Jaarverslag 2011 Klachtencommissie Wet beëdigde tolken en vertalers
1
Woord vooraf Voor u ligt het derde jaarverslag van de Klachtencommissie Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: de commissie). In dit verslag zijn de gegevens opgenomen die de commissie op grond van artikel 19 van het Besluit beëdigde tolken en vertalers 1 jaarlijks in een openbaar verslag dient aan te geven. Daarnaast heeft de commissie van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele ervaringen die zij in het afgelopen jaar heeft opgedaan kort uiteen te zetten. Het jaarverslag wordt toegezonden aan de minister en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de Raad voor Rechtsbijstand, het bevoegd gezag van het Bureau Wet beëdigde tolken en vertalers (Bureau Wbtv), de hoofddirecteur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), evenals aan de organisaties die de belangen van tolken en vertalers in algemene zin behartigen. Overige belangstellenden zullen aan de hand van de e-nieuwsbrief van het Bureau Wet beëdigde tolken en vertalers op dit jaarverslag worden geattendeerd. De inhoud van het jaarverslag is openbaar en is door eenieder te raadplegen op de website van het Bureau Wbtv (www.bureauwbtv.nl).
1
Besluit van 11 december 2008, houdende regels inzake de kwaliteit en integriteit van beëdigde tolken en vertalers (Stb. 2008, 555). 2
1. Inleiding Met de inwerkingtreding van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv)2 op 1 januari 2009 is een Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) ingesteld. In dit register worden (beëdigde) tolken en vertalers opgenomen die aan bepaalde kwaliteitscriteria voldoen. Een aantal tolken en vertalers is vanaf 1 januari 2009 op grond van een overgangsregeling in het Rbtv ingeschreven. Overige tolken en vertalers die in het register wensen te worden opgenomen, dienen te voldoen aan de eisen die daaraan in de wet worden gesteld. Naast het Rbtv is een Uitwijklijst ingericht (artikel 2, derde lid, Wbtv). Op deze Uitwijklijst worden tolken en vertalers ingeschreven die niet kunnen aantonen over kennis van bronen doeltaal en de bijbehorende culturen te beschikken, wegens onder meer het ontbreken van taalopleidingen, het gemis aan opleidingen over de cultuur van het gebied waar de bron- dan wel doeltaal wordt gesproken, het ontbreken van deskundigen die deze kennis kunnen vaststellen, dan wel van toetsen. Aan de toelating tot deze lijst worden eveneens eisen gesteld, waardoor ook de Uitwijklijst een kwaliteitsbevorderend effect heeft. 3 De beëdigde tolken en vertalers die in het Rbtv en de Uitwijklijst zijn opgenomen, worden geacht zich te houden aan de Gedragscode voor tolken en vertalers (Gedragscode Wbtv) die op advies van het Kwaliteitsinstituut beëdigde tolken en vertalers door de Raad voor Rechtsbijstand is vastgesteld.4 In deze Gedragscode zijn best practices op het gebied van het tolken en vertalen gecodificeerd. Indien voornoemde tolken of vertalers zich niet houden aan de voorschriften van de Wbtv en de Gedragscode Wbtv, kan hun inschrijving in het Rbtv of de Uitwijklijst worden doorgehaald. Daarbij wordt bepaald gedurende welke periode (maximaal 10 jaar) de tolk/vertaler geen nieuw verzoek tot inschrijving mag indienen. Aan de hand van het Rbtv, dat is te raadplegen op de website van het Bureau Wbtv, kan eenieder geregistreerde tolken en vertalers vrijelijk benaderen. Een aantal organisaties is verplicht om bij het inschakelen van een tolk of vertaler gebruik te maken van de in het Rbtv geregistreerde tolken en vertalers, tenzij de vereiste spoed dat onmogelijk maakt of in de gewenste taal geen tolk of vertaler in het register is opgenomen. Deze afnameplicht geldt voor justitieafnemers, zoals de politie, het Openbaar Ministerie, de gerechten (in straf- en vreemdelingenprocedures) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De commissie is ingesteld krachtens artikel 16, tweede lid, Wbtv bij besluit van 25 mei 2009 van de Raad voor Rechtsbijstand.5 De taak van de commissie is het behandelen van klachten gericht tegen tolken en vertalers wier werkzaamheden vallen onder de werking van de Wbtv en daarover te adviseren. De commissie adviseert op grond van haar bevindingen aan het Bureau Wbtv ten behoeve van de algehele kwaliteitsverbetering – op zowel het gebied van de professionaliteit als de integriteit – van de bij het Bureau Wbtv (in het Rbtv of op de Uitwijklijst) ingeschreven tolken en vertalers. Bij de klachtbehandeling treedt de commissie niet in de inhoudelijke beoordeling van eventuele onderliggende procedures. Voor zover de IND tolken inzet, die in het Rbtv of op de Uitwijklijst worden vermeld, is de klachtenprocedure van artikel 16, eerste lid, Wbtv zonder meer van toepassing. Ten aanzien van niet-geregistreerde tolken is de klachtbehandeling niet in de Wbtv vastgelegd. De tolken die door de IND worden ingezet, vallen voor een aanzienlijk deel in de categorie 2
Wet van 11 oktober 2007, houdende regels inzake de beëdiging van tolken en vertalers en de kwaliteit en de integriteit van beëdigde tolken en vertalers (Wet beëdigde tolken en vertalers), Stb. 2007, 375. 3 Zie Besluit Uitwijklijst Wbtv (Staatscourant 25 mei 2009, nr. 102) en de Rectificatie Besluit Uitwijklijst (Staatscourant 19 juni 2009, nr. 111). 4 Gedragscode voor tolken en vertalers in het kader van de Wbtv van 22 september 2009 (Staatscourant 2009, nr. 15358). 5 Regeling van de Raad voor Rechtsbijstand van 25 mei 2009, houdende de instelling van de klachtencommissie als bedoeld in artikel 16 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Instellingsbesluit klachtencommissie Wbtv), (Staatscourant 12 juni 2009, nr. 106). 3
tolken die niet in het Rbtv of op de Uitwijklijst zijn opgenomen, omdat de IND niet voor alle talen kan beschikken over ingeschreven tolken. Vóór de inwerkingtreding van de Wbtv en de instelling van de commissie werden alle klachten over door de IND ingezette tolken behandeld door de Klachtenadviescommissie Tolken (KACT), ingesteld door de hoofddirecteur van de IND op 26 augustus 1999 en opgeheven op 1 april 2009. De KACT stond garant voor een uniforme behandeling van alle klachten die via de formele weg werden afgedaan en zij is bij de invoering van de Wbtv opgeheven. De IND heeft de bevoegdheid gemandateerd aan de commissie om klachten tegen niet-geregistreerde tolken in behandeling te nemen en haar daarover – op dezelfde voet als voorheen de KACT – te adviseren.6 Twee oud-leden van de KACT nemen als lid deel aan de commissie, waardoor de overdracht van de opgedane ervaringen en kennis van de KACT aan de commissie is gewaarborgd. Klachten over tolken die door de IND zijn ingezet en die niet in het Rbtv zijn ingeschreven en evenmin op de Uitwijklijst worden vermeld, dienen te worden gericht aan de IND. De IND zal de klacht eerst op informele wijze in behandeling nemen en pogen af te doen. Als de informele klachtafhandeling niet tot het gewenste resultaat leidt, kan de klacht worden voorgelegd aan de commissie. Deze klachten worden door de commissie zoveel mogelijk op gelijke wijze behandeld als klachten tegen tolken die wel in het Rbtv of de Uitwijklijst zijn opgenomen, met dien verstande dat de commissie ten aanzien van deze klachten geen advies uitbrengt aan het bevoegd gezag van het Bureau Wbtv, maar aan dat van de IND. In dit jaarverslag worden zowel de klachten toegelicht die op grond van de Wbtv zijn ingediend, als de klachten die door de commissie op grond van de mandaatverlening door de IND zijn behandeld.
6
Regeling van 4 juni 2009, houdende verlening mandaat inzake de behandeling van klachten over tolken ingezet door de IND betreffende de klachtencommissie zoals bedoeld in artikel 16, tweede lid van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Staatscourant, 22 juni 2009, nr. 112). 4
2. Samenstelling Klachtencommissie Wbtv De commissie is samengesteld uit juristen, alsmede uit leden die niet werkzaam zijn als tolk of vertaler maar wel ervaring of affiniteit hebben met tolk- en vertaalwerkzaamheden en/of die ervaring hebben met klachtbehandeling of vergelijkbare procedures, en voorts uit leden die werkzaam zijn als beëdigd tolk of vertaler en als zodanig zijn ingeschreven in het Rbtv. Volgens art. 15, eerste lid, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers bestaat de commissie uit maximaal acht leden. In 2011 hebben voor het eerst wisselingen in de samenstelling van de commissie plaatsgevonden. Aan twee commissieleden, onder wie de plaatsvervangend voorzitter, is in oktober 2011 eervol ontslag verleend. Teneinde de opengevallen plaatsen op te vullen, zijn op 11 november twee vacatures gepubliceerd in de Staatscourant.7 Begin 2012 is in deze vacatures voorzien. De samenstelling van de commissie was in 2011 als volgt. voorzitter: dhr. mr. R.G.A. Beaujean, stafjurist Raad voor de rechtspraak. lid, tevens plaatsvervangend voorzitter: dhr. mr. R.T.J. van Dartel, juridisch specialist politie Utrecht (tot 21 oktober 2011). leden: mw. dr. ir. H. Bot, socioloog en psychotherapeut; mw. drs. N. Groenendijk-Feenstra, beëdigd vertaler; dhr. Ph.J.E. Hyams, M.A., docent vertaalacademie Hogeschool Zuyd te Maastricht; dhr. drs. P.H.M. Keesom, beëdigd tolk en vertaler (tot 21 oktober 2011); dhr. S. Kruszynski, beëdigd tolk en vertaler; mw. F. Timmer, beëdigd tolk en vertaler. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris en een notulist. secretaris: dhr. J.J.L. Link, stafmedewerker Bureau Wbtv. notulisten: mw. A.F. Wegewijs mw. M. Regenboog
7
Staatscourant 2011, nr. 20333 5
3. Reglement De commissie heeft in 2009 een Reglement Klachtencommissie Wbtv (hierna: het Reglement) vastgesteld.8 Het Reglement beschrijft onder meer de procedure volgens welke de door de commissie ontvangen klachten worden behandeld. De ervaringen die de commissie tot nu toe heeft opgedaan, hebben haar ertoe gebracht het Reglement in 2010 op enkele onderdelen te wijzigen.9 In 2011 heeft de commissie opnieuw aanleiding gezien het Reglement aan te passen. Ditmaal is voorzien in een wrakings- en verschoningsregeling (art. 16 Reglement). Er kunnen zich bij de behandeling van klachten situaties voordoen waarbij een partij al eerdere ervaringen heeft gehad met een commissielid vanuit diens andere hoedanigheid. Bij die partij (of de tegenpartij) zou een vrees voor partijdigheid van de commissie kunnen ontstaan, die in sommige gevallen objectief gerechtvaardigd is. Ook andere feiten en omstandigheden kunnen tot een dergelijke vrees aanleiding geven. Een partij kan tegen deelneming van een lid van de commissie aan de behandeling van de klacht bezwaar maken (wraking). Dit bezwaar moet zijn gegrond op feiten of omstandigheden ten aanzien van dat commissielid, die het vormen van een onpartijdig en onafhankelijk oordeel over de klacht zouden bemoeilijken. Een commissielid kan zich ook zelf onttrekken aan de behandeling van een klacht (verschoning) wanneer zich ten aanzien van dit lid feiten of omstandigheden voordoen die het vormen van een onpartijdig en onafhankelijk oordeel over de klacht zouden bemoeilijken. Het commissielid is verplicht zich te verschonen indien de overige leden van de commissie, die zetelend als kamer aan de behandeling van de klacht deelnemen, van oordeel zijn dat voornoemde feiten of omstandigheden zich ten aanzien van dat commissielid voordoen. Als het bezwaar gegrond wordt verklaard of een commissielid zich verschoont, wordt het betrokken commissielid vervangen door een ander lid van de commissie. In dat geval wordt het onderzoek naar de klacht door de kamer van de commissie in gewijzigde samenstelling opnieuw aangevangen. In de gevallen waarin het bezwaar ongegrond wordt verklaard, zal het onderzoek naar de klacht door de kamer van de commissie in ongewijzigde samenstelling worden hervat. Het actuele Reglement is gepubliceerd op www.bureauwbtv.nl.
8 9
Staatscourant 24 juni 2009, nr. 114 Staatscourant 2010, nr. 7049. 6
4. Klachten 4.1 Inleidende opmerkingen Net als in 2009 en 2010 is het de commissie opgevallen dat het aantal klachten dat haar bereikt zeer beperkt is. In de tweede helft van 2011 leek evenwel sprake van een opvallende toename. Hoewel een geringe hoeveelheid klachten een aanwijzing kan zijn voor een goed functionerend register, vreest de commissie dat de oorzaak daarvan voornamelijk is gelegen in onbekendheid met de klachtprocedure. Ook speelt mogelijk mee dat potentiële klagers niet altijd direct belang hebben bij het indienen van een klacht. Onbekendheid met de klachtprocedure en het belang daarvan heeft een ongunstig effect op de kwaliteitsbevorderende doelstelling van de Wbtv. Opdrachtgevers die niet tevreden zijn over het functioneren van een tolk of vertaler zullen in plaats van formeel klagen, er slechts toe overgaan de tolk of vertaler in kwestie in de toekomst zelf niet langer in te schakelen. De vraag of deze tolk of vertaler voldoet aan de kwaliteitseisen van het Rbtv blijft daarmee echter onbeantwoord. Bovendien is het risico aanwezig dat andere opdrachtgevers de tolk of vertaler op grond van diens inschrijving in het Rbtv zullen inschakelen en daardoor mogelijk eveneens negatieve ervaringen opdoen met deze persoon. In 2011 zijn door de commissie en het Bureau Wbtv daarom enkele initiatieven genomen om meer bekendheid te geven aan de klachtregeling (zie par. 5.7). Hierna volgt onder 4.2 een overzicht van de klachten die de commissie in 2011 hebben bereikt en van elke klacht en het naar aanleiding daarvan gegeven advies een korte samenvatting (par. 4.3). 4.2 Overzicht klachten 2011 Nummer
Tolk/vertaler
Advies commissie
Besluit Wbtv/IND
01-2011
vertaler Arabisch (Standaard)
gedeeltelijk gegrond, waarschuwing
Wbtv, advies overgenomen
02-2011
tolk Turks
gedeeltelijk gegrond, waarschuwing
Wbtv, advies overgenomen
03-2011
tolk Somali
gedeeltelijk gegrond, waarschuwing
IND, advies overgenomen
04-2011
tolk Urdu
gedeeltelijk gegrond, waarschuwing
IND, advies overgenomen
05-2011
tolk Dari
gedeeltelijk gegrond, waarschuwing
Wbtv, advies overgenomen IND, advies overgenomen
06-2011
vertaler Turks
gegrond, advies voor tijdelijke doorhaling van drie maanden
Wbtv, advies gedeeltelijk overgenomen. De inschrijving is niet doorgehaald.
07-2011
tolk Arabisch, Koerdisch (Faily), Koerdisch (Kermandji) en Koerdisch (Sorani)
ongegrond
IND, advies overgenomen
08-2011
tolk Dari en Farsi (Iran)
gegrond, advies voor tijdelijke doorhaling van drie maanden
Wbtv, advies overgenomen
7
4.3 Samenvatting van de klachten en adviezen 01-2011 Vertaler Arabisch (Standaard) Deze klacht is beoordeeld op grond van de Wbtv. Klachtonderdelen: beklaagde zou zonder toestemming van klaagster en/of zonder enig contact met klaagster een verklaring onder ede in de Arabische taal hebben opgesteld. In deze verklaring zou zijn opgenomen dat klaagster van haar voormalig echtgenoot contant alimentatie voor haar twee kinderen heeft ontvangen, hetgeen niet overeenstemt met de werkelijkheid; beklaagde zou bij het Marokkaanse consulaat hebben geholpen de door hem opgestelde verklaring uit naam van klaagster te laten legaliseren en haar handtekening te vervalsen; beklaagde zou bij het vervaardigen van een beëdigde vertaling in het Nederlands van de onder ede uit naam van klaagster opgestelde Arabisch verklaring passages aan die vertaling hebben toegevoegd en anders hebben verwoord dan in de brontekst. Advies van de commissie: Gedeeltelijk gegrond, waarschuwing. Toelichting: De klacht heeft betrekking op een verklaring die door beklaagde in de Arabische taal was opgesteld in opdracht van de voormalige echtgenoot van klaagster. Beklaagde heeft van deze verklaring tevens een beëdigde vertaling naar het Nederlands vervaardigd en geholpen bij het legaliseren van de verklaring. Daarbij zou hij volgens de klacht de handtekening van klaagster hebben vervalst. De inhoud van de Nederlandse vertaling zou op onderdelen afwijken van de originele Arabische verklaring. De commissie heeft de brontekst en de vertaling voorgelegd aan een onafhankelijke deskundige. In haar bevindingen heeft de deskundige overwogen dat de brontekst niet volledig door beklaagde is vertaald, dat er sprake lijkt te zijn van een samenvatting van de brontekst en dat aan de vertaling onderdelen zijn toegevoegd die niet in de brontekst zijn opgenomen. De commissie heeft deze conclusies van de deskundige overgenomen en geoordeeld dat beklaagde onvoldoende getrouw is gebleven aan de brontekst. Voor het overige heeft de commissie de klacht ongegrond verklaard. Omdat beklaagde tijdens de hoorzitting aangaf zijn werkzaamheden af te bouwen en op korte termijn geheel te zullen stoppen met zijn vertaalwerkzaamheden heeft de commissie geadviseerd te volstaan met een waarschuwing. 02-2011 Tolk Turks Deze klacht is beoordeeld op grond van de Wbtv. Klachtonderdelen: beklaagde zou cliënten voor aanvang van de tolkdienst op weg naar de tolkopdracht hebben vervoerd in zijn eigen auto; beklaagde zou tijdens tolkwerkzaamheden, die hij in opdracht van klager verrichtte, tegenover cliënten zich mede hebben gepresenteerd als relatietherapeut; beklaagde zou hebben voorgesteld zijn werkzaamheden als relatietherapeut tegenover klager te declareren als tolkuren; beklaagde zou op eigen initiatief buiten de tolkwerkzaamheden om contact hebben gezocht met de gespreksvoerder waarvan hij wist dat deze bij klager een klacht over hem had ingediend. Daarbij zou hij woorden hebben gebruikt die door haar als bedreigend werden ervaren. 8
Advies van de commissie: Gedeeltelijk gegrond, waarschuwing. Toelichting: Deze klacht is ingediend door het bemiddelingsbureau Tolk- en Vertaalcentrum Nederland (TVcN) in overleg met de bij de tolkopdracht betrokken cliënten. De klacht heeft betrekking op de attitude van beklaagde. Hij zou buiten de eigenlijke tolkwerkzaamheden om contacten hebben onderhouden met personen voor wie hij in opdracht van zijn opdrachtgever tolkte. Door zich aldus te gedragen zou zijn onafhankelijkheid in het geding zijn gekomen. Daarnaast zou beklaagde zich in het kader van zijn tolkwerkzaamheden aan personen voor wie hij tolkte (mede) hebben voorgesteld als relatietherapeut. Ten slotte werd erover geklaagd dat de gedragingen van beklaagde door zijn opdrachtgever als bedreigend werden ervaren. De commissie heeft in haar advies opgemerkt dat het beklaagde siert dat hij cliënten buiten zijn eigenlijke tolkwerkzaamheden heeft geprobeerd te helpen. Beklaagde is echter door het onderhouden van deze contacten teveel betrokken geraakt bij cliënten en heeft daarmee zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid in gevaar gebracht. De commissie heeft geconcludeerd dat beklaagde er als tolk een te ruime taakopvatting op nahoudt. 03-2011 Tolk Somali IND-Klacht Klacht: Klager zou zich tijdens het nader gehoor op 20 maart 2011 door beklaagde bedreigd hebben gevoeld. Uit het rapport van nader gehoor zou volgen dat beklaagde tijdens het gehoor aan de IND-gehoormedewerker heeft aangegeven dat klager om de vraag heen draait en dat beklaagde hem heeft aangespoord antwoord op de vraag te geven. Voorts zou de tolk aan de gehoormedewerker van de IND hebben aangegeven dat hij het idee had dat, als er een vraag wordt gesteld en er geen antwoord komt, klager naar een antwoord zoekt. Een tolk dient zich te beperken tot het tolken en mag geen interpretatie geven van het gedrag van klager. Het is enkel aan de gehoormedewerker van de IND om conclusies te trekken uit hetgeen door klager is verklaard. Door op eigen initiatief aan klager aan te geven dat hij antwoord op de vragen moet geven, zou beklaagde de rol van de gehoormedewerker ten onrechte hebben overgenomen. Advies van de commissie: Gedeeltelijk gegrond, waarschuwing. Toelichting: Deze klacht heeft betrekking op een nader gehoor bij de IND. Klager had bij dit gehoor af en toe moeite om antwoord te geven op de gestelde vragen. De betrokken contactambtenaar heeft daardoor diverse malen aan klager moeten vragen om antwoord te geven op de vragen en ook de tolk heeft klager er op eigen initiatief op gewezen dat klager de vragen moet beantwoorden. De commissie is van oordeel dat de opmerkingen die de tolk uit eigen beweging heeft gemaakt richting klager niet passen binnen de taakopvatting van een tolk. Door zodanig te handelen heeft de tolk de rol van de IND-gehoormedewerker overgenomen. 04-2011 Tolk Urdu IND-Klacht Klachtonderdelen: beklaagde zou het Urdu onvoldoende beheersen. Hij zou veel Hindi-woorden hebben gebruikt en onvoldoende op de hoogte zijn van de gang van zaken in Pakistan, bijvoorbeeld met betrekking tot het onderwijssysteem. Daarnaast zou beklaagde het woord “sarkar” hebben genoemd om daarmee “overheid” aan te duiden, terwijl 9
daarvoor in het Urdu het woord “hakumat” gebruikelijk is. Voorts zou beklaagde een bijlage niet goed hebben kunnen lezen en zou klaagster hem steeds hebben moeten uitleggen wat er stond. Klaagster zou de indruk hebben gehad dat beklaagde haar niet begreep; beklaagde zou klaagster niet respectvol hebben behandeld. Beklaagde zou het woord “Issai” hebben gebruikt om daarmee Christenen aan te duiden, terwijl dat in Pakistan een scheldwoord voor Christenen is. Klaagster zou zich hierdoor gekwetst, beledigd en verdrietig hebben gevoeld; beklaagde zou hebben geweigerd de data en tijden door te geven zoals die door klaagster tijdens het gehoor werden aangegeven. Beklaagde zou klaagster onder druk hebben gezet om data en tijden exact te noemen, zelfs als klaagster had aangegeven dat zij het niet meer precies meer wist. Hierdoor – en door de andere omstandigheden – zou klaagster haar verhaal niet goed naar voren hebben kunnen brengen.
Advies van de commissie: Gedeeltelijk gegrond, waarschuwing. Toelichting: Deze klacht heeft betrekking op een eerste gehoor bij de IND. Beklaagde zou de Urdu taal niet voldoende beheersen. Volgens klaagster gebruikte beklaagde veel Hindi woorden bij het vertolken van het Nederlands naar het Urdu. Daarnaast behandelde beklaagde klaagster onrespectvol door een scheldwoord te gebruiken om ‘Christenen’ aan te duiden. Beklaagde weigerde bovendien data en tijden te vertolken op de wijze waarop klaagster die aanduidde en zou haar onder druk hebben gezet om data en tijden exact te noemen. De commissie heeft een aantal vragen met betrekking tot de vertolking van enkele woorden voorgelegd aan een onafhankelijke vertaler alsmede aan een linguïst. Deze deskundigen gaven aan dat de door beklaagde gegeven vertolkingen correct zijn, al wordt onderkend dat bepaalde groepen in de Pakistaanse maatschappij een voorkeur kunnen hebben voor het gebruik van andere woorden. De commissie oordeelde dat niet is komen vast te staan dat beklaagde de Urdu taal onvoldoende beheerst. Evenmin is komen vast te staan dat beklaagde klaagster heeft willen beledigen door het gebruik van bepaalde woorden. De commissie oordeelde voorts dat is komen vast te staan dat beklaagde tijdens het INDgehoor uit eigen beweging heeft doorgevraagd, terwijl dat niet paste. Beklaagde is daarmee buiten zijn taak getreden en heeft plaatsgenomen op de stoel van de INDgehoormedewerker. 05-2011 Tolk Dari Deze IND-klacht is mede beoordeeld op grond van de Wbtv. Klachtonderdelen: beklaagde zou een deel van de verklaringen van klager, afgelegd tijdens een INDgehoor, samengevat hebben weergegeven in plaats van letterlijk, terwijl klager om een letterlijke weergave zou hebben verzocht; beklaagde zou buiten haar taak zijn getreden door een waardeoordeel te geven, onder meer door tijdens het nader gehoor de opmerking te maken dat klager wisselende verklaringen aflegt; beklaagde zou klager tijdens het nader gehoor woorden in de mond hebben gelegd, die hij zelf niet zou hebben uitgesproken.; beklaagde heeft ten minste één vraag niet volledig vertaald en vervolgens het antwoord van klager niet volledig weergegeven; beklaagde zou de Nederlandse taal onvoldoende beheersen en/of de verklaringen van klager onjuist hebben weergegeven.
10
Advies van de commissie: Gedeeltelijk gegrond, waarschuwing. Toelichting: Deze klacht heeft betrekking op een nader gehoor bij de IND. Volgens klager tolkte beklaagde niet goed en niet volledig. Klager gaf aan dat de inhoud van het rapport van het nader gehoor de indruk wekt dat beklaagde niet alles wist te vertolken. Beklaagde gaf echter aan dat het gehoor moeizaam verliep en dat klager steeds wisselende verklaringen aflegde, hetgeen het vertolken van die verklaringen bemoeilijkte. De gehoormedewerker bleef doorvragen om de waarheid te achterhalen. De commissie heeft bij de behandeling van deze klacht besloten de betrokken gehoormedewerker van de IND als getuige te horen. Ter hoorzitting gaf de getuige aan dat klager tijdens het IND-gehoor steeds wisselende verklaringen aflegde. Daardoor bleef de getuige doorvragen. Om het rapport leesbaar te houden, heeft zij echter niet elk antwoord letterlijk opgenomen, maar soms volstaan met een samenvatting. De commissie oordeelde dat de klacht grotendeels is te herleiden tot de wijze van verslaglegging door de IND-gehoormedewerker. Dat valt de beklaagde niet aan te rekenen. Naar het oordeel van de commissie is wel komen vast te staan dat beklaagde tijdens het gehoor een waardeoordeel heeft gegeven over de door klager afgelegde verklaringen. Dat is niet aan de tolk. Daarnaast is aannemelijk geworden dat beklaagde als een door klager gebezigd woord meerdere betekenissen had - soms bij het vertolken zelf details invulde. De door beklaagde gekozen betekenis vloeide dan echter niet direct voort uit de context. Beklaagde had in die gevallen om verduidelijking moeten vragen. De commissie wijt deze incidenten aan de beperkte tolkervaring en de beperkte tolkscholing van beklaagde. Omdat beklaagde aankondigde een tolkopleiding te zullen volgen waarmee zij zich bewuster zal worden van de grenzen van haar taak als tolk, heeft de commissie volstaan met een waarschuwing. 06-2011 Vertaler Turks Deze klacht is beoordeeld op grond van de Wbtv. Klacht: De door beklaagde opgemaakte vertaling van een persverklaring van de Rechtbank Haarlem naar aanleiding van de dood van een 22-jarige arrestant zou dermate slecht zijn dat de Nederlandse ambassade in Turkije deze niet naar de Turkse media heeft willen sturen. De vertaling zou zowel qua zinsopbouw, grammatica en qua vertaling van woorden dermate tekortschieten dat deze niet kon worden gebruikt voor het doel waarvoor de opdracht aan beklaagde was verstrekt. Advies van de commissie: Gegrond, tijdelijke doorhaling van drie maanden. Toelichting: De klacht heeft betrekking op een vertaling van beklaagde in opdracht van het Openbaar Ministerie te Haarlem. Klager heeft aan beklaagde een opdracht verstrekt voor het vertalen van een persverklaring naar de Turkse taal. Deze persverklaring zou in Turkije worden verspreid. Beklaagde heeft in reactie op de klacht aangegeven dat hij had afgesproken de tekst eerst te willen inzien om te kunnen bekijken of hij in staat was de opdracht op tijd te kunnen uitvoeren. Het was namelijk een spoedopdracht. De tekst werd hem echter pas toegezonden nadat hij al was vertrokken voor een andere afspraak. Beklaagde heeft de tekst dezelfde nacht alsnog zo goed mogelijk vertaald, maar zonder deze – zoals gebruikelijk – ter controle aan een andere vertaler te hebben kunnen voorleggen.
11
De commissie heeft de brontekst en de vertaling voorgelegd aan een onafhankelijke deskundige. In haar bevindingen heeft de deskundige overwogen dat de vertaling van onvoldoende kwaliteit is en dat deze de brontekst onjuist en onvolledig weergeeft. De commissie heeft de conclusies van de deskundige overgenomen en geoordeeld dat beklaagde onvoldoende getrouw is gebleven aan de brontekst. Beklaagde had de opdracht – gegeven het te korte tijdsbestek waarbinnen hij deze moest afleveren en zijn bezwaren daartegen – alsnog moeten weigeren. Hij had in ieder geval moeten aangeven dat hij niet zeker was van bepaalde onderdelen van zijn vertaling en dat die nog door een ander nagekeken zouden moeten worden voordat deze zou worden gebruikt voor het doel waarvoor de vertaling was opgesteld. Beklaagde had zich bewust moeten zijn van de gevoeligheid van het persbericht. 07-2011 tolk Arabisch, Koerdisch (Faily), Koerdisch (Kermandji) en Koerdisch (Sorani) IND-Klacht Klachtonderdelen: Beklaagde bleek tijdens een artikel 1F-aanvullend gehoor zo slecht Arabisch te spreken en zo ondeskundig te tolken vanuit het Arabisch naar het Nederlands en vice versa dat tijdens het gehoor een pauze werd ingelast. Daarna bleek hoe gebrekkig beklaagde had getolkt, zodat de voorzitter van het gehoor niet anders kon dan dit gehoor af te gelasten. Beklaagde zou tijdens het gehoor: de naam van een door klager in het Arabisch genoemde bedrijf aanvankelijk niet hebben kunnen vertolken en hebben aangegeven dat hij er niet uit kwam en er niet goed in thuis is; niet hebben geweten hoe hij bepaalde woorden moest vertolken. een tekening hebben getoond waarop door de betrokkene een ruimte zou zijn aangewezen, terwijl de advocaat van betrokkene door beklaagde niet mede in de gelegenheid werd gesteld te zien welke ruimte zijn cliënt zou hebben aangewezen. De advocaat moest zich om beklaagde heen buigen; de functie “directeur van de afdeling” vanuit het Arabisch hebben vertolkt als “voorzitter van de afdeling”; de lijst met namen en rangen binnen de Baath-Partij niet bij zich hebben gedragen en daardoor niet in staat zijn geweest het woord moyaed te vertalen; niet hebben geweten wat de voorzitter van het aanvullend gehoor bedoelde met een “aanstellingsbrief” en dit vervolgens naar het Arabisch hebben vertolkt als “sollicitatiebrief”; ook overigens moeite hebben gehad om bepaalde onderdelen van het gehoor te vertolken, waardoor vragen van de IND-contactambtenaar soms twee tot drie keer moesten worden gesteld. Advies van de commissie: Ongegrond. Toelichting: De klacht heeft betrekking op een 1F-aanvullend gehoor bij de IND. Het gehoor is volgens klager voortijdig afgebroken omdat beklaagde niet als tolk staat ingeschreven in het Rbtv, hij de Arabische taal onvoldoende beheerste en bovendien slecht tolkte. In een schriftelijke verklaring heeft de IND-gehoormedewerker onder meer aangegeven dat het gehoor niet is afgebroken omdat hij twijfelde aan het functioneren van beklaagde, maar omdat de gemachtigde van klager hierom zelf had verzocht. De commissie heeft geoordeeld dat onvoldoende is komen vast te staan dat beklaagde is tekortgeschoten in de uitvoering van zijn werkzaamheden.
12
08-2011 Tolk Dari/ Farsi (Iran) Deze klacht is beoordeeld op grond van de Wbtv. Klacht: Beklaagde zou – zelfs nadat hij daarop meermalen is aangesproken – herhaaldelijk te laat arriveren op gemaakte afspraken met de IND over te leveren tolkdiensten. Het op tijd arriveren zou eerder uitzondering dan regel zijn bij beklaagde. Daarmee zou hij frequent art. 2 van de Gedragscode tolken IND overtreden. De bedrijfsvoering van de IND zou ernstig worden verstoord door deze wijze van levering van tolkdiensten door beklaagde. Advies van de commissie: Gegrond, advies voor tijdelijke doorhaling van drie maanden. Toelichting: Deze klacht is ingediend door een tolkencoördinator van de IND. De klacht heeft betrekking op werkzaamheden van beklaagde voor de IND. Beklaagde is sinds 1996 opgenomen in het tolkenbestand van de IND. Sindsdien is hij diverse malen aangesproken op het niet tijdig verschijnen op gemaakte afspraken. In de periode van twee maanden voorafgaand aan de klacht is beklaagde op 27 van de 31 afspraken te laat (of zelfs geheel niet) verschenen. De IND besloot beklaagde niet langer in te zetten als tolk. Beklaagde heeft aangegeven dat als hij te laat is dat te wijten is aan ongelukken onderweg en slechte weersomstandigheden. Daarnaast zou het kantoor van de IND vaak slecht bereikbaar zijn. De IND annuleert ook regelmatig afspraken. De commissie heeft geoordeeld dat beklaagde zijn afspraken structureel niet is nagekomen. Drukke verkeersomstandigheden en dergelijke kunnen weliswaar incidenteel tot vertraging leiden zonder dat dit de tolk is aan te rekenen. Van een tolk mag echter op de lange termijn worden verwacht dat hij op ongemakken onderweg anticipeert en daarmee rekening houdt bij het plannen van zijn reis, zeker als hij herhaaldelijk op het te laat komen is aangesproken.
13
5. Ervaringen 5.1 Eerste bezwaar tegen besluit n.a.v. advies commissie De commissie adviseert de minister – feitelijk de Raad voor Rechtsbijstand – over ingediende klachten. Aan de hand van deze adviezen neemt de Raad – namens de minister – een besluit. In 2011 is voor het eerst bezwaar gemaakt tegen een dergelijk besluit. De commissie had de Raad geadviseerd om de sanctie op te leggen van berisping. De Raad concludeerde dat hij niet de bevoegdheid heeft om een officiële berisping als sanctiemaatregel op te leggen. In plaats daarvan besloot de Raad tot tijdelijke doorhaling van de betrokkene in het Rbtv en van de Uitwijklijst voor de duur van 2 weken. Daartegen maakte de betrokkene bezwaar. Omdat dit bezwaar geen schorsende werking had, vroeg zij tevens een voorlopige voorziening aan bij de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter oordeelde, onder verwijzing naar wetsgeschiedenis van de Wbtv, dat hem niet was gebleken van omstandigheden die aanleiding geven om over te gaan tot doorhaling. Bovendien had de commissie in de onderhavige kwestie geadviseerd de sanctie van berispring op te leggen, terwijl de commissie ook had kunnen aanbevelen tot (al dan niet tijdelijke) doorhaling. De voorzieningenrechter leidde daaruit af dat de commissie in de aard van de gedraging van betrokkene geen aanleiding heeft gezien een doorhaling te adviseren. Dat de Wbtv niet voorziet in een berisping geeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter op zichzelf onvoldoende reden om het advies van de commissie in te vullen als een advies voor een tijdelijke doorhaling. De voorzieningenrechter achtte voorts van belang dat de commissie in haar advies had aangegeven dat er sprake was van een op zichzelf staand incident, terwijl betrokkene haar werkzaamheden als tolk in het vervolg op een professionele en collegiale wijze zou verrichten met inachtneming van de voorschriften uit de Gedragscode in het kader van de Wbtv. Dit alles gaf de voorzieningenrechter aanleiding het bestreden besluit te schorsen tot en met zes weken na verzending van de beslissing op het bezwaar van betrokkene. In de onderliggende bezwaarprocedure heeft de minister besloten het eerdere besluit te herroepen voor zover daarbij besloten is tot een tijdelijke doorhaling. Daarbij is wel uitdrukkelijk overwogen dat het de minister vrij staat om van een advies van de commissie af te wijken. Voor het overige is het bestreden besluit gehandhaafd. 5.2 Grenzen van de adviesbevoegdheid In 2011 heeft de commissie zich – mede naar aanleiding van hetgeen hiervoor onder 5.1 is beschreven – beraden over de grenzen van haar adviesbevoegdheid. In het bijzonder heeft zij zichzelf de vraag gesteld of er – naast het advies tot (tijdelijke) doorhaling – mogelijkheden zijn om de minister te adviseren een beklaagde te waarschuwen, te berispen of voorwaardelijk door te halen in het Rbtv. De commissie adviseert de minister over klachten die (door eenieder kunnen) zijn ingediend tegen een beëdigde tolk of vertaler die is ingeschreven in het Rbtv. De commissie kan op grond van art. 24 Wbtv de aanbeveling doen een beëdigd tolk of vertaler (al dan niet tijdelijk) door te halen in het register. Doorhaling betekent feitelijk dat de tolk of vertaler niet langer (althans, tijdelijk niet) door justitieafnemers mag worden ingezet (art. 28 Wbtv). In sommige gevallen is de gedraging van de tolk of vertaler, waarover is geklaagd, weliswaar verwijtbaar, maar naar het oordeel van de commissie niet zó ernstig dat een (tijdelijke) doorhaling wordt geadviseerd. In dat geval wordt in de praktijk wel eens de aanbeveling gedaan te volstaan met een waarschuwing of een voorwaardelijke doorhaling (bijvoorbeeld inhoudende dat de betrokkene een bepaalde vakgerichte cursus volgt en bij het naleven van die voorwaarde niet alsnog in het register zal worden doorgehaald). Daarmee kan de ernst van de gedraging voldoende tot uitdrukking worden gebracht en de 14
waarschuwing worden gegeven dat bij een volgende misdraging doorhaling in het verschiet ligt. De commissie heeft geconcludeerd dat zij betrekkelijk vrij is om aan de minister (feitelijk: het Bureau Wbtv) te adviseren wat zij – gegeven de klacht – passend en geboden acht. Het is in beginsel niet contra legem als de commissie andere “sancties” adviseert dan die uitdrukkelijk door de wet worden voorgeschreven. “Sancties” als waarschuwingen en voorwaardelijke of tijdelijke doorhalingen worden door de commissie aanbevolen vanuit de stelregel "wie het meerdere mag (doorhaling), mag ook het mindere (waarschuwing)”. Ook uit de wetsgeschiedenis van de Wet beëdigde tolken en vertalers volgt dat het de bedoeling van de wetgevers is een tolk of vertaler bij een gegronde klacht er in voorkomende gevallen toe te bewegen een opleiding te volgen. De sanctie van doorhaling zal gericht moeten zijn op het herstellen, dan wel bewerkstelligen van de gewenste situatie, namelijk: een integere en bekwame beroepsuitoefening door beëdigde tolken en vertalers. Als niet de “mindere” sancties van waarschuwing en voorwaardelijke doorhaling zouden mogen worden opgelegd, dan bestaat de mogelijkheid dat vaker de “meerdere” sanctie van doorhaling zal moeten worden opgelegd om de kwaliteit en integriteit van de beëdigde tolk- en vertaaldiensten te kunnen garanderen. In de toelichting op het wetsvoorstel dat aan de Wbtv ten grondslag ligt, wordt in dit verband overwogen dat doorhaling ingrijpend is voor de tolk of vertaler en dat daartoe niet lichtvaardig mag worden overgegaan. 10 Er zou dus kunnen worden geredeneerd op basis van die toelichting en op grond van het beginsel van minimale belangenaantasting dat een mindere sanctie mag worden geadviseerd en opgelegd, als wordt beargumenteerd dat daarmee de gewenste situatie wordt bereikt en wordt voorkomen dat de belangen van de tolk of vertaler nodeloos worden geschaad door de oplegging van een doorhaling. 5.3 Bevordering van de consistentie van adviezen De commissie hecht er belang aan dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld. In 2011 heeft de commissie een aantal keer geadviseerd tot tijdelijke doorhaling in het Rbtv. Naar aanleiding van deze casus en ter bevordering van de eenheid van haar adviezen heeft de commissie besloten de door haar aanbevolen sancties – en met name de duur van de geadviseerde tijdelijke doorhalingen – nadrukkelijk te hanteren als referentiekader voor toekomstige klachten. Daarmee wordt voorkomen dat ter zake van soortgelijke klachten sancties van uiteenlopende aard en duur worden geadviseerd. 5.4 Klacht tegen commissielid In 2011 is voor het eerst sinds het bestaan van de commissie door een partij geklaagd over het optreden van een commissielid tijdens een hoorzitting. De partij voelde zich onheus bejegend en verzocht de commissie om een bandopname van de hoorzitting. De commissie heeft dit geweigerd, omdat de bandopnamen die zij van hoorzittingen maakt enkel en alleen zijn bedoeld ter ondersteuning van de notulist die een verslag maakt van de hoorzitting. Wel zijn de onderdelen van de hoorzitting waarover werd geklaagd woordelijk uitgewerkt in het verslag van de hoorzitting. Aan de hand daarvan heeft de partij zich met een klacht over het commissielid gewend tot het Bureau Wbtv. De minister van Veiligheid en Justitie heeft op de klacht gereageerd. Kort samengevat houdt die reactie in dat in de wet geen regeling is opgenomen voor de behandeling van klachten over het optreden van (leden van) de commissie. Voorts is geconcludeerd dat het bekritiseerde optreden niet van invloed is geweest op de oordeelsvorming van de commissie. De commissie heeft inmiddels voorzien in een regeling waarmee zij klachten over het optreden van één van haar leden in beginsel zelf kan ontvangen en afdoen (zie par. 3). 10
Kamerstukken II 2004-2005, 29 936, nr. 3, p. 8. 15
5.5 Voorzittersvergadering Op 7 juni 2011 heeft de eerste vergadering plaatsgevonden van de voorzitters van de commissies die zijn ondergebracht bij het Bureau Wbtv. De vergadering stond in het teken van kennismaking met de taken en werkwijzen van de commissies. Iedere commissie heeft een eigen taak en blijkt de andere commissies goed aan te vullen. De conclusie van de vergadering was dat de commissies elkaar nodig hebben om een optimale bijdrage te leveren aan het gezamenlijke doel: een hoge kwaliteit van de beëdigde tolken en vertalers.
16
6. Ontwikkelingen 6.1 Europese richtlijn betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafzaken In 2011 is in Nederland aangevangen met de voorbereidingen ter implementatie van richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PbEU L 280). Deze richtlijn bevat minimumregels met betrekking tot vertolking en vertaling in strafprocedures. Voor een groot deel voldoet de Nederlandse praktijk reeds aan de bepalingen uit de richtlijn. Voor zover dat nog niet het geval is, zal daarin alsnog moeten worden voorzien. Meer dan nu het geval is, zal een verdachte in de toekomst kunnen verzoeken om de vertaling van (relevante onderdelen van) processtukken. Bovendien verplichten artikel 2 lid 5 en artikel 3 lid 5 van de richtlijn de lidstaten ertoe in alle gevallen waarin de kwaliteit van de vertolking of vertaling tekort schiet te voorzien in een mogelijkheid voor de verdachte om daarover een klacht in te dienen. In dit verband is van belang dat voor zover de Wbtv een klachtprocedure in het leven heeft geroepen, deze procedure thans enkel ziet op klachten over beëdigde tolken en vertalers die in het Rbtv zijn ingeschreven of staan vermeld op de Uitwijklijst. De IND heeft de commissie in 2009 gemandateerd ook te adviseren over klachten tegen niet-geregistreerde tolken. Het is onduidelijk of andere justitieafnemers de IND hierin zullen volgen. 6.2 Rapport Nationale ombudsman – specialisaties in het Rbtv Op 19 april 2011 verscheen een rapport van de Nationale ombudsman naar aanleiding van (onder meer) een klacht over het Rbtv (2011/116). Verzoekers – zelfstandige tolken en vertalers – stelden dat het voor gebruikers van het Rbtv en de Uitwijklijst niet duidelijk is welke tolken en vertalers voldoende gekwalificeerd zijn om de specialistische opdrachten van justitieonderdelen te kunnen verrichten, omdat de mogelijkheid om specialisaties en bekwaamheden te registreren ontbreekt. Dat heeft gevolgen voor de geleverde kwaliteit. Omdat in het Rbtv en de Uitwijklijst geen specialisaties zijn opgenomen, is het voor opdrachtgevers met een afnameplicht niet duidelijk welke ingeschrevenen in het Rbtv beschikken over de kwalificaties die nodig zijn voor gerechtstolkopdrachten dan wel juridische vertaalopdrachten. Het is de ervaring van verzoekers dat de afnemers er dientengevolge vanuit gaan dat álle tolken en vertalers die in het Rbtv ingeschreven staan, bekwaam zijn voor dat soort werkzaamheden, terwijl in het Rbtv de grootste groep van beëdigde tolken en vertalers wordt gevormd door tolken en vertalers die algemene tolk- of vertaalwerkzaamheden verrichten waarvoor geen specifieke kennis op een bepaald werkterrein nodig is. Verzoekers stelden dat hun door de minister in de afgelopen jaren steeds is voorgehouden dat de in het Rbtv op te nemen zoekfunctie naar specialisaties voordelig zou zijn voor de gerechtstolken en juridische vertalers. Zij waren daarom zeer teleurgesteld toen in januari 2009 bleek dat zo'n zoekfunctie nog niet in het Rbtv bestaat. In reactie hierop heeft de minister aangegeven het nut van (een zoekfunctie voor) specialisaties te erkennen, maar dat er meer tijd nodig is om in dit verband tot een goede uitvoeringsregeling te komen. De Nationale ombudsman overwoog als volgt. De stelling van verzoekers dat de minister hun de afgelopen jaren steeds heeft voorgehouden dat een in het Rbtv op te nemen zoekfunctie naar specialisaties voordelig zou zijn voor de gerechtstolken en juridische vertalers, is niet door de minister weersproken. De Nationale ombudsman oordeelt dan ook dat de minister, door deze mogelijkheid niet meteen al bij de oprichting van het Rbtv in 2009 te realiseren, handelde in strijd met het vereiste van rechtszekerheid. De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk. De Nationale ombudsman heeft de minister de aanbeveling gedaan inzichtelijk te maken op welke termijn hij verwacht de 17
invoering van specialisaties en een zoekfunctie in het Rbtv te kunnen realiseren en hem – tot aan de daadwerkelijke realisering – periodiek te informeren over de voortgang. 6.3 Gedragscode voor tolken IND De commissie toetst klachten over tolken en vertalers onder meer aan toepasselijke gedragscodes, in het bijzonder aan de Gedragscode voor tolken en vertalers in het kader van de Wbtv en (t.a.v IND-klachten) de Gedragscode voor tolken IND. In december 2011 heeft de IND de Gedragscode voor tolken IND (versie mei 2009) aangepast. De commissie constateert enkele opvallende verschillen tussen de oude en de nieuwe gedragscode: Gedragscode voor tolken IND (mei 2009): “10. De tolk dient zich uitsluitend als intermediair op te stellen bij werkzaamheden die hij voor de IND uitvoert. De tolk dient niet in discussie te gaan over de inhoud van een gehoor. 11. De tolk dient alles te vertalen wat de vreemdeling tijdens het gesprek opmerkt, ook indien het geen reactie op een vraag van de IND-medewerker betreft, of indien de vreemdeling het woord rechtstreeks tot de tolk richt.” Gedragscode voor tolken IND (december 2011): “Vakuitoefening (…) 2. U vertaalt alles wat de vreemdeling tijdens het gesprek opmerkt, ook als het geen reactie op een vraag van de IND-medewerker betreft, of als de vreemdeling het woord rechtstreeks tot u richt. Het is niet de bedoeling dat u samenvattend vertaalt. (…) 4. Als u tijdens een gesprek de indruk krijgt dat er sprake is van een misverstand of onbegrip, bijvoorbeeld door cultuurverschillen, dan kunt u hierbij actief optreden om dit misverstand of het onbegrip te verduidelijken en weg te nemen. U bent echter geen gesprekspartner. Het is niet de bedoeling dat u uw persoonlijke mening uit of zich inhoudelijk bemoeit met het gesprek.” De actuele Gedragscode voor tolken IND is te raadplegen op de website van de IND (www.ind.nl) 6.4 Publicaties In 2011 verschenen twee scripties over de Wet beëdigde tolken en vertalers, waarin ook aandacht werd gevestigd op de klachtprocedure. Francis Riethoff deed in opdracht van de Raad voor Rechtsbijstand een onderzoek naar de toepassing van de afnameplicht uit de Wbtv door de IND, de gerechten, het Openbaar Ministerie, de Koninklijke Marechaussee en de politie. Zij sloot haar afstudeerscriptie voor de Juridische Hogeschool Avans-Fontys, getiteld: 'Op weg naar een uniforme uitvoering van de afnameplicht', af op 30 mei 2011. In haar scriptie concludeert zij dat de diverse justitieafnemers verschillend omgaan met de afnameplicht alsook met het indienen van klachten bij de commissie. Zij beveelt de organisaties aan om tot een uniformer werkwijze te komen. Lisa van Gaal deed ten behoeve van haar masterscriptie voor de Universiteit Utrecht onderzoek naar het effect van de Wbtv op de positie van de tolk in het Nederlandse straf(proces)recht. Zij sloot haar onderzoek af op 13 september 2011. Aan de hand van diverse klachtadviezen van de commissie bespreekt Van Gaal in haar scriptie in welke gevallen de commissie een klacht als gegrond heeft beschouwd en welke consequenties dat heeft gehad voor de desbetreffende tolk. Zij constateert dat in de huidige wet- en regelgeving geen bijzondere aandacht wordt besteed aan de gerechts- en politietolk en 18
ervaart dat als een groot gemis. "Hoe kan immers van een tolk worden verwacht dat hij op een correcte wijze vertolkt tijdens een onderzoek ter zitting of een politieverhoor als hij niet bekend is met de procedures van het straf(proces)recht en geen juridische kennis bezit,” aldus Van Gaal. Zij beveelt daarom aan om in de Gedragscode voor tolken en vertalers in het kader van de Wbtv specifiek aandacht te besteden aan de gerechtstolk en de politietolk. Deze tolken zouden in de Gedragscode moeten worden verplicht om als onderdeel van de permanente educatie minimaal één relevante opleiding op het gebied van het juridisch tolken of vertalen te volgen. Om meer bekendheid te geven aan de klachtprocedure is in 2011 ook vanuit de commissie zelf initiatief genomen. Dat heeft geleid tot een bijdrage in de decemberuitgave van Tijdschrift voor Klachtrecht (2011, nr. 6), getiteld: ‘Klagen over tolken en vertalers’. De commissie heeft voorts een bijdrage geleverd aan het jaarverslag 2011 van de Raad voor Rechtsbijstand.
19
Contactgegevens Klachtencommissie Wbtv Postadres: Klachtencommissie Wbtv Bureau Wbtv Postbus 70503 5201 CD ’s-Hertogenbosch Telefoonnummer: (0900) 202 66 24 Website: Informatie over de Klachtencommissie Wbtv alsmede geanonimiseerde afschriften van haar adviezen zijn te raadplegen op de website van het Bureau Wbtv onder de rubriek “Klachten” > “Klachten over (beëdigde) tolken en vertalers”. www.bureauwbtv.nl
20