Jaarverslag 2012 Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland
Datum rapport Auteur
17 mei 2013 TKP Pensioen BV
Nummer/versie Telefoon
definitief (050) 582 19 21
Profielschets Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland (vóór 1 januari 2011: Stichting GE Pension NL 2007) is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen uit voor medewerkers van General Electric in Nederland en is statutair gevestigd te Breda. De basispensioenregeling is een (deels voorwaardelijk en deels onvoorwaardelijk) geïndexeerde opbouwregeling en wordt in de Pensioenwet gekarakteriseerd als een uitkeringsovereenkomst. De premies voor de basispensioenregeling worden ingebracht door de werkgever en de werknemers. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers vindt jaarlijks onvoorwaardelijk toeslagverlening plaats. Deze toeslag wordt door de werkgevers via de premie gefinancierd. De toeslagverlening op de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers is voorwaardelijk. De vrijwillige bijspaarregeling Gesave wordt gekarakteriseerd als een premieovereenkomst. Ultimo 2012 heeft het pensioenfonds 1.902 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur sinds de datum van oprichting, 17 augustus 2007, uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP). Het bestuur heeft het beheer van het pensioenvermogen dat in obligaties is belegd uitbesteed aan GE Asset Management (GEAM). De aandelenportefeuille is in beheer bij KBC. De individuele pensioenspaarregelingen (Gesave en Geflex) worden uitgevoerd door Delta Lloyd Bank. Met ingang van 1 oktober 2009 is State Street Corporation de custodian. Het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico zijn herverzekerd bij Algemene Levensherverzekering Maatschappij NV, onder de paraplu van Alhermij. Het betreft een excedent-herverzekeringscontract op stop loss basis. Daarnaast maakt het bestuur gebruik van de werkzaamheden van externe (certificerende en adviserende) actuarissen (Aon Hewitt) en een externe accountant (KPMG).
1
Inhoudsopgave Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bestuursverslag 1. Woord van de voorzitter 2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur 2.2 Doelstelling 2.3 Personalia 3. Financiële positie en beleid in 2012 3.1 Financiële opzet en positie 3.2 Beleid en beleidskeuzes 3.2.1 Toeslagbeleid 3.2.2 Financieringsbeleid 3.2.3 Beleggingsbeleid 3.3 Risicobeheer 4. Beleggingen 4.1 Marktontwikkelingen 4.2 Resultaten beleggingsportefeuille 4.3 Aandelen 4.4 Vastrentende waarden 4.5 Corporate Governance 5. Pensioenen 5.1 Inleiding 5.2 Pensioencommunicatie 5.3 Pensioenadministratie 5.4 Pensioenregeling 5.5 Nieuwe wetgeving 6. Actuariële analyse 7. Besturing en naleving wetgeving 7.1 Algemeen 7.2 Bestuursaangelegenheden 7.3 Goed Pensioenfondsbestuur 7.3.1 Verslag van de Visitatiecommissie 7.3.2 Verslag Verantwoordingsorgaan 7.4 Informatie over toezicht door DNB en AFM 7.5 Deskundigheid en opleiding 7.6 Gedragscode 7.7 Geschillencommissie 7.8 Organisatie en uitvoering 7.9 Uitvoeringskosten 7.10 Statutenwijziging 8. Verwachte gang van zaken 9. Jaarrekening 9.1 Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) 9.2 Staat van baten en lasten
2
4 6 7 10 10 10 11 14 14 16 17 17 19 21 25 25 27 28 31 33 35 35 35 36 36 38 44 46 46 46 47 48 50 53 53 54 55 55 56 57 58 61 61 62
9.3 9.4 9.4.1 9.4.1.1 9.4.1.2 9.4.1.3 9.4.2 9.4.2.1 9.4.2.3 9.4.3 9.4.3.1 9.4.4 9.4.5 9.4.6 10. 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 Bijlage 1 Bijlage 2
Kasstroomoverzicht Toelichting op de jaarrekening Algemeen Activiteiten Overeenstemmingsverklaring Referenties Grondslagen Algemene grondslagen Grondslagen voor bepaling van het resultaat Toelichting op de balans Risicobeheer Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Toelichting op de staat van baten en lasten Verbonden partijen Overige gegevens Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Gebeurtenissen na balansdatum Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten Deelnemersbestand Begrippenlijst
3
63 64 64 64 64 64 64 64 70 73 83 95 97 103 106 106 106 107 109 111 113 114
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bedragen x € 1.000
2012
2011
2010
2009
01-092007 31-122008
Aantal verzekerden (per eind van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen Totaal aantal verzekerden
1.157 713 32 1.902
1.244 582 18 1.844
1.084 483 15 1.582
1.065 396 4 1.465
1.115 247 1 1.363
21.773 21.773 0 570
17.697 *22.297 0 596
13.853 13.853 0 653
15.866 15.866 0 538
16.892 16.892 17.370 627
€ 479 542
€ 472 396
€594 283
€ 503 50
€ 562 1
1,88% 0,0%
1,35% 0,0%
0,8% 0,0%
2,2% 0,38%
3,64% 3,06%
Pensioenen Kostendekkende premie Feitelijke premie Additionele storting Uitvoeringskosten pensioenbeheer Uitvoeringskosten pensioenbeheer per deelnemer (actief en uitkerend) Uitkeringen Reguliere toeslagverlening Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen Vermogen en solvabiliteit (op basis van marktwaarde; RTS) Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen (PW art. 131) Vereist eigen vermogen (PW art. 132) Technische voorzieningen, inclusief overige voorzieningen
-2.023 7.380 43.701
-14.334 6.144 37.890
3.831 4.709 34.578
12.476 3.596 26.286
-7.380 3.327 22.317
159.609
136.197
104.181
75.555
69.894
Aanwezige dekkingsgraad in %** Minimaal vereiste dekkingsgraad in % Vereiste dekkingsgraad in %
98,7% 104,6% 127,4%
89,5% 104,5% 127,8%
103,7% 104,5% 133,2%
116,5% 104,8% 134,8%
89,4% 104,8% 131,9%
24,8
26,1
26,2
25,3
27,1
2,7%
2,8%
3,4%
3,9%
3,6%
Gemiddelde duration van de verplichtingen Rentetermijnstructuur (RTS)
4
Bedragen x € 1.000
Beleggingen Beleggingen voor risico Beleggingsopbrengsten pensioenfonds Beleggingen voor risico Beleggingsopbrengsten
pensioenfonds voor risico deelnemers voor risico deelnemers
Beleggingsrendement (total rate of return, exclusief de deelvermogens) Jaarrendement Gemiddeld rendement afgelopen jaren van 1-92007 Uitvoeringskosten vermogensbeheer (exclusief ontvangen reductie GEAM) In- en uittredingskosten beleggingspools GEAM Ontvangen reductie GEAM kosten vermogensbeheer Uitvoeringskosten vermogensbeheer (netto) Kosten vermogensbeheer (bruto) in % van het gemiddeld belegd vermogen Kosten vermogensbeheer (netto) in % van het gemiddeld belegd vermogen
2012
2011
2010
2009
01-092007 31-122008
159.098 16.670
118.650 -4.802
109.138 7.285
87.146 10.633
60.825 -10.072
1.330 114
1.345 -33
1.379 143
1.287 215
1.124 -
12,9% 2,8%
-4,2% 0,2%
7,2% 1,7%
15,0% -1,1%
-17,1% -17,1%
1.062 -571
1.007 23 -572
842 25 -488
355 12 -105
16 27 0
____ 491
____ 458
____ 379
____ 262
____ 43
0,77%
0,91%
0,89%
0,52%
0,39%
0,35%
0,41%
0,39%
0,37%
0,39%
* De feitelijke premie 2011 is inclusief € 4.600 herstelpremie, die in acht kwartaaltermijnen in 2012 en 2013 wordt geïncasseerd. **De berekening van de dekkingsgraad is met ingang van 2010 gelijk aan het eigen vermogen plus de voorziening
pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds plus de overige technische voorzieningen, gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds plus de overige technische voorzieningen (2009 en 2008 zijn herrekend; geringe invloed t.w. < 0,1%).
5
Bestuursverslag
6
1.
Woord van de voorzitter
In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2012. Voor het pensioenbestuur was 2012 wederom een intensief jaar. Het bestuur heeft zich naast alle reguliere bestuursverantwoordelijkheden in 2012 ook bezig gehouden met het effectueren van bijstortingen van de aangesloten werkgevers om de noodzakelijke stappen richting herstel te kunnen bewerkstelligen, de overgang van vermogensbeheerder, het selecteren van een partij die het fonds zal ondersteunen bij het Integraal Risico Management, het herzien van het herverzekeringscontract en het definieren van stappen om de duration van de beleggingen meer af te stemmen op de duration van de verplichtingen. Zo begon 2012 met de constatering dat de dekkingsgraad van 86,2% ultimo 31/12/2011 onder het verwachte pad tot herstel moest worden vastgesteld. Op basis van de ABTN en de financieringsovereenkomst met de aangesloten GE ondernemingen, heeft het bestuur een herstelbijdrage vastgesteld van 4,6 miljoen- te betalen gedurende 2012 en 2013. Alle aangesloten werkgevers hebben zich begin 2012 schriftelijk akkoord verklaard met deze bijstortingen en gedurende 2012 is het over 2012 verschuldigde bedrag van 2,3 miljoen aan extra bijstortingen afgedragen aan het pensioenfonds. De dekkingsgraad per ultimo 2011 werd inclusief de herstelbetalingen vastgesteld op 89.5%. Het bestuur van het fonds volgt de ontwikkelingen van de dekkingsgraad uiteraard op de voet en houdt daarbij de aangesloten ondernemingen regelmatig op de hoogte, zodat de bijstortingsverplichting voor hen niet als een verrassing kwam en dit verzoek geen extra vragen heeft opgeroepen en zonder bijkomende discussies kon worden afgehandeld door de aangesloten ondernemingen. Gedurende 2012 heeft de invoering van de UFR in combinatie met de eerder ingevoerde 3 maandsmiddeling voor het Pensioenfonds General Electric Nederland de beoogde resultaten gehad- hetgeen heeft geresulteerd in enerzijds minder volatiliteit en anderzijds een verhoging van de dekkingsgraad. Ook heeft de UFR een dempend effect gehad op de duration mismatch. Doordat het fonds een relatief jong fonds is met bijzonder weinig gepensioneerden, blijft de duration van de verplichtingen in verhouding met andere fondsen lang. Gedurende het gehele jaar 2012 lag de dekkingsgraad ondanks de bovengenomede maatregelen onder de 100%. Waarde-overdrachten zijn in 2012 dan ook niet mogelijk geweest. Wel is het effect van de UFR en de 3 maandsmiddeling ook ultimo 2012 nog steeds merkbaar in de dekkingsgraad. Een nadere evaluatie van de dekkingsgraad van 31 december 2012 leidt tot de conclusie dat per die datum geen nadere aanvullende bijstortingen van de aangesloten ondernemingen behoeft te worden gevraagd. In 2012 zijn een aantal aspecten tot uitvoering gebracht die reeds voor 2012 in gang waren gezet.
7
Zo heeft het bestuur, na een zorgvuldig selectieproces in 2011, in 2012 KBC Asset Management geselecteerd als hun nieuwe partner in de uitbesteding van de beleggingen op basis van het herziene (passieve) beleggingsbeleid. In een lijst van eisen voor de nieuwe vermogensbeheerder heeft het bestuur ook zorgvuldig de controle op de interne processen van de vermogensbeheerder meegewogen. KBC Asset Management heeft in 2012 een ISAE 3402 type I verklaring aan het bestuur kunnen overleggen en zal in de loop van 2013 over een type II verklaring beschikken. In het derde kwartaal van 2012 is de aandelenportefeuille van het fonds overgebracht van GE Asset Management naar KBC Asset Management. Deze transitie is tot in de details voorbereid en het bestuur heeft er bewust voor gekozen om een transitiemanager in te schakelen om zorg te dragen dat de transitie zo soepel mogelijk zou verlopen. Uiteindelijk heeft de voorbereiding en de begeleiding door de transitiemanager er toe geleid dat de transitie zonder enige problemen kon worden uitgevoerd. Daarnaast zijn de noodzakelijke voorbereidingen getroffen om de duration van de beleggingen meer in lijn te brengen met de duration van de verplichtingen. Het bestuur heeft besloten om deze verlenging van duration te implementeren met een zorgvuldig samen te stellen portfolio van langlopende obligaties. Bij het implementatietraject en de tijdslijnen daarvoor is het bestuur zich er van bewust dat zij een continue afweging maakt van alle belangen. Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor de instelling van een Visitatiecommissie. In november 2012 heeft de Visitatiecommissie haar vierde visitatie uitgevoerd – de eerste in een nieuwe cyclus. Het bestuur heeft het initiatief genomen om de objectiviteit van dit orgaan te waarborgen door twee nieuwe commissieleden te benoemen, terwijl de voorzitter omwille van de continuïteit dezelfde is gebleven. De visitatiecommissie heeft diverse aanbevelingen gedaan om het bestuurlijk functioneren verder te verbeteren, waaronder onder meer een meer gestructureerdere vormgeving van de diverse commissies binnen het bestuur en aandacht voor de continue deskundigheidsbevordering. Het bestuur heeft deze en de overige aanbevelingen overgenomen en zal de opvolging van de daaruit voortvloeiende acties op zich nemen. In 2012 zijn enkele bestuursleden afgetreden en nieuwe bestuurders toegetreden. Het bestuur is derhalve in de afgelopen jaren in grote mate van samenstelling gewijzigd. Om de deskundigheid van het bestuur in de huidige samenstelling als geheel te toetsen heeft het bestuur eind 2012 deelgenomen aan de SPO-test voor pensioenbestuursleden. De resultaten geven aan dat het bestuur als geheel op alle deelgebieden deskundig is. Op basis van de SPOtoets zullen de individuele opleidingsplannen worden vastgesteld.. De huidige leden van het Verantwoordingsorgaan en de pensioendirecteur hebben eveneens deelgenomen aan de SPOtoets. Daarnaast heeft het bestuur de eerste stappen gezet op het gebied van Integraal Risicomanagement. De risico commissie heeft in 2012 een aantal aanbieders in de markt benaderd om het bestuur hierbij te assisteren. Begin 2013 zal door het bestuur een uiteindelijke keuze worden gemaakt en zal het bestuur als geheel actief betrokken worden bij het in beeld brengen van het Integraal Risico Management voor het fonds.
8
Het bestuur heeft in 2012 het contract voor de herverzekering bij het einde van de contractstermijn opgezegd om op die manier meerdere aanbieders te betrekken in het doen van een aanbod. Dit heeft geresulteerd in het feit dat vanaf 2013 de herverzekering onder verbeterde condities kan worden geëffectueerd. Het bestuur heeft in februari 2013 gezien de financiele situatie van het fonds moeten besluiten om geen toeslag te verlenen op de premievrije pensioenaanspraken en ingegane pensioenen per 1 januari 2013. In de twee jaren daarvoor heeft het bestuur eenzelfde besluit moeten nemen, zodat nu voor het derde jaar op rij geen toeslag plaats heeft gevonden. De opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers worden jaarlijks onvoorwaardelijk aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen. Per 1 januari 2013 is op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers een toeslag verleend van 1,88%. Deze toeslag wordt gefinancierd uit de premie van de werkgever. Omdat in het jaarverslag diverse vaktechnische begrippen gebruikt worden, is als bijlage een begrippenlijst opgenomen. Breda, 17 mei 2013 Mw. mr. Y.M.M den Bakker Voorzitter
9
2.
Algemene informatie
2.1
Juridische structuur
Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland is statutair gevestigd te Breda en opgericht op 17 augustus 2007. Het pensioenfonds is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 34283058.
2.2
Doelstelling
Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland heeft ten doel om binnen de grenzen van zijn middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het fonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers is onvoorwaardelijk en deze wordt gefinancierd uit de ontvangen premie van de werkgevers. Op de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen wordt voorwaardelijk toeslag verleend. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is: er wordt jaarlijks bepaald of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Het fonds draagt zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Het fonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) het belangrijkste is.
10
2.3
Personalia
Bestuur (naar de stand van 17 mei 2013, inclusief 2012) Benoemd namens de werkgever: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
mw. Y.M.M. den Bakker
voorzitter
17-08-2007
17-08-2015
mw. H. Damhuis
lid
01-10-2010
01-10-2014
V.P. Evers
lid
17-08-2007
01-12-2012
R.R. Otte
lid
01-11-2010
16-01-2012
T.A. Sardar
lid
11-09-2009
17-08-2015
B. Vroegh
lid
19-02-2013
19-02-2017
K.J. Veenhuis
lid
17-09-2010
17-09-2014
De werkgeversvertegenwoordigers hebben zitting voor een periode van vier jaar. De aangesloten onderneming die een bestuurslid heeft benoemd, is tevens bevoegd dit bestuurslid te ontslaan vóór afloop van de zittingsperiode.
Benoemd namens de deelnemers: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
D.L. Coupar
lid
17-08-2007
17-08-2015
R. de Bie
aspirant bestuurslid
T.H.M. Kruijs
secretaris
17-08-2007
17-08-2015
M.C.J.W. Kruize
lid
11-02-2011
11-02-2015
D. van Unnik
lid
24-04-2009
24-04-2017
De werknemersvertegenwoordigers hebben zitting voor een periode van vier jaar. Een door de deelnemers gekozen bestuurslid wordt ontslag verleend op het moment dat hij niet langer deelnemer (werknemer met een arbeidsovereenkomst bij een van de aangesloten ondernemingen van General Electric) is. Het aftredende bestuurslid kan zich terstond herkiesbaar stellen.
Pensioenfondsgerelateerde partijen/organen Pensioendirecteur C. Verbeek Beleggingscommissie R. de Bie (aspirant bestuurslid) T. Sardar D. van Unnik K.J. Veenhuis C. Verbeek
11
Commissie Communicatie D.L. Coupar mw. H. Damhuis T.H.M. Kruijs D. van Unnik Commissie Deskundigheid Bestuur mw. Y.M.M. den Bakker mw. H. Damhuis M.C.J.W. Kruize C. Verbeek Commissie Fondsdocumenten mw. Y.M.M. den Bakker (ondersteunend) D.L. Coupar T.H.M. Kruijs K.J. Veenhuis Risicocommissie mw. Y.M.M. den Bakker M.C.J.W. Kruize B. Vroegh Commissie financiële actualiteiten en wetgeving mw. Y.M.M. den Bakker R. de Bie (aspirant bestuurslid) T.H.M. Kruijs Compliance officer P. Elion (t/m 31 december 2012) Samenstelling Verantwoordingsorgaan Namens de werkgever: J. Krol Namens de actieve deelnemers: vacature Namens de pensioengerechtigden: F. Bos Pensioenadministratie TKP Pensioen BV, Groningen Vermogensbeheerders GE Asset Management Limited (GEAM), Londen, UK / Stamford, USA KBC Asset Management BV, Brussel, België Delta Lloyd Bank N.V., Amsterdam (pensioenspaarregelingen) Custodian State Street Corporation (SSC). GEAM maakt voor custody-diensten gebruik van SSC.
12
Herverzekering Alhermij, Amstelveen (is een onderdeel van Swiss RE) Certificeerders KPMG Accountants N.V., externe accountant Aon Hewitt, externe actuaris Visitatiecommissie E.J.M. Missotten, voorzitter mr. A.J.E.M. Vollenbroek M.G. Leenstra In de onderstaande tekening wordt de structuur van de organisatie van Stichting Pensioenfonds GE weergegeven.
13
3.
Financiële positie en beleid in 2012
3.1
Financiële opzet en positie
Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een belangrijke maatstaf voor de weergave van de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder weergegeven, waarbij de effecten gerelateerd zijn aan de primo-dekkingsgraad. Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect toeslagverlening Effect beleggingsresultaat Effect RTS Effect UFR Effect aanpassing levensverwachting Effect overige oorzaken Dekkingsgraad 31 december Effect aanvullende vermogensdotatie Dekkingsgraad 31 december
2012 89,5% 2,8% 0,0% 10,7% -9,9% 6,5% -1,1% 0,2% 98,7% 0,0% 98,7%
2011 103,7% 2,1% 0,0% -5,9% -18,6% 0,0% 1,8% 2,3% 85,4% 4,1% 89,5%
Effect premies Het resultaat op premie is in 2012 positief. De ontvangen premie is hoger dan de actuarieel benodigde premie. Het positieve resultaat is ontstaan door de solvabiliteitsopslag. De door de werkgevers betaalde toeslagkoopsom voor inactieven is buiten het resultaat op premie gelaten, omdat deze toeslag niet is toegekend. Dit bedrag is als schuld opgenomen op de balans. Er is in 2012 € 2,3 miljoen herstelpremie betaald, deze herstelpremie was reeds vorig jaar in het resultaat op premie meegenomen, en is dus dit jaar niet in het resultaat op premie verantwoord. Effect toeslagverlening Het resultaat op toeslagverlening is nagenoeg nul. De betaalde premie voor de toeslag aan actieven is gelijk aan de toename van de voorziening door deze toeslag. Aan inactieven is geen toeslag verleend. De hiervoor betaalde toeslagkoopsom is als schuld op de balans opgenomen. Deze koopsom is buiten het resultaat op toeslagverlening gelaten. Effect beleggingsresultaat Het beleggingsresultaat wordt bepaald door het behaalde rendement (12,9%) te verminderen met de toevoeging van interest aan de technische voorzieningen. Deze toevoeging aan de
14
technische voorzieningen vindt plaats op basis van de 1-jaarsrente uit de RTS van 31-12-2011, te weten 1,544%. Effect RTS Door de daling van de rentetermijn structuur (RTS) in het boekjaar stijgen de technische voorzieningen. De hierna volgende tabel geeft het verloop van de dekkingsgraad over de laatste drie jaar weer. Ter illustratie zijn daarbij ook het behaalde beleggingsrendement en de gemiddelde rente behorende bij de gemiddelde looptijd van de verplichtingen vermeld: Effect UFR Per 30 september heeft De Nederlandsche Bank (DNB) de wijze van vaststelling van de rentetermijnstructuur gewijzigd, waardoor de berekening van de verplichtingen minder gevoelig voor schommelingen en mogelijk verstoorde marktomstandigheden op de financiële markten is geworden. De dekkingsgraad steeg op het moment van introductie van de UFR met 6,5%-punt. Door de invoering van de UFR is de rente gestegen met een dalende VPV tot gevolg en daardoor een stijgende dekkingsgraad op dat moment. Per saldo is het effect van de wijziging van de RTS en UFR op de dekkingsgraad echter -3,4%punt geweest. Dekkingsgraad Beleggingsrendement Rentetermijnstructuur (RTS)
2012 98,7% 12,9% 2,7%
2011 89,5% -4,2% 2,8%
2010 103,7% 7,2% 3,4%
De rentetermijnstructuur is bepaald op basis van de gemiddelde rente inclusief middeling en UFR. Effect aanpassing levensverwachting De nieuw AG Prognosetafel 2012-2062 is begin 2012 door het fonds ingevoerd. In de nieuwe prognosetafel is de verdere stijgende levensverwachting verwerkt. Hierdoor is de dekkingsgraad gedaald. Effect overige oorzaken Het effect van overige oorzaken wordt vooral veroorzaakt door gedane uitkeringen en overige effecten. Effect aanvullende vermogensdotatie Dit betreft het effect van de bijstorting, die in 2011 voor zowel 2012 als 2013 is opgenomen in het resultaat. De betaling vindt plaats in 8 termijnen (kwartaalbasis).
15
Ontwikkelingen herstelplan In 2012 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 31 december 2011 Premie Sturings- Toeslagmiddelen verlening Beleggingen Rentetermijnstructuur Effect van uitkeringen, kosten, Overige kanssystemen en waardeoverdachten. Subtotaal Aanpassing levensverwachting (ervaringssterfte) Dekkingsgraad per 31 december 2012 Vereiste dekkingsgraad (vereist eigen vermogen)
Verwacht (in %) 110,1 5,5
Werkelijk (in %) 89,5 2,8
-3,0
0,0
2,2 0,0
10,7 -3,4
0,1
0,2
114,9 0,0 114,9
100,0 -1,1 98,7
127,4
127,4
Dit overzicht laat zien dat de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012 achterblijft bij de verwachting uit het herstelplan zoals dat begin 2009 is opgesteld. De dekkingsgraad is ultimo 2012 voldoende hoog om naar verwachting eind 2013 de dekkingsgraad behorende bij het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Eind december 2012 bedraagt de dekkingsgraad 98,7%. Dit is lager dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen, waardoor er sprake is van een dekkingstekort. Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het nieuwe herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen.
3.2
Beleid en beleidskeuzes
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenovereenkomst zoals die overeengekomen is met de CAO-partijen.
16
3.2.1
Toeslagbeleid
De opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers worden jaarlijks onvoorwaardelijk aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen. Aan actieven is een (onvoorwaardelijke) toeslag verleend van 1,88% per 1 januari 2013. Het bestuur heeft in 2012 besloten de ingegane pensioenen en de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers per 1 januari 2013 niet aan te passen aan de consumentenprijsindex. Het bestuur heeft dit besluit genomen omdat de financiële positie van het fonds deze toeslagverlening niet toeliet. Dit besluit is in overeenstemming met de uitgangspunten van het pensioenreglement, zoals hierna beschreven en de richtlijnen van DNB. De betaalde toeslagkoopsom voor ingegane pensioenen en opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers is als schuld op de balans opgenomen. Het bestuur kan in de toekomst beslissen een inhaaltoeslag toe te passen om de gemiste toeslag van 1 januari 2013 alsnog aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden te verlenen.
3.2.2
Financieringsbeleid
Financieringssysteem en ABTN Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen worden onderscheiden:
17
-
minimaal vereist vermogen: de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen is gelijk aan 104,6% van de voorziening pensioenverplichtingen; vereist vermogen: het vereist vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen negatief wordt. De dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen bedraagt ultimo 2012 127,4%;
Indien de vermogenspositie van de stichting lager is dan het minimum vereist eigen vermogen, moeten de aangesloten ondernemingen een aanvullende vermogensdotatie doen om de dekkingsgraad op het minimum vereist eigen vermogen te brengen. Een aanvullende vermogensdotatie wordt uiterlijk binnen een maand na de vaststelling van de jaarrekening door het bestuur vastgesteld, gehoord de actuaris van de stichting. De aangesloten ondernemingen kunnen de vastgestelde aanvullende vermogensdotatie over de resterende periode van herstel aan de stichting voldoen, waarbij elk kwartaal een evenredig deel van de dotatie wordt voldaan. Op basis van het huidige premiebeleid en de uitkomsten van het herstelplan is het begin 2012 noodzakelijk gebleken om een extra premie te vragen aan de werkgever. In 2012 is de helft van deze premie voldaan en in 2013 volgt het tweede deel. Begin 2013 bleek dat een extra bijstorting niet noodzakelijk is en dat het fonds naar verwachting in 2013 voldoende herstelkracht heeft om de dekkingsgraad behorende bij een minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. De door het pensioenfonds te ontvangen premie wordt actuarieel berekend op individuele basis. Uitgangspunt daarbij is dat de opgebouwde rechten steeds zijn afgefinancierd. De verhoging van de aanspraken als gevolg van toeslagverlening wordt afgefinancierd door middel van koopsommen. Naast deze premie worden voor de dekking van de partnerpensioenen op risicobasis en de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen risicopremies voldaan. Tevens bevat de premie een solvabiliteitsopslag welke bestemd is voor het herstellen c.q. op peil houden van de dekkingsgraad. De feitelijke premie in 2012 is gelijk aan de kostendekkende premie. De kostendekkende premie over 2012 bedraagt € 21,8 miljoen (2011: € 17,7 miljoen). De feitelijke premie bedraagt in 2012 tevens € 21,8 miljoen (2011: € 22,3 miljoen). Het verschil in 2011 wordt veroorzaakt door de herstelpremie van € 4,6 miljoen. De feitelijke premie en de kostendekkende premie is berekend met de rentetermijnstructuur, zoals deze wordt gepubliceerd door DNB. Met uitzondering van de toeslagverlening per 1 januari 2013 (RTS van ultimo 2012), is gerekend met de rentetermijnstructuur van 31 december 2011. Premies Voor 2012 is de premie als volgt berekend: pensioenpremie: wordt individueel bepaald voor de pensioenopbouw in 2012 over het salaris onder aftrek van de franchise (€ 13.230). premie WIA-excedent: 2,75% van de verzekerde uitkering.
18
Exitbepaling in de uitvoeringsovereenkomst Indien en nadat een onderneming al dan niet als gevolg van een overdracht de status van aangesloten onderneming verliest, is deze onderneming aan het fonds een eenmalige bijdrage verschuldigd ter dekking van de lasten inzake toekomstige toeslagverlening aan de gewezen deelnemers die op het moment waarop de onderneming niet langer kan worden aangemerkt als aangesloten onderneming, in dienst zijn van deze onderneming. De exitbepaling is in 2011 daadwerkelijk toegepast bij de uittreding van Universal Pictures. De exitvergoeding is begin 2012 voldaan door General Electric Corporate en bedraagt € 909.561.
3.2.3
Beleggingsbeleid
De beleggingscommissie heeft gedurende het jaar 2012 bijzondere aandacht gehad voor een drietal belangrijke onderwerpen:
Het actualiseren van de Statement of Investment Principles (SIP) waarbij de doelstellingen en het te volgen strategisch beleggingsbeleid in detail werden beschreven. Na uitvoerig beraad heeft het fonds in 2011 er voor gekozen om passief te gaan beleggen, dit beleid wordt doorgetrokken in 2012.
In 2011 is het besluit genomen dat een andere vermogensbeheerder voor GEAM gezocht zou gaan worden. Na een uitgebreide selectieprocedure is er een nieuwe vermogensbeheerder gevonden in KBC. Een partij die op basis van omvang, klantbetrokkenheid, dienstenpakket en persoonlijke ‘klik’ het beste aansloot bij de karakteristieken van GE Pensioen. De aandelen portefeuille is per 1 oktober 2012 overgegaan. De transitie van de obligatie portefeuille zal op een later tijdstip plaatsvinden.
Een belangrijk onderdeel van het beleggingsbeleid is het zoeken naar een goede efficiënte oplossing voor de rentemismatch die bestaat in de looptijd tussen de pensioenverplichtingen van het pensioenfonds en het belegd vermogen. Het Bestuur heeft in 2010 besloten om dit renterisico af te dekken met de Matching portefeuille waarbij ernaar wordt gestreefd om de looptijd van de portefeuille zo goed mogelijk te ‘matchen’ met de pensioenverplichtingen,dit op basis van verschillende looptijdsegmenten (Maturity buckets). In aanvulling op dit besluit van 2010 heeft het bestuur in 2011 het aanvullend besluit genomen om dit niet in kleine stappen in te voeren, maar in één sprong naar de gewenste mate van renteafdekking te gaan. In afwachting van het juiste instapmoment heeft het bestuur bij de huidige lage rentestanden de daadwerkelijke implementatie uitgesteld. Begin 2013 heeft het bestuur wel het besluit genomen om de premiebaten (nieuw geld) wel vanaf het voorjaar 2013 onder te brengen bij de nieuw op te bouwen lange obligatieportefeuille bij KBC. Hierdoor beweegt de duratie van de totale obligatieportefeuille geleidelijk naar het gewenste niveau.
19
Strategisch beleggingsbeleid Inzake het strategisch beheer heeft het bestuur de beslissing genomen dat ondanks het feit dat de pensioenverplichtingen zich situeren op langere termijn, de wil bestaat de risico’s te beperken (met speciale aandacht voor afdekken van het renterisico) en te streven naar stabiele pensioenpremies. De eerste en belangrijkste investeringsdoelstelling van het fonds is het kunnen blijven betalen van de nominale pensioenverplichtingen. Als tweede doelstelling wordt er naar gestreefd dat de minimaal vereiste dekkingsgraad wordt bereikt. Bovendien: Geen tactische vermogensallocatie, alleen natuurlijk verloop; Geen valutarisico voor de belangrijkste valuta. In het najaar van 2011 heeft het bestuur besloten om van actief beleggingsbeleid, over te gaan naar passief beleggingsbeleid. De motivatie hiervoor ligt in het feit dat voor het Bestuur, de beleggingsresultaten van een actief beleid niet tot gewenste resultaten (meerwaarde) hebben geleid die de additionele kosten van dit actief beleid kunnen verantwoorden. Bovendien houdt het Bestuur ook rekening met de aanbevelingen van diverse Commissies en DNB die benadrukken dat pensioenfondsen beter kunnen opteren voor een passief beleid. Het strategisch asset management beleid wordt als volgt concreet ingevuld:
Matching portfolio Government bonds (Euro) Investment Grade Senior Credits (Euro) Return portfolio Developed Markets Equity Emerging Markets Equity Cash
Doel
Minimum
Maximum
35% 15%
30% 0%
50% 20%
47% 3%
40% 0%
50% 10%
0%
0%
2%
Bovendien wordt de volgende rebalancingpolitiek aangehouden: Funding ratio < MVEV
MVEV – VEV
> VEV
Buy-and-hold, echter de nieuwe geïnde premies worden geïnvesteerd in de 50% Matching portfolio en 50% in the Return portfolio Constante mix van 50% Matching portfolio en 50% Return portfolio. Nieuwe premies worden geïnvesteerd in de ondergewaardeerde categorie. Indien nodig worden buy and sell transacties uitgevoerd om de constante mix te bereiken. Indien de Matching portfolio = pensioenverplichtingen kan het
20
bestuur beslissen om een strategie in te voeren om de financiersgraad te beschermen tegen dalingen dit op basis van opties of een verzekering .
In 2011 heeft Aon Hewitt Consultants een ALM-studie uitgevoerd. De resultaten van deze ALM bevestigen opnieuw dat de asset mix (50% aandelen, 50% vastrentende waarden) zullen worden aangehouden.
3.3
Risicobeheer
Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Het bestuur is zich bewust van de risico’s die het pensioenfonds loopt en besteedt in toenemende mate aandacht aan risicobeleid en beheersing en zal deze lijn in 2013 voortzetten. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de jaarrekening (paragraaf 9.4.3.1). Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, zal het pensioenfonds de premie verhogen en is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds, het betreft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen, de toegenomen levensverwachting en de ontwikkeling van de marktrente. Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde ALM-beleid actief is. Het marktrisico wordt beheerst doordat met de externe vermogensbeheerders duidelijke beleggingsmandaten zijn overeengekomen, waarin specifieke randvoorwaarden zijn opgenomen, bijvoorbeeld betreffende de kwaliteit van de effecten waarin wordt belegd. De beleggingsmandaten worden goedgekeurd door het bestuur en periodiek geëvalueerd en eventueel aangepast. Het bestuur beseft de impact van de beleggingsrisico’s. De uitgangpunten zijn vastgelegd in het strategisch beleggingsplan.
Renterisico (duration-mismatch)
21
Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van fluctuaties in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Indien op balansdatum de duration van de beleggingen aanzienlijk korter (of langer) is dan de duration van de verplichtingen is er sprake van een zogenaamde ‘duration-mismatch’. Bij een rentestijging zal de waarde van beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de verplichtingen, met als gevolg dat de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het strategisch beleggingsplan 2011 voorzag in het afdekking van het renterisico. Het Bestuur besloot om te wachten met het verder afdekken van het renterisico omwille van de lage dekkinggraad. Ondertusen heeft de introductie van de UFR methodiek invloed gehad op de discussie inzake rente-afdekking. Het Bestuur is volop bezig met Aon Hewitt Investment Consultants om op basis van de nieuwe UFR methodiek in te schatten of het niet nu aangewezen is om de rente-afdekking te verhogen. Valutarisico De waarde van beleggingen in aandelen en vastrentende waarden wordt beïnvloed door de ontwikkelingen van de valutakoersen waarin de betreffende beleggingen luiden. Ten aanzien van beleggingen in vreemde valuta zijn door het bestuur aan de vermogensbeheerders beperkingen opgelegd. Het fonds heeft het valutarisico voor de belangrijkste munten van de aandelenportefeuille afgedekt. Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardewijzigingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. De risico’s nemen toe wanneer gebruik gemaakt wordt van geschreven optieposities, indien belegd wordt met geleend geld of indien waardepapieren worden verkocht die het fonds niet bezit (short selling). In 2012 is hiervan geen gebruik gemaakt. Het beleggingsbeleid van het fonds sluit het beleggen met geleend geld in principe uit, evenals het verkopen van waardepapieren die het fonds niet bezit. Evenmin staat het beleggingsbeleid het gebruik van derivaten toe, tenzij hiervoor specifiek van het bestuur schriftelijke goedkeuring is verkregen en dit gebruik tevens leidt tot afdekking van risicoposities. Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Dit risico wordt ook wel aangeduid als debiteurenrisico. De waarde van beleggingen in vastrentende waarden wordt onder meer beïnvloed door de ontwikkeling van de kredietwaardigheid van de effectenuitgevende instellingen. Met name de
22
door beleggers gemaakte inschatting van de waarschijnlijkheid van het tijdig voldoen van rente- en aflossingsverplichtingen door de debiteur is hierbij bepalend. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. De liquiditeitspositie op korte en middellange termijn is als gevolg hiervan voldoende. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt het verzekeringstechnisch risico gedeeltelijk herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van AG-prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langleven-risico verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht.
23
Gezien de omvang van het fonds zijn de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s herverzekerd. Het betreft een excedent-herverzekeringscontract in combinatie met een stop loss herverzekering. Met de excedent-herverzekering wordt het individuele risico boven een bepaalde grens verzekerd (dekking tegen hoge risico’s): 1. Excedent-overlijden: herverzekering in de vorm van overlijdenskapitalen (eenmalige uitkering) boven een eigen behoud van € 300.000. 2. Excedent-arbeidsongeschiktheid: herverzekering op rentebasis (uitkering per jaar) boven een eigen behoud van € 15.000 rente. De stop loss herverzekering dekt de situatie dat de schade voor rekening van het fonds op jaarbasis de hoger is dan € 1.287.300. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie toeslagen op de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, het rendement, de looninflatie en de demografie, alsmede de financiële positie van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat toeslagverlening op de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken voorwaardelijk is en afhankelijk van de hiervoor genoemde ontwikkelingen. Deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit de premie. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers wordt jaarlijks onvoorwaardelijk toeslag verleend, welke wordt gefinancierd uit de premie. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico, het uitbestedingsrisico en het systeemrisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed. Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het
24
pensioenfonds van TKP een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. PricewaterhouseCoopers Accountants NV certificeert de ISAE 3402-rapportage. De strekking van de accountantsmededeling is dat de interne beheersing van TKP op 31 december 2012 voldoet aan de daaraan te stellen eisen: de beschreven en aanwezige beheersmaatregelen zijn toereikend om de controledoelstellingen te bereiken. Tevens wordt verklaard dat in de periode vanaf 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 de beheersmaatregelen voldoende effectief hebben gefunctioneerd. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan GE Asset Management (GEAM), KBC Asset management en Delta Lloyd Bank NV. Met de vermogensbeheerders zijn overeenkomsten gesloten waarin onder meer de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages zijn vastgelegd. De afspraken zijn opgenomen in een SLA. Het pensioenfonds heeft over de periode 1 oktober 2011 tot en met 30 september 2012 een SSAE 16-rapport van State Street Corporation ontvangen. Het rapport is door een externe accountant gecertificeerd. Over de periode 1 oktober 2012 tot en met 31 december 2012 is door State Street Corporation een confirmation letter verstrekt aan het bestuur van het pensioenfonds waarin staat dat er geen significante veranderingen hebben plaatsgevonden na oplevering van het SSAE 16 rapport. Met KBC Asset management heeft het Bestuur een stappenplan afgesproken om tegen 2014 ISAE 3402 type II compliant te zijn. Op dit ogenblik is type I van toepassing. Type I betreft opzet en bestaan en type II gaat ook in op de werking van de processen. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
4.
Beleggingen
4.1
Marktontwikkelingen
Marktontwikkelingen in 2012 Het afgelopen jaar is voornamelijk gekenmerkt door de zeer grote invloed die Centrale banken hebben gehad op de markten. Ondanks dat de fundamentele indicatoren weinig verbetering lieten optekenen, hebben de financiële markten toch een sterk jaar achter de rug dankzij het feit dat Centrale bankiers bereid waren om een historische hoeveelheid liquiditeit in het systeem te pompen. Dit heeft geleid tot een sterke performance van de risicovollere beleggingen, zoals aandelen en High Yield obligaties. De tweede fase van het LTRO programma (liquiditeitssteun) van de ECB zorgde in het eerste kwartaal voor een boost, maar tijdens het tweede kwartaal nam de onzekerheid omtrent de Eurozone crisis opnieuw toe, met hogere rentes voor Spaanse en Italiaanse overheidsobligaties
25
tot gevolg. Tijdens de zomer verraste Mario Draghi, voorzitter van de ECB, de markten door te stellen dat de ECB er alles aan zou doen om de Eurozone te redden. Deze steunverklaringen vertaalden zich een maand later in de aankondiging van OMT (Outright Monetary Transactions), hetgeen erop neerkomt dat de ECB bereid is om onbeperkt kortlopende overheidsobligaties van Eurozone landen aan te kopen, indien een bepaald land steun aanvraagt. Deze aankondiging werd door de markten zeer positief onthaald en de korte termijn rentes van perifere landen kenden een sterke daling. Op politiek vlak werd ook 2012 gekenmerkt door een gebrek aan coördinatie. De Europese leiders zijn erin geslaagd om lichte vooruitgang te boeken op het vlak van een Europese bankenunie, maar er blijven nog vele onzekerheden en implementatierisico’s. Buiten Europa, ging de aandacht voornamelijk naar de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten, die uiteindelijk werden gewonnen door Barack Obama. Het einde van het jaar werd gekenmerkt door een hoge onzekerheid met betrekking tot de ‘Fiscal Cliff’. Deze kon nipt worden vermeden, maar de onzekerheid rond het schuldenplafond belooft ook in 2013 voor onzekerheid te zorgen in de Amerikaanse politiek en economie. De actie van de centrale banken zorgde voor een algemeen positief sentiment en dat zorgde voor positieve aandelenrendementen. Zowel de Europese (Euro Stoxx) als de Amerikaanse (S&P 500) aandelenmarkten hadden een sterk 2012 met een stijging van respectievelijk 11% en 12%. Ook aandelen van opkomende markten (MSCI emerging Markets) kenden een positief resultaat (+11%), voornamelijk gedreven door een zeer sterk vierde kwartaal. In de obligatiemarkten waren het eveneens de risicovollere segmenten, zoals High Yield en opkomende markten die de beste prestaties lieten zien. De overheidsobligaties van core landen als Duitsland kenden ook nog steeds een positief rendement, maar dit was veel beperkter dan in 2011. Samenstelling beleggingsportefeuille De strategische beleggingsportefeuille bestond in 2012 uit 50% aandelen en 50% vastrentende waarden. De werkelijke gewichten zijn in de volgende figuur weergegeven. De werkelijke gewichten ultimo 2012 wijken af van de strategische gewichten door koersbewegingen. Het bestuur streeft ernaar om de gekozen asset mix (50% aandelen, 50% vastrentende waarden) aan te houden. Van de 50% beleggingen in aandelen wordt strategisch 47% in ‘Developed Markets’ belegd. De overige 3% betreffen ‘Emerging markets’ aandelen. Van de 50% beleggingen in vastrentende waarden wordt strategisch 35% in ‘bonds’ en 15% in ‘credits’ belegd, in uitvoering van de SIP. Hieronder wordt de feitelijke samenstelling van de beleggingen voor risico fonds weergegeven. Feitelijke samenstelling beleggingsportefeuille risico pensioenfonds ultimo jaar: (lichte afwijkingen met de werkelijkheid zijn mogelijk door afronding na de komma)
26
70,00% 60,00% 50,00%
49,0% 49,1%
49,5% 50,5%
55,1%
53,1% 46,9%
56,9%
50,3% 49,7% 44,9%
43,1%
40,00% 30,00% 20,00% 10,00%
1,90%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00% 2012
2011
2010
2009
2008
2007
-10,00% aandelen
vastrentende waarden
Overige (oa. Cash)
Het beheer van de portefeuille werd tot 1 oktober 2012 toevertrouwd aan GE Asset Management (en Delta Lloyd bank voor de Individuele pensioenspaarregelingen Gesave/Geflex). Op basis van asset pooling (met het Belgische GE pensioenfonds als ook met GE Artesia Bank) worden hiervoor de ‘Variable Capital Company Funds (VCC)’ in Ierland gebruikt. Op basis van een eerder besluit van het Bestuur werd State Street Transition Services gevraagd om de fondsen van GEAM te transfereren naar KBC Asset Management en om vanaf 4 oktober 2012 deze laatste aan te stellen als asset manager voor de aandelenportefeuille. Deze omschakeling paste eveneens in het aangepaste beleggingsbeleid waarbij werd overgeschakeld naar een passief beleggingsbeleid. De Vastrentende portefeuille bleef vooralsnog in 2012 bij GEAM ondergebracht. Het Bestuur onderzoekt echter welk het beste moment (na de introductie van UFR en de impact op de rente-afdekking) is om ook deze portefeuille over te brengen naar KBC Asset Management. In de volgende maanden zal het Bestuur verdere beslissingen nemen. State Street Corporation (SSC) blijft de custodian.
4.2
Resultaten beleggingsportefeuille
Het totaal rendement van de gehele portefeuille bedroeg +12,9%, een winst van +0,6% ten opzichte van de Benchmark van 12,2%1. Overzicht behaalde rendementen in de verslagperiode (%): 1
50% Citigroup Euro Broad Investment Grade Index : 50% MSCI World NDR en MSCI Emerging markets NDR
27
Totale assets (€ 158,512k) 31-12-2012
Portefeuille
Benchmark
Relatieve rendement
+14,2%
+13,2%
1,0%
+10,0%
+10,7%
-0,7%
+12,9%
+12,2%
+0,6%
Aandelen Totaal - Developed Market Equity (KBC Institutional Fund SRI World Equity) - Emerging Markets Equity (Plato Institutional Index Fund Emerging Markets Equities) Vastrentende waarden Totaal Benchmark : Aandelen : MSCI World N D R , MSCI Emerging Markets NDR Obligaties : Citigroup Euro BIG Bron : State Street Reporting 31/12/2012
Het relatieve rendement is de mate waarin het fonds over deze periode een hoger of lager rendement heeft behaald ten opzichte van benchmark.
4.3
Aandelen
De aandelenportefeuille is nu, na de overgang naar KBC Asset Management gespreid met een extra accent op aandelen in de Verenigde Staten (53%). De onderstaande tabel geeft de Regioverdeling van de beleggingen in aandelen weer ultimo 2012. Het totaal is inclusief de kaspositie, derivaten, vastgoedbeleggingen en de valutatermijncontracten. (bedragen * € 1.000: Regio Noord-Amerika Eurozone West-Europa excl. Eurozone Pacific Centraal en Oost-Europa Zuidoost-Azië Latijns-Amerika Overige
Total Equity
%
43.481 9.878 11.973 11.207 407 2.999 1.060 497
53,35% 12,12% 14,69% 13,75% 0,50% 3,68% 1,30% 0,61%
28
Totaal
81.502
100,0%
Rendement De aandelenmarkten in 2012 maakten een winst van +14,2%, 1% meer dan de benchmark van 13.2%2. Het aandelenmandaat binnen KBC AM werd concreet opgestart op 04 -10-2012 met het aankopen van participaties in de twee fondsen; KBC Institutional Fund SRI World Equity en Plato IIF Emerging Markets met een verdeling van respectievelijk 94% en 6%. Daarnaast is afgesproken dat de onderliggende muntrisico’s worden afgedekt in de volgende munten (conform de Statement of Investment Principles) : USD, GBP, JPN, CHF, AUD en CAD. Om de prestaties van de beleggingen te kunnen beoordelen is het aan te bevelen de onderliggende bouwblokken zonder muntindekking ten opzichte van de referentieindex te plaatsen. Voor de periode 04-10-2012 tot 28-12-2012 haalt het fonds KBC Institutional Fund SRI World Equity een return van -/- 0,72% ten opzichte van -/- 1.27% voor de referentieindex MSCI Wereld. Het resultaat hiervan is een outperformance van 55 basispunten (bps). Voor kosten zorgde de samenstelling van de portefeuille voor een outerperformance van ongeveer 94 basispunten. Wat de sectoren betreft, droeg vooral Technology (44 bps) en Materials (44 bps) hiertoe bij. Dit weerspiegelt zich ook in de stock contribution. Vooral door onderweging van 2,15% in Apple won de portefeuille 61 basispunten, terwijl de onderweging van Exxon en AT&T respectievelijk 16 en 13 basispunten opleverden. Daarnaast was er ook sprake van een aantal minder positieve aandelen. De onderweging van Citigroup kostte 18 basispunten, terwijl het overwegen van BG Group en Merck & Co tezamen 30 basispunten kostten.
2
MSCI WRLD NDR en MSCI Emerging Markets NDR
29
Het fonds Plato Institutional Index Fund Emerging Markets Equities betreft een passief fonds dat qua samenstelling zo dicht mogelijk bij de MSCI Emerging Markets Net Return index blijft. Over de periode van 04-10-2012 tot 28-12-2012 behaalde het fonds, na kosten, een performance van 3,23% ten opzichte van een return van 3,53% voor de benchmark. Omdat er over het jaareinde heen een aantal markten voor een vertekend beeld hebben gezorgd, geven we ter vergelijking als extra informatie de cijfers van 04-10-2012 tot 02-012013 waarbij het fonds, na kosten, een performance van 5,55% behaalde, ten opzichte van de benchmark die 5,64% noteerde. De fonds presteerde heel sterk in lijn met de referentieindex, zoals dat van een passief fonds verwacht wordt. Tot slot wordt in het onderstaande figuur nog de sectorverdeling van de beleggingen in de aandelen weergegeven, waarbij opvalt dat de spreiding vrij evenredig is.
30
Sectorverdeling beleggingen in aandelen ultimo 2012
Sectorverdeling Duurzame consumptiegoederen
Basismaterialen 8,66%
Energie 7,45%
Industrie 10,75%
11.90%
Gezondheidszorg 11,09%
Financiele sectoren 20,89% Cyclische Consumentensecto ren 10,92% Nutsbedrijven 3,29% Telecommicatie 3,65%
Informatie technologie 12,35%
4.4
Vastrentende waarden
Activiteiten Beleggingen in vastrentende waarden worden gedaan via deelname in het GEAM Euro Fixed Income Fund beleggingsfonds. Deze worden eveneens geplaatst op de Variable Capital Company Funds (VCC) in Ierland, onder het beheer van GE Asset Management. Rendement Het GEAM Euro Fixed Income Fund leverde een (netto) rendement van 10,0%, ten opzichte van het totale rendement van 10,6%3 voor de Citigroup EBIG Index, een underperformance van 0,6%. De grootste positieve bijdrage aan de performance kwam van de lange duur positie van het 3
Citigroup Euro Broad Investment Grade Index
31
fonds. Positieve bijdragen kwamen ook uit voorraadselectie binnen de financiële sector (+0,12%) en Covered Bonds (+0,16%). Het fonds onderwogen positie in Spanje (+0,23%) en Portugal (+0,17%) droeg ook positief bij aan het relatieve rendement. Het fonds is voorzichtig en heeft onderwogen posities in Italië wat bijgedragen heeft aan de relatieve underperformance (-0,55%). Het fonds overwogen positie in Duitsland (-0,67%) heeft ook een belangrijke bijdrage aan de relatieve underperformance van het fonds geleverd. Ratingoverzicht portefeuille vastrentende waardenultimo 2012
32
Samenstelling beleggingsportefeuille Vastrentende waarden portefeuille ultimo 2012, gerangschikt naar landen
4.5
Corporate Governance
Pensioenfondsen hebben de wettelijke verplichting hun pensioenvermogen solide te beleggen om in staat te zijn de toegezegde pensioenen uit te keren. Ten behoeve van de pensioengerechtigden worden omvangrijke bedragen in beursgenoteerde ondernemingen belegd waardoor huidige en toekomstige pensioengerechtigden in belangrijke mate indirect afhankelijk zijn van de waarde die deze ondernemingen op de lange termijn creëren. Het vermogensbeheer in wereldwijde ondernemingen (aandelen) heeft Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland uitbesteed aan GEAM en KBC Asset management. Mede bepalend voor de ontwikkeling van de waarde van bovengenoemde beleggingen is de kwaliteit van de corporate governance van de onderneming waarin wordt belegd. Voor de obligatieportefeuille die ondergebracht is bij GEAM kan, bij een Algemene en Buitengewone vergadering van Aandeelhouders, gebruik gemaakt worden van het stemrecht. In de praktijk zal GEAM als vermogensbeheerder en gevolmachtigde van de participanten haar stem uitbrengen. Dit stembeleid staat beschreven in de Proxy Voting Policies and Procedures. Het pensioenfonds wordt periodiek door GEAM geïnformeerd over het uitgeoefende stemrecht.
33
Voor de aandelen in fondsen die het pensioenfonds aanhoudt in de KBC (passieve) aandelenfondsen is geen aandeelhouderschap voorzien – enkel houdt het fonds hierin deelbewijzen aan. Het fonds KBC Institutional Fund SRI World Equity investeert in een globale selectie van bedrijven die duurzaam gescreend worden volgens een best-in-class methodologie. De Externe Adviesraad Duurzaamheidsanalyse (samengesteld uit onafhankelijke academici van verschillende universiteiten) assisteert KBC Asset Management in de ontwikkeling van de methode en aanpak van het duurzaamheidsonderzoek en garandeert de onafhankelijkheid ervan. In 2012 werd ook voor het eerst een best-in-class screening model specifiek voor de financiële sector gebruikt en werden in totaal 111 bedrijven opgenomen terwijl 125 bedrijven uit het SRI universum werden geschrapt. Pf GE voert een sociaal verantwoord beleggingsbeleid, en neemt afstand van investeringen in de onderstaande categorieën: Investeringen die geassocieerd worden met het in strijd zijn van de mensenrechten. Directe investeringen in legermateriaal, wapens en munitie. KBC Asset Management voert ook een actief beleid ivm het stemmen op de algemene vergaderingen.
34
5.
Pensioenen
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2012 hebben plaatsgevonden. Tevens worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
5.2
Pensioencommunicatie
Duidelijke communicatie met de verschillende doelgroepen van het fonds is voor het bestuur van groot belang. Doelstelling van het pensioenfonds op dit gebied is het zorgdragen voor duidelijke en klantgerichte communicatie met deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in juni 2012 verstuurd naar alle actieve deelnemers. Als deelnemers ook een saldo hebben bij de (vrijwillige) Gesave- of voormalige Geflex-regeling vonden zij bij het UPO ook een indicatie van het pensioen dat zij met de mogelijke beleggingswaarde kunnen ontvangen. In de begeleidende brief is de deelnemer nadrukkelijk gewezen op zijn/haar eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot zijn/haar pensioen. Website De website van GE Pensioen is met regelmaat aangevuld met nieuwe informatie, zoals de actuele dekkingsgraad, diverse nieuwsberichten, aanvullingen in het pensioen ABC en het crisisplan. GE Pensioenwijzer Om de deelnemers van GE Pensioen te ondersteunen bij het krijgen van een volledig overzicht van hun pensioensituatie heeft GE Pensioen, naast het pensioenoverzicht, de GE Pensioenwijzer ontwikkeld. Deze zal naar verwachting in 2013 online gaan als onderdeel van de website. Nieuwsbrief en PensioenAlerts Alle deelnemers hebben in 2012 een (papieren) nieuwsbrief en twee (digitale) Pensioenalerts ontvangen. In de nieuwsbrief is o.a. aandacht besteed aan de financiële positie van het fonds, het verantwoordingsorgaan en het bestuur. De PensioenAlert in januari ging over de financiële situatie van het fonds. De alert van juli had betrekking op de verzending van het UPO. Al deze uitingen zijn ook in het Engels uitgegeven en op de website gepubliceerd.
35
5.3
Pensioenadministratie
Gegevensaanlevering De maandelijkse gegevensaanlevering van de werkgever is in 2012 goed verlopen. De aanleveringen van de werkgever waren tijdig. Het uitvalpercentage van de gegevensaanlevering was in sommige maanden aan de hoge kant. De gegevens zijn in 2012 door de pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie. Beantwoording deelnemersvragen Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen in 2012 per communicatiekanaal. Deelnemers stelden met name vragen over het Uniform Pensioenoverzicht en over waardeoverdrachten. In 2012 hebben de deelnemers 463 vragen gesteld aan het pensioenfonds (2011: 427).
90 80 70 60 50
Telefonische vragen
40
Schriftelijke vragen
30
E-mail contact
20 10 0 1e kwrt 2012
2e kwrt 2012
3e kwrt 2012
4e kwrt 2012
Waardeoverdrachten Wanneer de dekkingsgraad van één of van beide pensioenfondsen die betrokken zijn bij een waardeoverdracht lager is dan 100%, mag er geen waardeoverdracht plaatsvinden en wordt de waardeoverdracht uitgesteld. Ook de dekkingsgraad van het fonds gaf in 2012 aanleiding tot het opschorten van nieuwe waardeoverdrachten.
5.4
Pensioenregeling
De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. De huidige pensioenregeling is van kracht vanaf 1 september 2007. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling worden hieronder toegelicht.
36
Pensioenregeling 65 jaar Dit reglement geeft de (gewezen) deelnemers aanspraken op: ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 65 jaar; nabestaandenpensioen ten behoeve van de huwelijkspartner of de partner waarmee de (gewezen) deelnemer een notarieel verleden samenlevingscontract heeft; wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de (gewezen) deelnemer; arbeidsongeschiktheidspensioen (WIA-excedentpensioen); premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid. Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarop de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de pensioengerechtigde komt te overlijden. Het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen in de geïndexeerde opbouwregeling is 2,1% voor de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Nabestaandenpensioen Het nabestaandenpensioen is verzekerd op risicobasis. Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt. Het nabestaandenpensioen bedraagt tijdens het dienstverband 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Bij beëindiging van de deelneming vóór of op de pensioendatum wordt voor een deelnemer die een partner heeft een deel van het ouderdomspensioen omgezet in een aanspraak op nabestaandenpensioen tegen de dan geldende actuariële factoren. Wezenpensioen Het wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Dit wordt uitgekeerd totdat het kind de 18-jarige leeftijd heeft bereikt. Voor studerende kinderen wordt wezenpensioen uitgekeerd totdat het kind uiterlijk de 26–jarige leeftijd heeft bereikt. Het totale bedrag wezenpensioen bedraagt niet meer dan 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Bij meer dan vijf kinderen wordt er een evenredige korting toegepast. Toeslagverlening en aanpassing Volgens de toeslagenmatrix van DNB valt het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de actieve deelnemers onder categorie F2. Dit betekent dat de opgebouwde aanspraken van deze deelnemers jaarlijks onvoorwaardelijk worden aangepast aan de ontwikkeling van de ‘CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven’. Deze toeslagverlening is onvoorwaardelijk en wordt gefinancierd uit de premie. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden valt onder categorie D2 van de toeslagmatrix van DNB. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-prijsindex voor alle huishoudens. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie.
37
Arbeidsongeschiktheidspensioen Bij arbeidsongeschiktheid zijn de deelnemers verzekerd van een WIA-excedentuitkering. Deze uitkering is bij volledige arbeidsongeschiktheid en bij een volledig dienstverband gelijk aan 70% van het positieve verschil tussen het pensioengevend salaris en het maximum jaarloon waarover de WIA-uitkeringen worden genoten. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en/of een parttime dienstverband wordt deze uitkering naar rato vastgesteld. Premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid In geval van arbeidsongeschiktheid vindt gehele of gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw plaats. Overgangsregeling Deelnemers die vóór 1 september 2007 vielen onder een overgangsregeling bij Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics (voorheen Stichting GE-Pensioenfonds) behouden deze overgangsregelingen, zoals een opbouwpercentage van 2,25% en een pensioenleeftijd van 62 jaar. Beschikbare-premieregeling (vrijwillige spaarregeling Geflex/Gesave) Het pensioenfonds biedt aan zijn deelnemers ook een individuele pensioenspaarregeling genaamd Gesave aan. Deze regeling geeft de mogelijkheid te sparen voor extra pensioen binnen de daarvoor gegeven fiscale grenzen. Daarnaast zijn er nog deelnemers met spaartegoeden van een voormalige spaarregeling Geflex genaamd. Hier kan niet meer worden ingelegd. Dit betreft inleg premies voor rekening en risico van de deelnemers. Het vermogensbeheer van zowel Gesave als Geflex is ondergebracht bij Delta Lloyd. Het merendeel van de deelnemers belegt volgens een lifecycle model van Delta Lloyd.
5.5
Nieuwe wetgeving
Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de ingangsdatum van de AOW, de fiscale eisen bij vervroeging van pensioen en de voorstellen om te komen tot een aanpassing van de bestuursmodellen van pensioenfondsen. Daarnaast stonden de ontwikkelingen in het kader van het Pensioenakkoord in het verslagjaar volop in de belangstelling. Pensioenakkoord De economische crisis is voor de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) aanleiding geweest om op 4 juni 2010 een concept-Pensioenakkoord te sluiten over de AOW en de aanvullende pensioenen. Achtergrond van het akkoord is dat aanpassingen in het pensioenstelsel nodig zijn om het ook in de toekomst overeind te houden. Op 10 juni 2011 heeft een nadere uitwerking van dit akkoord ook de instemming van het kabinet gekregen. Het akkoord zal leiden tot nieuwe ‘pensioencontracten’. Om de nieuwe contracten mogelijk te maken moet de pensioenwetgeving worden aangepast. Onder meer zal wettelijk mogelijk moeten worden gemaakt dat opgebouwde aanspraken eerder dan nu gekort kunnen worden.
38
Daarnaast zal een nieuw Financieel Toetsingskader (FTK) moeten gaan gelden en zullen de communicatievoorschriften aangepast worden. Vooruitlopend op de aanpassing van het FTK, heeft voormalig minister Kamp een hoofdlijnennotitie over het nieuwe FTK aangeboden aan de Tweede Kamer. Het nieuwe FTK zal sociale partners en pensioenfondsbesturen een keuze laten tussen een ‘nominaal contract’, dat lijkt op het bestaande en een ‘reëel contract’, dat nieuw is. In het reële contract zal het uitgangspunt zijn dat de pensioenaanspraken en –rechten worden aangepast aan de inflatie, echter in dit contract worden aanspraken en rechten sneller dan in het nominale contract aangepast aan tegenvallende beleggingsrendementen en/of een sneller stijgende levensverwachting. In beide contracten zal de dekkingsgraad gemiddeld worden door uit te gaan van een voortschrijdende gemiddelde over 12 maanden, waardoor pensioenfondsen minder afhankelijk zullen worden van dagkoersen op de financiële markten. In de notitie is onder meer opgenomen dat sociale partners en pensioenfondsen vooraf transparant zullen moeten zijn over de verdeling van financiële risico’s, zodat jongeren en ouderen weten waar ze aan toe zijn. Verder zullen pensioenfondsen naar de deelnemers toe helder moeten communiceren over deze risico’s en over de gevolgen hiervan voor de koopkracht van hun pensioen. Ten slotte is aangegeven dat het ministerie komt met spelregels en voorwaarden die worden gesteld aan de besluitvorming voor het collectief invaren (het onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe reële contract). Verwacht wordt dat de wetsvoorstellen tot aanpassing van de Pensioenwet en het FTK eind 2013 bij de Tweede Kamer zullen worden ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015. Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ Met de Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ wordt geregeld dat zowel de AOWleeftijd als de fiscale pensioenrichtleeftijd omhoog gaat. Met de eerder op 1 april 2012 in werking getreden ‘Wet wijziging ingangsdatum AOWouderdomspensioen’ is bepaald dat de ingangsdatum van de AOW-uitkering gelijk is aan de datum waarop het recht ontstaat, de dag dus waarop iemand 65 jaar wordt. Met de Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ gaat de AOW-leeftijd vanaf 2013 jaarlijks geleidelijk verder omhoog. De eerste drie jaar lang met één maand, vervolgens drie jaar lang met twee maanden en daarna vijf jaar lang met drie maanden. Daarmee komt de AOW-gerechtigde leeftijd in 2019 uit op de 66ste verjaardag en in 2023 op de 67ste verjaardag. De AOW-leeftijd wordt met ingang van 2024 gekoppeld aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting. De fiscale pensioenrichtleeftijd wordt in 2014 verhoogd van 65 naar 67 jaar. Daarna wordt deze jaarlijks aangepast aan de levensverwachting als daar aanleiding toe is. De maximum opbouwpercentages worden verlaagd; voor middelloonregelingen wordt het percentage verlaagd van 2,25% naar 2,15% en voor eindloonregelingen van 2,0% naar 1,9% (let wel: bij een pensioenleeftijd van 67). Ook de beschikbare-premiestaffels bij premieregelingen worden aangepast. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden
39
gehanteerd. Dit kan betekenen dat de pensioenregeling (het opbouwpercentage) met ingang van 1 januari 2014 aangepast zal moeten worden om de regeling fiscaal zuiver te houden. De wet is in werking getreden op 1 januari 2013. De verwachting is echter dat een snellere verhoging van de AOW-leeftijd en de verdere verlaging van de maximale opbouwpercentages in het regeerakkoord tot een nieuw wetsvoorstel zal leiden (zie hierna Regeerakkoord). Regeerakkoord De snelheid waarmee de AOW-leeftijd met de Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ omhoog gaat, lijkt te worden aangepast. In het op 29 oktober 2012 gepubliceerde regeerakkoord is opgenomen dat de AOW-leeftijd sneller omhoog gaat en in 2018 en 2021 uitkomt op de 66ste, respectievelijk 67ste verjaardag (de eerste drie jaar lang een verhoging met één maand, vervolgens drie jaar lang met drie maanden en daarna drie jaar lang met vier maanden). In het regeerakkoord is ook opgenomen dat nog lagere maximale opbouwpercentages zullen gaan gelden dan in de genoemde wet is bepaald, te weten 1,75% voor middelloon en 1,6% voor eindloon. Daarnaast zal pensioenopbouw voor het salaris boven € 100.000 niet langer fiscaal worden gefaciliteerd. Dat betekent dat de premies over deze opbouw niet langer aftrekbaar zijn en het werkgeversaandeel wordt belast als loon. De plannen in het regeerakkoord zouden vanaf 2015 moeten gaan gelden. Septemberpakket pensioenen Voormalig staatssecretaris Krom van SZW heeft eind september 2012 in een brief aan de Tweede Kamer het “Septemberpakket pensioenen” aangeboden. Dit pakket richt zich primair op het jaar 2013 in de overgang naar een aangepaste Pensioenwet en een nieuw FTK in 2014 (de inwerkingtreding van de aanpassing is hierna echter uitgesteld tot 1 januari 2015; zie Pensioenakkoord). De verdere verslechtering van de financiële positie van pensioenfondsen in 2012 heeft de urgentie van maatregelen vergroot, aldus de staatssecretaris. In de eerste plaats wordt de rentecurve voor zeer langlopende verplichtingen in lijn gebracht met de rentecurve die voor verzekeraars geldt (de UFR-methode). Deze wijziging heeft een gunstig effect op de waardering van de verplichtingen. Een tweede maatregel is dat pensioenfondsen in 2013 de premie lager kunnen vaststellen dan is vereist voor herstel van de financiële positie van het pensioenfonds. Pensioenfondsen die reeds in 2011 of 2012 gebruik hebben gemaakt van deze ‘adempauze’, mogen deze maatregel slechts onder voorwaarden toepassen. Zo zal in dat geval de pensioenleeftijd in de regeling moeten worden verhoogd naar 67 jaar, zal de stijging van de levensverwachting per 1 januari 2013 moeten worden meegenomen in voorgenomen kortingen of toekomstige indexaties en zal het toeslagbeleid moeten worden aangepast (geen toeslagverlening bij een dekkingsgraad lager dan 110%). De laatste maatregel betreft de spreiding van kortingen. Een in 2012 aangekondigde korting zou moeten worden doorgevoerd per 1 april 2013. Voor zover deze korting een percentage van 7% overstijgt, zou het meerdere niet op dat moment hoeven worden doorgevoerd, maar wel uiterlijk per 1 april 2014. In het Septemberpakket is nu geregeld dat voor zover de resterende
40
korting per april 2014 7% overstijgt, deze kan worden uitgesteld naar april 2015. Ook pensioenfondsen die in 2012 geen korting hebben aangekondigd, kunnen, als deze fondsen aan het eind van de hersteltermijn niet voldoende zijn hersteld, gebruik maken van de spreiding en maximering van 7% per jaar. Als pensioenfondsen gebruik willen maken van de mogelijkheid kortingen te spreiden, zal aan dezelfde voorwaarden voldaan moeten worden als bij een ‘tweede adempauze’, te weten verhoging van de pensioenleeftijd, verwerking van de stijging van de levensverwachting in de korting en de aanpassing van het toeslagbeleid (zie hierboven). Verder heeft deze (uitgestelde) korting alleen betrekking op de aanspraken opgebouwd tot 31 december 2013. De maatregelen in het Septemberpakket en de nadere invulling daarvan heeft plaatsgevonden via een wijziging van de ministeriële Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling per 1 januari 2013. Wetsvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ Het wetvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ is in behandeling bij de Tweede Kamer. Tijdens de behandeling is een advies gevraagd aan de Sociaal-Economische Raad, waarna een aantal aanpassingsvoorstellen is gedaan. De wet beoogt het governancemodel van pensioenfondsen opnieuw in te richten. De meest opvallende wijziging ten opzichte van de huidige structuur is dat er een keuze gemaakt kan worden tussen verschillende bestuursmodellen. In het paritaire model bestaat het bestuur uit vertegenwoordigers van werkgever(s), werknemers en pensioengerechtigden en dit model lijkt sterk op het huidige model. Ook is er een keuze voor een onafhankelijk bestuur, waarin het voltallige bestuur uit externe (onafhankelijke) bestuurders bestaat. In het paritaire model komen de bevoegdheden van het huidige verantwoordingsorgaan te liggen bij de nieuwe deelnemers- en pensioengerechtigdenraad, bestaande uit deelnemers en pensioengerechtigden. In het onafhankelijke model komen de bevoegdheden van zowel het huidige verantwoordingsorgaan, als de huidige deelnemersraad te liggen bij het nieuwe belanghebbendenorgaan. Dit laatste orgaan heeft dezelfde samenstelling als het bestuur in het paritaire model. Ook de mogelijke inrichtingsvormen van het intern toezicht worden aangepast. Zo zal er bij ondernemingspensioenfondsen een keuze zijn tussen een visitatiecommissie (die jaarlijks visiteert) of een permanente raad van toezicht. Bij bedrijfstakpensioenfondsen is deze keuze er niet en zal altijd een raad van toezicht moeten worden gevormd. Het intern toezicht kan ook door middel van een one-tier board worden ingericht, waarbij het toezicht wordt uitgeoefend door een deel van het bestuur. Het one-tier board is naast het paritaire en onafhankelijke model als derde bestuursmodel opgenomen; het gemengd bestuur. Een combinatie van een gemengd bestuur met een paritair of onafhankelijk bestuur is ook mogelijk. Verder worden er bevoegdheden in het leven geroepen om de deskundigheid van (mede)beleidsbepalers te borgen, zoals de bevoegdheid van het bestuur een kandidaatbestuurder te weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel. Naast deze wet zal, ter vervanging van de huidige Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor Goed Pensioenfondsbestuur worden vastgesteld, waarin een aantal zaken
41
met betrekking tot onder meer benoeming/ontslag en deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld. De beoogde inwerkingtreding is 1 juli 2013. Pensioenfondsen krijgen daarna een jaar de tijd om de interne organisatie en de relevante documenten aan te passen. Mocht deze wet niet in werking treden, dan zal de door het parlement aangenomen initiatiefwet “Koşer Kaya-Blok” op 1 juli 2013 in werking treden. Het gevolg zou dan zijn dat pensioenfondsen een raadpleging onder pensioengerechtigden moeten houden omtrent de voorkeur voor medezeggenschap van pensioengerechtigden, hetzij via bestuurslidmaatschap van pensioengerechtigden, hetzij via een deelnemersraad. Flexibilisering ingegane ouderdomspensioenen Het amendement ‘Neppérus-Groot’ ziet op de mogelijkheid een (vóór 1 januari 2013) ingegane pensioenuitkering te flexibiliseren. Dit biedt de mogelijkheid het “AOW-gat” te dichten dat kan ontstaan door de verhoging van de AOW-leeftijd (zie hierboven) door een deel van ouderdomspensioen daarvoor aan te wenden. Hierdoor wordt de pensioenuitkering in de resterende periode iets verlaagd. Deze mogelijkheid was er wettelijk bezien nog niet, omdat men keuzes in het kader van flexibilisering slechts op één moment (direct voorafgaand aan de ingangsdatum van het pensioen) moest maken. Een pensioenfonds is overigens niet verplicht deze mogelijkheid aan te bieden. Het amendement is op 1 januari 2013 in werking getreden. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een concept-convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico’s van arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen). Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich nu voordoen omdat pensioenuitvoerders op dit moment verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel inlooprisico. De Pensioenfederatie zal zich inspannen om te bereiken dat sociale partners de aanbevelingen uit het convenant opvolgen en (indien nodig) de pensioenregelingen uiterlijk per 1 januari 2014 aanpassen. PPI, API en versoepeling domeinafbakening In 2011 is de Premie PensioenInstelling (PPI) geïntroduceerd De PPI mag alleen premieregelingen uitvoeren. Tot op heden bedienen de opgerichte PPI’s alleen Nederlandse werkgevers.
42
Na de PPI zou nog een nieuwe (afzonderlijke) pensioeninstelling moeten volgen, de Algemene Pensioeninstelling (API). Het verschil met de PPI is dat de API ook DB-regelingen mag uitvoeren. Uit een brief van voormalig minister Kamp aan de Tweede Kamer van juni 2012 blijkt dat de API vorm kan krijgen door een versoepeling door te voeren op het terrein van de domeinafbakening voor pensioenfondsen. Een ondernemingspensioenfonds mag op grond van de huidige domeinafbakening slechts voor één onderneming werkzaam zijn, tenzij er sprake is van een onderlinge band tussen de ondernemingen (of er sprake is van een multi-opf). Bij een bedrijfstakpensioenfonds mag een werkgever zich slechts in de in de wet limitatief opgesomde situaties vrijwillig aansluiten, waarbij vaak sprake is van een band met de betreffende bedrijfstak. Deze regels voor domeinafbakening zouden komen te vervallen, met als gevolg dat iedere onderneming (uit Nederland of buitenland) zich kan aansluiten bij een pensioenfonds dat als API functioneert. Na een consultatieronde op internet , is de verwachting dat een wetsvoorstel met betrekking tot het voorgaande in het najaar van 2013 bij de Tweede Kamer wordt ingediend en de bedoeling is dat de nieuwe wetgeving op 1 juli 2014 in werking treedt. Heroverweging waardeoverdracht In februari 2012 heeft voormalig minister Kamp een advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid betreffende de heroverweging van de huidige regelgeving over waardeoverdracht. Redenen voor eventuele heroverweging zijn volgens de minister de uitvoeringstechnisch complexe en langdurige waardeoverdrachttrajecten en het feit dat werkgevers geconfronteerd kunnen worden met bijbetalingslasten. Verder zou het financiële belang bij waardeoverdracht sterk zijn afgenomen en zou het voor deelnemers nog steeds lastig zijn een goede keuze te maken met betrekking tot waardeoverdracht. De minister heeft de suggestie gedaan het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie bij de advisering door de Stichting van de Arbeid te betrekken. Het advies wordt begin 2013 verwacht. Europese Pensioenfondsrichtlijn In de Europese Pensioenfondsenrichtlijn zijn regels opgenomen ten aanzien van onder meer de door een pensioenfonds aan te houden buffers en technische voorzieningen. De Pensioenwet (FTK) is hierop geënt. De Europese Commissie heeft aangekondigd de Europese Pensioenfondsenrichtlijn te willen herzien, in die zin dat pensioenfondsen dezelfde buffers zouden moeten aanhouden als verzekeraars. Dat zou onder meer betekenen dat een zekerheidsmaatstaf zou moeten worden gehanteerd van 99,5% in plaats van de huidige 97,5%. Het kabinet acht dit gevolg zeer onwenselijk en zal intensief gaan lobbyen om deze wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn tegen te houden.
43
6.
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris Voor het oordeel van de externe actuaris wordt verwezen naar paragraaf 10.3. Analyse van het resultaat In onderstaand overzicht is de actuariële analyse van het saldo van baten en lasten opgenomen: DB
DC
Bedragen x € 1.000 Premieresultaat Premiebijdragen (van werkgever en werknemers - exclusief herstelbijdrage)
19950
Pensioenopbouw inclusief opslag excassokosten Risicokoopsommen overlijden en arbeidsongeschiktheid Overdracht tussen regelingen
-11123 -1803 -183
Bijdrage toeslagverlening in premie Herverzekeringspremie Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten Pensioenuitvoeringskosten Interestresultaat Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Rentetoevoeging/rendementsbijschrijving Toeslagverlening Korting van aanspraken en rechten Wijziging marktrente
-13109 -1945 -1188 10 -570 3148 16875 -2206 0 0 -5314 9355
Overige resultaat Herstelbijdrage werkgever Resultaat op waardeoverdrachten (saldo overdracht van rechten) Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen) Claim en resultatendeling herverzekeraar Wijziging overige actuariële uitgangspunten Aanpassing sterftekansen Overige baten Mutatie overige technische voorzieningen Resultaat op uitkeringen Overige lasten
0 -26 561 1166 0 -1670 4 -289 -6 -2 -262 12241
Totaal saldo van baten en lasten
2012
2011
55
20005
16133
-55 185
-11178 -1803 2
-8595 -1534 13
185
-1945 -1188 10 -570 3333
-1300 -808 7 -596 3320
16760 -2206 0 0 -5314 9240
-4835 -1331 0 0 -22795 -28961
0 -26 561
4600 -90 1202
0 -1670 4 -289 -6 -2 -262 12311
0 1815 16 -9 -41 -17 7476 -18165
-115
-115
0 70
Het positieve resultaat is veroorzaakt door de solvabiliteitsopslag in de premie en de beleggingsopbrengsten. Deze opbrengsten konden het verlies vanwege de daling van de markrente en de invoering van de nieuwe AG Prognosetafel ruimschoots compenseren. De pensioenopbouw van € 11.123K is inclusief de pensioenopbouw uit FVP bijdragen (€ 50K) en inclusief de opslag voor toekomstige kosten (€ 320K). Het bedrag van de toeslagverlening (€ 1.945 miljoen) betreft de toeslag voor actieven, exclusief solvabiliteitsopslag.
44
Het resultaat op kanssystemen (€ 561K), exclusief resultaten herverzekering, bestaat uit het resultaat op sterfte (€ 384K), het resultaat op arbeidsongeschiktheid (€ 801K) en het resultaat op mutaties (-€ 624K). Bij de herverzekeraar is een overlijdensclaim ingediend (en door de herverzekeraar toegekend) van € 333K. Het resultaat op sterfte inclusief de overlijdensclaim is € 384K + € 333K = € 717K. Uit hoofde van resultaatdeling op het herverzekeringscontract wordt een uitkering van de herverzekeraar verwacht van € 833K. Dit positieve resultaat is ontstaan doordat er nauwelijks schade is geclaimd vanwege arbeidsongeschiktheid. Het resultaat op arbeidsongeschiktheid inclusief resultaatdeling komt uit op € 801K + € 833K = € 1.634K. Het resultaat op mutaties ontstaat onder andere door resultaten op pensioneren en ontslag. Kostendekkende premie In de volgende tabel is een overzicht van de kostendekkende premie opgenomen. Het fonds maakt geen gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. (bedragen * € 1.000) ▪ actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling: ▪ solvabiliteitsopslag: ▪ opslag voor uitvoeringskosten: ▪ actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de voorwaardelijke onderdelen van de regeling: ▪ herstelpremie: Totaal
Kostendekkend
Feitelijk
14.820 4.445 1.060
14.820 4.445 1.060
1.448 0
1.448 0
21.773
21.773
De feitelijke premie bedraagt € 21.773K. Dit betreft de premie voor de basisregeling, inclusief koopsommen en de afrekening van vorige boekjaren. Het fonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie.
45
7.
Besturing en naleving wetgeving
7.1
Algemeen
Het pensioenfonds draagt de verantwoording voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met wet- en regelgeving. De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het arbeidsvoorwaardenoverleg tussen de sociale partners. Het bestuur is verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering hiervan.
7.2
Bestuursaangelegenheden
Het bestuur bepaalt het maximum aantal bestuursleden, waarbij dit maximum zoveel mogelijk aansluit bij de onderverdeling van het General Electric concern. Het bestuur bestaat ten minste uit zes leden. Het pensioenfonds werd in 2012 bestuurd door tien bestuursleden. Vijf bestuursleden (werkgeversleden) waren benoemd door de aangesloten ondernemingen van het General Electric Concern. De vijf werknemersleden zijn gekozen door en uit de deelnemers. Voor elk bedrijfsonderdeel dat meer dan 100 deelnemers bij het pensioenfonds had, is één bestuurslid benoemd als vertegenwoordiger van de werkgever en één namens de werknemers, op basis van een verkiezing. De werkgeversvertegenwoordigers hebben, evenals de werknemersvertegenwoordigers, zitting voor een periode van vier jaar. De aftredende kan zich terstond herbenoembaar respectievelijk herkiesbaar stellen. Het bestuur heeft een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. Indien de voorzitter een door de werkgever benoemd bestuurslid is, is de secretaris een door de deelnemers gekozen bestuurslid en omgekeerd. De plaatsvervanger is op dezelfde wijze benoemd als degene voor wie als plaatsvervanger wordt opgetreden. De eindverantwoordelijkheid voor het beleid ligt onveranderd bij het bestuur van het pensioenfonds.De bestuurssamenstelling is in 2012 gewijzigd. De zetelverdeling per 31 december 2012 wordt weergeven onder paragraaf 2.3 “Personalia”. Per 16 januari 2012 is de heer R.R. Otte afgetreden als bestuurslid namens de werkgever voor het bedrijfsonderdeel Capital Finance. De werkgever heeft de heer B. Vroegh aangewezen als zijn opvolger. DNB heeft begin 2013 ingestemd met zijn benoeming. Per 1 december 2012 is de heer V.P. Evers afgetreden als bestuurslid namens de werkgever voor het bedrijfsonderdeel Healthcare. De werkgever heeft de heer T.A. Sardar, bestuurslid namens de werknemers, gevraagd de betreffende zetel in te nemen. Hierdoor is een werknemersvacature ontstaan namens het bedrijfsonderdeel Healthcare. Begin 2013 is een kandidaatstellingsbrief verzonden aan de deelnemers van het bedrijfsonderdeel Healthcare. Hierop heeft één kandidaat gereageerd: de heer R. de Bie. De procedure bij DNB voor instemming van de benoeming van de heer R. de Bie tot bestuurslid is inmiddels opgestart.
46
Het bestuur dankt de heer Otte en de heer Evers voor hun inzet en bijdrage aan het bestuur van het pensioenfonds. In het verslagjaar zijn vijf reguliere bestuursvergaderingen gehouden. Ook heeft het bestuur elke twee weken een telefonische vergadering ingepland. Er is veel aandacht besteed aan de financiële situatie van het fonds, de herstelplannen, het beleggingsbeleid, en in het bijzonder aan de keuze voor een nieuwe vermogensbeheerder. Ook heeft het bestuur veel gesproken over actuele ontwikkelingen op pensioengebied. De participatie van bestuursleden bij de vergaderingen was vrij goed; per bestuursvergadering was gemiddeld 90% van de bestuursleden aanwezig. In alle vergaderingen was het voor besluitvorming noodzakelijke minimale aantal bestuursleden aanwezig. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt er voor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd voelen. Het bestuur vindt het belangrijk om inzicht te geven in het eigen functioneren en het gevoerde beleid evenals in de uitvoering van het reglement.
7.3
Goed Pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, waarbij een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor het afleggen van verantwoording aan het Verantwoordingsorgaan over het uitgeoefende toezicht. De Principes van Goed Pensioenfondsbestuur zijn verankerd in de Pensioenwet. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal datgene doen wat nodig is voor de handhaving van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor de instelling van een Visitatiecommissie. Eind 2009 is een eerste visitatie uitgevoerd door de VisitatieCommissie Pensioenfondsen (VCP). Dit is een deelvisitatie geweest, die vooral gericht was op de financieel-economische aspecten en het risicomanagement. In januari 2010 is de opgestelde rapportage aan het bestuur verstrekt. De tweede visitatie in oktober 2010 was vooral gericht op het algemeen bestuurlijk deel. Er is bezien of het bestuur ‘in control’ is op de gebieden waar zij taken uitbesteedt aan derden. In november 2011 is de derde deelvisitatie uitgevoerd, die vooral gericht was op juridische zaken en communicatie. In paragraaf 7.3.1 worden de bevindingen van de Visitatiecommissie toegelicht. Het bestuur heeft ook een Verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving
47
van de Principes voor Goed Pensioenfonds Bestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van het beleid. Het verslag van het Verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur daarop zijn opgenomen in paragraaf 7.3.2.
7.3.1
Verslag van de Visitatiecommissie
De visitatiecommissie (VC) heeft in november 2012 bij GE Pensioen een visitatie uitgevoerd over de periode 2011 tot november 2012. In december 2012 is de rapportage aan het bestuur verstrekt. Hieronder volgt een samenvatting uit de rapportage. De algemene indruk van de VC is dat het bestuur en de directeur van GE Pensioen zeer betrokken zijn bij het pensioenfonds, hun taakuitoefening heel belangrijk vinden en deze ook zeer degelijk trachten uit te voeren. Daarbij wordt getracht meer en duidelijker naar de deelnemers te communiceren over belangrijke aspecten van het fonds, hoewel de intensiviteit nog verhoogd kan worden. Het bestuur is zich goed bewust van de uitdagingen waarvoor GE Pensioen staat, met name met het oog op de financierbaarheid van de pensioenregeling en houdt daarbij de belangen van de (gewezen) deelnemers, gepensioneerden en de werkgevers op een evenwichtige wijze in de gaten. De VC doet in haar rapport een aantal aanbevelingen die het bestuur kunnen ondersteunen bij het verder uitbouwen van de kwaliteit van het bestuurlijk functioneren. Hierna volgen de belangrijkste aanbevelingen:
De VC constateert dat het bestuur worstelt om voldoende tijd vrij te maken voor bestuurlijke werkzaamheden, ondanks de maatregelen die het bestuur op dit punt al heeft genomen. De VC beveelt het bestuur aan na te gaan welke aanvullende maatregelen genomen kunnen worden om de kwalitatieve capaciteit van het bestuur verder uit te bouwen. Het bestuur laat zich ondersteunen door een aantal commissies. De VC beveelt het bestuur aan na te gaan op welke wijze het functioneren van deze commissies kan worden versterkt en kan leiden tot meer efficiency bij het verdelen van de bestuurlijke taken. De VC staat positief tegenover de gewijzigde samenstelling van het Verantwoordingsorgaan en attitude van de VO-leden. De VC beveelt het bestuur aan na te gaan hoe de Beleggingscommissie beter in staat kan worden gesteld om het beleggingsbeleid pro-actief te monitoren en het bestuur op een meer efficiënte wijze daarover te adviseren. Tevens verdienen in de BC het rendement, performance en rapportagevereisten van de nieuwe vermogensbeheerder aandacht. De VC beveelt het bestuur aan het ambitieniveau te formuleren voor de deskundigheid van de individuele bestuursleden en de daarbij behorende persoonlijke opleidingsplannen op te stellen. Het is van belang daarbij de continuïteit van de opgebouwde deskundigheid van het bestuur als geheel te bewaken. De VC adviseert om de uitgangspunten van de ALMstudie uit 2011 en de consequenties voor risicomanagement en niet gerealiseerde rente- en valuta afdekking te evalueren en deze eventueel te herzien, mede in het licht van het ‘september pakket’.
48
De VC blijft attenderen op de relatie tussen de goede kwalitatieve uitvoering van de regeling en de daarvoor te maken kosten. Het bestuur heeft oog voor de kwetsbaarheid van het pensioenfonds, maar de VC raadt aan om het beleid voor de lange termijn zo snel mogelijk nader vorm te geven, rekening houdend met de beperkte looptijd van de uitvoeringsovereenkomst en voor de korte termijn de volatiliteit van de dekkingsgraad strak te managen.
Reactie bestuur Het bestuur bedankt de Visitatiecommissie voor de gedegen wijze waarop de deelvisitatie is uitgevoerd. De visitatiecommissie (in herziene samenstelling) heeft haar werk constructief en zeer gedegen gedaan. Het doet het bestuur deugd dat de algemene bevinding van de Visitatiecommissie wederom de beleving van het bestuur onderschrijft. De aandachtspunten die door de Visitatiecommissie naar voren zijn gebracht, zijn door het bestuur herkend. Zo is in 2012 een aanvang gemaakt met het in kaart brengen van het Integrale Risicomanagement. Daarnaast heeft het bestuur de feedback van de visitatiecommissie teruggekoppeld met de adviserend actuaris en is dat aanleiding geweest om een lopend hiaat op ondersteuning op het terrein van Vermogensbeheer door de adviserend actuaris op adequate wijze in te vullen. Het bestuur zal er op toezien dat in 2013 de commissie-structuur zal worden bestendigd en geformaliseerd. Eind 2012 heeft het bestuur de SPO-test afgenomen, op basis waarvan het bestuur als collectief als voldoende deskundig kwalificeert op alle terreinen. Het bestuur zal in 2013 zorg dragen dat het deskundigheidsbeleid dat in 2012 is vastegesteld zorgvuldig verder zal worden ontwikkeld, zowel op individueel als op collectief niveau.
49
7.3.2
Verslag Verantwoordingsorgaan
Statutaire opdracht Het bestuur van Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland heeft een Verantwoordingsorgaan ingesteld met ingang van 1 januari 2008. Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt de door het bestuur gemaakte beleidskeuzes, het gevoerde beleid en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfonds Bestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden. Het Verantwoordingsorgaan richt zich bij de uitoefening van haar taak op de uitgangspunten van Goed Pensioenfonds Bestuur, met bijzondere aandacht voor de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording aan het Verantwoordingsorgaan. Het Verantwoordingsorgaan heeft onder meer als taak advies uit te brengen over: • • • • •
het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; het wijzigen van het beleid ten aanzien van het Verantwoordingsorgaan; de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
Verantwoording en werkwijze Om haar taken te kunnen uitvoeren heeft het Verantwoordingsorgaan recht op alle informatie die het nodig acht en ook recht op overleg met het bestuur, de externe accountant en de externe actuaris. Het Verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening kennisgenomen van het jaarverslag en de jaarrekening, het verslag van de certificerend actuaris en het rapport van de accountant. Het Verantwoordingsorgaan is het gehele financiële jaar 2012 in dezelfde samenstelling met twee leden actief geweest. Ondanks herhaaldelijk verzoek aan het bestuur om actief te blijven zoeken naar een kandidaat voor de vacante positie van vertegenwoordiger namens de Deelnemers, is deze functie helaas nog niet ingevuld. Het bestuur heeft toegezegd hiertoe individueel mensen te gaan benaderen binnen de aangesloten ondernemingen. Een vertegenwoordiger namens de Deelnemers wordt als een zeer welkome en positieve toevoeging gezien voor het verder professionaliseren van de taken van het Verantwoordingsorgaan. In 2012 is het Verantwoordingsorgaan vier maal bijeen gekomen. Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur voldoende vergaderbijeenkomsten heeft gehouden. Hierbij werd in een aantal gevallen tevens het Verantwoordingsorgaan uitgenodigd, hetgeen als een goede vorm van overleg met het bestuur wordt beschouwd. Het
50
Verantwoordingsorgaan vindt het, mede gelet op de (politieke) ontwikkelingen in pensioenland, zeer wenselijk om in toenemende mate betrokken te blijven bij vergaderbijeenkomsten ten einde haar functie optimaal te kunnen vervullen. Het bestuur en het Verantwoordingsorgaan streven daartoe naar participatie door het Verantwoordingsorgaan in minimaal 2 vergaderingen per jaar, waaronder in ieder geval de jaarvergadering. In 2012 heeft het Verantwoordingsorgaan zowel de eerste bestuursvergadering, de jaarvergadering en de laatste bestuursvergadering bijgewoond. Verder heeft het Verantwoordingsorgaan - via toegang tot het beveiligde bestuursdeel van de de website - de notulen van alle bestuursvergaderingen ontvangen. Het bestuur heeft het Verantwoordingsorgaan in principe vóór en in deze bestuursvergaderingen de gelegenheid gegeven om input te geven op de geagendeerde onderwerpen. In 2012 heeft de toegang tot de website aanvankelijk echter niet goed gefunctioneerd, waardoor de mogelijkheid tot het geven van input vooraf niet optimaal heeft gewerkt. In algemene zin is het Verantwoordingsorgaan wel van mening dat zij voor het uitvoeren van haar taak voldoende, zij het gefragmenteerd en niet altijd met voldoende tijd ter pro-actieve beoordeling, informatie heeft ontvangen en dat het bestuur voldoende deskundig is om haar taak adequaat uit te voeren. Hierbij dient tevens opgemerkt te worden dat het bestuur zich ook bij vragen achteraf altijd beschikbaar stelde ter beantwoording. Bevindingen en aandachtspunten Het Verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds en de overige door het bestuur verstrekte informatie, alsmede van de door het bestuur in de vergadering van 17 mei 2013 verstrekte toelichtingen daarbij. Tevens heeft het Verantwoordingsorgaan kennis genomen van de bevindingen van de externe accountant en de externe actuaris. Het communicatieplan 2013 is eind 2012 door het bestuur ter advies voorgelegd aan het Verantwoordingsorgaan. Het Verantwoordingsorgaan heeft hierover in de bestuursvergadering van 30 november 2012 terugkoppeling gegeven en met een aantal opmerkingen, o.a. betreffende de communicatie naar niet-actieven die naar de mening van het Verantwoordingsorgaan voor verbetering vatbaar is, positief geadviseerd. Tevens heeft het Verantwoordingsorgaan geconstateerd dat in het algemeen de communicatie aan deelnemers in 2012 verder is verbeterd. Hoewel de agenda en notulen digitaal op het beveiligde bestuursdeel van de website voor het Verantwoordingsorgaan toegankelijk zijn, is het Verantwoordingsorgaan wel van mening dat een pro-actieve en meer tijdige notificatie door het bestuur van nieuwe stukken, inclusief verzoek om specifieke inhoudelijke toetsing vooraf van kritische documenten, haar taakuitvoering, en met name haar adviesrecht, positief ten goede zou komen. Met name de notulen zouden ook sneller beschikbaar moeten komen. Het Verantwoordingsorgaan neemt kennis van het feit dat de inrichting van het intern toezicht door middel van een Visitatiecommissie is gerealiseerd. Naast het bestuur is ook het Verantwoordingsorgaan op 29 november 2012 gehoord door de Visitatiecommissie. Het Verantwoordingsorgaan hecht zwaar aan de bevindingen van de Visitatiecommissie, maar betreurt het dat zij pas eerst kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het rapport van de Visitatiecommissie via de website als bijlage bij de agenda van de bestuursvergadering van 8 februari 2013.
51
Met het bestuur is in 2012 herhaaldelijk gesproken over de deskundigheid van zowel het bestuur als van het Verantwoordingsorgaan. In november 2012 hebben zowel het bestuur als het Verantwoordingsorgaan hiertoe de SPO-Kennisreflector gecompleteerd. De resultaten zijn besproken in de bestuursvergadering van 30 november 2012, en verwerkt in het deskundigheidsplan, maar tot op heden is door het bestuur geen uitvoering gegeven aan de benodigde (individuele) trainingen. Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur hierin sneller dient te handelen, met name ook omdat het Verantwoordingsorgaan vorig jaar reeds heeft geadviseerd om de acties die het bestuur heeft ondernomen om de deskundigheid op het gebied van financiën, communicatie en wet- en regelgeving te verbeteren, te formaliseren. Voor 2012 had het Verantwoordingsorgaan zich voorgenomen met name de aandacht die het bestuur aan het integraal risicomanagement wilde besteden, nauwgezet te volgen. Het integraal risicomanagement is echter nog niet geïmplementeerd en voor 2013 verzoekt het Verantwoordingsorgaan dan ook om een actievere rol hierbij. Ten aanzien van de wijziging van vermogensbeheerder is het Verantwoordingsorgaan van mening dat deze zorgvuldig en geruisloos is verlopen. Het Verantwoordingsorgaan is tevens van mening dat het bestuur adequate maatregelen heeft genomen ter verbetering van de financiële positie van het pensioenfonds. Het aantal gepensioneerden binnen het pensioenfonds is nog immer zeer minimaal (32 per eind 2012), maar is in 2012 wel met ruim 77% gestegen. Het aandeel gewezen deelnemers is met ruim 22% gestegen. Vandaar ook dat het verantwoordingsorgaan extra aandacht heeft gevraagd voor de communicatie naar niet-actieven. Nu deze groep nog beperkt is, is het ideale moment om dit goed op de rails te zetten. Het Verantwoordingsorgaan constateert dat het bestuur meer aandacht wil besteden aan het opnemen van gepensioneerden in de organen van het pensioenfonds, maar buiten de vertegenwoordiger van de Pensioengerechtigden in het Verantwoordingsorgaan per 1 januari 2012, is hier verder nog geen progressie in geboekt. Oordeel Het Verantwoordingsorgaan komt tot de conclusie dat het handelen van het bestuur in 2012 in overeenstemming is geweest met de reglementen en de statuten. Het bestuur heeft een consistent beleid gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen zorgvuldig afgewogen zijn. Wel verzoekt het Verantwoordingsorgaan nadrukkelijk om een meer pro-actieve benadering van het bestuur bij het aanleveren van informatie ter beoordeling aan het Verantwoordingsorgaan en om spoedig uitvoering te geven aan de opleidingsplannen, zowel voor het bestuur als voor het Verantwoordingsorgaan. Breda, 17 mei 2013 J. Krol F. Bos Reactie bestuur op oordeel Verantwoordingsorgaan Het bestuur bedankt het Verantwoordingsorgaan voor de betrokkenheid over het afgelopen jaar en de constructieve feedback. Gedurende 2012 zijn een aantal van de bemerkingen van
52
het Verantwoordingsorgaan reeds in actie genomen, waaronder de toegang voor het VO tot het digitaal archief van het pensioenbestuur en het feit dat naar aanleiding van de zowel door VO als bestuur afgelegde SPO test het deskundigheidsplan is vastgesteld. In 2013 zal het bestuur zorg dragen dat individuele en collectieve deskundigheid nog verder zal worden ontwikkeld door het tot uitvoer brengen van de in het deskundigheidsplan opgestelde beleid wat betreft trainingen en opleidingen. Wat betreft Integraal Risicomanagement heeft het bestuur in 2012 de basis gelegd door het proces te definieren wat zij daarbij wil volgen en een daarbij passende aanbieder te selecteren. In 2013 zal het Integraal Risicomanagement verder ten uitvoer worden gebracht. Het beleid wat betreft de vertegenwoordiging van gepensioneerden in haar geledingen is door het bestuur reeds enige jaren geleden gedefinieerd, en het bestuur evalueert op regelmatig terugkerende tijdstippen of er redenen zijn om de vertegenwoordiging uit te breiden. Tot op heden heeft de verhouding actieven/gepensioneerden geen aanleiding gegeven om tot uitbreiding over te gaan. Het bestuur zal bij alle geledingen haar invloed blijven uitoefenen om een werknemersafgevaardigde voor het VO te vinden, zodat het VO een vertegenwoordiging vormt van alle geledingen in het fonds.
7.4
Informatie over toezicht door DNB en AFM
DNB houdt toezicht op financiële instellingen en het netwerk waarvan zij deel uitmaken. Als iets mis gaat of dreigt te gaan, treft DNB maatregelen om de schade zoveel mogelijk te beperken. In 2012 zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. Wel heeft de ontwikkeling van de vermogenspositie van het fonds in het laatste kwartaal van 2008 ertoe geleid dat een korte- en langetermijnherstelplan is opgesteld dat nog steeds van kracht is. Verder informatie hierover is opgenomen in paragraaf 3.1. Sinds 1 januari 2007 houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis.
7.5
Deskundigheid en opleiding
DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Deze regels houden concreet in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. Alle
53
bestuursleden van Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle voorgestelde kandidaat-bestuursleden ingestemd. Op 1 januari 2011 is de Beleidsregel Deskundigheid 2011 van DNB en de AFM in werking getreden. De AFM en DNB verduidelijken in deze beleidsregel welke eisen zij stellen aan deskundigheid van beleidsbepalers van de onder hun toezicht staande ondernemingen en welke aspecten zij bij de toetsing in aanmerking nemen. In 2012 is het Beleidsdocument Deskundigheid door het bestuur vastgesteld. Het bestuur vindt het belangrijk dat zijn deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de veelheid aan ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het fonds relevante pensioenontwikkelingen. Tevens worden bestuursleden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en themabijeenkomsten bij te wonen. Jaarlijks wordt door de uitvoeringsorganisatie TKP voor bestuursleden en leden van het Verantwoordingsorgaan een seminar georganiseerd. Tijdens het seminar in oktober 2012 is door verschillende sprekers aandacht besteed aan de Hoofdlijnennotitie, het Septemberpakket en de governance van pensioenfondsen. Het regelmatig evalueren van het functioneren van bestuursleden en van het bestuur als geheel en het tijdig bijsturen daar waar nodig, draagt bij aan het in stand houden van een goed bestuur. Daarom draagt het bestuur zorg dat bestuursleden en het bestuur als geheel regelmatig op hun functioneren worden geëvalueerd. Daartoe heeft het bestuur, het Verantwoordingsorgaan en de pensioendirecteur eind 2012 deel genomen aan de SPOkennisreflector. Het doel van de SPO-Kennisreflector is om door individuele toetsing te bepalen of het bestuur als geheel over voldoende kennis beschikt. De resultaten kunnen dienen als vertrekpunt voor een programma van deskundigheidsbevordering. Geconcludeerd kan worden dat het bestuur van GE Pensioen met de totaalscore van het bestuur hoger scoort in vergelijking met het resultaat van de deskundigheidsindex. Op basis van deze uitkomsten en de matrix deskundigheid dat deel uitmaakt van het Beleidsdocument Deskundigheid wordt jaarlijks een opleidingsplan opsteld voor de bestuursleden. Het bestuur is van mening dat het voldoende deskundig is om zijn taak adequaat uit te voeren.
7.6
Gedragscode
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode die in 2008 is opgesteld aan de hand van de modelgedragscode van de pensioenkoepels. Het doel van deze gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscodes bevatten onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De uitvoeringsorganisatie en de vermogensbeheerder hanteren vergelijkbare gedragscodes. De gedragscode is in het verslagjaar besproken in de septembervergadering, waar de compliance officer van het fonds, Paul Elion, een presentatie heeft gegeven over de laatste
54
juridische ontwikkelingen. Hij heeft onder meer een presentatie gegeven over de reikwijdte en strekking van het verbod om binnen 24 uur opdracht te geven tot zowel een aan- als verkooporder voor een transactie in een financieel instrument van dezelfde instelling, rechtspersoon of vennootschap. Alle bestuursleden, de leden van het Verantwoordingsorgaan (er is op dit moment geen compliance officer) hebben in het eerste kwartaal van 2013 de verklaring bij de Gedragscode over 2012 ondertekend.
7.7
Geschillencommissie
In artikel 19 van de statuten is een klachten- en geschillenregeling neergelegd. Ingeval van klachten of geschillen kunnen belanghebbenden zich wenden tot de klachtencommissie van het bestuur. Indien de klacht niet afdoende dan wel niet binnen een redelijke termijn is afgehandeld, bestaat de mogelijkheid om in beroep te gaan bij het bestuur. Deze regeling is nader uitgewerkt in het pensioenreglement.
7.8
Organisatie en uitvoering
Het bestuur heeft de uitvoering van de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP Pensioen BV, 100% dochter van AEGON Nederland NV. Deze uitvoering omvat zowel het administreren van pensioenen als de integrale advisering en ondersteuning van het bestuur van het pensioenfonds. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan GE Asset Management (GEAM), KBC Asset Management BV (KBC) en Delta Lloyd Bank NV. GEAM heeft State Street Corporation aangesteld als custodian. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. Het fonds heeft bepaalde risico’s herverzekerd bij Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. Met de vermogensbeheerders zijn overeenkomsten gesloten waarin onder meer de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages zijn vastgelegd. De afspraken zijn opgenomen in een SLA. KBC Asset Management NV heeft per 31 maart 2012 een ISAE 3402 type I rapport uitgebracht over de dienstverlening ten behoeve van haar institutionele klanten. Het bevat een managementverklaring en een oordeel van een externe accountant. Het pensioenfonds heeft over de periode 1 oktober 2011 tot en met 30 september 2012 een SSAE 16-rapport van State Street Corporation ontvangen. Het rapport is door een externe accountant gecertificeerd. Over de periode 1 oktober 2012 tot en met 31 december 2012 is door State Street Corporation een confirmation letter verstrekt aan het bestuur van het pensioenfonds. TKP rapporteert over het jaar 2012 over haar bedrijfsvoering aan klanten op basis van de nieuwe standaard ISAE 3402 type II. Het rapport geeft een gedetailleerd inzicht in de wijze waarop de organisatie de kwaliteit van de dienstverlening waarborgt. Het bevat een
55
managementverklaring en een oordeel van een externe accountant en is gebaseerd op een uitgebreide risicoanalyse vanuit het perspectief van de klant.
7.9
Uitvoeringskosten
Pensioenbeheer In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan is door de Pensioenfederatie op 20 maart 2012 nog een nadere uitwerking gepubliceerd (‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer 2012’). In deze publicaties benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. De pensioenfederatie heeft in de notitie een onderscheid gemaakt tussen de volgende drie kostensoorten: 1.
2.
3.
Kosten van pensioenbeheer: dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening van TKP. Verder bestaan de kosten van pensioenbeheer met name uit contributies en bijdragen, bestuurskosten, communicatiekosten, accountantskosten en actuariskosten. De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Er is geen sprake van kosten inzake herverzekering en van kosten die door de werkgever worden gedragen. In deze kosten zitten geen schattingselementen. Kosten van vermogensbeheer: deze kosten betreffen de vergoeding voor de integrale vermogensbeheerdienstverlening van GEAM en KBC. Ook bevatten deze kosten de overige kosten met betrekking tot het vermogensbeheer, waaronder de accountantskosten, bewaarvergoedingen, administratiekosten en juridische kosten. De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Het aandeel geschatte kosten is beperkt. Dit betreft met name kosten in onderliggende beleggingsstructuren. Transactiekosten: deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen. De transactiekosten worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen.
In de volgende tabel worden de uitvoeringskosten weergegeven: Pensioenbeheerkosten (in euro per deelnemer) Vermogensbeheerkosten (inclusief rebate GEAM) (in % van het gemiddeld belegd vermogen)
56
2012
2011
€ 479
€ 472
0,36%
0,39%
Transactiekosten (in % van het gemiddeld belegd vermogen)
0,05%
0,02%
De pensioenbeheerskosten per deelnemer zijn iets hoger. Op totaalniveau zijn deze kosten iets gedaald, echter door een lager aantal actieve deelnemers en uitkeringsgerechtigden zien we een kleine stijging.
7.10
Statutenwijziging
In 2012 hebben geen statutaire wijzigingen plaatsgevonden
57
8.
Verwachte gang van zaken
Overgang obligatieportefeuille De selectieprocedure voor een nieuwe vermogensbeheerder is afgerond. Het actieplan is dat de overgang in de loop van 2013 afgerond zal zijn. Deze transitie wordt uitgevoerd, in samenhang met de inrichting van een portefeuille ter afdekking van het renterisico. Met KBC Asset Management worden op basis van dit plan, voor uitbreiding van de renteafdekking, werkafspraken gemaakt over de gestructureerde implementatie hiervan, met als doel een geleidelijke uitbreiding van de renteafdekking bij KBC te realiseren en het risico van het huidige renteklimaat op moment van overgang naar KBC te reduceren. Einde herstelplan Uiterlijk op 31 december 2013 eindigt het korte termijn herstelplan. Als het herstel in 2013 in lijn is met de laatste evaluatie of deze overtreft, dan zal de minimaal vereiste dekkingsgraad behaald worden zonder dat aanvullende herstelmaatregelen noodzakelijk zijn. In het geval dat het herstel in 2013 fors lager uitvalt dan in de laatste evaluatie naar voren gekomen is, kunnen aanvullende herstelmaatregelen weer nodig zijn. Hiervoor zijn met de aangesloten ondernemingen expliciete afspraken gemaakt. In artikel 12 van de uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd dat de aangesloten ondernemingen een bijstortingsverplichting hebben. Dit betekent dat in een situatie van dekkingstekort per 31 december 2013 de aangesloten ondernemingen contractueel verplicht zijn om aanvullende vermogensdotaties te doen. Aanvullend is in artikel 20 van het pensioenreglement opgenomen dat alle opgebouwde pensioenen kunnen worden gekort indien de financiële positie daartoe noopt en alle overige sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet. Het inzetten van de beleidsmaatregel om de opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten te korten is een mogelijkheid waarbij het bestuur van het pensioenfonds zeer grote prudentie betracht. Het is een uiterst redmiddel en het toepassen van deze maatregel is een keuze die gemaakt wordt als het niet anders kan. Bij een tegenvallend herstel zal daarom de dialoog met de werkgevers tijdig en op regelmatige basis worden aangegaan, om de aanvullende bijdragen binnen de kaders van de contractuele verplichtingen daadwerkelijk veilig te stellen en pensioenkortingen niet nodig te laten zijn. Risicomanagement In 2013 zal de implementatie en monitoring van het risicomanagement uitgewerkt gaan worden. Breda, 17 mei 2013 mw. Y.M.M. den Bakker, voorzitter D.L. Coupar mw. H. Damhuis T.H.M. Kruijs, secretaris M.C.J.W. Kruize T.A. Sardar D. van Unnik
58
K.J. Veenhuis B. Vroegh
59
Jaarrekening
60
9.
Jaarrekening
9.1
Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten)
Bedragen x € 1.000 ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen voor risico deelnemers Vorderingen en overlopende activa Overige activa
[1] [2] [3] [4]
TOTAAL ACTIVA
31-12-2012
31-122011
159.098 1.330 4.656 474
118.650 1.345 4.748 1.535
165.558
126.278
-2.023 159.609
-14.334 136.197
1.330 5.156 10 1.476
1.345 2.388 0 682
165.558
126.278
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Overige voorzieningen Schuld uit hoofde van derivaten Overige schulden en overlopende passiva
[5] [6] [7] [8] [9] [10]
TOTAAL PASSIVA
[.] de bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de Specificaties posten van de jaarrekening vanaf pagina 73.
61
9.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen voor risico deelnemers Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten voor risico deelnemers Saldo overdracht van rechten Herverzekeringscontract Overige baten
2012
2011
[11] [12]
21.808 55
22.361 48
[13]
16.760
-4.802
[14] [15] [16] [17]
115 -40 1.166 913
-33 -284 4 16
40.777
17.310
543 569
396 596
Totaal baten LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds - Pensioenopbouw - Excassokostenopslag - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdrachten van rechten - Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging levensverwachting - Overige mutaties Mutatie pensioenverplichting voor risico deelnemers Mutatie overige technische voorzieningen Herverzekeringscontract Mutatie overige voorzieningen Overige lasten
[18] [19] [20]
23.123
[21] [22] [23] [24] [25]
32.007
12.892 217 1.945 2.206 5.314
9.951 166 1.300 1.364 22.795
-14
-194
-546 1.670 -561
-362 -1.815 -1.198 -15 289 1.188 2.768 1
-34 9 808 1.676 17
Totaal lasten
28.466
35.475
Resultaat
12.311
-18.165
[.] de bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de Specificaties posten van de jaarrekening vanaf pagina 97 .
62
9.3
Kasstroomoverzicht
(volgens de directe methode) Bedragen x € 1.000
2012
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Bijdragen van werkgevers Waardeoverdrachten Uitkering herverzekeraar Overige baten (exclusief rebates GEAM)
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Premie herverzekering Kosten (exclusief vermogensbeheer) en overige lasten
22.449 208 0 860 23.517
17.493 828 4 28 18.353
527 248 879
394 1.080 808
503 2.157
756 3.038 21.360
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten minus kosten inleg Rebates GEAM Verkopen en aflossingen beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen
2011
15.315
0 646 76.336 76.982
-9 563 0 554
99.403
14.891 -22.421
-14.337
Netto kasstroom
-1.061
978
Saldo van ontvangsten en uitgaven Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
-1.061 1.535 474
978 557 1.535
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
63
9.4
Toelichting op de jaarrekening
9.4.1
Algemeen
9.4.1.1
Activiteiten
Het doel van Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland, statutair gevestigd te Breda is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen van de aangesloten ondernemingen van General Electric in Nederland. 9.4.1.2
Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 17 mei 2013 de jaarrekening opgemaakt. 9.4.1.3
Referenties
In de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
9.4.2 9.4.2.1
Grondslagen Algemene grondslagen
(a) Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. (b) Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde
64
zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. (c) Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. (d) Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Tegen de achtergrond van het Septemberpakket pensioenfondsen heeft de overheid besloten vanaf 30 september 2012 de methodiek voor de vaststelling rentetermijnstructuur (RTS) voor pensioenfondsen aan te passen. Op grond van artikel 2 lid 2 van het Besluit FTK dient vanaf die datum de Ultimate Forward Rate (UFR) gebruikt te worden voor de discontering van pensioenverplichtingen. Deze overgang is aan te merken als schattingswijziging. Het negatieve effect van deze schattingswijziging op de dekkingsgraad bedraagt 1,1 % en staat gelijk aan € 1,7 miljoen. (e) Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (f) Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro’s, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds.
65
Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. De koersen van de belangrijkste valuta zijn:
USD GBP JPN CHF SEK
31 december 2012
Gemiddelde 2012
1,3183 0,8111 113,9934 1,2068 8,5766
1,2918 0,8109 103,4476 1,2038 8,6811
31 december 2011 1,2981 0,8253 99,8790 1,2139 8,8995
Gemiddelde 2011 1,4000 0,8694 111,2450 1,2310 8,9892
De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis. (g) Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. (h) Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. 9.4.2.2
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
(i) Beleggingen (i.1) Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde.
66
Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd. (i.2) Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum gebaseerd op de marktwaarde van de achterliggende investeringen. (i.3) Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het nietbeursgenoteerde aandeel per balansdatum. (i.4) Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. (i.5) Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. (i.6) Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. (j) Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.
67
(k) Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. (l) Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. (m) Technische voorzieningen (m.1) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van pensioenverplichtingen zijnde opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. De contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.
68
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
De gehanteerde marktrente die gebaseerd is op de RTS zoals gepubliceerd door DNB per 31 december 2012. Deze RTS is gebaseerd op de Ultimate Forward Rate (UFR) en drie maandsgemiddelde. Overlevingstafels, te weten de AG-prognosetafels 2012-2062. De sterftekansen zijn aangepast door toepassing van ervaringssterfte: leeftijdsafhankelijke correctiefactoren op sterftekansen. Partnersysteem: voor uitgesteld nabestaandenpensioen, behorend bij niet ingegaan pensioen, wordt het systeem van onbepaalde partner gehanteerd, Daarnaast is voor partnerpensioen aangenomen dat de vrouwelijke partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en de mannelijke partner 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. Kostenopslag ter grootte van 2% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratie- en excassokosten. Voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt de technische voorziening voor het arbeidsongeschikte deel berekend als de contante waarde van de op de pensioendatum in uitzicht gestelde pensioenen bij een tot die datum voortgezette pensioenopbouw. De voorziening voor deelnemers die korter dan 24 maanden ziek zijn en die derhalve nog niet arbeidsongeschikt zijn, bestaat uit de in de premie opgenomen risicopremies voor premievrijstelling en arbeidsongeschiktheidspensioen van het boekjaar en het vorige boekjaar. Voor latent wezenpensioen wordt geen voorziening opgenomen.
(m.2) Overige technische voorzieningen De voorziening voor deelnemers die korter dan 24 maanden ziek zijn en die derhalve nog niet arbeidsongeschikt zijn, bestaat uit de in de premie opgenomen risicopremies voor premievrijstelling en arbeidsongeschiktheidspensioen van het boekjaar en het vorige boekjaar. (n) Voorzieningen voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. (o) Overige voorzieningen Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd op de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen per balansdatum af te wikkelen. De voorzieningen worden gewaardeerd op de contante waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen af te wikkelen. Wanneer verplichtingen naar verwachting door een derde zullen worden vergoed, wordt deze vergoeding als een actief in de balans opgenomen indien het waarschijnlijk is dat deze
69
vergoeding zal worden ontvangen bij de afwikkeling van de verplichting. De overige voorzieningen worden opgenomen tegen nominale waarde. Onder overige voorzieningen zijn opgenomen de voorwaardelijk toekomstige toeslagen voor inactieven over de jaren 2010, 2011 en 2012, waarvoor de werkgever in de desbetreffende jaren premie heeft betaald, die gezien de financiële positie van het fonds niet zijn toegekend, alsmede de NBC-exitbijdrage. Deze post was in de jaarrekening van 2011 gepresenteerd als overige schuld. De presentatiewijziging naar overige voorzieningen in 2012 had geen effect op het vermogen en het resultaat. De vergelijkende cijfers zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden. (p) Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar. 9.4.2.3
Grondslagen voor bepaling van het resultaat
(q) Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. (r) Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Daarnaast zijn bijdragen voor toekomstige toeslagen voor inactieven ook verantwoord in de premiebijdragen. (s) Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar)bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbare-premieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. (t) Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen,
70
worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. (u) Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds. (v) Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. (w) Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. (x) Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loonontwikkeling volgens de CAO. De toeslagverlening heeft een onvoorwaardelijk karakter. De financiering hiervoor vindt plaats vanuit de premie. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter en is afhankelijk van de financiële positie van het fonds.
71
Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,544%, op basis van de éénjaarsrente uit de RTS aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging RTS/UFR. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. (y) Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische voorziening voor risico deelnemers. (z) Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. (aa) Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. (bb) Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
72
9.4.3
Toelichting op de balans
Bedragen x € 1.000 ACTIVA [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Liquide middelen
Totaal
Stand per 1 januari 2011 Aankopen Verkopen Herwaardering
416 0 0 -46
57.509 7.825 0 -6.932
51.213 7.066 0 1.599
0 0 0 0
0 0 0 0
109.138 14.891 0 -5.379
Stand per 31 december 2011
370
58.402
59.878
0
0
118.650
Derivaten
Liquide middelen
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Totaal
Stand per 1 januari 2012 Aankopen Verkopen Herwaardering
370 391 -480 110
58.402 85.520 -75.166 8.633
59.878 11.583 0 6.135
0 0 -505 1.323
0 2.904 0 0
118.650 100.398 -76.151 16.201
Stand per 31 december 2012
391
77.389
77.596
818
2.904
159.098
73
2012
2011
Vastgoedbeleggingen Participaties in beursgenoteerde fondsen
391
370
Totaal vastgoedbeleggingen
391
370
De vastgoedbeleggingen bestaan voor € 390K uit beleggingen in ‘Prologis Trust’.
Aandelen Aandelen, participaties Euro Equity (GEAM) Aandelen, participaties Global Equity (GEAM) Aandelen, participaties Plato Institutional Index Fund Emerging Markets Equities (KBC) Aandelen, participaties KBC Institutional Fund SRI World Equity (KBC) Totaal aandelen
2012
2011
0 0
31.276 27.126
4.750
0
72.639
0
77.389
58.402
De verkrijgingsprijs van de aandelen per balansdatum is in totaal € 80 miljoen. Voor het Plato Institutional Index Fund Emerging Markets Equities is sprake van securities lending.Met betrekking tot GE Pensioen betreft dit in totaal een securities lending exposure van € 171K (0,2%). Het bestuur heeft inmiddels stappen gezet om deze positie af te bouwen. GE Pensioen belegt in aandelen-fondsen van KBC met een belang groter dan 50%. In onderliggende fondsen zijn er geen aandelenposities met een belang groter dan 5% van de belegging in aandelen. In overeenstemming met de gangbare verslaggevingseisen wordt dit fonds niet geconsolideerd. Omdat GE USA voldoet aan de SRI criteria wordt via KBC Institutional Fund SRI World Equity ook belegd in GE. Het aandeel van GE Pensioen in de General Electric Nederland aandelenportefeuille bedraagt 1,3%.
Vastrentende waarden Obligaties, participaties GEAM Euro Fixed Income Fund Totaal vastrentende waarden
2012
2011
77.596
59.878
77.596
59.878
GE Pensioen belegt in vastrentende waarde-fondsen van GEAM met een belang groter dan 50%. In onderliggende fondsen zijn er geen vastrentende waarde posities met een belang groter dan 5% van de belegging in vasterentende waarde. In overeenstemming met de gangbare verslaggevingseisen wordt dit fonds niet geconsolideerd.
74
Derivaten4 Valutaderivaten
818
0
Totaal derivaten Derivaten opgenomen onder schuld Netto positie
818 10 808
0 0 0
2.904
0
2.904
0
Overige beleggingen Liquide middelen
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Per 31 december 2012 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten Overige beleggingen Totaal
Directe marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0 0 0 0 2.904
77.389 77.596 391 808 0
0 0 0 0 0
77.389 77.596 391 808 2.904
2.904
156.184
0
159.088
In het bovenstaande overzicht is de negatieve derivatenpositie van € 10k (opgenomen onder schulden) ook meegenomen.
4
Voor een specificatie van de derivatenpositie wordt verwezen naar blz. 88.
75
Directe marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0 0 0 0 0 0
58.402 59.878 370 0 0 118.650
0 0 0 0 0 0
58.402 59.878 370 0 0 118.650
Per 31 december 2011 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten Overige beleggingen Totaal
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld 2012
2011
Stand per 1 januari Inleg en stortingen Uitkeringen en onttrekkingen Beleggingsresultaten risico deelnemers
1.345 55 -184 114
1.379 48 -49 -33
Stand per 31 december
1.330
1.345
584 357 10 330 49 1.330
586 520 7 147 85 1.345
718 612
620 725
[2] Beleggingen voor risico deelnemers
Beleggingen voor risico deelnemers Aandelen Vastrentende waarden Vastgoedbeleggingen Liquide middelen Overige
Waarvan: Geflex-regeling Gesave-regeling
76
Betreft beleggingen in beleggingsfondsen (Delta Lloyd, Robeco, OHRA) u.h.v. de Geflex- en Gesaveregeling. De onder “overige” opgenomen beleggingen in de lifecycle-funds betreffen o.a. grondstoffen private equity en hedgefunds.
[3] Vorderingen en overlopende activa Vordering herstelpremie 2012 en 2013 Te ontvangen kostenreductie vermogensbeheer 2012 ,2011 Overlopende rente ING-bank, rekening-courant Vordering op sponsor inzake premieafrekening Vordering inzake herverzekering Overige Totaal vorderingen en overlopende activa
2012
2011
2.259 66 0 1.151 1.166 14
4.600 143 4 0 0 1
4.656
4.748
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar, behalve de vordering herverzekeraar Alhermij en de looptijd hiervan is 2 jaar. De herstelpremie wordt in acht kwartaaltermijnen in 2012 en 2013 geïncasseerd. [4] Overige activa Bank, rekening-courant ING
474
1.535
Totaal
474
1.535
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
77
PASSIVA [5] Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve Stand per 1 januari 2011 Bestemming saldo van baten en lasten
-18.165
Stand per 31 december 2011
-14.334
3.831
Bestemming saldo van baten en lasten
12.311
Stand per 31 december 2012
-2.023
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De dekkingsgraad van het fonds heeft zich in het boekjaar als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 1 januari Premie Toeslagverlening Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking) Wijziging RTS Introductie UFR Aanpassing levensverwachting Overige oorzaken Dekkingsgraad per 31 december
2012 Nominaal (FTK) % 89,5% 2,8% 0,0%
2011 Nominaal (FTK) % 103,7% 6,2% 0,0%
10,7% -9,9% 6,5% -1,1% 0,2%
-5,9% -18,6% 0,0% 1,8% 2,3%
98,7%
89,5%
De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaardmodel. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn
78
opgenomen onder paragraaf 9.4.3.1. Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist eigen vermogen op 31 december: 2012 -2.023 7.380 43.701
Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
2011 -14.334 6.144 37.890
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. Vanwege het dekkingstekort geldt voor het fonds een herstelplan. Dit herstelplan is begin 2009 bij DNB ingediend en goedgekeurd. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: • In de uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd dat in geval van een dekkings- of reservetekort de verschuldigde pensioenpremie verhoogd kan worden. In eerste instantie bleek uit de continuïteitsanalyse dat een verhoging van de premie niet noodzakelijk was. In een later stadium is alsnog besloten dat een verhoging premie nodig was. • Geen toeslagverlening tot het minimaal vereist eigen vermogen is bereikt. Op grond van het herstelplan zou het eigen vermogen per 31 december 2012 € 7,4 miljoen moeten bedragen. Het aanwezige eigen vermogen per die datum is lager. Dit betekent dat het pensioenfonds thans achterloopt op het herstelpad. Het bestuur heeft in februari 2013 de financiële positie van het fonds per 31 december 2012 in vergelijking tot het herstelplan geëvalueerd. Het bestuur heeft hierbij geconcludeerd dat er geen extra herstelpremie nodig is en de verwachting is de dekkingsgraad ultimo 2013 hoger is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Kortingen Als uiterste maatregel in het herstelplan heeft het fonds de mogelijkheid om de opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en ingegane pensioenen van pensioengerechtigden te korten (‘afstempelen’).
[6] Technische voorzieningen Voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Overige technische voorzieningen Totaal
79
2012
2011
157.877 1.732 159.609
134.754 1.443 136.197
Voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds (inc. OTV) Stand begin boekjaar Pensioenopbouw (inc. toeslag) Excassokostenopslag Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdrachten van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging grondslagen Overige mutaties Stand einde boekjaar
136.197 14.837 217 2.206 5.314
104.181 11.251 166 1.364 22.795
-14
-194
-546 1.670 -272 159.609
-362 -1.815 -1.198 136.197
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,7% (2011: 2,8%)
Actieven Gepensioneerden Gewezen deelnemers Totaal voorziening voor pensioenverplichtingen
2012 € Aantallen 101.420 1.157 10.713 32 47.476 713 159.609
1.902
2011 € Aantallen 92.877 1.244 5.966 18 37.354 582 136.197
1.844
Pensioenopbouw De pensioenopbouw 2012 bestaat uit de volgende onderdelen (bedragen x €1.000) : - Benodigd voor excassokostenopslag 320 - Benodigd bedrag voor pensioenaangroei (coming service): 10.802 - Risicokoopsom overlijden 853 - Risicokoopsom arbeidsongeschikten 950 - Inkoop pensioen uit spaarsaldo Geflex/Gesave 183 - Toeslagverlening 1.945 Het benodigd bedrag voor pensioenaangroei is inclusief de aangroei ontstaan door FVPbijdragen (50). Toeslagverlening Volgens de toeslagenmatrix van DNB valt het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de actieve deelnemers onder categorie F2. Dit betekent dat de opgebouwde aanspraken van deze deelnemers jaarlijks onvoorwaardelijk worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven. Deze toeslagverlening is onvoorwaardelijk en wordt gefinancierd uit de premie. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers is per 1 januari 2013 een toeslag verleend van 1,88% (per 1 januari 2012: 1,35%).
80
Het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden valt onder categorie D2 van de toeslagmatrix van DNB. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-prijsindex voor alle huishoudens. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. Het bestuur neemt ieder jaar een besluit over de toeslagverlening. Het bestuur heeft besloten per 1 januari 2013, gelet op de financiële positie van het fonds ultimo 2012 de premievrije rechten van gewezen deelnemers en de ingegane uitkeringen niet te verhogen. Per 1 januari 2012 was ook geen verhoging toegekend. Pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een (voorwaardelijk) geïndexeerde opbouwregeling. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,1% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Tevens bestaat het recht op nabestaandenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het fonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. Inhaaltoeslagverlening Afhankelijk van de financiële positie van het fonds, kan het bestuur besluiten om een inhaaltoeslag toe te kennen aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Een inhaaltoeslag wordt toegekend, voor zover in het verleden niet is geïndexeerd. Hieronder volgt een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen. Volledige
Toegekende
Achterstand
Achterstand
toeslagverlening
Toeslagen
per jaar
cumulatief
Jaar 2007
1,32%
1,32%
0,0%
0,0%
Jaar 2008
3,06%
3,06%
0,0%
0,0%
Jaar 2009
0,38%
0,38%
0,0%
0,0%
Jaar 2010
1,58%
0,0%
1,58%
1,58%
Jaar 2011
2,71%
0,0%
2,71%
4,33%
Jaar 2012
2,30%
0,0%
2,30%
*6,73%
* Cumulatief: 1,0158* 1,0271*1,023=1,0673
81
Overige technische voorzieningen Stand begin boekjaar Vrijval Toevoeging boekjaar Stand einde boekjaar Betreft: Voorziening voor ingegane ziektegevallen
2012
2011
1.443 661 950 1.732
1.434 773 782 1.443
1.732
1.443
De voorziening voor ingegane ziektegevallen wordt berekend door uit te gaan van de in de pensioenpremie opgenomen risicopremies van 2011 en 2012 voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en arbeidsongeschiktheidspensioen. Deze overige technische voorziening bestaat ultimo 2012 uit de risicopremie 2011 en 2012. [7] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand begin boekjaar Inleg premie deelnemers Aankoop pensioen Beleggingsresultaten Stand einde boekjaar Waarvan: Geflex-regeling Gesave-regeling
[8] Overige voorzieningen Reservering premie 2010 toeslag inactieven Reservering premie 2011 toeslag inactieven Reservering premie 2012 toeslag inactieven Exitbedrag NBC Stand einde boekjaar
2012
2011
1.345 55 -185 115 1.330
1.379 48 -49 -33 1.345
718 612
620 725
2012
2011
712 1.676 1.889 879 5.156
712 1.676 0 0 2.388
Reservering premie 2010, 2011 en 2012 Dit betreft een voorziening voor niet toegekende toeslagen over de jaren 2010, 2011 en 2012, waarvoor de werkgever in het desbetreffende jaar heeft betaald. Gezien de financiële positie van het fonds zijn deze toeslagen niet toegekend. Het bestuur onderzoekt de mogelijkheid om deze bedragen te verrekenenmet eventueel toekomstige vast te stellen herstelpremie vanuit de werkgever. Exitbedrag NBC Het exitbedrag NBC heeft betrekking op de exitbepaling die in 2011 is toegepast bij de uittreding van Universal Pictures. De exitvergoeding is begin 2012 voldaan door General Electric Corporate en bedraagt € 910K.
82
Het verloop van de overige voorzieningen is als volgt: Overige voorzieningen Stand begin boekjaar Reservering premie 2011 toeslag inactieven Reservering premie 2012 toeslag inactieven Exitbedrag NBC Stand einde boekjaar
2012
2011
2.388 0 1.889 879 5.156
712 1.676 0 0 2.388
[9] Schuld uit hoofde van derivaten Valutaderivaten
10
0
Totaal einde boekjaar
10
0
[10] Overige schulden en overlopende passiva Schuld aan sponsor inzake premieafrekening Afrekening premie herverzekering Crediteuren en overlopende posten Schuld voor beleggingen Totaal einde boekjaar
2012
2011
0 309 117 1.050 1.476
604 0 78 0 682
De looptijd van de overige schulden is korter dan 1 jaar. 9.4.3.1
Risicobeheer
Solvabiliteitsrisico Algemeen Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) moet worden aangehouden ter dekking van algemene risico’s zoals beleggingsrisico’s, overlijdensrisico’s en arbeidsongeschiktheidsrisico’s. Indien een fonds niet over dit vermogen beschikt is er sprake van een dekkingstekort en moet het een kortetermijnherstelplan indienen bij de toezichthouder. Het Vereist Eigen Vermogen (VEV) is de omvang van het eigen vermogen waarover een fonds minimaal moet beschikken. Indien een fonds niet over dit vermogen beschikt is er sprake van een reservetekort en moet het een langetermijnherstelplan indienen bij de toezichthouder. Het VEV is het vermogen dat hoort bij de evenwichtssituatie van een fonds. In deze situatie is het eigen vermogen zodanig dat het over 1 jaar met een zekerheid van 97,5% meer bezittingen heeft dan verplichtingen. Het fonds bepaalt het VEV met behulp van het standaardmodel dat door de toezichthouder is vastgesteld. Actuele situatie pensioenfonds Ultimo december 2012 is met het standaardmodel per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van een (wortel)formule
83
gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit5. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de dekkingsgraad, het MVEV en het VEV ultimo december 2012. In tabel 2 wordt het VEV uitgesplist door de vereiste solvabiliteit per risicofactor te tonen. Tabel 1 – Overzicht dekkingsgraden
Dekkingsgraad 98,7% 104,6% 127,4%
Aanwezige dekkingsgraad Dekkingsgraad behorend bij MVEV Dekkingsgraad behorend bij VEV
Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de feitelijke portefeuille. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de strategische portefeuille ultimo december 2012, dan zou het vereist eigen vermogen lager zijn uitgekomen (circa 23,7%). Tabel 2- Toetsing solvabiliteitseis voor het pensioenfonds (uitgaande van het feitelijke beleid)
Risicofactor
Benodigde solvabiliteit 2012 14,29% 15,84% 1,28% 0,00% 1,01% 8,09% 27,38%6
Renterisico (S1) Zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffen risico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6) Vereist Eigen Vermogen (standaardformule)
2011 14,66% 15,30% 4,98% 0,00% 1,29% 8,61% 27,82%
In onderstaande figuur wordt de bijdrage van de vereiste solvabiliteit van de afzonderlijke risicofactoren aan de totaal vereiste solvabiliteit getoond. Uit de figuur blijkt dat het zakelijke waarden risico het grootste risico vormt voor het pensioenfonds.
5
Verondersteld wordt dat er geen is sprake van materiële risico’s die niet door het standaardmodel gedekt worden.
6
Het vereist eigen vermogen is bepaald met de standaardformule
( ( S12 S2 2 0,50 2 S1 S2 S32 S4 2 S52 S6 2 S102 ) ). Op basis van de waarden uit tabel 1 geeft dit (14,29 2 15,84 2 0,50 2 14,29 15,84 1,282 0,00 2 1,012 8,09 2 )
= 27,38.
84
45%
Benodigde Solvabiliteit
40% 35% 30% 25% 20%
15% 10% 5% 0%
Risicofactor
Diversificatievoordeel ontstaat doordat in het standaardmodel met behulp van een (wortel)formule wordt verondersteld dat niet alle risico’s gelijktijdig optreden. In de formule wordt verondersteld dat een daling van de marktwaarde van zakelijke waarden samengaat met een daling van de rente. De samenhang (correlatie7) tussen het renterisico en het zakelijke waarden risico is 0,5. De correlatie tussen de overige risicofactoren wordt door de toezichthouder ten behoeve van vaststelling van het vereist eigen vermogen gelijk verondersteld aan nul. Op deze wijze is er diversificatie tussen verschillende risicofactoren, d.w.z. dat niet alle risico’s gelijktijdig optreden, meegenomen in de formule. Marktrisico De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan het bestuur gerapporteerd.
7
Correlatie: men spreekt van correlatie als er sprake is van een samenhang tussen reeksen van variabelen. Bij een perfect positieve (negatieve) samenhang is de correlatie gelijk aan 1 (-1). Indien de reeksen geheel onafhankelijk zijn van elkaar is de correlatie gelijk aan 0.
85
Derivaten Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2012: 2012 Type contract
Gemiddelde looptijd
Valutaderivaten Totaal
Contractomvang
0,02
60.103
Saldo waarde
Positieve waarde
808 808
Negatieve waarde
818 818
-10 -10
Met betrekking tot de derivatenportefeuille is er geen sprake van enige vorm van onderpand. Het tussentijdse verlies op de derivatenportefeuille wordt gecovered door cash op rekening. In 2011 zaten er geen derivaten in de beleggingsportefeuille. Securities lending Het pensioenfonds maakt via het fonds Plato Institutional Index Fund Emerging Markets Equities indirect gebruik van securities lending, deze positie wordt als gering beschouwd. Het pensioenfonds is in overleg met KBC Asset Management om securities lending-positie af te bouwen. Renterisico (S1) (duration-mismatch) Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun beleggingen. Vanwege deze ‘mismatch’ ondervindt een fonds renterisico. Bij een rentedaling zal de marktwaarde van de verplichtingen harder stijgen dan de marktwaarde van de beleggingen. Een gedeelte van het renterisico wordt afgedekt door middel van vastrentende beleggingen. In de onderstaande tabel wordt weergegeven wat de benodigde solvabiliteit is voor de beleggingen en verplichtingen. Risicofactor
Risicoscenario
Benodigde solvabiliteit Feitelijk
Strategisch
Feitelijk
Strategisch
Beleggingen
Looptijdafhankelijke renteschok
-1,31%
-5,85%
1.619-
9.322-
Verplichtingen
Effect op passiva
15,60%
15,60%
24.864
24.864
14,29%
9,75%
22.774
15.542
Renterisico (S1)
Benodigde Solvabiliteit (x€1000)
Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen en kan als volgt worden toegelicht:
86
Bedragen * € 1.000
Balanswaarde ultimo 2012
2012
2011
77.596
5,8
5,7
159.609
24,8
26,1
Duration van de vastrentende waarden Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Het bestuur beseft de impact van het renterisico en heeft in 2011 een strategisch beleggingsplan vastgesteld, waarin het beleid ten opzichte van de risico’s benoemd en gekwantificeerd is. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: Bedragen * € 1.000 Resterende Resterende < 5 jaar Resterende < 10 jaar Resterende
looptijd < 1 jaar looptijd > 1 jaar en
2012
2011
€ 5.165
% 6,7%
€ 1.015
% 1,7%
29.707
38,2%
0
0,0%
27.594 15.130
35,6% 19,5%
25.242 33.621
42,2% 56,1%
77.596
100,0%
59.878
100,0%
looptijd > 5 jaar en looptijd ≥ 10 jaar
Totaal
De resterende looptijd van de voorziening pensioenverplichtingen (inclusief overige technische voorzieningen) kan als volgt worden weergegeven: Bedragen * € 1.000 Resterende looptijd ≤ 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar Resterende looptijd ≥ 5 jaar Totaal
2012
2011
€ 776
% 0,5%
€ 491
% 0,4%
4.633 154.200
2,9% 96,6%
3.420 132.286
2,5% 97,1%
159.609
100,0%
136.197
100,0%
S2 Zakelijke waarden risico De marktwaardes van onder andere aandelen en onroerend goed kunnen fluctueren. Hierdoor loop je als pensioenfonds dat een deel van het vermogen in dergelijke zakelijke waarden heeft belegd, risico op een waardedaling. De benodigde solvabiliteit voor het zakelijke waarden risico
87
wordt via een risicoscenario in kaart gebracht. Dit risicoscenario is een relatieve waardedaling van de afzonderlijke risicofactoren. De totale solvabiliteitsopslag voor het zakelijke waarden risico wordt vastgesteld door de vereiste solvabiliteit van de verschillende risicofactoren te combineren. Hierbij wordt rekening gehouden met een zekere diversificatie tussen de risicofactoren. De veronderstelde samenhang (correlatie) van de afzonderlijke risicofactoren is 0,75. Hierbij wordt indirect onroerend goed ook als aandelen ontwikkelde markten beschouwd. Risicofactor
Risicoscenario
Aandelen ontwikkelde markten Aandelen opkomende markten
Waardedaling 25% Waardedaling 35% Waardedaling 25%
Indirect onroerend goed
Benodigde Benodigde solvabiliteit solvabiliteit (x€1000) Strategis Feitelijk ch Feitelijk Strategisch
Zakelijke waarden risico (S2)8
14,71%
14,53%
23.443
23.156
1,34%
1,30%
2.132
2.069
0,10%
0,00%
152
-
15,84%
15,53%
25.234
24.746
Valutarisico (S3) Valutarisico betreft het risico dat de marktwaarde van de beleggingen in vreemde valuta daalt door een waardedaling van andere valuta's ten opzichte van de euro. Indien een belegging in vreemde valuta wordt afgedekt naar de euro dan hoeft voor dit gedeelte van de portefeuille geen solvabiliteit te worden aangehouden. De netto valuta exposure van de werkelijke portefeuille is circa 5,0%. Risicofactor
Risicoscenario
Valutarisico (S3)
Waardedaling 20%
Benodigde solvabiliteit Feitelijk Strategisch 1,28% 2,47%
Benodigde solvabiliteit (x €1000) Feitelijk Strategisch 2.046 3.941
Eind 2012 wordt circa 5,5% (2011: 19,5%) van de beleggingsportefeuille belegd buiten de eurozone. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: Bedragen * € 1.000 Aandelen 8
2012
2011
68.041
23.010
Het totale zakelijke waarden risico is ongelijk aan de som van de individuele risico’s omdat er een correlatie van 0,75 wordt verondersteld tussen enkele categorieën.
88
Vastrentende waarden Vastgoedbeleggingen Overige Totaal beleggingen in vreemde valuta
0 0 0
0 0 139
68.041
23.149
De valutapositie wordt hieronder weergegeven. Bedragen * € 1.000
EUR GBP JPY USD Overige Totaal niet EUR Totaal beleggingen
2012
2011
Voor afdekking
Valutaderivaten
Nettopositie (na)
Nettopositie (na)
90.239
60.103
150.342
95.501
6.839 6.210 38.150 16.842
-6.782 -5.585 -37.651 -9.277
57 625 499 7.565
2.204 2.057 15.775 3.113
68.041
-59.295
8.746
23.149
158.280
808*
159.098
118.650
* is inclusief de negatieve derivatenpositie
Onder ‘overige’ valutapositie vallen 23 verschillende valuta, waarvan de Hong Kong dollar en de Zweedse kroon met respectievelijk € 1,9 mln en € 0,8 mln de grootste netto positie bevatten. Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. De risico’s nemen toe wanneer gebruik gemaakt wordt van geschreven optieposities, indien belegd wordt met geleend geld of indien waardepapieren worden verkocht die het fonds niet bezit (short selling).
89
Het beleggingsbeleid van het fonds sluit het beleggen met geleend geld in principe uit, evenals het verkopen van waardepapieren die het fonds niet bezit. Evenmin staat het beleggingsbeleid het gebruik van derivaten toe, tenzij hiervoor specifiek van het bestuur schriftelijke goedkeuring is verkregen en dit gebruik tevens leidt tot afdekking van risicoposities. In de volgende tabel wordt de verdeling van de beleggingen in aandelen en vastrentende waarden (inclusief liquide middelen en na aftrek van beleggingsschulden) naar sector weergegeven: Bedragen * € 1.000 Overheidsinstellingen Financiële instellingen Handel- en industriële bedrijven Serviceorganisaties en andere instellingen Andere instellingen Cash en open transacties Totaal
2012
2011
57.341 32.159 47.683 17.059 118 3.529
42.375 23.364 23.329 26.419 0 3.163
157.889
118.650
De verdeling naar regio van de de beleggingen in aandelen en vastrentende waarden (inclusief liquide middelen en na aftrek van beleggingsschulden) is weergegeven in de volgende tabel: Bedragen * € 1.000 Mature markets BRIC-landen Andere emerging markets Overig Totaal
2012
2011
151.285 2.067 2.683 1.854
115.712 307 2.631 0
157.889
118.650
S4 Grondstoffenrisico De benodigde solvabiliteit voor het risico van het beleggen in grondstoffen is bepaald aan de hand van een risicoscenario waarbij een 30% waardedaling wordt verondersteld. Het pensioenfonds belegt niet in grondstoffen ultimo december 2012. Risicofactor
Risicoscenario
Grondstoffen risico (S4)
Waardedaling 30%
Benodigde solvabiliteit Feitelij Strategisc k h 0,00% 0,00%
90
Benodigde solvabiliteit (x €1000) Feitelijk -
Strategisch -
Kredietrisico (S5) Bij kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de tegenpartij op de marktwaarde van de obligatieportefeuille tot uitdrukking te komen. Voor de vaststelling van de solvabiliteitswaarde van het onderdeel kredietrisico wordt de kredietspread bepaald door het effectieve rendement van alle obligaties binnen de portefeuille te vergelijken met de relevante kredietrisico vrije rente. Vervolgens wordt de waardedaling per obligatie op basis van kasstromen bepaald indien de kredietspread met 40% zou stijgen. Hierbij is uitgegaan van dat gedeelte van de portefeuille waarover het pensioenfonds kredietrisico loopt. De waardedaling van obligaties die een kredietspread hebben die lager of gelijk is aan nul procent worden niet meegenomen. De markt schat deze obligaties als kredietrisicovrij in. Risicofactor
Kredietrisico (S5)
Risicoscenario
40% stijging van creditspread
Benodigde solvabiliteit
Benodigde solvabiliteit (x €1000)
Feitelijk
Strategis ch
Feitelijk
Strategisch
1,01%
1,00%
1.609
1.596
Bijgaande tabel illustreert de waardeverandering van de huidige portefeuille en dekkingsgraad in het voorgeschreven risicoscenario. Wanneer de kredietspread met 40% stijgt dan zal de marktwaarde van de vastrentende waarden met circa 1,6% dalen. Waarde mutatie na FTK-schok (x €1000) Staatsobligaties Bedrijfsobligaties Totaal
8104151.225-
Ter beperking van het kredietrisico gelden binnen het fonds restricties voor de samenstelling van de vastrentende portefeuilles met betrekking tot geografische spreiding, verdeling over verschillende debiteurencategorieën, de minimale kwaliteit van de debiteur (‘rating’ door ‘rating agencies’) en voor de omvang van de beleggingen per debiteur.
91
In de volgende tabel wordt de verdeling van de beleggingen in vastrentende waarden naar sector weergegeven: Bedragen * € 1.000 Overheidsinstellingen Financiële instellingen Handel- en industriële bedrijven Serviceorganisaties Cash en open transacties Totaal
2012
2011
57.341 16.675 2.651 304 625
42.375 12.813 3.676 0 1.014
77.596
59.878
De verdeling naar regio van de beleggingen in vastrentende waarden is weergegeven in volgende tabel: Bedragen * € 1.000 Mature markets BRIC-landen Andere emerging markets Andere Totaal
2012
2011
77.596 0 0 0 77.596
59.878 0 0 0 59.878
De kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille is weergegeven in het volgende overzicht: Bedragen * € 1.000 2012 2011 AAA AA+ AA AAA+ A ABBB+ BBB BBBNot-rated Totaal
€ 48.177 11.684 211 5.311 895 769 1.929 1.302 4.185 2.508 625
% 62,1% 15,1% 0,3% 6,8% 1,2% 1,0% 2,5% 1,7% 5,4% 3,2% 0,7%
€ 41.884 688 1.275 3.141 3.013 5.833 479 1.522 0 1.029 1.014
% 69,9% 1,2% 2,1% 5,3% 5,0% 9,7% 0,8% 2,6% 0,0% 1,7% 1,7%
77.596
100,0%
59.878
100,0%
92
De vastrentende waarden worden in principe via gereglementeerde markten verhandeld. De rating is gebaseerd op Standard & Poors. De not-rated fondsen betreffen met name beleggingen in cash en nog niet afgewikkelde transacties in aandelen en vastrentende waarden. Concentratierisico Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Alle beleggingen zijn geïnvesteerd in beleggingsfondsen van GEAM en KBC In de volgende tabel worden de posten weergegeven die binnen de vastrentende fondsen voor meer dan 2% van het balanstotaal uitmaken: Bedragen * € 1.000 2012 2011 Duitse staatsobligaties Franse staatsobligaties Italiaanse staatsobligaties Nederlandse staatsobligaties Oostenrijkse staatsobligaties Finse staatsobligaties Belgische staatsobligaties
€ 21.462 10.557 3.063 2.688 3.563 3.223 3.700
% 13,1% 6,4% 1,9% 1,6% 2,2% 2,0% 2,3%
€ 15.680 5.156 4.633 3.949 3.305 2.793 2.544
% 12,4% 4,1% 3,7% 3,1% 2,6% 2,2% 2,0%
Verzekeringstechnische risico’s (actuariële risico’s, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De omvang van het verzekeringstechnische risico is afhankelijk van het aantal deelnemers (hoe meer deelnemers, hoe lager de factor) en de gemiddelde leeftijd van de deelnemers (hoe jonger het fonds, hoe hoger de factor) en het soort pensioenregeling (nabestaandenpensioen op spaar- of risicobasis). Om de solvabiliteitsopslag voor het verzekeringstechnische risico te bepalen is de fijnmazige methode gehanteerd. Risicofactor Verzekeringstechnisch risico (S6)
Benodigde solvabiliteit 8,09%
Benodigde solvabiliteit (x €1000) 12.892
In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt het verzekeringstechnisch risico gedeeltelijk herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid.
93
Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2010-2060 en leeftijdsafhankelijke correctiefactoren op de sterftekansen bij de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen wordt het langlevenrisico gemitigeerd. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht op basis van de gemiddelden een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht op basis van de gemiddelden. Gezien de omvang en het draagvlak van het pensioenfonds worden de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s voortvloeiende uit de aangaande pensioenverplichtingen herverzekerd. Het betreft een excedent-herverzekeringscontract in combinatie met een ‘stop loss’ herverzekering. Met de excedent-herverzekering wordt het individuele risico boven een bepaalde grens verzekerd (dekking tegen hoge risico’s). De ‘stop loss’ herverzekering dekt de situatie dat er meer ‘schadegevallen’ zijn gedurende een bepaalde periode ten opzichte van de verwachting. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Het fonds loopt nagenoeg geen liquiditeitsrisico aangezien de premieopbrengsten vele malen hoger zijn dan de pensioenuitkeringen. Dit houdt in dat het pensioenfonds een structureel kasoverschot heeft. Alle beleggingsvormen zijn binnen een bestek van enkele handelsdagen geheel of gedeeltelijk te liquideren. Vanwege de structurele kasoverschotten worden directe beleggingsopbrengsten zoals dividenden en ontvangen rentes herbelegd binnen de mandaten van de vermogensbeheerders.
94
Concentratierisico (S8) Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie toeslagen op de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, het rendement, de looninflatie en de demografie, alsmede de financiële positie van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat toeslagverlening op de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken voorwaardelijk is en afhankelijk van de hiervoor genoemde ontwikkelingen. Deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit de premie. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers wordt jaarlijks onvoorwaardelijk toeslag verleend, welke wordt gefinancierd uit de premie. Operationeel risico (S9) Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico en het systeemrisico. Operationeel-/uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van de pensioen- en beleggingsactiviteiten. Dit risico wordt beheerst door een samenstel van maatregelen, waaronder een gedetailleerd contract met de uitbestedingpartners, periodieke rapportages over de uitvoering en jaarlijkse SAS70/ISAE 3402-rapportages die worden gecertificeerd door een accountant. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
9.4.4
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen BV per 1 september 2007. Het betreft in eerste instantie een langlopende overeenkomst inzake pensioenadministratie en bestuursondersteuning tot en met 31 december 2010. Deze overeenkomst is in juni 2010 door middel van een addendum bij de uitbestedingovereenkomst verlengd met vijf jaar tot en met 31 december 2015. Na genoemde periode wordt de
95
overeenkomst telkens automatisch verlengd met een periode van drie jaar, tenzij partijen in onderling overleg een andere termijn overeenkomen of één van beider partijen deze overeenkomst opzegt. De opzegtermijn bedraagt ten minste 12 maanden. De vergoeding voor 2012 bedraagt € 354 duizend (2011: € 353 duizend). State Street Bank Het pensioenfonds heeft een rechtstreekse overeenkomst met de Custodian State Street Bank, waarin onder andere het mandaat is aangegeven. GE Asset Management en KBC Asset Management Het pensioenfonds heeft een rechtstreekse overeenkomst afgesloten met zowel KBC Asset Management als GE Asset Management. De verplichtingen van beide partijen worden hierin beschreven en de looptijd is voor onbepaalde tijd. De vergoeding voor KBC Asset Management bedroeg over het laatste kwartaal € 78K. Voor GE Asset Management bedroeg deze vergoeding exclusief rebates € 984K. De rebates die ontvangen zijn van GE Asset Management zijn € 571K.
96
9.4.5
Toelichting op de staat van baten en lasten
BATEN Bedragen * € 1.000 [11] Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Pensioenpremies ondernemingen, inclusief afrekening boekjaar Reservering premie toeslag inactieven * Herstelpremie 2012 en 2013 Overig (afvloeiing) FVP-bijdragen Totaal premiebijdragen
2012
2011
19.915 1.858 0 0 35 21.808
16.018 1.676 4.600 3 64 22.361
* Dit betreft de reservering van de in 2012 niet toegekende toeslagverlening inactieve deelnemers per 1 januari 2013 respectievelijk in verband met de te lage dekkingsgraad ultimo 2012 minus de vrijval van 1 jaar van het NBC-exit bedrag.
De kostendekkende en feitelijke premies, inclusief de vooruit ontvangen premie zoals hiervoor vermeld, zijn als volgt: Kostendekkende premie 21.773 17.697 Actuarieel benodigde premie voor inkoop van de onvoorwaardelijk onderdelen van de regeling 14.820 11.316 Solvabiliteitsopslag 4.445 4.091 Opslag voor uitvoeringskosten 1.060 1.031 Actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de voorwaardelijke onderdelen van de regeling 1.448 1.259 Herstelpremie Feitelijke premie (incl. reservering premie voor toeslag; in 2011 incl. herstelpremie)
[12] Premiebijdragen voor risico deelnemers
97
0
4.600
21.773
22.297
2012 55
2011 48
[13] Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten
Rebates GEAM Totaal
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsOpbrengsten
Kosten vermogensbeheer
Totaal
0 0
110 9.287
0 -654
110 8.633
0
6.541
-406
6.135
0 0
0 1.313
0 0
0 1.313
0
17.251
-491
16.760
569
569
Het beleggingsresultaat is inclusief de negatieve derivatenpositie ad. € 10K die op de balans onder schuld uit hoofde van derivaten wordt gepresenteerd. 2011 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Liquide middelen Derivaten Kosten vermogensbeheer Totaal
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten vermogensbeheer
Totaal
0 1
-46 -6.283
0 0
-46 -6.282
-11 15 0
1.957 0 0
0 0 0
1.946 15 0
0
0
-435
-435
5
-4.372
-435
-4.802
[14] Beleggingsresultaten voor risico deelnemers
[15] Saldo overdracht van rechten Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten
98
2012
2011
115
-33
2012
2011
208 -248
796 -1.080
Totaal
-40
-284
De interestbaten op inkomende waardeoverdrachten zijn verantwoord onder overige inkomsten. De interestlasten op uitgaande waardeovedrachten zijn verantwoord onder overige lasten.
[16] Herverzekeringscontract Uitkering herverzekering Verwachte winstdeling herverzekering Alhermij Totaal
2012
2011
333 833 1.166
4 0 4
Er is in totaal een bedrag van € 333k geclaimd bij de herverzekeraar Alhermij en er is een bate vanuit resultatendeling van € 833k. Het fonds heeft een drietal herverzekeringsovereenkomsten met Alhermij, onderdeel van Swiss Re: 1) Excedent-overlijden: Herverzekering van de risico’s voortvloeiende uit de verzekering van nabestaandenpensioen in de vorm van overlijdenskapitalen boven een eigen behoud van € 300.000,-. 2) Excedent-arbeidsongeschiktheid: Proportionele herverzekering op rentebasis van de risico’s voortvloeiende uit de verzekering van het WIA-excedentpensioen en de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid boven een eigen behoud van € 15.000,rente. 3) Stoploss: De stoploss verzekering heeft betrekking op de risico’s uit hoofde van nabestaandenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid voor zover die vallen binnen het eigen behoud van het fonds. De herverzekeraar stelt het fonds schadeloos indien en voor zover de totale jaarlijkse schade de prioriteit overschrijdt. De prioriteit is 170% van de risicopremie eigen rekening, met een minimum van € 908.000,-. Voor 2012 bedraagt de prioriteit € 1.287.300,-. Op grond van deze overeenkomsten is over het boekjaar de volgende premie verschuldigd (x duizend): Overlijden 559 Arbeidsongeschiktheid 629 1.188 In 2012 heeft zich een overlijdensgeval voorgedaan, die heeft geresulteerd in een claim van 333 op de herverzekeraar. De herverzekeraar heeft de claim reeds betaald aan het fonds. Ultimo 2012 liepen de herverzekeringsovereenkomsten af. De herverzekeraar heeft een voorlopige berekening gemaakt van de winstdeling. Het bedrag is becijferd op 833. Dit bedrag is opgenomen als vordering op de balans van het fonds. Het is de inschatting van het fonds dat er geen nieuwe schades zullen optreden ten laste van het contract, derhalve is de bate reeds verantwoord. Naar verwachting kan ultimo 2014 de definitieve winstdeling worden berekend.
99
[17] Overige baten Exitbedrag NBC Interest waardeovernames Interest overige Totaal
2012
2011
909 1 3 913
0 16 0 16
2012
2011
430 97 4 0 12 543
283 71 1 1 40 396
LASTEN
[18] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioenen Partnerpensioenen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Afkopen klein pensioen Totaal
De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 438,44 (2011: € 427,29) per jaar (de afkoopgrens). De daling van het ouderdomspensioen in 2012 wordt veroorzaakt door afname van het aantal tijdelijk ouderdomspensioenuitkeringen.
[19] Pensioenuitvoeringskosten Vergoeding pensioenbeheer TKP Pensioen Bestuurskosten Kosten Visitatiecommissie Administratiekostenvergoedingen Controle- en advieskosten accountants Controle- en advieskosten actuaris Kosten ALM-studie Juridische en overige advieskosten Contributies en bijdragen, incl. DNB/AFM Overige Totaal
2012
2011
354 8 8 0 30 54 0 0 23 92 569
353 0 11 18 36 56 31 2 24 65 596
37 -7 30
36 0 36
Onder de kosten zijn opgenomen de volgende accountantshonoraria: Onderzoek van de jaarrekening Afrekening controle 2011 Totaal
100
Financiële vergoeding bestuurders Aan de statutaire bestuurders van het fonds zijn in 2012 en 2011 geen beloningen verstrekt.
[20] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw Excassokostenopslag Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdrachten van rechten Uitkeringen en toekomstige kosten Wijziging grondslagen Overige mutaties Totaal mutatie
2012
2011
12.892 217 1.945 2.206 5.314 -14 -546 1.670 -561 23.123
9.951 166 1.300 1.364 22.795 -194 -362 -1.815 -1.198 32.007
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen, inclusief de risicopremies. Dit bedrag is inclusief de opslag voor excassokosten (€320). Rentetoevoeging In 2012 zijn de pensioenverplichtingen opgerent met de 1-jaarsrente van de RTS-curve zijnde 1,544%, wat overeenkomt met een bedrag van € 2,2 miljoen. Wijziging marktrente De gemiddelde marktrente is per 31 december 2012 2,7% (2011: 2,8%). Als gevolg van deze daling van de marktrente is € 5,3 miljoen toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten De gevolgen van waardeovernames en waardeoverdrachten worden meegenomen in de berekening van de voorziening. Uitkeringen en toekomstige kosten Hierin is opgenomen de vrijval van de voorziening vanwege gedane uitkeringen (-€525) en de vrijval van excassokosten (-€10) uit de voorziening in verband met de gedane uitkeringen. Daarnaast is er een vrijval uit de voorziening in verband met gedane afkopen (-€11). Wijziging grondslagen Het fonds is per 1 januari 2012 overgegaan op nieuwe AG Prognosetafel 2012-2062. Dit leverde een toename op van de technische voorzieningen van €1.670 duizend. Dit had een negatief effect op de dekkingsgraad van circa 1,1%-punt.
101
Overige mutaties Dit betreft het resultaat op kanssystemen: resultaat op arbeidsongeschiktheid, overlijden en overige oorzaken.
[21] Mutatie voorziening pensioenverplichting voor risico deelnemers Inleg premie deelnemers Aankoop pensioen Beleggingsresultaten Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
[22] Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie voorziening voor ingegane ziektegevallen Totaal
2012
2011
55 -185 115
48 -49 -33
-15
-34
2012
2011
289 289
9 9
Deze voorziening wordt opgenomen voor deelnemers die korter dan 24 maanden ziek zijn en die derhalve nog niet arbeidsongeschikt zijn. De voorziening wordt berekend door uit te gaan van twee maal de in de premie opgenomen risicopremies voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en arbeidsongeschiktheidspensioen van het boekjaar en het vorige boekjaar.
[23] Herverzekeringscontract Premie Alhermij stop loss, excedent a.o., excedent overlijden Totaal
[24] Mutatie overige voorzieningen Reservering premie 2011 toeslag inactieven Reservering premie 2012 toeslag inactieven Exitbedrag NBC Totaal
2012
2011
1.188 1.188
808 808
2012
2011
0 1.889 879 2.768
1.676 0 0 1.676
De jaarlijkse vrijval uit het exitbedrag NBC ad. € 31K is opgenomen in de reservering premie 2012 voor toeslag inactieven. 2012 2011 [25] Overige lasten Interestlasten waardeoverdrachten 1 17 Totaal 1 17
102
9.4.6
Verbonden partijen
Transacties met bestuurders Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. De bestuurders die in loondienst zijn van de werkgever nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgevers ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De belangrijkste onderdelen uit deze overeenkomst zijn:
de werkgever is verplicht al haar werknemers die voor het deelnemersschap in aanmerking komen aan te melden voor deelneming in het fonds; een werkgever is verplicht de deelnemers aanspraken op pensioen toe te kennen overeenkomstig de geldende statuten en pensioenreglementen; de aangesloten ondernemingen zijn gehouden het fonds gevraagd en ongevraagd te informeren over alle ontwikkelingen binnen de vennootschap die van invloed kunnen zijn op de huidige en toekomstige pensioenverplichtingen; de aangesloten ondernemingen informeren het fonds schriftelijk over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst. Het bestuur stelt vervolgens uiterlijk binnen drie maanden het van kracht worden van de gewijzigde pensioenovereenkomst een gewijzigd pensioenreglement op. Het bestuur draagt er zorg voor dat het pensioenreglement in overeenstemming is met de (wijziging van de) pensioenovereenkomst; maandelijks zijn de aangesloten ondernemingen een voorschotpremie verschuldigd aan het fonds. Na afloop van het boekjaar wordt een definitieve premie vastgesteld; indien en voor zover het fonds beschikt over een vermogen dat groter is dan het gewenst eigen vermogen, is er sprake van een vermogensoverschot. Het bestuur van het fonds kan in die situatie besluiten tot een restitutie in de vorm van premiekorting. Premiekortingen zijn alleen mogelijk in overeenstemming met wettelijke regelingen, de aanwijzingen van DNB, statuten en reglementen. Indien en zolang de vermogenspositie van het fonds lager is dan het minimum vereist eigen vermogen, kunnen de aangesloten ondernemingen een aanvullende vermogensdotatie doen om de dekkingsgraad op het minimum vereist eigen vermogen te brengen; ten aanzien van het toeslagbeleid is categorie F2 van de beleidsregel toeslagenmatrix van DNB van toepassing voor de actieve deelnemers. Dit betekent dat als ambitie een onvoorwaardelijke toeslagverlening geldt van reeds opgebouwde pensioenaanspraken van een deelnemer. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden valt onder categorie D2 van de toeslagmatrix van DNB. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-prijsindex voor alle huishoudens. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie.
103
Bij uittreding van een werkgever geldt een exitbepaling. Door middel van de exitbepaling betaalt de uittredende voor de toeslagverlening voor de achterblijvende slapers en gepensioneerden.
De overeenkomst is in werking getreden per 1 september 2007 en wordt na deze periode, wanneer niet is opgezegd, iedere keer geacht stilzwijgend te zijn verlengd voor een periode van 3 jaar. Per 1 september 2010 zijn de overeenkomsten voor 3 jaren verlengd. Vanwege de opname van een exitbepaling in de overeenkomst is er geen sprake geweest van een stilzwijgende verlenging. De overeenkomst kan door elk van de partijen 18 maanden voor de einddatum worden opgezegd. Na opzegging wordt de overeenkomst beëindigd op 31 december van het volgende kalenderjaar. GE Asset Management Het pensioenfonds heeft een rechtstreekse overeenkomst met GE Asset Management. GE Asset Management behoort tot dezelfde groepsstructuur als de werkgevers die aangesloten zijn bij het pensioenfonds.
GE Asset management verzorgde in 2012 het vermogensbeheer voor het pensioenfonds en heeft daar in totaal € 984K aan vergoeding voor ontvangen. Daarnaast heeft het pensioenfonds € 571K aan rebates vanuit GE Asset management ontvangen.
Op maandbasis wordt vanuit het pensioenfonds gekeken of er ook bedragen afgestort kunnen worden naar GE Asset Management ten behoeve van beleggingen.
Met ingang van 1 oktober 2012 is de aandelenportefeuille vanuit GE Asset management overgeheveld naar KBC Asset management. De obligatieportefeuille wordt nog wel beheerd door GE Asset management, maar er zijn verregaande plannen om deze op korte termijn ook over te hevelen naar KBC Asset management.
Breda, 17 mei 2013 mw. Y.M.M. den Bakker, voorzitter D.L. Coupar mw. H. Damhuis T.H.M. Kruijs, secretaris M.C.J.W. Kruize T.A. Sardar D. van Unnik K.J. Veenhuis B. Vroegh
104
Overige gegevens
105
10.
Overige gegevens
10.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over de verslagperiode is ten laste van de algemene reserve gebracht.
10.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Toeslagverlening 1 januari 2013 Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2013 de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers niet te verhogen.
106
10.3
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland te Breda is aan Aon Consulting Nederland cv de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris terzake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
107
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131, 132 en 133. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland is naar mijn mening slecht, vanwege het dekkingstekort. Rotterdam, 17 mei2013
Drs. A.G.M. Den Hartogh, AAG verbonden aan Aon Consulting Nederland cv
108
10.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening over 2012 van Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland te Breda gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de winst- en verliesrekening over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
109
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 17 mei 2013 KPMG Accountants N.V.
F.J.J Glorie RA
110
10.5
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
Het bestuur van het fonds bestaat uit minimaal zes leden. Het bestuur bepaalt het maximum aantal leden, waarbij dit maximum zoveel mogelijk aansluit bij de onderverdeling van het General Electric Concern. De helft (werkgeversleden) wordt benoemd door de aangesloten ondernemingen van het General Electric Concern. De ander helft (werknemersleden) wordt gekozen door en uit de deelnemers. De bestuursleden hebben zitting voor een periode van vier jaar. Het aftredende bestuurslid kan zich terstond herkiesbaar stellen. De aangesloten onderneming die een bestuurslid heeft benoemd, is tevens bevoegd dit bestuurslid te ontslaan vóór afloop van de zittingsperiode. Een door de deelnemers gekozen bestuurslid wordt ontslag verleend op het moment dat hij niet langer deelnemer is. Voor elk bedrijfsonderdeel dat meer dan 150 deelnemers bij het pensioenfonds heeft, wordt één bestuurslid benoemd als vertegenwoordiger van de werkgever. Ook wordt één bestuurslid benoemd namens de werknemers, op basis van een verkiezing. Alle deelnemers kunnen kandidaat worden gesteld. Bedrijfsonderdelen die minder dan 150 deelnemers bij het pensioenfonds hebben, worden geacht deel uit te maken van een door het bestuur aangewezen bedrijfsonderdeel, die meer dan 150 deelnemers heeft. Begin 2011 heeft het bestuur besloten om het minimum vereiste aantal werknemers per business-segment terug te brengen naar 100. Dit zal bij een volgende statutenwijziging worden meegenomen. Het bestuurslidmaatschap eindigt door vrijwillig aftreden, bedanken van het bestuurslid of beëindiging van het dienstverband bij de werkgever ingeval het een vertegenwoordiger van de deelnemers betreft. Ook eindigt het lidmaatschap indien de aangesloten onderneming of het bedrijfsonderdeel waarbij de bestuurder werknemer is, niet langer deel uitmaakt van het General Electric Concern, door ontslag door het bestuur wegens disfunctioneren en bij overlijden van het bestuurslid.
111
Bijlagen
112
Bijlage 1
Deelnemersbestand
Actieven Slapers Pensioengerechtigden Waarvan: (tijdelijk) Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen* Partnerpensioen Wezenpensioen Totaal
Stand ultimo 2011 1.244 582 18
Bij 60 141 16
Stand ultimo Af 2012 147 1.157 10 713 2 32
14 0 4 0
10 1 3 2
2 0 0 0
22 1 7 2
1.844
217
156
1.902
*Naast een arbeidsongeschiktheidsuitkering, bouwen deze deelnemers ook pensioen op. Het aantal is eveneens opgenomen onder actieven.
113
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. BRIC-landen De term BRIC is een afkorting van de landen Brazilië, Rusland, India en China. Consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid) Het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. In de afgeleide index is het effect van veranderingen in de tarieven van productgebonden belastingen en subsidies en van consumptiegebonden belastingen geëlimineerd. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Goed Pensioenfondsbestuur (Corporate Governance) Goed Pensioenfondsbestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien
114
of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Crisisplan (financieel) Een beschrijving van maatregelen die een fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. DNB De Nederlandsche Bank. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Duration Mismatch Verschil in rentegevoeligheid tussen de beleggingen en de verplichtingen. Wanneer de rente daalt nemen de verplichtingen sterker in waarde toe dan de beleggingen die tegenover deze verplichtingen worden aangehouden, waardoor de dekkingsgraad van het pensioenfonds daalt. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het fonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Gewenst eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen, verhoogd met het vermogen dat nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels.
115
Emerging Markets (zie ook opkomende markten) De Engelse term Emerging Markets betekent "opkomende markten" of "groeimarkten". Emerging Markets zijn landen of gebieden die een achterstand in hun economische ontwikkeling hebben maar waarvan een snelle economische groei wordt verwacht. Het verwachte rendement en het daarbij behorende risico zijn derhalve hoger dan in ontwikkelde markten Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. GBM/GBV Zie prognosetafels. Gedempte premie De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Geflex Geflex is de in 1995 ingevoerde flexibele pensioenregeling van General Electric Plastics (GEP) die per 1 januari 2002 ophield te bestaan. Ze stelde GEP-medewerkers in staat te stoppen met werken op hun 62ste in plaats van hun 65ste wanneer hun gewone ouderdomspensioen in zou gaan.
116
Gesave Gesave is de per 1 januari 2002 door de werkgever ingevoerde vrijwillige pensioenspaarregeling die door het pensioenfonds wordt uitgevoerd. Binnen aangegeven grenzen kunnen deelnemers een deel van hun salaris aanwenden voor extra pensioen en/of vroegere pensionering dan volgens de basis pensioenregeling. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het fonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het fonds binnen een termijn van maximaal vijf jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van (extra hoge) risico’s bij een levensverzekeraar, zoals het overlijdensrisico en invaliditeitsrisico van deelnemers. Indexatie Zie toeslagverlening. Koopsom Eenmalige betaling die aan de uitvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling.
117
Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij GE (bij de bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen) in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Nabestaandenpensioen Hieronder vallen weduwe-, weduwnaars- en wezenpensioen alsmede partnerpensioen. Opbouwregeling De pensioenregeling waarin jaarlijks een pensioenlaag wordt opgebouwd. Onderdekking (dekkingstekort) Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. Opkomende markten (zie ook emerging markets) Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. Partnerpensioen Benaming voor een vorm van nabestaandenpensioen ten behoeve van de (on)gehuwde partner met wie een (on)gehuwde deelnemer aan de pensioenregeling een gezamenlijke huishouding voert, conform bepalingen in het pensioenreglement. Bij ministeriële resolutie van 23 maart 1988, Nr. DB/7016, zijn partnerpensioenregelingen aangewezen als pensioenregelingen in de zin van de Wet op de loonbelasting, mits voldaan wordt aan de in de Resolutie gestelde voorwaarden.
118
Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. Pensioenfederatie Federatie die bestaat uit de voormalige instellingen: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden en vervangt de voorgaande Pensioen- en Spaarfondsen Wet (PSW). De Pensioenwet heeft tot doel waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, b.v. GBM en GBV 2005-2010. Rentetermijnstructuur (RTS) De rentetermijnstructuur, of yield curve, is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Een normale rentetermijnstructuur heeft een stijgend verloop. Als iemand zijn geld voor een langere periode uitleent, eist hij normaliter een hogere vergoeding dan bij een lening over een korte termijn. Reservetekort DNB spreekt van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening.
119
Sterftetafels Zie prognosetafels. Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen. Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Toeslagverlening (indexatie) Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk, wordt gefinancierd uit de premie maar wordt slechts verleend indien de middelen van het fonds dit toelaten. Over opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers wordt jaarlijks een toeslag toegekend. Deze toeslag wordt gefinancierd uit de premie en is onvoorwaardelijk. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfonds Bestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Visitatiecommissie die tenminste één keer in de drie jaar – of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De Visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. WIA Dit is de afkorting voor de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
120
Colofon Uitgegeven door: Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland Bergschot 69 4817 PA Breda Correspondentieadres: TKP Postbus 501 9700 AM Groningen Bezoekadres: TKP Europaweg 27 9723 AS Groningen Telefoon: (050) 582 79 60 Fax: (050) 313 82 01 Internet: www.gepensioen.nl E-mail :
[email protected] Realisatie: TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
121