Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Jaarverslag 2010 Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Datum rapport Auteur
29 april 2011 Bestuur
Nummer/versie Telefoon
concept (050) 582 19 90
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Profielschets Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland (vóór 1 januari 2011: Stichting GE Pension NL 2007) is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen uit voor de medewerkers van General Electric in Nederland en is statutair gevestigd te Breda. De basispensioenregeling is een (deels voorwaardelijk en deels onvoorwaardelijk) geïndexeerde opbouwregeling en wordt in de Pensioenwet gekarakteriseerd als een uitkeringsovereenkomst. De premies voor de basispensioenregeling worden ingebracht door de werkgever en de werknemers. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers vindt jaarlijks onvoorwaardelijk toeslagverlening plaats. De toeslagverlening op de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers is voorwaardelijk. De vrijwillige bijspaarregeling Gesave wordt gekarakteriseerd als een premieovereenkomst. Ultimo 2010 heeft het pensioenfonds 1.582 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur sinds de datum van oprichting, 17 augustus 2007, uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP). Het bestuur heeft het grootste deel van het beheer van het pensioenvermogen uitbesteed aan GE Asset Management (GEAM). De individuele pensioenspaarregelingen (Gesave en Geflex) worden uitgevoerd door Delta Lloyd Bank. Met ingang van 1 oktober 2009 is State Street Corporation de custodian. Het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico zijn herverzekerd bij Swiss Re. Het betreft een excedent-herverzekeringscontract in combinatie met een stop loss-herverzekering. Daarnaast maakt het bestuur gebruik van de werkzaamheden van een externe (certificerende) actuaris (Aon Hewitt) en een externe accountant (KPMG).
1
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Inhoudsopgave Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bestuursverslag 1. Woord van de voorzitter 2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur 2.2 Doelstelling 2.3 Personalia 3. Financiële positie en beleid in 2010 3.1 Financiële opzet en positie 3.2 Beleid en beleidskeuzes 3.2.1 Toeslagbeleid 3.2.2 Financieringsbeleid 3.2.3 Beleggingsbeleid 3.3 Risicobeheer 4. Beleggingen 4.1 Marktontwikkelingen 4.2 Resultaten beleggingsportefeuille 4.3 Aandelen 4.4 Vastrentende waarden 4.5 Vastgoed 4.6 Corporate Governance 5. Pensioenen 5.1 Inleiding 5.2 Pensioencommunicatie 5.3 Pensioenadministratie 5.4 Pensioenregeling 5.5 Nieuwe wetgeving 6. Actuariële analyse 7. Besturing en naleving wetgeving 7.1 Algemeen 7.2 Bestuursaangelegenheden 7.3 Goed Pensioenfondsbestuur 7.3.1 Verslag van de Visitatiecommissie 7.3.2 Verslag Verantwoordingsorgaan 7.4 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 7.5 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 7.6 Gedragscode 7.7 Geschillencommissie 7.8 Organisatie en uitvoering 7.9 Statutenwijziging 8. Verwachte gang van zaken
2
4 6 7 9 9 9 10 12 12 15 15 16 17 19 25 25 27 27 28 30 30 31 31 31 32 33 34 38 40 40 40 41 42 43 45 46 47 47 47 48 49
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Jaarrekening 9. Jaarrekening 9.1 Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) 9.2 Staat van baten en lasten 9.3 Kasstroomoverzicht 9.4 Toelichting op de jaarrekening 9.4.1 Algemeen 9.4.2 Waarderings- en berekeningsgrondslagen 9.4.3 Toelichting op de balans 9.4.3.1 Risicobeheer 9.4.4 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen 9.4.5 Toelichting op de staat van baten en lasten 9.4.6 Verbonden partijen
50 51 51 52 53 54 54 54 59 65 73 74 79
Overige gegevens 10. Overige gegevens 10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 10.3 CONCEPT Actuariële verklaring 10.4 CONCEPT Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 10.5 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
81 82 82 82 83 85 87
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2
88 89 90
Deelnemersbestand Begrippenlijst
3
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bedragen x € 1.000
2010
2009
01-09-2007 31-12-2008
Aantal verzekerden (per eind van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen Totaal aantal verzekerden
1.084 483 15 1.582
1.065 396 4 1.465
1.115 247 1 1.363
13.853 13.853 0 653
15.866 15.866 0 538
16.892 16.892 17.370 627
842 283
355 50
43 1
0,8%
2,2%
3,64%
0,0%
0,38%
3,06%
3.831
12.476
-7.380
4.709
3.596
3.327
Pensioenen Kostendekkende premie Feitelijke premie Additionele storting Uitvoeringskosten pensioenbeheer Uitvoeringskosten vermogensbeheer (exclusief ontvangen reductie GEAM) Uitkeringen Reguliere toeslagverlening Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen Vermogen en solvabiliteit (op basis van marktwaarde; RTS) Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen (PW art. 131) Vereist eigen vermogen (PW art. 132) Technische voorzieningen, inclusief overige voorzieningen
34.578
26.286
22.317
104.181
75.555
69.894
Dekkingsgraad in % *
103,7%
116,5%
89,4%
26,2
25,3
27,1
3,4%
3,9%
3,6%
Gemiddelde duration technische voorzieningen Rentetermijnstructuur (RTS)
4
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Beleggingen Beleggingen voor risico Beleggingsopbrengsten pensioenfonds Beleggingen voor risico Beleggingsopbrengsten deelnemers
pensioenfonds voor risico deelnemers voor risico
Rendement (total return) (exclusief deelvermogens) Jaarrendement o.b.v total return Gem. afgelopen jaren vanaf 1-9 2007 *
109.138
87.146
60.825
7.285 1.379
10.633 1.287
-10.072 1.124
143
215
-
7,15% 1,7%
15,0% -1,1%
-17,1% -17,1%
De berekening van de dekkingsgraad is met ingang van 2010 gelijk aan het eigen vermogen plus de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds plus de overige technische voorzieningen, gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds plus de overige technische voorzieningen (2009 en 2008 zijn herrekend; geringe invloed t.w. < 0,1%)
5
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Bestuursverslag
6
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
1.
Woord van de voorzitter
In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2010. Het jaar 2010 is een bewogen jaar geweest, waarbij het bestuur kan terugkijken op een tijdelijke maar heftige terugval in de dekkingsgraad, fors toegenomen levensverwachtingen en intensieve evaluaties van het beleggingsbeleid en –uitbesteding. De dekkingsgraad van het fonds lag ultimo 2009 ruim boven het minimaal vereiste niveau. In de maanden daarna daalde de dekkingsgraad gestaag. In augustus 2010 daalde de dekkingsgraad met bijna 20 procentpunten naar een dieptepunt van 85%. Vooral door de stijgende rente in de tweede helft van 2010 is de dekkingsgraad weer gestegen naar 103,7% op 31 december 2010. De dekkingsgraad van het pensioenfonds is zichtbaar aan grote fluctuaties onderhevig. In 2009 en 2010 zijn er veel maanden geweest waar het fonds ruim boven het pad van het driejarige herstelplan heeft gezeten. Ook zijn er maanden geweest dat de daadwerkelijke dekkingsgraad ruim onder het herstelpad heeft gezeten. Door de grote schommelingen is het lastig structureel beleid uit te voeren. Verdergaande renteafdekking kan deze schommelingen verlagen. Het bestuur heeft in 2010 veelvuldig stilgestaan bij de wijze en het moment waarop deze renteafdekking ingevuld kan worden. Vanaf 2011 zal dit gefaseerd ingevoerd gaan worden. Het pensioenfonds heeft in 2009 een herstelplan ingediend bij DNB, waarin is aangetoond hoe het pensioenfonds verwacht dat binnen drie jaar tijd de dekkingsgraad herstelt tot de vereiste grens (kortetermijnherstelplan) en binnen een periode van vijftien jaar weer het vereist eigen vermogen bereikt (langetermijnherstelplan). In 2010 heeft het bestuur besloten om de hersteltermijn van het kortetermijnherstelplan te verlengen van drie naar vijf jaar. Doordat de dekkingsgraad midden 2010 lager lag dan 100%, zijn er in die periode geen waardeoverdrachten uitgevoerd. Vanaf december 2010 zijn er wel weer waardeoverdrachten uitgevoerd, omdat op dat moment de dekkingsgraad zich boven de 100% bevond. Het bestuur heeft op 26 november 2010 besloten om geen toeslag te verlenen op de premievrije pensioenaanspraken en ingegane pensioenen per 1 januari 2011, tenzij de dekkingsgraad op 1 januari 2011 na toeslagverlening hoger zou komen te liggen dan het minimaal vereist eigen vermogen (104,5%). Nu de dekkingsgraad is uitgekomen op 103,7% is er derhalve daadwerkelijk geen toeslag toegekend. De opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers worden jaarlijks onvoorwaardelijk aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen. Per 1 januari 2011 is op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers een toeslag verleend van 0,8%. De uitvoeringsovereenkomsten tussen het pensioenfonds en de aangesloten ondernemingen die in september 2007 zijn ingegaan, kenden een looptijd van 3 jaar. Per 1 september 2010 gelden er nieuwe uitvoeringsovereenkomsten voor andermaal een periode van drie jaar. De
7
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
belangrijkste wijziging in de nieuwe uitvoeringsovereenkomst is de opname van een exitbepaling voor eventueel uittredende ondernemingen. In 2009 en 2010 heeft het fonds uitvoerig contact gehad met GE Asset Management (GEAM) over de performance en de invulling van de overeenkomsten en is verzocht om toelichting. Het bestuur heeft, op advies van de Beleggingscommissie, besloten om een audit uit te laten voeren door Aon Hewitt Consultants van de performance over de afgelopen jaren ten opzichte van de de benchmark, de werkzaamheden en de processen van GEAM. Ook zal een beoordeling volgen over de strategie, de visie en het team. De audit heeft in de zomer van 2010 plaatsgevonden. Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor de instelling van een Visitatiecommissie. In oktober 2010 heeft de Visitatiecommissie haar tweede deelvisitatie uitgevoerd. Het aandachtsgebied was deze ronde het algemeen bestuurlijk deel. Uit het rapport is gebleken dat er weliswaar verbeterpunten mogelijk zijn, doch dat het algemeen beeld van de Visitatiecommissie positief is. Het bestuur neemt de aanbevelingen ter harte. Heldere communicatie met de belanghebbenden is voor het bestuur van groot belang. Daarom is in 2010 een nulmeting uitgevoerd naar de huidige beleving van de pensioencommunicatie en -bewustzijn. De respons van de deelnemers was met bijna 60% zeer hoog. De resultaten bieden veel aanknopingspunten voor het communicatiebeleid van 2011 en verder. In 2010 is er sectorbreed discussie gevoerd over de impact van de toegenomen levensverwachtingen. In februari 2010 heeft het bestuur als eerste stap het besluit genomen om voor het jaarverslag 2009, in afwachting van nieuwe overlevingstafels, een opslag van 3% op de voorziening te rekenen. Nadat in de zomer de nieuwe AG-Prognosetafels zijn gepubliceerd heeft het fonds besloten deze vooralsnog onverkort en met ongewijzigde leeftijdscorrecties toe te passen. In 2011 zal nader onderzoek plaatsvinden naar ervaringssterfte, waarbij het fonds alsdan een besluit zal nemen over een eventuele aanvullende verfijning van de te hanteren overlevingstafels. Reden hiertoe is de diversiteit van de populatie van het pensioenfonds, waardoor het bestuur meer tijd nodig heeft om tot een deugdelijke beslissing te komen over de te hanteren ervaringssterfte. In 2010 heeft het pensioenfonds besloten het uitbestedingscontract met TKP voor vijf jaar te gaan verlengen, waarbij de flexibiliteit wordt benoemd om in de nabije toekomst samenwerkingsverbanden met andere pensioenfondsen aan te kunnen gaan. De verlenging is ingegaan op 1 januari 2011. Omdat in het jaarverslag diverse vaktechnische begrippen gebruikt worden, is als bijlage een begrippenlijst opgenomen. Breda, 29 april 2011 Mw mr. Y.M.M. den Bakker, voorzitter
8
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
2.
Algemene informatie 2.1
Juridische structuur
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland is statutair gevestigd te Breda en opgericht op 17 augustus 2007. Het pensioenfonds is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 34283058.
2.2
Doelstelling
Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland heeft ten doel om binnen de grenzen van zijn middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het fonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers is onvoorwaardelijk. Op de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen wordt voorwaardelijk toeslag verleend. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is: er wordt jaarlijks bepaald of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Het fonds draagt zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Het fonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) het belangrijkste is. De ABTN is in 2010 een aantal malen door het bestuur besproken en aangepast. Naar verwachting zal de ABTN in het voorjaar van 2011 worden vastgesteld.
9
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
2.3
Personalia
Bestuur Benoemd namens de werkgever: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
mw. Y.M.M. den Bakker
voorzitter
17-08-2007
17-08-2011
G.J.B. Bas
vice-voorzitter
01-09-2008
01-10-2010
mw. H. Damhuis
lid
01-10-2010
01-10-2014
V.P. Evers
lid
17-08-2007
17-08-2011
R.R. Otte
lid
01-11-2010
01-11-2014
E.X. Rodriguez Maldonado
lid
15-06-2009
11-06-2010
K.J. Veenhuis
lid
17-09-2010
17-09-2014
J.P.G. Vissers
lid
15-06-2009
01-10-2010
De werkgeversvertegenwoordigers hebben zitting voor een periode van vier jaar. De aangesloten onderneming die een bestuurslid heeft benoemd, is tevens bevoegd dit bestuurslid te ontslaan vóór afloop van de zittingsperiode.
Benoemd namens de deelnemers: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
A.A. van den Aarssen
vice-secretaris
01-01-2008
01-01-2011
D.L. Coupar
lid
17-08-2007
17-08-2011
T.H.M. Kruijs
secretaris
17-08-2007
17-08-2011
M. Kruize
lid
11-02-2011
11-02-2015
T.A. Sardar
lid
11-09-2009
11-09-2013
D. van Unnik
lid
24-04-2009
24-04-2013
De werknemersvertegenwoordigers hebben zitting voor een periode van vier jaar. Een door de deelnemers gekozen bestuurslid wordt ontslag verleend op het moment dat hij niet langer deelnemer (werknemer met een arbeidsovereenkomst bij een van de aangesloten ondernemingen van General Electric) is. Het aftredende bestuurslid kan zich terstond herkiesbaar stellen.
10
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Pensioendirecteur C. Verbeek Beleggingscommissie A.A. van den Aarssen (tot 1 januari 2011) G.J.B. Bas (tot 1-10-2010) V.P. Evers T. Sardar D. van Unnik K.J. Veenhuis C. Verbeek Compliance officer P. Elion Verantwoordingsorgaan Namens de werkgever: D. de Kruijk Namens de actieve deelnemers: M. van de Ven Namens de pensioengerechtigden: vacature Pensioenadministratie TKP Pensioen BV Vermogensbeheerders GE Asset Management Limited, Londen/Stamford, USA Delta Lloyd Bank NV, Amsterdam (Pensioenspaarregelingen) Custodian State Street Corporation Herverzekering Swiss Re, Amstelveen Certificeerders KPMG, externe accountant Aon Hewitt, externe actuaris Visitatiecommissie Drs. G.E. van de Kuilen, financieel / economisch E.J.M. Missotten, algemeen / bestuurlijk Mr. J.R. Steinhauser, juridisch / communicatie
11
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
3.
Financiële positie en beleid in 2010 3.1
Financiële opzet en positie
Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een belangrijke maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder weergegeven. Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect toeslagverlening Effect beleggingsresultaat Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Effect kanssystemen Effect aanpassing levensverwachting Effect overige oorzaken Dekkingsgraad 31 december
2010 116,5% 2,1% 0,0% 7,8%
2009 89,4% 5,8% 0,1% 12,1%
-17,1% -0,2% - 5,5% 0,1% 103,7%
13,1% 1,4% - 2,7% - 2,7% 116,5%
Effect premies In 2010 is geen sprake geweest van aanvullende vermogensdotaties. Vanwege de solvabiliteitsopslag in de premie, draagt de premie positief bij aan de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Effect beleggingsresultaat Het rendement op de beleggingen was positief en droeg daarom positief bij aan de dekkingsgraad. In paragraaf 4.2 (resultaat beleggingen) wordt dit nader toegelicht. Rentetermijnstructuur De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van de rentetermijnstructuur. De rentetermijnstructuur is variabel. Iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De daling van de rentetermijnstructuur leidde in 2010 tot een stijging van de voorziening. Dit had een negatief effect op de dekkingsgraad. De hierna volgende tabel geeft het verloop van de dekkingsgraad over de laatste drie jaar weer. Ter illustratie zijn daarbij ook het behaalde beleggingsrendement en de gemiddelde rente behorende bij de gemiddelde looptijd van de verplichtingen vermeld:
12
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Dekkingsgraad Beleggingsrendement Gemiddelde rente
2010
2009
103,7% 7,15% 3,4%
116,5% 15,0% 3,9%
1-9-200731-12-2008 89,4% -17,1% 3,6%
Effect kanssystemen Aan het vaststellen van de technische voorzieningen liggen statistieken ten grondslag. De belangrijkste betreffen overlevingskansen en arbeidsongeschiktheid. Aanpassing levensverwachting Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap (AG) de Prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Eind 2009 had het fonds op de informatie die toen beschikbaar was al een verzwaring van 3% meegenomen op de voorziening verplichtingen. Concreet betekent de nieuwe AG-Prognosetafel een verdere verhoging van de levensverwachting. Nadat in de zomer de nieuwe AG-Prognosetafel is gepubliceerd, heeft het fonds besloten deze vooralsnog onverkort en met ongewijzigde leeftijdscorrecties toe te passen. In 2011 zal nader onderzoek plaatsvinden naar ervaringssterfte, waarbij het fonds alsdan een besluit zal nemen over een eventuele aanvullende verfijning van de te hanteren sterftetafels. Ontwikkelingen herstelplan In 2009 is de dekkingsgraad gestegen van 89,4% naar 116,5%. Vanaf mei 2009 tot en met april 2010 bevond de dekkingsgraad zich permanent boven de minimaal vereiste dekkingsgraad. De dekkingsgraad is in mei 2010 voor het eerst weer onder de minimaal vereiste dekkingsgraad gedaald en bedroeg op 31 mei 2010 98,6%. In juni is de dekkingsgraad licht gestegen naar 99,3%. Hiermee bevond de dekkingsgraad zich over een periode van achttien maanden uitsluitend twee maanden onder het niveau van de berekende lijn in het herstelplan. De daling in het tweede kwartaal van 2010 is veroorzaakt door de daling van de rente. In juli 2010 was er een opleving van de dekkingsgraad naar 105,2% en bevond de dekkingsgraad zich boven de berekende lijn van het herstelplan. In augustus 2010 daarentegen is de dekkingsgraad eenmalig zo laag geweest (85% op basis van de oude tafels) dat - op basis van de huidige herstelmaatregelen met toepassing van de nieuwe AG-tafelsherstel binnen 5 jaar niet uit extrapolatie van het dekkingsgraadsjabloon naar voren kwam. Het bestuur heeft besproken welke aanvullende maatregelen eventueel genomen konden worden mocht de rente en daarmee de dekkingsgraad zo historisch laag blijven. Vastgesteld is dat bij aanhoudende lage rente eerst met de werkgevers overlegd zou worden over aanvullende stortingen. Uitdrukkelijk is in het bestuur vastgesteld dat korting van de pensioenrechten als sturingselement (nog) niet aan de orde is. Ook is besproken dat het bestuur de dekkingsgraad in de maanden daarna nauwkeurig blijft monitoren en dat bij te weinig herstel het overleg met de werkgevers over aanvullende maatregelen opgestart zou worden. In de maanden september, oktober en november 2010 is de dekkingsgraad weer substantieel gestegen, zodat dit overleg niet nodig was. Alleen het verlengen van het kortetermijnherstelplan van drie naar vijf jaar lijkt sinds september 2010 afdoende.
13
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Impact herstelplan Het jaar 2010 stond in het teken van het herstelplan in relatie tot het daadwerkelijk herstel. Bij aanvang van het jaar 2010 was de dekkingsgraad hoger dan 102%. Door de dalende rentes is de dekkingsgraad in de loop van 2010 weer fors gaan dalen. Het daadwerkelijk herstel begon achter te raken op het herstel volgens het herstelplan. Op basis van de gegevens van eind november 2010, waarbij de nieuwe prognosetafels zijn gehanteerd, was herstel naar het minimaal vereiste vermogen binnen drie jaar bij eenvoudige extrapolatie niet te voorzien. In het najaar van 2010 is daarom ook het besluit genomen om pro-forma de termijn van het kortetermijnherstelplan te verlengen naar vijf jaar. In februari 2011 is dit besluit bekrachtigd. Op basis van de dekkingsgraad (103,7%) was dit strikt gezien niet meer noodzakelijk. Toch heeft het bestuur tot verlenging besloten om te voorkomen dat eind 2011 ongewild aanvullende maatregelen moeten worden genomen. Het initiële herstelplan ziet erop toe dat de dekkingsgraad per eind 2013 (einde van de verlengde kortetermijnherstelperiode) minimaal gelijk is aan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen en dat deze per eind 2023 (einde langetermijnherstelperiode) minimaal gelijk is aan de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen. Door het bestuur is begin 2011 de jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft – naast de verlenging van het kortetermijnherstelplan van drie naar vijf jaar niet geleid tot bijstelling van de uitgangspunten van het aangepaste herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het aangepaste herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. In het herstelplan wordt voor eind 2010 een dekkingsgraad verwacht van 107,2%. De werkelijke dekkingsgraad ultimo 2010 bedraagt 103,7%. Het pensioenfonds loopt daarmee achter op het verwachte herstelplan zoals geformuleerd in het herstelplan. In onderstaand overzicht worden de verwachte en werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad weergegeven.
Dekkingsgraad per 31 december 2009 Premie Sturings- Toeslagmiddelen verlening Beleggingen Rentetermijnstructuur Effect van uitkeringen, kosten, Overige kanssystemen en waardeoverdachten. Subtotaal Aanpassing levensverwachting (prognosetafel) Dekkingsgraad per 31 december 2010
Verwacht (in %) 100,5 6,4
Werkelijk (in %) 116,5 2,1
-2,7
0,0
2,4 0,0
7,8 -17,1
0,6
-0,1
107,2 0,0 107,2
109,2 -5,5 103,7
Uit bovengenoemd overzicht blijkt dat de lagere dekkingsgraad eind 2010 ten opzichte van het herstelplan voornamelijk wordt veroorzaakt door de gedaalde rente en de toegenomen levensverwachting.
14
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
3.2
Beleid en beleidskeuzes
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenovereenkomst zoals die overeengekomen is met de CAO-partijen.
3.2.1
Toeslagbeleid
Het bestuur heeft in 2010 besloten de ingegane pensioenen en de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers per 1 januari 2011 niet aan te passen aan de consumentenprijsindex. Het bestuur heeft dit besluit genomen omdat de financiële positie van het fonds deze toeslagverlening niet toeliet. Dit besluit is in overeenstemming met de uitgangspunten van het pensioenreglement, zoals hierna beschreven en de richtlijnen van DNB. Het bestuur kan in de toekomst beslissen een inhaaltoeslag toe te passen om de gemiste toeslag van 1 januari 2011 alsnog aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden te verlenen. De opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers worden jaarlijks onvoorwaardelijk aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen. Per 1 januari 2011 is op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers een toeslag verleend van 0,8%.
15
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
3.2.2
Financieringsbeleid
Financieringssysteem en ABTN Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen worden onderscheiden: -
-
minimaal vereist vermogen: de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen is gelijk aan 104,5% van de voorziening pensioenverplichtingen; vereist vermogen: het vereist vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen negatief wordt. De dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen bedraagt ultimo 2010 133,2%; gewenst vermogen: het gewenst vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie op de lange termijn na te kunnen komen. De dekkingsgraad behorend bij het gewenst vermogen bedraagt ultimo 2010 215,0%.
Indien de vermogenspositie van de stichting lager is dan het minimum vereist eigen vermogen, kunnen de aangesloten ondernemingen een aanvullende vermogensdotatie doen om de dekkingsgraad op het minimum vereist eigen vermogen te brengen. Een aanvullende vermogensdotatie wordt uiterlijk binnen een maand na de vaststelling van de jaarrekening door het bestuur vastgesteld, gehoord de actuaris van de stichting. De aangesloten ondernemingen kunnen de vastgestelde aanvullende vermogensdotatie over een periode van maximaal drie jaar aan de stichting voldoen, waarbij elk kwartaal een evenredig deel van de dotatie wordt voldaan. De stichting kan een kortere termijn dan drie jaar vaststellen indien overeengekomen met de aangesloten ondernemingen. Op basis van het huidige premiebeleid en de uitkomsten van het herstelplan is het vooralsnog niet nodig om een extra premie te vragen aan de werkgever. De huidige sturingsmiddelen zijn krachtig genoeg om het herstel in de daarvoor gegeven tijd te bewerkstelligen. De dekkingsgraad van het fonds is in 2008 gedaald tot onder het minimaal vereist vermogen. In 2009 is een herstelplan ingediend. In het herstelplan is opgenomen dat conform de uitvoeringsovereenkomst de verschuldigde premie verhoogd kan worden in geval van een dekkings- of reservetekort. Uit de berekeningen blijkt dat een verhoging van de premie niet noodzakelijk is. Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om voor het kortetermijnherstel een termijn van vijf jaar te hanteren. De door het pensioenfonds te ontvangen premie wordt actuarieel berekend op individuele basis. Uitgangspunt daarbij is dat de opgebouwde rechten steeds zijn afgefinancierd. De verhoging van de aanspraken als gevolg van toeslagverlening wordt afgefinancierd door middel van koopsommen. Naast deze premie worden voor de dekking van de partnerpensioenen op risicobasis en de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen risicopremies voldaan. Tevens bevat de premie een solvabiliteitsopslag welke bestemd is voor het herstellen c.q. op peil houden van de dekkingsgraad.
16
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
De feitelijke premie in 2010 is gelijk aan de kostendekkende premie. De kostendekkende premie over 2010 bedraagt € 13,9 miljoen (2009: € 15,9 miljoen). De feitelijk te ontvangen premie bedraagt in 2010 ook € 13,9 miljoen (2009: € 15,9 miljoen). De feitelijke premie is bepaald volgens de individuele methode op basis van de rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader, zoals deze wordt gepubliceerd door DNB. De kostendekkende premie, met uitzondering van de toeslagverlening van de actieve deelnemers per 1 januari 2011, wordt berekend met de rentetermijnstructuur van 31 december 2009. Premies Voor 2010 golden de volgende drempelwaarden: pensioenpremie: wordt individueel bepaald voor de pensioenopbouw in 2010 over het salaris onder aftrek van de franchise (€ 12.873). premie WIA-excedent: 2,75% van de verzekerde uitkering. Exitbepaling in de uitvoeringsovereenkomst Indien en nadat een onderneming al dan niet als gevolg van een overdracht de status van aangesloten onderneming verliest, is deze onderneming aan het fonds een eenmalige bijdrage verschuldigd ter dekking van de lasten inzake toekomstige toeslagverlening aan de gewezen deelnemers die op het moment waarop de onderneming niet langer kan worden aangemerkt als aangesloten onderneming, in dienst zijn van deze onderneming. De bijdrage wordt vastgesteld op basis van het aantal gewezen deelnemers als bedoeld in de vorige volzin. De berekeningsgrondslagen van de verschuldigde bijdrage en de aannames die bij de vaststelling van de bijdrage zullen worden gehanteerd zijn: - Met de fondsgrondslagen van het laatstvastgestelde jaarwerk - Met het actieve deelnemersbestand van het laatstvastgestelde jaarwerk - Indexatieverwachting op 2% per jaar - Excassokosten 2% - Solvabiliteitsopslag van het laatstvastgestelde jaarwerk - Korting vanwege toekomstige uitgaande individuele waardeoverdrachten 10%* Koopsom Toekomstige indexatie = ((VPV op (RTS-2%))-(VPV op RTS))*102%*(1+solvabiliteitsopslag)*90% * Deelnemers kunnen nadat de onderneming is uitgetreden op individuele basis daarna nogmaals van werkgever verwisselen. Op dat moment is een uitgaande waardeoverdracht mogelijk en komt voor die persoon de jaarlijkse indexatie binnen het pensioenfonds te vervallen.
De exitbepaling is in 2010 nog niet daadwerkelijk toegepast.
3.2.3
Beleggingsbeleid
De beleggingscommissie heeft gedurende het jaar 2010 bijzondere aandacht gehad voor een drietal belangrijke onderwerpen:
17
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
1. Het herschrijven van de Statement of Investment Principles (SIP) waarbij de doelstellingen en het te volgen strategisch beleggingsbeleid in detail werden beschreven. De nieuwe SIP werd door het Bestuur in september 2010 goedgekeurd. 2. Een belangrijk onderdeel van het beleggingsbeleid is het zoeken naar een goede efficiënte oplossing voor de rentemismatch die kan ontstaan in de looptijd tussen de pensioenverplichtingen van het pensioenfonds en het belegd vermogen. Naast het kiezen van een oplossing voor de toekomst om dit renterisico af te dekken werd een markt-analyse (kosten/service) gemaakt van verschillende asset managers. Het Bestuur heeft besloten om dit renterisico af te dekken met een portefeuille van individuele zakelijke waarden waarbij de looptijd van de verschillende lijnen zo goed mogelijk moet worden ‘gematcht’ met de pensioenverplichtingen volgens de geldende leeftijdskorven. GEAM werd begin 2011 door het Bestuur aangeduid om deze activiteiten uit te voeren. Ook zal voor deze operatie een rechtstreeks contract worden afgesloten met een Custodian in Nederland. 3. Een audit van GEAM, de huidige asset manager. Aon Hewitt Consultants maakte medio 2010 een analyse van GEAM. De bedoeling was om te valideren of GEAM naar de toekomst toe als asset manager voor het fonds behouden kan blijven. Ondanks het feit dat gewezen werd op een aantal gebreken bevestigde Aon Hewitt dat GEAM een gemiddelde score heeft. Op basis van deze resultaten en na een gesprek met GEAM, waar gewezen werd op de punten die op korte en middellange termijn moeten verbeteren, heeft het bestuur beslist om voor het jaar 2011 GEAM aan te houden en opnieuw eind 2011 tot een evaluatie over te gaan.
Strategisch beleggingsbeleid Inzake het strategisch beheer heeft het bestuur de beslissing genomen dat ondanks het feit dat de pensioenverplichtingen zich situeren op langere termijn, de wil bestaat de risico’s te beperken (met speciale aandacht voor afdekken van het renterisico) en te streven naar stabiele pensioenpremies. De eerste en belangrijkste investeringsdoelstelling van het fonds is het betalen van de nominale pensioenverplichtingen. Als tweede doelstelling wordt er naar gestreefd dat de minimaal vereiste dekkingsgraad wordt bereikt. Bovendien: Geen tactische vermogensallocatie, alleen natuurlijk verloop; Geen valutarisico voor de belangrijkste valuta.
18
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Het strategisch assetmanagement beleid wordt als volgt concreet ingevuld:
Matching portfolio Government bonds (Euro) Investment Grade Senior Credits (Euro) Return portfolio Developed Markets Equity Emerging Markets Equity Cash
Doel
Minimum
Maximum
35% 15%
30% 0%
50% 20%
47% 3%
40% 0%
50% 10%
0%
0%
2%
Bovendien wordt de volgende rebalancingpolitiek aangehouden: Funding ratio < MVEV
MVEV – VEV
> VEV
Buy-and-hold, echter de nieuwe geïnde premies worden geïnvesteerd in de 50% Matching portfolio en 50% in the Return portfolio Constante mix van 50% Matching portfolio en 50% Return portfolio. Nieuwe premies worden geïnvesteerd in de ondergewaardeerde categorie. Indien nodig worden buy and sell transacties uitgevoerd om de constante mix te bereiken. Indien de Matching portfolio = pensioenverplichtingen kan het bestuur beslissen om een strategie in te voeren om de financiersgraad te beschermen tegen dalingen dit op basis van opties of een verzekering .
Begin 2008 heeft Hewitt Consultants een ALM-studie uitgevoerd. De uitkomsten van de studie ondersteunen de gekozen asset mix (50% aandelen, 50% vastrentende waarden). Gezien de toestand op de financiële markten, werd de ALM-studie eind 2008, op verzoek van het bestuur, opnieuw door Hewitt uitgevoerd. Wederom bleek de studie de gekozen beleggingsstrategie te ondersteunen. Het bestuur gaf begin 2011 goedkeuring om een nieuwe ALM studie door Hewitt te laten uitvoeren. Tegen eind mei 2011 zullen de resultaten beschikbaar zijn. Hierbij zal er aandacht zijn voor de gewijzigde Statement of Investment principles (SIP) die eind 2010 door het Bestuur werd goedgekeurd.
3.3
Risicobeheer
Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, zal het pensioenfonds de premie verhogen en is er geen of
19
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds, het betreft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen, de toegenomen levensverwachting en de ontwikkeling van de marktrente. Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde ALM-beleid actief is. Het marktrisico wordt beheerst doordat met de externe vermogensbeheerders duidelijke beleggingsmandaten zijn overeengekomen, waarin specifieke randvoorwaarden zijn opgenomen, bijvoorbeeld betreffende de kwaliteit van de effecten waarin wordt belegd. De beleggingsmandaten worden goedgekeurd door het bestuur en periodiek geëvalueerd en eventueel aangepast. Het bestuur beseft de impact van de beleggingsrisico’s. In 2010 zijn de uitgangpunten vastgelegd in het strategisch beleggingsplan. Renterisico (duration-mismatch) Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van fluctuaties in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Indien op balansdatum de duration van de beleggingen aanzienlijk korter is dan de duration van de verplichtingen is er sprake van een zogenaamde ‘duration-mismatch’. Bij een rentestijging zal de waarde van beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de verplichtingen, met als gevolg dat de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het strategisch beleggingsplan 2010 voorziet in het afdekking van het renterisico. Vanaf 2011 zal het afdekken van het renterisico gefaseerd worden ingevoerd. Valutarisico De waarde van beleggingen in aandelen en vastrentende waarden wordt beïnvloed door de ontwikkelingen van de valutakoersen waarin de betreffende beleggingen luiden. Ten aanzien van beleggingen in vreemde valuta zijn door het bestuur aan de vermogensbeheerders beperkingen opgelegd. Het fonds heeft het valutarisico voor aandelen nog niet afgedekt. In het beleggingsplan 2010 is opgenomen om het valutarisico zo veel mogelijk te beperken voorzover dit praktisch mogelijk is. De implementatie van het valutabeleid vindt plaats in 2011. Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardewijzigingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden
20
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. De risico’s nemen toe wanneer gebruik gemaakt wordt van geschreven optieposities, indien belegd wordt met geleend geld of indien waardepapieren worden verkocht die het fonds niet bezit (short selling). Het beleggingsbeleid van het fonds sluit het beleggen met geleend geld in principe uit, evenals het verkopen van waardepapieren die het fonds niet bezit. Evenmin staat het beleggingsbeleid het gebruik van derivaten toe, tenzij hiervoor specifiek van het bestuur schriftelijke goedkeuring is verkregen en dit gebruik tevens leidt tot afdekking van risicoposities. Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Dit risico wordt ook wel aangeduid als debiteurenrisico. De waarde van beleggingen in vastrentende waarden wordt ondermeer beïnvloed door de ontwikkeling van de kredietwaardigheid van de effectenuitgevende instellingen. Met name de door beleggers gemaakte inschatting van de waarschijnlijkheid van het tijdig voldoen van rente- en aflossingsverplichtingen door de debiteur is hierbij bepalend. Ter beperking van het kredietrisico gelden binnen het fonds restricties voor de samenstelling van de vastrentende portefeuilles met betrekking tot geografische spreiding (alleen OECD landen zijn toegestaan), verdeling over verschillende debiteurencategorieën, de minimale kwaliteit van de debiteur (‘rating’ door ‘rating agencies’) en de omvang van de beleggingen per debiteur. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. De custodian, State Street Corporation, rapporteert eventuele concentraties die desondanks ontstaan door combinaties van diverse vermogensbeheerders. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt het verzekeringstechnisch risico
21
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
gedeeltelijk herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Vooruitlopend op de nieuwe AG Prognosetafel 2010-2060 heeft het bestuur eind 2009 besloten om de technische voorziening met 3% te verhogen. Deze verhoging was gebaseerd op de in 2008 gepubliceerde overlevingtafel van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Eveneens heeft het AG geadviseerd om ervaringssterfte (onder- of oversterfte ten opzichte van de gehele bevolking) niet langer middels leeftijdsterugstellingen in de prognosetafels te verwerken, maar volgens een leeftijdsafhankelijke correctiefactor. Na advies te hebben ingewonnen van Aon Hewitt, heeft het bestuur vervolgens besloten de pensioenverplichtingen te waarderen volgens de nieuwe prognosetafels waarbij vooralsnog de leeftijdcorrecties zijn gehandhaafd t.w. -3 jaar voor mannen en -1 jaar voor vrouwen. In 2011 zal nader onderzoek naar ervaringssterfte worden gedaan. De technische voorziening was zodoende aan het eind van 2009 gebaseerd op de prognosetafel 2005-2050 van het Actuarieel Genootschap verhoogd met een opslag van 3% en aan het eind van 2010 op basis van de AG-prognosetafel 2010-2060. Het totale effect op de technische voorziening van de aangepaste prognosetafels bedraagt ruim 8% (inclusief de opslag van 3%). Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen.
22
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht op basis van de gemiddelden. Gezien de omvang en het draagvlak van het pensioenfonds worden de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s voortvloeiende uit de aangaande pensioenverplichtingen herverzekerd. Het betreft een excedent-herverzekeringscontract in combinatie met een ‘stoploss’ herverzekering. Met de excedent-herverzekering wordt het individuele risico boven een bepaalde grens verzekerd (dekking tegen hoge risico’s). De ‘stop-loss’ herverzekering dekt de situatie dat er meer ‘schadegevallen’ zijn gedurende een bepaalde periode ten opzichte van de verwachting. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie toeslagen op de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, het rendement, de looninflatie en de demografie, alsmede de financiële positie van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat toeslagverlening op de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken voorwaardelijk is en afhankelijk van de hiervoor genoemde ontwikkelingen. Deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit de premie. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers wordt jaarlijks onvoorwaardelijk toeslag verleend, welke wordt gefinancierd uit de premie. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico, het uitbestedingsrisico en het systeemrisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed. Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP een ISAE 3402 type II-rapport. Over het jaar 2010 is het SAS 70 type II-rapport vervangen door het uitgebreidere ISAE 3402 type II-rapport. Het ISAE-rapport is ten opzichte van het SAS70-rapport uitgebreid met het proces monitoring uitbesteding van
23
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
activiteiten die worden uitgevoerd door derden voor TKP. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. PricewaterhouseCoopers Accountants NV certificeert de ISAE 3402-rapportage. De strekking van de accountantsmededeling is dat de interne beheersing van TKP op 31 december 2010 voldoet aan de daaraan te stellen eisen: de beschreven en aanwezige beheersmaatregelen zijn toereikend om te controledoelstellingen te bereiken. Tevens wordt verklaard dat in de periode vanaf 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 de beheersmaatregelen voldoende effectief hebben gefunctioneerd. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan GE Asset Management (GEAM) en Delta Lloyd Bank NV. GEAM heeft State Street Corporation aangesteld als custodian. Met de vermogensbeheerders zijn overeenkomsten gesloten waarin onder meer de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages zijn vastgelegd. De afspraken zijn opgenomen in een SLA. Het pensioenfonds heeft over de periode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 een SAS 70 type II rapport van State Street Corporation ontvangen. Het rapport is door een externe accountant gecertificeerd. Over de periode 1 oktober 2010 tot en met 31 december 2010 is door State Street Corporation een confirmation letter verstrekt aan het bestuur van het pensioenfonds. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het bestuur is zich bewust van de risico’s die het pensioenfonds loopt en besteedt in toenemende mate aandacht aan risicobeleid en beheersing en zal deze lijn in 2011 voortzetten. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de jaarrekening (paragraaf 9.4.3.1).
24
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
4.
Beleggingen
4.1 Marktontwikkelingen Marktontwikkelingen Het jaar 2010 stond voor beleggers vooral in het teken van de schuldenproblematiek van Europese landen en de invloed daarvan op het bankwezen en de wereldwijde economische groei. Een omvangrijk reddingspakket van de Europese Unie en steunmaatregelen van de Europese Centrale Bank waren begin mei nodig om acute financieringsproblemen van Griekenland te voorkomen. Het wantrouwen van beleggers ten aanzien van andere landen werd daarmee echter niet weggenomen. De rente op staatsobligaties uitgegeven door onder andere Ierland, Portugal en Spanje steeg enorm. Staatsobligaties van de meest kredietwaardige landen in het eurogebied, zoals Nederland en Duitsland, werden daarentegen beschouwd als een veilige haven. Hierdoor daalde de lange rente in deze landen sterk. De lange swaprente (30 jaar) daalde van 4,0% eind 2009 tot een tijdelijk dieptepunt van 2,6% eind augustus 2010. Op dat moment was de onrust onder beleggers over de Europese schuldencrisis en de angst voor een nieuwe economische recessie groot. Uiteindelijk eindigde de lange swaprente (30 jaar) op 3,5%. De economische groei bleef in 2010 gematigd. Halverwege het jaar nam door zwakke economische cijfers uit de Verenigde Staten (vooral de arbeidsmarkt) de angst van beleggers op een nieuwe economische recessie en een deflatiescenario nog toe. Hoewel door meevallende economische cijfers later in het jaar dit negatieve scenario weer wat naar de achtergrond verdween, bleven de algemene economische verwachtingen voor de Amerikaanse economische groei zwak. In Europa waren de economische verschillen groot. Vooral de Duitse economie verraste positief, geholpen door een sterke exportgroei. Van landen met grote overheidsschulden bleven de economische groeiverwachtingen, mede door noodzakelijke overheidsbezuinigingen, laag. Ondanks deze belangrijke economische ontwikkelingen, was 2010 een positief beursjaar. De wereldwijde aandelenindex steeg ruim 20% in euro’s. Wel waren de tussentijdse uitslagen groot. Bedrijfsresultaten waren positief. Vooral Amerikaanse bedrijven hebben de economische crisis aangepakt door drastisch in kosten te snijden, waardoor de arbeidsproductiviteit en winst op peil bleven. De hoogste rendementen werden behaald in opkomende landen. De economische groei bleef in opkomende landen hoog, terwijl deze landen minder last hebben gehad van de kredietcrisis door de beperkte rol van het bankwezen binnen de economie. De hoge overheidsschulden in Europese landen leidden op de valutamarkt in 2010 tot een daling van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar van ruim 7%. Tegelijkertijd was ook het beleid van de Amerikaanse en Japanse autoriteiten om te proberen hun munt laag te houden. De spanning met China over de goedkope Chinese munt, waardoor zij een concurrentievoordeel hebben op de exportmarkt, speelde hierbij ook een rol. Het pensioenfonds belegde, voor wat betreft de zakelijke waardenportefeuille, ook in 2010, in het collectieve GEAM Fixed Income Beleggingsfonds. In deze portefeuille zijn eveneens een aantal ‘Pigs’ landen vertegenwoordigd. Het Bestuur is zich bewust van deze risico’s bij het beleggen in deze landen.
25
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Bij het afdekken van het renterisico in 2011 heeft het Bestuur besloten om over te stappen naar individuele obligaties met een langere duratie. Hierbij is het duidelijk, en in uitvoering van de SIP, dat het de bedoeling van het Bestuur is om bij de keuze van de individuele overheidsobligaties de hogere risico’s die er vandaag zijn in een aantal ‘Pigs’ landen uit te sluiten in het Fixed Income beleggingsbeleid. Samenstelling beleggingsportefeuille De strategische beleggingsportefeuille bestond in 2010 uit 50% aandelen en 50% vastrentende waarden. De werkelijke gewichten zijn in onderstaande figuur weergegeven. De werkelijke gewichten ultimo 2010 wijken af van de strategische gewichten door koersbewegingen. Het bestuur streeft ernaar om de gekozen asset mix (50% aandelen, 50% vastrentende waarden) aan te houden. Van de 50% beleggingen in aandelen wordt strategisch 60% in ‘EMU’ aandelen belegd. De overige 40% betreffen ‘global’ aandelen. Van de 50% beleggingen in vastrentende waarden wordt strategisch 85% in ‘bonds’ en 15% in ‘credits’ belegd. Hieronder wordt de feitelijke samenstelling weergegeven. Feitelijke samenstelling beleggingsportefeuille ultimo jaar 70,0% 60,0% 50,0%
55,1%
53,1%
50,3% 46,9%
56,9%
49,7% 44,9%
43,1%
40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0,0% 2010
2009
2008
aandelen
*
2007
vastrentende waarden
De samenstelling van de beleggingsportefeuille in dit overzicht wijkt af van de samenstelling zoals deze wordt gepresenteerd in de jaarrekening, omdat hier de economische samenstelling wordt getoond waarin de belegging in een onroerend goed fonds is toegerekend aan de beleggingscategorie aandelen, terwijl in de jaarrekening op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ610) de belegging in onroerend goed als aparte beleggingscategorie worden getoond. De aangehouden liquiditeiten binnen de asset pools worden toegerekend aan aandelen respectievelijk vastrentende waarden.
Het beheer van de portefeuille is toevertrouwd aan GE Asset management. Op basis van asset pooling (met het Belgische GE pensioenfonds als ook met GE Artesia Bank) worden hiervoor de ‘Variable Capital Company Funds (VCC)’ in Ierland gebruikt. State Street Corporation blijft de custodian.
26
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
4.2 Resultaten beleggingsportefeuille Overzicht behaalde rendementen in de verslagperiode (%) Totale assets 31-12-2010 Portefeuille Aandelen Totaal (Msci World ex EMU, MSCI EMU) - Euroland Equity - Global equity Vastrentende waarden (Citigroup Euro Big) Totaal 50% Citigroup Euro Board Investments Grade Index. 30% MSCI EMU Index, 20% MSCI EMU Index, 20% MSCI World ex EMU Index.
Benchmark
+13.14% +8.53% +19.06% +1.09%
+10.52% +2.4% +19.53% +2.05%
Absolute over/underperformance +2.61% +6.13% -0.47% -0,97%
+7.15%
+6.59%
+0.56%
4.3 Aandelen De aandelenportefeuille is wereldwijd gespreid met een extra accent op aandelen in Europa (66%). Ook voor 2010 is deze verhouding vastgesteld. Regioverdeling aandelenbeleggingen ultimo 2010 (bedragen * € 1.000) 31-12-2010 Noord -Amerika Opkomende markten Europa Azië Cash Totaal
Global Equity 12.427
Euroland Equity
Total Equity 12.427
% 21,61%
3.466 6.850 3.365 371
299 30.269 462
3.765 37.119 3.365 833
6,55% 64,54% 5,85% 1,45%
26.479
31.030
57.509
100.00%
Rendement De aandelenmarkten profiteerden in 2010 van het herstel van vertrouwen in de economie, de laag blijvende rente en positief verrassende bedrijfswinsten en dit toch ondanks de zorg inzake de aanhoudende financiële crisis in bepaalde Eurolanden en een opkomend inflatierisico. Aandelenkoersen stegen uiteindelijk gemiddeld meer dan 13%. De beleggingen in Euroland aandelen deden het in 2010 veel beter dan de benchmark (8,53% ten opzichte van 2,4%1). Het was een volatiel jaar met langs de ene kant negatieve berichten over Ierland en Griekenland (herstelplannen), en andere zwakkere eurolanden (Portugal, Spanje) en langs de andere kant positieve signalen over een zeer gezonde Duitse economie.
1
MSCI EMU
27
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
De beleggingen in de regio’s buiten de Euroland-zone presteerden 0.47%-punt minder ten opzichte van de benchmark (19,6% ten opzichte van 19.53%2). Sectorverdeling aandelenbeleggingen ultimo 2010
4.4 Vastrentende waarden Activiteiten De vastrentende beleggingen vinden plaats via deelname in het GE Asset Management Fixed Income beleggingsfonds. Deze worden eveneens geplaatst op de Variable Capital Company Funds (VCC) in Ierland, opnieuw onder het beheer van GE Asset Management. Rendement Het rendement van de beleggingen in vastrentende waarden van het fonds bedroeg over de verslagperiode 1,09% (2009: 5.6%). Dit was lager dan het rendement van de benchmark van 2,05%3. 66% is belegd in vastrentende waarden met een AAA/Aaa-rating dit ten opzichte van 50,6% in de benchmark. De volgende figuur geeft, ter illustratie van het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille, de verdeling naar de verschillende kredietkwaliteiten weer ultimo 2010.
2 3
MSCI WRLD Citigroup Euro Big
28
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Ratingoverzicht portefeuille vastrentende waarden ultimo 2010
A 12.5%
BBB 5.6%
NR 0.5%
AA 15.3%
AAA 66.0%
Onderstaande grafiek geeft het verloop van de kapitaalmarktrente in 2010 weer. Kapitaalmarktrente in Euroland in 2010
Source: Bloomberg(c)
29
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Samenstelling beleggingsportefeuille Vastrentende waarden portefeuille ultimo 2010, gerangschikt naar landen
4.5 Vastgoed Dit betreft participaties in een beursgenoteerd aandelenfonds, die als onderdeel van het Euro Equity Fund door GEAM worden beheerd.
4.6 Corporate Governance Pensioenfondsen hebben de wettelijke verplichting hun pensioenvermogen solide te beleggen om in staat te zijn de toegezegde pensioenen uit te keren. Ten behoeve van de pensioengerechtigden worden omvangrijke bedragen in beursgenoteerde ondernemingen belegd waardoor huidige en toekomstige pensioengerechtigden in belangrijke mate indirect afhankelijk zijn van de waarde die deze ondernemingen op de lange termijn creëren. Het vermogensbeheer in wereldwijde ondernemingen (aandelen) heeft Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland uitbesteed aan GEAM. Mede bepalend voor de ontwikkeling van de waarde van bovengenoemde beleggingen is de kwaliteit van de corporate governance van de onderneming waarin wordt belegd. GEAM belegt onder andere voor Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland wereldwijd in beursgenoteerde ondernemingen. Bij een Algemene en Buitengewone vergadering van Aandeelhouders kan gebruik gemaakt worden van het stemrecht. In de praktijk zal GEAM als vermogensbeheerder en gevolmachtigde van de participanten, stemmen. Dit stembeleid staat beschreven in de Proxy Voting Policies and Procedures. Het pensioenfonds wordt periodiek door GEAM geïnformeerd over het uitgeoefende stemrecht.
30
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
5.
Pensioenen 5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2010 hebben plaatsgevonden. Tevens worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
5.2
Pensioencommunicatie
Duidelijke communicatie met de verschillende doelgroepen van het fonds is voor het bestuur van groot belang. Doelstelling van het pensioenfonds op dit gebied is het zorgdragen voor duidelijke en klantgerichte communicatie met deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in juni 2010 verstuurd. In de begeleidende brief bij het UPO is de deelnemer nadrukkelijk gewezen op zijn/haar eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot zijn/haar pensioen. Website online In 2010 zijn regelmatig nieuwsberichten op de website geplaatst. Ook was hier maandelijks de dekkingsgraad terug te vinden. Communicatie naar deelnemers In 2010 hebben de deelnemers van het pensioenfonds twee nieuwsbrieven van het fonds ontvangen. De brochures ‘Waardeoverdracht bij indiensttreding’ en ‘Pensioenregeling in ‘t kort’ zijn herdrukt. 0-meting In februari was er een bijeenkomst met het bestuur. Hier werd ingegaan op de huidige communicatie van het pensioenfonds. En is er gesproken over hoe de communicatie verbeterd kan worden. Besloten is om onder de actieve deelnemers eerst een nul-meting uit te voeren. Van juli tot en met september konden deelnemers van het pensioenfonds digitaal een vragenlijst invullen. In totaal reageerden 540 personen. De uitkomsten vormden input voor het communicatieplan 2011. Het belangrijkste punt is dat de deelnemers meer actief geinformeerd willen worden (push). Ze willen dus niet alleen zelf informatie van de site halen (pull), maar actief ontvangen. Daarom zal het fonds de papieren nieuwsbrief die nu wee keer per jaar uitkomt vier keer per jaar gaan uitbrengen. Ook zal het fonds een digitale nieuwsbrief ontwikkelen die ongeveer vier keer per jaar uitkomt. In 2011 zullen de papieren en de digitale nieuwsbrief elkaar afwisselen. Als zich tussen het verschijnen van de verschillende nieuwsbrieven actualiteiten voordoen, dan ontvangt de deelnemer per e-mail extra informatie in een PensioenAltert. Deze uitingen zullen in het Engels worden vertaald.
31
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Inspelen op actualiteiten Zowel op de website als in de pensioenkranten is aandacht besteed aan de bijzondere financiële situatie, waarin het pensioenfonds zich bevindt. Maandelijks wordt op de website de actuele dekkingsgraad gepubliceerd. Half augustus 2010 deelde toenmalig minister Donner mee dat een aantal pensioenfondsen wellicht de pensioenen moest verlagen. Om de onrust bij de deelnemer weg te nemen is direct een artikel op de website geplaatst dat het pensioenfonds hier niet toe behoorde.
5.3
Pensioenadministratie
Gegevensaanlevering De maandelijkse gegevensaanlevering van werkgever aan TKP is in 2010 goed verlopen. De aanlevering van de werkgever was tijdig. Het uitvalpercentage van de gegevensaanleveringen was in sommige maanden aan de hoge kant. Deze uitval is door werkgever snel gecorrigeerd en opnieuw aangeleverd. De gegevens zijn in 2010 door de pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie. Beantwoording vragen Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen per communicatiekanaal. In 2010 zijn er door deelnemers 492 vragen gesteld. Dit is een daling van ruim 6 % ten opzichte van 2009. Op enkele piekmomenten na, was de gemiddelde doorlooptijd van de beantwoording van brieven korter dan de overeengekomen doorlooptijd. Overzicht: Verloop communicatie per "kanaal"
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Telefonische vragen Schriftelijke vragen Contact via Internet
1e kw rt 2010 2e kwrt 2010 3e kwrt 2010 4e kwrt 2010
Waardeoverdrachten Wanneer de dekkingsgraad van één of van beide pensioenfondsen die betrokken zijn bij een waardeoverdracht lager is dan 100%, mag er geen waardeoverdracht plaatsvinden en wordt de waardeoverdracht uitgesteld. In verband met de lage dekkingsgraad zijn er in de periode van juni tot eind december 2010 geen nieuwe waardeoverdrachten in behandeling genomen. Doordat de dekkingsgraad weer voldoende is gestegen, zijn de waardeoverdrachten begin 2011 weer opgestart.
32
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
5.4
Pensioenregeling
De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. De huidige pensioenregeling is van kracht vanaf 1 september 2007. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling worden hieronder toegelicht. Pensioenregeling 65 jaar Dit reglement geeft de (gewezen) deelnemers aanspraken op: ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 65 jaar; nabestaandenpensioen ten behoeve van de huwelijkspartner of de partner waarmee de (gewezen) deelnemer een notarieel verleden samenlevingscontract heeft; wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de (gewezen) deelnemer; arbeidsongeschiktheidspensioen (WIA-excedentpensioen); premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid. Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarop de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de pensioengerechtigde komt te overlijden. Het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen in de geïndexeerde opbouwregeling is 2,1% voor de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Nabestaandenpensioen Het nabestaandenpensioen is verzekerd op risicobasis. Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt. Het nabestaandenpensioen bedraagt tijdens het dienstverband 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Bij beëindiging van de deelneming vóór of op de pensioendatum wordt voor een deelnemer die een partner heeft een deel van het ouderdomspensioen omgezet in een aanspraak op nabestaandenpensioen tegen de dan geldende actuariële factoren. Wezenpensioen Het wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Dit wordt uitgekeerd totdat het kind de 18-jarige leeftijd heeft bereikt. Voor studerende kinderen wordt wezenpensioen uitgekeerd totdat het kind uiterlijk de 26–jarige leeftijd heeft bereikt. Het totale bedrag wezenpensioen bedraagt niet meer dan 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Bij meer dan vijf kinderen wordt er een evenredige korting toegepast. Toeslagverlening en aanpassing Volgens de toeslagenmatrix van DNB valt het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de actieve deelnemers onder categorie F2. Dit betekent dat de opgebouwde aanspraken van deze deelnemers jaarlijks onvoorwaardelijk worden aangepast aan de ontwikkeling van de ‘CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven’. Deze toeslagverlening is onvoorwaardelijk en wordt gefinancierd uit de premie. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden valt onder categorie D2 van de toeslagmatrix van DNB. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-prijsindex
33
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
voor alle huishoudens. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. Arbeidsongeschiktheidspensioen Bij arbeidsongeschiktheid zijn de deelnemers verzekerd van een WIA-excedentuitkering. Deze uitkering is bij volledige arbeidsongeschiktheid en bij een volledig dienstverband gelijk aan 70% van het positieve verschil tussen het pensioengevend salaris en het maximum jaarloon waarover de WIA-uitkeringen worden genoten. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en/of een parttime dienstverband wordt deze uitkering naar rato vastgesteld. Premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid In geval van arbeidsongeschiktheid vindt gehele of gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw plaats. Overgangsregeling Deelnemers die vóór 1 september 2007 vielen onder een overgangsregeling bij Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics (voorheen Stichting GE-Pensioenfonds) behouden deze overgangsregelingen. Beschikbare-premieregeling (vrijwillige spaarregeling Geflex/Gesave) Het pensioenfonds biedt aan zijn deelnemers ook een individuele pensioenspaarregeling genaamd Gesave aan. Deze regeling geeft de mogelijkheid te sparen voor extra pensioen binnen de daarvoor gegeven fiscale grenzen. Daarnaast zijn er nog deelnemers met spaartegoeden van een voormalige spaarregeling Geflex genaamd. Hier kan niet meer worden ingelegd. Dit betreft inleg premies voor rekening en risico van de deelnemers. Het vermogensbeheer van zowel Gesave als Geflex is ondergebracht bij Delta Lloyd. Het merendeel van de deelnemers belegt volgens een lifecycle model van Delta Lloyd.
5.5
Nieuwe wetgeving
Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de AOW, de uitvoeringsmogelijkheden en Pension Fund Governance. Daarnaast worden er wijzigingen in de pensioenwetgeving en het financieel toetsingskader verwacht als gevolg van het op 4 juni 2010 gesloten Pensioenakkoord. Verhoging AOW-leeftijd Het vorige kabinet heeft in 2009 een wetsvoorstel ingediend om de AOW-leeftijd in twee stappen te verhogen: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Voor degenen die geboren zijn vóór 1 januari 1955 blijft de AOW-gerechtigde leeftijd 65 jaar. De verhoging van de AOWleeftijd zal grote gevolgen hebben voor de aanvullende pensioenregelingen, mede door het voorstel om ook het fiscale kader voor aanvullende pensioenregelingen aan te laten sluiten bij de nieuwe AOW-leeftijd. Het voorstel is uiteindelijk niet behandeld door het (demissionaire) kabinet. Het is nog niet duidelijk hoe het huidige kabinet precies met dit wetsvoorstel om zal gaan, maar dat de AOW-leeftijd verhoogd zal worden, lijkt wel waarschijnlijk.
34
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Uitstel AOW-uitkering Tevens is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend waarin de mogelijkheid is opgenomen om de ingangsdatum van de AOW-uitkering na het bereiken van de 65-jarige leeftijd vrijwillig geheel of gedeeltelijk uit te stellen. Een latere ingangsdatum leidt tot een actuariële verhoging van het AOW-pensioen over de resterende uitkeringsperiode. De keuze om het AOW-pensioen uit te stellen moet vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd worden gemaakt en is eenmalig. De behandeling is onder het vorige kabinet stopgezet, maar zal naar verwachting door het huidige kabinet verder worden behandeld. Pensioenregister In het verslagjaar zijn verdere stappen gezet voor de ontwikkeling van het Pensioenregister. Met ingang van 1 januari 2011 is het Pensioenregister operationeel. Daardoor kunnen (gewezen) deelnemers via het internet op een toegankelijke manier een overzicht krijgen van zowel de AOW als het aanvullend pensioen. Het Pensioenregister geeft daarbij inzicht in de opgebouwde en te bereiken rechten van zowel ouderdomspensioen als nabestaandenpensioen. Pension Fund Governance Op 27 september 2010 is door het kabinet een voorontwerp ‘Governance pensioenfondsen’ aan de Eerste Kamer gezonden. Doelstelling van het voorontwerp is de bevordering van deskundigheid binnen besturen, het tegengaan van overlap van de verschillende organen binnen pensioenfondsen en het verbeteren van medezeggenschap van pensioengerechtigden. In
het voorontwerp worden drie bestuursmodellen geïntroduceerd: het paritaire model; een bestuur met (externe) deskundigen; een combinatie hiervan.
Naast de uitwerking van het paritaire model, worden de contouren van de twee andere modellen geschetst. Deze moeten nog nader uitgewerkt worden. Deze drie modellen zullen uiteindelijk in één wetsvoorstel worden opgenomen. Het wetsvoorstel zal voor de zomer van 2011 worden ingediend bij de Tweede Kamer. Multi-OPF Op 1 januari 2011 is de wet ‘Wijzigingen van de Pensioenwet in verband met het uitbreiden van de werkingssfeer voor ondernemingspensioenfondsen’ in werking getreden. Hiermee wordt het mogelijk dat verschillende ondernemingspensioenfondsen kunnen samengaan, waardoor één ondernemingspensioenfonds (een Multi-opf) voor meerdere ondernemingen financieel afgescheiden pensioenregelingen kan uitvoeren. In geval van het samengaan van meerdere pensioenfondsen binnen één onderneming, bestaat de verplichting om gescheiden vermogens aan te houden.
35
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Premiepensioeninstelling (PPI) Op 1 januari 2011 is de ‘Wet introductie premiepensioeninstellingen’ in werking getreden. Een Premiepensioeninstelling (PPI) is een nieuwe pensioenuitvoerder die pensioenregelingen mag uitvoeren, maar daarbij geen risico's mag verzekeren (zoals langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid), en geen garanties over het rendement (de grondslag voor de uitkeringen) mag geven. Dat maakt de PPI met name geschikt voor de uitvoering van DCregelingen, waarbij de premiebijdrage wel vaststaat, maar de hoogte van het uiteindelijke pensioen niet. Omdat er geen risico’s mogen worden gelopen, zal de PPI op de uitkeringsdatum het opgebouwde kapitaal aan een verzekeraar of aan een pensioenfonds (als de deelnemer daar al pensioen heeft opgebouwd) moeten overdragen, zodat de verzekeraar of het pensioenfonds de uitkeringsfase kan verzorgen. Pensioenakkoord Op 4 juni 2010 hebben de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) een principe akkoord gesloten over de AOW en de aanvullende pensioenen. In het principe akkoord zijn twee problemen geschetst waar het Nederlandse pensioenstelsel mee te maken heeft, te weten: de stijgende levensverwachting en de onvoldoende schokbestendigheid van het huidige stelsel. Om deze problemen op te kunnen lossen, wordt in het principe Pensioenakkoord een aantal aanpassingen voorgesteld. Het is uiteindelijk aan de sociale partners om te bepalen hoe daarmee wordt omgegaan. Onderdeel van het principe pensioenakkoord is dat de risico’s steeds meer bij de deelnemers komen te liggen. Het kabinet zal in overleg met de sociale partners nagaan welke aanpassingen in de pensioenwetgeving en in het Financieel Toetsingskader (zie hierna) nodig zijn om invulling te kunnen geven aan het principe Pensioenakkoord. Aanpassing Financieel Toetsingskader (FTK) In het verslagjaar is het door de Pensioenwet geïntroduceerde FTK geëvalueerd. In de evaluatie worden vier knelpunten binnen het FTK benoemd: het spanningsveld tussen reële ambitie en nominale zekerheid; het evenwicht tussen rendement en risico; de wijze waarop met volatiliteit en marktwaardering wordt omgegaan; de toereikendheid van de buffers. Het kabinet benadrukt dat naast de mogelijke wijzigingen naar aanleiding van de FTKevaluatie, ook de aanbevelingen van de commissies Frijns en Goudswaard - die grotendeels hun neerslag hebben gevonden in het Pensioenakkoord - tot nadere aanpassing van het FTK zullen leiden. Naar verwachting zal de aanpassing van het FTK in 2011 zijn beslag krijgen.
36
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Beleidsregel ‘Deskundigheid’ DNB en AFM DNB en AFM hebben in september 2010 een consultatieversie van de vernieuwde beleidsregel ‘Deskundigheid’ gepubliceerd. In de nieuwe beleidsregel worden de deskundigheidseisen verder aangescherpt. De vereiste deskundigheid moet blijken uit opleiding, werkervaring en competenties. DNB blijft de toetsende instantie. De nieuwe beleidsregel ‘Deskundigheid’ is op 1 januari 2011 in werking getreden en geldt voor nieuwe (kandidaat)bestuursleden. De beleidsregel leidt tot aanpassing van de deskundigheidsplannen van pensioenfondsen. FVP-bijdrageregeling De middelen van Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) worden sinds 1989 gebruikt om de pensioenvoorziening voor werkloze werknemers vanaf veertig jaar tijdelijk voort te zetten. FVP levert op deze manier een bijdrage aan de beperking van de pensioenbreuk als gevolg van werkloosheid. Het bestuur van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft in 2009 besloten de FVP-bijdrageregeling definitief te beëindigen op 1 januari 2011. Dit betekent dat de werknemers van 40 jaar en ouder die vóór 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, onder voorwaarden nog aanspraak op een FVP-bijdrage kunnen maken. De beslissing van het FVP-bestuur is gebaseerd op de meest recente ramingen van de toekomstige vermogensontwikkeling van Stichting FVP. Deze ramingen laten zien dat de geraamde vermogensontwikkeling onvoldoende ruimte laat om de FVP-regeling te verlengen. Het FVP-bestuur heeft tevens besloten, als voorzorgsmaatregel tegen een eventueel vermogenstekort, de betalingen van de FVP-bijdrage van werknemers die in 2010 werkloos worden, op te schorten tot uiterlijk 1 januari 2014 en mogelijk te korten. Vanaf 2010 was de bijdrage uit de regeling al beperkt. Werknemers, die in 2010 werkloos werden, kregen een bijdrage van circa 50 procent van de totale pensioenpremie. Zij moeten er rekening mee houden dat deze bijdrage op voorlopige basis is vastgesteld. De definitieve vaststelling zal bekend worden op het moment dat het fonds definitief wordt gesloten. Dat kan nog een aantal jaar duren. Werknemers die vóór 1 januari 2010 werkloos zijn geworden, worden in principe niet door deze maatregel getroffen. Overgang SAS 70 naar ISAE 3402 (type II) In september 2009 heeft de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) een nieuwe standaard goedgekeurd voor rapportage over interne beheersing van uitbestede activiteiten en certificering door externe accountants. Deze nieuwe standaard ‘International Standard on Assurance Engagements 3402’ (ISAE 3402) zal per 15 juni 2011 de standaard zijn voor rapportage over interne beheersing van uitbestede activiteiten. De SAS 70 standaard zal hiermee verdwijnen. ISAE 3402 bevat geen fundamentele wijzigingen, maar wel een aantal aandachtspunten: het rapport moet gebaseerd zijn op een risicoanalyse; het begrip materialiteit wordt geïntroduceerd voor afweging van de bevindingen; ISAE 3402 vereist een verklaring van het management.
37
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
6.
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland is naar mening van de waarmerkend actuaris slecht, vanwege een dekkingstekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Analyse van het resultaat In onderstaand overzicht is de actuariële analyse van het saldo van baten en lasten opgenomen: Actuariële analyse van het resultaat Bedragen x € 1.000 Resultaat uhv wijziging rentetermijnstructuur Resultaat uhv beleggingsopbrengsten Resultaat uhv premie Resultaat uhv waardeoverdrachten Resultaat uhv kosten Resultaat uhv uitkeringen Resultaat uhv sterfte Resultaat uhv toeslagverlening Resultaat uhv overige (incidentele) mutaties technische voorziening Resultaat uhv andere oorzaken Totaal resultaat
2010
2009
-13.007 6.185 3.057 -600 362 10 31 0
8.951 8.500 3.597 145 356 0 1.008 0
-4.701 18
-2.183 -518
-8.645
19.856
Het resultaat in 2010 wordt voornamelijk verklaard door de volgende oorzaken:
De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan het eind van iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank gepubliceerd. Deze rentetermijnstructuur is geen constante, maar wijzigt continu. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de technische voorzieningen. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft in 2010 geleid tot een stijging van de voorziening en dus tot een negatief resultaat van € 13 miljoen; Er is in 2010 een beleggingsrendement gerealiseerd van 7,15%, terwijl voor de voorziening pensioenverplichtingen een rendement van 1,3% nodig was. Dit heeft geleid tot een positief resultaat van € 6,2 miljoen; Het resultaat op premie bedraagt in 2010 € 3,1 miljoen. Dit wordt verklaard door de solvabiliteitsopslag van 34,8% in de premie.
38
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Als gevolg van een structureel lager dan verwachte sterfte is in 2010 een nieuwe AGprognosetafel met hogere overlevingskansen uitgegeven. Deze hogere kansen betekenen een materiële verzwaring van de voorziening. Dit heeft in 2010 geleid tot een negatief resultaat van € 3,7 miljoen. Vorig jaar was reeds vooruitgelopen op de hogere overlevingskansen door een opslag van 3% te hanteren op de voorziening. Dit heeft in 2009 tot een last van € 2,2 miljoen geleid. Tevens is onder het resultaat uit hoofde van incidentele mutaties technische voorzieningen de toename van de overige technische voorziening opgenomen van € 1,0 miljoen.
Kostendekkende premie In de volgende tabel is een overzicht van de kostendekkende premie opgenomen. Het fonds maakt geen gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. (bedragen * € 1.000) ▪ actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling: ▪ solvabiliteitsopslag: ▪ opslag voor uitvoeringskosten: ▪ actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de voorwaardelijke onderdelen van de regeling: Totaal
Kostendekkend
Feitelijk
9.076 3.241 1.008
9.076 3.241 1.008
528 13.853
528 13.853
De feitelijke premie bedraagt € 13,853 miljoen. Dit betreft de premie voor de basisregeling, inclusief koopsommen en de afrekening van vorige boekjaren. Het fonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie.
39
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
7.
Besturing en naleving wetgeving 7.1
Algemeen
Het pensioenfonds draagt de verantwoording voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met wet- en regelgeving. De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het arbeidsvoorwaardenoverleg tussen de sociale partners. Het bestuur is verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering hiervan.
7.2
Bestuursaangelegenheden
Het pensioenfonds werd in 2010 bestuurd door tien bestuursleden. Vijf bestuursleden (werkgeversleden) waren benoemd door de aangesloten ondernemingen van het General Electric Concern. De vijf werknemersleden zijn gekozen door en uit de deelnemers. Voor elk bedrijfsonderdeel dat meer dan 150 deelnemers bij het pensioenfonds had, is één bestuurslid benoemd als vertegenwoordiger van de werkgever. Ook werd één bestuurslid benoemd namens de werknemers, op basis van een verkiezing. De werkgeversvertegenwoordigers hebben, evenals de werknemersvertegenwoordigers, zitting voor een periode van vier jaar. De aftredende kan zich terstond herbenoembaar respectievelijk herkiesbaar stellen. Het bestuur heeft een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. Indien de voorzitter een door de werkgever benoemd bestuurslid is, is de secretaris een door de deelnemers gekozen bestuurslid en omgekeerd. De plaatsvervanger is op dezelfde wijze benoemd als degene voor wie als plaatsvervanger wordt opgetreden. De eindverantwoordelijkheid voor het beleid ligt onveranderd bij het bestuur van het pensioenfonds. De bestuurssamenstelling is in 2010 gewijzigd. Op 31 december 2010 was de zetelverdeling in het bestuur voor de verschillende bedrijfsonderdelen als volgt: Namens de werkgever: R.R. Otte (Finance) mw. H. Damhuis (TIP Trailer) K.J. Veenhuis (Infra) V.P. Evers (Healthcare) mw. Y.M.M. den Bakker (Corporate)
Namens de werknemers: A.A. van den Aarssen (Finance) D.L. Coupar (TIP Trailer) T.H.M. Kruijs (Infra) T. Sardar (Healthcare) D. van Unnik (Corporate)
In mei 2010 heeft de heer E.X. Rodriguez Maldonado aangegeven af te willen treden. Derhalve heeft het bestuur op voordracht van de werkgever de heer K.J. Veenhuis met ingang van 17 september 2010 benoemd als zijn opvolger. Met ingang van 1 oktober 2010 waren de heren G.J.B. Bas en J.P.G. Vissers niet meer werkzaam voor GE. Derhalve zijn zij met ingang van die datum afgetreden als bestuurslid.
40
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Mevrouw H. Damhuis is per 1 oktober 2010 benoemd als opvolger van de heer Bas als werkgeversvertegenwoordiger. In de plaats van de heer J.P.G. Vissers is de heer R.R. Otte per 1 november 2010 benoemd als werkgeversvertegenwoordiger. Begin 2010 is - vanwege het aftreden van de heer F.F. van den Aarssen per 1 januari 2011 een kandidaatstellingsbrief verzonden aan de deelnemers van het bedrijfsonderdeel Capital Finance, ten behoeve van de invulling van de vacature van werknemersbestuurslid namens dit business-segment. Hierop heeft één kandidaat gereageerd: de heer M. Kruize. Met ingang van 11 februari 2011 is hij benoemd als bestuurslid. Het bestuur dankt de heren Rodriguez Maldonado, Vissers, Bas en Van den Aarssen voor hun inzet en hun bijdrage aan het bestuur van het pensioenfonds. In het verslagjaar zijn vijf reguliere bestuursvergaderingen gehouden. Ook heeft het bestuur elke twee weken telefonische vergaderingen ingepland. Tevens heeft het bestuur een dag besteed aan de evaluatie van het bestuur. Veel aandacht is besteed aan de financiële situatie van het fonds, de herstelplannen en het beleggingsbeleid. Ook heeft het bestuur veel gesproken over actuele ontwikkelingen op pensioengebied. De participatie van bestuursleden bij de vergaderingen was goed; per bestuursvergadering was gemiddeld 76% van de bestuursleden aanwezig. In bijna alle vergaderingen was het voor besluitvorming noodzakelijke minimale aantal bestuursleden aanwezig. Bij één vergadering was dit niet het geval. Daags na die vergadering is een conference call belegd, waarin de voorgenomen besluiten die tijdens de betreffende bestuursvergadering zijn opgenomen, nogmaals zijn besproken en hierna door het bestuur zijn bekrachtigd. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt er voor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd voelen. Het bestuur vindt het belangrijk om inzicht te geven in het eigen functioneren en het gevoerde beleid evenals in de uitvoering van het reglement.
7.3
Goed Pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, waarbij een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor het afleggen van verantwoording aan het Verantwoordingsorgaan over het uitgeoefende toezicht. De Principes van Goed Pensioenfondsbestuur zijn verankerd in de Pensioenwet. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal datgene doen wat nodig is voor de handhaving van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor de instelling van een Visitatiecommissie. Eind 2009 is een eerste visitatie uitgevoerd door
41
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
de VisitatieCommissie Pensioenfondsen (VCP). Dit is een deelvisitatie geweest, die vooral gericht was op de financieel-economische aspecten en het risicomanagement. In januari 2010 is de opgestelde rapportage aan het bestuur verstrekt. De tweede visitatie in oktober 2010 was vooral gericht op het algemeen bestuurlijk deel. Er is bezien of het bestuur ‘in control’ is op de gebieden waar zij taken uitbesteedt aan derden. In paragraaf 7.3.1 worden de bevindingen van de Visitatiecommissie toegelicht. Het bestuur heeft ook een Verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfonds Bestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van het beleid. Het verslag van het Verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur daarop zijn opgenomen in paragraaf 7.3.2. Openstaande vacature Het aantal gepensioneerden binnen het pensioenfonds stijgt langzaam. In 2011 zullen voor het eerst de pensioengerechtigden aangeschreven gaan worden voor een zetel in het Verantwoordingsorgaan en kan de openstaande vacature naar verwachting ingevuld worden.
7.3.1
Verslag van de Visitatiecommissie
De Visitatiecommissie heeft in oktober 2010 bij Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland een tweede deelvisitatie uitgevoerd. Deze tweede visitatie was vooral gericht op het algemeen bestuurlijk deel. Er wordt bezien of het bestuur ‘in control’ is op de gebieden waar zij taken uitbesteedt aan derden. De eerste visitatie omvatte de financieel-economische aspecten en het risicomanagement binnen het fonds. Begin 2011 is de getekende rapportage aan het bestuur verstrekt. Hieronder is de samenvatting van het verslag van de Visitatiecommissie opgenomen. “De Visitatiecommissie komt op basis van de bestudering van het bestuurlijke proces tot geen andere conclusie dan bij de vorige deelvisitatie. De Visitatiecommissie is positief over de inzet, aanpak en attitude van het bestuur. Deze elementen zijn, met de geconstateerde gedrevenheid, verantwoordelijkheidsgevoel en betrokkenheid als goed te kwalificeren, zodat zowel de deelnemers als het fonds hierbij gebaat zijn. De opmerkingen van de Visitatiecommissie in deze rapportage kunnen beschouwd worden als aandachtspunten om de professionaliteit verder te verhogen. De algemene bevinding van de Visitatiecommissie is, dat zichtbaar is dat het bestuur van het pensioenfonds ernaar streeft zijn taak zeer goed uit te voeren. Dit wordt door de bevindingen van de Visitatiecommissie, met enkele kanttekeningen, gestaafd. Deze kanttekeningen zijn: De deskundigheidsmatrix verdient aanpassing aan de laatste opleidingsresultaten. Op de gebieden waar een zwakkere invulling is, is extra aandacht gewenst. De gezamenlijke deskundigheid is voldoende. Wel constateert de Visitatiecommissie dat de deskundigheid te geconcentreerd is bij enkele personen.
42
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
In de verslagen kan meer aandacht besteed worden aan de voor- en tegenargumenten en de uiteindelijke overwegingen die tot het finale besluit leiden. De indruk van eenstemmigheid is vaak minder belangrijk dan een goede vastlegging van de inhoudelijke tegenargumenten. De vraag leeft of er voldoende afstand is tussen het Verantwoordingsorgaan en het bestuur. Als het Verantwoordingsorgaan ‘dicht’ bij het bestuur zit, ontstaat het risico dat het Verantwoordingsorgaan een verlengde van het bestuur wordt en niet meer onafhankelijk genoeg is om het beleid van het bestuur te beoordelen. De Visitatiecommissie vraagt zich af of het mandaat van de Compliance Officer niet erg ruim is.
Reactie bestuur Het bestuur bedankt de Visitatiecommissie voor de gedegen wijze waarop de tweede deelvisitatie is uitgevoerd. Het doet het bestuur deugd dat de algemene bevinding van de Visitatiecommissie de beleving van het bestuur onderschrijft. De kanttekeningen die de Visitatiecommissie noemt, worden door het bestuur in 2011 nader besproken. Het bestuur neemt in 2011 acties om de kanttekeningen om te zetten in verbeteringen.
7.3.2
Verslag Verantwoordingsorgaan
Statutaire opdracht Het bestuur van Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland heeft een Verantwoordingsorgaan ingesteld met ingang van 1 januari 2008. Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt de door het bestuur gemaakte beleidskeuzes, het gevoerde beleid en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfonds Bestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden. Het Verantwoordingsorgaan richt zich bij het uitoefenen van zijn taak op de uitgangspunten van Goed Pensioenfonds Bestuur, met bijzondere aandacht voor de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording aan het Verantwoordingsorgaan. Het Verantwoordingsorgaan heeft onder meer als taak advies uit te brengen over: • • • • •
het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; het wijzigen van het beleid ten aanzien van het Verantwoordingsorgaan; de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
Verantwoording en werkwijze Om zijn taken te kunnen uitvoeren heeft het Verantwoordingsorgaan recht op alle informatie die het nodig acht en ook recht op overleg met het bestuur, de externe accountant en de externe actuaris.
43
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Het Verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening kennisgenomen van het jaarverslag en de jaarrekening, het verslag van de certificerend actuaris en het rapport van de accountant. Het Verantwoordingsorgaan is het gehele financiële jaar 2010 in dezelfde samenstelling actief geweest. Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur voldoende vergaderbijeenkomsten heeft gehouden. Hierbij werd in een aantal gevallen, met name in het begin van het jaar, tevens het Verantwoordingsorgaan uitgenodigd, hetgeen als een goede vorm van overleg met het bestuur wordt beschouwd. Het bestuur heeft het Verantwoordingsorgaan vóór en in deze bestuursvergaderingen de gelegenheid gegeven om input te geven op de geagendeerde onderwerpen. Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat zij voor het uitvoeren van zijn taak voldoende, doch gefragmenteerd, informatie heeft ontvangen en dat het bestuur voldoende deskundig is om zijn taak adequaat uit te voeren. Het Verantwoordingsorgaan zou het, mede ook gelet op de (politieke) ontwikkelingen in pensioenland, zeer wenselijk vinden in 2011 in toenemende mate betrokken te worden bij vergaderbijeenkomsten ten einde haar functie optimaal te kunnen blijven vervullen. Het Verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het feit dat er een aanzet is gegeven om het in 2010 voorgenomen communicatieplan uit te voeren. Bevindingen en aandachtspunten Het Verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds en de overige door het bestuur verstrekte informatie, alsmede van de door het bestuur in de vergadering van 29 april 2011 verstrekte toelichtingen daarbij. Tevens heeft het Verantwoordingsorgaan kennis genomen van de bevindingen van de externe accountant en de externe actuaris. Het Verantwoordingsorgaan constateert dat de communicatie aan deelnemers in 2010 verder verbeterd is door een nulmeting te houden over de effectiviteit van de huidige communicatie omtrent pensioen. Het communicatieplan voor 2011 is recentelijk ter advies voorgelegd aan het Verantwoordingsorgaan. Het Verantwoordingsorgaan neemt kennis van het feit dat de inrichting van het Intern Toezicht door middel van een Visitatiecommissie is gerealiseerd. Naast het pensioenfondsbestuur is ook het Verantwoordingsorgaan gehoord door de Visitatiecommissie. Het Verantwoordingsorgaan hecht zwaar aan de bevindingen van de Visitatiecommissie en onderschrijft de acties die het pensioenfondsbestuur neemt om de deskundigheidsmatrix aan te passen aan de laatste opleidingsresultaten. Het Verantwoordingsorgaan neemt zich voor in 2011 met name de aandacht die het pensioenfonds aan de relatief zwakkere invulling van financieel, communicatie en wet- en regelgeving zegt te besteden, nauwgezet te volgen. Informatievoorziening tussen vermogensbeheerder, beleggingsadviescommissie en pensioenfondsbestuur is belangrijk. De meer uitgebreide verantwoordingsinformatie van de beleggingsadviescommissie en de verdere uitwerking van het strategisch beleggingsbeleid door het bestuur acht het Verantwoordingsorgaan van groot belang. Daarmee benadrukt het pensioenfonds haar eigen rol in de samenwerking met de externe vermogensbeheerder. Het Verantwoordingsorgaan constateert dat de beleggingsrendementen en daarmee de financiële positie sterk is verbeterd en dat het fonds vooruitloopt op de ontwikkelingen in het herstelplan. Het aantal gepensioneerden binnen het pensioenfonds is nog zeer beperkt. Het Verantwoordingsorgaan heeft er kennis van genomen dat het bestuur de rol van
44
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
gepensioneerden in de organisatie van het pensioenfonds besproken heeft. De uitkomst dat er in 2010 en 2011 nog geen invulling gegeven wordt aan het opnemen van gepensioneerden in de organen van het pensioenfonds, is begrijpelijk. Oordeel Het Verantwoordingsorgaan komt tot de conclusie dat het handelen van het bestuur in 2010 in overeenstemming is geweest met de reglementen en de statuten. Het bestuur heeft een consistent beleid gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen zorgvuldig afgewogen zijn. Breda, 29 april 2011 D. de Kruijk M. van de Ven Reactie bestuur op oordeel Verantwoordingsorgaan Het bestuur wil haar waardering uitspreken voor de open en constructieve sfeer waarin de contacten met het Verantwoordingsorgaan gedurende dit bijzondere jaar zijn verlopen. Zij heeft kennis genomen van het oordeel van het Verantwoordingsorgaan en dankt het Verantwoordingsorgaan voor de waardering van het bestuursbeleid over 2010.
7.4
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
DNB houdt toezicht op financiële instellingen en het netwerk waarvan zij deel uitmaken. Als iets mis gaat of dreigt te gaan, treft DNB maatregelen om de schade zoveel mogelijk te beperken. In 2010 zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. Wel heeft de ontwikkeling van de vermogenspositie van het fonds in het laatste kwartaal van 2008 ertoe geleid dat een korte- en langetermijnherstelplan is opgesteld dat nog steeds van kracht is. Verder informatie hierover is opgenomen in paragraaf 3.1. Sinds 1 januari 2007 houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis.
45
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
7.5
Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding
DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Deze regels houden concreet in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. Alle bestuursleden van Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle voorgestelde kandidaat-bestuursleden ingestemd. Het bestuur vindt het belangrijk dat zijn deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de veelheid aan ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het fonds relevante pensioenontwikkelingen. Tevens worden bestuursleden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en themabijeenkomsten bij te wonen. Het bestuur heeft bij de oprichting in samenwerking met TKP een deskundigheidsplan opgesteld. Dit deskundigheidsplan gaat uit van het ‘Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering’ dat door de pensioenkoepels (de Stichting Ondernemingspensioenfondsen (OPF), de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB)) is opgesteld. In dit deskundigheidsplan komt aan de orde wat het beleid van het fonds is met betrekking tot de bevordering en handhaving van het vereiste deskundigheidsniveau en welke voorzieningen er in dit verband getroffen worden. Voorts wordt aangegeven hoe en wanneer de evaluatie van de deskundigheid plaatsvindt en hoe eventuele lacunes opgeheven zullen worden. Eind 2008 hebben de bestuursleden tezamen met de leden van het Verantwoordingsorgaan de Kennisreflector van SPO ingevuld, teneinde de deskundigheid van elk lid te toetsen. Hierbij is geconstateerd dat er op het gebied van relevante wet- en regelgeving, pensioenregelingen en pensioensoorten én op het terrein van communicatie lacunes bestonden. Derhalve heeft TKP op verzoek van het bestuur begin 2010 een cursus voor de bestuursleden en de leden van het Verantwoordingsorgaan georganiseerd. Daar werden onder meer de volgende onderwerpen besproken: pensioenregelingen, de Pensioenwet, de Wet BPF, de verschillen tussen een ondernemings- en een bedrijfstakpensioenfonds, fiscale aspecten, communicatie en actualiteiten. Daarnaast wordt jaarlijks door TKP voor de bestuursleden en leden van de Verantwoordingsorganen een bestuurdersdag georganiseerd. Deze heeft in 2010 plaatsgevonden op 8 oktober. Tijdens het seminar is door verschillende sprekers aandacht besteed aan de nieuwe pensioencontracten, het vertrouwen in het pensioenstelsel, de overgang van SAS70 naar ISAE3402, de gestegen levensverwachting en de pensioenverslaggeving (IAS 19). Het bestuur heeft in 2009 gesproken over de manier waarop zelfevaluatie van het bestuur én de evaluatie van het bestuur als geheel moet plaatsvinden. Hiertoe heeft de uitvoeringsorganisatie TKP begin 2010 een vragenlijst opgesteld die alle bestuursleden hebben ingevuld. De leden van het Verantwoordingsorgaan en van externe partijen zijn ook gevraagd de vragenlijst te beantwoorden en te retourneren. TKP heeft aan de hand van de ingevulde vragenlijsten een geanonimiseerd verslag opgesteld, dat op 18 mei 2010 in een aparte sessie door het bestuur integraal besproken is. In deze sessie heeft het bestuur besloten welke acties het zal nemen op basis van de bevindingen. Het bestuur heeft eind 2010 onder meer
46
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
verschillende commissies ingesteld die verantwoordelijk zijn voor bepaalde onderwerpen die het pensioenfonds betreffen. Tevens heeft het bestuur tijdens de sessie vormgegeven aan de wijze waarop de individuele beoordeling plaats zal vinden. De individuele beoordeling van bestuursleden is voor begin 2011 ingepland. Het bestuur is van mening dat het voldoende deskundig is om zijn taak adequaat uit te voeren.
7.6
Gedragscode
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode die in 2008 is opgesteld aan de hand van de modelgedragscode van de pensioenkoepels. Het doel van deze gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscodes bevatten onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De uitvoeringsorganisatie en de vermogensbeheerder hanteren vergelijkbare gedragscodes. De gedragscode is in het verslagjaar besproken in de septembervergadering, waar de Compliance Officer van het fonds, Paul Elion, een presentatie heeft gegeven over de laatste juridische ontwikkelingen. Hij heeft onder meer een presentatie gegeven over de reikwijdte en strekking van het verbod om binnen 24 uur opdracht te geven tot zowel een aan- als verkooporder voor een transactie in een financieel instrument van dezelfde instelling, rechtspersoon of vennootschap. Alle bestuursleden, de leden van het Verantwoordingsorgaan en de Compliance Officer hebben in de loop van 2011 de verklaring bij de Gedragscode over 2010 ondertekend.
7.7
Geschillencommissie
In artikel 19 van de statuten is een klachten- en geschillenregeling neergelegd. Ingeval van klachten of geschillen kunnen belanghebbenden zich wenden tot de klachtencommissie van het bestuur. Indien de klacht niet afdoende dan wel niet binnen een redelijke termijn is afgehandeld, bestaat de mogelijkheid om in beroep te gaan bij het bestuur. Deze regeling is nader uitgewerkt in het pensioenreglement. In het verslagjaar zijn er geen klachten aan de commissie voorgelegd.
7.8
Organisatie en uitvoering
Het bestuur heeft de uitvoering van de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP Pensioen BV, 100% dochter van AEGON Nederland NV. Deze uitvoering omvat zowel het administreren van pensioenen als de integrale advisering en ondersteuning van het bestuur van het pensioenfonds. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan GE Asset Management (GEAM) en Delta Lloyd Bank NV. GEAM heeft State Street Corporation aangesteld als custodian.
47
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. Het fonds heeft bepaalde risico’s herverzekerd bij Swiss Re. Vanaf 1 januari 2011 is dit (geruisloos) overgegaan in Elips Life AG. Met de vermogensbeheerders zijn overeenkomsten gesloten waarin onder meer de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages zijn vastgelegd. De afspraken zijn opgenomen in een SLA. Het pensioenfonds heeft over de periode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 een SAS 70 type II rapport van State Street Corporation ontvangen. Het rapport is door een externe accountant gecertificeerd. Over de periode 1 oktober 2010 tot en met 31 december 2010 is door State Street Corporation een confirmation letter verstrekt aan het bestuur van het pensioenfonds. TKP rapporteert over het jaar 2010 over haar bedrijfsvoering aan klanten op basis van de nieuwe standaard ISAE 3402 type II. Het rapport geeft een gedetailleerd inzicht in de wijze waarop de organisatie de kwaliteit van de dienstverlening waarborgt. Het bevat een managementverklaring en een oordeel van een externe accountant en is gebaseerd op een uitgebreide risicoanalyse vanuit het perspectief van de klant. Het rapport is door een externe accountant gecertificeerd.
7.9
Statutenwijziging
In het verslagjaar is een statutenwijziging voorbereid. De statuten zijn aangepast aan de actuele ontwikkelingen. Naast een aantal tekstuele wijzigingen is ook de naamswijziging van het fonds hierin opgenomen. Het bestuur heeft besloten dat de nieuwe naam van het fonds met ingang van 1 januari 2011 als volgt komt te luiden: ‘Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland’. Ook is de exitbepaling en het begrip ‘pensioendirecteur’ opgenomen in de statuten. De exitbepaling wordt verder besproken in paragraaf 3.2.2. Tevens heeft het bestuur besloten dat indien een tussentijdse vacature in het bestuur of het Verantwoordingsorgaan wordt ingevuld door een nieuw lid, de zittingstermijn van vier jaar opnieuw begint te lopen. Ook dit is opgenomen in de statuten. De gewijzigde statuten zijn op 31 december 2010 verleden en gelden per 1 januari 2011. Tot slot heeft het bestuur begin 2011 gesproken over de zetelverdeling van het bestuur van het pensioenfonds. Voor elk business-segment dat meer dan 150 deelnemers bij het fonds heeft, worden twee bestuursleden benoemd: een vertegenwoordiger van de werknemers en een vertegenwoordiger van de aangesloten ondernemingen. Echter, niet alle bedrijfsonderdelen die in 2010 in het bestuur vertegenwoordigd waren, voldeden nog aan dit vereiste. Het bestuur heeft echter aangegeven het aantal bestuursleden niet te willen verminderen, vanwege de bestaande deskundigheid in het bestuur en de bestuurswisselingen die in 2010 hebben plaatsgevonden. Derhalve heeft het bestuur besloten dat het minimum vereiste aantal werknemers per business-segment om recht te hebben op bestuurszetels, terug zal worden gebracht naar 100. Dit zal bij een volgende statutenwijziging worden meegenomen, omdat de huidige statuten kort geleden verleden zijn.
48
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
8.
Verwachte gang van zaken
Levensverwachting Eind augustus 2010 zijn de nieuwe AG-prognosetafels gepubliceerd en zijn deze toegepast met de huidige leeftijdscorrecties. In 2011 zal nader onderzoek worden gedaan naar de ervaringssterfte en zal het bestuur nader bezien wat dit betekent voor het geldende stelsel van de actuariële grondslagen. ABTN Begin 2011 zal de ABTN opnieuw worden vastgesteld. Aanpassingen ten opzichte van de vorige ABTN zijn de beschrijving van de huidige fondsgrondslagen, de wijze van bepaling van de voorziening zieken en het beleggingsbeleid. Herstelplan De jaarlijkse evaluatie van het in 2009 ingediende herstelplan heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan, behoudens de verlenging van het kortetermijnherstelplan van drie naar vijf jaar. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. In 2011 zal verdere uitvoering worden gegeven aan het voor het fonds geldende herstelplan. Strategisch beleggingsbeleid: implementatie rente-afdekking Het bestuur beseft de impact van de beleggingsrisico’s. In 2010 is een strategisch beleggingsplan opgesteld, waarin het beleid ten opzichte van de risico’s benoemd en gekwantificeerd wordt. In 2011 zal begonnen worden de renteafdekking gefaseerd in te voeren. Het tijdspad van de invoering zal mede bepaald worden door de uitkomst van de ALMstudie ALM-Studie In het voorjaar van 2011 wordt er een ALM-studie uitgevoerd. De uitkomsten van deze studie zullen de basis vormen voor nadere besluitvorming over de pensioenregeling, het financieringsen het beleggingsbeleid. Breda, 29 april 2011 mw. Y.M.M. den Bakker, voorzitter D.L. Coupar H. Damhuis V.P. Evers T.H.M. Kruijs, secretaris M. Kruize R.R. Otte T.A. Sardar D. van Unnik K.J. Veenhuis
49
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Jaarrekening
50
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
9.
Jaarrekening 9.1
Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten)
Bedragen x € 1.000 ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen voor risico deelnemers Vorderingen en overlopende activa Overige activa
31-12-2010
31-12-2009
109.138 1.379 137 557
87.146 1.287 331 813
111.211
89.577
[5] [6]
3.831 104.181
12.476 75.555
[7] [8]
1.379 1.820
1.287 259
111.211
89.577
[1] [2] [3] [4]
TOTAAL ACTIVA PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva TOTAAL PASSIVA
[.] de bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de Specificaties posten van de jaarrekening vanaf pagina 59.
51
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
9.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen voor risico deelnemers Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten voor risico deelnemers Saldo overdracht van rechten Herverzekeringscontract Overige baten
[9] [10] [11] [12] [13] [14] [15]
Totaal baten
2010
2009
13.153 29 7.285 143 158 869 33
15.872 30 10.633 215 585 0 46
21.670
27.381
283 653
50 538
LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdrachten van rechten - Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging grondslagen - Overige mutaties Mutatie pensioenverplichting voor risico deelnemers Mutatie overige technische voorzieningen Herverzekeringscontract Overige lasten
[16] [17] [18]
27.635
[19] [20] [21] [22]
5.498
7.244 605 1.098 13.007
7.985 1.890 2.133 -8.951
838
522
-299 3.710 1.432
-51 2.183 -213 92 991 646 15
163 163 712 401
Totaal lasten
30.315
7.525
Resultaat
-8.645
19.856
[.] de bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de Specificaties posten van de jaarrekening vanaf pagina 59.
52
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
9.3
Kasstroomoverzicht 2010
Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Bijdragen van werkgevers Waardeoverdrachten Uitkering herverzekeraar Overige baten (inclusief rebates GEAM)
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Premie herverzekering Kosten (exclusief vermogensbeheer) en overige lasten
14.755 777 869 494 16.895
17.224 1.120 0 46 18.390
276 478 646
47 495 712
551 1.951
627 1.881 14.944
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten minus kosten inleg Verkopen en aflossingen beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten Saldo van ontvangsten en uitgaven Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
53
2009
16.509
18 798 816
21 0 21
16.016
15.778 -15.200
-15.757
-256 813 557
752 61 813
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
9.4
Toelichting op de jaarrekening
9.4.1
Algemeen
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen.
9.4.2
Waarderings- en berekeningsgrondslagen
Algemeen De grondslagen zijn gericht op het weergeven van de economische posities. De beleggingen en de pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op marktwaarde, de overige posten op nominale waarde, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
54
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. Vreemde Valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersverschillen worden verwerkt onder de opbrengsten uit beleggingen. De koersen van de belangrijkste valuta per 31 december zijn: 2010 USD GBP JPN
0,74541 1,16705 0,00919
Gemiddelde 2010 0,75320 1,16546 0,00862
2009 0,69699 1,12553 0,00749
Gemiddelde 2009 0,71851 1,12446 0,00768
Algemeen beleggingen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Belangen in door de vermogensbeheerder van het pensioenfonds beheerde beleggingsfondsen worden naar rato van het belang hierin gewaardeerd op hun onderliggende marktwaarde en geclassificeerd bij de betreffende beleggingscategorie.
55
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/of -deelneming. Aandelen De in de onderliggende beleggingsfondsen begrepen aandelen, opties op aandelen en converteerbare obligaties zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel en de looptijd. De balanswaarde van de vastrentende waarden is inclusief lopende intrest. Vastgoed De belangen in beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor risico van het fonds worden aangehouden. Herverzekeringen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. De risico’s uit hoofde van nabestaandenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid zijn, voor zover die vallen buiten het eigen behoud van het fonds, herverzekerd bij Swiss Re. Daarnaast zijn de hiervoor genoemde risico’s binnen het eigen behoud herverzekerd op stop-loss basis. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op stop-loss basis worden verantwoord aan het einde van de stop-loss periode. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen en kortlopende schulden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. Liquide middelen Onder de liquide middelen zijn opgenomen die tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel op korte termijn opeisbaar zijn en niet het karakter van beleggingen hebben. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.
56
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Stichtingskapitaal en reserves zijn het eigen vermogen van het fonds. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. De voorziening voor pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
Marktrente: rentetermijnstructuur ultimo boekjaar zoals gepubliceerd door DNB. Overlevingstafels: AG prognosetafels 2010-2060. In 2010 heeft het Actuarieel Genootschap een nieuwe prognosetafel uitgebracht. Het pensioenfonds is voor de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen overgegaan op deze nieuwe prognosetafel. De leeftijdcorrecties zijn gehandhaafd t.w. -3 jaar voor mannen en -1 jaar voor vrouwen. Een opslag van 2% voor toekomstige excassokosten. Gehuwdheidsfrequentie: voor ingegane pensioenen op basis van werkelijkheid; voor niet-ingegane partnerpensioenen 100%; de vrouwelijke partner wordt drie jaar jonger verondersteld dan de man. Een eventuele toeslagverlening per 1 januari van het volgende boekjaar wordt, indien deze onderdeel uitmaakt van het reguliere beleid, reeds op 31 december van het lopende boekjaar verwerkt.
57
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Overige technische voorziening De overige technische voorziening bestaat uit de voorziening voor ingegane ziektegevallen. Deze voorziening wordt opgenomen voor deelnemers die korter dan 24 maanden ziek zijn en die derhalve nog niet arbeidsongeschikt zijn. De voorziening wordt met ingang van 2010 berekend door uit te gaan van twee maal de in de pensioenpremie opgenomen risicopremies voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en arbeidsongeschiktheidspensioen. Voorziening voor risico van deelnemers Dit betreffen de verplichtingen uit hoofde van het Individueel Pensioensparen en de Beschikbare premieregeling. Hierbij ligt het beleggingsrisico bij de deelnemers. De waardering van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. Resultaatbepaling De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben. Opbrengsten uit beleggingen Onder directe beleggingsopbrengsten worden alle ontvangen beleggingsopbrengsten verstaan, zoals ontvangen renten, dividenden en soortgelijke opbrengsten. Alle koersfluctuaties worden onder de indirecte beleggingsopbrengsten verantwoord. Dit betreffen zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardewijzigingen alsmede valutaresultaten. Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies en dergelijke. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd.
58
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
9.4.3
Toelichting op de balans
ACTIVA Bedragen x € 1.000 [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Totaal Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Betreft: Aandelen, participaties Euro Equity Aandelen, participaties Global Equity Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Betreft: Obligaties, participaties Fixed Income Vastgoed Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
2010
2009
57.509 51.213 416 109.138
43.225 43.290 631 87.146
43.225 8.243 -360 6.401 57.509
27.513 7.296 0 8.416 43.225
31.030 26.479
24.025 19.200
43.290 7.988 -390 325 51.213
33.312 7.895 0 2.083 43.290
51.213
43.290
631
0 587 0 44 631
-215 416
Betreft: Participaties in beursgenoteerd OG-fonds (Unibail Rodamco), onderdeel van het GEAM Euro Equity Fund.
59
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Methodiek bepaling marktwaarde Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen voor risico van het pensioenfonds gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum, waarbij gebruik wordt gemaakt van afgeleide marktnoteringen. De drie GEAM beleggingsfondsen (niet-beursgenoteerd) beleggen in beursgenoteerde beleggingen (directe marktnotering). Bedragen * € 1.000 Directe marktnotering
Afgeleide marktnotering
Waarderingsmodellen en -technieken niet gebaseerd op marktdata
Totaal
Per 31 december 2010 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoedbeleggingen Totaal
0 0 0 0
57.509 51.213 416 109.138
0 0 0 0
57.509 51.213 416 109.138
Per 31 december 2009 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoedbeleggingen Totaal
0 0 0 0
43.225 43.290 631 87.146
0 0 0 0
43.225 43.290 631 87.146
Bedragen x € 1.000 [2] Beleggingen voor risico deelnemers Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Liquide middelen Overige Totaal
2010
2009
491 479 12 187 210 1.379
547 712 8 20 0 1.287
Betreft beleggingen in lifecycle fondsen en beleggingsfondsen (Delta Lloyd, Robeco,OHRA) u.h.v. de Geflex- en Gesave-regeling. De ondere “overige” opgenomen beleggingen in de lifecycle-funds betreffen o.a. grondstoffen, private equity en hedgefunds.
Bedragen x € 1.000 [3] Vorderingen en overlopende activa Premies en solvabiliteitsheffing Te ontvangen rebates vermogensbeheer GEAM 2010 resp. 2009 Teruggaaf waardeoverdracht Overlopende rente ING-bank, rekening-courant Overige Totaal einde boekjaar
60
2010
2009
0
181
135 0 1 1 137
104 44 1 1 331
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Bedragen x € 1.000 [4] Overige activa Bank, rekening-courant ING
2010
2009
557
813
2010
2009
12.476 -8.645 3.831
-7.380 19.856 12.476
Het tegoed bij ING-bank rekening-courant staat ter vrije beschikking van het fonds.
PASSIVA Bedragen x € 1.000 [5] Stichtingskapitaal en reserves Overige reserves Stand begin boekjaar Saldo staat van baten en lasten boekjaar Stand einde boekjaar
Voor de toelichting van de ontwikkeling van het eigen vermogen ten opzichte van de aannames in het bij de DNB ingediende korte- en langetermijnherstelplan wordt verwezen naar paragraaf 3.1 van het bestuursverslag.
61
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Bedragen x € 1.000 [6] Technische voorzieningen Voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Overige technische voorzieningen Totaal Voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdrachten van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging grondslagen Overige mutaties Stand einde boekjaar
2010
2009
102.747 1.434 104.181
75.112 443 75.555
75.112 7.244 605 1.098 13.007 838
69.614 7.985 1.890 2.133 -8.951 522
-299 3.710 1.432 102.747
-51 2.183 -213 75.112
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 3,4% (2009: 3,9%)
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: Actieve deelnemers 71.866 57.482 Pensioengerechtigden 4.299 1.262 Gewezen deelnemers 26.582 16.368 Totaal 102.747 75.112 Overige technische voorzieningen Stand begin boekjaar Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar Betreft: Voorziening voor ingegane ziektegevallen
443 991 1.434
280 163 443
1.434
443
De voorziening wordt met ingang van 2010 berekend door uit te gaan van twee maal de in de pensioenpremie opgenomen risicopremies voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en arbeidsongeschiktheidspensioen.
Pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een (voorwaardelijk) geïndexeerde opbouwregeling. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,1% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Tevens bestaat het recht op nabestaandenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het
62
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
bestuur van het fonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. Toeslagverlening Volgens de toeslagenmatrix van DNB valt het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de actieve deelnemers onder categorie F2. Dit betekent dat de opgebouwde aanspraken van deze deelnemers jaarlijks onvoorwaardelijk worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven. Deze toeslagverlening is onvoorwaardelijk en wordt gefinancierd uit de premie. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers is per 1 januari 2011 een toeslag verleend van 0,8% (Per 1 januari 2010: 2,20%). Het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden valt onder categorie D2 van de toeslagmatrix van DNB. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-prijsindex voor alle huishoudens. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. Het bestuur neemt ieder jaar een besluit over de toeslagverlening. Het bestuur heeft besloten per 1 januari 2011, gelet op de financiële positie van het fonds ultimo 2010 de premievrije rechten van gewezen deelnemers en de ingegane uitkeringen niet te verhogen. Per 1 januari 2010 was de verhoging 0,38%. Inhaaltoeslagverlening Afhankelijk van de financiële positie van het fonds, kan het bestuur besluiten om een inhaaltoeslag toe te kennen. Een inhaaltoeslag wordt toegekend, voor zover in het verleden niet is geïndexeerd. Hieronder volgt een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen.
Jaar Jaar Jaar Jaar
2007 2008 2009 2010
Volledige
Toegekende
Achterstand
toeslagverlening 1,32% 3,06% 0,38% 1,58%
toeslagen 1,32% 3,06%* 0,38% 0,0%
0,0% 0,0% 0,0% 1,58%
* Er is in november 2009 door het bestuur besloten een inhaaltoeslagverlening toe te kennen.
63
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Bedragen x € 1.000 [7] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand begin boekjaar Inleg premie deelnemers Waardeoverdrachten Beleggingsresultaten Stand einde boekjaar Waarvan: Geflex regeling Gesave regeling Bedragen x € 1.000 [8] Overige schulden en overlopende passiva Premieafrekening 2010 respectievelijk 2009 Reservering premie 2010 toeslag inactieven * Crediteuren en overlopende posten Totaal einde boekjaar
2010
2009
1.287 29 -80 143 1.379
1.124 30 -82 215 1.287
636 743
577 710
2010
2009
869 712 239 1.820
162 0 97 259
* Dit betreft de per eind 2010 vooruitontvangen premie voor toeslagverlening inactieve deelnemers, welke zolang de toeslag niet is toegekend, eventueel terug betaald moet worden aan de werkgever.
64
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
9.4.3.1
Risicobeheer
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico’s. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). Ultimo 2010 is aan de hand van het standaardmodel van DNB per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Voor de evenwichtsberekening is de uitkomst hiervan zoals voorgeschreven in een aantal stappen gebruikt totdat het toetsingsverschil nihil is. Dit resulteert in de evenwichtsituatie, waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 33,2%. Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de werkelijke portefeuille ultimo 2010. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de strategische, dan zou het vereist eigen vermogen lager zijn uitgekomen (32,0%). Ultimo 2009 bedroeg het vereist eigen vermogen 34,8% op basis van de strategische portefeuille. Het pensioenfonds voert bij een dekkingsgraad, zoals deze ultimo 2010 was (103,7%) een beleid waarbij premiestortingen voor 50% in de return portefeuille en voor 50% in de matching portefeuille worden geïnvesteerd. Hierdoor zal er op termijn sprake zijn rebalancing naar de strategische portefeuille. Wellicht worden de strategische gewichten als gevolg van marktbewegingen niet op korte termijn bereikt. Omdat het niet zeker is dat op korte termijn de strategische mix zal worden bereikt is er niet uitgegaan van het vereist eigen vermogen op basis van de strategische portefeuille.
65
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gewenste solvabiliteit per risicofactor per € 100 van de voorziening pensioenverplichtingen. Risicofactor
Benodigde solvabiliteit 2010 2009
Toelichting Looptijd afh. renteschok
Renterisico Vastrentende Waarden Renterisico VPV Totaal renterisico (S1)
- 2,68 21,44 18,76
-2,47 23,86 21,30
Aandelenrisico - ontwikkelde markten - emerging markets - onroerend goed indirect Totaal zakelijke waarden risico (S2)4
16,19 1,54 0,13 17,50
16,85 0,00 0,00 16,85
Mutatie 25% Mutatie 35% Mutatie 25%
5,46 0,00 0,44 9,23 33,195
4,58 0,00 0,24 9,66 34,79
Mutatie 20% Mutatie 30% Spread * 1,4 Effect op passiva Toetsingsverschil = 0,00
Valutarisico (S3) Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6) Standaard-formule
Effect op passiva
Marktrisico De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan het bestuur gerapporteerd. Renterisico (duration-mismatch) Renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen en kan als volgt worden toegelicht: 4 Het totale zakelijke waarden risico is ongelijk aan de som van de individuele risico’s omdat er een correlatie van 0,75 wordt verondersteld tussen enkele categorieën. 5
Het vereist eigen vermogen is bepaald met de standaardformule ( ( S 2 S 2 0,50 2 S S S 2 S 2 S 2 S 2 ) ). 1 2 1 2 3 4 5 6
Op basis van de waarden uit de tabel geeft dit
(18,76 2 17,50 2 0,50 2 18,76 17,50 5,46 2 0,44 2 9,232 ) = 33,19.
66
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Bedragen * € 1.000
Balanswaarde ultimo 2010
2010
2009
51.213
5,2
5,4
104.181
26,2
25,4
Duration van de vastrentende waarden Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Het bestuur beseft de impact van het renterisico en heeft in 2010 een strategisch beleggingsplan vastgesteld, waarin het beleid ten opzichte van de risico’s benoemd en gekwantificeerd is. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: Bedragen * € 1.000 Liquide middelen Resterende looptijd ≤ 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar Resterende looptijd ≥ 5 jaar Totaal
2009
2010 € 202 3.701
% 0,4% 7,2%
€ 239 0
% 0,6% 0,0%
21.580 25.730
42,1% 50,3%
23.225 19.826
53,6% 45,8%
51.213
100,0%
43.290
100,0%
Valutarisico De waarde van beleggingen in aandelen en vastrentende waarden wordt beïnvloed door de ontwikkelingen van de valutakoersen waarin de betreffende beleggingen luiden. Ten aanzien van beleggingen in vreemde valuta zijn door het bestuur aan de vermogensbeheerders beperkingen opgelegd. Het fonds heeft het valutarisico niet afgedekt. Eind 2010 wordt circa 20,5% (2009: 19,5%) van de beleggingsportefeuille belegd buiten de eurozone.
67
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie na afdekking als volgt worden gespecificeerd: Bedragen * € 1.000 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoedbeleggingen Overige Totaal
2010
2009
22.116 0 0 244
16.744 0 0 19
22.360
16.763
De valutapositie wordt hieronder weergegeven. Aangezien het fonds het valutarisico niet heeft afgedekt, is de kolom ‘valutaderivaten’ nihil en is de kolom voor afdekking gelijk aan de kolom na afdekking. Bedragen * € 1.000
2010
2009
Voor afdekking
Valutaderivaten
Nettopositie (na)
Nettopositie (na)
EUR
86.778
0
86.778
70.383
GBP JPY USD Overige
1.665 2.727 14.493 3.475
0 0 0 0
1.665 2.727 14.493 3.475
1.217 2.561 10.424 2.561
22.360
0
22.360
16.763
Totaal niet EUR
Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. De risico’s nemen toe wanneer gebruik gemaakt wordt van geschreven optieposities, indien belegd wordt met geleend geld of indien waardepapieren worden verkocht die het fonds niet bezit (short selling).
68
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Het beleggingsbeleid van het fonds sluit het beleggen met geleend geld in principe uit, evenals het verkopen van waardepapieren die het fonds niet bezit. Evenmin staat het beleggingsbeleid het gebruik van derivaten toe, tenzij hiervoor specifiek van het bestuur schriftelijke goedkeuring is verkregen en dit gebruik tevens leidt tot afdekking van risicoposities. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de totale beleggingen naar sector weergegeven: Bedragen * € 1.000 Overheidsinstellingen Financiële instellingen Handel- en industriële bedrijven Serviceorganisaties Andere instellingen Cash en open transacties Totaal
2010
2009
35.125 23.988 37.242 10.339 1.412 1.032
29.112 20.033 29.110 7.571 425 895
109.138
87.146
De verdeling naar regio van de totale beleggingen is weergegeven in onderstaande tabel: Bedragen * € 1.000 Mature markets BRIC landen Andere emerging markets Andere Totaal
2010
2009
105.528 2.155 1.455 0
84.868 1.605 673 0
109.138
87.146
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt. Ter beperking van het kredietrisico gelden binnen het fonds restricties voor de samenstelling van de vastrentende portefeuilles met betrekking tot geografische spreiding, verdeling over verschillende debiteurencategorieën, de minimale kwaliteit van de debiteur (‘rating’ door ‘rating agencies’) en voor de omvang van de beleggingen per debiteur.
69
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen in vastrentende waarden naar sector weergegeven: Bedragen * € 1.000 Overheidsinstellingen Financiële instellingen Handel- en industriële bedrijven Serviceorganisaties Cash en open transacties Totaal
2010
2009
35.125 13.882 1.639 366 201
29.113 10.603 2.743 592 239
51.213
43.290
De verdeling naar regio van de beleggingen in vastrentende waarden is weergegeven in onderstaande tabel: Bedragen * € 1.000 Mature markets BRIC landen Andere emerging markets Andere Totaal
70
2010
2009
51.213 0 0 0
43.290 0 0 0
51.213
43.290
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
De kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille is weergegeven in het volgende overzicht: Bedragen * € 1.000 AAA AA+ AA AAA+ A ABBB+ BBB BBBNot-rated Totaal
2009
2010 € 33.856 4.797 6.531 1.278 398 712 562 1.567 801 510 201
% 66,1% 9,4% 12,7% 2,5% 0,8% 1,4% 1,1% 3,1% 1,5% 1,0% 0,4%
€ 29.158 4.622 3.457 735 531 977 834 534 1.276 927 239
% 67,4% 10,7% 8,0% 1,7% 1,2% 2,3% 1,9% 1,2% 2,9% 2,1% 0,6%
51.213
100,0%
43.290
100,0%
De vastrentende waarden worden in principe via gereglementeerde markten verhandeld. De rating is gebaseerd op Standard & Poors. De not-rated fondsen betreffen met name beleggingen in cash en nog niet afgewikkelde transacties in aandelen en vastrentende waarden. Concentratierisico Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Alle beleggingen zijn geïnvesteerd in beleggingsfondsen van GEAM. In onderstaande tabel worden de posten weergegeven die binnen deze fondsen voor meer dan 2% van het balanstotaal uitmaken: Bedragen * € 1.000
2009
2010 €
%
€
2.264 2.240 -
2,0% 2,0% -
7.696 9.049 2.010
%
Vastrentende waarden Duitse staatsobligaties Franse staatsobligaties Italiaanse staatsobligaties
71
8,6% 10,1% 2,2%
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt het verzekeringstechnisch risico gedeeltelijk herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2010-2060 en leeftijdsterugstellingen bij de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen wordt het langlevenrisico gemitigeerd. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht op basis van de gemiddelden een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht op basis van de gemiddelden. Gezien de omvang en het draagvlak van het pensioenfonds worden de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s voortvloeiende uit de aangaande pensioenverplichtingen herverzekerd. Het betreft een excedent-herverzekeringscontract in combinatie met een ‘stoploss’ herverzekering. Met de excedent-herverzekering wordt het individuele risico boven een bepaalde grens verzekerd (dekking tegen hoge risico’s). De ‘stop-loss’ herverzekering dekt de situatie dat er meer ‘schadegevallen’ zijn gedurende een bepaalde periode ten opzichte van de verwachting. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie toeslagen op de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, het rendement, de looninflatie en de demografie, alsmede de financiële positie van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat toeslagverlening op de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken
72
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
voorwaardelijk is en afhankelijk van de hiervoor genoemde ontwikkelingen. Deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit de premie. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers wordt jaarlijks onvoorwaardelijk toeslag verleend, welke wordt gefinancierd uit de premie. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico en het systeemrisico. Operationeel-/uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van de pensioen- en beleggingsactiviteiten. Dit risico wordt beheerst door een samenstel van maatregelen, waaronder een gedetailleerd contract met de uitbestedingpartners, periodieke rapportages over de uitvoering en jaarlijkse SAS70/ISAE 3402-rapportages die worden gecertificeerd door een accountant. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
9.4.4
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen BV per 1 september 2007. Het betreft in eerste instantie een langlopende overeenkomst inzake pensioenadministratie en bestuursondersteuning tot en met 31 december 2010. Deze overeenkomst is in juni 2010 door middel van een addendum bij de uitbestedingovereenkomst verlengd met vijf jaar tot en met 31 december 2015. Na genoemde periode wordt de overeenkomst telkens automatisch verlengd met een periode van drie jaar, tenzij partijen in onderling overleg een andere termijn overeenkomen of één van beider partijen deze overeenkomst opzegt. De opzegtermijn bedraagt ten minste 12 maanden. De vergoeding voor 2010 bedraagt € 312 duizend (2009: € 312 duizend). State Street Bank Het pensioenfonds heeft geen rechtstreekse overeenkomst met de Custodian State Street Bank. GE Asset Management (GEAM) heeft van haar kant wel een overeenkomst gesloten met deze Custodian met betrekking tot de werkzaamheden uitgevoerd voor het pensioenfonds. GE Asset Management Het pensioenfonds heeft een Service Level Agreement afgesloten met GE Asset Management (GEAM). De verplichtingen van beide partijen worden hierin beschreven.
73
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
9.4.5
Toelichting op de staat van baten en lasten
BATEN Bedragen * € 1.000 [9] Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Pensioenpremies ondernemingen, inclusief afrekening boekjaar Reservering premie 2010 toeslag inactieven * Vrijval vooruitontvangen premie in 2008 Koopsommen individueel en afvloeiing FVP-bijdragen Totaal premiebijdragen
2010
2009
13.709 -712 0 144 12 13.153
15.352 0 383 131 6 15.872
* Dit betreft de reservering van de in 2010 ontvangen premie voor niet toegekende toeslagverlening inactieve deelnemers per 1 januari 2011 in verband met de te lage dekkingsgraad per eind 2010.
De kostendekkende en feitelijke premies, inclusief de vooruit ontvangen premie zoals hiervoor vermeld, zijn als volgt: Kostendekkende premie 13.853 15.866 Feitelijke premie (excl. FVP-bijdragen, incl. reservering premie 2010 toeslag inactieven) 13.853 15.866
Bedragen * € 1.000 [10] Premiebijdragen voor risico deelnemers Bedragen * € 1.000 [11] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds AANDELEN Directe opbrengsten (inclusief kosten inleg) Indirecte opbrengsten Aandelen totaal VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten (kosten inleg) Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal VASTGOED Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastgoed totaal
74
2010
2009
29
30
2010
2009
29 6.994 7.023
-21 8.631 8.610
-11 622 611
0 2.222 2.222
0 0 0
0 44 44
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Liquide middelen totaal
5 0 5
8 0 8
488 -842
104 -355
7.285
10.633
-331 7.616
-265 10.898
Bedragen * € 1.000 [12] Beleggingsresultaten voor risico deelnemers
2010
2009
143
215
Bedragen * € 1.000 [13] Saldo overdracht van rechten Waardeovernames derden pensioenfondsen Waardeovernames Geflex/Gesave (voor rekening en risico deelnemers) Collectieve overdracht expats Pensioenfonds SABIC-IP Waardeoverdrachten derden pensioenfondsen Waardeoverdrachten Geflex/Gesave (voor rekening en risico deelnemers) Totaal
2010
2009
681
980
80 0 -523
140 -107 -346
-80 158
-82 585
Bedragen * € 1.000 [14] Herverzekeringscontract Ontvangen overlijdensuitkering herverzekeringsmaatschappij
2010
2009
869
0
Bedragen * € 1.000 [15] Overige baten Interest waardeovernames Interest overige Totaal
2010
2009
31 2 33
46
Bij: ontvangen reductie kosten GEAM Af: kosten vermogensbeheer Totaal beleggingsresultaten waarvan: Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Het totaal rendement in 2010 bedraagt 7,15%. Het totaal rendement in 2009 bedraagt 15,0%.
De ontvangen interest op waardeovernames is verantwoord onder overige inkomsten. De betaalde interest op waardeovedrachten is verantwoord onder overige lasten.
75
46
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
LASTEN Bedragen * € 1.000 [16] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioenen Partnerpensioenen Totaal
2010
2009
236 47 283
49 1 50
Bedragen * € 1.000 [17] Pensioenuitvoeringskosten Vergoeding uitvoerder pensioenbeheer Vergoeding vermogensbeheer en bewaring Bestuurskosten Kosten Verantwoordingsorgaan en Visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding Controle- en advieskosten accountants Controle- en advieskosten actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen, incl. DNB/AFM Overige Bruto beheerskosten Af: kosten vermogensbeheer en bewaring toegerekend aan beleggingsresultaten Netto beheerskosten
2010
2009
312 842 2
312 355 1
20 31 40 126 0 55 67 1.495
8 27 33 100 1 2 54 893
-842 653
-355 538
32
32
8 40
1 33
Onder de kosten zijn opgenomen de volgende accountantshonoraria: Onderzoek van de jaarrekening Andere niet-controlediensten (advies herstelplan, overlevingstafels, e.d.) Totaal
Financiële vergoeding bestuurders Aan de statutaire bestuurders van het fonds zijn in 2010 en 2009 geen beloningen verstrekt. Aan de leden van het Verantwoordingsorgaan zijn in 2010 en 2009 geen beloningen verstrekt.
76
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Bedragen * € 1.000 [18] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdrachten van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging grondslagen Overige mutaties Totaal mutatie
2010
2009
7.244 605 1.098 13.007 838
7.985 1.890 2.133 -8.951 522
-299 3.710 1.432 27.635
-51 2.183 -213 5.498
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen, inclusief de risicopremies. Rentetoevoeging De methodiek van rentetoevoeging in de actuariële analyse is in 2010 gewijzigd ten opzichte van 2009. In 2010 zijn de pensioenverplichtingen opgerent met de 1-jaarsrente van de RTScurve zijnde 1,3%, wat overeenkomt met een bedrag van € 1,1 miljoen. In de analyse over boekjaar 2009 werden de pensioenverplichtingen opgerent met de gemiddelde rente van de toen geldende RTS-curve, wat overeenkwam met een bedrag van € 2,1 miljoen. Wanneer voor 2009 dezelfde methodiek zou zijn gehanteerd als in 2010, zou de oprenting in 2009 2,5% zijn geweest, wat neerkomt op een bedrag van € 1,7 miljoen. De in 2010 gewijzigde methodiek zorgt voor een andere toerekening aan de onderdelen rentetoevoeging en wijziging marktrente. Per saldo heeft dit geen effect op het totaal van de mutatie pensioenverplichtingen. Wijziging marktrente De gemiddelde marktrente is per 31 december 2010 3,4% (2009: 3,9%) en daarmee 0,5%punt lager dan per 31 december 2009. Als gevolg van deze daling van de marktrente diende € 13 miljoen te worden toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten De gevolgen van waardeovernames en waardeoverdrachten worden meegenomen in de berekening van de voorziening. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden opgenomen
77
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging grondslagen Als gevolg van de overgang op de nieuwe prognosetafels (inclusief ervaringssterfte) is de voorziening verhoogd met € 3,7 miljoen. Dit had een negatief effect op de dekkingsgraad van circa 5,5%-punt. Het totale effect op de technische voorziening van de aangepaste prognosetafels (inclusief ervaringssterfte) bedraagt circa 8% ten opzichte van de oude prognosetafels. Bedragen * € 1.000 [19] Mutatie voorziening pensioenverplichting voor risico deelnemers Inleg premie deelnemers Waardeoverdrachten Beleggingsresultaten Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
2010
2009
29 -80 143
30 -82 215
92
163
Bedragen * € 1.000 [20] Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie voorziening voor ingegane ziektegevallen Totaal
2010
2009
991 991
163 163
Bedragen * € 1.000 [21] Herverzekeringscontract Premie Swiss Re stop loss, excedent a.o., excedent overlijden Totaal
2010
2009
646 646
712 712
Bedragen x € 1.000 [22] Overige lasten Interestlasten waardeoverdrachten Correctie vooruitontvangen premie 2008 Totaal
2010
2009
15 0 15
18 383 401
78
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
9.4.6
Verbonden partijen
Transacties met bestuurders Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgevers ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De belangrijkste onderdelen uit deze overeenkomst zijn:
de werkgever is verplicht al haar werknemers die voor het deelnemersschap in aanmerking komen aan te melden voor deelneming in het fonds; een werkgever is verplicht de deelnemers aanspraken op pensioen toe te kennen overeenkomstig de geldende statuten en pensioenreglementen; de aangesloten ondernemingen zijn gehouden het fonds gevraagd en ongevraagd te informeren over alle ontwikkelingen binnen de vennootschap die van invloed kunnen zijn op de huidige en toekomstige pensioenverplichtingen; de aangesloten ondernemingen informeren het fonds schriftelijk over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst. Het bestuur stelt vervolgens uiterlijk binnen drie maanden het van kracht worden van de gewijzigde pensioenovereenkomst een gewijzigd pensioenreglement op. Het bestuur draagt er zorg voor dat het pensioenreglement in overeenstemming is met de (wijziging van de) pensioenovereenkomst; maandelijks zijn de aangesloten ondernemingen een voorschotpremie verschuldigd aan het fonds. Na afloop van het boekjaar wordt een definitieve premie vastgesteld; indien en voor zover het fonds beschikt over een vermogen dat groter is dan het gewenst eigen vermogen, is er sprake van een vermogensoverschot. Het bestuur van het fonds kan in die situatie besluiten tot een restitutie in de vorm van premiekorting. Premiekortingen zijn alleen mogelijk in overeenstemming met wettelijke regelingen, de aanwijzingen van DNB, statuten en reglementen. Indien en zolang de vermogenspositie van het fonds lager is dan het minimum vereist eigen vermogen, kunnen de aangesloten ondernemingen een aanvullende vermogensdotatie doen om de dekkingsgraad op het minimum vereist eigen vermogen te brengen; ten aanzien van het toeslagbeleid is categorie F2 van de beleidsregel toeslagenmatrix van DNB van toepassing voor de actieve deelnemers. Dit betekent dat als ambitie een onvoorwaardelijke toeslagverlening geldt van reeds opgebouwde pensioenaanspraken van een deelnemer. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden valt onder categorie D2 van de toeslagmatrix van DNB. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-prijsindex voor alle huishoudens. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. Bij uittreding van een werkgever geldt een exitbepaling. Door middel van de exitbepaling betaalt de uittredende voor de toeslagverlening voor de achterblijvende slapers en gepensioneerden.
79
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
De overeenkomst is in werking getreden per 1 september 2007 en wordt na deze periode, wanneer niet is opgezegd, iedere keer geacht stilzwijgend te zijn verlengd voor een periode van 3 jaar. Per 1 september 2010 zijn de overeenkomsten voor 3 jaren verlengd. Vanwege de opname van een exitbepaling in de overeenkomst is er geen sprake geweest van een stilzwijgende verlenging. De overeenkomst kan door elk van de partijen 18 maanden voor de einddatum worden opgezegd. Na opzegging wordt de overeenkomst beëindigd op 31 december van het volgende kalenderjaar. Breda, 29 april 2011 mw. Y.M.M. den Bakker, voorzitter D.L. Coupar H. Damhuis V.P. Evers T.H.M. Kruijs, secretaris M. Kruize R.R. Otte T.A. Sardar D. van Unnik K.J. Veenhuis
80
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Overige gegevens
81
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
10. 10.1
Overige gegevens Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over de verslagperiode is ten laste van de algemene reserve gebracht.
10.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Op 17 maart 2011 heeft DNB een beschikking gegeven waarin is aangegeven dat er geen bezwaar is tegen de verlenging van het kortetermijnherstelplan van drie naar vijf jaar.
82
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
10.3
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland te Haarlemmermeer is aan Aon Hewitt de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2010. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
83
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 (minimaal vereist eigen vermogen), 132 (vereist eigen vermogen) en 135 (eisen ten aanzien van beleggingen). De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Rotterdam, 29 april 2011
Drs. A.G.M. den Hartogh AAG verbonden aan Hewitt Associates B.V.
84
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
10.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening 2010 van Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland te Breda (‘de Stichting’) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010, het kasstroomoverzicht 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de Stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen, de kasstromen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de Stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
85
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland per 31 december 2010 en van de kasstromen en het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 29 april 2011 KPMG ACCOUNTANTS N.V.
P.L.A. Langeveldt RA
86
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
10.5
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
Het bestuur van het fonds bestaat uit minimaal zes leden. Het bestuur bepaalt het maximum aantal leden, waarbij dit maximum zoveel mogelijk aansluit bij de onderverdeling van het General Electric Concern. De helft (werkgeversleden) wordt benoemd door de aangesloten ondernemingen van het General Electric Concern. De ander helft (werknemersleden) wordt gekozen door en uit de deelnemers. De bestuursleden hebben zitting voor een periode van vier jaar. Het aftredende bestuurslid kan zich terstond herkiesbaar stellen. De aangesloten onderneming die een bestuurslid heeft benoemd, is tevens bevoegd dit bestuurslid te ontslaan vóór afloop van de zittingsperiode. Een door de deelnemers gekozen bestuurslid wordt ontslag verleend op het moment dat hij niet langer deelnemer is. Voor elk bedrijfsonderdeel dat meer dan 150 deelnemers bij het pensioenfonds heeft, wordt één bestuurslid benoemd als vertegenwoordiger van de werkgever. Ook wordt één bestuurslid benoemd namens de werknemers, op basis van een verkiezing. Alle deelnemers kunnen kandidaat worden gesteld. Bedrijfsonderdelen die minder dan 150 deelnemers bij het pensioenfonds hebben, worden geacht deel uit te maken van een door het bestuur aangewezen bedrijfsonderdeel, die meer dan 150 deelnemers heeft. Begin 2011 heeft het bestuur besloten om het minimum vereiste aantal werknemers per business-segment terug te brengen naar 100. Dit zal bij een volgende statutenwijziging worden meegenomen. Het bestuurslidmaatschap eindigt door vrijwillig aftreden, bedanken van het bestuurslid of beëindiging van het diensverband bij de werkgever ingeval het een vertegenwoordiger van de deelnemers betreft. Ook eindigt het lidmaatschap indien de aangesloten onderneming of het bedrijfsonderdeel waarbij de bestuurder werknemer is, niet langer deel uitmaakt van het General Electric Concern, door ontslag door het bestuur wegens disfunctioneren en bij overlijden van het bestuurslid.
87
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Bijlagen
88
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Bijlage 1
Deelnemersbestand
Actieven Slapers Pensioengerechtigden Waarvan: (tijdelijk) Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen* Partnerpensioen Wezenpensioen Totaal
Stand ultimo 2009 1.065 396 4
144 116 11
125 29 0
Stand ultimo 2010 1.084 483 15
3 0 1 0
7 2 2 0
0 0 0 0
10 2 3 0
1.465
271
154
1.582
Bij
Af
*Naast een arbeidsongeschiktheidsuitkering, bouwen deze deelnemers ook pensioen op. Het aantal is eveneens opgenomen onder actieven.
89
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. BRIC-landen De term BRIC is een afkorting van de landen Brazilië, Rusland, India en China. Consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid) Het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. In de afgeleide index is het effect van veranderingen in de tarieven van productgebonden belastingen en subsidies en van consumptiegebonden belastingen geëlimineerd. Goed Pensioenfondsbestuur (Corporate Governance) Goed Pensioenfondsbestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen.
90
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. DNB De Nederlandsche Bank. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het fonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Gewenst eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen, verhoogd met het vermogen dat nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is.
91
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. GBM/GBV Zie prognosetafels. Gedempte premie De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Geflex Geflex is de in 1995 ingevoerde flexibele pensioenregeling van General Electric Plastics (GEP) die per 1 januari 2002 ophield te bestaan. Ze stelde GEP-medewerkers in staat te stoppen met werken op hun 62ste in plaats van hun 65ste wanneer hun gewone ouderdomspensioen in zou gaan. Gesave Gesave is de per 1 januari 2002 door de werkgever ingevoerde vrijwillige pensioenspaarregeling die door het pensioenfonds wordt uitgevoerd. Binnen aangegeven grenzen kunnen deelnemers een deel van hun salaris aanwenden voor extra pensioen en/of vroegere pensionering dan volgens de basis pensioenregeling. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het fonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het fonds binnen een termijn van maximaal vijf jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van (extra hoge) risico’s bij een levensverzekeraar, zoals het overlijdensrisico en invaliditeitsrisico van deelnemers. Indexatie Zie toeslagverlening. Koopsom Eenmalige betaling die aan de uitvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling.
92
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. Leeftijdsterugstelling Leeftijdsterugstelling wil zeggen dat de verwachte levensduur van de deelnemers langer is – bijvoorbeeld één jaar – dan volgens de algemene sterftetafel wordt aangegeven. Bij toepassing van de leeftijdsterugstelling wordt de pensioenvoorziening hoger: er moeten dan meer pensioenjaren uitgekeerd worden. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij GE (bij PFGE aangesloten ondernemingen) in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Nabestaandenpensioen Hieronder vallen weduwe-, weduwnaars- en wezenpensioen alsmede partnerpensioen. Opbouwregeling De pensioenregeling waarin jaarlijks een pensioenlaag wordt opgebouwd. Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark.
93
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Partnerpensioen Benaming voor een vorm van nabestaandenpensioen ten behoeve van de (on)gehuwde partner met wie een (on)gehuwde deelnemer aan de pensioenregeling een gezamenlijke huishouding voert, conform bepalingen in het pensioenreglement. Bij ministeriële resolutie van 23 maart 1988, Nr. DB/7016, zijn partnerpensioenregelingen aangewezen als pensioenregelingen in de zin van de Wet op de loonbelasting, mits voldaan wordt aan de in de Resolutie gestelde voorwaarden. Pensioenkoepels Met de pensioenkoepels worden drie instellingen bedoeld: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden en vervangt de voorgaande Pensioen- en Spaarfondsen Wet (PSW). De Pensioenwet heeft tot doel waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, b.v. GBM en GBV 2005-2010. Rentetermijnstructuur (RTS) Maandelijks door DNB gepubliceerde marktrente met een looptijd van 1 tot 60 jaar, waarmee de toekomstige cashflow van de verplichtingen contant moet worden gemaakt. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening. Sterftetafels Zie prognosetafels. Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen.
94
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Toeslagverlening (indexatie) Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk, wordt gefinancierd uit de premie maar wordt slechts verleend indien de middelen van het fonds dit toelaten. Over opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers wordt jaarlijks een toeslag toegekend. Deze toeslag wordt gefinancierd uit de premie en is onvoorwaardelijk. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfonds Bestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Visitatiecommissie die tenminste één keer in de drie jaar – of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De Visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. WIA Dit is de afkorting voor de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
95
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Colofon Uitgegeven door: Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland Bergschot 69 4817 PA Breda Correspondentieadres: TKP Postbus 501 9700 AM Groningen Bezoekadres: TKP Europaweg 27 9723 AS Groningen Telefoon (050) 582 79 60 Fax (050) 313 82 01 Internet www.gepensionnl2007.nl Email
[email protected] Realisatie: TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
96