaalde pensioenkeuzes hebben op de hoogte van hun pensioen. Tevens kunnen deelnemers hier hun actuele saldo van de beschikbare premieregeling en van de regeling Individueel Pensioensparen bekijken. Informatie over verhoging inkooptarieven Het bestuur heeft de inkooptarieven voor de beschikbare-premieregeling en de regeling Individueel Pensioensparen per 1 april 2011 verhoogd. Deelnemers voor wie dit direct invloed kan hebben, hebben een brief ontvangen over de verhoging van deze tarieven. Deze informatie is ook geplaatst op de website en de pensioenkrant.
5.2
Pensioenadministratie
Gegevensaanlevering De maandelijkse gegevensaanlevering van KPN Contact (KCCN) is in 2011 goed verlopen. De aanlevering van de werkgever was tijdig en de uitvalpercentages van de gegevensaanleveringen waren minimaal. De gegevens zijn in 2011 door de pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie. Beantwoording deelnemersvragen Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen per communicatiekanaal. Vooral in het eerste kwartaal van 2011 hebben (gewezen) deelnemers vragen gesteld aan het pensioenfonds. In totaal hebben in 2011 1.127 deelnemers een vraag gesteld (2010: 1.270). 350 300 250 200
Telefonische vragen
150
Schriftelijke vragen E-mail contact
100 50 0 1e kwrt 2011 2e kwrt 2011 3e kwrt 2011 4e kwrt 2011
23
5.3
Pensioenregeling
De pensioenregeling is van kracht sinds 1 januari 2003 en vastgelegd in het Pensioenreglement van STPS. De pensioenregeling wordt in de Pensioenwet gekarakteriseerd als een premieovereenkomst. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling zijn:
Pensioensysteem
Beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst).
Pensioenleeftijd
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, waarbij vervroeging mogelijk is (tot 60 jaar).
Toetredingsleeftijd
De toetredingsleeftijd is 21 jaar.
Franchise
€ 13.633 (2012), volgt de CAO verhogingen.
Pensioengevend salaris
12 maal het pensioengevend maandsalaris zoals genoemd in de CAO verhoogd met de vakantietoeslag.
Beschikbare-
De beschikbare-premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke staffel. Het saldo wordt
premieregeling
voor (gewezen) deelnemers omgezet op de pensioendatum tegen de dan geldende inkooptarieven. Het bestuur is bevoegd om deze inkooptarieven jaarlijks aan te passen. De inkooptarieven worden verhoogd met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitsopslag. In de beschikbare premie staffel is inbegrepen een opslag van 5% voor premievrijstelling bij invaliditeit.
Beschikbare premie staffel
Tot 27 jaar
5,0%
42-46
10,9%
(2011)
27-31
6,0%
47-51
13,3%
32-36
7,4%
52-56
16,2%
37-41
9,0%
57-61
19,9%
62 jaar en ouder
23,0%
Partnerpensioen
Verzekerd op risicobasis. Opbouwpercentage 1,25% per jaar over pensioengrondslag vermenigvuldigd met de te bereiken deelnemingsjaren.
ANW-hiaatverzekering
ANW-hiaatverzekering is optioneel en de premies voor deze regelingen komen voor rekening van de deelnemer.
Wezenpensioen
20% van het nabestaandenpensioen.
Premievrijstelling bij AO
Bij arbeidsongeschiktheid wordt het werkgeversdeel van de premie geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid.
WIA-excedent
Optioneel onderdeel van de regeling: maximaal 70% van het salaris boven max. WIA-loon: € 50.065 (2012). De premie voor deze regeling komt voor rekening van de deelnemer.
Toeslagverlening
De toeslagverlening is voorwaardelijk. Ingegane pensioenen kunnen per 1 januari worden herzien. Deze herziening is afhankelijk van de dekkingsgraad die behoort tot de ingegane pensioenen. Het bestuur heeft de volgende beleidsrichtlijn opgesteld:
Indien de dekkingsgraad lager is dan het minimumniveau kan het bestuur besluiten tot vermindering van de ingegane pensioenen;
Indien de dekkingsgraad hoger is dan de minimale reservegrens kan het bestuur besluiten
tot
verhoging
van
de
ingegane
pensioenen.
Deze
verhoging zal niet uitgaan boven de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud uitgaande van het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens (oktober – oktober). Financiering
De eigen bijdrage voor de deelnemer is vastgelegd in de CAO. De werkgever is uitsluitend de jaarlijkse kosten van de regeling verschuldigd. De maximale werkgeverspremie bedraagt 7,3% van de totale loonsom van de deelnemers.
Flexibele elementen
De pensioenregeling heeft een aantal flexibele elementen:
Flexibele ingangsdatum 60 tot 65
Flexibele aanwendingsmogelijkheden
Vrijwillige bijspaarregelingen: Regeling aanvullend prepensioen (geboren
24
voor 1950) en Regeling aanvullend partnerpensioen Het bestuur is bevoegd de flexibiliseringfactoren jaarlijks aan te passen. Beleggingsfondsen
De BPR-premie moet worden ingelegd in de Life Cycle of in één van de zeven beleggingsdepots van STPS met verschillende risicoprofielen. De risico’s zijn voor rekening van de deelnemer. Wanneer de deelnemer geen keuze maakt wordt belegd in het Life Cycle depot.
Aanpassing pensioenreglementen - Op grond van de CAO-afspraken heeft het bestuur besloten om de beschikbare premiestaffel met 1 januari 2012 te verhogen met 4%. - Aanpassing afkoopfactoren. De afkoopfactoren voor afkoop klein pensioen zoals deze zijn opgenomen in de pensioenreglementen, worden jaarlijks aangepast aan de actuele rentestand en sterfteontwikkelingen. De gewijzigde afkoopfactoren worden toegepast vanaf 1 januari 2012; - Aanpassing overige factoren. Deze factoren worden jaarlijks aangepast aan de sterfteontwikkelingen, rentestand en man-vrouw verhoudingen. De gewijzigde factoren zullen vanaf 1 januari 2012 worden toegepast.
5.4
Nieuwe wetgeving
Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de ingangsdatum van de AOW, de fiscale eisen bij vervroeging van pensioen en de voorstellen om te komen tot een aanpassing van de bestuursmodellen van pensioenfondsen. Daarnaast stonden de ontwikkelingen in het kader van het Pensioenakkoord in het verslagjaar volop in de belangstelling. AOW-uitkering op verjaardag Het wetsvoorstel om de AOW-uitkering in te laten gaan op de dag dat iemand 65 jaar wordt (op de verjaardag), is in december 2011 door de Eerste Kamer aangenomen en zal per 1 april 2012 in werking treden. Tot 1 april 2012 gaat de AOW-uitkering nog in op de eerste dag van maand waarin iemand 65 jaar wordt. Deze wijziging kan ertoe leiden dat er geen aansluiting meer is tussen de ingangsdatum van de AOW-uitkering en het ouderdomspensioen aan de ene kant en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan de andere kant. Wetsvoorstel verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW In dit wetsvoorstel, dat in oktober 2011 bij de Tweede Kamer is ingediend, gaat het om de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, de mogelijkheid om de AOW-uitkering eerder of later in te laten gaan en om een extra verhoging van de AOW-uitkering. Voorgesteld wordt de AOW-leeftijd in 2020 te verhogen naar 66 jaar en naar verwachting in 2025 naar 67 jaar. Afhankelijk van de ontwikkeling van de levensverwachting maakt het wetsvoorstel een verdere verhoging mogelijk. Daarnaast wordt geregeld dat de AOW-uitkering onder actuariële herrekening zowel kan worden vervroegd als uitgesteld. Tot slot zal de AOWuitkering volgens het wetsvoorstel tussen 2012 en 2028 extra worden verhoogd. Voor wat betreft aanpassing van het Witteveen-kader zal de fiscale pensioenrichtleeftijd volgens het wetsvoorstel in 2014 worden verhoogd naar 67 jaar. Een verdere verhoging is net als voor de AOW - mogelijk. Het voorstel voorziet niet in een verlaging van de fiscaal
25
maximale opbouwpercentages, zij het dat de huidige maximale opbouwpercentages gekoppeld zullen worden aan de hogere pensioenleeftijd. Demissionair minister Kamp heeft in het kader van het stabiliteitsprogramma aangekondigd te komen met een aanpassing van het wetsvoorstel, waarbij uitgegaan wordt van een versnelde, stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd. (Door)werken en bijverdienen bij vervroeging van pensioeningangsdatum Voor vervroeging van de pensioeningangsdatum gold tot voor kort de fiscale eis dat dit alleen mogelijk was voor het gedeelte dat de deelnemer stopt met werken. De deelnemer diende een verklaring te ondertekenen, waarin hij verklaart te stoppen met werken en ook niet meer de intentie heeft weer te gaan werken. De staatssecretaris van Financiën heeft bij Besluit van 30 augustus 2011 bekendgemaakt dat deze eis komt te vervallen voor zover het pensioen niet vóór de 60e verjaardag vervroegd ingaat. Dit betekent dat bij een vervroeging van pensioen vanaf de 60-jarige leeftijd, niet meer getoetst hoeft te worden of de deelnemer stopt met werken. Gaat het pensioen na vervroeging eerder in dan op 60-jarige leeftijd, dan geldt de voorwaarde nog wel. Voor zover van toepassing zijn de pensioenreglementen hierop aangepast. Afwijkende teksten toeslagenmatrix Per 1 april 2011 is de wetgeving rondom de toeslagenmatrix gewijzigd. De wet is zodanig aangepast dat afwijken van de standaardteksten van de zogenoemde voorwaardelijkheidsverklaring is toegestaan als het gebruik van de standaardteksten tot onjuiste, onbegrijpelijke of onduidelijke informatie aan de deelnemer zou leiden. De voorwaardelijkheidsverklaring dient in alle persoonlijke uitingen opgenomen te worden voor zover in deze uitingen over toeslagen wordt gesproken. De AFM zal achteraf controleren in hoeverre de afwijkingen bijdragen aan de begrijpelijkheid en/of juistheid van de voorwaardelijkheidsverklaring. In de wet is expliciet bepaald dat de afwijkingsmogelijkheid zich beperkt tot de voorwaardelijkheidsverklaring in persoonlijke uitingen. Dit heeft tot gevolg dat er vooralsnog geen mogelijkheid is om in pensioenreglementen en de uitvoeringsovereenkomsten van de standaardtekst van de voorwaardelijkheidsverklaring af te wijken. De beoordeling daarvan ligt bij DNB. Wijziging melding arbeidsongeschiktheid Artikel 37 van de Pensioenwet is ten aanzien van de melding van de arbeidsongeschiktheid gewijzigd. Voorheen werd hierin bepaald dat pensioenuitvoerders verplicht zijn met het UWV een contract te sluiten op grond waarvan het UWV aan de pensioenuitvoerder de arbeidsongeschiktheid van de werknemer meldt. Deze verplichting is vervallen. In plaats daarvan geldt dat het UWV aan een pensioenuitvoerder automatisch de arbeidsongeschiktheidsmeldingen en de daarin optredende mutaties doorgeeft. Standaard uitruil partnerpensioen In de Pensioenwet is een bepaling opgenomen waarin geregeld is dat bij baanwisseling een standaarduitruil plaatsvindt van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen, als dat is opgenomen in de pensioenregeling. Dit betekent, dat de uitruil plaatsvindt, tenzij de deelnemer en de partner nadrukkelijk aangeven niet te kiezen voor de uitruil. Op de pensioendatum was een standaarduitruil voor pensioenregelingen met een partnerpensioen op risicobasis al voorgeschreven. Door het fonds wordt zowel op de pensioendatum als bij beëindiging van de deelneming vóór de pensioendatum standaarduitruil aangeboden.
26
Wetsvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ Het kabinet heeft in februari 2012 het wetsvoorstel ‘Wet versterking bestuur pensioenfondsen’ ingediend bij de Tweede Kamer. Samenvattend staan de volgende uitgangspunten bij de herziening van de wettelijke regels centraal: versterking van de deskundigheid van het bestuur en het intern toezicht; adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers; stroomlijning van taken en organen. Ten opzichte van de huidige wettelijke regels beoogt het wetsvoorstel onder meer de volgende wijzigingen:
keuze tussen twee bestuursmodellen: het paritaire model met bestuursvertegenwoordiging door de drie geledingen en het onafhankelijke model met onafhankelijke bestuurders; pensioengerechtigden hebben altijd zitting in het paritaire bestuur (de raadpleging onder pensioengerechtigden vervalt); bij het paritaire model is er een deelnemers- en pensioengerechtigdenraad met de bevoegdheden van het huidige verantwoordingsorgaan; de huidige deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan houden op te bestaan; bij afspraken over een maximalisatie van de premie is het aantal bestuurszetels voor de werkgever lager; bij het onafhankelijke model is er een belanghebbendenorgaan, bestaande uit de drie geledingen, met een aantal goedkeuringsrechten en een advies- en verantwoordingstaak; het intern toezicht wordt bij bedrijfstakpensioenfondsen uitgevoerd door een permanente raad van toezicht, welke een aantal goedkeuringsrechten krijgt; bij ondernemingspensioenfondsen kan wat betreft het intern toezicht worden gekozen voor een permanente raad van toezicht of jaarlijkse visitatie door een onafhankelijke visitatiecommissie; de deskundigheidstoets zal gaan gelden voor alle beleidsbepalers van het pensioenfonds, waaronder de leden van het belanghebbendenorgaan en de raad van toezicht; het bestuur kan een kandidaat-bestuurder weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel.
De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2013. Pensioenfondsen krijgen na inwerkingtreding van het wetsvoorstel, met uitzondering van enkele bepalingen, een jaar de tijd om de interne organisatie en de relevante documenten aan te passen. Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen Vanaf 10 december 2011 is de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen van kracht. Pensioenfondsen worden hiermee verplicht om volgens voorschriften van DNB een financieel crisisplan te maken, hierover te communiceren met belanghebbenden en het plan ‘up-to-date’ te houden. DNB gaat er van uit dat pensioenfondsen uiterlijk 1 mei 2012 een crisisplan gemaakt hebben en opgenomen hebben in de ABTN. DNB is van mening dat pensioenfondsen zich daarmee beter op een financiële crisis kunnen voorbereiden. Bovendien geeft een crisisplan deelnemers inzicht in de mogelijke gevolgen van zo’n crisissituatie voor hun pensioen. Het fonds heeft op 30 april 2012 het crisisplan ingediend bij DNB. Beleidsregel ‘Deskundigheid’ Nadat DNB en AFM in september 2010 een consultatieversie van de vernieuwde beleidsregel ‘Deskundigheid’ hadden gepubliceerd, is de ‘Beleidsregel Deskundigheid’ op 1 januari 2011 in werking getreden. In de beleidsregel zijn de deskundigheidseisen verder aangescherpt. De vereiste deskundigheid moet blijken uit opleiding, werkervaring en competenties. De beleidsregel geldt voor nieuwe (kandidaat)bestuursleden en heeft in het verslagjaar geleid tot
27
het opstellen van het beleidsdocument ‘Deskundig en competent pensioenfondsbestuur’. Een onderdeel van dit document is het deskundigheidsplan. Pensioenakkoord Op 10 juni 2011 presenteerde de Stichting van de Arbeid de nadere uitwerking van het Pensioenakkoord van juni 2010. Om de gevolgen van de stijging van de levensverwachting het hoofd te bieden, worden voorstellen gedaan voor meer voorwaardelijke pensioenen, bijvoorbeeld met betrekking tot de pensioenleeftijd. Daarnaast zouden pensioenregelingen meer dan nu het geval is, moeten ‘mee-ademen’ met de financiële positie van het pensioenfonds om de schokbestendigheid van het stelsel te vergroten. Voor een aantal van de voorstellen is aanpassing van de Pensioenwet, het FTK en de fiscale pensioenwetgeving nodig. Het is aan de decentrale sociale partners om verdere invulling te geven aan het Pensioenakkoord. Verwacht wordt dat de wetsvoorstellen tot aanpassing van de Pensioenwet en het FTK niet eerder dan in 2013 bij de Tweede Kamer zullen worden ingediend. Op welke manier de val van het kabinet Rutte invloed zal hebben op dit proces, zal moeten blijken. Het fondsbestuur volgt de ontwikkelingen op dit terrein op de voet. Verantwoordelijkheidsverdeling fondsbestuur en sociale partners De uitwerking van het Pensioenakkoord heeft het vraagstuk van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen sociale partners (als verantwoordelijken voor de arbeidsvoorwaarden) en het pensioenfondsbestuur (als uitvoerder van de pensioenregeling) pregnanter dan tot nu toe op tafel gelegd. Hierover is door de Pensioenfederatie intensief gesproken met de Stichting van de Arbeid. In een notitie van de Pensioenfederatie van december 2011 wordt uitgebreid ingegaan op deze verantwoordelijkheidsverdeling. Het fondsbestuur heeft hier met belangstelling kennis van genomen. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid De koepelorganisaties van pensioenfondsen en verzekeraars hebben in 2011 op hoofdlijnen een akkoord bereikt om op uniforme wijze het inloop- dan wel het uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid te dekken. Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. De nieuwe uitvoerder krijgt volgens de afspraken de mogelijkheid dit risico te beperken. Het kabinet heeft aangegeven de gemaakte afspraken in wetgeving te willen verankeren nadat een aantal onderdelen van die afspraken juridisch zijn getoetst. Indien die toetsing geen belemmeringen oplevert voor een wettelijke uitwerking, zal het kabinet naar verwachting in de loop van 2012 aan de Tweede Kamer het betreffende wetsvoorstel aanbieden.
28
6.
Actuariële analyse
Bedragen x € 1.000 Actuariële analyse voor risico pensioenfonds
2011
2010
Resultaat op premie Resultaat op beleggingen Resultaat op toeslagverlening Resultaat wijziging rentetermijnstructuur Resultaat op kosten Resultaat op herverzekering Resultaat op sterftegrondslagen Overige resultaten
0 758 -65 -807 -17 194 0 276
32 352 -80 -367 18 536 -113 176
Totaal resultaat staat van baten en lasten
339
554
Het resultaat in 2011 wordt voornamelijk verklaard door de volgende oorzaken: Het resultaat op beleggingen wordt veroorzaakt doordat het gerealiseerde resultaat op beleggingen van € 853 duizend hoger is dan het benodigde beleggingsrendement voor het oprenten van de voorziening pensioenverplichtingen van € 94 duizend; Het resultaat op toeslagverlening bedraagt € 65. Het bestuur heeft besloten per 1 januari 2012 een toeslag te verlenen van 0,8%.; De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan het eind van iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft in 2011 geleid tot een stijging van de voorziening en dus tot een negatief resultaat van € 807 duizend; Op kosten is een negatief resultaat behaald van € 17 duizend; Het resultaat op herverzekering bestaat uit vier componenten: De opslag in de premie voor premievrijstelling en WIA-excedent is groter dan de verschuldigde premie aan de herverzekeraar, dit levert een positief resultaat van € 35 duizend; De ontvangen ANW en risico-PP-premies zijn groter dan de verschuldigde premie aan de herverzekeraar, dit levert een positief resultaat van € 54 duizend; Resultaat op arbeidsongeschiktheid ter grootte van € 69 duizend; Resultaat op overlijden ter grootte van € 36 duizend. De overige resultaten bestaan voornamelijk uit: Het resultaat op pensioneren van € 170 duizend. Bij pensionering wordt het opgebouwde saldo sekseneutraal omgezet in aanspraak, waarbij rekening gehouden wordt met de door DNB vereiste buffers; Het resultaat op overige mutaties van € 26; Correctie overig van € 80 duizend als gevolg van terugwerkende kracht mutaties.
29
Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met aangroei van pensioenverplichtingen, een opslag voor het bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorend vereist eigen vermogen, een opslag voor het bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorend uitvoeringskosten en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling. De kostendekkende premie voor 2011 bedraagt € 6,4 miljoen (2010: € 6,0 miljoen). Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De gedempte premie wordt berekend door de rekenrente, vastgesteld op de tariefrente van de inkooptarieven. De gedempte kostendekkende premie voor 2011 bedraagt € 6,3 miljoen. De feitelijke premie voor het jaar 2011 bedraagt € 6,5 miljoen (2010: € 6,1 miljoen). De ontvangen premie komt overeen met de premiebijdragen in de jaarrekening van € 5,4 miljoen vermeerderd met het DCkapitaal dat is aangewend voor inkoop pensioenrechten van € 1,1 miljoen. Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie.
30
7.
Besturing en naleving wetgeving
7.1
Algemeen
Het bestuur van het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenovereenkomst voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. De inhoud van de pensioenovereenkomst is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan.
7.2
Bestuursaangelegenheden
In het verslagjaar hebben zich geen mutaties voorgedaan in de bestuurssamenstelling. Het bestuur heeft een rooster van aftreden vastgesteld. Het maximaal aantal zittingstermijnen is drie termijnen van elk vier jaar. Na afloop van een zittingstermijn is er maximaal twee keer de mogelijkheid tot herbenoeming. De maximale totale zittingstermijn bedraagt twaalf jaar. Om automatische herbenoemingen te voorkomen vindt, door het bestuur, voordat een bestuurslid wordt voorgedragen voor herbenoeming, een evaluatie van het functioneren plaats. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk inzicht te hebben in het eigen functioneren en beleid, evenals in de uitvoering van het reglement en het functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Om inzicht te krijgen in het eigen functioneren, evalueert het bestuur eenmaal per jaar of bestuursleden bijvoorbeeld voldoende basiskennis heeft van alle activiteitengebieden binnen het pensioenfonds en of het bestuur voldoende zorg draagt voor de handhaving van het vertrouwen in het pensioenfonds. Het bestuur heeft in het derde kwartaal deelgenomen aan de SPO kennistest en zal de resultaten daarvan gebruiken voor de collectieve zelfevaluatie. Deze zelfevaluatie zal in 2012 plaatsvinden. In het verslagjaar heeft vijf keer een reguliere vergadering plaatsgevonden. In deze vergaderingen is aandacht besteed aan de financiële situatie en de actuele ontwikkelingen op pensioengebied. Daarnaast heeft het bestuur in 2011 een woodsmeeting georganiseerd. Tijdens deze woodsmeeting is uitgebreider stilgestaan bij de uitbesteding en deskundigheid van het bestuur. De beleggingscommissie heeft in het verslagjaar vier keer vergaderd ter voorbereiding van beleggingsonderwerpen in het bestuur. De participatie van bestuursleden bij de vergaderingen was van een goed niveau en bij het overgrote deel van de vergaderingen waren alle bestuursleden aanwezig.
7.3
Goed pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, het geven van rekenschap en het afleggen van verantwoording aan het verantwoordingsorgaan over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het
31
pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. Visitatiecommissie Voor de inrichting van het interne toezicht wordt gebruik gemaakt van een visitatiecommissie die tenminste eens per drie jaar een visitatie uitvoert. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Er heeft in 2011 geen visitatie plaatsgevonden. Het bestuur heeft in 2011 besloten een visitatie uit te laten voeren over het verslagjaar 2011. Deze visitatie heeft plaatsgevonden in 2012 en het rapport zal worden opgenomen in het jaarverslag van 2012. Verantwoordingsorgaan Sinds 1 januari 2008 is een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Het uitgangspunt is de vraag of het bestuur bij het bepalen van het beleid op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden. Het verslag van het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur daarop zijn opgenomen in paragraaf 7.3.1. In juni 2011 hebben er verkiezingen plaatsgevonden voor de zetel van een vertegenwoordiger namens de pensioengerechtigden in het Verantwoordingsorgaan. Mevrouw Klöpping-de Jong en mevrouw Penders-van der Leeuw hebben zich beschikbaar gesteld. Mevrouw Klöpping-de Jong heeft de meeste stemmen ontvangen, waardoor zij officieel is gekozen als lid, namens de gepensioneerden in het verantwoordingsorgaan.
7.3.1
Verslag verantwoordingsorgaan
Statutaire opdracht Het bestuur van STPS heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld met ingang van 1 januari 2008. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt de door het bestuur gemaakte beleidskeuzes, het gevoerde beleid en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden. Voor het verantwoordingsorgaan is een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten van Goed Pensioenfondsbestuur. Hierbij zijn de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording aan het verantwoordingsorgaan vastgesteld. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: • het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; • het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; • de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; • het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; • het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
32
Verantwoording en werkwijze: Het verantwoordingsorgaan, bestaande uit vertegenwoordigers van werknemers, pensioengerechtigden en werkgevers, heeft gekeken naar de periode 2011 en is in 2011 en 2012 driemaal bij elkaar gekomen. Gedurende deze bijeenkomsten heeft het verantwoordingsorgaan onder andere: een constructief overleg gehad met een delegatie van het bestuur waarin de ontwikkelingen binnen het fonds en de afwegingen van het bestuur zijn besproken. de notulen van het STPS bestuur vergaderingen ontvangen en deze doorgenomen. Het verantwoordingsorgaan heeft de intentie om zich, in samenspraak het bestuur, in 2012 verder te ontwikkelen. Bevinding en aandachtspunten: Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat het bestuur: pro actief is geweest in het samen komen met het verantwoordingsorgaan open staat voor door het verantwoordingsorgaan aangedragen discussiepunten. bereid is geweest om de notulen te delen met het verantwoordingsorgaan; beslissingen binnen het bestuur (bijvoorbeeld aanpassing toeslagverlening o.b.v. continuïteitanalyse en aanpassing beleggingsmix) worden genomen op basis van gelijkheid, daarnaast wordt bij de besluitvorming een zorgvuldige afweging van alle positieve en negatieve punten van alle belanghebbenden meegenomen. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur om:
prioriteit te geven aan het maken van een plan van aanpak m.b.t. het zo spoedig mogelijk onderbrengen van STPS binnen een multi OPF. Vorming van multi OPF leidt naar mening van het verantwoordingsstructuur door te vormen schaalgrootte tot lagere kosten en continuïteit van de besturing voor de lange termijn.
Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het jaarverslag 2011 en de jaarrekening van het pensioenfonds en de overige door het bestuur verstrekte informatie, alsmede van de door het bestuur in de vergadering van 22 mei 2012 verstrekte toelichtingen daarbij. Tevens heeft het verantwoordingsorgaan kennis genomen van de bevindingen van de externe accountant en de externe actuaris. Oordeel Op basis van de beschreven werkzaamheden komt het verantwoordingsorgaan tot het oordeel dat het bestuur met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid en evenwichtige afweging van de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever, tot verantwoorde besluitvorming en beleidskeuzes is gekomen. Den Haag, 5 juni 2012 L. Koch RA W. Scholma mw. E.C. Klöpping-de Jong
33
7.3.1.1
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan
Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan en is verheugd over het positieve oordeel van het verantwoordingsorgaan over de besluitvorming en beleidskeuzes van het bestuur gedurende het jaar 2011
7.4
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
In 2011 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. De vermogenspositie is zodanig dat geen herstelplan van toepassing is. Sinds 1 januari 2007 houdt de AFM toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis. In 2011 heeft het bestuur deelgenomen aan een self assessment van de AFM. Het self assessment is een digitale vragenlijst die de fondsen zelf in moeten vullen. De vragen bestrijken alle onderdelen die met communicatie te maken hebben; van verplichte uitingen vanuit de pensioenwet tot procesmatige zaken over bijvoorbeeld communicatieplannen en leespanels. De AFM heeft geconcludeerd dat de informatieverstrekking voldoende is, maar dat er ook nog verbeteringen zijn aan te brengen. Het bestuur zal in 2012 de voorgestelde verbeteringen, waar nodig en realistisch, doorvoeren. Het toezicht op de zorgplicht bij premieovereenkomsten heeft tot doel de bescherming van de (gewezen) deelnemer tegen te risicovolle beleggingsbeslissingen. Kort gezegd moeten beleggingsrisico’s worden beheerst, gegeven de naderende pensioendatum. Het pensioenfonds heeft hiertoe de beleggingsmogelijkheid Life Cycle-beleggen geïmplementeerd. Tevens is een Profielwijzer op de website geplaatst die het risicoprofiel van de deelnemer vastlegt. Op deze manier kunnen deelnemers die kiezen voor vrij beleggen, ondersteund worden bij hun beleggingskeuze, indien deze afwijkt van het beleggen in de Life Cycle.
7.5
Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding
DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Deze regels houden concreet in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het fonds relevante pensioenontwikkelingen en tevens worden bestuursleden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en (thema)bijeenkomsten van de pensioenkoepels bij te wonen. Jaarlijks wordt door de uitvoeringsorganisatie TKP voor bestuursleden en leden van de verantwoordingsorganen een seminar georganiseerd. Tijdens het seminar in oktober 2011 is aandacht besteed aan de pensioenactualiteiten, de arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het Pensioenakkoord, het Multi OPF en het Voorontwerp van Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen, de communicatie naar de belanghebbenden over het Pensioenakkoord en de gevolgen van een nieuw pensioencontract voor het balansmanagement. Het bestuur heeft in het derde kwartaal deelgenomen aan de SPO kennistest en zal de resultaten daarvan gebruiken voor de collectieve zelfevaluatie. Deze zelfevaluatie zal in 2012 plaatsvinden.
34
7.6
Gedragscodes
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De voorzitter van het bestuur is belast met het toezicht op de naleving van de op grond van de gedragscode geldende bepalingen. De gedragscode ligt is opgesteld conform de modelgedragscode die door de pensioenkoepels wordt aanbevolen. TKP hanteert een gelijkwaardige gedragscode. In 2011 is besloten om de taken van de compliance officer niet langer te beleggen bij de voorzitter. Een externe compliance officer, zijnde de secretaris van de Raad van Bestuur van KPN, gaat deze taak vervullen.
7.7
Organisatie en uitvoering
De uitvoering ten behoeve van het pensioenfonds is uitbesteed aan TKP en TKPI, beide onderdeel van AEGON NV. De uitvoering omvat het administreren van pensioenen, vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. Het beleggingsbeleid wordt geëffectueerd door TKPI dat beleggingsfondsen onder beheer heeft waarin het pensioenfonds participeert. Het bestuur monitoort de uitvoering op basis van periodieke rapportages van de uitvoeringsorganisatie over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreement. Tevens ontvangt het pensioenfonds jaarlijks een ISAE 3402 type IIrapport van de uitvoeringsorganisaties, die door een externe accountant zijn gecertificeerd.
7.8
Uitvoeringskosten
Pensioenbeheer In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. In deze publicatie benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. De pensioenfederatie heeft in de notitie een onderscheid gemaakt tussen de volgende drie kostensoorten: 1.
Kosten van pensioenbeheer: dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening van TKP. Verder bestaan de kosten van pensioenbeheer met name uit contributies en bijdragen, bestuurskosten, communicatiekosten, accountantskosten en actuariskosten. De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Er is geen sprake van kosten inzake herverzekering en van kosten die door de werkgever worden gedragen. In deze kosten zitten geen schattingselementen.
35
2.
3.
Kosten van vermogensbeheer: deze kosten betreffen de vergoeding voor de integrale vermogensbeheerdienstverlening van TKPI en de beheervergoeding en rendement gerelateerde vergoeding van zowel TKPI als de geselecteerde externe vermogensbeheerders. Ook bevatten deze kosten de overige kosten met betrekking tot het vermogensbeheer, waaronder de accountantskosten, bewaarvergoedingen, administratiekosten en juridische kosten. De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Het aandeel geschatte kosten is beperkt. Dit betreft met name kosten in onderliggende beleggingsstructuren. Transactiekosten: deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen, de kosten van discretionaire portefeuilles en de derivatentransacties. Transactiekosten in onderliggende beleggingsfondsen en acquisitiekosten bij illiquide beleggingen in beleggingsfondsen worden vooralsnog niet meegeteld, hier wordt door de Pensioenfederatie eerst nader onderzoek naar gedaan. De (geschatte) transactiekosten worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Omdat bij transacties in vastrentende waarden en in derivaten de werkelijke transactiekosten niet bekend zijn, zijn deze vrijwel volledig geschat.
In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten weergegeven conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie: 2011 Pensioenbeheerkosten (in Euro per deelnemer/pensioengerechtigde)
€ 236
Vermogensbeheerkosten (in % van het gemiddeld belegd vermogen)
0,54%
Transactiekosten (in % van het gemiddeld belegd vermogen)
0,03%
Kosten Beschikbare premieregeling en regeling Individueel Pensioensparen De deelnemer betaalt aankoop en/of verkoopkosten (0,25%). De kosten van beleggen (total expense ratio) worden direct verrekend in het rendement. Deze beleggingskosten zijn afhankelijk van het depot waarin wordt belegt. De volgende tabel geeft hiervan een overzicht. Deze kosten zijn gebaseerd op de kosten per beleggingsdepot op basis van de samenstelling per eind 2011. Ter vergelijking zijn ook de kosten per eind 2010 weergegeven. De kosten zijn een indicatie voor de beleggingskosten voor het huidige beleggingsjaar. Vrij beleggen
2011
2010
Life Cycle
2011
2010
Depot A
0,4%
0,5%
Life Cycle I
0,4%
0,5%
Depot B
0,4%
0,4%
Life Cycle II
0,4%
0,4%
Depot C
0,3%
0,3%
Life Cycle III
0,3%
0,3%
Depot D
0,2%
0,2%
Life Cycle IV
0,2%
0,2%
Depot E
0,2%
0,2%
Life Cycle V
0,1%
0,2%
Depot F
0,5%
0,7%
Depot G
0,1%
0,1%
36
7.9
Statutenwijziging
De statuten van het pensioenfonds zijn in het verslagjaar niet gewijzigd.
37
8.
Verwachte gang van zaken
Akkoord uitwerking Pensioenakkoord In 2011 hebben de werkgever- en vakorganisaties binnen de Stichting van de Arbeid op centraal niveau een Pensioenakkoord gesloten. Op dit moment wordt een aantal onderzoeken verricht over de uitwerking van het akkoord. Wanneer de partijen hierover overeenstemming bereiken, zal dit naar verwachting ook consequenties hebben voor de pensioenregeling en governance van het pensioenfonds. Ook heeft op 30 mei 2012 het kabinet de hoofdlijnennota ‘herziening financieel toetsingskader pensioenen’ gepubliceerd. In deze nota geeft het kabinet de aanpassing weer die zij voor ogen heeft om het pensioenstelsel weer toekomstbestendig te maken. Het bestuur volgt de ontwikkelingen nauwlettend. Multi-opf De werkgever heeft de intentie uitgesproken om op termijn de verschillende KPN pensioenfondsen te laten samengaan in een Multi-opf. Het Multi-opf kan de bestaande pensioenregelingen financieel afgescheiden uitvoeren. Door gebruik te maken van deze uitvoeringsvorm kunnen naar verwachting voordelen worden behaald ten aanzien van governance en efficiency van de uitvoering. Het bestuur staat positief tegenover het samengaan in een Multi-opf en zal op zijn vroegst eind 2012 een besluit nemen om toe te treden tot het Multi-opf. Crisisplan De DNB heeft in de beleidsregel van 5 december 2011 opgenomen dat pensioenfondsen een financieel crisisplan als onderdeel van het interne beheersingssysteem en de financiële sturingsmiddelen moet opstellen. Het doel van het crisisplan is om, voordat zich een crisissituatie voordoet, nagedacht is over onder andere kritische grenzen, de beschikbaarheid van maatregelen, het inzetten van maatregelen, het realiteitsgehalte van de maatregelen en de effectiviteit ervan en een nadere invulling van een evenwichtige belangenafweging. Het pensioenfonds heeft op 30 april 2012 het crisisplan ingediend bij DNB. Contracten uitbestedingspartijen Het bestuur heeft een werkgroep opgericht voor de verlenging van de contracten met TKP en TKPI. De nieuwe contracten hebben een ingangsdatum van 1 januari 2013. Toeslagambitie Het bestuur heeft in de vergadering van 16 maart 2012 besloten om het toeslagbeleid per 1 januari 2012 aan te passen. Mede op grond van de uitgevoerde continuïteitsanalyse uitgevoerd blijkt dat als het huidige toeslagbeleid wordt voortgezet de toekomstige pensioengerechtigden weinig uitzicht meer hebben op toeslagverlening Hierdoor worden de belangen van de verschillende groepen niet evenredig behartigd. Het aangepaste toeslagbeleid gaat uit van een toeslagambitie van 30% van de consumentenprijsindex alle huishoudens. Statuten De in de statuten opgenomen benoemingsprocedure wordt in 2012 aangepast. De OR en de werkgever kunnen kandidaten voordragen die na toetsing DNB kunnen worden benoemd door het bestuur.
38
Visitatiecommissie De visitatiecommissie heeft over het verslagjaar een visitatie uitgevoerd. De verwachting is dat begin van het derde kwartaal het visitatierapport wordt verstrekt aan het bestuur. Den Haag, 7 juni 2011 Ing. J.A. van Dijk Mw. S.Y. Eijgermans-Jacobs F.H.K. Ooms, voorzitter mw. M.T. Roorda van Eijsinga, secretaris
39
Jaarrekening
40
9.
Jaarrekening
9.1
Balans
Na bestemming van het saldo van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen voor risico deelnemers Herverzekeringsdeel technische voorziening Vorderingen en overlopende activa Overige activa
31-12-2011
31-12-2010
9.624 25.809 599 1.451 0
6.509 25.336 571 1.374 168
37.483
33.958
[6] [7]
2.545 8.772
2.206 6.305
[8] [9]
25.809 357
25.336 111
37.483
33.958
[1] [2] [3] [4] [5]
TOTAAL ACTIVA
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva TOTAAL PASSIVA []
de tussen haken vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans op vanaf pagina 47.
41
9.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten voor risico deelnemers Bate uit hoofde van herverzekering Overige baten
2011
2010
[10]
5.450
5.236
[11] [12] [13] [14]
850 -985 132 3
381 1.623 995 9
5.450
8.244
839 635
372 650
Totaal baten
LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds - Pensionering - Overlijden - Koopsom extra opbouw pensionering - Toeslagverlening - Koopsom Zachtpensioen - Rentetoevoeging - Wijziging marktrente - Onttrekking voor pensioenuitkeringen en opslag uitvoeringskosten - Wijziging grondslagen - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Saldo overdrachten van rechten Premies herverzekering
[15] [16]
824 553 175 80
-513 0
-329 113
61 367
-37
74
[17]
2.439
1.918
[18]
473
-584
[19] [20] [21]
28 199 498
-47 4.813 568
5.111
7.690
339
554
Totaal lasten Resultaat []
1041 30 147 65 805 94 807
de tussen haken vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 62.
42
9.3
Kasstroomoverzicht
KASSTROOMOVERZICHT Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Waardeovernames Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Overig
2011
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Premies herverzekering Pensioenuitvoeringskosten
4.414 85 1.122 6 5.627
5.111 70 75 9 5.265
829 284 498 568 2.179
369 4.917 568 572 6.426
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten vermogensbeheer Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
2010
3.448
-1.161
0 6.806 6.806
0 13.601 13.601
10.710 140 11.118
12.625 67 12.692 -4.044
909
41
16
Mutatie liquide middelen
-555
-236
Liquide middelen begin boekjaar Liquide middelen einde boekjaar waarvan: voor risico deelnemers voor risico pensioenfonds
4.905 4.350
5.141 4.905
4.479 -129
4.737 168
Netto kasstroom Koers- omrekeningsverschillen
43
9.4
Toelichting op de jaarrekening
9.4.1
Bepalingen wet- en regelgeving
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen.
9.4.2
Waarderings- en berekeningsgrondslagen
Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet
44
meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersverschillen worden verwerkt onder de opbrengsten uit beleggingen. De koersen van de belangrijkste valuta per jaarultimo: 31-12-2011
Gemiddelde 2011
31-12-2010
Gemiddelde 2010
31-12-2009
USD
0,77033
0,71319
0,74541
0,75789
0,69699
GBP
1,19717
1,14950
1,16705
1,16879
1,12553
JPN
0,01001
0,00899
0,00919
0,00871
0,00749
CHF
0,82397
0,81269
0,79971
0,73244
0,67423
SEK
0,11237
0,11120
0,11080
0,10546
0,09762
De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis. Algemeen beleggingen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Belangen in door de custodian van het pensioenfonds beheerde beleggingsfondsen worden naar rato van het belang hierin gewaardeerd op hun onderliggende marktwaarde en geclassificeerd bij de betreffende beleggingscategorie. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen en vastrentende waarden zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/of -deelneming. Aandelen De in de onderliggende beleggingsfondsen begrepen aandelen, opties op aandelen en converteerbare obligaties zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Tevens zijn hier, omgerekend tegen beurswaarde, opgenomen uitgeleende aandelen en shortposities in aandelen binnen de onderliggende fondsen.
45
Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel en de looptijd. De balanswaarde van de vastrentende waarden is inclusief lopende interest. Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor risico van het fonds worden aangehouden. Herverzekerde rechten Dit betreft de vordering op de herverzekeraar inzake de herverzekerde pensioenaanspraken uit hoofde van arbeidsongeschiktheid. De vordering wordt berekend als de contante waarde van de herverzekerde pensioenaanspraken uit hoofde van arbeidsongeschiktheid en van de toekomstige premievrije inleg. De eventuele winstuitkering die voortvloeit uit het herverzekeringscontract wordt gewaardeerd na afloop van de contractperiode en de uitlooptermijn van 24 maanden. Vorderingen en kortlopende schulden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. Liquide middelen Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel op korte termijn opeisbaar zijn en niet het karakter van beleggingen hebben. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt.
46
Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. De voorziening voor pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB; Overlevingstafels: AG prognosetafels 2010-2060 zonder leeftijdsterugstelling, rekening houdend met ervaringssterfte; Alleen voor ingegane wezenpensioenuitkeringen wordt een voorziening aangehouden. Voor wezen jonger dan 18 jaar wordt aangenomen dat het wezenpensioen voortduurt tot de 18jarige leeftijd, voor wezen van 18 jaar of ouder tot de 27-jarige leeftijd. Voor arbeidsongeschikte deelnemers voor wie de pensioenopbouw zonder verdere betaling van bijdragen wordt voortgezet, wordt de voorziening pensioenverplichtingen gelijk gesteld aan de contante waarde van de in totaal bereikbare aanspraken. Aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen en/of de WAO aanvulling worden niet in aanmerking genomen zolang het pensioen niet is ingegaan. Een opslag van 3,02% voor toekomstige administratiekosten en excassokosten. Gehuwdheidsfrequentie: voor ingegane pensioenen op basis van werkelijkheid; voor niet-ingegane partnerpensioenen 100%; voor niet-ingegane aanvullende ouderdomspensioenen voor alleenstaanden 85%; de vrouwelijke partner wordt 3 jaar jonger verondersteld dan de man.
Het fonds heeft de arbeidsongeschiktheidsrisico’s gedeeltelijk herverzekerd. Het beleggingsrisico op spaarsaldi is voor risico van de deelnemers. Voorzieningen voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. Het beleggingsrisico ligt bij de deelnemers. Resultaatbepaling De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben. Opbrengsten uit beleggingen Onder directe beleggingsopbrengsten worden alle ontvangen beleggingsopbrengsten verstaan, zoals ontvangen renten, dividenden en soortgelijke opbrengsten. Alle koersfluctuaties worden onder de indirecte beleggingsopbrengsten verantwoord. Dit betreffen zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardewijzigingen alsmede valutaresultaten. Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies en dergelijke.
47
Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en kasstromen uit beleggingsactiviteiten.
48
9.4.3
Toelichting op de balans
Bedragen x € 1.000 ACTIVA 2011
2010
[1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Totaal
1.495 7.621 508 9.624
1.205 5.168 136 6.509
Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
1.205 687 -282 -115 1.495
1.028 237 -215 155 1.205
De verkrijgingsprijs van de aandelen per balansdatum is in totaal € 1,0 miljoen (2010: € 0,6 miljoen). Het pensioenfonds heeft in totaal € 43,0 duizend (2010: € 97,0 duizend) aan aandelen uitgeleend. Voor het risico van niet-teruglevering zijn zekerheden ontvangen tot een bedrag van € 47,0 duizend (2010: € 103,0 duizend). Er zijn geen aandelenposities met een belang groter dan 5% van de belegging in aandelen (2010: geen).
Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
5.168 6.116 -3.880 217 7.621
4.072 5.358 -4.283 21 5.168
De verkrijgingsprijs van de vastrentende waarden per balansdatum is totaal € 7,1 miljoen (2010: € 5,1 miljoen). Het pensioenfonds heeft geen vastrentende waarden uitgeleend en geen zekerheden ontvangen.
Onderstaande vastrentende waarden hebben een belang van meer dan 5% van de belegging in vastrentende waarden: 873 11,3% Franse staatsobligaties 2.265 29,4% Duitse staatsobligaties 3.956 51,3% Nederlandse staatsobligaties In 2010 waren de belangen van meer dan 5% van de belegging in vastrentende waarden: 2.351 45,5% Franse staatsobligaties 1.881 36,4% Duitse staatsobligaties 501 9,7% Nederlandse staatsobligaties Oostenrijkse staatsobligaties 393 7,6%
49
2011
2010
Overige beleggingen Grondstoffen Liquide middelen
504 4
136 0
Verloopoverzicht van Grondstoffen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
136 381 -19 6 504
0 126 -10 20 136
Waarvan: Grondstoffen
504
136
De verkrijgingsprijs van grondstoffen bedraagt € 478 duizend (2010: € 115 duizend).
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Voor alle beleggingen van het fonds wordt gebruik gemaakt van afgeleide marktnotering. Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. [2] Beleggingen voor risico deelnemers Aandelen Vastrentende waarden Liquide middelen Totaal
12.842 8.488 4.479 25.809
12.621 7.978 4.737 25.336
Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
12.621 2.111 -697 -1.193 12.842
12.697 1.620 -3.511 1.815 12.621
De verkrijgingsprijs van de aandelen per balansdatum is totaal € 14,0 miljoen (2010: € 13,0 miljoen).
50
Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
2011
2010
7.978 1.407 -1.192 295 8.488
8.232 5.284 -5.320 -218 7.978
De verkrijgingsprijs van de vastrentende waarden per balansdatum is totaal € 8,0 miljoen (2010: € 7,9 miljoen).
Liquide middelen Waarvan: Participaties Money Market Fund [3] Herverzekeringsdeel technische voorziening [4] Vorderingen en overlopende activa Premies en koopsommen Kostenafrekening werkgever Kostenafrekening TKPI Herverzekeraar, AO-uitkeringen en claims Overig Totaal
4.479
4.737
4.479
4.737
599
571
1.299 1 21 119 11 1.451
230 1 0 1.141 2 1.374
0 0
168 168
Alle overige vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
[5] Overige activa Banken, rekening-courant Totaal De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het fonds.
51
PASSIVA 2011
2010
[6] Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve Stand begin boekjaar Resultaat boekjaar Stand einde boekjaar
2.206 339 2.545
1.652 554 2.206
[7] Technische voorzieningen Voorzieningen voor pensioenverplichtingen Herverzekeringsdeel technische voorziening Totaal
8.173 599 8.772
5.734 571 6.305
5.734 1041 30 147 805 65 94 807
3.817 824 552 175 0 80 61 367
-513 0 0 -37 8.173
-329 113 0 74 5.734
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar Pensionering Overlijden Koopsom extra opbouw pensionering Koopsom Zachtpensioen Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Onttrekking voor pensioenuitkeringen en opslag uitvoeringskosten Aanpassing sterftegrondslagen Herverzekering Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar
De voorziening voor pensioenverplichtingen bestaat alleen uit pensioengerechtigden. Herverzekerd deel technische voorziening Stand begin boekjaar Wijziging als gevolg van invalidering Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen en opslag uitvoeringskosten Wijziging marktrente Toeslagverlening Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar
571 -24 7
618 -85 7
-3 25 5 18 599
-3 14 9 11 571
Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling is een zogenaamde beschikbare premieregeling met aanvullende individuele keuzemogelijkheden. Een beschikbare premieregeling wordt gekenmerkt door een pensioenkapitaal per deelnemer (de individuele beleggingsrekeningen). Van het aanwezige kapitaal wordt op de pensioendatum of bij overlijden pensioen ingekocht. Daarnaast heeft de deelnemer aan de regeling de keuze om voor extra pensioen te sparen of extra verzekeringen te sluiten. De genoemde verzekeringen zijn ondergebracht bij een herverzekeraar. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een premieovereenkomst.
52
In het verleden niet toegekende toeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen in het verleden niet toegekende toeslagen alsnog worden toegekend. Er is geen recht op deze toeslagverlening en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre in de toekomst deze toeslagen alsnog kunnen worden verleend. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast. Er is een hoge dekkingsgraad vereist om in het verleden niet toegekende toeslagen te kunnen toekennen, daarom is dit op korte termijn niet te verwachten. Hieronder wordt een specificatie gegeven van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen. Jaar
Volledige toeslag-verlening
Toegekende toeslagen
Verschil
2,78 0,71 1,57 0,80
2,78 0,71 1,57 0,80
0 0 0 0
2009 2010 2011 2012* *) Vanaf 2012 op basis van indexatieambitie 30%
[8] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand begin boekjaar Inleg en waardeovernames Beleggingsresultaten Afname als gevolg van pensionering Afname als gevolg van overlijden waardeoverdrachten/afkopen Overige oorzaken Stand einde boekjaar [9] Overige schulden en overlopende passiva Belastingen en premies sociale verzekeringen Kosten externe accountant/actuaris Uitvoeringskosten Kostenafrekening werkgever Vooruitontvangen kosten Banksaldo Overige schulden Totaal einde boekjaar Alle overige schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
53
2011
2010
25.336 3.092 -865 -1.096 -51 -619 12 25.809
25.921 3.655 1.658 -867 -120 -4.926 15 25.336
23 45 40 58 58 129 4 357
11 53 1 31 0 0 15 111
9.4.3.1
Risicoparagraaf
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico’s. Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2011 % Dekkingsgraad per 1 januari Premie Kosten Kanssysteem Uitkering Toeslag Wijzigingen in de rentetermijnstructuur Rendement Aanpassing levensverwachting Overige oorzaken Dekkingsgraad per 31 december
2010 %
135,0 2,2 1,7 5,3 2,9 -1,5 -15,7 9,7 0,0 -10,6
137,2 0,8 0,0 0,0 2,8 -2,5 -10,6 5,8 -3,4 4,9
129,0
135,0
Ultimo 2011 is met de gestandaardiseerde methode per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Voor de evenwichtsberekening is de uitkomst hiervan zoals voorgeschreven in een aantal stappen gebruikt totdat het toetsingsverschil nihil is. Dit resulteert in de evenwichtssituatie, waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 6,9%. Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de werkelijke portefeuille per ultimo 2011. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de strategische portefeuille per ultimo 2011, dan zou het vereist eigen vermogen 0,11% lager zijn uitgekomen (6,8%). Ultimo 2010 bedroeg het vereist eigen vermogen 7,1 % op basis van de strategische portefeuille. Onderstaand overzicht geeft een overzicht van de vereiste solvabiliteit per risicofactor.
54
Risicofactor Renterisico vastrentende waarden Renterisico VPV Totaal renterisico (S1) Aandelenrisico - ontwikkelde markten - emerging markets Totaal zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffen risico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6) Actief Risico (S10) Standaard-formule
Benodigde solv. -€ 7,25 - € 7,43 € 0,18
€ 3,13 € 1,39 € 4,27 € 1,03 € 1,66 € 0,45 € 4,97 € 0,53 € 6,931
Toelichting Duratie-afh. renteschok Effect op passiva
Mutatie 25% Mutatie 35%
Mutatie 20% Mutatie 30% Spread * 1,4 Effect op passiva Tracking error * 2 Toetsingsverschil = 0,00
N.B. Bedragen zijn gemakshalve geschaald zodanig dat de voorziening pensioenverplichtingen op actuele waarde gelijk is aan 100 euro
Ultimo 2011 bedroeg de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 106,9% (2010: 107,3%). Ultimo 2011 bedraagt de werkelijke dekkingsgraad 129,0% (2010: 135,0%). Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de hiervoor genoemde risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen:
beleggingsbeleid; premiebeleid; toeslagverleningbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt gebruikgemaakt van diverse analyses. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Marktrisico Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan het bestuur gerapporteerd.
1
Standaardformule: √(S12 + S22 + 0,5 x 2 x S1 x S2 + S32 + S42 + S52 + S62)
55
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van veranderingen van de marktrente. De maatstaf voor het meten van deze rentegevoeligheid is de duration. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. In het algemeen is bij pensioenfondsen de duration van de verplichtingen groter dan die van de beleggingen waardoor er sprake is van een zogenaamde ‘duration-mismatch’, ofwel het renterisico. De afdekking van het renterisico van de verplichtingen is ingevuld met behulp van de rentegevoeligheid van de vastrentende waarden binnen de portefeuille. De vastrentende waarden portefeuille bestaat uit EMU-staatsobligaties (met een AAA-kredietwaardigheid) en inflatie gerelateerde obligaties uitgegeven door Duitsland. Bijgaande tabel bevat de afdekking van het renterisico door vastrentende waarden en geeft aan dat afgerond 98% van het renterisico van de VPV is afgedekt na een voorgeschreven FTK-renteschok. Mutatie in € € 670.697 € 658.001
Voorziening pensioenverplichtingen (VPV) Vastrentende waarden
Afgedekt (%) 98,1%
De duration kan als volgt worden toegelicht: Bedragen * € 1.000
Duration van de vastrentende waarden Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Balanswaarde ultimo 2011
2011
2010
7.621
13,6
12,8
8.772
11,4
10,9
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: Bedragen * € 1.000 Resterende looptijd Resterende looptijd < 5 jaar Resterende looptijd < 10 jaar Resterende looptijd en < 20 jaar Resterende looptijd Totaal
2011 ≤ 1 jaar > 1 jaar en > 5 jaar en > 10 jaar ≥ 20 jaar
2010
€ -
% 0,0%
€ -
% 0,0%
-
0,0%
-
0,0%
933
12,3%
-
0,0%
2.354 4.334
30,9% 56,8%
2.712 2.456
52,5% 47,5%
7.621
100,0%
5.168
100,0%
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen.
56
De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: Bedragen * € 1.000 Resterende looptijd Resterende looptijd < 5 jaar Resterende looptijd < 10 jaar Resterende looptijd en < 20 jaar Resterende looptijd Totaal
2011 ≤ 1 jaar > 1 jaar en
2010
€ 520
% 6,0%
€ 404
% 6,4%
1.927
22,0%
1.355
21,5%
1.640
18,7%
1.435
22,8%
3.053 1.622
34,8% 18,5%
1.754 1.357
27,8% 21,5%
8.772
100,0%
6.305
100,0%
> 5 jaar en > 10 jaar ≥ 20 jaar
Valutarisico Het totaalbedrag dat ultimo jaar in euro’s is belegd, bedraagt voor afdekking 85% (2010: 85%). Het bedrag dat ultimo jaar in euro’s is belegd, bedraagt na afdekking 95% (2010: 95%). De belangrijkste valuta daarin zijn de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen. De waarde van de per het einde van het verslagjaar uitstaande valutatermijncontracten bedraagt € 0 (2010: € 0). De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie na afdekking als volgt worden gespecificeerd: Bedragen * € 1.000
2011
2010
Aandelen
487
354
Totaal
487
354
57
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: Bedragen * € 1.000
EUR GBP JPY USD Overige Totaal niet EUR
2011
2010
Voor afdekking
Valutaderivaten
Nettopositie (na)
Nettopositie (na)
8.240
980
9.220
4.871
201 112 754 400
-193 -112 -675 0
8 0 79 400
33 0 47 274
1.467
-980
487
354
Prijsrisico Middels spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gemitigeerd. De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt: Bedragen * € 1.000 Duurzame consumentengoederen Niet-duurzame consumentengoederen Energie Financiële instellingen Gezondheidszorg Industrie Informatietechnologie Beleggingsfondsen Basismaterialen Telecommunicatie Nutsbedrijven Overheid Overige/Geen sector Totaal
2011
2010
€ 292 164
% 19,5% 11,0%
€ 157 112
% 13,0% 9,3%
158 240 127 108 138 14 125 90 38 1
10,6% 16,0% 8,5% 7,2% 9,2% 0,9% 8,4% 6,0% 2,6% 0,0% 0,1%
132 246 75 137 117 10 129 77 13 0 0
10,9% 20,6% 6,2% 11,4% 9,7% 0,8% 10,7% 6,4% 1,0% 0,0% 0,0%
1.495
100,0%
1.205
100,0%
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: Bedragen * € 1.000 Afrika Azië
2011 € 16 257
58
% 1,1% 17,2%
2010 € 8 181
% 0,7% 15,0%
Europa Noord-Amerika Oceanië Zuid-Amerika Overig Totaal
530 600 38 3 51
35,4% 40,1% 2,5% 0,2% 3,5%
512 433 32 7 32
42,3% 36,0% 2,7% 0,6% 2,7%
1.495
100,0%
1.205
100,0%
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten en het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen naar sector weergegeven: Bedragen * € 1.000
2011
2010
Duurzame consumentengoederen Niet-duurzame consumentengoederen Energie Financiële instellingen Gezondheidszorg Industrie Informatietechnologie Beleggingsfondsen Basismaterialen Telecommunicatie Nutsbedrijven Overheid Overige/Geen sector
290 163 157 238 126 107 137 14 623 89 38 7.642 0
152 108 128 239 73 133 113 10 256 75 13 5.209 0
9.624
6.509
Totaal
59
De verdeling naar regio van de beleggingen is weergegeven in onderstaande tabel: Bedragen * € 1.000
2011
2010
Afrika Azië Europa Noord-Amerika Oceanië Zuid-Amerika Overig
16 255 8.168 1.094 37 2 52
8 175 5.707 551 31 7 30
9.624
6.509
Totaal
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen in vastrentende waarden naar sector weergegeven: Bedragen * € 1.000
2011
2010
Overheid
7.621
5.168
7.621
5.168
Totaal
De verdeling naar regio van de beleggingen in vastrentende waarden is weergegeven in onderstaande tabel: Bedragen * € 1.000
2011
2010
Europa
7.621
5.168
Totaal
7.621
5.168
60
De kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille is weergegeven in het volgende overzicht: Bedragen * € 1.000 AAA AA A BBB Totaal
2011
2010
€ 7.621 0 0 0
% 100,0% 0,0% 0,0% 0,0%
€ 5.168 0 0 0
% 100,0% 0,0% 0,0% 0,0%
7.621
100,0%
5.168
100,0%
De vastrentende waarden worden in principe via gereglementeerde markten verhandeld. De rating is gebaseerd op Standard & Poors. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie bij de werkgever in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien.
61
Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om toeslagen op het pensioen toe te kennen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin toeslagen kunnen worden verleend. Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Ultimo 2011 bedraagt de reële dekkingsgraad 129,0%(2010: 135,0%). Concentratierisico Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Deze posten worden in onderstaande tabel weergegeven: Bedragen * € 1.000
2011
2010
€
%
€
3.956 2.265 873
10,6% 6,0% 2,3%
nvt 1.881 2.351
%
Vastrentende waarden Nederlandse staatsobligaties Duitse staatsobligaties Franse staatsobligaties
nvt 5,5% 6,9%
Overige niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. Het belangrijkste niet-financiële risico is het operationele risico. Operationeel-/uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP en TKPI. Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoeringsorganisaties over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoeringsorganisaties TKP en TKPI een ISAE 3402 type II-rapport. De ISAE 3402-rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de
62
uitvoeringsorganisatie ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert de ISAE 3402rapportage. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet lager verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
9.4.4
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen BV en TKP Investments BV per 1 januari 2007. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenadministratie, bestuursondersteuning en vermogensbeheer voor een periode van 6 jaar met een opzegtermijn van 12 maanden. De vergoeding voor 2011 bedraagt € 653 duizend (2010: € 628 duizend). Het pensioenfonds heeft een risicoherverzekeringsovereenkomst afgesloten met ZwitserLeven per 1 januari 2007. Het betreft een langlopende overeenkomst voor een periode van 5 jaar met een opzegtermijn van 3 maanden. Indien niet wordt opgezegd dan wordt het contract telkens voor een periode van 5 jaar verlengd. Aan het einde van de vijfjarige contractsperiode wordt er een voorlopig winstaandeel bepaald. Het contract liep 31 december 2011 af. Het bestuur van het fonds heeft het lopend contract met één jaar verlengd, waardoor de afrekentermijn nu ook een jaar opschuift. Na het uitlopen van het uitlooprisico (24 maanden) wordt de winst definitief berekend en uitgekeerd door ZwitserLeven. Per 31 december 2011 is een voorlopige winstaandeel bepaald van € 417,7 duizend (2010: € 135,4 duizend).
63
9.4.5
Toelichting op de staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 [10] Premiebijdragen Premie en koopsommen Inleg premie (BPR, prepensioen e.d.) Opslag voor uitvoeringskosten Totaal Premie-inkomsten De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies zijn als volgt: Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie
2011
2010
4.725 725 5.450
4.518 718 5.236
6.391 6.333 6.546
6.047 6.037 6.103
De kostendekkende premie op rts-basis voor 2011 bedraagt € 6,4 miljoen (2010: € 6,0 miljoen). Het fonds maakt geen gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De feitelijke premie bedraagt € 6,5 miljoen (2010: € 6,1 miljoen). Dit betreft de premie voor de basisregeling, inclusief het DC-kapitaal dat is aangewend voor inkoop pensioenrechten van € 1.096. Het fonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgevers- en het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven. Van de totale ingelegde premie (€ 4,7miljoen) is € 1,1 miljoen premie voor risico fonds en € 3,6 miljoen premie voor risico deelnemers.
[11] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds AANDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Aandelen totaal VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal OVERIGE BELEGGINGEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Overige beleggingen totaal Totaal Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
64
0 -159 -159
0 121 121
0 1.004 1.004
0 238 238
-3 8 5
0 22 22
-3 853 850
0 381 381
2011
2010
0 -1.264 -1.264
0 1.487 1.487
0 356 356
0 182 182
0 45 45
0 21 21
120
67
Totaal
-985
1.623
waarvan: Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
-120 -865
-67 1.690
[13] Baten uit hoofde van herverzekering Claim inzake overlijden en arbeidsongeschiktheid Mutatie herverzekerde rechten (arb.ong.) Interest rekening-courant herverzekeraar Totaal
100 28 4 132
1.026 -47 16 995
0 3 3
8 1 9
383 45 6 3 54 348 839
234 38 4 2 44 50 372
[12] Beleggingsresultaten voor risico deelnemers AANDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Aandelen totaal VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Liquide middelen totaal Af: toe- en uittredingskosten
[14] Overige baten Forfaitaire kosten collectieve waardeoverdracht Interest overig Totaal [15] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Wao-aanvulling Anw-aanvulling Afkoop pensioenen Totaal
65
[16] Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding Controle- en advieskosten accountants Advieskosten actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige
2011
2010
17 2 534 28 28 0 14 0 12 635
0 2 561 31 19 0 22 0 15 650
Accountantshonoraria In het boekjaar en vorig boekjaar zijn de volgende bedragen aan accountantshonoraria ten laste van het resultaat gebracht: Controle van de jaarrekening Andere controleopdrachten Totaal
28 0 28
28 3 31
De kosten 'Controle van de jaarrekening' bevat geen afrekeningen van het voorgaande jaar (2010: € 0 duizend). Personeel Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitbestedingsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP Pensioen BV. Bestuurskosten In totaal is er in 2011 € 17 duizend aan bestuurskosten ten laste gebracht van het resultaat (2010: € 0 duizend). Deze kosten zijn opleidingskosten (€ 16 duizend) en vergaderkosten. Financiële vergoeding verantwoordingsorgaan De vacatiegelden en kostenvergoedingen voor de leden van het verantwoordingsorgaan bedragen in 2011 € 2 duizend (2010: € 2 duizend). De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen geen andere bezoldigingen van het pensioenfonds voor de uitvoering van hun functie als lid van het verantwoordingsorgaan. [17] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensionering Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd wordt het saldo van de DC-kapitalen omgezet in pensioenaanspraken. Deze pensioenaanspraken worden vervolgens gewaardeerd tegen de voor het fonds geldende grondslagen zoals opgenomen in de ABTN. Overlijden Als een (gewezen) deelnemer met partner overlijdt, dan wordt conform de pensioenregeling aan de partner een partnerpensioen toegekend. De toegekende pensioenaanspraken worden vervolgens gewaardeerd tegen de voor het fonds geldende grondslagen zoals opgenomen in de ABTN.
66
Koopsom extra opbouw pensionering Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd kan aan de deelnemer als gevolg van overgangsregelingen extra pensioen worden toegekend. Deze extra pensioenaanspraken worden vervolgens gewaardeerd tegen de voor het fonds geldende grondslagen zoals opgenomen in de ABTN. Toeslagverlening Het pensioenfonds streeft met ingang van 1 januari 2012 ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve- en gewezen deelnemers jaarlijks aan te passen aan de prijsontwikkeling volgens de Consumentenprijsindex (CPI), met een toeslagambitie van 30%. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagverlening bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan worden ingehaald. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,3% (2010: 1,3%), zijnde € 94 duizend (2010: € 61 duizend). Wijziging marktrente De marktrente is per 31 december 2011 2,7% (2010: 3,4%) en daarmee 0,7% lager dan per 31 december 2010. Als gevolg van deze daling van de marktrente diende € 807.000 te worden toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging grondslagen De grondslagen van het fonds zijn in 2011 niet gewijzigd. 2011 Overige wijzigingen in de voorziening voor pensioenverplichtingen Resultaat op arbeidsongeschiktheid -29 Resultaat op ontslag 6 Resultaat op overige mutaties -14 Totaal -37 [18] Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [19] Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
67
2010 45 45 -16 74
473
-584
28
-47
[20] Saldo overdrachten van rechten Waardeovernames Waardeovernames BPR Waardeoverdrachten Collectieve waardeoverdrachten Totaal
-83 -2 284 0 199
-70 0 519 4.364 4.813
[21] Premies herverzekering
498
568
68
9.4.6
Verbonden partijen
Transacties met bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgever ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De belangrijkste onderdelen uit deze overeenkomst zijn:
de werkgever is verplicht al haar werknemers aan te melden voor deelneming in het fonds; de werkgever is verplicht de deelnemers aanspraken op pensioen toe te kennen overeenkomstig de geldende statuten en pensioenreglementen; de werkgever verplicht zich om het fonds alle gegevens inzake werknemers welke het bestuur van het fonds nodig acht voor de uitvoering van de pensioenregeling tijdig en op de overeengekomen wijze aan het fonds te vertrekken; aan het fonds dienen te worden voldaan de maandelijkse premies voor de door het fonds overeenkomstig de statuten, pensioenreglement en deze overeenkomst verzekerde pensioenen, inclusief de op het salaris van de werknemer ingehouden deelnemersbijdragen, alsmede de vergoedingen welke in het kader van de uitvoering van de pensioenregeling verschuldigd zijn per kwartaal vooraf; de werkgever behoudt zich het recht voor zijn bijdragen te wijzigen in geval van een ingrijpende wijziging van de omstandigheden; het fonds biedt de deelnemers de mogelijkheid om, zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt, deel te nemen aan de spaarregeling aanvullend partnerpensioen. De werkgever draagt zorg voor periodieke of incidentele inhouding van de bijdragen op salaris van de deelnemer en afdracht daarvan aan het fonds.
De overeenkomst is in werking getreden op 1 januari 2003 en is laatstelijk gewijzigd per 18 november 2008. De overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. De overeenkomst kan door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd tussen 30 september en 31 december van een kalenderjaar. Na opzegging in enig kalenderjaar wordt de overeenkomst beëindigd op 31 december van het volgende kalenderjaar.
Den Haag, 5 juni 2012 Ing. J.A. van Dijk Mw. S.Y. Eijgermans-Jacobs F.H.K. Ooms, voorzitter mw. M.T. Roorda van Eijsinga, secretaris
69
Overige gegevens
70
10.
Overige gegevens
10.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2010 is toegevoegd aan de algemene reserve.
10.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Er zijn geen significante gebeurtenissen na balansdatum.
71
10.3
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds SNT
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds SNT te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
72
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds SNT per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 7 juni 2012 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door: A.H. Zoon RA
73
10.4
Actuariële verklaring
Opdracht Door het bestuur van Stichting Pensioenfonds SNT te Zoetermeer is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “ Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen zal kunnen nakomen. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
74
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 137 (toeslagverlening). Aan artikel 137 (toeslagverlening) wordt niet voldaan, omdat het pensioenfonds op de balansdatum niet voldoet aan de wettelijke eisen inzake consistentie. Ik heb begrepen dat het bestuur naar aanleiding van de consistentietoets de ambitie van de toeslagverlening in 2012 heeft bijgesteld naar 30% om wel te voldoen aan de wettelijke eisen inzake consistentie. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds SNT is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn. Indien ik de gewijzigde ambitie meeneem in mijn beoordeling is de vermogenspositie naar mijn mening goed. Apeldoorn, 7 juni 2012
ir. drs. G. Veluwenkamp AAG Verbonden aan Towers Watson
75
10.5
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
Het bestuur bestaat uit een even aantal, maar ten minste uit vier personen. KPN Contact heeft statutair het recht om ten minste twee bestuursleden, waaronder de voorzitter, te benoemen. De Ondernemingsraad van KPN Contact heeft statutair het recht om ten minste twee bestuursleden, waaronder de secretaris, te benoemen.
76
Bijlagen
77
Bijlage 1
Deelnemersbestand Stand ultimo vorig verslagjaar
Actieven
Bij
Stand ultimo verslagjaar
Af
2.082
410
248
Vutters
108
0
18
90
Slapers
2.248
198
306
2.140
308
56
4
360
278
53
1
330
2
0
0
2
21 7
3 0
2 1
22 6
Gepensioneerden
2.244
waarvan: ouderdomspensioen (inclusief TOP) arbeidsongeschiktheidspensioen * partnerpensioen wezenpensioen Totaal: *)
4.746
4.834
Naast een arbeidsongeschiktheidsuitkering bouwen deze deelnemers ook pensioen op. Het aantal is eveneens
opgenomen onder actieven.
78
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actief/Passief beheer De twee belangrijkste methodes van beleggen zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt ten opzichte van de benchmark extra in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief beleggen is de doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Beleggingsdepot Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel Pensioensparen heeft een deelnemer de keuze uit diverse beleggingsdepots met verschillende risicoprofielen. Elk beleggingsdepot heeft een bepaald risicoprofiel en daarbij behorende samenstelling van aandelen, obligaties en geldmarktinstrumenten. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. Beschikbare-premieregeling (BPR) In de Pensioenwet wordt deze pensioenregeling gekarakteriseerd als premieovereenkomst. De werkgever en werknemer sluiten een pensioenovereenkomst, waarbij de werkgever per jaar een vastgestelde pensioenpremie betaalt. Deze premie is een vast bedrag of een vast percentage van het jaarsalaris of de pensioengrondslag. Het is ook mogelijk een premie op te nemen, die zich volgens een staffel ontwikkelt. De hoogte van het uiteindelijke pensioen is onder andere afhankelijk van de ingelegde premies, de kosten en de rendementen. Code Tabaksblat De Nederlandse Corporate governance code. Consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid) Het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. In de afgeleide index zijn het effect van veranderingen in de tarieven van productgebonden belastingen en subsidies en van consumptiegebonden belastingen geëlimineerd.
79
Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Corporate Governance (voor pensioenfonds) Goed pensioenfondsbestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. Dekkingsgraad Dit betreft de nominale dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de verhouding tussen de nettoactiva en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto-activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. DNB De Nederlandsche Bank. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het fonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Gewenst eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen, verhoogd met het vermogen dat nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Dit is inclusief het DC-kapitaal dat wordt aangewend voor inkoop pensioenrechten.
80
Financieel Toetsingskader (FTK) De door de Nederlandsche Bank uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. GBM/GBV Zie prognosetafels. Gedempte premie De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Het pensioenfonds heeft voor dit laatste gekozen. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het fonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het fonds binnen een termijn van maximaal vijf jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. Individueel Pensioensparen (IPS) Regeling voor deelnemers om naast het reguliere pensioen te beleggen voor aanvullend pensioen. Deelnemers kunnen vrijwillig deelnemen aan deze regeling. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. Leeftijdsterugstelling Leeftijdsterugstelling wil zeggen dat de verwachte levensduur van de deelnemers langer is – bijvoorbeeld één jaar – dan volgens de algemene sterftetafel wordt aangegeven. Bij toepassing van de leeftijdsterugstelling wordt de pensioenvoorziening hoger: er moeten dan meer pensioenjaren uitgekeerd worden. Life Cycle Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen kan worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cyle-beleggen is dat er wordt belegd in een risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal jaren tot aan de pensioendatum.
81
Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Overige beleggingen Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder overige beleggingen vallen de categorieën grondstoffen en hedgefondsen. Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. Pensioenkoepels Met de pensioenkoepels worden drie instellingen bedoeld: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Premieovereenkomst De werkgever en werknemer sluiten een pensioenovereenkomst, waarbij de werkgever per jaar een vastgestelde pensioenpremie betaalt. Deze premie is een vast bedrag of een vast percentage van het jaarsalaris of de pensioengrondslag. Het is ook mogelijk een premie op te nemen, die zich volgens een staffel ontwikkelt. De hoogte van het uiteindelijke pensioen is onder andere afhankelijk van de ingelegde premies, de kosten en de rendementen. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, b.v. GBM en GBV 2010-2060. (Rente)swap Ruil van rendement op een vastgestelde lange rente tegen een variabele korte rente gedurende een vastgestelde looptijd. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening.
82
Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen. Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van uw pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het pensioenfonds dit toelaten. Verantwoordingsorgaan De in de principes voor goed pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Visitatiecommissie In het kader van de principes voor goed pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. WIA Dit is de afkorting voor de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
83
Colofon Uitgegeven door Stichting Pensioenfonds SNT Europaweg 27, Groningen Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Telefoon Fax website emailadres
050 582 19 90 050 313 82 01 www.stps.nl
[email protected]
Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
84