Jaarverslag 2010
Jaarverslag Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Inhoudsopgave Jaarverslag
2
1 Voorwoord
4
2 Karakteristieken van het pensioenfonds
5
Doelstelling Profiel van de organisatie Statutaire organen Adviseurs Pensioenfonds en de regeling Kerncijfers
5 5 5 8 10 11
3 Verslag van het bestuur
12
3.1 Bestuursbesluiten 3.1.2 Deelnemersraad 3.1.3 Verantwoordingsorgaan 3.2 Goed pensioenfondsbestuur Integere bedrijfsvoering Intern toezicht en verantwoordingsorgaan Maatschappelijk verantwoord ondernemen
12 16 16 18 18 19 20
3.3 Ontwikkelingen in de bedrijfstak Pensioenregeling 2010/2011
21 21
3.4 Risicoparagraaf Beleggingsrisico Actuariële risico’s Operationele risico’s
23 23 25 25
26
3.5 Pensioenontwikkelingen
3.6 Beleggingen Terugblik op 2010 Dekkingsgraad ontwikkeling Inrichting vermogensbeheer en beleggingsbeleid Performance beleggingsportefeuille Risicoanalyse Vooruitblik 2011 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
28 28 29 30 35 37 37 38
38 38
3.7 Vooruitzichten 3.7.1 Toeslag
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
4 Jaarrekening 2010
39
Balans per 31 december 2010 Staat van baten en lasten over 2010 Toelichting behorende tot de jaarrekening 2010 Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Toelichting op de balans per 31 december 2010 Niet in de balans opgenomen verplichtingen Kasstroomoverzicht Toelichting op de rekening van baten en lasten over het boekjaar 2010
40 41 42 43 61 69 70 71
5 Overige gegevens
Verklaring van de actuaris Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Gebeurtenissen na balansdatum
79 80 82
6 Slotwoord
83
Verklarende woordenlijst
84
JAARVERSLAG 2010
3
1. Voorwoord Inleiding Voor u ligt het jaarverslag 2010 van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen. Het jaarverslag is verdeeld in karakteristieken, een verslag van het bestuur, een jaarrekening en overige gegevens. In karakteristieken geven wij de samenstelling van het bestuur, de kenmerken van de regeling, belangrijke ontwikkelingen, het profiel van de organisatie en de kerncijfers weer. In het verslag van het bestuur informeren wij u over de beleidsmatige zaken die in 2010 hebben gespeeld, zowel op het gebied van pensioenen als op het gebied van beleggingen. In de jaarrekening presenteren wij het fondsvermogen en de mutaties daarin gedurende 2010 alsmede een toelichting op de grondslagen voor de waardering en de mutaties in de beleggingsportefeuille. In overige gegevens geven wij de actuariële verklaring, de accountantscontrole en gebeurtenissen na balansdatum met belangrijke financiële gevolgen voor het fonds weer.
Korte schets inhoud Na het crisisjaar 2008 en het jaar 2009 dat in het teken stond van het ontwikkelen van maatregelen en het opstellen van een herstelplan om de financiële positie van het fonds weer op het gewenste niveau te krijgen werden de fondsen in 2010 geconfronteerd met de zogenaamde ‘landencrisis” en een stijgende levensverwachting hetgeen een neerwaarts effect had op de dekkingsgraad. Na een eerste prognose door CBS van een verhoogde levensverwachting kwam in het derde kwartaal 2010 het actuarieel genootschap met nieuwe overlevingstafels. Het bestuur besloot om per 31 december 2010 over te gaan op de nieuwe prognosetafels 2010-2060 zoals op 30 augustus gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap. Op basis van een onderzoek, uigevoerd door de adviserend actuaris, naar de ervaringscijfers in de bedrijfstak voor wat betreft de sterftekansen heeft het bestuur besloten een correctie toe te passen op deze prognosetafels. Ondanks de extra voorziening waarmee het fonds als gevolg hiervan rekening moest houden ligt de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds nog in lijn met het herstelplan. In het herstelplan was voorzien in een dekkingsgraad per ultimo 2010 van 95,2%. De werkelijke dekkingsgraad per 31 december 2010 bedraagt 102,1% Vanwege de lange periode waarover de beleggingsrendementen lager dan de benchmark uitkwamen besloot het bestuur eind 2008 de vermogensbeheerovereenkomst met F&C Netherlands BV op te zeggen. 2009 heeft het bestuur gebruikt om een nieuwe vermogensbeheerder te zoeken. Na een zorgvuldig selectietraject heeft het bestuur besloten het vermogensbeheer met ingang van 1 maart 2010 uit te besteden aan Lombard Odier Darier Hentsch & Cie (Nederland) N.V. Het jaar 2010 heeft in verband hiermee ook in het teken gestaan van de transitie van het vermogen in de eerste helft van 2010 van F&C Netherlands naar Lombard Odier Darier Hentsch & Cie (Nederland) N.V. Het bestuur stelde het jaarverslag 2010 en de daarbij behorende staten voor De Nederlandsche Bank vast op 23 juni 2011. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen 23 juni 2011,
I. van Duijn-Pennenburg, voorzitter G. Mantel, vice-voorzitter
4
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
2. Karakteristieken van het pensioenfonds Doelstelling Het fonds heeft tot doel uitvoering te geven aan de pensioenovereenkomst, zoals die geldt voor de aan gesloten ondernemingen en de deelnemers. Hiertoe wordt voor de aangesloten werkgevers en deelnemers en gewezen deelnemers ruim € 400 miljoen belegd. De regeling van het fonds heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. Bij deze vorm van pensioen sluiten werkgever en werknemer een overeenkomst over een periodieke uitkering van een bepaalde hoogte die vanaf een bepaalde leeftijd ontvangen wordt. Afhankelijk van het salaris en de diensttijd wordt een bepaalde aanspraak op een uitkering opgebouwd. Zowel het langlevenrisico als het beleggingsrisico liggen bij het fonds. Verplichtstelling IIn de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) is neergelegd dat het georganiseerde bedrijfsleven (= cao-partijen) een verzoek tot verplichtstelling, wijziging of intrekking van die verplichtstelling kan doen. Met andere woorden: cao-partijen spelen een centrale rol bij de totstandkoming van de verplichtstelling, zonder hen is een verplichtstelling niet mogelijk. Gevolg van de verplichtstelling is ondermeer dat werkgevers en werknemers verplicht zijn de statuten en de reglementen van het fonds na te leven. Door verplichtstelling van de deelneming in het fonds wordt deze deelneming voor iedereen gelijkgesteld met een deelneming op grond van een pensioentoezegging.
Profiel van de organisatie Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen, statutair gevestigd te Amsterdam, is door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verplicht gesteld op 28 juni 1958. De laatste statutenwijziging die door het bestuur is goedgekeurd was op 12 mei 2010. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41197852. Het fonds is een bedrijfstakpensioenfonds en is aangesloten bij de Pensioenfederatie.
Statutaire organen Bestuur Het bestuur bestaat uit zes leden, drie van werknemerszijde en drie van werkgeverszijde. Zij worden benoemd door cao-partijen, de organisaties die het fonds hebben opgericht. Zij hebben zitting voor een tijdvak van vier jaren. Na afloop van een kalenderjaar treedt een derde van de (plaatsvervangende) leden van het bestuur af. In het vierde jaar treedt geen van de bestuursleden af. De leden zijn na afloop van de zittingsperiode terstond herbenoembaar. De functies van voorzitter en vice-voorzitter van het bestuur worden bekleed voor de periode van een jaar. Hierna wordt het lid dat als vice-voorzitter heeft opgetreden voorzitter en omgekeerd. De werkgeversorganisatie en de werknemersorganisaties leveren beurtelings de voorzitter. De werkgevers worden vertegenwoordigd door de werkgeversorganisatie Koninklijke Vereniging van Handelaren in Bouwmaterialen in Nederland. De werknemers worden vertegenwoordigd door de volgende werknemersorganisaties: ■■ FNV Bondgenoten; ■■ CNV Dienstenbond; ■■ De Unie vakbond voor industrie en dienstverlening. Bestuursleden mogen alleen worden benoemd als De Nederlandsche Bank (DNB) geen bezwaar heeft gemaakt. Naar het oordeel van DNB moeten de personen die het beleid van een pensioenfonds (mede) bepalen voldoende deskundig zijn met het oog op de belangen van de (gewezen) deelnemers en overige belanghebbenden. De bestuursleden worden daarom getoetst op deskundigheid. Daarbij wordt zowel gekeken naar de individuele deskundigheid als naar het collectief. JAARVERSLAG 2010
5
Het bestuur heeft aanvullend hierop een eigen deskundigheidsplan vastgesteld waarin de eisen die aan de bestuursleden worden gesteld, zijn vastgelegd. Ook heeft het fonds een gedragscode voor haar bestuurs leden. Een externe compliance officer ziet er op toe dat een ieder handelt conform de gedragscode. Het bestuur bepaalt het dagelijks beleid van het fonds en draagt zorg voor de handhaving en uitvoering van de statuten en reglementen. Het uitgangspunt hierbij is dat dit gebeurt door een evenwichtige en zorgvuldige afweging van de belangen van alle belanghebbenden. Het bestuur laat zich bij het maken van beleid ondersteunen door rapportages, gemaakt door of in samenspraak met externe deskundigen. Het bestuur ziet er op toe dat de uitvoering voldoet aan de gestelde eisen van de externe toezichthouders, te weten De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten. De samenstelling van het bestuur is op 23 juni 2011 als volgt: Werkgeversleden Plaatsvervangers G. Mantel, vice-voorzitter 1) J.M. Breunesse F.H.A.Z. Koelman 1) J.M. Breunesse vacature 1) J.M. Breunesse
1) 1) 1)
Werknemersleden Plaatsvervangers I. van Duijn-Pennenburg, voorzitter 2) J.A.M. Bergervoet C. Lonsain 3) M. den Heijer J.A. Spruijt 4) M. Raaijmakers
2) 3) 4)
Respectievelijk aangewezen door: 1) Koninklijke Vereniging van Handelaren in Bouwmaterialen in Nederland 2) FNV Bondgenoten 3) CNV Dienstenbond 4) De Unie vakbond voor industrie en dienstverlening Rooster van aftreden Volgens het rooster van aftreden traden aan het eind van 2010 mevrouw I. van Duijn-Pennenburg en de heer F.H.A.Z. Koelman (en hun plaatsvervangers) af. Allen zijn door de benoemende organisatie herbenoemd. Mutaties bestuur Met ingang van 1 april 2010 is mevrouw J.A.M. Bergervoet afgetreden als lid van het bestuur en opgevolgd door mevrouw I. van Duijn-Pennenburg. Mevrouw J.A.M. Bergervoet zal optreden als haar plaatsvervanger. Eind 2010 is de heer H. Aberson afgetreden als plaatsvervangend bestuurslid. In januari 2011 is de heer J. Bleeker afgetreden als lid van het bestuur. Hij is in deze functie opgevolgd door de heer C. Lonsain. Met ingang van 1 juni 2011 is de heer R.J.C.Braaksma als lid van het bestuur afgetreden. Dagelijks bestuur Het fonds kent een dagelijks bestuur, bestaande uit de voorzitter en vice-voorzitter van het bestuur. Het dagelijks bestuur is bij het uitoefenen van haar bevoegdheden verantwoording schuldig aan het bestuur. Het dagelijks bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar gezamenlijk met de deelnemersraad. Het bestuur heeft de volgende taken aan het dagelijks bestuur gedelegeerd: ■■ het voorbereiden van bestuursvergaderingen; ■■ het beslissen op kwesties inzake individuele gevallen; De samenstelling van het dagelijks bestuur is op 23 juni 2011 als volgt: I. van Duijn-Pennenburg, voorzitter G. Mantel, vice-voorzitter
6
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Beleggingswerkgroep Het bestuur heeft eind 2009 besloten een beleggingswerkgroep in het leven te roepen, bestaande uit drie bestuursleden. Deze beleggingswerkgroep, die niet paritair is samengesteld, adviseert het bestuur over het beleggingsbeleid, waaronder het beleggingsplan, de met de vermogensbeheerder af te sluiten contracten, evenals de richtlijnen en aanwijzingen van het door de vermogensbeheerder uit te voeren vermogens beheer. In 2010 zijn er vijf vergaderingen geweest van de beleggingswerkgroep. Deelnemersraad Het fonds heeft een deelnemersraad bestaande uit zes leden, naar evenredigheid verdeeld over werk nemers en pensioengerechtigden. De leden worden benoemd door het bestuur op voordracht van de werknemersorganisaties. De werknemersorganisaties spreken onderling de verdeling van de zetels af op basis van de ledentallen. De deelnemersraad vertegenwoordigt de deelnemers en de pensioengerechtigden binnen het fonds en adviseert het bestuur over aspecten die het fonds betreffen. Op 23 juni 2011 bestaat de deelnemersraad uit de volgende afgevaardigden: Namens de deelnemers S. van der Ploeg J. Krijt R.F.M. van Scheijndel H.K. Vink
plaatsvervanger vacature
namens de pensioengerechtigden A.H.W.M. Bruins, vice-voorzitter F.D.G. Prins, voorzitter
plaatsvervanger vacature
Verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld. In het verantwoordingsorgaan zijn de actieve deelnemers, pensioengerechtigden en de (financieel) betrokken werkgevers in principe gelijkelijk vertegenwoordigd. Een personele unie met de deelnemersraad is mogelijk maar is niet noodzakelijk. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of het interne toezicht. De leden worden door de bij het fonds betrokken organisaties voorgedragen en door het bestuur benoemd. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het bestuur aan de hand van onder meer het jaarverslag. Het bestuur bespreekt het rapport van het verantwoordingsorgaan en de bevindingen worden in het jaarverslag van het pensioenfonds vermeld. Het verantwoordingsorgaan bestaat op 23 juni 2011 uit de volgende afgevaardigden: Namens de deelnemers S. van der Ploeg, voorzitter
plaatsvervanger J. Krijt
namens de pensioengerechtigden F.D.G. Prins
plaatsvervanger A.H.W.M. Bruins
Namens de werkgevers M.J.J. Vaes, vice-voorzitter
plaatsvervanger H.R. Delies
JAARVERSLAG 2010
7
Visitatiecommissie Voor de inrichting van het intern toezicht heeft het bestuur van het pensioenfonds gekozen voor intern toezicht door een visitatiecommissie. Deze commissie bestaat uit drie leden die door het bestuur worden benoemd. Leden van de visitatiecommissie hebben verder geen banden met het pensioenfonds. De visitatiecommissie overlegt tenminste éénmaal per jaar met het zo voltallig mogelijk bestuur van het pensioenfonds. De visitatiecommissie kan het bestuur van het pensioenfonds vragen om frequenter dan éénmaal per jaar te overleggen en andersom. De visitatiecommissie rapporteert schriftelijk aan het bestuur van het fonds. In 2008 zijn de volgende leden benoemd tot lid van de visitatiecommissie: J.D. Carrière K. Rijk G.W. van de Peijl De visitatiecommissie is in 2009 van start gegaan met haar activiteiten. In 2010 is de eerste visitatieronde afgerond. Vergoeding voor bestuur, presidium, deelnemersraad, verantwoordingsorgaan, en visitatiecommissie De leden van het bestuur, presidium, deelnemersraad en verantwoordingsorgaan ontvangen vacatiegeld en een reis- en verblijfkostenvergoeding. De leden van de visitatiecommissie ontvangen een vooraf overeengekomen jaarlijkse vergoeding. Over het jaar 2010 is aan vergoedingen een totaalbedrag van € 95.080,00 uitgekeerd.
Adviseurs Pensioenbeheerder De administratie en het secretariaat van het fonds zijn uitbesteed aan Syntrus Achmea. De voorwaarden van de uitbesteding zijn vastgelegd in een mantelovereenkomst en een pensioenbeheerovereenkomst. Vastgelegd zijn de specifieke werkzaamheden die Syntrus Achmea voor het fonds verricht, onderverdeeld in administratieve, financiële, secretariële, actuariële, juridische en overige werkzaam heden. De administrateur ondersteunt het bestuur met rapportages over verschillende aangelegenheden. Syntrus Achmea Pensioenbeheer verstrekt SAS70-rapportages. Over 2010 is, evenals over 2009, een SAS70 type II verklaring afgegeven. Vermogensbeheer Het beheer van het fondsvermogen (met uitzondering van vastgoed) was in het eerste kwartaal van 2010 nog uitbesteed aan F&C Netherlands BV. In april heeft de transitie plaatsgevonden naar Lombard Odier Darier Hentsch & Cie (Nederland) N.V. Voorheen was F & C onze balanced manager aangaande het overgrote deel (vastgoed zit bij Syntrus Achmea Vastgoed) van de beleggingsportefeuille. Vanaf het tweede kwartaal is Lombard Odier onze fiduciair manager, dit houdt in dat Lombard Odier de externe vermogensbeheerders superviseert en centraal de verantwoordelijkheid heeft over de beleggingen. De voorwaarden zijn vastgelegd in een vermogensbeheerovereenkomst met service-afspraken over het niveau van de dienstverlening. Lombard Odier heeft de bevoegdheid om beleggingstransacties aan te gaan zoals opgenomen in de overeenkomst. Lombard Odier stelt jaarlijks een beleggingsplan op dat ter goedkeuring aan het bestuur wordt voorgelegd. In het beleggingsplan wordt onder meer voor elke beleggingscategorie het percentage van het totaal belegde vermogen vastgesteld en de toegestane marges. Het beheer van de beleggingen in vastgoed is opgedragen aan Syntrus Achmea Vastgoed. Ook Syntrus Achmea Vastgoed stelt jaarlijks een beleggingsplan op dat ter goedkeuring aan het bestuur wordt voorgelegd. De werkgevers- en werknemersvoorzitter participeren in de vergaderingen van het algemeen bestuur van Syntrus Achmea Vastgoed.
8
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Beleggingsadviseur Bureau Bosch heeft het bestuur tot 1 oktober 2010 bijgestaan als adviseur op het terrein van het vermogensbeheer. In december 2010 is met Montae Bestuurscentrum B.V. een overeenkomst aangegaan voor de advieswerkzaamheden in het kader van het vermogensbeheer. Compliance officer Het bestuur heeft KPMG Integrity & Investigation Services vanaf 2008 benoemd tot compliance officer. Adviserend actuaris De heer M.J.M. Pernot AAG, verbonden aan Hewitt Associates BV te Eindhoven, is de adviserend actuaris van het fonds. Certificerend actuaris De heer drs J.J.M. Tol AAG, verbonden aan Triple A-Risk Finance Certification BV, te Amsterdam, is sedert januari 2010 de certificerend actuaris van het fonds. Accountant Het bestuur heeft de heer drs. H.C. van der Rijst RA van PricewaterhouseCoopers als accountant belast met de controle van de jaarrekening van het fonds.
JAARVERSLAG 2010
9
Pensioenfonds en de regeling De inhoud van de pensioenregeling De inhoud van de pensioenregeling wordt in hoofdlijnen door cao-partijen bepaald binnen het arbeids voorwaardenoverleg. De technische uitwerking van wat is overeengekomen vindt veelal plaats binnen de gelederen van het bestuur, of als het om geheel nieuwe elementen gaat, binnen werkgroepen, commissies e.d. waarin afgevaardigden van cao-partijen en bestuur samenkomen. Doordat de inhoud van de pensioenregeling moet worden vastgelegd in de statuten en reglementen van het fonds, kunnen cao-partijen niet zonder medewerking van het bestuur de inhoud van de regeling algemene gelding geven. Het bestuur is bevoegd de pensioenregeling aan te passen conform de reglementaire en wettelijke bepalingen. Onderlinge verhoudingen Het bestuur bestuurt het fonds en heeft daarbij een geheel eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid. Dit laatste blijkt uit alle van toepassing zijnde wetten; steeds is het zo dat het bestuur en de bestuursleden worden aangesproken op bestuursverantwoordelijkheid. Het bestuur hoeft aan cao-partijen geen verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid. Kort gezegd komt het erop neer dat cao-partijen de pensioenregeling in gang zetten en handhaven, zorgen voor de algemene werking daarvan, maar dat het reilen en zeilen van het fonds volledig in handen ligt van het bestuur. Missie van het fonds De missie van het fonds is het verschaffen van een pensioen aan werknemers in de bedrijfstak en hun nabestaanden. Daarnaast biedt het fonds de deelnemer de mogelijkheid om eerder te stoppen met werken. Onder bepaalde voorwaarden heeft de deelnemer recht op de voorwaardelijke aanvullingsregeling. Vanaf de start van de pensioenregeling, per 1 juli 1958, voorzag het fonds in een vast bedrag per week voor iedere werknemer. Hierbij speelde de hoogte van diens inkomen geen enkele rol. Met ingang van 1 juli 2001 is het fonds overgegaan van de vaste bedragenregeling naar een loonafhankelijke regeling en is het uitgangspunt voor een goed pensioen 70% van het gemiddeld verdiende loon. Solidariteit De regelingen van het fonds zijn gebaseerd op solidariteit. Dit komt onder andere tot uitdrukking in het hanteren van een voor iedere deelnemer gelijk premiepercentage, ongeacht het geslacht, de leeftijd of de gezondheid van de deelnemer. Het uitgangspunt is dat alle werknemers die onder de verplichtstelling van het fonds vallen ook deelnemen aan de regelingen van het fonds. Alleen op deze wijze kunnen collectieve bedrijfstakbrede en op solidariteit gebaseerde pensioenregelingen mogelijk gemaakt en in stand gehouden worden. Uitgebreide informatie is te vinden op onze website: www.bpfhibin.nl
10
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Kerncijfers Ondernemingen en deelnemers (aantallen) Verplicht aangesloten ondernemingen - gedispenseerde ondernemingen - vrijwillig aangesloten ondernemingen Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden • Ouderdomspensioen (incl Prepensioen) • partnerpensioen • wezenpensioen • invaliditeitspensioen Premies en uitkeringen (bedragen x € 1.000,-) Premie basisregeling Premie voor de Anw-hiaatverzekering Premie aanvullende regeling Uitkeringen Feitelijke premie
2010 688 26 49 7.497 24.764 2.666 1.195 45 159
2009
2008
677 674 25 27 59 57 7.629 7.767 27.281 27.042 2.558 1.187 38 173
2.407 1.146 33 185
29.173 695 356 14.030
29.324 27.640 712 683 366 366 12.864 12.740
30.849
30.402 28.689
Kostendekkende premie basisregeling (bedragen x € 1000) - Samengesteld uit - Actuarieel benodigd - PVI-opslag - opslag in standhouden vereist vermogen - opslag voor uitvoeringskosten - risicopremie herverzekering
29.557
34.763 23.601
21.475 1.109 3.470 2.808 695
25.831 1.327 3.947 2.946 712
Gedempte premie - Samengesteld uit - Actuarieel benodigd - PVI-opslag - opslag in standhouden vereist vermogen - opslag voor uitvoeringskosten - risicopremie herverzekering
24.760
24.818 27.870
17.575 914 2.859 2.717 695
17.682 920 2.733 2.742 712
20.570 263 3.612
Beleggingen (bedragen x € 1.000, ) Belegd vermogen (actuele waarde) Opbrengst belegd vermogen Performance (incl. Aegon-annuïteit) Dekkingsgraad Z-score Performancetoets Voorziening pensioenverplichtingen
411.007 51.617 12,1 102,1 0,44 0,57 402.467
342.715 30.549 9,7 -/101 0,92 -/0,54 -/342.199
295.044 37.437 11,1 91 1,44 0,16 326.052
Pensioengegevens (bedragen x € 1,-) Premie per jaar - waarvan werknemersdeel
22,2% 7,4%
20,2% 6,73%
20,2% 6,73%
16.968 263 3.008 2.679 683
683
Opbouw ouderdomspensioen per jaar Franchise Minimum pensioengrondslag Maximum salaris
2% 11.684 4.586 36.642
2,2% 2,2% 11.626 11.287 4.563 4.430 36.460 35.398
Extra opbouw (bedragen x € 1,-) Premie per jaar - waarvan werknemersdeel Opbouw ouderdomspensioen per jaar Franchise Maximum salaris
6,4% 2,13% 0,25% 36.642 69.454
5,5% 5,5% 1,83% 1,83% 0,45% 0,45% 36.460 35.398 69.108 67.095
Toeslag per 1 januari - voor de actieve deelnemers - voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
0%
0%
0%
0%
0%
1,2%
JAARVERSLAG 2010
11
3. Verslag van het bestuur 3.1 Bestuursbesluiten
In het jaar 2010 zijn er 5 reguliere vergaderingen van het bestuur geweest en 2 extra vergaderingen. De extra vergaderingen hielden verband met de implementatie van risicomanagement en de bespreking van de gevolgen van de nieuwe AG-prognosetafels. Daarnaast is er een evaluatiebijeenkomst gehouden. Het bestuur heeft de ontwikkelingen die op het fonds afkomen gevolgd en de consequenties daarvan op het beleid van het fonds doorgevoerd. Het doel blijft het in standhouden van een goede pensioenvoorziening op basis van collectiviteit en solidariteit voor de bedrijfstak handel in bouwmaterialen.
Herstelplan en evaluatie Als gevolg van de kredietcrisis bedroeg de dekkingsgraad van het fonds op 31 december 2008 91,6% . Dit betekende dat het fonds in een situatie van dekkingtekort verkeerde en een herstelplan diende op te stellen om de financiële positie weer op orde te krijgen. Na zorgvuldige afstemming en uitvoerig overleg met Cao-partijen is er een herstelplan ingediend waarin maatregelen waren opgenomen met behulp waarvan het fonds binnen 5 jaar op het niveau van 105% uitkomt. Deze maatregelen hielden in een verlaging van het opbouwpercentage van 2,2% en 0,45% naar 2% en 0,25% en een verhoging van de premiepercentages van 20,2% en 5,5% naar 22,2% en 6,4%. Dit herstelplan werd door DNB op 30 december 2009 goedgekeurd. Jaarlijkse evaluatie Het bestuur houdt het verloop van de financiële positie goed in de gaten. Maandelijks ontvangt het bestuur een rapportage van de geraamde stand van de dekkingsgraad alsmede een rapportage van de vooruitzichten van de dekkingsgraad ultimo 2013. Daarnaast zal het bestuur het herstelplan jaarlijks evalueren. Uit de evaluatie moet blijken of de doelstellingen van het herstelplan worden gehaald. Als er gedurende de looptijd van het herstelplan ingrijpende wijzigingen plaatsvinden, dan zal dat direct worden gemeld aan DNB. Het herstelplan eindigt zodra er in drie aaneengesloten kwartalen geen sprake meer is van een tekort.
Hogere levensverwachting Een van de aspecten die een belangrijke invloed heeft op de dekkingsgraad is de levensverwachting. Uit nieuwe cijfers van het CBS bleek begin 2010 dat de levensverwachting is toegenomen. DNB liet begin 2010 aan de pensioenfondsen weten dat reeds in de cijfers over 2009 rekening gehouden moest worden met deze hogere levensverwachting. Voor het fonds werd het effect op de voorziening pensioenverplichtingen berekend op 3,9%. In de loop van 2010 heeft het Actuarieel Genootschap nieuwe prognosetafels gepubliceerd. Het bestuur besloot per 31 december 2010 over te gaan op de nieuwe AG-prognosetafels. Het bestuur besloot voorts een nader onderzoek te laten uitvoeren naar de sterftekansen specifiek in de bedrijfstak. Op basis van de resultaten van dit onderzoek besloot het bestuur rekening te houden met correctie factoren op de sterftekansen. Daarnaast is besloten om de partnerfrequenties aan te passen alsmede de opslag op de voorziening voor het partnerpensioen met betrekking tot de niet-gepensioneerden ten behoeve van het latente wezenpensioen. Een en ander heeft geresulteerd in een dekkingsgraad ultimo 2010 102,1%. Ondanks het feit dat rekening gehouden moet worden met de verbeterde levensverwachting verloopt het herstel van de financiële positie van het fonds in lijn met het herstelplan en hoeven er geen aanvullende maatregelen getroffen te worden.
12
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Ontwikkeling dekkingsgraad In de eerste maanden van 2011 heeft de dekkingsraad zich verder in gunstige zin ontwikkeld. Een positief effect heeft met name gehad de wijziging van de rentetermijnstructuur. De rente is gestegen ten opzichte van eind 2010 en dit heeft geleid tot een daling van de voorziening en een geraamde stijging van de dekkingsgraad naar 104,6% ultimo maart 2011.
Toeslag Het bestuur heeft beoordeeld of de opgebouwde aanspraken en de ingegane pensioenen, gehoord de actuaris en de financiële positie in aanmerking genomen, per 1 januari 2011 kunnen worden verhoogd. Als de financiële positie dit toelaat, worden de pensioenaanspraken van de deelnemers aangepast met het stijgingspercentage van de cao-lonen in de bedrijfstak. In de periode van 2 januari 2010 tot en met 1 januari 2011 zijn de Cao-lonen gestegen met 1,25% (0,5% per 1 juli 2010 en 0,75% per 1 januari 2011). Gelet echter op de financiële positie van het fonds per 31 december 2010 heeft het bestuur besloten de pensioenaanspraken niet te verhogen. Voor de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers is het toeslagpercentage gebaseerd op het percentage waarmee de consumentenprijsindex CPI van de maand september van het voorafgaande jaar afwijkt van het prijsindexcijfer van de maand september van het daaraan voorafgaande jaar (eerste publicatie CBS). Dit prijsindexcijfer is in deze periode met 1,34% gestegen. Ook aan de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers is geen toeslag verleend in verband met de financiële positie van het fonds per 31 december 2010.
Toeslagenlabel Voor een begrijpelijke communicatie over het toeslagbeleid van het pensioenfonds voerde de Pensioenwet een toeslagenlabel in. Dit label staat op bijna alle communicatiemiddelen. Hiermee maken pensioenfondsen en verzekeraars duidelijk of de pensioenen de komende jaren kunnen stijgen met de prijsstijgingen, met andere woorden of de koopkracht op peil blijft. Naast het toeslagenlabel moet het fonds een voorwaardelijkheidsverklaring gebruiken. Daarin wordt het toeslagbeleid verder uitgelegd. Het gaat dan om de ambitie die het fonds heeft voor de mate waarin toeslagen worden gegeven. En ook hoe toeslagen worden betaald. Verder geeft het label aan wat daarvan de laatste drie jaar is waargemaakt. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is de toezichthouder die zich concentreert op het gedragstoezicht van pensioenfondsen. In de praktijk gaat het met name om communicatie. Het toeslagenlabel valt onder het toezicht van de AFM. Vanwege de bijzondere economische situatie in 2009 besloot minister Donner dat het toeslagenlabel in 2009 niet gebruikt hoefde te worden. In plaats daarvan zijn de deelnemers per brief geïnformeerd over de maatregelen in het kader van het herstelplan. In 2010 is het toeslagenlabel wel toegepast. In januari 2011 besloot Minister Kamp het gebruik van het toeslagenlabel niet langer verplicht te stellen.
Tijdelijk geen waardeoverdracht Zolang de dekkingsgraad van het fonds lager is dan 100% is waardeoverdracht niet mogelijk. Op grond van de pensioenwet moest het bestuur de behandeling van waardeoverdrachten opschorten. Op 1 december 2009 was er sprake van een situatie dat de dekkingsgraad hoger lag dan 100%. Dit betekende dat het fonds met ingang van 1 december 2009 weer meewerkte aan verzoeken tot waardeoverdracht. Door het effect van de langere levensverwachting echter daalde de dekkingsgraad begin 2010 weer onder de 100% waardoor de waardeoverdrachten toch weer stil kwamen te liggen.
Financieel beleid Het bestuur van het fonds voert een degelijk financieel beleid met enerzijds als doelstelling voldoende middelen op te bouwen om aan de verplichtingen (lees: de pensioenuitkeringen) te kunnen blijven voldoen en anderzijds om een stabiel premie- en toeslagbeleid te voeren. De inkomsten aan premies en de opbrengsten uit de beleggingen moeten voldoende zijn om de pensioenrechten van de deelnemers te waarborgen en de pensioenrechten van de huidige en van de toekomstig pensioengerechtigden te kunnen blijven betalen. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder.
JAARVERSLAG 2010
13
Beleggingsbeleid Uitgangspunt van het beleggingsbeleid zijn de ALM studie uit 2008 en de continuïteitsanalyse uit 2009. De strategische asset allocatie is gebaseerd op 35% zakelijke waarde en 65% op vastrentende waarde. De strategische norm voor matching van de rentegevoeligheid van de verplichtingen is vastgesteld op 75%. Voor het valutabeleid wordt, daar waar mogelijk, bescherming gekozen. Verder wordt circa 75% van de portefeuille op passieve basis belegd.
Actuariële en bedrijfstechnische nota Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de actuariële en bedrijftechnische nota (Abtn). Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheerstaken is risicomijdend operationeel management. Het bestuur heeft, onder andere in verband met de wijziging van de pensioenregeling en een nadere omschrijving van de gedempte kostendekkende premie de Abtn geactualiseerd.
Fusie / samenwerking Bpf Hibin en Bpf Houthandel De werkgeversverenigingen van de Handel in Bouwmaterialen en de Houthandel zijn begin 2007 een onderzoek gestart naar mogelijkheden om de pensioenregelingen van beide bedrijfstakken in elkaar te schuiven. De reden hiervan is het creëren van een groter draagvlak en een reductie van de uitvoeringskosten. Op verzoek van de besturen van beide pensioenfondsen is een onderzoek gedaan naar een mogelijke nieuwe regeling. De belangrijkste uitgangspunten waren hierbij kostenneutraliteit en het zoveel mogelijk beperken van effecten op de toekomstige pensioenopbouw en premies van de deelnemers. De hoofdgedachte van een nieuwe regeling is een basisregeling voor alle deelnemers op basis van middelloon. Het primaat voor verdere stappen ligt thans bij Cao-partijen.
Afkoop kleine pensioenen In het voorjaar van 2010 heeft het bestuur besloten gewezen deelnemers met een klein pensioen, tot een bedrag van € 50,00, de mogelijkheid te bieden dit pensioen af te kopen. In het najaar van 2010 is hiermee een aanvang gemaakt. In totaal hebben ruim 2700 gewezen deelnemers gebruik gemaakt van het aanbod. De afkoopwaarde bedraagt bijna € 550.000,00.
Wijziging van de statuten In 2010 zijn de statuten aangepast in die zin dat het nu ook mogelijk is om (spoedeisende) zaken met behulp van e-mail aan het bestuur voor te leggen.
Wijziging van Pensioenreglement 2006 Gedurende het verslagjaar is het reglement op verschillende plaatsen aangepast. De wijzigingen in de regeling naar aanleiding van het herstelplan zijn aangebracht. Daarnaast zijn de bepalingen in het kader van afkoop van kleine pensioenen ingevuld en zijn flexibiliseringfactoren opgenomen als bijlage bij het reglement.
Uitbesteding Het bestuur heeft diverse malen overleg gevoerd met de uitvoeringsorganisatie Syntrus Achmea Pensioenbeheer over de dienstverlening overeenkomstig de service level agreement. Daarnaast heeft het bestuur op grond van zijn analyse van de SAS70-rapportage aanvullende vragen gesteld aan de uitvoeringsorganisatie over bepaalde aspecten van de kwaliteit van de beheersmaatregelen.
Gedragscode / compliance Het fonds heeft al langere tijd een gedragscode waarin de regels en richtlijnen voor bestuursleden en andere betrokkenen zijn opgenomen. Deze regels en richtlijnen zijn ter voorkoming van conflicten tussen de belangen van het fonds en de privé-belangen van betrokkenen en ter voorkoming van het gebruik maken van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privé-doeleinden. Een compliance officer controleert of de bestuursleden en andere betrokkenen de gedragscode naleven. De compliance officer heeft in de afgelopen jaren geen overtreding van de regels gevonden.
14
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Communicatie De Pensioenwet bevat veel voorschriften over de informatieverstrekking aan allerlei belanghebbenden bij de pensioenregeling. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de verzending van startbrieven aan nieuwe deelnemers en om verzending van beëindigingbrieven indien een deelnemer de bedrijfstak verlaat. Het bestuur heeft een communicatieplan vastgesteld waarin onder meer deze uitingen zijn opgenomen. Voorts is opgenomen dat vier maal per jaar een Pensioenflits wordt uitgegeven. In deze Pensioenflits, die naar alle werkgevers, actieve deelnemers en pensioengerechtigden wordt verzonden, wordt aandacht besteed aan belangrijke wijzigingen in de pensioenregeling en de premies en grondslagen. Het bestuur vertrouwt erop hiermee een belangrijke stap voorwaarts in de pensioencommunicatie te hebben gezet.
Vaststelling rentevoet gemoedsbezwaarden De rentevergoeding voor gemoedsbezwaarden wordt in beginsel vastgesteld op de gedempte disconteringsvoet van 4% per jaar, die het fonds in ogenschouw neemt bij de vaststelling van de feitelijke premie, vermeerderd met de feitelijke premie. Gegeven de omstandigheid dat geen toeslag wordt verleend is besloten de rentevergoeding op de spaarrekening van de actieve en de gewezen gemoedsbezwaarde deelnemers over 2010 vast te stellen op 4%.
Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving. Het afgelopen jaar zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder.
JAARVERSLAG 2010
15
3.1.2 Deelnemersraad Activiteiten De deelnemersraad is in het verslagjaar viermaal in vergadering bijeen geweest waarvan tweemaal samen met de voorzitters van het bestuur. In het verslagjaar heeft de raad de transitie van het vermogen van F&C Netherlands naar Lombard Odier Darier Hentsch en Cie (Nederland) N.V. nauwlettend gevolgd alsmede de ontwikkelingen rond het vermogensbeheer door deze nieuwe vermogensbeheerder. Voorts heeft de raad de rapportages zowel van Lombard Odier als Syntrus Achmea Vastgoed uitvoerig besproken in zijn vergaderingen. Tijdens deze vergaderingen is veel aandacht besteed aan de bemensing van de deelnemersraad en de ontwikkelingen op politiek niveau rond de medezeggenschap bij pensioenfondsen zoals het eventueel samenvoegen van deelnemersraad en verantwoordingsorgaan. Mede op instigatie van de deelnemersraad is in de pensioenflits een oproep geplaatst voor toekomstige leden van de deelnemersraad. Daarnaast wordt er op het moment van toekenning van pensioen, een flyer bij de toekenningsbrief gevoegd waarin wordt opgeroepen zitting te nemen in de deelnemersraad. De raad is voorts regelmatig geïnformeerd over de ontwikkelingen rond een mogelijke fusie met het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Houthandel en heeft, waar nodig, het bestuur van adviezen voorzien. De deelnemersraad heeft onder andere positief geadviseerd ten aanzien van: ■■ het jaarverslag 2009; ■■ statuten- en reglementswijzigingen; ■■ het premiebeleid; ■■ het niet verlenen van toeslagen; ■■ het communicatiebeleid; ■■ de Abtn en ■■ het beleggingsbeleid voor 2011.
Scholing De leden van de deelnemersraad worden in de gelegenheid gesteld hun kennis te vergroten door middel van cursussen en andere opleidingsmogelijkheden in de breedste zin op het gebied van pensioenen en hieraan gerelateerde onderwerpen. Diverse leden volgden in het verslagjaar cursussen georganiseerd door het Platform van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB). In de maand september is een opleidingsdag verzorgd door Syntrus Achmea waarin met name op de wet- en regelgeving is ingegaan mede in relatie tot de pensioenregeling van Bpf Hibin. Voorts is in de maand oktober door Lombard Odier een opleiding gegeven met betrekking tot de beoordeling van het vermogensbeheer door het bestuur en de leden van de deelnemersraad. Tot slot is de deelnemersraad in de maand december geïnformeerd over de wijze waarop de nieuwe vermogensbeheerder, Lombard Odier, het vermogensbeheer heeft ingericht en de wijze waarop hierover wordt gerapporteerd aan het bestuur en de deelnemersraad.
3.1.3 Verantwoordingsorgaan Algemeen Het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds is met ingang van 20 mei 2009 ingesteld. Op basis van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) van de Stichting van de Arbeid heeft het bestuur de werkwijze van het verantwoordingsorgaan in een reglement vastgelegd. Er zijn afspraken gemaakt over welke informatie het verantwoordingsorgaan ontvangt, de frequentie van het overleg met het bestuur en de te behandelen onderwerpen. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16 december 2005.
16
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag volgend op het jaarverslag waar het oordeel betrekking op heeft. Het verantwoordingsorgaan heeft een adviesrecht ten aanzien van: ■■ het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; ■■ het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; ■■ de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht; ■■ het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; ■■ het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening in 2011 kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening 2010, de reglementen 2010 en de ABTN 2010. Het verantwoordingsorgaan heeft geen gebruik gemaakt van haar recht op overleg met de externe actuaris en de externe accountant.
Bevindingen Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen. Beleggingsbeleid Het strategisch beleggingsbeleid wordt als correct beoordeeld. Ondanks de transitie van het vermogen van F&C Netherlands naar Lombard Odier Darier Hentsch is het beleid volgens het beleggingsplan uitgevoerd. Wetgeving en reglementen Het verantwoordingsorgaan heeft vastgesteld dat het bestuur adequaat heeft ingespeeld op de gewijzigde wet en regelgeving. Financiële positie van het fonds De financiële positie van het fonds heeft zich in 2010 in positieve zin ontwikkeld. Het verantwoordings orgaan heeft geconstateerd dat de maatregelen in het kader van het herstelplan vruchten afwerpt. Ondanks de extra voorziening die het fonds heeft moeten treffen is de financiële positie verbeterd. Premie- en toeslagbeleid Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur en cao-partijen juist gehandeld hebben door met ingang van 2010 de premie te verhogen en het opbouwpercentage te verlagen. Door deze maat regelen is de financiële basis van het fonds verbeterd. De feitelijke premie bedraagt thans meer dan de zuiver kostendekkende premie. Het verantwoordingsorgaan acht dit een goede ontwikkeling en adviseert het bestuur hier alert op te blijven. Communicatiebeleid Het doet het verantwoordingsorgaan genoegen te constateren dat het bestuur kritisch kijkt naar het communicatiebeleid en dat wordt voldaan aan de wettelijke norm . Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur bij de deelnemers zelf te toetsen of de communicatie effectief is. Pension Fund Governance (Goed Pensioenfondsbestuur) Met genoegen heeft het verantwoordingsorgaan geconstateerd dat het bestuur geïnvesteerd heeft in scholing. Daarnaast is vastgesteld dat de visitatiecommissie haar taak heeft afgerond en een volledig rapport heeft uitgebracht Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur de samenwerking tussen deelnemersraad en verantwoordingsorgaan nader te bezien en verder te verstevigen. Risicobeleid Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur een integrale risicoanalyse uit te voeren ten einde te bereiken dat alle risico’s adequaat worden afgedekt.
JAARVERSLAG 2010
17
Oordeel Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan tot het volgende oordeel. Het verantwoordingsorgaan van het bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen is van oordeel dat: ■■ het bestuur afdoende informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen; ■■ het handelen van het bestuur in 2010 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen ■■ het bestuur in 2010 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn het bestuur logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt. 23 mei 2011, Utrecht Verantwoordingsorgaan Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Reactie van het bestuur Het bestuur neemt de aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan ter harte. Voor wat de financiële positie van het fonds geeft het bestuur aan alert te blijven op de ontwikkelingen. Voor wat betreft het communicatiebeleid zal het bestuur bezien op welke wijze de effectiviteit van de communicatie getoetst kan worden. In 2011 zal het bestuur start maken met de integrale risicoanalyse.
3.2. Goed pensioenfondsbestuur (pension fund governance) Integere bedrijfsvoering Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit van het bestuur van het pensioenfonds. De Stichting van de Arbeid (STAR) heeft deze principes in december 2005 vastgesteld. De principes zijn per 1 januari 2007 in de Pensioenwet opgenomen. De principes moeten het pensioenfondsbestuur verbeteren. Het gaat om zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Een pensioenfondsbestuur moet weten waarvoor het verantwoordelijk is. Het bestuur dient te weten hoe het die verantwoordelijkheid moet dragen en hoe het interne toezicht is geregeld. Het bestuur moet bovendien weten hoe en aan wie het verantwoording aflegt. Het bestuur heeft in 2008 de laatste hand gelegd aan de invulling van de principes goed pensioenfondsbestuur. De keuzes die het bestuur heeft gemaakt bij de besturing van het pensioenfonds, de wijze waarop het bestuur verantwoording over het beleid aflegt en hoe het interne toezicht is vormgegeven, staan beschreven in een zogenaamd transparantiedocument. Hierin is opgenomen waar het jaarverslag en de statuten en reglementen kunnen worden opgevraagd. Dit transparantiedocument, wordt jaarlijks geactualiseerd en wordt gepubliceerd op de website.
Zelfevaluatie Het bestuur heeft een procedure vastgesteld voor een periodieke zelfevaluatie. Het gaat om het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden afzonderlijk. Doel van de zelfevaluatie is de kwaliteit van het bestuur in stand te houden en of te verbeteren. Het bestuur heeft tijdens de bijeenkomst in het kader van risicomanagement op 1 juli 2010 aangegeven nader van gedachten te willen wisselen over de inrichting van het bestuur. Op 3 december 2010 heeft hieromtrent een eerste sessie plaatsgevonden, gevolgd door een tweetal sessie begin 2011. Het bestuur laat zich bij deze bespreking begeleiden door Strategisch adviesbureau Lyncs.
Principes voor beheerst beloningsbeleid Deze Principes, die gepubliceerd zijn op 6 mei 2009, zijn gericht op de financiële ondernemingen en op pensioenfondsen die onder toezicht staan van DNB of AFM. DNB en AFM hebben aan pensioenfondsen duidelijk gemaakt dat het beloningsbeleid ook bij hen en hun uitvoerders in lijn moet zijn met de Principes. In de kern is het doel van de Principes: het tegengaan van “perverse beloningsprikkels”. Met naleving van de Principes zijn soliditeit, integriteit en voldoen aan verwachtingen bij belanghebbenden van het pensioenfonds gediend. Pensioenfondsen moeten de Principes concreet toepassen op hun situatie en daartoe hun beloningsbeleid kritisch tegen het licht houden en waar nodig aanpassen. 18
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Het gaat daarbij niet alleen om de beloning van bestuurders, maar ook om uitbestede werkzaamheden van het pensioenfonds. Het beheerste beloningsbeleid past binnen het thema risicobeheer van een pensioenfonds. Het bestuur heeft aan de bij het fonds betrokken partijen gevraagd een verklaring te onderteken dat er een beheerst beloningsbeleid wordt toegepast.
Intern toezicht en verantwoordingsorgaan Het bestuur van het fonds besteedt conform de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen voor goed pensioenfondsbestuur veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing. Reglementair is bepaald hoe het bestuur omgaat met de rol als bestuur en invulling geeft aan begrippen als goed bestuur, verantwoording en intern toezicht.
Instellen van een verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld. In dit verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers, de pensioengerechtigden en de aangesloten werkgevers vertegenwoordigd. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 1 vertegenwoordiger van iedere groepering, t.w. deelnemers, werkgevers en pensioen gerechtigden. Het bestuur heeft de inrichting (ondermeer samenstelling en stemverhouding) en de bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan vastgelegd in de statuten van het fonds. Tevens heeft het bestuur een reglement voor het verantwoordingsorgaan opgesteld. De verantwoording die het bestuur aflegt, is onderdeel van de jaarverslagcyclus. In dit jaarverslag wordt verslag gedaan van de bevindingen van het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid.
Instellen van een visitatiecommissie Voor de inrichting van het intern toezicht heeft het bestuur gekozen om een visitatiecommissie in te stellen. Deze commissie bestaat uit drie leden die door het bestuur worden benoemd. De leden van de visitatiecommissie mogen geen banden hebben met de bij het fonds betrokken werknemers- en werkgeversorganisaties, de administrateur, de actuaris en de accountant. De visitatiecommissie heeft als collectief een deskundigheid die ten minste vergelijkbaar is met de deskundigheid die door DNB wordt verlangd van het bestuur als collectief. De visitatiecommissie beoordeelt elk jaar één of meerdere aspecten van de beleids- en bestuursprocedures en –processen, de checks en balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn (voor de dekkingsgraad van) het pensioenfonds. De visitatiecommissie overlegt ten minste éénmaal per jaar met het bestuur. Op 22 oktober 2010 heeft de commissie met een delegatie uit het bestuur gesproken. De visitatiecommissie kan het bestuur vragen frequenter te overleggen en andersom. De visitatiecommissie beoordeelt onder andere de wijze waarop het bestuur zijn besluiten neemt, hoe het bestuur de kwaliteit van de adviseurs beoordeelt en hoe het bestuur toezicht houdt op de uitvoering van de pensioenregeling. De visitatiecommissie rapporteert schriftelijk aan het bestuur van het fonds. Het intern toezicht is opgenomen in de statuten en uitgewerkt in een apart reglement. Voor de instelling van de visitatiecommissie is samenwerking gezocht met het bestuur van Bpf Houthandel. De commissie die werkzaam is voor zowel Bpf Houthandel als het fonds bestaat uit dezelfde leden.
Verbetering deskundigheid pensioenfondsbestuur Enige jaren geleden heeft het bestuur een deskundigheidsplan opgesteld. Dit plan wordt jaarlijks geactualiseerd. Het plan is zodanig gesteld dat het bestuur als geheel over de vereiste deskundigheid beschikt. Ten minste éénmaal per jaar gaat het bestuur na of het bestuur de ontwikkelingen op pensioen gebied voldoende volgt en of de deskundigheid nog steeds aanwezig is. In het afgelopen jaar is veel aandacht besteed aan de deskundigheidsbevordering van het bestuur. Het bestuur is hierbij uitgegaan van de eisen die zijn vastgelegd in het plan van aanpak deskundigheidsbevordering van VB, OPF en UvB, laatstelijk geactualiseerd in juni 2010.
JAARVERSLAG 2010
19
Naar aanleiding van de kredietcrisis hebben DNB en AFM hun beleid voor de toetsing van de deskundigheid van beleidsbepalers geëvalueerd. De resultaten van deze evaluatie zijn neergelegd in de beleidsregel Deskundigheid 2011. In het najaar van 2010 hebben DNB en AFM een consultatieversie van deze beleidsregel 2011 voorgelegd aan de pensioenkoepels. De pensioenkoepels hebben hierop in november 2010 gereageerd. Eind 2010 hebben AFM en DNB de beleidsregel 2011 gepubliceerd. De Pensioenkoepels hebben hierop aangekondigd in de eerste helft van 2011 met een uitgewerkt plan van aanpak Deskundigheid en Goed pensioenfondsbestuur te komen. Het bestuur zal vervolgens het eigen deskundigheidsplan toetsen aan de hand van de gezamenlijke beleidsregel deskundigheid van DNB en AFM en met behulp van het plan van aanpak van de pensioen koepels het plan aanpassen. In 2010 heeft het bestuur op 1 juli een sessie gehouden betreffende risicobeheer en risicomanagement verzorgd door Aon Hewitt. Op 19 oktober 2010 is door Lombard Odier een opleiding verzorgd met betrekking tot het vermogens beheer. Daarnaast hebben de leden van het bestuur individuele opleidingen gevolgd onder andere via de Stichting Pensioen Opleidingen en Nyenrode.
Instellen van een klachten- en geschillencommissie In de Principes voor goed pensioenfondsbestuur is onder meer bepaald dat het bestuur moet zorgen voor een adequate klachten- en geschillenprocedure. Naar aanleiding hiervan heeft het bestuur een klachtenen geschillencommissie ingesteld. Een deelnemer of een andere belanghebbende heeft het recht bij de administrateur een klacht in te dienen over de uitvoering van de pensioenregeling. De klacht moet schriftelijk worden ingediend binnen zes weken na de gebeurtenis of het uitblijven van een reactie na een verzoek daartoe. Onder een klacht wordt verstaan: iedere vorm van ontevredenheid over de behandeling, bejegening of dienstverlening die door de deelnemer als onjuist wordt ervaren. Een geschil is een verschil van mening tussen een deelnemer en het bestuur over de interpretatie van regelingen en afspraken.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen Op grond van richtlijn 400 jaarverslag besteedt het fonds, net als andere ondernemingen, aandacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Doel daarvan is het informeren van belanghebbenden en het verantwoording afleggen over maatschappelijke verantwoordelijkheden. Dat betreft met name algemene, sociale en economische aspecten van het fonds. De rapportage over deze aspecten is op diverse plaatsen terug te vinden in het jaarverslag. De algemene aspecten betreffen de belangrijkste problemen en uitdagingen, de invloed daarvan op het beleid en de strategie en de rol van belanghebbenden hierbij. De algemene aspecten zijn opgenomen in de hoofdstukken “verslag van het bestuur” en “pensioenontwikkelingen”. In dit laatste hoofdstuk wordt per onderwerp aangegeven wat het fonds aan deze onderwerpen heeft gedaan gedurende de loop van het verslagjaar. Relevante sociale aspecten betreffen met name sociaal-maatschappelijke zaken zoals verantwoord beleggen. In het hoofdstuk “beleggingen” wordt het beleggingsbeleid van het fonds uiteengezet. Richtlijn 400 beoogt overigens niet aan pensioenfondsen voor te schrijven dat zij (meer) maatschappelijk moeten beleggen, de nadruk ligt op informatieverschaffing. Verdere aspecten die betrekking hebben op maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn bijvoorbeeld de wijze waarop het pensioenfonds georganiseerd is, de verdeling van taken en verantwoordelijkheden, de interne beheersing van processen en procedures en de communicatie met de belanghebbenden.
20
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
3.3 Ontwikkelingen in de bedrijfstak Pensioenregeling in 2010/2011 Cao-partijen hebben besloten in het kader van het herstelplan de opbouwpercentages met ingang van 1 januari 2010 te verlagen. De premiepercentages zijn gelijktijdig verhoogd. De kenmerken van de regeling in 2010/2011 zijn als volgt.
Soort pensioenregeling De regeling van het fonds is een uitkeringsregeling in de vorm van een zogenaamde voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. Elk jaar bouwt de deelnemer een stukje van zijn pensioen op, gebaseerd op het verdiende salaris in dat jaar. De pensioenuitkering is een afspiegeling van het gemiddelde verdiende salaris tijdens de deelname aan de regeling. Door middel van een toeslagenbeleid wordt ernaar gestreefd het reeds opgebouwde pensioen zijn waarde te laten behouden.
Pensioenleeftijd De minimum toetredingsleeftijd is sinds 2007 21 jaar. Het ouderdomspensioen gaat in op de leeftijd van 65 jaar en is gebaseerd op het gemiddelde salaris dat de deelnemer heeft verdiend.
Partnerpensioen Het partnerpensioen is op risicobasis verzekerd. Dit betekent dat er geen partnerpensioen wordt opgebouwd. Als de actieve deelnemer overlijdt, is er een levenslang partnerpensioen van 70% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Franchise De franchise is het deel van het salaris waarover geen pensioenpremie wordt betaald. Dat is omdat de deelnemer na het pensioen ook een AOW-pensioen krijgt. ■■ franchise 2010 € 11.684,■■ franchise 2011 € 11.830,-
Pensioengevend salaris Het pensioengevend salaris is het bruto salaris inclusief vaste toeslagen (zoals vakantietoeslag) met een maximum. Van dit salaris wordt de franchise afgetrokken. Wat overblijft is dan pensioengrondslag A. Om te voorkomen dat een deelnemer minder zou opbouwen dan in de oude vaste bedragenregeling, is een minimum pensioengrondslag vastgesteld. ■■ maximum salaris 2010 € 36.642,■■ maximum salaris 2011 € 37.101,■■ minimum pensioengrondslag in 2010 € 4.586,■■ minimum pensioengrondslag in 2011 € 4.643,
Extra pensioenopbouw
Deelnemers met een salaris dat hoger is dan het hiervoor genoemde maximum, bouwen over het meerdere tot aan een maximum extra pensioenaanspraken op. Dit is pensioengrondslag B. ■■ maximum salaris 2010 € 69.454,■■ maximum salaris 2011 € 70.325,-
Opbouwpercentages ouderdomspensioen De opbouwpercentages zijn sinds 2010 als volgt. ■■ 2,0% van pensioengrondslag A en 0,25% van pensioengrondslag B
JAARVERSLAG 2010
21
Aanvullingsregeling voor deelnemers geboren voor 1 januari 1950 (55-plussers) Vanwege de opheffing van de VUT-regeling per 1 juli 2011 en van de prepensioenregeling per 1 januari 2006 geldt een aanvullingsregeling, voor deelnemers die: ■■ geboren zijn voor 1 januari 1950; en ■■ zowel op 30 juni 2001 als op 1 juli 2001 in dienst waren van een aangesloten onderneming; en ■■ dit onafgebroken blijven tot de uittredingsdatum Op grond van deze aanvullingsregeling ontvangen deze deelnemers die voldoen aan alle hierboven vermelde voorwaarden een aanvulling op hun pensioen waardoor zij op 62,5 jaar kunnen uittreden. Zij ontvangen daarbij een uitkering tot hun pensioendatum (65 jaar) die afhangt van hun leeftijd op 1 juli 2001. Daarbij wordt eerst het extra ouderdomspensioen opgebouwd vanaf 1 januari 2006 ten opzichte van de opbouw in de op 31 december 2005 geldende pensioenregeling (fictief) omgezet in een tijdelijke uitkering tussen 62,5 en 65 jaar.
Aanvullingsregeling voor deelnemers geboren na 1 januari 1950 (55-minners) Werknemers die ■■ geboren zijn op of na 1 januari 1950; en ■■ zowel op 30 juni 2001 als op 1 juli 2001 in dienst waren van een aangesloten onderneming; en ■■ dit onafgebroken blijven tot de pensioeningangsdatum of, indien deze na 31 december 2020 ligt, tot een met 31 december 2020, verwerven extra aanspraken op ouderdomspensioen Toekenning vindt plaats op 31 december 2020 of op de reguliere ingangsdatum als deze laatste datum voor 31 december 2020 ligt en aan alle vorenstaande voorwaarden is voldaan. De hoogte van de aanvulling hangt af van de persoonlijke situatie.
Premie De pensioenen worden gefinancierd door het heffen van premie waaraan zowel de werkgever als de werknemer een bijdrage levert. De premie bedraagt met ingang van 2010 22,2% van pensioengrondslag A en 6,4 % van pensioengrondslag B Van de premies komt 1/3 deel ten laste van de werknemer.
Invaliditeitspensioenregeling De premieheffing voor de invaliditeitspensioenregeling is met ingang van 1 januari 2006 gestopt. De invaliditeitspensioenregeling van het fonds blijft nog wel bestaan, omdat de al lopende WAO-uitkeringen aangevuld moeten blijven worden. Er kunnen nog WAO-gerechtigden overgaan van een loongerelateerde WAO-uitkering naar een vervolguitkering waardoor pas in de toekomst een WAO-hiaat ontstaat. Deze mensen kunnen nog een beroep op de invaliditeitspensioenregeling doen. Ook kunnen de lopende uitkeringen nog wijzigen als gevolg van het wijzigen van het arbeidsongeschiktheidspercentage. Daarnaast vallen WAO-ers terug in de WAO als ze na re-integratie of hervatting van de werkzaamheden weer terugvallen in het oude ziektebeeld.
Anw-hiaatregeling Met ingang van 1 juli 2001 is de Anw-hiaatregeling een vrijwillige verzekering, vormgegeven als een collectieve verzekering. De deelnemer die niet wil deelnemen aan de collectieve regeling, is daartoe niet verplicht. De premies voor de Anw-hiaatregeling komen geheel voor rekening van de deelnemer. Voor deze regeling is een jaarpremie van bijna € 695 duizend verschuldigd.
22
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
3.4 Risicoparagraaf De risico’s verbonden aan de pensioenregeling worden door het fonds zelf gedragen. Deze risico’s worden geïnventariseerd en periodiek vastgesteld in de Actuariële en bedrijfstechnische nota (Abtn), waarin de verzekeringstechnische aspecten van de regeling worden omschreven en waarmee het fonds uitvoering geeft aan de wettelijk vereisten. De toets in hoeverre de doelstelling en het gevoerde beleid worden bereikt, zal ten minste jaarlijks plaatsvinden aan de hand van het jaarverslag en de door de actuaris van het fonds uitgebrachte analyse. Het pensioenfonds heeft de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle vastgelegd in de Actuariële en bedrijfstechnische nota (Abtn). Het fonds heeft beleid vastgesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die samenhangen met de uitbesteding. Belangrijke aspecten hierin zijn dat de pensioenuitvoerder, Syntrus Achmea Pensioenbeheer, beschikt over een SAS-70 verklaring type II. Deze verklaring geeft zekerheid dat de bedrijfsprocessen en de daarin opgenomen interne controles, in opzet bestaan en adequaat zijn (type I) en effectief hebben gewerkt (type II). Met Syntrus Achmea Pensioenbeheer is het fonds een gedetailleerde Service Level Agreement (SLA) overeengekomen. Syntrus Achmea Vastgoed en Lombard Odier beschikken eveneens over een SAS70 Type II verklaring. Met de vermogensbeheerders zijn ook beheerafspraken gemaakt. In een mandaat worden jaarlijks de beheersafspraken vastgelegd. Deze afspraken betreffen onder andere de samenstelling van de portefeuille, de tactische marges, de performancemeting, de benchmarks en het valuta- en derivatenbeleid, de risicometing en –beheersing. De financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. De belangrijkste risico’s zijn het valuta-, rente- en kredietrisico. De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarde, voor zover niet anders is aangegeven. Ten behoeve van het risicobeheer is het volgende beleid vastgesteld.
Beleggingsrisico’s De beleggingsrisico`s zijn als volgt onder te verdelen: Algemeen De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarden, voor zover niet anders is aangegeven. De belangrijkste risico’s zijn: Renterisico Het renterisico op de balans van het pensioenfonds wordt strategisch voor 75% afgedekt met een bandbreedte van 5%. De matching portefeuille is gericht op het afdekken van het renterisico en wordt vrijwel geheel in AAA euro staatsobligaties belegd, aangevuld met renteswaps met degelijke tegenpartijen en dagelijkse onderpandbewaking. De bewaking van de matching portefeuille vindt plaats op dagelijkse basis. Maandelijks worden de nominale uitkeringsprognoses bijgewerkt als uitgangspunt en benchmark voor de constructie van de matchingportefeuille. Koersrisico Het koersrisico van met name de return portefeuille (aandelen, vastgoed, commodities ed.) wordt beheerst door diversificatie over verschillende beleggingscategorieën, volgens de overeengekomen beleggingsricht lijnen. Bovendien wordt binnen elke beleggingscategorie een zorgvuldige spreiding over individuele effecten of andere beleggingsobjecten gewaarborgd, zodat de beleggingsportefeuille als geheel nooit bovenmatig wordt blootgesteld aan het koersrisico van één of enkele specifieke beleggingen. De monitoring van het koersrisico vindt plaats op dagelijkse basis door de vermogensbeheerder, waarbij niet alleen de actuele posities, maar ook diverse stress scenario’s in ogenschouw worden genomen met een schatting van het risicocprofiel van de beleggingsportefeuille en van de balans van het pensioenfonds.
JAARVERSLAG 2010
23
Valutarisico De matching portefeuille is geheel in euro belegd. De return portefeuille wordt waar mogelijk en wenselijk afgedekt tegen valutarisico. Dit betreft voornamelijk het risico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond, De Canadese dollar, de Australische dollar en de Japanse yen. Het valutabeheer van de return portefeuille wordt gedeeltelijk via institutionele fondsen uitbesteed en gedeeltelijk uitgevoerd door een maatwerk valutaoverlay programma met behulp van valutatermijncontracten. In totaal is circa 88% van de return portefeuille belegd in euro of afgedekt naar de euro. Op de gehele beleggingsportefeuille is circa 94% belegd in euro of afgedekt naar de euro. Kredietrisico Het kredietrisico omvat het tegenpartijrisico in de portefeuille bedrijfsobligaties, obligaties opkomende markten en converteerbare obligaties. Dit risico wordt onder controle gebracht door enerzijds een zorgvuldige selectie van individuele effecten en ondernemingen op basis van kredietwaardigheid en verhandelbaarheid. In principe is de portefeuille belegd in ‘Investment grade’ effecten, met een minimale rating van BBB. Anderzijds wordt voldoende spreiding in acht genomen bij de portefeuilleconstructie zodat nooit teveel schade kan worden opgelopen indien ondanks alles een uitgevende instelling toch in de problemen komt. Ten aanzien van de kredietbewaking van het renteswap programma voor de matching portefeuille worden alleen solide tegenpartijen geselecteerd. Daarnaast wordt op dagbasis onderpand in bewaring gesteld, op basis van de marktwaarde van de renteswapcontracten, met AAA euro staatsobligaties. Liquiditeitsrisico De beleggingsportefeuille is grotendeels belegd in effecten en institutionele beleggingsfondsen die op dagbasis verhandelbaar zijn. De structuur van de matching portefeuille sluit nauw aan bij de uitkeringsprognoses zodat, afgezien van de premie-inkomsten, altijd voldoende liquiditeiten uit de portefeuille beschikbaar komen. De vastgoed portefeuille is minder goed te verhandelen, in principe wordt daarin deelgenomen voor de lange termijn. De beleggingen in de vastgoed portefeuille zijn zogenoemde gesloten beleggingsfondsen. Bij verkoop van (een gedeelte) van de participaties zal een koper gevonden moeten worden. Tenslotte is nog een klein gedeelte van de return portefeuille een erfenis uit de transitie. Het betreft de hier de resterende liquidaties van het GTAA fonds en enkele onderliggende obligaties van het LDI fonds die niet of nauwelijks verhandelbaar zijn. Concentratierisico Het concentratierisico wordt beheerst door voldoende spreiding te waarborgen in alle onderliggende beleggingsportefeuilles. Dit heeft vooral betrekking op de aandelen portefeuille, waar de meest risicovolle posities in terug te vinden zijn. Maar de spreiding wordt uiteraard ook toegepast voor de portefeuille obligaties en het onroerend goed: in totaal wordt de gehele beleggingsportefeuille over vele honderden individuele effecten en beleggingsobjecten gespreid. De matching portefeuille wordt belegd in AAA euro staatsobligaties van de landen Nederland, Duitsland en Frankrijk. De matching portefeuille is bovendien gespreid over de gehele looptijdstructuur van de verplichtingen van het pensioenfonds, zodat niet alleen bescherming wordt geboden tegen schommelingen van het renteniveau, maar ook van de rentetermijnstructuur.
24
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Actuariële risico’s De actuariële risico’s zijn als volgt onder te verdelen; Strategische risico/solvabiliteitsrisico Het risico dat de ontwikkeling van het vermogen (in de vorm van beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen, waardoor de beoogde pensioenkwaliteit en de beoogde financierings-doelstelling niet kunnen worden gehaald. Er is een aantal beleidsinstrumenten waarmee de financiële positie kan worden bijgestuurd. Deze beleidsinstrumenten zijn de pensioenregeling, het toeslagenbeleid, het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het liabilitymanagement beleid. Met ALM (Asset Liability Management) wordt samenhang aangebracht tussen deze beleidsinstrumenten. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden prudente veronderstellingen gehanteerd waaronder toekomstige verbetering van de levensverwachting. Hierdoor vindt periodieke bijstelling plaats. Een ander verzekeringstechnisch risico is het kortlevenrisico. Dit risico heeft het fonds herverzekerd bij Aegon.
Operationele risico’s De operationele risico’s zijn als volgt onder te verdelen; Algemeen Het betreft hier risico’s welke inherent zijn aan het (dis)functioneren van mens en machine in de primaire operationele processen van het fonds. Deze risico’s worden afgedekt door een veelheid van elkaar aanvullende maatregelen zoals bijvoorbeeld back-up & recovery procedures, logische & fysieke toegangsbeveiliging, testprocedures, etc. Liquiditeitsrisico Aangezien de som van de premies, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden de som van uitkeringen en kosten verre te boven gaat, is de kans op een liquiditeitstekort beperkt, temeer daar altijd de mogelijkheid bestaat beursgenoteerde beleggingen per ommegaande te verkopen. Compliance risico Het risico van het niet voldoen aan fungerende wet- en regelgeving dan wel het niet tijdig onderkennen van veranderingen in de wet- en regelgeving. Hiertoe zijn compliance manuals opgesteld welke extern zijn getoetst. Risico’s voor de deelnemers Actuariële en beleggingsrisico’s worden collectief gedeeld. Naast de premies zijn de beleggingsopbrengsten een belangrijke financieringsbron voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken. Partiële toeslag verlening, of het geheel achterwege laten van toeslagverlening, biedt soulaas als de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft. Het effect daarvan is vele malen groter dan met premieverhogingen kan worden bereikt. Bovendien is het eerlijker: premieverhogingen raken alleen de actieve deelnemers (en de werkgevers) waar indexatiekortingen ook de slapers en de uitkeringsgerechtigden raakt.
JAARVERSLAG 2010
25
3.5 Pensioenontwikkelingen Verhoging AOW- leeftijd In 2009 was sprake van een economische recessie en een toenemende werkloosheid. De komende jaren ontstaat door vergrijzing en ontgroening een verminderd arbeidsaanbod en een verwacht tekort aan beschikbare arbeid. Daarnaast is sprake van een stijgende levensverwachting van mannen en vrouwen. Redenen voor het kabinet om met een concreet wetsvoorstel te komen om de AOW-leeftijd te verhogen naar 67 jaar. Als gevolg van de val van het kabinet eind februari 2010 en het controversieel verklaren van dit onderwerp kwamen de ontwikkelingen stil te liggen. Ondertussen schoven sociale partners bij elkaar aan tafel en sloten op 4 juni 2010 een Pensioenakkoord. In dit akkoord gaven zij hun visie op de aanvullende pensioenen en de AOW.
Pensioenakkoord In het akkoord worden de AOW- en pensioenleeftijd structureel gekoppeld aan de levensverwachting. De eerste twee stappen in de verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 zijn in het akkoord reeds gepland. Tevens wordt de hoogte van het AOW-pensioen gekoppeld aan de verdiende lonen. Daarnaast is het de bedoeling dat de AOW-leeftijd flexibel wordt vanaf 65 jaar. Het eerder dan wel later uittreden levert dan een verlaging resp. verhoging van de AOW-pensioen op van 6,5% per jaar. In het akkoord is voorts opgenomen dat sociale partners voor de aanvulling op de AOW naar een pensioen contract te willen dat opeenvolgende generaties dezelfde uitkeringsrechten geeft bij hetzelfde aantal opbouwjaren. Dit zou premieneutraal moeten gebeuren op grond van de fondsspecifieke situatie. Bij het sluiten van het akkoord was het de bedoeling dat per 2012 de pensioencontracten gemoderniseerd zouden zijn.
Kabinet Rutte Het kabinet Rutte startte op 14 oktober 2010. In het regeerakkoord is aangekondigd dat de AOW-leeftijd wordt verhoogd naar 66 jaar en dat deze leeftijd wordt gekoppeld aan de levensverwachting. Ook is afgesproken dat de fiscale bijdrage aan de pensioenopbouw die maximaal mogelijk is wordt verlaagd in verband met de verhoging van de pensioenleeftijd. Op 1 december 2010 heeft minister Kamp de Tweede Kamer laten weten dat hij in het voorjaar van 2011 met sociale partners en toezichthouders na wil gaan welke aanpassingen er nodig zijn in de pensioenwetgeving om voorwaardelijke pensioenen mogelijk te maken en welke communicatievoorschriften daarbij moeten gelden.
Opzet nieuw Pensioenstelsel Nieuwe randvoorwaarden In de Pensioenwet is voor de financiering van de pensioenfondsen een Financieel Toetsingskader (FTK) vastgesteld. Hierin staat met welke financiële randvoorwaarden (parameters) pensioenfondsen rekening moeten houden. In 2010 is veel gediscussieerd over de rendementen waarmee een pensioenfonds maximaal rekening mag houden en over de manier waarop de rente mag worden verwerkt in de berekening van de benodigde premie. De uitkomst is dat een pensioenfonds vanaf 2012 moet rekenen met de nieuwe parameters. Die fondsen die in de loop van 2011 een nieuw herstelplan moeten indienen moeten de nieuwe parameters al vanaf januari 2011 toepassen. Rente van invloed op de dekkingsgraad De rentestand is van belang voor het bepalen van de hoogte van de verplichtingen van het pensioenfonds. Is de rente laag dan moet er meer geld in kas zijn dan wanneer de rente hoog staat. De STAR, de Pensioenfederatie en diverse wetenschappers zijn van mening dat de marktrente verstoord is. DNB erkent dat de rente extreem laag is, maar vindt de markt niet verstoord. Minister Kamp kondigde in een brief van 12 november 2010 aan de Tweede Kamer aan dat onderzoek zal plaatsvinden naar alternatieve risicovrije rentes. Kamp vond het niet verstandig de rekenrente direct aan te passen. De uitkomsten van het onderzoek worden ingebracht in het overleg met sociale partners over de houdbaarheid van het pensioenstelsel.
26
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Rapport Commissie Goudswaard De Commissie Toekomstbestendigheid aanvullende pensioenregelingen (bekend als de commissie Goudswaard) heeft op 27 januari 2010 een rapport uitgebracht waarin te kennen wordt gegeven dat zij het Nederlands pensioenstelsel niet toekomstbestendig vinden. Door de vergrijzing en de langere levensverwachting en de kwetsbaarheid voor financiële risico’s zijn schokken aan het systeem minder goed met premies op te vangen. De commissie gaf aan mogelijkheden te zien in het bieden van een lager ambitieniveau of de pensioentoezegging voorwaardelijker (zachter) te maken. Aan het voorwaardelijker maken van de pensioentoezegging kleven wel meer risico’s voor de deelnemer.
Rapport Commissie Frijns De Commissie beleggingsbeleid en risicobeheer (bekend als de Commissie Frijns) heeft het beleggings beleid van pensioenfondsen, de uitvoering en de governance onderzocht en vestigde speciale aandacht op de beheersing van risico’s. Op 19 januari 2010 bracht de commissie rapport uit waarin onder andere de volgende conclusies zijn opgenomen: ■■ de pensioenfondssector is heterogeen en wordt steeds complexer; ■■ de pensioenfondsen worden mede door ontgroening en vergrijzing steeds kwetsbaarder; ■■ de pensioenfondsen hebben structureel te weinig aandacht voor risicobeheer en uitvoering van beleggingsbeleid; ■■ het reëel kader dient leidend te zijn; momenteel ligt door het Financieel Toetsingskader te veel nadruk op de nominale dekkingsgraad; ■■ specifieke kenmerken van een pensioenfonds worden onvoldoende vertaald in beleggingsbeleid; ■■ maatschappelijk verantwoord handelen is geen geïntegreerd onderdeel van risicobeheer en beleggingsbeleid; ■■ het governance model behoeft verbetering. Ook DNB heeft het beleggingsbeleid van pensioenfondsen onderzocht. Op 15 maart 2010 is een brief aan alle pensioenfondsen gestuurd waarin de hoofdlijnen van het DNB-onderzoek waren opgenomen. Voor de Pensioenfederatie is dit aanleiding geweest ‘good practices’ te ontwikkelen. DNB gaat er vanuit dat deze ‘good practices’ voor pensioenfondsen een hulpmiddel vormen voor het doorvoeren van verbeteringen.
Goed Pensioenfonds bestuur In 2010 werd een wetsvoorstel van D66 en VVD door de Tweede Kamer aangenomen inzake medezeggenschap bij pensioenfondsen. Indien de Eerste Kamer ook met het wetsvoorstel instemt, krijgen pensioengerechtigden ook bij bedrijfstakpensioenfondsen de mogelijkheid om bestuurslid te worden. Kabinet Rutte heeft echter aangegeven het onderwerp medezeggenschap in samenhang met de gehele governance van pensioenfondsen te willen oppakken. Daarnaast is er door de toezichthouders AFM en DNB een nieuwe beleidsregel deskundigheid opgesteld die op 1 januari 2011 van kracht is geworden. Medezeggenschap Op 1 juli 2010 nam de Tweede Kamer het initiatiefwetsvoorstel met betrekking tot medezeggenschap aan. Naast het feit dat pensioengerechtigden bij bedrijfstakpensioenfondsen een gelijk recht op bestuursdeelname krijgen zoals pensioengerechtigden bij ondernemingspensioenfondsen nu reeds hebben zijn er ook bepalingen inzake diversiteit opgenomen. De uitwerking hiervan vindt plaats in een convenant van de STAR. Minister Donner heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat het wetsvoorstel te eenzijdig was. De vertegenwoordiging van pensioengerechtigden kan volgens hem niet los gezien worden van de brede discussie over de aanpassing van de pensioencontracten. De Tweede Kamer erkent de samenhang tussen de medezeggenschap en de bredere agenda niet. Op 27 september 2010 heeft minister Donner zijn visie in de vorm van een voorontwerp van wet naar de Tweede kamer gestuurd. Naast het paritaire bestuursmodel komen er twee andere modellen; het externe model (professioneel bestuur) en het gemengde model (toezicht in het bestuur). Uiteindelijk kunnen pensioenfondsen kiezen uit een van de drie modellen. Minister Kamp heeft op 20 december 2010 laten weten dat hij voor de zomer van 2011 een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer zal sturen.
JAARVERSLAG 2010
27
Deskundigheid Op 1 januari 2011 is de door DNB en AFM gezamenlijk opgestelde beleidsregel deskundigheid van kracht geworden. In september van 2010 was deze beleidsregel in concept ter consultatie aangeboden aan de betrokken partijen in het veld. Als gevolg van de beleidsregel krijgen bestuursleden van pensioenfondsen te maken met aangescherpte deskundigheidseisen. De toezichthouders houden met twee dingen rekening, te weten de functie van de beleidsbepaler en de aard, omvang, complexiteit en het risicoprofiel van het pensioenfonds. Ieder fonds dient een risicoprofiel op te stellen. Daarnaast moet er een functieprofiel voor ieder bestuurslid worden opgesteld. Er is verder geen inwerkjaar meer voor nieuwe bestuurders. Anders dan nu toetst DNB niet alleen voordat een bestuurslid benoemd wordt, maar ook tussentijds. Als de toezichthouder daartoe aanleiding ziet kan een bestuurslid op een later moment nogmaals getoetst worden. Functionarissen van toezichthoudende organen van pensioenfondsen krijgen niet met toetsing te maken De Pensioenfederatie heeft in het kader van de consultatieronde laten weten de beleidsregel van een hoog abstractieniveau te vinden en te weinig concreet. De beleidsregel biedt potentiële bestuurders weinig houvast. De Pensioenfederatie komt begin 2011 met een uitgewerkt plan van aanpak deskundigheid en goed pensioenfondsbestuur.
Pensioenregister van start Het pensioenregister is op 6 januari 2011 van start gegaan. Elke Nederlander kan met behulp van zijn DigiD een overzicht van zijn pensioen opvragen. De bedoeling is dat men een overzicht krijgt van alle pensioenen die hij of zij in het verleden heeft opgebouwd.
FVP regeling: geen nieuwe instroom per 1 januari 2011 De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) helpt werklozen van 40 jaar en ouder pensioen op te bouwen. Het FVP-bestuur heeft in december 2008 bekendgemaakt dat de FVP-regeling zou doorlopen tot 1 januari 2011. Werknemers die vóór 2011 in de WW terecht komen, kunnen nog een FVP-bijdrage aanvragen. Werknemers die daarna WW-gerechtigd worden niet meer. Werknemers die in 2010 werkloos zijn geworden ontvangen een korting op hun FVP-bijdrage. Het FVP-bestuur heeft in mei 2010 besloten dat deze bijdrage lager is dan 50% voor degenen die instromen na 1 januari 2010. De uiteindelijke bijdrage hangt af van de werkelijke ontwikkelingen. Begin 2013 zal het FVP-bestuur daarover een definitieve beslissing nemen.
3.6 Beleggingen Terugblik op 2010 Na een fors herstel in 2009 is de financiële positie van het pensioenfonds in 2010 verder verbeterd. De dekkingsgraad pensioenfonds steeg daardoor van 101.0% naar 102.1% ultimo 2010. De ontwikkeling van de dekkingsgraad werd in belangrijke mate bepaald door de pensioenverplichtingen. Onder invloed van de renteontwikkeling en de introductie van de nieuwe overlevingstafels is de dekkingsgraad met enkele procentpunten gedaald. Maar door het goede resultaat op de beleggingsportefeuille kon per saldo toch een lichte winst worden geboekt aan het einde van het jaar. De dekkingsgraad bevond zich eind 2010 nog ruim boven het groeipad van het herstelplan.
28
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Dekkingsgraad ontwikkeling Herstelplan en scenarioanalyse
145 135
Minimum
Dekkingsgraad
Stress Scenario
Herstelplan
Positief Scenario
Vereist
125 115 105 95 85 75 mrt-07 sep-07 mrt-08 sep-08 mrt-09 sep-09 mrt-10 sep-10 mrt-11 sep-11 mrt-12
Het jaar 2010 kan als een bewogen maar succesvol beleggingsjaar worden omschreven. Het totaalrendement op de beleggingsportefeuille bedroeg 12.1%, waarmee een lichte outperformance werd behaald op het rendement van de strategische benchmark dat 11.4% bedroeg. Twee factoren zijn bepalend geweest voor dit resultaat. In de eerste plaats is onder invloed van afzwakkende economische groei en gematigde inflatieverwachtingen de kapitaalmarktrente gedaald met bijna een half procent. Bovendien heeft zich vanaf het voorjaar een vertrouwenscrisis ontwikkeld rondom de overheidsschulden van met name Griekenland en Ierland, waardoor een vlucht naar veilige staatsobligaties (zoals Duitsland, Nederland en Frankrijk) teweeg is gebracht die het renteniveau tijdelijk verder onder druk heeft gezet. Dit heeft geleid tot koerswinsten op de obligaties met name in de matching portefeuille. In de laatste maanden van het jaar is een kentering van deze ontwikkeling opgetreden. Onder invloed van oplopende inflatie en inflatieverwachtingen is de kapitaalmarktrente aan het eind van het jaar weer gestegen tot circa 3.0% voor 10-jaars euro staatsobligaties In de tweede plaats hebben de aandelenmarkten aan het eind van het jaar een bevredigende koerswinst gerealiseerd, alhoewel halverwege 2010 nog sprake was van aanzienlijke koersverliezen en verontrustende volatiliteit. Pas nadat overtuigende steunmaatregelen door de EU werden overeengekomen en de monetaire stimulans van de FED de vrees voor een ‘double dip’ recessie in de VS deed wegebben, trad herstel op en vonden de beurzen weer de weg omhoog.
JAARVERSLAG 2010
29
In onderstaande tabel worden de belangrijkste financiële indicatoren weergegeven.
Marktindicatoren en benchmarks Ultimo 2009
Ultimo 2010
Ontwikkeling 2010
Amerikaanse dollar
1,433
1,433
7,2%
Britse Pond Sterling
0,888
0,888
3,6%
Japanse Yen
133,5
133,5
23,0%
ECB Refi rente
1,00%
1,00%
0 bp
Fed Funds rente
0,25%
0,25%
0 bp
10 - jaars rente EMU
3,39%
3,39%
- 43 bp
10 - jaars rente US
3,84%
3,84%
- 55 bp
10 - jaars rente Japan
1,30%
1,30%
- 17 bp
335,33
335,33
5,7%
MSCI World Index - EUR
1948,85
1948,85
19,5%
MSCI World Index - USD
2796,03
2796,03
11,8%
IO JPM EMBI Global Div - EUR
284,59
284,59
11,6%
MS EMF Emerging Market FND$ - EUR
256,23
256,23
27,1%
ICOM DJ UBS Commodity TR - EUR
194,66
194,66
25,0%
UBS Global Convertible Composite eur-hedged
234,88
234,88
7,8%
Citi Euro Big ex-EMU Gorvernment all maturities
166,21
166,21
3,5%
79,36
79,36
15,1%
1096,95
1096,95
29,5%
Valuta
Rente
Benchmarks AEX Index
Commodities Olie ($) Goud ($)
Inrichting vermogensbeheer en beleggingsbeleid Het vermogensbeheer stond in 2010 in het teken van de transitie van de beleggingsportefeuille. De portefeuille werd beheerd door F&C in het 1e kwartaal en - behoudens de transitiemaand april – de rest van het jaar door het fiduciair management bureau van Lombard Odier. De transitie is zorgvuldig voorbereid en zowel effectief als efficiënt uitgevoerd door een onafhankelijke transitiemanager, Mellon transition Management. Alle betrokken partijen hebben zich maximaal ingespannen om de kosten en risico’s voor het pensioenfonds tot een minimum te beperken. De transitie stond onder toezicht van een onafhankelijk gespecialiseerd administrateurbureau, ITS. Zowel de administrateur als de transitiemanager hebben gedetailleerd verslag gedaan van de transitie aan het bestuur en de beleggingswerkgroep.
30
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Het beleggingsbeleid stond in het teken van prudentie en herstel. De asset allocatie, het valutabeleid en de rentematching strategie zijn gebaseerd op de uitgangspunten en aanbevelingen van de ALM studie 2008 en de continuïteitsanalyse 2009. Binnen deze kaders zijn door het bestuur, de beleggingswerkgroep en Lombard Odier een beleggingsplan, een risicoanalyse en beleggingsrichtlijnen opgesteld die zijn beoordeeld door de beleggingswerkgroep en goedgekeurd door het bestuur van het pensioenfonds. Ten aanzien van de asset allocatie wordt een norm van 65% vastrentende waarden en 35% zakelijke waarden gehanteerd met een bandbreedte van 7.5%. Ten aanzien van de beleggingsstijl is bovendien in aanmerking genomen dat 75% van het totale belegde vermogen op passieve basis dient te worden beheerd. Op basis van de asset allocatie is een portefeuillestructuur ingericht met een verdeling van 50% voor de matching portefeuille en 50% voor de return portefeuille. De matching portefeuille wordt door Lombard Odier intern beheerd op passieve basis en is geheel gericht op de uitvoering van de 75% matching van de rentegevoeligheid van de technische voorziening. Daartoe is een maatwerk portefeuille geconstrueerd die gebruik maakt van de Aegon annuïteit, AAA euro staats obligaties en euro renteswaps met solide tegenpartijen waarop dagelijks onderpand management wordt uitgevoerd door externe specialisten. De benchmark van de matching portefeuille is geconstrueerd op basis van de uitkeringsprognoses van het pensioenfonds. Deze uitkeringsprognoses worden dagelijks gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur van DNB en maandelijks geijkt op basis van de actuele dekkingsgraad en technische voorziening van het pensioenfonds. De return portefeuille beoogt de toeslagambitie van het pensioenfonds te realiseren en is gespreid over diverse, meer risicovolle beleggingscategorieën. De portefeuillestructuur omvat circa 50% passief en 50% actief beheer, waarbij de verschillende mandaten grotendeels zijn uitbesteed aan externe, zorgvuldig geselecteerde beheerders. De aandelenportefeuille wordt grotendeels passief beheerd conform een wereldwijde benchmark. De overige meer specialistische beleggingscategorieën worden merendeels actief beheerd waarbij de nadruk ligt op waardebehoud en beperking van het neerwaarts risico. De intern door Lombard Odier beheerde mandaten voldoen aan dezelfde criteria als die voor externe selectie worden toegepast. De matching portefeuille is geheel in euro belegd. Het valutabeheer van de return portefeuille wordt gedeeltelijk via de institutionele fondsen uitbesteed en gedeeltelijk door een intern beheerd maatwerk valutaoverlay programma. In totaal is circa 88% van de return portefeuille belegd in euro of afgedekt tegen de euro. In onderstaande tabel is de structuur en allocatie van de return portefeuille nader uitgewerkt.
JAARVERSLAG 2010
31
Beleggingscategorie
Allocatie
Min
Max
Structuur
Stijl
Beheerder
Benchmark
Valutabeheer
Aandelen wereldwijd passief
40,0%
30,0%
50,0%
extern
passief
Vanguard
MSCI world, 5 hege, net div reinvested
Fonds is 5 hedged
Aandelen wereldwijd actief
10,0%
5,0%
15,0%
extern
actief
Aberdeen
MSCI world, 5 hege, net div reinvested
Valutaoverlay 5 hedge
Subtotal
50,0%
Min
Max
Structuur
Stijl
Beheerder
Benchmark
Valutabeheer
6,0%
2,0%
10,0%
extern
passief
Vanguard
MSCI EM Equity net div reinvested
Geen hedge
10,0%
7,0%
13,0%
intern
actief
Lombard Odier
Citigroup Eurobig Ex Govt Bonds
Euro
Emerging Market Debt
4,0%
2,0%
6,0%
extern
actief
Pictet
JPM EMBI Global diversified Hedged
Fonds is 5 hedged
Converteerbare obligaties
4,0%
2,0%
6,0%
intern
actief
Lombard Odier
UBS Global Convertible 5 Hedged
Fonds is 5 hedged
24,0%
Min
Max
Structuur
Stijl
Beheerder
Benchmark
Valutabeheer
Vastgoed internationaal indirect
2,0%
1,0%
4,0%
extern
actief
Achmea
NCREIF Fund Index
Geen hedge
Vastgoed nederland direct
6,5%
4,0%
8,0%
extern
actief
Achmea
ROZ/IPD index
Euro
14,0%
11,0%
17,0%
extern
actief
Achmea
Barclays Capital Customized Swap Index
Euro
3,5%
2,0%
6,0%
extern
passief
ETF Securities
DJ UBS commodity Index
Geen hedge
86% extern 14% intern
49% passief 51% actief
Aandelen
Specialistische mandaten Aandelen Emerging Markets passief Euro Credits
Subtotal
Alternatiev beleggingen
Hypotheken Nederland Commodities Subtotal
26,0%
Total Return Portefeuille
100,0%
88% 5 hedge/euro 12% non 5/hedge
De ontwikkelingen op de financiële markten in 2010 stonden enerzijds in het teken van de schuldencrisis in Griekenland en Ierland en de daaropvolgende steunmaatregelen. Anderzijds werd het jaar gekenmerkt door vrees voor een ‘double dip’ recessie scenario in de VS dat met een proactief monetair stimulerend beleid werd voorkomen. Gedurende 2010 is de beleggingsportefeuille grotendeels dicht bij de normwegingen gestuurd. Gezien de onrust op de financiële markten halverwege het jaar, is in juli bewust een enigszins defensievere positie ingenomen, met een lagere weging van de aandelenportefeuille.Ook is de rentematching tot ruim boven de norm van 75% verhoogd. In het laatste kwartaal van het jaar zijn deze posities weer genormaliseerd nadat het vertrouwen op de markten weer was hersteld.
32
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Duration Matching Als percentage van de Technische Voorziening
81% 79% 77% 75% 73% 71% 69%
Strategische tangel Bandbreedte
67% 65%
Duration Matching
apr-10
mei-10
jun-10
aug-10 sep-10
okt-10
nov-10 dec-10
JAARVERSLAG 2010
33
In onderstaande tabel zijn de normwegingen en standen van de gehele portefeuille weergegeven per ultimo 2010. Hieronder maakt het fonds een onderscheid tussen het liquide en het minder liquide deel van de portefeuille. Beleggingscategorie
Norm 2010
Weging 31-12-2010
Matching Portefeuille
50,0%
49,3%
Return portefeuille
50,0%
50,7%
100,0%
100,0%
Norm 2010
Weging 31-12-2010
Euro staatsobligaties
nvtp
88,2%
Aegon annuiteit
nvtp
7,9%
Swap overlay programma
nvtp
3,9%
0,0%
100,0%
Norm 2010
Weging 31-12-2010
40,0% 10,0% 50,0%
39,4% 10,5 49,9%
Totaal Portefeuille
Matching portefeuille
Totaal matching portefeuille Return portefeuille Aandelen Aandelen wereldwijd passief Aandelen wereldwijd actief Subtotaal Specialistische mandaten Aandelen Emerging Markets passief Euro Credits
6,0% 10,0%
11.4%
Emerging Market Debt
4,0%
5.0%
Converteerbare obligaties
4,0%
4.9%
24,0%
25.8%
Vastgoed internationaal indirect
2,0%
1,6%
Vastgoed Nederland direct
6,5%
4,3%
14,0%
11,9%
Commodities
3,5%
4,8%
Overigen
0,0%
1,7%
26,0%
24,3%
100,0%
100,0%
Subtotaal Alternatieve beleggingen
Hypotheken Nederland
Subtotaal Totaal Return portefeuille
34
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Performance beleggingsportefeuille Het totaalrendement op de beleggingsportefeuille bedroeg 12.1%, waarmee een lichte outperformance werd behaald op het rendement van de strategische benchmark dat op 11.4% uitkwam. In het 1e kwartaal (beheer F&C) bedroeg het rendement 6.2% versus 5.8% voor de strategische benchmark. In de transitiemaand april is een rendement van 0.4% gerealiseerd. Vanaf 1 mei is op de matching portefeuille een rendement van 5.5% behaald versus 3.4% voor de benchmark. De matching portefeuille heeft beter gepresteerd dan de verplichtingen benchmark omdat AAA euro staatsobligaties onder invloed van de euro crisis in trek waren bij beleggers op zoek naar een ‘veilige haven’. Daarom hebben deze obligaties een betere performance gerealiseerd dan de swapcontracten. Zoals bekend worden de nominale verplichtingen van het pensioenfonds gewaardeerd op de rentetermijnstructuur van DNB, die wordt afgeleid van marktrendementen op swapcontracten. De return portefeuille heeft sinds 1 mei een performance van 4.5% gerealiseerd versus 4.6% voor de benchmark. De underperformance is een gevolg van de beheerkosten die in de koersen van de beleggingsfondsen worden verwerkt enerzijds en een defensieve beleggingsstijl en lager risicoprofiel, anderzijds. In juni en augustus stonden de markten onder invloed van koersdalingen. In beide maanden realiseerde de return portefeuille een beter resultaat dan de benchmark. In de overige maanden van het 2e halfjaar werden positieve rendementen behaald op de benchmark, waar de portefeuille ook van kon profiteren, zij het in mindere mate. In onderstaande tabel worden de resultaten per beleggingscategorie volgens de onderverdeling zoals in het jaarverslag 2010 weergegeven Hibin 2010 performance
2009
2010
Aandelen (incl fx)
32,2%
10,1%
Converteerbare obligaties
37,7%
8,6%
Grondstoffen
10,7%
20,5%
Obligaties (incl credits)
27,2%
9,0%
0,1%
-1,8%
29,0%
9,1%
hypotheken
0,9%
5,8%
Vastgoed
-5,0%
1,7%
GTAA
14,8%
23,8%
Overig (aegon + legacy)
10,1%
5,3%
-13,3%
13,4%
9,7%
12,1%
Liquide portefeuille
Cash/deposito's Subtotaal Illiquide portefeuille
LDI Totaal
JAARVERSLAG 2010
35
Aandelen De wereldwijde aandelenportefeuille (inclusief de hedge op het valutarisico) heeft uiteindelijk een prima resultaat behaald. In het eerste kwartaal van het jaar werd de opgaande trend van 2009 doorgetrokken op basis van optimisme over het economische herstel na de kredietcrisis. Halverwege het jaar vond een scherpe terugval plaats op basis van zwakker dan verwachte groeicijfers in de VS en de zich ontwikkelende crisis rondom de Europese staatsschulden van met name Griekenland en Ierland. De economische groei in Europa en vooral in opkomende landen bleef echter sterk. Nadat in de VS wederom een monetair stimuleringsprogramma werd aangekondigd en door de EU landen steunmaatregelen werden overeen gekomen, trad een herstel van vertrouwen op. Converteerbare obligaties De wereldwijde portefeuille converteerbare obligaties (inclusief de hedge op het valutarisico) heeft ook een uitstekend resultaat gerealiseerd. In vergelijking met de aandelenportefeuille hebben converteerbare obligaties een duidelijk geringer neerwaarts risico, die zich ook manifesteerde gedurende het 2e kwartaal. De primaire markt van converteerbare obligaties heeft zich in 2010 zichtbaar hersteld van de gevolgen van de kredietcrisis waardoor interessante nieuwe beleggingen konden worden aangekocht, vooral in het Verre Oosten. Vastgoed De vastgoed portefeuille liet een wisselend beeld zien. De marktontwikkelingen in de sectoren kantoren en bedrijfsruimten zijn nog steeds niet gunstig, wat zichtbaar werd in afwaarderingen in de beleggingsporte feuille. Maar ook de woningmarkt toont nog steeds een trend van prijsdalingen vooral buiten de randstad. De meest stabiele sector is te vinden onder winkellocaties, mede gedreven door een verbeterd consumentenvertrouwen. Opvallende positieve ontwikkelingen werden waargenomen in het Verre Oosten met een totaalrendement van bijna 24%. In totaal werd op de portefeuille vastgoed ruim 1.7% rendement gemaakt. Grondstoffen Het fonds belegt in grondstoffen via een passief beleggingsfonds met behulp van goederentermijn contracten. Er wordt belegd in een mandje van edele metalen, industriële metalen, olie, gas en voedselgrondstoffen zoals graan en sojabonen. De wegingen zijn conform de Dow Jones UBS Commodity index. Grondstoffen prijzen vertoonden een licht stijgende trend in 2010 vooral onder invloed van aanhoudende economische groei in de opkomende markten. Vanwege de onrust in het Midden-Oosten en Noord-Afrika in het laatste kwartaal, is de olieprijs zeer sterk gestegen met edele metalen in het kielzog. Als gevolg daarvan hebben grondstoffen een rendement van 20.5% behaald wat in zekere mate het pensioenfonds beschermt tegen oplopende inflatie. Obligaties De obligatieportefeuille wordt belegd in euro bedrijfsobligaties en obligaties van opkomende markten (vooral genomineerd in Amerikaanse dollars) afgedekt naar de euro. Net zoals 2009 werd 2010 gekenmerkt door een sterk herstel van vertrouwen in de kredietwaardigheid van bedrijven en opkomende markten. Dit leidde tot een daling van de gemiddelde spread en dientengevolge tot koerswinsten op de beleggingsportefeuille. In het laatste kwartaal werd deze trend gekeerd door een rentestijging als gevolg van oplopende inflatie. In totaal werd een rendement van 9.0% gerealiseerd. Hypotheken De portefeuille hypotheken wordt uitsluitend belegd in Nederland en is verdeeld over particuliere en zakelijke debiteuren. Onder invloed van de gedaalde rente en licht gedaalde spreads heeft ook de hypothekenportefeuille een positief rendement behaald van 5.8% inclusief een koerswinst op de beleggingsportefeuille. De voorziening dubieuze debiteuren is licht opgelopen, maar is nog steeds zeer klein (minder dan 0.10%) in verhouding tot het totaal van de portefeuille
36
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
LDI De matching- of LDI (Liability Driven Investments) portefeuille wordt belegd in langlopende AAA euro staatsobligaties en renteswaps. Onder invloed van de gedaalde rente is een fors koersresultaat gerealiseerd waarmee het totaalrendement op 13.4% werd vastgesteld. Zodoende werd door de matching portefeuille de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedeeltelijk beschermd. Overigen De liquidatie van het GTAA fonds verloopt trager dan gepland, maar wel worden aanzienlijke koerswinsten gerealiseerd vooral in het 1e kwartaal, mede vanwege de gedaalde rente en lagere spreads. De Aegon lening heeft een lichte koerswinst geboekt met een marktconform rendement, maar op de restposten uit de transitie is een koersverlies opgetreden. Dit betreft een relatief klein bedrag aan Spaanse hypotheek leningen. In totaal werd 5.3% rendement behaald op de overige beleggingen.
Z-score 2010 en performance toets Op basis van de methodiek zoals omschreven in de bijlage van de Wet Vrijstellingsbesluit wordt ieder jaar de z-score berekend. De z-score toont het verschil tussen de behaalde opbrengst en de afgesproken (benchmark) opbrengst, waarbij rekening wordt gehouden met beheerkosten. Een positieve waarde duidt op een goed resultaat en een negatieve waarde op een slecht resultaat. In 2010 bedroeg de z-score 0,44. Voor de vaststelling van de performance toets worden de z-scores over een periode van vijf jaar opgeteld en gedeeld door de wortel uit vijf. Dit resultaat is de uitkomst van de berekening van de performance toets. Sinds 2008 dient er 1.28 bij het resultaat te worden opgeteld. Indien het resultaat van de optelsom op nul of lager uitkomt, dan is sprake van een onvoldoende beleggingsrendement. Voor het jaar 2010 is het resultaat 0,57.
Risicoanalyse De beleggingsportefeuille is samengesteld op basis van de uitgangspunten van de ALM studie 2008 en de continuïteitsanalyse 2009. Dit vormt het risicokader voor de asset allocatie, de afdekking van het renterisico en het valutabeleid.Het beleggingsbeleid is vastgesteld in het beleggingsplan en de beleggingsrichtlijnen, met gedetailleerde omschrijving van benchmarks, normgewichten en bandbreedtes. De portefeuilleconstructie, monitoring en evaluatie zijn vooral gericht op risicobeheersing volgens de hierboven omschreven richtlijnen en het nastreven van de pensioendoelstellingen.In het beleggingsproces wordt op dagelijkse basis het risicoprofiel van de gehele portefeuille bewaakt, zowel op balansniveau als op de verschillende onderdelen van de portefeuille. De beheerder rapporteert op maandelijkse basis aan de beleggingswerkgroep over de dekkingsgraadontwikkeling en de verklarende componenten, de performance en attributieanalyse van de beleggingen, het risicoprofiel van de balans en de gevoeligheid van de dekkingsgraad voor rente- en aandelenschokken. In het kwartaalverslag wordt op meer gedetailleerd niveau informatie verschaft over de performance van de verschillende onderdelen van de beleggings portefeuille. In de risicoparagraaf wordt beknopt het risicomanagement op diverse risicocomponenten omschreven
Vooruitblik 2011 De vooruitzichten 2011 kunnen worden onderscheiden in een aantal lange termijn economische en maatschappelijke trends enerzijds en de meer korte termijn cyclische trends, of het economisch ‘regime’ anderzijds. De lange termijn trends hebben betrekking op de opkomst van opkomende markten en de verschuiving van economische macht van west naar oost of meer specifiek van de VS naar China. Maar ook thema’s als vergrijzing, urbanisatie, democratisering, digitalisering en duurzaamheid zullen de komende decennia de basis vormen voor sociale, politieke en financieel-economische ontwikkelingen. Concreet betekent dit dat men in toenemende mate toegevoegde waarde kan verwachten van beleggingen in opkomende markten, zowel aandelen als obligaties. Uiteraard zijn ook nog steeds interessante beleggingen mogelijk in regio’s en sectoren van ontwikkelde landen mits deze voldoende flexibiliteit, innovatie en veerkracht kunnen opbrengen om de uitdagingen van de toekomst tegemoet te treden. JAARVERSLAG 2010
37
Ten aanzien van het actueel economische regime is het fonds aanzienlijk voorzichtiger met het doen van optimistische uitspraken. Weliswaar hebben de financiële markten in 2009 en 2010 een opmerkelijk herstel vertoond en is de economische groei in met name de noordas van Europa en de opkomende markten sterk geweest. Daar staat echter tegenover dat gesproken kan worden van een ‘gekocht’ herstel dat in belangrijke mate wordt gesteund door een enorme monetaire en budgettaire stimulans in respons op de kredietcrisis, vooral in de Verenigde Staten. De problematiek van de overheidsschulden van Griekenland, Ierland, maar ook Spanje, Portugal en Italië vormen bovendien nog steeds een risico en zullen in 2011 daarom mogelijk het vertrouwen van financiële markten weer op de proef stellen. Daar staat tegenover dat de EU tot dusverre in ieder geval in historisch opzicht, opmerkelijk slagvaardig is geweest met de overeenkomst van steunmaatregelen. In dat licht bezien is het economische herstel in de VS opmerkelijk zwak, niet alleen in historisch perspectief, maar juist ook gezien de ongekende steunmaatregelen. Zo vormt de hardnekkige werkloosheid in de VS, de zogenaamde ‘jobless recovery’ een bron van zorg en sociaal politieke spanning. Tevens merken wij op dat de schuldenpositie van de VS een groeiende bron van zorg is omdat de Amerikaanse dollar als wereldreserve valuta steeds meer aan erosie onderhevig is. Dit kan een serieus risico inhouden voor de mondiale monetaire stabiliteit in de komende jaren. Tot slot is in de afgelopen maanden de inflatie weer opgelopen, vooral onder invloed van prijsstijgingen van voedsel en energie. Zeer recent heeft de Europese Centrale Bank daarover zijn zorg uitgesproken en een duidelijk signaal afgegeven niet te aarzelen met het verhogen van officiële geldmarkttarieven. Maar ook in China en andere opkomende markten vormt dit een risico, omdat het gemiddelde besteedbare inkomen in deze regio’s veel gevoeliger is voor prijsstijgingen dan in Westerse landen. Dientengevolge zal de Chinese centrale bank de rente waarschijnlijk verder verhogen wat mogelijk een negatief gevolg heeft voor de economische groei en wereldhandel. Bovendien hebben de hogere voedselprijzen tot sociale en politieke onrust geleid in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De gevolgen daarvan zijn moeilijk te overzien. Alhoewel deze ontwikkelingen typerend zijn voor de trend van democratisering, gaat dit ontegenzeggelijk gepaard met grote onzekerheid, zeker in deze politiek zeer gevoelige regio. Alles in overweging nemende is daarom de allocatie van de return portefeuille in het beleggingsplan 2011 wat conservatiever opgesteld, met een lager weging in aandelen ten gunste van onroerend goed (welk belang in 2011 geleidelijk zal worden uitgebreid) euro credit obligaties en converteerbare obligaties.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Het bestuur van het pensioenfonds ondersteunt de uitgangspunten van verantwoord beleggen volgens de principes van de Verenigde Naties. Om het beleid inzake duurzaam beleggen gestalte te geven is een engagement programma opgezet dat door een gespecialiseerde vermogensbeheerder wordt uitgevoerd met name ten aanzien van de aandelenportefeuille van het fonds. Engagement propageert actief aandeelhouderschap om ondernemingen te wijzen op eventuele misstanden in de bedrijfsuitoefening ten aanzien van milieu, sociale rechten en corporate governance. Op kwartaalbasis wordt het bestuur gerapporteerd over het beleid, de voortgang in de activiteiten en de behaalde resultaten. Het engagement rapport is geschikt voor externe publicatie.
3.7 Vooruitzichten 3.7.1. Toeslag Op de premievrije pensioenen en de ingegane pensioenen is per 1 januari 2011 geen toeslag verleend. De pensioenaanspraken van de actieve deelnemers zijn per 1 januari 2011 evenmin verhoogd. Als gevolg van de kredietcrisis, de ontwikkelingen rond de marktrente en de verbetering van de levensverwachting was de financiële positie van het fonds zodanig dat geen toeslag verleend kon worden. De toeslag van het pensioen is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag zal plaatsvinden.
38
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Jaarrekening 2010 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Balans per 31 december 2010 na bestemming van het saldo van baten en lasten (in eenheden van duizend euro)
31 december 2010
31 december 2009
ACTIVA Beleggingen (1) Beleggingen voor risico pensioenfonds Zakelijke waarden 171.011 113.388 Vastrentende waarden 220.538 218.725 Derivaten 8.383 Overige beleggingen 12.162 10.692 412.094 Vorderingen en overlopende activa (2) Premies 1.321 2.642 Overige vorderingen 831 1.458 2.152 Overige activa (3) Liquide middelen 82 414.328
31 december 2010
342.805
4.100 1.698 348.603
31 december 2009
PASSIVA
40
Stichtingskapitaal en reserves (4) Algemene reserve (39.591) (46.645) Beleggingsreserve 48.101 50.054 8.510
3.409
Technische voorzieningen (5) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds 402.467 342.199 Spaarfonds gemoedsbezwaarden 241 231 Overige technische voorzieningen 81 117 402.789
342.547
Overige schulden en overlopende passiva(6)
3.029
2.647
414.328
348.603
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Staat van baten en lasten over 2010 (in eenheden van duizend euro) 2010 2009
BATEN Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) (7) 30.017 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds (8) 51.617 Uitkeringen en winstaandeel uit hoofde van herverzekering (9) 412 82.046
30.288 30.549 5 60.842
LASTEN Mutatie voorziening pensioenverplichting (10) Pensioenopbouw 21.475 25.831 Rentetoevoeging 4.483 8.426 Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen (13.971) (12.557) Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten 173 310 Wijziging marktrente 38.465 (21.784) Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten 896 1.936 Wijziging uit hoofde van aanpassing actuariële grondslagen 6.018 12.845 Wijzigingen overige actuariële uitgangspunten - (13) Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 2.729 1.153 60.268
16.147
Pensioenuitkeringen (11)
14.030
12.864
Pensioenuitvoeringskosten (12)
2.635
2.675
Wijzigingen overige technische voorziening
(13)
(26)
(107)
Saldo overdracht van rechten
(14)
(530)
(2.252)
Premies herverzekering (15) 568 712 76.945 30.039 Saldo van baten en lasten 5.101 30.803 Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve 7.054 26.060 Beleggingsreserve (1.953) 4.743
5.101
30.803
JAARVERSLAG 2010
41
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2010 Inleiding Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in de handel in bouwmaterialen verplicht gestelde aangesloten werkgevers.
Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaar verslaggeving in het bijzonder Richtlijn 610 en artikel 146 van de Pensioenwet. Alle bedragen zijn vermeld in euro’s x 1.000.
Schattingswijziging VPV De publicaties van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Actuarieel Genootschap (hierna: AG) begin 2010 gaven een wijziging aan van de voorzienbare trend in overlevingskansen. Om hiermee rekening te houden is op basis van bestuursbesluit, vooruitlopend op de aanstaande herziening van de AG-prognosetafels, de voorziening pensioenverplichting per 31 december 2009 verhoogd met 3,9% (€ 12.845). Op 30 augustus 2010 heeft het AG de nieuwe prognosetafels gepubliceerd. Dit heeft geleid tot een aanvullende verhoging van de voorziening pensioenverplichting van 1,5% (€ 6.018). De aanvullende verhoging is bepaald per 31 december 2010. Dit resultaat is via de Staat van Baten en Lasten als ‘Verzwaring overlevingstafels’ in het verslagjaar verantwoord.
Rubriceringwijzigingen Met betrekking tot diverse posten in de jaarrekening vindt in 2010 een andere uitsplitsing of samenvoeging plaats, die het inzicht in de jaarrekening bevordert. De vergelijkende cijfers zijn voor vergelijkingsdoelen aangepast. De belangrijkste rubriceringswijziging is dat met ingang van boekjaar 2010 de categorie overige baten en overige lasten niet meer wordt gebruikt. Hieronder is opgenomen op welke wijze de diverse overige baten en lasten met ingang van 2010 worden verwerkt inclusief de financiële omvang van 2009. De vergelijkende cijfers zijn aangepast. Dit heeft geen invloed op het vermogen en resultaat, de vergelijkende cijfers zijn voor vergelijkingsdoeleinden aangepast. Omschrijving post
Mutaties inzake voorzienig premiedebiteuren
42
Verwerkingswijze 2009
Verwerkingswijze 2010
Omvang 2009
Overige lasten
Premiebaten
112
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Algemeen Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikke ling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum.
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Vreemde valuta De jaarrekening luidt in euro’s. De euro is tevens de functionele valuta van het fonds. Transacties in vreemde valuta worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen de functionele valutakoers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de functionele valutakoers op de balansdatum. Koersverschillen die optreden bij de afwikkeling danwel de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van baten en lasten.
JAARVERSLAG 2010
43
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengst in de staat van baten en lasten opgenomen.
Grondslagen voor balanswaardering Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde.
1 Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen actuele waarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van actuele waarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. De derivatenposities zijn opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Confrom de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/ of deelneming.
Actuele waarde De beleggingen van het pensioenfonds worden nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen, of afgeleide van marktnoteringen. Echter bepaalde instrumenten, zoals onroerende zaken, participaties in hypotheken en bepaalde derivaten zijn gewaardeerd door gebruik te maken van waarderingsmodellen en -technieken. Het is gebruikelijk en mogelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor financiële instrumenten zoals beleggingsvorderingen en -schulden geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
44
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde per 31 december van het boekjaar. De actuele waarde van de directe belangen wordt bepaald middels gedurende het jaar uitgevoerde externe taxaties. Elk kwartaal wordt circa 25% van de vastgoedportefeuille extern getaxeerd door een erkende taxateur conform de richtlijnen van de vermogensbeheerder. Deze richtlijnen sluiten aan bij de ROZ/IPDindex. Het overige deel van de portefeuille wordt per kwartaal gewaardeerd op basis van interne indexering. Deze is gebaseerd op externe taxaties per sector per kwartaal. Ten aanzien van de waardering per 31 december is voor de objecten die niet extern getaxeerd zijn, in het laatste kwartaal een update van de externe taxateur ontvangen. De actuele waarde wordt gebaseerd op onderhandse verkoopwaarde, welke bij aanbieding in verhuurde staat, op de voor het onroerend goed meest geschikte wijze, na de beste voorbereiding, door de meest biedende gegadigde –niet zijnde de huurder - zou kunnen worden verkregen. De kosten van vewerving, bestaande uit notariskosten, verschuldigde overdrachtsbealsting e.d., komen voor rekening van de koper en zijn derhalve niet in de actuele waarde begrepen. De onderhandse verkoopwaarde is gebaseerd op actuele marktprijzen, indien noodzakelijk aangepast voor specifieke omstandigheden en courantheid van het object. Als deze informatie onvoldoende beschikbaar is, worden marktprijzen geschat op bais van de gekapitaliseerde huurwaardemethode of contante waarde methode. Voor niet beursgenoteerde participaties en deelnemingen in onroerende zaken maatschappijen is dit de berekende intrinsieke waarde die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen de actuele waarde. Van ter beurze genoteerde aandelen is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert.
Vastrentende waarden Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen de actuele waarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Participaties in hypotheken Hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. De actuele waarde is berekend door middel van de “discounted cash flow”-methode (hierna: DCF-model). Bij de acutele waarde berekening is uitgegaan van een aantal parameters c.q. veronderstellingen met betrekking tot de disconteringsvoet en de verwachte kasstroom. De disconteringsvoet bestaat uit een basisrente gelijk aan de euroswapcurve plus opslagen voor type onderpand, soort financiering en risicocategorie. De verwachte kasstroom is de te ontvangen rente en aflossing op basis van het gewogen gemiddelde moment van ontvangst inclusief het vervroegd aflossingsrisico. De gehanteerde parameters in het DCF-model zijn ultimo boekjaar geactualiseerd. Leningen op schuldbekentenis Leningen worden gewaardeerd tegen actuele waarde, zijnde de contante waarde van de met vervroegde aflossing aangepaste kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen. Deposito’s Deposito’s worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor deposito´s is het verschil tussen actuele waarde en nominale waarde in het algemeen gering.
JAARVERSLAG 2010
45
Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen actuele waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt behaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Derivaatcontracten met een negatieve waarde worden in de balans onder de overige schulden en over lopende passiva verantwoord.
Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Per jaareinde 2010 bestaan de overige beleggingen uit Commodities en GTAA. De actuele waarde van Commodities is de beurswaarde en voor GTAA is de actuele waarde de berekende intrinsieke waarde.
2 Vorderingen en overlopende activa Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
3 Overige Activa Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds.
4 Stichtingskapitaal en Reserves Algemene reserve Deze reserve is dat deel van het vermogen dat resteert nadat via de resultaatbestemming de beleggingsreserve op het gewenste niveau is gebracht.
Beleggingsreserve Onder de beleggingsreserve van het fonds wordt verstaan de mate waarin het fonds in staat is weerstand te bieden aan ongunstige ontwikkelingen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen waarborging van dekking van de verplichtingen bij voortzetting van de regeling (continuering) en bij beëindiging van de regeling (discontinuering). De beleggingsreserve wordt gelijkgesteld aan het vereist eigen vermogen.
5 Technische Voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is de op basis van actuariële grondslagen berekende contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per de balansdatum op grond van het reglement, rechten zijn verkregen. Voor de toekomstige kosten met betrekking tot de administratie en uitbetaling van de pensioenen, is de voorziening pensioenverplichtingen verhoogd met 2%. 1. De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen. Als rekenrente wordt de marktrente gehanteerd. De marktrente komt overeen met de rente termijnstructuur ultimo boekjaar zoals deze door DNB is gepubliceerd.
46
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
2. De overlevingskansen van mannen en vrouwen worden ontleend aan de Prognosetafel 2010 - 2060 (starttafel 2011) van het AG toegepast met leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte. De overlevingskansen van de kinderen aan wie een wezenpensioen wordt uitgekeerd worden op 1 gesteld (geen sterfte). (2009: prognosetafel 2005-2050, starttafel 2010, met een jaar leeftijdsterugstelling voor mannen en vrouwen). 3. Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw bedraagt drie jaar, waarbij de man ouder is. 4. Met betrekking tot het uitgestelde nabestaandenpensioen wordt een leeftijdsafhankelijke gehuwdheidsfrequentie gehanteerd. Voor uitruilbaar nabestaandenpensioen wordt deze frequentie op leeftijd 65 op 100% gesteld.
Overige technische voorzieningen Egalisatievoorziening aanvullend invaliditeitspensioen Deze voorziening is ontstaan vanuit de overschotten op de doorsneepremies voor de regeling van invaliditeitspensioen. Jaarlijks worden de ontvangen premies en de intrest hieraan toegevoegd, terwijl de benodigde koopsommen voor inkoop van de toegekende invaliditeitspensioenen en van de verhogingen door indexatie hieraan worden onttrokken. In wezen fungeert de voorziening als buffer voor toekomstige calamiteiten zonder dat daar nu pensioenverplichtingen van het fonds tegenover staan. Spaarfonds gemoedsbezwaarden Het bestuur kan individuele vrijstelling van deelneming aan de verplichte pensioenregelingen aan een werknemer verlenen, indien deze gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekeren. Dit ontslaat zijn werkgever noch betrokkene van de verplichting tot afdracht van de reguliere bijdragen aan het fonds. Deze bijdragen worden op en individuele spaarrekening gestort, waaraan jaarlijks intrest wordt toegevoegd. De gespaarde bijdragen van de gemoedsbezwaarde worden na het bereiken van de 65-jarige leeftijd in gelijke termijnen aan betrokkene gedurende 15 jaren uitgekeerd. Bij overlijden van de gemoedsbezwaarde voordat de uitkeringen zijn ingegaan, wordt het saldo in gelijke termijnen gedurende 15 jaar aan de partner uitgekeerd. Bij overlijden van de gemoedsbezwaarde na ingang van de uitkering, worden de uitkeringen gedurende de resterende periode voortgezet ten behoeve van de partner.
Korte beschrijving pensioenregeling De uit de verschillende regelingen voortvloeiende rechten en verplichtingen zijn opgenomen in twee aparte reglementen, namelijk het pensioenreglement en het prepensioenreglement. De pensioenopbouw in de prepensioenregeling is op 1 januari 2006 stopgezet. Tot deze regeling kunnen geen nieuwe deelnemers meer toetreden. Met ingang van 1 januari 2006 is een aanvullingsregeling van toepassing. Op hoofdlijnen houden de verschillende regelingen het volgende in. (Basis)pensioenregeling De (basis)pensioenregeling is een verplichte pensioenregeling voor alle werknemers van 21 jaar en ouder. De pensioenovereenkomst heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. De (basis)pensioenregeling voorziet in de opbouw van een levenslang ouderdomspensioen volgens het middelloonsysteem met na-indexatie van de opgebouwde pensioenbedragen. Vanaf 1 januari 2010 bedraagt de pensioenopbouw 2% van pensioengrondslag A en 0,25% van pensioen grondslag B per deelnemersjaar gelegen ná 31 december 2009. Hieraan wordt het tot 1 januari 2010 opgebouwde pensioen volgens de voorgaande pensioenregeling toegevoegd. De na-indexatie is voor actieve deelnemers in beginsel gebaseerd op de loonontwikkeling in de bedrijfstak. De pensioengrondslag is gesplitst in 2 delen: Pensioengrondslag A is gelijk aan het verschil van het op salarisgrens A gemaximeerde jaarsalaris van de deelnemer en de franchise. Er geldt een minimumgrondslag. Pensioengrondslag B is gelijk aan het verschil van het op salarisgrens B gemaximeerde jaarsalaris van de deelnemer en salarisgrens A.
JAARVERSLAG 2010
47
In 2010 bedraagt salarisgrens A € 36.642.,-- en salarisgrens B € 69.454,--. De franchise bedraagt in 2010 € 11.684,--. De minimumpensioengrondslag bedraagt € 4.586,--. Voor deelnemers met een echtgenoot of partner is een partnerpensioen verzekerd ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen. Het deel van het partnerpensioen over de jaren vanaf 1 juli 2001 is alleen op risicobasis verzekerd. Voor deelnemers met kinderen is een wezenpensioen medeverzekerd ten bedrage van 14% van het ouderdomspensioen voor elk kind. De pensioenopbouw wordt voor arbeidsongeschikte deelnemers voortgezet onder vrijstelling van bijdragebetaling.
Aanvullingsregeling Aanvullingsregeling voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 (55-plussers) Vanwege de opheffing van de VUT-regeling per 1 juli 2001 en van de prepensioenregeling per 1 januari 2006 geldt een aanvullingsregeling, voor deelnemers die: ■■ geboren zijn vóór 1 januari 1950; en ■■ zowel op 30 juni 2001 als op 1 juli 2001 in dienst waren van een aangesloten onderneming; en ■■ dit onafgebroken blijven tot de uittredingsdatum. Op grond van deze aanvullingregeling ontvangen de deelnemers die voldoen aan alle hierboven vermelde voorwaarden een aanvulling op hun pensioen waardoor zij op 62,5 jaar kunnen uittreden. Zij ontvangen daarbij een uitkering tot hun pensioendatum (65 jaar) die afhangt van hun leeftijd op 1 juli 2001. Daarbij wordt eerst het extra ouderdomspensioen opgebouwd vanaf 1 januari 2006 ten opzichte van de opbouw in de op 31 december 2005 geldende pensioenregeling (fictief) omgezet in een tijdelijke uitkering tussen 62,5 en 65 jaar. Aanvullingsregeling voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 (55-minners) Werknemers die: ■■ geboren zijn op of ná 1 januari 1950; en ■■ zowel op 30 juni 2001 als op 1 juli 2001 in dienst waren van een aangesloten onderneming; en ■■ dit onafgebroken blijven tot de pensioeningangsdatum of, indien deze na 31 december 2020, ligt tot en met 31 december 2020, verwerven extra aanspraken op ouderdomspensioen. Toekenning vindt plaats op 31 december 2020 of op de reguliere ingangsdatum als deze laatste datum vóór 31 december 2020 ligt en aan alle vorenstaande voorwaarden is voldaan. De hoogte van de aanvulling hangt af van de persoonlijke situatie. Invaliditeitspensioen De invaliditeitspensioenregeling voorzag in een aanvulling op de WAO-uitkering die de arbeidsongeschikte deelnemer van de overheid ontvangt. In verband met het vervangen van de WAO door de WIA is deze regeling per 1 januari 2006 beëindigd. De lopende uitkeringen worden voortgezet. Deze regeling is opgenomen in het pensioenreglement. Anw-hiaatregeling De Anw-hiaatregeling zorgt voor een aanvulling op de Anw-uitkering van de overheid. Deze regeling is in een afzonderlijk reglement opgenomen. Prepensioenregeling De prepensioenregeling was eveneens een middelloonregeling met na-indexatie van de opgebouwde pensioenbedragen. De pensioenopbouw is met ingang van 1 januari 2006 beëindigd. In de regeling zijn de tot 1 januari 2006 opgebouwde prepensioenaanspraken premievrij achtergebleven. Ook in deze regeling werd de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers voortgezet onder vrijstelling van de bijdragebetaling.
48
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
De opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen uit voornoemde regelingen worden in beginsel waardevast gehouden. De aanpassing van de pensioenen is voorwaardelijk. Aanvullende pensioenregelingen Het fonds biedt de aangesloten ondernemingen de mogelijkheid om per onderneming een aanvullende pensioenregeling voor hun werknemers of een bepaalde groep van werknemers te treffen, mits hieraan uniforme regels ten grondslag liggen.
6 Overige schulden en overlopende passiva Alle schulden en overlopende passiva hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
JAARVERSLAG 2010
49
Grondslagen voor resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.
7 Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen.
8 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, interest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten.
Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waarde stijgingen of waardedalingen.
10 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,303% (2009: 2,544%).
Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode.
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode.
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de actuele waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
50
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Wijziging uit hoofde van verzwaring overlevingstafels Om op een afdoende wijze rekening te houden met recente ontwikkelingen in de voorzienbare trend in overlevingskansen voor de gehele bevolking is de voorziening bepaald op basis AG-prognosetafels 20102060. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voorziening van in 2010 van € 6.018. In dit resultaat is ook de wijziging van actuariële grondslagen begrepen. Vooruitlopend op deze nieuwe AG-prognosetafel is ultimo 2009 een inschatting gemaakt van de verhoging, de verhoging in 2009 bedroeg € 12.845.
Wijzigingen overige actuariële uitgangspunten De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op incidentele wijziging van de regeling, en/of Incidentele wijzigingen in actuariële grondslagen/methoden.
Overige mutaties voorzieningen pensioenverplichtingen De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de kanssystemen.
14 Saldo van overdracht van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken.
15 Premies herverzekering Het nog niet gefinancierde (comingservice)gedeelte van het levenslange nabestaandenpensioen en van het wezenpensioen wordt jaarlijks op risicobasis bij Aegon gedekt. Ditzelfde geldt voor het gehele tijdelijke nabestaandenpensioen. Ook het risico van voortzetting van de pensioenopbouw bij gedeeltelijke of gehele arbeidsongeschiktheid van de deelnemer is in de vorm van risicokapitaal herverzekerd. Het gecombineerd winstaandeel uit hoofde van de herverzekering van overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico wordt achteraf verantwoord nadat de afrekeningen zijn opgesteld aan het eind van de contractperiode. De overeenkomst met Aegon is aangegaan voor een tijdvak van 5 jaar, ingaande op 1 januari 2006 en eindigende op 31 december 2010. De overeenkomst is met 5 jaar verlengd.
JAARVERSLAG 2010
51
Risicobeheer en derivaten In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risicoinformatie aan.
Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het tekort op FTK-grondslagen is als volgt: 31 dec. 2010 3 1 dec. 2009 EUR EUR
Technische voorzieningen volgens jaarrekening (a) 342.547 (a) 326.507 Technische voorzieningen volgens jaarrekening (a) 402.789 (a) 342.547 Buffers: S1 Renterisico 12.681 22.266 S2 Risico zakelijke waarden 37.965 32.830 S3 Valutarisico 2.731 (846) S4 Grondstoffenrisico 2.298 78 S5 Kredietrisico 1.805 6.534 S6 Verzekeringstechnisch risico 14.632 12.543 Diversificatie-effect (24.011) (23.351) Totaal S (vereiste buffers) (b) 48.101 (b) 50.054 Vereist eigen vermogen (art. 132 Pensioenwet (a+b) 450.890 (a+b) 392.601 Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden) 411.299 345.956 Tekort (39.591) (46.645) Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds het standaardmodel toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke asset mix in de evenwichtssituatie.
52
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: ■■ Beleggingsbeleid ■■ Premiebeleid ■■ Herverzekeringsbeleid ■■ Toeslagverleningsbeleid De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)-risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in ABTN. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Voor de diversificatie inzake het soort belegging (zakelijke waarde, vastrentend en dergelijke) verwijzen wij naar de jaarrekening. Tevens verwijzen wij naar de diverse overige tabellen in deze risicoparagraaf waarin wordt aangeven hoe de beleggingsportefeuille is gediversificeerd naar sector en regio. De segmentatie van vastgoedbeleggingen naar sectoren is als volgt: 31 december 2010 31 december 2009 EUR % EUR %
Kantoren 2.540 20 2.620 20 Winkels 2.627 20 2.511 19 Overige bedrijfsgebouwen 410 3 414 3 Woningen 3.521 27 3.556 27 Overige 3.814 30 4.032 31 12.912 100 13.133 100
JAARVERSLAG 2010
53
Valutarisico Valutarisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van de waarde van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het deel dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 12 % (2009: 36%) van de beleggingsportefeuille en is voor 53% (2009: 103%) afgedekt door de euro. Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten EUR 25.325 (2009: 127.892). Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven. De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2010 Voor Valutaderivaten Valutaderivaten discretionair in beleggings- pools EUR EUR EUR
Nettopositie (na) EUR
EUR 363.562 16.464 8.335 388.361 GBP 3.787 (2.077) (125) 1.585 JPY 3.360 (2.096) (784) 480 USD 23.560 (10.064) (6.636) 6.860 OVERIGE 17.264 (2.753) (790) 13.721 411.533 (526) - 411.007 2009 Voor Valutaderivaten Valutaderivaten discretionair in beleggings- pools EUR EUR EUR
EUR 218.671 1.830 GBP 13.764 - JPY 6.263 - USD 79.279 (1.920) OVERIGE 24.828 - 342.805 (90)
Nettopositie (na) EUR
125.972 (14.012) (6.057) (93.911) (11.992)
346.473 (248) 206 (16.552) 12.836
-
342.715
De grote daling in de exposure in de valutaderivaten in de beleggingspools in 2010 is namelijk veroorzaakt door de afname LDI pools in 2010.
54
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioen verplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
Balans- 31 december Balans- 31 december waarde 2010 waarde 2009 EUR EUR
Duration van de vastrentende waarden (excl. derivaten) 220.538 11 218.725 Duration van de vastrentende waarden (incl. derivaten) 220.538 22 218.725 Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen 402.789 20 342.547
3 20 20
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 2010 2009 EUR EUR
< 1 jaar 1-5 jaar > 5 jaar
11.175 42.127 167.236
42.597 108.055 68.073
220.538
218.725
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalings onmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geld¬leningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Met betrekking tot premiedebiteuren is er een risico dat de werkgevers de premiebijdragen niet kunnen betalen. Het fonds voert incassobeleid uit om de premiebijdragen zo snel mogelijk te innen.
JAARVERSLAG 2010
55
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen naar sector weergegeven:
2010 2009 EUR EUR
Overheidsinstellingen 188.809 27.895 Beleggingsinstellingen (niet nader gespecificeerd) 0 606 Financiële instellingen 75.652 156.146 Handel- en industriële bedrijven 54.941 103.677 Nutsbedrijven 49.823 12.052 Vastgoed 12.912 13.133 Andere instellingen 28.870 29.206 411.007 342.715 De verdeling naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
Mature markets Emerging markets Andere
2010 EUR
2009 EUR
390.630 15.781 4.596
314.308 19.882 8.525
411.007
342.715
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: 2010 2009 EUR % EUR %
AAA 184.544 84 44.980 AA 5.254 2 31.894 A 7.340 3 42.516 BBB 12.315 6 24.804 < BBB 6.925 3 23.981 Geen rating 4.160 2 50.550 220.538 100 218.725
21 15 19 11 11 23 100
De leningen waar Hibin in belegd die geen rating hebben zijn o.a. Aegon Annuiteit Hibin en Achmea PVF Zakelijk Hypotheekfonds.
56
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
Verzekeringstechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeids ongeschiktheid. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Door gebruik te maken van de nieuwe AG-prognosetafel 2010-2060 is rekening gehouden met het feit dat de levensverwachting sterker is toegenomen dan was voorzien in de vorige prognosetafel. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het pensioenfonds is een ‘eigen beheer’ pensioenfonds en heeft haar risico’s derhalve niet herverzekerd, behoudens een deel van het overlijdensrisico uit hoofde van de vrijwillige Anw-hiaatverzekering en de overlijdens- en premievrijstellingsrisico’s uit hoofde van de aanvullende regelingen.
Toeslagverleningsrisico (actuariële risico’s) Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. Ultimo 2010 bedraagt de dekkingsgraad op basis van FTK 102,1% (31 december 2009: 101,0% op basis van FTK). Op basis van de stand van de dekkingsgraad heeft het bestuur besloten niet te indexeren.
JAARVERSLAG 2010
57
Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Dit betreft per 31 december 2010 de volgende posten:
2010 2009 EUR EUR
FEDERAL REPUBLIC OF GERMANY 74.994 8.667 AEGON NV 15.971 15.158 RABOBANK - 10.615 JP MORGAN - 26.507 Vanguard 91.313 Aberdeen 22.454 Etfsall 9.998 Pictet 10.398 LOF inv 23.692 Achmea zakelijk hyp 16.465 OAT EUR 81.861 Netherlands 16.759 In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aan gehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur.
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand.
58
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: ■■ Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. ■■ Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. ■■ Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per: 31 december 2010 Type contract
Instrument
Expiratiedatum
Contractomvang EUR
Actuele waarde Actuele waarde Activa Passiva EUR EUR
FFX forward
CHF
07-01-2011
735
780
FFX forward
CAD
07-01-2011
1.037
1.095
FFX forward
GBP
07-01-2011
2.053
2.077
FFX forward
JPY
07-01-2011
1.990
2.096
FFX forward
USD
07-01-2011
9.857
10.064
FFX forward
AUD
07-01-2011
792
878
16.464
16.990 526
Totaal FFX forward (netto) Swaps
Intrest rate
26-04-2030
4.000
4.012
4.148
Swaps
Intrest rate
26-04-2020
4.000
4.012
4.090
Swaps
Intrest rate
26-04-2060
32.000
34.010
32.093
Swaps
Intrest rate
26-04-2055
14.000
14.844
14.041
Swaps
Intrest rate
26-04-2045
43.000
45.710
43.125
Swaps
Intrest rate
26-04-2040
16.000
16.865
16.047
119.453
113.544
Swap SG
Intrest rate
26-04-2015
23.000
23.067
23.412
Swap SG
Intrest rate
26-04-2050
39.000
41.372
39.114
64.439
62.526
Totaal Swaps (netto)
7.822
7.296 Totaal derivaten posities (netto)
JAARVERSLAG 2010
59
31 december 2009 Type contract
Instrument
Expiratiedatum
Contractomvang EUR
FFX forward
USD
8-1-2010
1.830
Actuele waarde Actuele waarde Activa Passiva EUR EUR
1.830 1.830
1.920 1.920
Securities lending De vermogensbeheerder voert zelf geen securities lending programma uit. Echter binnen de beleggingsfondsen waarin wordt belegd wordt dit op heel bescheiden schaal gedaan, dit volgens strikte richtlijnen met onderpand en verdeling van kosten en opbrengsten.
60
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Toelichting op de balans per 31 december 2010 (in eenheden van duizend euro) 1. BELEGGINGEN BELEGGINGEN VOOR RISICO PENSIOENFONDS
Stand per
Aankopen,
Voor- en
1 januari
investeringen
nadelige
en verstrekking
Verkopen en
Stand per
aflossingen 31 december
verschillen
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen 13.133 78 (299) - 12.912 Aandelen 100.255 155.447 13.223 (110.826) 158.099 113.388 155.525 12.924 (110.826) 171.011 Vastrentende waarden Obligaties 79.507 207.345 12.073 (103.923) 195.002 Participaties in hypotheken 24.286 852 333 (97) 25.374 Leningen op schuldbekentenis 14.916 - (1.017) (13.899) Deposito's 9.306 58.694 - (67.838) 162 LDI Pools 90.710 102.489 11.780 (204.979) 218.725 369.380 23.169 (390.736) 220.538 Derivaten Rentederivaten - 6.490 6.482 (5.150) 7.822 Valutaderivaten (90) 1.324 (383) (1.377) (526) (90) 7.814 6.099 (6.527) 7.296 Overige beleggingen Commodities 4.000 8.332 1.677 (4.011) 9.998 GTAA 2.699 - 650 (1.203) 2.146 Overige 3.993 32.818 - (36.793) 18 10.692 41.150 2.327 (42.007) 12.162 Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds 342.715 573.869 44.519 (550.096) 411.007 Derivaten met een negatieve waarde 90 1.087 Beleggingen zoals opgenomen op de activazijde van de balans 342.805 412.094
JAARVERSLAG 2010
61
Uitsplitsing actuele waarde naar waarderingsmethode Op basis van de stand ultimo boekjaar kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Directe markt- noteringen
Afgeleide Waarderings markt- modellen en noteringen technieken
Totaal
31 december 2010 Vastgoedbeleggingen - Aandelen 104.010 Obligaties 192.972 Participaties in hypotheken Deposito's 162 Derivaten (526) Commodities 9.998 GTAA - Overige beleggingen 18
- 54.089 2.030 - - 7.822 - 2.146 -
12.912 - - 25.374 - - - - -
12.912 158.099 195.002 25.374 162 7.296 9.998 2.146 18
Totaal
66.087
38.286
411.007
306.634
31 december 2009 Vastgoedbeleggingen - - 13.133 13.133 Aandelen 100.255 - - 100.255 Obligaties 34.823 44.684 - 79.507 Participaties in hypotheken - 7.501 16.785 24.286 Leningen op schuldbekentenis - 14.916 - 14.916 Deposito's 9.306 - - 9.306 LDI Pools - 90.710 - 90.710 Derivaten - (90) - (90) Commodities 4.000 - - 4.000 GTAA 2.699 - - 2.699 Overige beleggingen 3.993 - - 3.993 Totaal
62
155.076
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
157.721
29.918
342.715
Zakelijke waarden 2010 2009
Participaties vastgoedbeleggingsfondsen Participaties aandelenfondsen vastgoedbeleggingen Kortlopende vorderingen inzake vastgoedbeleggingen
12.407 - 505
12.833 (750) 1.050
Totaal vastgoedbeleggingen 12.912 13.133 Aandelen Participaties aandelenfondsen 158.099 100.255 Totaal aandelen 158.099
100.255
Totaal zakelijke waarden 171.011 113.388 Vastrentende waarden Obligaties Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen 195.002 79.507 Totaal obligaties 195.002 79.507 Participaties in hypotheken Indirecte beleggingen Participaties in hypotheekfondsen 24.709 23.658 Kortlopende vorderingen inzake participaties in hypotheken 665 628 Totaal participaties in hypotheken 25.374 24.286 Leningen op schuldbekentenis - 14.916 Deposito's 162 9.306 LDI Pools Indirecte beleggingen Participaties in LDI Pools - 90.710 Totaal LDI Pools -
90.710
220.538
218.725
Totaal vastrentende waarden
JAARVERSLAG 2010
63
2010 2009
Derivaten Derivaatcontracten kunnen zowel een positieve als een negatieve waarde hebben. Hieronder zijn de contracten uitgesplitst naar contracten met een positieve en negatieve waarde. De derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar zijn opgenomen onder de overige schulden. Rentederivaten Positieve waarde 8.383 Negatieve waarde (561) Saldo 7.822 Valutaderivaten Positieve waarde - Negatieve waarde (526) (90) Saldo (526) (90) Totaal derivaten 7.296 (90) Overige Beleggingen Commodities 9.998 4.000 GTAA 2.146 2.699 Overige Liquide middelen inzake beleggingen 18 3.993 Totaal overige beleggingen 12.162 10.692 Totaal beleggingen risico pensioenfonds 411.007 342.715 Derivaten met een negatieve waarde 1.087 90 Beleggingen zoals opgenomen op de activazijde van de balans 412.094 342.805
64
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Vorderingen en overlopende activa 2010 2009
Premies Aan het eind van het boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies 2.259 2.843 Voorzieningen tegen verlies op premievorderingen (482) (310) 1.777 2.533 Nader vast te stellen volgend boekjaar (456) 109 1.321 2.642 Overige vorderingen Pensioenen Uitkeringen 82 79 Waardeoverdrachten 351 193 Herverzekeringen 382 1.152 815 1.424 De vordering uit hoofde van herverzekering betreft te vorderen claims 232 en nog terug te vorderen premie herverzekering 150. Kosten Administratiekosten 12 34 Diverse vorderingen Overige vorderingen 4 Totaal overige vorderingen 831 1.458
3. Overige activa
Liquide middelen Rekening courant Staalbankiers 82 1.698 Totaal liquide middelen 82 1.698
4. Stichtingskapitaal en reserves 2010 2010 2009 2009 7 % 7 %
Solvabiliteit en dekkingsgraad Aanwezig eigen vermogen 8.510 102,1% 3.409 101,0% Minimaal vereist eigen vermogen 19.721 104,9% 17.110 105,0% Vereist eigen vermogen 48.101 112,0% 50.054 114,6% Dekkingsgraad 102,1% 101,0% De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totaal activa -/- overige schulden) / Technische voorzieningen. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaardmodel. Per 31 december 2010 voldoet het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het minimum vereist eigen vermogen. Ultimo 2008 voldeed het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het minimum vereist vermogen. Door het bestuur is naar aanleiding van het niet voldoen aan de wettelijke normen ultimo 2008 hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder DNB en in 2009 is een korte- en lange termijnherstelplan ingediend. Dit herstelplan is goedgekeurd door DNB.
JAARVERSLAG 2010
65
Ontwikkelingen 2010 met betrekking tot de dekkingsgraad en het herstelplan In 2010 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld:
Herstelplan 2010 %
Werkelijk 2010 %
Dekkingsgraad per 1 januari 2010 92,3 101,0 Sturingsmiddelen Premie 1,0 1,5 Uitkeringen (0,3) 0,1 Beleggingen 2,4 11,0 3,1 12,6 Overige effecten Rentetermijnstructuur - (10,6) Overige (0,2) (0,9) (0,2) (11,5) Dekkingsgraad per 31 december 2010 95,2 102,1 Met betrekking tot de beleggingen geldt dat de werkelijke opbrengst van de beleggingen hoger ligt dan de aanname zoals deze is opgenomen in het herstelplan. De daling van de rentetermijnstructuur heeft een belangrijke negatieve impact gehad op de dekkingsgraad. In het herstelplan is uitgegaan van een ongewijzigde rentetermijnstructuur. Met betrekking tot overige effecten geldt dat het hanteren van de nieuwe AG-prognosetafel een negatief effect heeft gehad op de dekkingsgraad. De daling van rentetermijnstructuur heeft geleid tot een verhoging van de voorziening en een daling van de dekkingsgraad. In het herstelplan is uitgegaan van een ongewijzigde rentetermijnstructuur. De toepassing van de AG-prognosetafel 2010-2060 heeft ook geleid tot een stijging van de voorzieningen en hiermee een daling van de dekkingsgraad. Dit is verantwoord onder overige Een hoger dan verwacht posititief beleggingsresultaat heeft de dekkingsgraad positief beïnvloed.
2010 2009
Algemene reserve Stand per 1 januari (46.645) (72.705) Mutaties Bestemming van het saldo van baten en lasten 7.054 26.060 Stand per 31 december (39.591) (46.645) Beleggingsreserve Stand per 1 januari 50.054 45.311 Mutaties Bestemming van het saldo van baten en lasten (1.953) 4.743 Stand per 31 december 48.101 50.054
66
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
5. Technische voorzieningen 2010 2009
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Stand per 1 januari 342.199 326.052 Mutaties Pensioenopbouw 21.475 25.831 Rentetoevoeging 4.483 8.426 Onttrekking voor pensioenuitkeringen (13.971) (12.557) Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten 173 310 Wijziging marktrente 38.465 (21.784) Wijzigingen uit hoofde van waardeoverdrachten 896 1.936 Wijzigingen uit hoofde van aanpassing actuariële grondslagen 6.018 12.845 Wijzigingen overige actuariële uitgangspunten - (13) Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 2.729 1.153 Totaal mutaties 60.268 16.147 Stand per 31 december 402.467 342.199 Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de technische voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van de soort deelnemer 2010 2009 Aantal 7 Aantal 7
Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers
7.497 4.065 24.764
187.679 95.654 119.134
7.629 3.956 27.281
150.160 87.054 104.985
Totaal
36.326
402.467
38.866
342.199
2010 2009
Spaarfonds gemoedsbezwaren Stand per 1 januari 231 222 Mutaties Interestvergoedingen 10 9 Stand per 31 december
241
231
JAARVERSLAG 2010
67
Overige technische voorzieningen 2010 2009
Egalisatievoorziening aanvullend invaliditeitspensioen Stand per 1 januari 117 Mutaties Onttrekking voorziening (36) Stand per 31 december 81 Totaal overige technische voorzieningen per 31 december 81
233 (116) 117 117
6. Overige schulden en overlopende passiva 2010 2009
Overige schulden Te verrekenen premies Vastgestelde nog te verrekenen premies 661 945 661 945 Pensioenen Belastingen en sociale lasten 494 304 Pensioenpremie - 30 Uitkeringen 60 Waardeoverdrachten - 41 Uit hoofde van herverzekeringen - 641 554 1.016 Derivaten Valutaderivaten risico pensioenfonds 526 90 Rentederivaten risico pensioenfonds 561 1.087 90 Kosten Administratiekosten 154 Advies- en controle kosten 105 187 Beleggingskosten 275 202 Overige 36 62 570 451 Diverse schulden Crediteuren 143 143 Overige 14 2 157 145 Totaal overige schulden 3.029 2.647
68
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Syntrus Achmea tot en met 31 december 2013. Het fonds heeft met de vermogensbeheerder Syntrus Achmea Vastgoed een beheerovereenkomst afgesloten tot en met 31 december 2013. Op 1 maart 2010 is een nieuwe overeenkomst voor vermogensbeheer aangegaan voor onbepaalde tijd met Lombard Odier Darier Hentsch & Cie (Nederland) N.V.. De overeenkomst kan door het fonds met onmiddellijke ingang en zonder opzegtermijn worden opgezegd. Voor de vermogensbeheerder geldt een opzegtermijn van 3 maanden.
Derivaten Voor de contractomvang van de derivaten wordt verwezen naar de toelichting behorende tot de jaarrekening 2010 paragraaf “specifieke financiële instrumenten (derivaten)”.
Investeringsverplichtingen Per eind 2010 zijn verplichtingen aangegaan met betrekking tot investeringstoezeggingen in Vastgoedfondsen In 2011 voor in totaal € 1.824.
JAARVERSLAG 2010
69
Kasstroomoverzicht (in eenheden van duizend euro) Boekjaar Ontvangsten Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Premies van werkgevers en werknemers Van herverzekeraars ontvangen uitkeringen Overdrachten van rechten Pensioenuitkeringen Betaalde premies herverzekering Pensioenuitvoeringskosten Overige activiteiten Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
31.054 1.182 1.735
Vorig Boekjaar
Uitgaven
Ontvangsten
1.404 13.783 1.209 2.589
31.054 1.182 331 (13.783) (1.209) (2.589)
30.365 735 375
33.971
18.985
14.986
110.826
78 155.447
103.923 97 13.899 67.838 204.979
Uitgaven
12.862 716 2.436 -
30.365 735 375 (12.862) (716) (2.436) -
31.475
16.014
15.461
(78) (44.621)
6.544 16.810
1.383 18.160
5.161 (1.350)
207.345 852 58.694 102.489
(103.422) (755) 13.899 9.144 102.490
13.000 11 3.012 5.340 7.380
10.500 14.565 35.109
2.500 11 3.012 (9.225) (27.729)
6.527
7.814
(1.287)
138
-
138
42.007 550.096
41.150 573.869
857 (23.773)
18.807 71.042
10.407 90.124
8.400 (19.082)
511 (393)
511 (393)
-
(519) 233
519 (233)
4.947 -
4.947 -
(544) 931 8 -
(981) -
(544) 931 981 8 -
2.067
2.067
-
-
-
-
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontwikkeling Zakelijke waarden Onroerende zaken Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Deposito´s Overige vastrentende waarden Derivaten Derivaten Overige beleggingen Overige beleggingen Subtotaal ontwikkeling portefeuille Opbrengsten portefeuille Zakelijke waarden Onroerende zaken Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Deposito´s Overige vastrentende waarden Derivaten Derivaten Overige beleggingen Overige beleggingen Subtotaal opbrengsten portefeuille
39 7.171
-
39 7.171
395
(293) (1.560)
293 1.955
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
557.267
573.869
(16.602)
71.437
88.564
(17.127)
Totaal kasstroom
591.238
592.854
(1.616)
102.912
104.578
(1.666)
Liquide middelen Stand per begin boekjaar Stand per einde boekjaar Afname/toename
1.698 82 (1.616)
3.364 1.698 (1.666)
IIn het kasstroomoverzicht is de mutatie van de overige vorderingen en de overige schulden inzake de beleggingsrubriek voor zowel het boekjaar als vorig boekjaar verwerkt in de opbrengsten portefeuille. De liquide middelen inzake de beleggingsrubriek zijn in de vergelijkende cijfers onder de betreffende beleggingsrubriek opgenomen. De kosten vermogensbeheer worden in het boekjaar opgenomen bij de betreffende rubriek en in mindering gebracht op de kasstroom uit opbrengsten portefeuille.
70
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Toelichting op de staat van baten en lasten over het boekjaar 2010 (in eenheden van duizend euro) 2010 2009
De omzet zijnde de premies en de directe beleggingsopbrengsten bedraagt:
38.332
33.069
7. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Werkgevers- Werknemersgedeelte gedeelte
2010 2009
Periodieke premies - Verplichte verzekering 18.844 9.594 28.438 - Voortgezette verzekering 725 10 735 - Vrijwillige voortgezette verzekering 356 - 356 - ANW-hiaatverzekering - 695 695 19.925 10.299 30.224 Koopsommen (13) Mutaties inzake voorziening premievorderingen (194) Aandeel Vut in premiebaten -
30.017
29.203 121 366 712 30.402 (112) (2) 30.288
JAARVERSLAG 2010
71
Samenstelling premiebijdragen 2010 2009
De kostendekkende premie over het boekjaar bedraagt 29.557 34.763 De feitelijke premie over het boekjaar bedraagt (inclusief premie voor risico deelnemers) 30.849 30.402 De gedempte premie over het boekjaar bedraagt 24.760 24.818 De feitelijke premie over het boekjaar wjjkt af van de verantwoorde premie ad 30.017 als gevolg van correctie over voorgaande jaren. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Actuarieel benodigd voor nieuwe aanspraken voor risico fonds PVI opslag Opslag voor uitvoeringskosten Premies risico herverzekering Solvabiliteitsopslag
21.475 1.109 2.808 695 3.470
25.831 1.327 2.946 712 3.947
29.557 34.763 De samenstelling van de gedempte premie 2010 is als volgt:
72
Actuarieel benodigd voor nieuwe aanspraken voor risico fonds 17.575 PVI opslag 914 Opslag voor uitvoeringskosten 2.717 Premies risico herverzekering 695 Solvabiliteitsopslag 2.859
17.682 920 2.771 712 2.733
24.818
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
24.760
8. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2010
Directe Indirecte Kosten van beleggings- beleggings- vermogensopbrengsten opbrengsten beheer
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Overig
546 - 5.663 2.067 - 39
(299) 13.223 23.169 6.099 2.327 -
8.315
44.519
(35) (466) (716) - - - (1.217)
Totaal
212 12.757 28.116 8.166 2.327 39 51.617
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2009
Directe Indirecte Kosten van beleggings- beleggings- vermogensopbrengsten opbrengsten beheer Totaal
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Overig
568 - 1.920 - 356 (63)
(868) 24.583 4.763 54 62 -
(49) (233) (544) - - -
(349) 24.350 6.139 54 418 (63)
2.781
28.594
(826)
30.549
JAARVERSLAG 2010
73
2010 2009
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen 212 (349) Aandelen 12.757 24.350 12.969 24.001 Vastrentende waarden Obligaties 15.955 16.694 Participaties in hypotheekfondsen 1.392 232 Leningen op schuldbekentenis (1.017) 1.731 Deposito's 6 8 LDI-Pools 11.780 (12.526) 28.116 6.139 Derivaten Rentederivaten 6.684 Valutaderivaten 1.482 54 8.166 54 Overige Beleggingen Liquiditeiten - 356 Commodities 1.767 433 GTAA 560 (371) 2.327 418 Overig Overige opbrengsten - (92) Opbrengsten liquiditeiten 39 29 39 (63) Totaal beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 51.617 30.549
9. Uitkeringen en winstaandeel uit hoofde van herverzekering Uitkeringen uit hoofde van herverzekering
74
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
412
5
10. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen 2010 2009
Pensioenopbouw Pensioenopbouw 21.475 25.831 Rentetoevoeging Interesttoevoeging voorziening pensioenverplichtingen tegen rekenrente 1,303% (2009: 2,544%) 4.483 8.426 Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Onttrekking uit de voorziening pensioenverplichtingen en pensioenuitkeringen (13.971) (12.557) Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten Vrijval voor kosten uit technische voorziening 173 310 Wijziging marktrente De voorziening pensioenverplichting wordt gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur 38.465 (21.784) Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten actuarieel 2.609 2.044 Uitgaande waardeoverdrachten actuarieel (1.713) (108) 896 1.936 Wijziging uit hoofde van aanpassing actuariële grondslagen Verzwaring overlevingstafels 6.018 12.845 Wijzigingen overige actuariële uitgangspunten Aanpassing opslag toekomstige kosten - (13) Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op sterfte (248) 424 Resultaat op arbeidsongeschiktheid 470 1.277 Resultaat op mutaties 2.507 (548) 2.729 1.153 60.268 16.147
JAARVERSLAG 2010
75
11. Pensioenuitkeringen 2010 2009
Ouderdomspensioen 4.746 4.585 Prepensioenregeling 5.245 5.002 Nabestaanden pensioen 2.227 2.014 Wezenpensioen 43 41 Invaliditeitspensioen 565 583 Overige uitkeringen: - Afkoop wegens gering bedrag 1.197 633 - Eenmalige uitkeringen 7 6 1.204 639 14.030 12.864 In de post afkoop gering bedrag zit in 2010 een post van € 543 wat betrekking heeft op afkoop van kleine slapersrechten.
12. Pensioenuitvoeringskosten Aandeel administratiekosten Syntrus Achmea Pensioenbeheer Boekjaar 2.224 1.878 Vorig boekjaar (73) 143 2.151 2.021 Andere kosten: Advieskosten 250 426 Honoraria accountant 41 27 Bestuurskosten 101 95 Overige kosten 92 106 484 654 2.635 2.675
Bestuurdersbeloning De beloning aan bestuurders bedraagt
84
78
Het fonds heeft geen personeel in dienst. De beheersactiviteiten worden op basis van een uitvoerings overeenkomst verricht door personeel in dienst van Syntrus Achmea Pensioenbeheer dan wel vermogensbeheerder.
76
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Honoraria accountant De externe accountant is PricewaterhouseCoopers N.V. Op grond van artikel 382a Titel 9 Boek 2 BW is de vermelding van de honoraria van de accountant als volgt: 2010 2009
Onderzoek van de jaarrekening Andere niet controlediensten
37 4
24 3
41
27
Het onderzoek van de jaarrekening omvat zowel de wettelijke controle van de statutaire jaarrekening als de verslagstaten in het kader van de Pensioenwet. De andere niet controlediensten bevatten kosten inzake compliance onderzoek.
13. Wijzigingen overige technische voorzieningen Spaarfonds gemoedsbezwaarden 10 Egalisatievoorziening aanvullend invaliditeitspensioen (36) (26)
9 (116) (107)
14. Saldo overdracht van rechten
Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom individueel (1.827) Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom collectief (107) Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtsom individueel 1.404 (530)
(97) (2.225) 70 (2.252)
15. Premies herverzekeringen
Premies herverzekeringen ANW 568
712
712
568
JAARVERSLAG 2010
77
Verklaring van de Actuaris Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen te Amsterdam is aan Triple A – Risk Finance Certification B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een Actuariële Verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2010.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: ■■ heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en ■■ heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikelen 131 en 132. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Amsterdam, 16 mei 2011 drs. J.J.M. Tol AAG verbonden aan Triple A – Risk Finance Certification B.V.
78
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
JAARVERSLAG 2009
Aan: het Bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2010 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvaat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte inschattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
JAARVERSLAG 2010
79
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen per 31 december 2010 en van het saldo van baten en lasten over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gesteld eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW Amsterdam, 23 juni 2011 PricewaterhouseCoopers Accountant N.V. Drs. H.C. van der Rijst RA
80
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Gebeurtenissen na balansdatum
JAARVERSLAG 2010
81
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten In de statuten is geen bepaling opgenomen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten. Krachtens het besluit van het bestuur in de vergadering van 23 juni 2011 wordt het resultaat van 2010, afhankelijk van de omvang van het vereiste vermogen, toegevoegd aan de beleggingsreserve en het restant aan de algemene reserve.
Slotwoord Pensioen is een belangrijke voorziening waar werknemer en werkgever jaarlijks een flink bedrag voor opzij zetten. Juist bij pensioenen is vertrouwen van groot belang. Het jaar 2010 heeft voor veel pensioenfondsen vooral in het teken gestaan het in kaart brengen van de gevolgen van de nieuwe gegevens inzake de levensverwachting en de consequenties hiervan voor de financiële positie van het fonds, mede in relatie tot het in 2009 ingediende herstelplan. Wij zullen alle maatregelen nemen die noodzakelijk zijn om de financiële positie van het fonds weer op het juiste niveau te brengen en zodoende de pensioenen en pensioenaanspraken veilig te stellen. Wij bedanken alle medewerkers van de administrateur, de vermogensbeheerder, de actuaris en de accountant hartelijk voor hun deskundige inzet voor het fonds. Wij waarderen de betrokkenheid waarmee de inspanningen zijn verricht. Utrecht, 23 juni 2011 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen I. van Duijn-Pennenburg, voorzitter G. Mantel, vice-voorzitter
82
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Verklarende woordenlijst Actuariële en bedrijfstechnische nota Pensioenfondsen dienen te werken volgens een ABTN. (ABTN) Hierin zijn de financiële opzet van een pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven. Actuariële en bedrijfstechnische nota Pensioenfondsen dienen te werken volgens een ABTN. Hierin (ABTN) zijn de financiële opzet van een pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven. Asset Liability Management (ALM) Het op elkaar afstemmen van de beleggingen, de verplichtingen en het premie- en indexatiebeleid. Een ALM-studie wordt gebruikt om het meerjarig financieel beleid te optimaliseren uitgaande van verschillende economische scenario’s. Anw pensioen Vrijwillige overlijdensverzekering (keuze uit drie vaste pensioenbedragen), onderdeel van de regeling van het fonds. Asset mix Samenstelling van de beleggingsportefeuille, bijvoorbeeld aandelen, obligaties en onroerend goed. Autoriteit Financiele Markten (AFM) AFM verzorgt het toezicht op het gedrag van en de informatieverstrekking door alle partijen op de financiële markten in Nederland. Benchmark Vergelijkingsmaatstaf Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van een beleggingsportefeuille worden vergeleken. Commodities Beleggingscategorie gericht op grondstoffen zoals graan, metalen en olie. Corporate Governance Goed ondernemerschap; o.a. integer en transparant handelen door het bestuur, alsmede goed toezicht hierop. Ook het afleggen van verantwoording over het uitgevoerde beleid en het toezicht hierop valt eronder. Dekkingsgraad Procentuele verhouding tussen het aanwezige vermogen en de pensioenverplichtingen. De Nederlandsche Bank (DNB) DNB verzorgt het onafhankelijk (prudentieel) toezicht op pensioenfondsen. Derivaten Financiële derivaten zijn beleggingsinstrumenten die hun waarde ontlenen aan de waarde van een ander goed, zoals aandelen en olie. Met gebruikt financiële derivaten om risico’s te verkleinen of juist te speculeren. Dispensatie Vrijstelling van de verplichte deelneming aan de pensioen regeling van het bedrijfstakpensioenfonds.
JAARVERSLAG 2010
83
Excedentpensioen Pensioenaanspraken boven de basisregeling van het fonds, betrekking hebbend op hetzelfde dienstverband. Franchise Vrijgesteld bedrag dat jaarlijks door het bestuur wordt vastgesteld. Pensioenopbouw vindt plaats over het loon boven de franchise. Financieel Toetsingskader (FTK) Het financieel toetsingskader is onderdeel van de Pensioenwet en stelt voorschriften aan premiehoogte en de omvang van de aan te houden reserves. GTAA Doelstelling van Global Tactical Asset Allocation (GTAA) is om door middel over of onderwegen van markten of beleggingscategorieën de benchmark te verslaan. Het schuiven van obligaties naar aandelen en binnen aandelen van bijvoorbeeld Japan naar Europa zijn voorbeelden van beslissingen die onder GTAA vallen. LDI Liability Driven Investments , (LDI) vanuit de verplichtingen gedreven beleggingen LDI-pools (F&C) De LDI pools stellen een pensioenfonds in staat om de beleggingsportefeuille wat betreft rentegevoeligheid (duration) beter te laten aansluiten bij het karakter van de pensioenverplichtingen. Outperformance Er wordt een beter resultaat behaald dan de benchmark. Partnerpensioen Levenslange uitkering aan een nabestaande partner, vanaf het overlijden van de deelnemer. Pensioengrondslag Het deel van het pensioengevend loon boven de franchise. Over de pensioengrondslag worden aanspraken opgebouwd. Pension Fund Governance (PFG) Ofwel goed pensioenfondsbestuur. PFG stelt aan pensioenfondsen eisen op het gebied van transparantie, verantwoording, intern toezicht en zeggenschap. Performance Direct resultaat in de vorm van rente en dividendopbrengsten; indirect resultaat door waardeverandering van de portefeuille. Rekenrente Fictief rendementspercentage dat het belegde vermogen in de toekomst wordt geacht op te brengen. Rentedekking Financieringsvorm waarin de betaalde premies gelijk zijn aan de contante waarde van de aanspraak die in dat jaar begint. SAS70 Internationaal geaccepteerde auditingstandaard. Met een SAS70-verklaring wordt aangegeven dat het interne beheersproces adequaat is vormgegeven (verklaring type I) en functioneert (verklaring type II).
84
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Service level agreement (SLA) In een service level agreement worden afspraken gemaakt over het niveau van de te leveren dienstverlening. Solvabiliteit Het vermogen dat op langere termijn aanwezig moet zijn om de verplichtingen te kunnen nakomen. Sterftegrondslagen Berekeningsmethode gebaseerd op een statistisch overzicht van de sterftekans per leeftijd van een bepaalde groep personen. Toegezegde bijdrageregeling Pensioenregeling die geen andere verplichting kent dan het storten van een vooraf overeengekomen premie. Toegezegd pensioenregeling Pensioenregeling waarbij de hoogte van het te bereiken pensioen van tevoren word gegarandeerd. Toereikendheidstoets Actuariële toets in hoeverre het pensioenvermogen voldoende is om de verplichtingen na te komen. Underperformance Er wordt een slechter resultaat behaald dan de benchmark. Vastrentende waarden Beleggingssoort waarvoor in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt, zoals obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Voorbeleggen Vastleggen van huidige rente- of aandelenniveaus voor toekomstige cash flows. Voorziening pensioenverplichten (VPV) De passiva van het pensioenfonds, gelijk aan de waarde van de pensioenverplichtingen. Waardeoverdracht Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van een tot zeker moment opgebouwde pensioenaanspraak, in het geval de deelnemer verandert van werkgever of verzekeraar. Z-score Mate waarin het werkelijke rendement van een pensioenfonds afwijkt van het rendement van de door het bestuur vastgestelde normportefeuille. Een positieve z-score geeft aan dat het rendement hoger was dan dat van de normportefeuille. De performancetoets betreft de cumulatieve z-score over de laatste vijf jaar.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
JAARVERSLAG 2010
85
www.bpfhibin.nl
872
Syntrus Achmea / Postbus 9251 / 1006 AG Amsterdam telefoon 0900 - 2255783