Jaarverslag 2014 50 Jaar Melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen
De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen ■ ■ ■ 1
De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen : een historisch perspectief.
2 ■ ■ ■ De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen
De provinciale structuur Landbouw en melkproductie in het bijzonder zijn altijd een belangrijke economische activiteit geweest in Vlaanderen. Melk werd traditioneel geproduceerd op gemengde bedrijven met een uitgesproken familiale structuur die tot op heden grotendeels behouden is gebleven. Melk werd traditioneel ter plaatse geconsumeerd of in het beste geval via de detailhandel ( de zgn. ‘melkboeren’ ) in de onmiddellijke omgeving verkocht. Op die manier ontsnapte de melk destijds bijna volledig aan een gestructureerde kwaliteitscontrole. Reeds vroeg in de vorige eeuw groeide echter het besef dat vanuit het oogpunt van de volksgezondheid de kwaliteit van de rauwe melk een cruciale rol speelde. Hierbij werd vooral gedacht aan overdracht van besmettelijke ziekten ( bijv. tuberculose ) eerder dan aan de intrinsieke kwaliteitsaspecten. Naast de oprichting van een Nationale Zuiveldienst in 1938 werden de eerste initiatieven op provinciaal niveau genomen. De taak van de Nationale Zuiveldienst bestond erin de verbetering te bevorderen van de productie, de verwerking, de distributie en het verbruik van melk en melkproducten. NB : De bestrijding van rundertuberculose werd reeds in 1935 toevertrouwd aan locale ‘Verenigingen voor tuberculosebestrijding bij het rundvee’, die omstreeks 1950 uitmondden in de ‘Provinciale Verbonden voor Tuberculosebestrijding’, die op hun beurt evolueerden naar de Verbonden voor Dierenziektenbestrijding en finaal in Diergezondheidszorg Vlaanderen. In die tijd was ruim 35 % van de rundveebedrijven besmet met tuberculose !
Brochures van het Ministerie van Landbouw uit 1935, 1949 en 1951.
De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen ■ ■ ■ 3 1937 Oprichting in Antwerpen ( Duffel, Lier ) van de ‘Vereniging voor Gezonde melkwinning en Rundertuberculosebestrijding’. 1947 Oprichting in Oost-Vlaanderen ( Gent, Drongen ) van de ‘Vereniging voor de gezonde melkwinning in OostVlaanderen’. 1956 Oprichting in West-Vlaanderen ( Beitem ) van het ‘ Comité ter bevordering van de afzet van gezonde melk ‘ . 1962 Oprichting in Limburg ( Hasselt, Bokrijk ) door het Provinciaal Landbouwcentrum via zijn adviescommissie van een ‘Provinciaal Komité voor de kwaliteit van de melk en de room ‘. 1963 Tenslotte volgde in Brabant ( Werchter ) de oprichting van het ‘ Provinciaal Comité voor de kwaliteit van de melk en de room ‘. Initieel werden deze instellingen opgericht als feitelijke verenigingen ( Antwerpen en Oost-Vlaanderen ) op initiatief van vooruitstrevende producenten, melkerijdirecteurs, dierenartsen en professoren met als doelstelling : het bevorderen van de hygiënische melkwinning op de hoeve door voorlichting. Er staat letterlijk : door alle nuttige beïnvloedings- en voorlichtingsmiddelen de bij haar aangesloten bedrijfshoofdenveehouders ertoe brengen dat zij melk zouden produceren die beantwoordt aan alle vereisten van kwaliteit en gezondheid. De voorlichtingsactiviteiten worden onder de dagelijkse leiding van zgn. provinciale monitoren geplaatst die later de eerste directeurs van verschillende comités zullen worden.
4■■■
De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen
De eerste analyses 1953-1954
Iedere provincie telde tientallen melkerijen ( vaak coöperaties ) en tienduizenden landbouwbedrijven met melkkoeien. Men kon op dat ogenblik moeilijk van – laat staan gespecialiseerde - melkveebedrijven spreken. Opnieuw op initiatief van enkele zuivelfabrieken werden een aantal kwaliteitstesten ( zuurtegraad, opsporen van zichtbare contaminatie met de watjesproef, semi-kwantitatieve kiemgetalbepaling met de reductasetest ) ingevoerd. Deze analyses werden ter plaatse in de melkerij uitgevoerd. De provinciale overheden voorzagen in een medefinanciering van de noodzakelijke infrastructuur. Deelname aan het ‘kwaliteitssyteem’ was aanvankelijk vrijblijvend en werd gestimuleerd met aanmoedigingspremies.
1958 – 1962 Geleidelijk aan namen de meeste - zoniet alle - melkerijen deel aan een min of meer uniform gestructureerde melkkwaliteitsbepaling. Op dat ogenblik waren er nog steeds 100.000 Vlaamse melkproducerende boeren. De melkveestapel bestond hoofdzakelijk uit de regionale ( provinciale ) runderrassen met een typisch tweeledig doel ( Rood ras van West-Vlaanderen, Oost-Vlaams roodbont, Kempisch ras,… ). Toch werd reeds een gemiddelde jaarproductie van 3.750 l per koe genoteerd.
De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen ■ ■ ■ 5
Uit de brochure ‘Gezonde melkwinning is lonende melkwinning’.
In die periode werd steeds meer overgeschakeld van handnaar machinaal melken. Ook hier namen de Comités het voortouw en organiseerden de zgn ‘melkcursussen’ die door duizenden ( hoofdzakelijk boerinnen ) werden gevolgd.
6 ■ ■ ■ De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen Klinische uierontsteking was lang vooraleer er sprake was van het celgetal als kwaliteitsparameter een gekend probleem op praktisch alle bedrijven. De bestrijding ervan beperkte zich tot het behandelen met de toen nog almachtige antibiotica. Er was toen nog geen sprake van het opsporen van residuen van antibiotica. De reeds bestaande Comités werden van feitelijke verenigingen omgevormd tot verenigingen zonder winstoogmerk.
Start van de officiële melkkwaliteitsbepaling 1962 In een eerste poging om de kwaliteitsbepaling en de uitbetaling van de melk in België te stroomlijnen werd het Koninklijk Besluit houdende inrichting van een officiële classificatie van de kwaliteit van de melk en van de room geleverd aan de zuivelfabrieken uitgevaardigd. De operationele uitvoering werd in eerste instantie toevertrouwd aan de Nationale Zuiveldienst volgens de voorwaarden bepaald door de Minister van Landbouw. 1963 Na enige tijd werd het KB van 1962 opgeheven en vervangen op 14 november 1963 door een nieuw KB dat uiteindelijk de basis vormt van de melkkwaliteitsbepaling zoals we die tot op vandaag kennen. De uitgangspunten waren de volgende : • de oprichting van een classificatie van de melk geleverd aan zuivelfabrieken ; • met het oog op enerzijds een kwalitatieve verbetering en anderzijds de betaling van de levering op dezelfde basis mogelijk te maken ; • 1ste -, 2de - en 3de - klasse op basis van zichtbare zuiverheid ( watjesproef ) en bacteriologische kwaliteit ( reductasetest ) ; • de Minister van Landbouw kan de kwaliteitsbepaling toevertrouwen aan één of meerdere vrije of openbare organen onder de voorwaarden die hij vaststelt ( in casu de Comités ) ; • het toezicht op de uitvoering werd toevertrouwd aan de Nationale Zuiveldienst.
De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen ■ ■ ■ 7
Rapportering van de behaalde kwaliteitsklasse werd per ‘groene kaart’ medegedeeld ( Provinciaal Comité Oost-Vlaanderen ).
Uitvoering van de reductaseproef ( Provinciaal Komité te Bokrijk ).
8 ■ ■ ■ De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen De bepaling van de samenstelling van de melk bleef echter nog steeds in handen van de afzonderlijke melkerijen. Hier en daar ( bijv. in het Meetjesland ) werden initiatieven genomen om de vetgehaltebepaling toe te vertrouwen aan de Comités. De analyses zelf werden tot 1969 op de site van de melkerij uitgevoerd. De volledige omschakeling van alle melkerijen naar de zgn. ‘neutrale vetbepaling’ was aanleiding tot intense debatten met de landbouworganisaties en zou pas in 1986 voltooid worden.
Het eerste verslag met resultaten ( 1964-1965 ) van deelnemende bedrijven aan de neutrale vetbepaling in Oost-Vlaanderen.
De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen ■ ■ ■ 9 In die periode versnelde de omschakeling van de melkophaling met kruiken maar de ophaling met rijdende melkophaalwagens ( RMO ). Dit betekende voor de melkproducent ook een ingrijpende herinrichting van het melkhuis met een melkkoeltank. 1966 Antibiotica, meer bepaald penicillines, werden juist omwille van hun doeltreffendheid steeds vaker gebruikt. Voor het eerst werd ook het probleem van residuen erkend, niet zozeer vanuit het oogpunt van resistentieontwikkeling maar vooral omwille van de problemen die men ondervond in de bereiding van kaas en yoghourt. Dit leidde tot de invoering van de verplichte opsporing van kiemgroeiremmende stoffen op basis van de stremproef.
Mastitis en celgetal : een kwaliteitsparameter ? 1975 Het IDF-congres ‘On Mastitis Control’ in Reading ( UK ) concentreerde zich voor het eerst uitsluitend op de preventie van uierontsteking. Uit die periode stammen begrippen als het ( somatisch ) celgetal, reductie van subklinische mastitis, het verband tussen celgetalresultaten en melkproductie, de rol van de melkmachine en melktechniek, het 5-punten bestrijdingsprogramma gebaseerd o.a. op tepeldesinfectie en droogstandtherapie. Zoals het meestal gaat na een invloedrijk congres besloten een aantal Vlaamse vertegenwoordigers uit de zuivel- en veterinaire wereld om initiatieven te nemen en gegevens te verzamelen over het voorkomen en de impact van uierontsteking in Vlaanderen en acties ter bestrijding ervan te ondernemen. Voor het eerst namen de provinciale Comités en de Verbonden voor dierenziektenbestrijding samen met locale melkerijen het heft in handen. De melkveehouders werden via intense informatiecampagnes ( brochures, begeleiding van pilootbedrijven, nieuwe melkcursussen ) gestimuleerd.
10 ■ ■ ■ De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen
Het tankcelgetal werd een parameter in de AA-melkreglementering. De drempelwaarden werden vastgelegd op 500.000 en 350.000 cellen / ml voor respectievelijk effectieve en kandidaat AA-producenten. Bovendien werden AA-melkproducenten vanaf 1979 verplicht om jaarlijks alle lacterende koeien te laten testen op aanwezigheid van uierpathogene kiemen. De analyses werden toevertrouwd aan de Comités en de Verbonden voor Dierenziektenbestrijding. Het beheer van de dossiers was in handen van de Veterinaire Inspectie en de Nationale Zuiveldienst. Niet iedereen was het met deze evolutie eens. Nog steeds waren een aantal invloedrijke personen in de sector van mening dat het celgetal enkel een diagnostische betekenis had en geen melkkwaliteitsparameter was. In 1979 werd het resultaat van het tankcelgetal – mede met Europese financiële steun – gratis ter beschikking gesteld van alle geïnteresseerde melkproducenten.
1976-1977 Het totale kiemgetal van de melk wordt voortaan 18 keer per jaar bepaald op basis van bacteriële kweek ( zgn. ‘rolkulturen’ ). De normen werden vastgelegd op ≤ 200.000 / ml, 201.000 tot 500.000 / ml en > 500.000 / ml. Indeling in klassen ( categorieën ) gebeurt op basis van een voortschrijdend puntensysteem waarbij de laatste 6 resultaten in aanmerking worden genomen.
De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen ■ ■ ■ 11 1980 Stilaan werden de RMO’s uitgerust met een automatisch bemonsteringssyteem, het jaar nadien gevolgd door de melkmonsteridentificatie met barcode etiket. Op dit vlak was men in Vlaanderen alleszins één van de eersten om naar dergelijk systeem over te stappen.
1982 In 1982 valt de plotse beslissing om alle overheidstussenkomsten voor de werking van de Comités en de melkkwaliteitsbepaling te laten wegvallen. Dit noopt de provinciale instellingen tot drastische besparingen en zal aanleiding geven tot de eerste gesprekken voor nauwere interprovinciale samenwerking. De financiering van de werking wordt vanaf dat ogenblik verhaald op de melkproducenten.
1988-1989 Vanaf 1988 wordt het tankcelgetal eens per maand bepaald voor alle Vlaamse melkveehouders ( op dat ogenblik nog steeds meer dan 20.000 ). Aanvankelijk had het resultaat slechts een informatieve betekenis, maar kort daarop had dit wel effect op de uitbetaalde melkprijs. In het begin werd de norm vastgesteld op 750.000 cellen / ml en later ( 1/10/1989 ) aangepast naar 500.000 / ml, waarbij het rekenkundig gemiddelde van de laatste 3 maanden in rekening werd gebracht. De norm voor het totale kiemgetal werd verlaagd naar 100.000 / ml ( meetkundig gemiddelde van de laatste 2 maand ). Residuen van kiemgroeiremmende stoffen worden eens per maand opgespoord ( B. calidolactistest ) met als norm 4 ppb voor penicilline en ‘niet aantoonbaar’ voor andere substanties. De norm voor het vriespunt werd vastgesteld op ten hoogste -0.510 ° C. De Comités van Antwerpen en Oost-Vlaanderen fuseren tot de Vereniging voor de Melkkwaliteit en alle activiteiten van deze provincies worden naar het laboratorium te Lier verplaatst.
12 ■ ■ ■ De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen
De provinciale structuren verdwijnen 1990 In 1990 treedt het Comité van Brabant toe tot de Vereniging. Limburg en West-Vlaanderen blijven voorlopig autonoom bestaan.
Na eerdere initiatieven door enkele Comités en Verbonden voor Dierenziektenbestrijding werd in samenwerking met de Vlaamse Rundveeteeltvereniging een programma voor individuele celgetalbepaling per koe ( het zgn CIKprogramma ) opgestart. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de koemelkmonsters die iedere maand in het kader van de melkproductieregistratie ( toen nog ‘ de melkcontrole’ genoemd ) werden genomen. De bekomen resultaten dienden na attendering als basis voor eventueel bacteriologisch onderzoek op pathogene kiemen en gevoeligheidsbepaling voor antibiotica ( antibiogrammen ).
De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen ■ ■ ■ 13
Metamorfose van de Vlaamse melkveehouderij 1990-2003 Het is duidelijk dat de Vlaamse melkveehouderij op het eind van vorige eeuw een belangrijke omwenteling doormaakt. Sterke daling van het aantal melkveehouders, fusies van melkerijen, minder koeien maar met sterk gestegen melkproducties, sterke stijging van de vet- en eiwitgehaltes zijn veelbetekenend. Stilaan kan men spreken van een gespecialiseerde melkveehouderij. Onderstaande tabel illustreert dit duidelijk.
Jaar
Aantal bedrijven
Aantal koeien
Gemidelde productie l/bedrijf/jaar
Vetgehalte ( g / l)
1984
>25,000
533,875
75,000
37
2013
5,140
284,689
389,418
42
Vanuit diergeneeskundig standpunt moest men vaststellen dat de efficiëntie van antibiotica in o.a. de behandeling van mastitis duidelijk verminderde. In het begin trachtte men hierop nog te anticiperen door nieuwe combinaties, presentaties of behandelingsschema’s voor te stellen.
14 ■ ■ ■ De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen Er diende m.a.w. meer aandacht besteed te worden aan preventie, huisvesting, melkinstallaties, voeding, selectie en de mogelijke impact van andere infectieuze aandoeningen op de uiergezondheid. De landbouworganisaties startten in 1994 met de Comités en de Verbonden het zgn. GMP-project ( Goede Melkwinningspraktijk ) waarbij de 100 bedrijven met de beste kwaliteitsresultaten gedurende 2 jaar werden gevolgd. De ervaringen, die hierbij werden opgetekend, werden verzameld in een brochure en leidden rechtstreeks tot verdere discusies die uiteindelijk zouden uitmonden in de oprichting van een integraal ketenbewakingssysteem ( IKM Vlaanderen ).
1999 Op 1 februari 1999 behaalde de Vereniging voor de Melkkwaliteit het BELTEST-accreditatiecertificaat 133-T volgens de criteria van de EN 45001-norm, kort nadien gevolgd door het laboratorium te Beitem. Later werd het certificaat vervangen door het 096-TEST en 096-INSP-certificaat op basis van de ISO 17025- en ISO 17020norm.
De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen ■ ■ ■ 15
2003 : Melkcontrolecentrum-vlaanderen In 2003 traden de Comités van West-Vlaanderen en Limburg toe tot het Interprofessioneel MelkcontrolecentrumVlaanderen. De nieuwe organisatie beschikt op dat ogenblik nog steeds over 2 operationele laboratoria te Lier en Beitem.
2004 De EU-regelgeving 853/2004 ‘on the Hygiëne of Food of Animal Origin’ bepaalt de minimale voorwaarden voor de melkkwaliteit voor alle lidstaten. Het staat iedere lidstaat vrij hieraan modificaties toe te voegen m.b.t. de parameters, de frequentie van testen, interpretatie van de resultaten en het uitbetalingssyteem van de melk door de koper. Deze modaliteiten werden opgenomen in de federale en regionale wetgeving van ons land en vormen de basis van het kwaliteitssysteem zoals we dit vandaag kennen. Kenmerkend voor ons land is dat de wettelijke omkadering en de operationele uitvoering ervan steeds voorwerp uitmaakt van het interprofessioneel overleg tussen kopers en producenten. Het is mede in het licht daarvan dat de Nationale Interprofessionele Zuivelcommissie ( NIZ ) in 2006 werd opgericht.
2008 In 2006-2007 startten gesprekken tussen MCC, Dierengezondheidszorg Vlaanderen ( DGZ ) en de Vlaamse Rundveeteeltvereniging ( VRV / CRV ) met het oog tot verdere samenwerking i.k.v. de zgn. VLIM-gesprekken ( Vlaams Geïntegreerd Melkonderzoek ). Deze discussies leidden tot het samenbrengen van alle analyses – ook de diergeneeskundig, diagnostische - op melk op één site ( Lier ) en alle andere onderzoeken te Torhout. Daarnaast werden ook samenwerkingsovereenkomsten afgesloten m.b.t. logistieke activiteiten en analyses i.k.v. de melkproductieregistratie.
16 ■ ■ ■ De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen
Het MCC-laboratorium in 2014.
2014 De realisatie van de omschakeling in 2014 van de melkmonsteridentificatie met barcode naar het elektronisch systeem met RFID-technologie geldt als een schoolvoorbeeld van de interprofessionele samenwerking. Met deze technologie wordt het identificatiesysteem ( registratie van koper- en leveraarsnummer ) niet alleen performanter, maar laat het ook toe om bijkomende gegevens m.b.t. tijdstip van melkophaling, temperatuur van de melk, aantal liter per levering ,localisatie en eventuele abnormaliteiten bij de melkophaling met het melkmonsterflesje mee te geven.
Melkmonsterflesje voorzien met RFID-tag
De melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen ■ ■ ■ 17
Actuele situatie en evoluties
Aantal bedrijven
Totale productie (x 1000 liter)
Totaal kiemgetal ( per ml )
Tankcelgetal ( per ml )
Antimicrobiële residuen ( % ongunstig )
2009
5.958
1.901.827
11.300
230.000
0,06
10,0
2010
5.657
1.971.232
11.260
227.545
0,05
9,0
2011
5.460
2.004.235
10.790
219.535
0,04
9,3
2012
5.261
2.021.362
10.587
217.944
0,04
9,1
2013
5.100
2.125.512
10.300
213.800
0,04
8,8
2014
4.965
2.193.277
10.100
214.200
0,03
11,0
Jaar
Total coligetal ( per ml )
Evolutie van de voornaamste kengetallen tussen 2009 en 2015.
IKM-QFL-QMK en Duurzame Melkproductie De Belgische zuivelsector ( kopers en producenten ) beslisten meer dan 10 jaar terug om een vrijwillig systeem van ketenbewaking op het getouw te zetten. Dit systeem richt zich tot dierengezondheid en welzijn, melkwinningsprocedures, reiniging en milieu. Sinds september 2013 werd het systeem uitgebreid met 32 actiepunten gerelateerd aan duurzaamheid. Monimilk De Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie ( BCZ ) heeft een monitoringssyteem ontwikkeld bestemd voor zowel hoeve- als RMO-melk gebaseerd op een at random bemonstering. Naast de officiële kwaliteitsparameters wordt tevens onderzocht op o.a. dioxines, residuen van anthelmintica, specifieke bacteriële contaminatie, enz… Het paratuberculoseprogramma van de Belgische Zuivelketen Paratuberculose ( MAP ) staat reeds geruime tijd in de aandacht. Dit programma, waaraan steeds meer bedrijven deelnemen, heeft tot doel om in een vroegtijdig stadium, MAP-geïnfecteerde koeien op te sporen en te elimineren, samengaand met deskundig advies om verdere insleep van deze chronische ziekte te voorkomen.
Verantwoord gebruik van antibiotica in de melkveehouderij Behandeling en preventie van uierontsteking vormen nog steeds de voornaamste reden waarvoor antibiotica en chemotherapeutica worden gebruikt. Ofschoon de resultaten van het residu-onderzoek goed zijn, is de Vlaamse zuivelsector er zich zeer goed van bewust dat geneesmiddelen gericht en zo weinig mogelijk dienen gebruikt te worden. Met het oog hierop worden door verschillende partners ( landbouworganisaties, BCZ, Faculteiten, AMCRA, MCC, DGZ ) initiatieven genomen om zowel veehouders als dierenartsen hierop attent te maken.
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■
Jaarverslag 2014
20 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 21 Ter gelegenheid van 50 jaar melkkwaliteitsbepaling in Vlaanderen is het jaarrapport '2014' iets uitgebreider geworden en wordt opnieuw aangeknoopt met de traditie om dit rapport als hard copy ter beschikking te stellen aan de leden van de Algemene Vergadering, genodigden en aan allen die in de zuivelsector geïnteresseerd zijn. In het voorgaande gedeelte wordt een kort historisch overzicht geschetst hoe alles geëvolueerd is tot het kwaliteitssysteem zoals we dit op vandaag kennen en er mee vertrouwd zijn. Uit dit overzicht zijn een aantal belangrijke conclusies te trekken, nl. •
dat reeds lang vooraleer er sprake was van een officiële melkkwaliteitsreglementering zowel producenten als zuivelindustrie zich bewust waren dat zij het heft in eigen handen dienden te nemen en zich bijgevolg ten volle engageerden in begeleiding en voorlichting en deze filosofie steeds hebben aangehouden ;
•
dat de introductie en implementatie van nieuwe analysemethodes, financiering van de werking , interpretatie van kwaliteitsresultaten, instellen van kwaliteitsnormen en het effect ervan op de uitbetaalde melkprijs altijd het voorwerp hebben uitgemaakt van interprofessioneel overleg.
Uit het overzicht van de MCC-activiteiten van het voorbije jaar moet blijken dat de kwaliteit van de in Vlaanderen geproduceerde melk zich zonder twijfel op een zeer hoog niveau handhaaft. De nadruk lag in 2014 vooral op de succesvolle omschakeling naar het elektronisch identificatiesysteem van de melkmonsters, de opgedreven aandacht voor het verantwoord gebruik van antibiotica en het verscherpte toezicht op residuen van kiemgroeiremmende substanties.
Voorwoord
Ook voor de eigen organisatie worden steeds hogere eisen gesteld op vlak van accreditatie, milieu- en veiligheidsreglementering. Aan deze uitdaging werd in 2014 met succes beantwoord. De filosofie indachtig dat alles in beweging is en niets blijft ( panta rhei ) en met de kennis van onze eigen geschiedenis, mogen we ervan uitgaan dat ook de nabije toekomst een aantal veranderingen met zich zal meebrengen en dat samenwerking met verschillende partners op meerdere terreinen zich nog meer zal opdringen. Mijn ervaring gedurende de afgelopen jaren met de MCC-bestuurders en medewerkers sterkt mij in mijn overtuiging dat MCC-Vlaanderen hiervoor klaar is. Luc De Meulemeester Directeur Maart 2015
22 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
De bestuursleden De Algemene Vergadering (AV) Conform de statuten van MCC werd de nieuwe AV op 28 maart 2014 samengesteld op basis van het aantal opgehaalde liters melk in Vlaanderen in 2013 en de paritaire vertegenwoordiging tussen zuivelindustrie en melkproducenten. Het totale aantal mandaten in de AV bedroeg 60. Van de kant van de zuivelindustrie namen Patric Buggenhout ( Milcobel ) en Patrick Van Hulle ( FrieslandCampina ) ontslag. Zij werden vervangen door mevrouw Leen De Smet ( BMC ) en de heren Yves Delberghe, Dirk De Mesel ( Milcobel ) en Christof De Keukeleire ( MIKKA ). Namen ontslag van de kant van de producenten : mevrouw Katrien Van der Meulen en Luc Dejonckheere.
Bestuur en personeel
Zij werden vervangen door mevrouw Hilde Uleyn en de heren Eric De Graeve, Edward Pinxten en Hugo Schrevens. De AV keurde het voorstel tot statuutwijziging goed om bij het toekennen van het aantal mandaten per koper te werken met schijven van 150 miljoen liter opgehaalde melk i.p.v. 100 miljoen. Op die manier zullen jaarlijkse schommelingen vermeden worden zodat het aantal leden in de toekomst stabieler zal blijven. Deze werkwijze zal toegepast worden vanaf 2015. De Raad van Bestuur (RvB) Mevrouw Katrien Van der Meulen nam ontslag als lid van de RvB. In haar plaats werd mevrouw Linda Dellaert door de AV als lid aanvaard. Het Bestuurscomité (BC)
1
De samenstelling van het Bestuurscomité werd niet gewijzigd. Zie ook TABEL 1 op p. 72 : samenstelling van de Algemene Vergadering, Raad van Bestuur en Bestuurscomité.
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 23 De Technische Comités (TC) De TC’s ‘Zuivelindustrie’ en ‘Producenten’ vergaderen 2-maal per jaar en hebben een belangrijke adviserende rol te vervullen m.b.t. de praktische werking van MCC-Vlaanderen. Eind 2013 werd een gecombineerde vergadering gehouden met alle leden van beide Technische Comités. Er werd besloten deze werkwijze in de toekomst verder toe te passen. Zie ook TABELLEN 2 en 3 op p. 74 : samenstelling van de Technische Comités ‘Producenten’ en ‘Zuivelindustrie’. Zie TABEL 4 op p. 75 : vergaderingen van de bestuurs- en overlegorganen.
Het personeel Op 31 december 2014 had MCC-Vlaanderen 45 personen in dienst. Zij vertegenwoordigen in totaal 39.55 voltijdse eenheden ( VTE ). Zie ook TABEL 5 op p. 76 : het personeelsbestand op 31 december 2014.
13.9 VTE’n
2.05 VTE’n
2.7 VTE’n
Laboratoriumhelper
Laboratoriumpersoneel
Administratief personeel
Logistiek medewerker
10.8 VTE’n
Logistiek medewerker
1 VTE
1 VTE
2.5 VTE’n
Melkwinningsadviseur
1 VTE
Dierenarts Melkwinningsadviseur
Karlien Supré
1 VTE
‘Keuringen’
Hoofd ‘Logistiek’
1 VTE
1 VTE
Koen Lommelen Hoofd ‘Bedrijfsadvisering’
Technisch verantwoordelijke
Dennis Van den Eeden
‘Analyses en bemonsteringen’
administratie en financiën’
Anne Antonissen Kwaliteitsverantwoordelijke
Jean-Marie Van Crombrugge
Anne Gijsels
Technisch verantwoordelijke
Hoofd ‘Personeel,
Hoofd ‘Laboratorium’
Jean-Marie Van Crombrugge
Hilda Ceulemans
1 VTE
Directeur
Luc De Meulemeester
24 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Het organigram
Jaarverslag 2014
■ ■ ■ 25
Algemene werking
Controle op de kwaliteit en samenstelling van de rauwe melk
2
De kernopdracht van MCC-Vlaanderen bleef in 2014 ongewijzigd, nl. de controle op de kwaliteit en samenstelling van de koemelk geleverd aan kopers. Deze kernopdracht staat uitvoerig beschreven in het MCC-protocol (PT_007) dat gebaseerd is op de federale en regionale wetgeving die de controle op de rauwe melk vastlegt. Zie ook TABEL 6 op p. 77 : wettelijke basis van de controle van de kwaliteit en de samenstelling van rauwe koemelk geleverd aan kopers.
Samenwerking met externe partners DGZ. De bestaande samenwerkingsovereenkomsten m.b.t. bepaalde logistieke activiteiten en de diergeneeskundige diagnostiek op melk werden in 2014 verdergezet. De Stuurgroep MCC-DGZ, opgericht in 2012, heeft in 2014 opdracht gegeven aan 3 projectteams om concrete voorstellen uit te werken. Er werd afgesproken dat op 3 domeinen, nl.
26 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014 logistiek, bedrijfsadvisering en ICT, op een projectmatige wijze zal nagegaan worden waar synergie mogelijk is. Het resultaat van deze projecten zal medebepalend zijn voor onder welke vorm DGZ en MCC in de toekomst met elkaar zullen verweven zijn. Daarnaast werden concrete afspraken gemaakt met DGZ om de site ‘Lier’ te verbouwen en her in te richten in functie van nieuw georiënteerde activiteiten. De uitvoering van deze verbouwingen wordt voor eind 2015 ingepland. CRV Met CRV / VRV werd een nieuwe overeenkomst afgesloten m.b.t. de uitvoering van de MPR-analyses. MCC zal alleszins al tot eind 2018 de analyses op vet-, eiwit-, ureum- en lactosegehalte en het celgetal uitvoeren op melkmonsters genomen i.k.v. de melkproductieregistratie. Op een selectie van MPR-melkmonsters worden PAG-testen uitgevoerd i.k.v. drachtigheidsdiagnose. Ook de logistieke activiteiten ten bate van CRV werden verdergezet, evenals de ijking van de elektronische melkmeters.
BELAC Verlengingsaudit Op 5, 12 en 13 mei 2014 werd door een nieuw auditteam een verlengingsaudit gehouden. Hierbij werd vooral ook gelet op de conformiteit met de nieuwe ISO 17020-norm. Tevens werd een uitbreiding gevraagd van de scope voor de herijking van de RMO-pompinstallaties ( ISO 17020 ) en het remstoffenonderzoek op geitenmelk ( ISO 17025 ). Er werd gunstig advies verleend voor de verlenging van het certificaat en de uitbreiding voor de 2 hogervermelde activiteiten. Uitbreidingsaudit Op 15 december 2014 werd op vraag van MCC een uitbreidingsaudit aangevraagd n.a.v. de omschakeling van de beta s.t.a.r. 25 –test naar de beta s.t.a.r. Combo-test. Deze audit werd enkel documentair uitgevoerd met gunstig gevolg.
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 27 MCC-Vlaanderen is geaccrediteerd voor : ISO 17025-norm : • Fysicochemische analyses • Koemelk : bepaling van het celgetal, het vriespunt (infrarood spectrometrie en cryoscopie), veten eiwitgehalte, filtratieproef en screening op bacteriegroeiremmende stoffen en antibiotica van het type beta-lactam. • Sneltesten voor antibiotica behorend tot de groep van aminoglycosiden, sulfamiden, tylosine en quinolones. • G eitenmelk : vet- en eiwitgehalte, filtratieproef en screening op bacteriegroeiremmende stoffen. • Bacteriologie • K oemelk : het kiem- en coligetal, aantonen van uierpathogene stafylokokken, streptokokken en esculinepositieve kokken. • Geitenmelk : het kiemgetal. • Serologie • Koemelk : opsporen van specifieke antistoffen gericht tegen het antigeen van Mycobacterium avium subspecies paratuberculosis ( MAP ) en Brucella abortus. • Monsternames • Koemelk : bemonsteringen in het kader van het BCZmonitoringsprogramma voor contaminanten. • Drink- en reinigingswater : bemonstering. ISO 17020-norm : • Keuringen • K oemelk : controle van de bemonsteringsapparaten en van de werking van de RMO-chauffeurs. • H erijken van RMO-pompinstallaties
ISO 14001 : Milieumanagementsysteem MCC werd op 25 juni ( documentair ) en op 18 en 19 november 2014 ( implementatie ) met goed gevolg geaudit door Lloyds. Het ISO 14001-certificaat werd toegekend.
28 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Sectorale monitoring van contaminanten in melk en zuivelproducten De samenwerking met de Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie ( BCZ ) m.b.t. de bemonstering van hoevemelk in het kader van het monitoringsprogramma ‘Monimilk’ van de Belgische zuivelindustrie werd verdergezet. De monsternames gebeuren conform de procedures opgesteld in het kader van het BELAC 096-INSP-certificaat. In het totaal werden 915 monsters genomen en aan de bevoegde laboratoria bezorgd.
Ketonenbepaling op melkmonsters genomen in het kader van de melkproductieregistratie ( MPR ) Op de MPR-melkmonsters wordt naast de traditionele parameters ( vet-, eiwit-, lactose-, ureumgehalte en celgetal ) ook het ketonengehalte fotospectrometrisch bepaald ( N = 1.426.777 ). Dit betekent een stijging van het aantal geanalyseerde monsters met 3.7 %.
Thermoresistente en boterzuurbacteriën. Vrije vetzuren. In opdracht van FrieslandCampina wordt het gehalte aan thermoresistente ( N = 13.963 ) en boterzuurbacteriën bepaald ( N = 13.908 ). Aantal analyses voor het gehalte aan vrije vetzuren : 153.601
Biestmelkophaling MCC collecteert - in opdracht van ECI, Marloie - biestmelk ( colostrum ) bij de melkproducenten. In 2014 werd op 390 verschillende bedrijven ruim 61.620 liter biestmelk verzameld te Lier, een toename met 15 %.
Ophaaldienst voor DGZ De ophaaldienst bij de dierenartsen-practici in de regio ‘Oost’ en het transport van materiaal bestemd voor de DGZ-sites werd verdergezet.
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 29 Ophalingen bij dierenartsen bestemd voor DGZ : •B loedmonsters, e.d. 7.720 •K leine kadavers : 640 •E xtra kadaverophalingen : 71 • Moederdieren (kippen) : 77 Ophalingen bij dierenartsen bestemd voor MCC ( melkmonsters ) : • Via reguliere ophaaldienst : 1.005 • Op afroep : 409
Herijking van de RMO-pompinstallaties Met de meeste Belgische kopers werd overeengekomen om de herijking van de RMO-pompinstallaties vanaf 2014 door de beide IO’n te laten uitvoeren. Comité du Lait en MCC hebben in de aanloop ervan alle praktische schikkingen getroffen m.b.t. de aankoop van materiaal, administratieve voorwaarden en accreditatie. Na het bekomen van de noodzakelijke BELACaccreditatie werden in de 2° helft van 2014 op vraag van 7 kopers reeds 79 RMO-pompinstallaties herijkt.
Opleiding en begeleiding van RMO-chauffeurs
MCC is conform de wetgeving verantwoordelijk voor de opleiding en bijscholing van de RMO-chauffeurs met het oog op hun vergunning. Er werden 15 bijscholingen gegeven in de zuivelfabrieken en 1 opleiding voor nieuwe chauffeurs te Lier. In totaal namen 248 chauffeurs deel aan de bijscholing, 16 personen volgden de opleiding ‘Nieuwe chauffeur’. Tijdens 285 controles werden 177 RMO-chauffeurs begeleid tijdens de uitvoering van hun opdracht.
De kwaliteitsreglementering
30 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Aan de kwaliteitsreglementering werd in de loop van 2014 niets gewijzigd. Zie ook TABEL 7 op p. 78 : controle van de kwaliteit van de melk – beoordeling van de resultaten. Zie ook TABEL 8 op p. 80 : de AA-melkreglementering.
3
Jaarverslag 2014
■ ■ ■ 31
Algemeen In de loop van 2014 werden 4965 melkexploitatiebedrijven opgenomen in de kwaliteitsbepaling uitgevoerd door MCC. In vergelijking met 2013 betekent dit een vermindering met 2.8 % ( >< 2.9 % in 2013 ). FIGUUR 1 : EVOLUTIE VAN HET AANTAL MELKVEEBEDRIJVEN BETROKKEN BIJ DE WERKING Figuur 1: Evolutie van het aantal melkveebedrijven betrokken bij de MCC-werking VAN MCC. gemiddeld aantal bedrijven
17000 16000 15000 14000 13000 12000 11000 10000 9000 8000 7000 6000 5000 4000 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 16587 15443 14479 13365 12361 11668 10986 10557 10228 9836 9522 9166 8802 8402 8092 7624 6986 6578 6235 5958 5657 5460 5261 5106 4965
De bemonstering
Het aantal leveraarsjaar verdeelt zich als volgt over de provincies ( situatie december 2014 : 4827 leveraarsnummers ) : • Antwerpen : • Vlaams-Brabant : • Limburg : • Oost-Vlaanderen : • West-Vlaanderen : • Wallonië :
4
19.1 % 5.5 % 10.0 % 28.1 % 37.3 % 14 bedrijven ( onderlinge uitwisseling met CDL )
De melk van deze melkexploitatiebedrijven werd opgehaald door 21 verschillende kopers, waarvan 3 kopers ( LDA, SOCABEL en BMG ) in Wallonië en 2 in het Duitstalig (MGBS, Arla Food Belgium ) landsgedeelte gevestigd zijn. Het aantal ‘speciale kopers’, die rechtstreeks kleine hoeveelheden voor eigen verwerking ophalen bij de producenten ( bijv. roomijsproducenten ), bedroeg 36. Ook deze kopers zijn wettelijk verplicht een manueel genomen monster ter beschikking te stellen van MCC.
32 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014 Volgens de gegevens verstrekt door de kopers werden in Vlaanderen 2.193.276.744 liter melk ( 2013 : 2.125.512.079 liter ) opgehaald, wat een toename van 3.2 % vertegenwoordigt t.a.v. het voorgaande jaar. Aantallen melkmonsters • Melkkwaliteitsbepaling (MKB) : • Melkproductieregistratie (MPR) : • Mastitisonderzoek : • Andere monsters : • Geitenmelkbedrijven :
696.654 1.426.777 31.701 153.000 6.500
Andere bemonsteringen IKM-wateronderzoek : BCZ-monitoring :
558 915
Controlebemonsteringen MCC-Vlaanderen oefent eveneens controle uit op de correcte werking van het RMO-bemonsteringsapparaat en het respecteren van de procedures door de RMO-chauffeurs. De werking van het RMO-bemonsteringsapparaat wordt gecontroleerd door de resultaten van het RMO-monster te vergelijken met een gelijktijdig door de MCC-medewerker manueel genomen melkmonster. De operationele monsternameapparatuur moet op die manier 2-maal per jaar gecontroleerd worden. Op hetzelfde ogenblik wordt a.h.v. een checklist nagegaan of de RMO-chauffeur effectief de voorgeschreven procedures volgt. Aantallen RMO’s betrokken bij de MCC-werking : 186 Controlebemonsteringen : 285 op 130 RMO-apparaten Totaal gecontroleerde leveringen : 1.957 Begeleiding RMO-chauffeurs : 285 bij 177 RMO-chauffeurs Zie ook TABEL 9 op . 81 : resultaten van de controlebemonstering.
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 33 Resultaten 522 522
Figuur 2: Vetbepaling controlebemonstering FIGUUR 2 : VETBEPALING CONTROLEBEMONSTERING. 521
522
percentage leveringen
40
521
35
521
520
30
520
25
52020
519
15
519
10
519
518
5 0
518
0
518 >+1
2010 0
0,4
2011 2012
21
43
65
87
10 9
+1 +0,9 0 +0,8 +0,7 21 +0,6 +0,5 +0,4 43+0,3 +0,2 +0,1 02 1
0
1,1
0
0
0,2
0,1
0
2012 2006
2007
0 6 5 -0,1 -0,2 -0,3 -0,487 -0,5 -0,6 -0,7 -0,8 10 9 -0,9 -1 2006 0,1 0,2 4 0,6 0,9 2,2 6 23 8 1,4 0,8 0,3 0,4 0,1 0,2 30,4 vetgehalte 56,7 18 29 - manueel 7 11 3,9monster 10 9(g/l) 12 11 0 verschil mechanisch 0,1 0,1 0,5 0,4 0,7 1,9 5,3 15 29 26 12 4,3 1,5 0,9 0,3 0,3 0,3 0,1 0 2007 2006 0,1
2013 2007
0,1
2008
0,2
0,3
2008 2014
0,7
1,9
5,6
18
33
22
12
2,9
1
0,6
0,4
0,2
0,1
0
>-1
12 11
0,5 0,8
0
0,3
verschil vetgehalte mechanisch - manueel monster (g/l)
2008 522 522 Figuur 3: Eiwitbepaling controlebemonstering FIGUUR 3 : EIWITBEPALING CONTROLEBEMONSTERING. 521
522 50
521
45
percentage leveringen
52140
520
35
520
30
52025
519
20
519
15
51910
518
5 0
518
0
518
21
43
65
87
+0,8 +0,7 +0,6 +0,5 -1 >>+1 + +1 1+ +0,9 1+ 00,9 + 0,8 + 0,7 + 0,6 + 0,5 ++0,40,4 ++0,30,3 ++0,20,2 ++0,1 0,10 --0,10,1 --0,20,2 --0,30,3 --0,40,4 --0,5 0,5 --0,6 0,6 --0,7 0,7 --0,8 0,8 --0,9 0,9 - 1>>-1- 1 21 43 65 87 10 9
2010
0
2011
2012
>+ 1
+1
21
+ 0,9
+ 0,8
+ + + + + + + 0 - 0,1 - 0,2 - 0,3 - 0,4 - 0,5 - 0,6 - 0,7 - 0,8 - 0,9 0,7 0,62006 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 verschil eiwitgehalte mechanisch - manueel monster (g/l)
2006 2012 2006
2013 2007
2007
2008
2008
43
65
87
10 9
2007 2008 2014 verschil eiwitgehalte mechanisch - manueel monster (g/l)
12 11
10 9
-1
12 11
>-1
34 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Radio Frequency Identification Device ( RFIDsysteem ) Na de beslissing van NIZ in 2009 om over te schakelen naar de elektronische identificatie van de tankmelkmonsters volgden een aantal jaren van intens overleg tussen de IO’n, de zuivelindustrie en de toeleveringsbedrijven van hard- en software. In 2013 werd de operationele omschakeling uitgebouwd zowel bij de zuivelfabrieken ( plaatsing RFID-readers en aanpassingen van de software voor de dataregistratie en –transmissie ) als bij de IO’n ( plaatsen en verwijderen van RFID-tags, distributie van melkmonsterflesjes tot op de zuivelfabriek, toestellen voor registratie van MKB-flesjes in het lab ). Eind 2013 was in Vlaanderen quasi 95 % van de RMO-wagens operationeel uitgerust. Sluitstuk van de ganse operatie is het afstemmen van de wederzijdse gegevensuitwisseling tussen de IO’n en de datasystemen bij de verschillende kopers. Dit aspect werd in 2014 afgewerkt. In Vlaanderen werden subsidies toegekend voor de uitrusting in het MCC-lab en een tegemoetkoming voor de melkproducenten, die onder de vorm van een maandelijkse korting van 0.50 € op de reguliere bijdrage zal worden verrekend tot eind 2016.
Jaarverslag 2014
■ ■ ■ 35
Algemeen
Het laboratorium
Zie TABEL 10 op p. 82 : gedetailleerd overzicht van het aantal analyses.
De resultaten Het kiemgetal De gunstige evolutie van het gemiddeld kiemgetal, die vanaf eind 2008 werd waargenomen, stabiliseert zich in 2014.
5
Het gemiddeld kiemgetal voor 2014 bedraagt 10.100 kiemen per ml.
36 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014 TABEL 11 : RESULTATEN VAN DE KIEMGETALBEPALING KIEMGETAL (per ml) maand 2014
aantal analysen
> 50.000 en ≤ 100.000
≤ 50.000 aantal
%
aantal
> 100.000
%
aantal
%
jan
10.375
9.765
94,12
352
3,39
258
2,49
feb
10.344
9.808
94,82
323
3,12
213
2,06
maa
10.325
9.758
94,51
315
3,05
252
2,44
apr
10.306
9.733
94,44
302
2,93
271
2,63
mei
10.256
9.726
94,83
278
2,71
252
2,46
jun
10.359
9.859
95,17
266
2,57
234
2,26
jul
10.286
9.730
94,59
286
2,78
270
2,62
aug
10.424
9.832
94,32
417
4,00
175
1,68
sep
10.165
9.740
95,82
234
2,30
191
1,88
okt
10.011
9.577
95,66
254
2,54
180
1,80
nov
9.976
9.506
95,29
288
2,89
182
1,82
dec
9.924
9.384
94,56
313
3,15
227
2,29
2014
122.751
116.418
94,84
3.628
2,96
2.705
2,20
2013
124.784
118.033
94,59
3.849
3,08
2.902
2,33
2012
125.617
118.199
94,09
4.100
3,26
3.318
2,64
522 522 522
FIGUUR 4 : VERLOOP 521 VAN HET GEMIDDELD KIEMGETAL
14
521
kiemgetal (x 1000/ml)
521 13
520
12
520
520 11
519
10
519
9 519
518
8 7 518
0
518
00
1J21
0
2F
21
21
343 2006 4A
M
2006
2007
2012 2006
2013 2007
2008 2014
2007
2008
2008
43 43
M
5M65
J
65
6J
65
J
maand
7J87
A
87
8
A
87
S
S 9 10 9
O
10 9 10 9
O 10
N
N 11 12 11
D
12 11
D 12
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 37 Het celgetal Het celgetal handhaaft zich in 2014 op een goed niveau. Het gemiddeld celgetal voor 2014 bedraagt 214.200 cellen per ml.
TABEL 12 : RESULTATEN VAN DE CELGETALBEPALING CELGETAL (per ml) maand 2014
aantal analysen
aantal
%
aantal
> 400.000
%
aantal
%
jan
20.741
9.653
46,54
9.654
46,55
1.434
6,91
feb
20.633
9.634
46,69
9.516
46,12
1.483
7,19
maa
20.547
9.106
44,32
9.698
47,20
1.743
8,48
apr
20.761
8.527
41,07
10.412
50,15
1.822
8,78
mei
20.679
8.719
42,16
10.509
50,82
1.451
7,02
jun
20.656
8.062
39,03
11.028
53,39
1.566
7,58
jul
20.551
7.440
36,20
11.271
54,84
1.840
8,95
aug
20.451
6.895
33,71
11.643
56,93
1.913
9,35
sep
20.343
9.740
47,88
9.396
46,19
1.207
5,93
okt
20.194
9.413
46,61
9.797
48,51
984
4,87
nov
20.097
9.912
49,32
9.089
45,23
1.096
5,45
dec
20.077
9.982
49,72
8.786
43,76
1.309
6,52
522 245.730
107.083
43,58
120.799
49,16
17.848
7,26
250.164
107.529
42,98
124.448
49,75
18.187
7,27
251.184
104.468
41,59
125.637
50,02
21.079
8,39
2014 2013 522 2012
522
> 200.000 en ≤ 400.000
≤ 200.000
521 521 FIGUUR 5 : VERLOOP VAN HET GEMIDDELD CELGETAL
celgetal (x 1000/ml)
521 250
520 520
240
520 230
519 519
220
519
518
210
0
518 190
0
518
200
0
0
21
1J
21 F2 2006
2012 2006
2013 2007
2007
2008
2008
21
43
65
43 43
2006
3 2007 A4
M
2008 2014
M
87
65 65
M 5
J
6J
maand
10 9
87 J
87
J 7
A
8
A
S
10 9 10 9
9
S
O
O 10
N
12 11 12 11
N 11
D
D 12
38 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014 Aantonen van kiemgroeiremmende substanties In 2014 werden geen wijzigingen doorgevoerd in de procedure om kiemgroeiremmende stoffen op te sporen en te identificeren. Op basis van deze procedure werd voor 226 leveringen een beboeting uitgevaardigd. Dit vertegenwoordigt 0.03 % van het totaal aantal leveringen, een verbetering van 0.01 % t.a.v. vorig jaar. In 94 % van de gevallen gaat het om antibiotica van de betalactamgroep, de overige 6 % worden vertegenwoordigd door tylosine ( 9 gevallen ), sulfonamiden ( 4 ) en tetracyclines ( 1 geval ). Op vraag van de zuivelsector wordt vanaf 1 juni 2014 speciale aandacht besteed aan gevallen waarbij regelmatig residuen onder de norm worden aangetroffen. Ook in deze gevallen gaat het hoofdzakelijk om betalactam antibiotica, weliswaar aan lage concentraties.
TABEL 13 : RESULTATEN VAN DE VRIESPUNTBEPALING, DE REMSTOFFENPROEF EN DE FILTRATIEPROEF VRIESPUNT maand 2014
totaal aantal
REMSTOFFEN
gunstig aantal
%
totaal aantal
FILTRATIE
gunstig aantal
%
totaal aantal
gunstig aantal
%
jan
57.246
56.940
99,47
59.590
59.575
99,97
5.211
5.210
99,98
feb
53.253
52.849
99,24
53.647
53.622
99,95
5.173
5.173
100,00
mrt
58.340
57.947
99,33
58.910
58.890
99,97
5.177
5.177
100,00
apr
58.405
58.103
99,48
59.102
59.083
99,97
5.213
5.213
100,00
mei
59.098
58.799
99,49
59.810
59.801
99,98
5.190
5.190
100,00
jun
56.967
56.755
99,63
57.483
57.465
99,97
5.190
5.189
99,98
jul
58.523
58.232
99,50
59.044
59.025
99,97
5.172
5.172
100,00
aug
58.275
58.047
99,61
58.719
58.705
99,98
5.141
5.141
100,00
sep
56.953
56.733
99,61
57.329
57.314
99,97
5.114
5.112
99,96
okt
57.228
56.759
99,18
58.103
58.072
99,95
5.063
5.063
100,00
nov
54.890
54.603
99,48
55.315
55.298
99,97
5.024
5.024
100,00
dec
56.635
56.253
99,33
58.579
58.555
99,96
5.041
5.040
99,98
2014
685.813 682.020
99,45
695.631 695.405
99,97
61.709
61.704
99,99
2013
696.070 691.368
99,32
704.884 704.636
99,96
62.750
62.742
99,99
2012
699.038 693.451
99,20
705.549 705.275
99,96
63.121
63.079
99,93
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 39 Uit een eerste analyse na het opmaken van een checklist op het bedrijf, blijkt dat dit fenomeen zich vooral voordoet op een beperkt aantal bedrijven ( 60-tal ) en de oorzaak in de eerste plaats dient gezocht te worden in gebrekkige identificatie van behandelde dieren, onvolledig uitspoelen van melkapparatuur en off label use van bepaalde preparaten. De vriespuntbepaling Zie ook TABEL 13 op p. 38 resultaten van de vriespuntbepaling, de remstoffenproef en de filtratieproef Voor 2014 bedraagt het gemiddeld resultaat voor het vriespunt 519,3.
522 522 522
521 FIGUUR 6 : VERLOOP VAN HET GEMIDDELD VRIESPUNT 522
521
521 522
520
vriespunt (-m °C)
521
520
520
521
519
520 520
519
519 519
518
519
518
518
0
0
518
518
0
0
21 43 M3 2007
2012 2006
2013 2007
2008 2014
2007
2008
2008
2
F
43
65
43 2006
2006
21
1J
21
4
A
87
65 M
M 65 5
J
6J
87 J
J 877
A
8
A
10 9 10 9
S
S9 10 9
O
O 10
N
12 11 N 12 11 11
D
D 12
maand
De filtratieproef Zie ook TABEL 13 op p. 38 resultaten van de vriespuntbepaling, de remstoffenproef en de filtratieproef De resultaten voor de filtratieproef waren duidelijk gunstiger dan de voorgaande jaren. Slechts in 0,01 % van het totaal aantal analyses ( N = 61.709 ) werd een ongunstig resultaat geregistreerd.
40 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014 De coligetalbepaling In 2014 lieten 4.431 bedrijven het coligetal bepalen in het kader van de IKM-vereisten of voor het bekomen en behoud van het AA-melklabel.
TABEL 14 : RESULTATEN VAN DE COLIGETALBEPALING ANALYSERESULTAAT maand 2014
aantal analysen
MAANDBEOORDELING
≤ 50 per ml aantal
aantal bedrijven
%
geom. gem. 2 mnd ≤ 50 per ml aantal
%
jan
9.252
7.512
81,19
4.473
3.960
88,53
feb
9.050
7.594
83,91
4.446
3.987
89,68
maa
9.082
7.358
81,02
4.452
3.997
89,78
apr
9.233
7.143
77,36
4.435
3.835
86,47
mei
9.169
7.004
76,39
4.430
3.745
84,54
jun
9.139
6.482
70,93
4.423
3.612
81,66
jul
9.197
5.849
63,60
4.437
3.347
75,43
aug
9.162
6.112
66,71
4.431
3.208
72,40
sep
9.042
6.374
70,49
4.437
3.369
75,93
okt
9.057
6.402
70,69
4.413
3.364
76,23
nov
8.799
6.686
75,99
4.406
3.487
79,14
dec
8.914
7.105
79,71
4.387
3.690
84,11
2014
109.096
81.621
74,82
4.431
3.633
82,00
2013
109.846
85.107
77,48
4.509
3.841
85,18
2012
105.997
83.139
78,44
4.440
3.803
85,64
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 41 522 522 FIGUUR 7 : VERLOOP VAN HET GEMIDDELD COLIGETAL 522 28
521 521
24
521
520
coligetal (/ml)
20
520
16
520
519
12
519 8
519 4
518 0
518
518 0
00
1J 21
0
2 F
21
21
33 2006 A4 M4
2006
2007
2012 2006
2013 2007
2008 2014
2007
2008
2008
43 43 M
5M65
J
65
6J
65 J
7J 87
A
87
8 A
87 S
99 S 10
O
10 O
10 9 10 9 N
11 11 N12
D
12 D
maand
Het coligetal is zonder twijfel een zeer strenge kwaliteitsparameter : 82 % van de bedrijven voldoet aan de norm van 50 CFU per ml ( geometrisch gemiddelde van de laatste 2 maand ). Uit FIGUUR 7 blijkt dat in een aantal maanden het gemiddeld coligetal toch hoger lag. Deze trend was vorig jaar reeds duidelijk en wordt in 2014 bevestigd. Het gemiddeld coligetal voor 2013 bedraagt 11.0 per ml.
Beoordeling van de kwaliteitsparameters In het totaal werden 4090 zgn. strafpunten toegekend. Het aantal leveringsverboden daalde significant t.o.v. 2013 ( 94 83 ). Het percentage bedrijven zonder strafpunten bleef op hetzelfde niveau, nl. 97,25 %. Opnieuw blijkt uit figuur 8 het celgetal de voornaamste reden te zijn voor het toepassen van afhoudingen via het strafpuntensysteem, nl. ruim 63 % van het totale bedrag ! Celgetal en remstoffen zijn samen voor bijna 85 % verantwoordelijk voor de financiële afhoudingen. Dit aandeel neemt zonder twijfel toe.
12 11
42 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014 TABEL 15 : MAANDBEOORDELING OP BASIS VAN STRAFPUNTEN ( % BEDRIJVEN ZONDER STRAFPUNTEN ) TOTAAL maand aantal 2014 bedrijven aantal %
KIEMGETAL aantal
%
CELGETAL aantal
%
VRIESPUNT aantal
%
FILTRATIE aantal
%
jan
5.014
4.886
97,45
4.975
99,22
4.930
98,32
5.005
99,82
5.013
99,98
feb
4.994
4.847
97,06
4.963
99,38
4.882
97,76
4.979
99,70
4.994
100,00
maa
5.008
4.840
96,65
4.970
99,24
4.879
97,42
4.995
99,74
5.008
100,00
apr
4.990
4.819
96,57
4.962
99,44
4.850
97,19
4.980
99,80
4.990
100,00
mei
4.981
4.831
96,99
4.967
99,72
4.862
97,61
4.973
99,84
4.981
100,00
jun
4.977
4.836
97,17
4.954
99,54
4.861
97,67
4.971
99,88
4.976
99,98
jul
4.958
4.831
97,44
4.938
99,60
4.850
97,82
4.954
99,92
4.958
100,00
aug
4.951
4.790
96,75
4.930
99,58
4.812
97,19
4.946
99,90
4.951
100,00
sep
4.947
4.808
97,19
4.922
99,49
4.835
97,74
4.942
99,90
4.945
99,96
okt
4.927
4.824
97,91
4.899
99,43
4.862
98,68
4.914
99,74
4.927
100,00
nov
4.919
4.823
98,05
4.889
99,39
4.861
98,82
4.905
99,72
4.919
100,00
dec
4.916
4.811
97,86
4.886
99,39
4.847
98,60
4.905
99,78
4.915
99,98
2014
4.965
4.829
97,25
4.938 99,45
4.861 97,90
4.956 99,81
4.965
99,99
2013
5.106
4.968
97,29
5.072 99,33
5.002 97,96
5.096 99,80
5.105
99,99
2012
5.261
5.087
96,70
5.215 99,13
5.137 97,65
5.248 99,76
5.256
99,91
FIGUUR 8 : PROCENTUELE VERDELING VAN DE TOEGEPASTE AFHOUDINGEN IN 2014 vriespunt 2,76%
filtratie 0,24% kiemgetal 12,9%
remstoffen 20,64%
celgetal 63,42%
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 43
522
522
522 FIGUUR 9 : LEVERINGSVERBOD T.G.V. ONGUNSTIGE KWALITEITSRESULTATEN 521
20
521
18
aantal schorsingen
521 16
520
14
520
12
520 10
519
8
519
6
519 4
518
2
0
518
0
518 0
J
21
0
21
F
M
21
43
65
43 43
2006 A
2006
2007
2012 2006
2013 2007
2008 2014
2007
2008
2008
87
65 M
65
J
87 J
87
A
10 9 10 9
S
10 9
O
12 11 N
D
12 11
maand
De samenstelling van de melk. Het gemiddeld vetgehalte blijft op het niveau van de afgelopen jaren. Het jaargemiddelde bedroeg 42,10 gram vet / L. Vooral in de eerste helft van 2014 werden echter lagere maandgemiddelden opgetekend.
522 522 522
521 FIGUUR 10 : VERLOOP VAN HET GEMIDDELD VETGEHALTE 521
46
vetgehalte (g/l)
521
520
45
520
44
520
519
43
519
42
519
41
518
518 39
0
518
40
0
00
21
21 2006
2012 2006
2013 2007
2008 2014
2007
2008
2008
2
F
65
43
343 2006 M 2007
1J21
43
4A
87
65
56M5
J
6J
maand
87 J
787J
A
8A
S
10 9 10 9
910 S9
O
10 O
N
12 11
11 12 11 N
D
12D
522
44 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014 522 522
521 FIGUUR 11 : VERLOOP VAN HET GEMIDDELD EIWITGEHALTE
37
521
37 521
520
eiwitgehalte (g/l)
36
520
36
520
519
35
519
35
519 34
518
34 33
0
518
518
00
1J21
0
21
2
21
3 2006 A4
F
43 43
M4 3
2006
2007
2012 2006
2013 2007
2008 2014
2007
2008
5
M6 5
65
6J
J
65 J
7
J8 7
87
8
A
87 S
A
9
S10 9
10 9
10 O
O
10 9 N
11 N12 11
12 11
D
12 D
maand
2008 De stijging van het eiwitgehalte die reeds in 2010 werd waargenomen zette zich verder door. Het jaargemiddelde bedroeg 35,1 gram eiwit /L. Het ureumgehalte lag gemiddeld iets lager dan het voorgaande jaar : 230 mg ureum / L 522 522 522
521 FIGUUR 12 : VERLOOP VAN HET GEMIDDELD UREUMGEHALTE
290
521
ureumgehalte (mg/l)
521 270
520 520
250
520
519
230
519
210
519
518
190
0
518 170
518
0 0
1 21
J
0 F
2
21
21 2006 A4 3 43
M
2006
2007
2012 2006
2013 2007
2008 2014
2007
2008
2008
43 43
565
M
J
65
6J
65
maand
J
787
J
A
87
8
A
87
S
910 9
S
O
10 9
10 O
10 9
N
11 N 12 11
D
12 D
12 11
Jaarverslag 2014
■ ■ ■ 45
Circa 83 % van de melkproducenten, die door MCC worden gecontroleerd, ontvangen maandelijks hun beproevingsrapport met maandbeoordeling per post. Ondanks meerdere aansporingen verkiest slechts een minderheid van 897 melkveehouders ( 850 in 2013 ) om zelf het maandrapport op te vragen via de MCC-website.
Rapportering
Anderzijds blijkt uit een analyse van het gebruik van MelkNet dat bijna 90 % van de producenten regelmatig zijn of haar melkkwaliteitsresultaten opvraagt via de MCC-website. Dit heeft de RvB ertoe doen besluiten om vanaf 1 april 2015 het maandrapport enkel nog via MelkNet onder pdf-formaat ter beschikking te stellen. Producenten, die wel nog een hard copy van het maandrapport wensen, zullen worden verzocht dit duidelijk kenbaar te maken. Ongunstige kwaliteitsresultaten worden zo snel mogelijk aan de betrokken veehouder medegedeeld.
6
In het totaal werden 69.430 verwittigingen verstuurd : meestal via telefoon ( circa 60 % ), via fax of email ( respectievelijk 14 en 21 % ). De voornaamste redenen waarvoor met de producent contact genomen wordt ( uitgedrukt in % ) :
• het CELGETAL • het COLIGETAL • het KIEMGETAL • het VRIESPUNT
2012 46.2 36.4 8.5 8.9
2013 49.1 36.4 8.5 6.0
2014 45.3 39.7 9.5 5.5
Tendens
46 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Formele peiling Tijdens de Raden van Bestuur, de Algemene Vergadering en de Technische Comités ‘Producenten’ en ‘Zuivelindustrie’ wordt formeel geïnformeerd naar de appreciatie van de werking van MCC : dit punt staat telkens afzonderlijk geagendeerd.
Klachtenbehandeling
Peilen naar klantentevredenheid
Procedure m.b.t. keuringen, opdrachten voor kopers en
7
derden (PR_026) Deze procedure heeft betrekking op de keuringsactiviteiten ( BELAC-certificaat 096-INSP ) en andere opdrachten voor de zuivelindustrie ( Monimilk, opleiding RMO-chauffeurs ,…) en derden ( koerierdienst ten behoeve van DGZ, CRV,… ). Geschillenprocedure
m.b.t.
analyseresultaten
en
maandbeoordelingen (PR_011) De algemene tendens is duidelijk dat het aantal klachten in vergelijking met enkele jaren terug significant afneemt. • Administratieve afhandeling Uit een voorafgaand administratief onderzoek moet blijken waar de mogelijke verklaring terug te vinden is van afwijkende analyseresultaten : correcte bemonsteringsdatum, aantal analyses per maand, ophaalritme, enz… In het geval de kwaliteits- en technische verantwoordelijke geen uitsluitsel kunnen geven, wordt het dossier behandeld op de eerstvolgende geschillencommissie. Er werden slechts 4 dossiers ( 2013 : 17 ) administratief afgewerkt. De meeste daarvan hadden betrekking op het kiem- en coligetal. In alle gevallen werd de klacht ontvankelijk verklaard.
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 47 • Geschillencommissie
24/10/14
3
Totaal
9
1
1
1
2
1
Vet- en eiwitgehalte
1
Alle resultaten
1
Coligetal
Kiemgetal
6
Filtratieproef
Vriespunt
14/03/14
Celgetal en remstoffen
Datum
Aantal dossiers
TABEL 16 : GESCHILLENCOMMISSIE
1
1
1
1
1 1
2
1
1
In de geschillencommissie maken naast de kwaliteitsen technisch verantwoordelijke van MCC eveneens één vertegenwoordiger van de kopers en één namens de producenten deel uit. De dossiers worden anoniem toegelicht door MCC en beoordeeld door de beide vertegenwoordigers van de sector. Er werden 9 dossiers ( 2013 : 5 ) behandeld. In 2 gevallen werd het bekomen resultaat geannuleerd.
Diergeneeskundige diagnostiek op melk
48 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Detectie van specifieke antistoffen De detectie van specifieke antistoffen gericht tegen antigenen van infectieuze of parasitaire oorsprong gebeurt in opdracht van Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) conform de samenwerkingsovereenkomst die tussen beide organisaties in 2008 werd afgesloten. Brucellose N.a.v. van uitbraken van runderbrucellose in 2010 heeft MCC in opdracht van DGZ tweemaal alle Vlaamse melkexploitaties gescreend op aanwezigheid van antistoffen gericht tegen Brucella abortus in tankmelk. Er werden in totaal 10.200 tankmelkmonsters geanalyseerd. Paratuberculose ( Programma van de Belgische Zuivelketen ) Er werden 78.000 analyses uitgevoerd op MPR-melkmonsters in het kader van dit bestrijdingsprogramma. Dit aantal ligt beduidend hoger dan het voorgaande jaar, maar heeft o.a. ook te maken met het feit dat de campagne 2014-2015 anders werd georganiseerd.
8
Bovendien heeft de beslissing van Milcobel om deelname aan het programma als voorwaarde te stellen voor de melkophaling ertoe geleid dat het aantal deelnemers in Vlaanderen zo sterk is toegenomen. MCC neemt zowel deel aan internationaal georganiseerde ringonderzoeken als deze van het CODA te Ukkel en de Gezondheidsdienst voor dieren in Nederland. De resultaten waren telkens zeer gunstig.
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 49 Parasitair profiel Het parasitair profiel werd ontwikkeld door de Faculteit Diergeneeskunde ( Vakgroep Parasitologie ) en wil o.a. door titerbepaling op tankmelkmonsters voor maag-en darmwormen ( Ostertagia ) en leverbot ( Fasciola hepatica ) het verband aantonen tussen optische densiteit en het economisch verlies dat door beide parasitaire aandoeningen veroorzaakt wordt . MCC heeft in 2014 1.209 Ostertagia-analyses, 1.091 Fasciolaanalyses en 223 Neospora-analyses uitgevoerd. Overzicht Dierenartsen-practici en veehouders hebben naast de parasitaire analyses via DGZ in het totaal 5.248 analyses aangevraagd op zowel tank- als koemelkmonsters. • Paratbc • Ostertagia • Fasciola hepatica • Neospora caninum • Q-fever : • Neospora caninum : • IBR gE • IBRgB • Leptospirose : • Salmonella • PAG-test
73.0 % 3.0 % 3.9 % 9.3 % < 0.1 % 9.3 % 2.6 % < 0.1 % < 0.1 % 1.0 % 3.8 %
Drachtdiagnose via melkmonsters Detectie van PAG’s ( Pregnancy Associated Glycoproteins ) wordt gebruikt voor drachtdiagnose. Deze methodiek ( ELISA-technologie ) werd halfweg 2014 ingebouwd in het MPR-circuit. MCC analyseert reeds circa 2000 geselecteerde melkmonsters per maand op vraag van CRV.
50 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014 Het voorbije jaar kenmerkte zich als een stabiele periode voor het mastitisonderzoek. Er werden geen beduidende aanpassingen doorgevoerd ten opzichte van 2013. MCC-Vlaanderen was opnieuw betrokken in verschillende veldonderzoeken. Het ADLO-project “Verantwoord gebruik van antibiotica in de Vlaamse melkveehouderij door communicatie, opleiding en begeleiding”, geleid door MCC en waarbij AMCRA-maatregelen tot autoregulatie worden toegepast op 4 melkveebedrijven, werd in 2014 verdergezet. Verder werd het veldonderdeel van het project “Duurzame melkveehouderij door verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen”, een initiatief van Boerenbond en geleid door de Faculteit Diergeneeskunde, in 2014 afgerond.
KLASSIEK BACTERIOLOGISCH MELKONDERZOEK (STANDAARD CULTUUR)
Het mastitisonderzoek
Attentiekoeien Koeien met een verhoogd celgetal lijden aan (al dan niet subklinische) mastitis. Van 26.526 kwartiermelkmonsters zonder klinische afwijkingen van de melk of de uier werd een standaard cultuur uitgevoerd om de oorzakelijke pathogeen te identificeren. De resultaten werden samengevat in Tabel 17.
9
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 51 TABEL 17 : OVERZICHT EN RESULTATEN VAN STANDAARD CULTUUR VAN KWARTIERMELKMONSTERS VAN ATTENTIEKOEIEN. AANTAL
% van aantal % van monsters pathogenen
Monsters
26526
-
-
Bacteriologisch negatief
9322
35,1%
-
Polybacterieel
5828
22,0%
-
(waarvan met major pathogeen)
151
0,6%
-
11376
42,9%
-
519
2,0%
-
Bacteriologisch positief Menginfecties Pathogenen
12046
-
-
Corynebacterium bovis
3093
11,7%
25,7%
Staph. aureus
1576
5,9%
13,1%
Staph. spp.
3403
12,8%
28,3%
Strep. uberis
1470
5,5%
12,2%
Strep. dysgalactiae
491
1,9%
4,1%
Strep. agalactiae
174
0,7%
1,4%
9
< 0,1%
0,1%
Enterokokken
333
1,3%
2,8%
Lactokokken
209
0,8%
1,7%
Aerokokken
65
0,2%
0,5%
Strep. canis
Arcanobacterium pyogenes
37
0,1%
0,3%
Bacillus spp.
221
0,8%
1,8%
Escherichia coli
340
1,3%
2,8%
Klebsiella spp.
39
0,1%
0,3%
Enterobacter spp.
23
0,1%
0,2%
Pseudomonas spp.
13
< 0,1%
0,1%
Pasteurella spp.
22
0,1%
0,2%
Serratia spp.
31
0,1%
0,3%
Andere Gram-negatieven
19
0,1%
0,2%
Gisten
420
1,6%
3,5%
Prototheca spp.
47
0,2%
0,4%
Schimmels
11
< 0,1 %
0,1%
In vergelijking met vorig jaar werden opnieuw meer kwartiermelkmonsters van attentiekoeien onderzocht (+ 20 % ten opzichte van 2013, + 3,5 % ten opzichte van 2012).
52 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014 De bacteriële bevindingen blijven over de jaren heen gelijkaardig. Zo zijn ook in 2014 de minor pathogenen Staphylococcus species en Corynebacterium bovis de meest frequent geïsoleerde kiemen. Als major pathogenen werden Staphylococcus aureus en Streptococcus uberis het vaakst teruggevonden.
Klinische mastitis Er werden 5.175 monsters met klinische afwijkingen ( vlokken, sereus vocht, bloed, etc... ) aangeboden voor standaard bacteriologisch onderzoek. De resultaten werden samengevat in Tabel 18. De meest geïsoleerde pathogenen in klinische melkmonsters zijn Escherichia coli en Strep. uberis, zoals ook de voorbijgaande jaren het geval was. Ook Staph. aureus werd vaak teruggevonden. Differentiatie van coliforme bacteriën in het kader van coligetalproblemen Op 60 tankmelkmonsters (genomen door de RMO-wagen) werd een differentiatie van geïsoleerde coliformen uitgevoerd. Dit onderzoek wordt aangevraagd bij een verhoogd coligetal van de tankmelk, waarbij geen duidelijke afwijking kan gevonden worden in de melkinstallatie of koeltank (reiniging en/of koeling). De meest geïsoleerde kiem is Escherichia coli (40,3 % van de monsters) (Figuur 13). In 24,7 % van de monsters werd Klebsiella species geïsoleerd. Wanneer Klebsiella species gedetecteerd worden in de tankmelk bestaat de mogelijkheid dat intramammair geïnfecteerde koeien hiertoe aanleiding geven door uitscheiding via de melk, en zodoende verantwoordelijk zijn voor een verhoogd coligetal van de tank. Dit is eerder uitzonderlijk; in eerste instantie moet telkens de reiniging van het melkmateriaal zeer gedetailleerd nagekeken worden.
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 53 TABEL 18 : OVERZICHT EN RESULTATEN VAN STANDAARD CULTUUR VAN KLINISCH AFWIJKENDE MELKMONSTERS.
AANTAL
% van aantal monsters
% van pathogenen
Monsters
5175
-
-
Bacteriologisch negatief
885
17,1%
-
Polybacterieel
630
12,2%
-
(waarvan met major pathogeen)
53
1,0%
-
3660
70,7%
-
Menginfecties
262
5,1%
-
Pathogenen
3975
-
-
Corynebacterium bovis
133
2,6%
3,3%
Staph. aureus
547
10,6%
13,8%
Staph. spp.
403
7,8%
10,1%
Strep. uberis
935
18,1%
23,5%
Strep. dysgalactiae
275
5,3%
6,9%
Strep. agalactiae
25
0,5%
0,6%
Strep. canis
1
< 0,1%
< 0,1 %
Enterokokken
73
1,4%
1,8%
Lactokokken
35
0,7%
0,9%
Aerokokken
22
0,4%
0,6%
Arcanobacterium pyogenes
72
1,4%
1,8%
Bacillus spp.
89
1,7%
2,2%
Escherichia coli
968
18,7%
24,4%
Klebsiella spp.
119
2,3%
3,0%
Enterobacter spp.
18
0,3%
0,5%
Pseudomonas spp.
20
0,4%
0,5%
Pasteurella spp.
23
0,4%
0,6%
Serratia spp.
21
0,4%
0,5%
Bacteriologisch positief
Andere Gram-negatieven
7
0,1%
0,2%
Gisten
139
2,7%
3,5%
Prototheca spp.
43
0,8%
1,1%
Schimmels
7
0,1%
0,2%
54 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014 FIGUUR 13 : PROCENTUELE VERDELING VAN PATHOGENEN BIJ DIFFERENTIATIE VAN COLIFORMEN UIT TANKMELK.
10,4% 14,3%
1,3%
Serratia species Serratia marcescens
7,8%
19,5%
Klebsiella pneumoniae Klebsiella oxytoca Pseudomonas aeruginosa Escherichia coli
5,2% Enterobacter species 40,3%
1,3%
Andere
GEVOELIGHEIDSBEPALINGEN Voor de gevoeligheidsbepaling wordt de disk-diffusie methode toegepast, waarbij op een voedingsbodem bacteriegroei wordt geëvalueerd in de nabijheid van antibioticum-geïmpregneerde disks. De afkapwaarden van de remmingszones om een bacteriestam als 'gevoelig' of 'resistent' aan een specifiek antibioticum te beschouwen werden in 2014 geconformeerd volgens de richtlijnen van CLSI (Clinical and Laboratory Standards Institute). Waar beschikbaar worden diergeneeskundige afkapwaarden gebruikt. Bij afwezigheid van zowel diergeneeskundige als humane afkapwaarden wordt een epidemiologische cut-off waarde bepaald. Aan de samenstelling van de antibioticapanels werd het voorbije jaar weinig gewijzigd. Waar in 2013 voor Staphylococcus aureus de molecule cefoxitim getest werd voor het bepalen van methicilline-resistentie, werd in 2014 oxacilline gebruikt. De beschreven hogere sensitiviteit van cefoxitim ten opzichte van oxacilline om methicilline-resistentie op te sporen bleek, op basis van de resultaten van 2013, immers verwaarloosbaar. In het kader van een project werd in 2014 voor bepaalde dossiers opnieuw een antibiogram aangelegd van Staphylococcus species. Verder zijn de geteste pathogeensoorten ongewijzigd ten opzichte van 2013.
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 55 Zoals de voorbije jaren wordt met de standaard procedure per dossier van elke major pathogeen één stam geselecteerd voor aanmaak van een antibiogram. Op aanvraag kan ook van elke stam een antibiogram aangemaakt worden. In totaal werden 3.467 antibiogrammen aangelegd, waarvan 1.682 van pathogenen afkomstig van attentiekoeien en 1.788 van pathogenen verbonden met klinische mastitis. De resultaten van de meest prevalente bacteriën worden weergegeven in volgende figuren (Figuur 14 – 34). Pathogenen waarvan minder dan 5 stammen onderzocht werden, worden niet weergegeven.
%R
%I
%S
TET
S/T
RIF
MAR
NEO
LIN
ERY
P/F
C/K
NPS
OXA
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
80
70
60
50
40
30
20
10
0 MAR
NEO
LIN
ERY
P/F
C/K
NPS
OXA
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
100
Staphylococcus species - attentiekoeien (n = 150)
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0 TET
S/T
90
TET
Staphylococcus aureus - klinische mastitis (n = 306) RIF
100
S/T
RIF
MAR
NEO
LIN
ERY
P/F
C/K
NPS
OXA
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
GETESTE ANTIBIOTICA: AMPICILLINE (AMP), AMOXYCILLINE/CLAVULAANZUUR (A/C), CEFAZOLINE (CFZL), CEFALONIUM (CFLO), CEFQUINOME (CFQ), OXACILLINE (OXA), NAFCILLINE/PENICILLINE/STREPTOMYCINE (NPS), CEFALEXINE/KANAMYCINE (C/K), PENICILLINE/FRAMYCETINE (P/F), ERYTHROMYCINE (ERY), LINCOMYCINE (LIN), NEOMYCINE (NEO), MARBOFLOXACINE (MAR), RIFAXIMINE (RIF), SULFONAMIDEN/TRIMETHOPRIM (S/T) EN TETRACYCLINE (TET).
Wegens een beperkt aantal geteste stammen wordt het resistentiepatroon van Staphylococcus species geïsoleerd uit melkmonsters van klinische mastitis niet weergegeven.
FIGUUR 14 – 16 : RESISTENTIEPATROON VAN STAFYLOKOKKEN GEÏSOLEERD UIT MELKMONSTERS VAN ATTENTIEKOEIEN RESP. VAN KLINISCHE MASTITIS.
56 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
100
Staphylococcus aureus - attentiekoeien (n = 463)
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
%R
%I
%S
TET
S/T
RIF
MAR
LIN
ERY
P/F
C/K
NPS
OXA
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
TET
S/T
RIF
MAR
LIN
ERY
P/F
C/K
NPS
OXA
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
100
Streptococcus uberis - klinische mastitis (n = 483)
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
100
Streptococcus dysgalactiae - attentiekoeien (n = 247)
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0 TET
S/T
RIF
MAR
LIN
ERY
P/F
C/K
NPS
OXA
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
GETESTE ANTIBIOTICA: AMPICILLINE (AMP), AMOXYCILLINE/CLAVULAANZUUR (A/C), CEFAZOLINE (CFZL), CEFALONIUM (CFLO), CEFQUINOME (CFQ), OXACILLINE (OXA), NAFCILLINE/ PENICILLINE/STREPTOMYCINE (NPS), CEFALEXINE/KANAMYCINE (C/K), PENICILLINE/FRAMYCETINE (P/F), ERYTHROMYCINE (ERY), LINCOMYCINE (LIN), MARBOFLOXACINE (MAR), RIFAXIMINE (RIF), SULFONAMIDEN/TRIMETHOPRIM (S/T) EN TETRACYCLINE (TET).
FIGUUR 17 – 22 : RESISTENTIEPATROON VAN STREPTOKOKKEN GEÏSOLEERD UIT MELKMONSTERS VAN ATTENTIEKOEIEN RESP. VAN KLINISCHE MASTITIS.
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 57
100
Streptococcus uberis - attentiekoeien (n = 487)
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
58 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Streptococcus dysgalactiae - klinische matsitis (n = 149) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 TET
S/T
RIF
MAR
LIN
ERY
P/F
C/K
NPS
OXA
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
0
Streptococcus agalactiae - attentiekoeien (n = 13)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
TET
S/T
RIF
MAR
LIN
ERY
P/F
C/K
NPS
OXA
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
0
Streptococcus agalactiae - klinische mastitis (n = 10) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
%R
%I
%S
TET
S/T
RIF
MAR
LIN
ERY
P/F
C/K
NPS
OXA
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
0
%R
%I
%S
60
50
40
30
20
10
0 MAR
NEO
P/F
C/K
NPS
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
COL
70
COL
80 TET
90
TET
Klebsiella spp - attentiekoeien (n = 29) S/T
100
S/T
MAR
NEO
P/F
C/K
NPS
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
COL
TET
S/T
MAR
NEO
P/F
C/K
NPS
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
GETESTE ANTIBIOTICA: AMPICILLINE (AMP), AMOXYCILLINE/CLAVULAANZUUR (A/C), CEFAZOLINE (CFZL), CEFALONIUM (CFLO), CEFQUINOME (CFQ), NAFCILLINE/PENICILLINE/ STREPTOMYCINE (NPS), CEFALEXINE/KANAMYCINE (C/K), PENICILLINE/FRAMYCETINE (P/F), NEOMYCINE (NEO), MARBOFLOXACINE (MAR), SULFONAMIDEN/TRIMETHOPRIM (S/T), TETRACYCLINE (TET) EN COLISTINE (COL).
FIGUUR 23 – 34 : RESISTENTIEPATROON VAN GRAM-NEGATIEVE BACTERIËN (ESCHERICHIA COLI, KLEBSIELLA SPECIES, ENTEROBACTER SPECIES, SERRATIA SPECIES, PASTEURELLA SPECIES EN PSEUDOMONAS SPECIES) GEÏSOLEERD UIT MELKMONSTERS VAN ATTENTIEKOEIEN RESP. VAN KLINISCHE MASTITIS
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 59
100
Escherichia coli - attentiekoeien (n = 176)
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
100
Escherichia coli - klinische mastitis (n = 584)
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
60 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Klebsiella spp - klinische mastitis (n = 77) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 COL
TET
S/T
MAR
NEO
P/F
C/K
NPS
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
0
Enterobacter spp - attentiekoeien (n = 15)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
S/T
TET
COL
S/T
TET
COL
MAR
NEO
P/F
C/K
NPS
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
0
Enterobacter spp - klinische mastitis (n = 10) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
%R
%I
%S
MAR
NEO
P/F
C/K
NPS
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
0
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 61
Serratia spp - attentiekoeien (n = 17) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 COL
TET
S/T
MAR
NEO
P/F
C/K
NPS
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
0
Serratia spp - klinische mastitis (n = 16)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
S/T
TET
COL
S/T
TET
COL
MAR
NEO
P/F
C/K
NPS
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
0
Pasteurella spp - attentiekoeien (n = 16) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
%R
%I
%S
MAR
NEO
P/F
C/K
NPS
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
0
62 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Pasteurella spp - klinische mastitis (n = 15) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 COL
TET
S/T
MAR
NEO
P/F
C/K
NPS
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
0
Pseudomonas spp - attentiekoeien (n = 6) 100 90
r
80
i
70
g
60 50 40 30 20 10
S/T
TET
COL
S/T
TET
COL
MAR
NEO
P/F
C/K
NPS
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
0
Pseudomonas spp - klinische mastitis (n = 13) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
%R
%I
%S
MAR
NEO
P/F
C/K
NPS
CFQ
CFLO
CFZL
A/C
AMP
0
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 63
Kiemidentificatie met PCR-technologie Algemeen Pathoproof (Thermo Scientific) is een PCR-gebaseerde techniek die bij MCC-Vlaanderen in 2012 geïntroduceerd werd voor mastitisonderzoek, om toe te passen naast of in combinatie met de standaard cultuur. Bij de Pathoproof-methode wordt het bacterieel DNA geïdentificeerd, waardoor kweek overbodig is. De mogelijkheid tot een snelle analyse met een hoge gevoeligheid is hiervan het gevolg. Ook Mycoplasma-infecties kunnen op deze wijze gedetecteerd worden. Omwille van praktische redenen werd in 2014 beslist de beperkte PCR-analysekit met 4 targets niet meer in te zetten, maar alle onderzoeken uit te voeren met behulp van de uitgebreide PCR-analysekit. Deze bevat targets voor 15 mastitispathogenen (Staphylococcus aureus en Staphylococcus species, Streptococcus uberis, Strep. dysgalactiae, Strep. agalactiae, Enterococcus species, Corynebacterium bovis, Escherichia coli, Klebsiella species, Serratia marcescens, Mycoplasma bovis en Mycoplasma species, Trueperella [Arcanobacterium] pyogenes, gisten en Prototheca species) en voor het beta-lactamase gen, coderend voor beta-lactam resistentie bij stafylokokken. In totaal werden 940 melkmonsters onderworpen aan Pathoproof-analyse. De methode kan op verschillende monstertypes ingezet worden. Kwartiermelkmonsters De overgrote meerderheid van de 316 aanvragen voor PCR op kwartiermelkmonsters betrof klinische mastitisgevallen. Bij 9,5 % van de monsters werd geen DNA van de targets gedetecteerd. Net als bij standaard bacteriologische cultuur wordt een kwartiermelkmonster als ‘polybacterieel’ beschouwd wanneer 3 of meer verschillende bacteriën gedetecteerd worden. Dit was het geval voor 9,8 % van de monsters. In de resterende 255 monsters werd er bij de meerderheid (180 monsters) slechts 1 pathogeen vastgesteld, in 75 melkmonsters werd DNA van 2 pathogenen gevonden. Vergelijkbaar met de resultaten van standaard cultuur op klinische monsters werden ook met PCR Escherichia coli, Strep. uberis en Staph. aureus aangeduid als de meest prevalente major pathogenen (14,6 %, 10,4 % resp. 10,1 % positieve monsters). Het aandeel Mycoplasma-positieve monsters betrof 6,6 %. De resultaten werden samengevat in Figuur 35.
64 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014 Koemonsters (verschillende kwartieren van dezelfde koe) Vooral als aanvulling van standaard cultuur wordt PCR op koemonsters aangevraagd. Enerzijds kan dit gaan om een verdenking van Mycoplasmata of bij een vermoeden van een vals-negatief resultaat van cultuur (cultuur-negatief bij verhoogd celgetal). Anderzijds werden in het kader van een ADLO-project een aantal dieren getest vóór het droogzetten, om de keuze tot selectief droogzetten te maken. Er werden 459 koemonsters onderzocht, waarvan 11,3 % negatief voor het target DNA. Escherichia coli en Strep. uberis werden het meest frequent gedetecteerd (Figuur 35). Mengmonsters (pool van verschillende koeien) Bij bedrijfsproblemen geassocieerd met Mycoplasmata is het cruciaal om zo snel mogelijk alle besmette dieren te identificeren. Om de kosten te drukken kan het onderzoek initieel uitgevoerd worden op een mengstaal van verschillende dieren. Afhankelijk van de bedrijfsgrootte kan een pool bestaan uit 5 à 10 koeien. Positieve pools worden nadien verder uitgesplitst. In 5 van de 51 onderzochte mengmonsters (9,8 %) werd inderdaad DNA van Mycoplasma bovis of M. species gedetecteerd (Figuur 35). Tankmelkmonsters Het PCR-tankmelkonderzoek wordt ingezet als eerste screening naar pathogenen geassocieerd met uiergezondheidsproblemen. Een andere toepassing is de opvolging na aanpak van bepaalde mastitispathogenen, namelijk als beoordeling van de efficiëntie van genomen preventiemaatregelen. Van 85 bedrijven werden in totaal 114 tankmelkmonsters onderzocht, met 2,6 % negatieve monsters. Van de major pathogenen was het aandeel van Staph. aureus het hoogst, gevolgd door Strep. dysgalactiae. Van dit monstertype was 11,4 % Mycoplasma-positief (Figuur 35). Voordelen van PCR-methode i.k.v. het mastitisonderzoek Voor 159 kwartiermelkmonsters werd in 2014 simultaan Pathoproof PCR en standaard cultuur aangevraagd. Vergelijking van de resultaten van beide methoden laat ons toe te beoordelen wat de kwaliteiten zijn van de PCR ten opzichte
Tankmelk
Koemelk (verschillende kwartieren)
erd
n
cus sp
ecies
s uberi
s
cus au
reus
m bov
is
Koemelk (verschillende Mengmelk kwartieren) (verschillende Tankmelk koeien)
Mengmelk (verschillende koeien)
etecte
ase ge
Kwartiermelk
Kwartiermelk
0%
10 %
20 %
30 %
40 %
50 %
60 %
ën ged
actam
ylococ
coccu
ylococ
acteriu
chia c
oli
ccus d
ysgala
rell
ctiae
of P.in
dolicu
s
coccu
s spec
ies
lla spe
cies
lasma
specie
s
lasma
bovis
a marc
escens
coccu
FIGUUR 35 : RESULTATEN PATHOPROOF PCR ANALYSE VOOR DE VERSCHILLENDE MELKMONSTERTYPES, TEN OPZICHTE VAN HET AANTAL MONSTERS PER TYPE
G
een ba cteri
Beta-l Staph
Strepto
Staph
Coryn eb
Escheri Strepto co Truepe
a pyog enes
Entero
Klebsie Mycop
Gisten Mycop
Serrati Strepto
s agala
ctiae
Prototh
eca sp
ecies
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 65
66 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
van de standaard cultuur. Monsters waarbij het resultaat van minstens één van beide methodes polybacterieel was (23 monsters), werden hiervoor buiten beschouwing gelaten. In 54,4 % van de gevallen was het resultaat van beide methoden identiek. De hogere sensitiviteit van de PCR ten opzichte van standaard cultuur werd bevestigd door detectie van supplementaire pathogenen in 31,6 % van de monsters. In de meerderheid van de gevallen betrof het een major pathogene kiem, gevallen dus waar de standaard cultuur vals-negatief bleek. Discrepantie tussen beide methodes werd vastgesteld in 14,0 % van de monsters. Dit verschil wordt voornamelijk verklaard door het onvermogen van standaard cultuur om Mycoplasma te isoleren en, anderzijds, het onvermogen van PCR om bacteriën te detecteren die niet als target in de analysekits zijn vervat, of een combinatie van beiden. Slechts 2,2 % van de discrepantie is onverklaarbaar.
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 67 TABEL 19 : VERGELIJKING RESULTATEN VAN PATHOPROOF PCR VERSUS STANDAARD CULTUUR OP KWARTIERMELKMONSTERS Naast een sterke beperking van de analysetijd biedt Pathoproof PCR een hogere sensitiviteit ten opzichte van standaard cultuur. De gevoeligheid is echter niet buitensporig; in de meerderheid van de kwartiermelkmonsters wordt één pathogeen geïsoleerd. Het percentage polybacteriële monsters (3 of meer verschillende pathogenen, cfr. standaard cultuur) is zelfs iets lager in vergelijking met cultuur (zie hoger). Deze kwaliteiten geven aan dat de Pathoproof PCR methode zeer geschikt is voor de detectie van DNA van mastitispathogenen in (kwartier)melkmonsters onder praktijkomstandigheden.
n
%
Identiek resultaat
74
54,4
Extra bevinding door PCR ten opzichte van cultuur
43
31,6
- Major pathogeen
26
19,1
- Minor pathogeen
17
12,5
Discrepantie PCR - cultuur
19
14,0
- Onverklaarbaar
3
2,2
- Mycoplasmata (geen detectie mogelijk door cultuur)
10
7,4
- Geen target-DNA (geen detectie mogelijk door PCR)
1
0,7
- Combinatie Mycoplasmata/geen target-DNA
5
3,7
136
100
Totaal
68 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
De bedrijfsadvisering
De bedrijfsadvisering is een essentieel onderdeel van de MCCactiviteiten en concentreert zich naast de melktechnische begeleiding steeds meer op kwaliteitsaspecten met bijzondere aandacht voor de celgetal- en mastitisproblematiek en residuen van kiemgroeiremmende substanties. De druk op de moderne veehouderij m.b.t. het verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen wordt om voor de hand liggende redenen steeds groter. MCC heeft niet alleen een cruciale rol te vervullen bij het opsporen van residuen in de melk, maar ook bij de begeleiding van de producenten en hun dierenartsen m.b.t. het gebruik van toegelaten geneesmiddelen in de zuivelsector.
De bedrijfsbezoeken Op rechtstreeks verzoek van de producent of zijn adviseur ( dierenarts, veevoederfirma, melkmachinefabrikanten,…) of in het kader van de procedure ‘ Maatregelen bij ongunstige kwaliteitsresultaten’ worden bedrijfsbezoeken afgelegd.
10
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 69 In het totaal werden 952 bedrijfsbezoeken door de MCCadviseurs gerealiseerd. Verder hoeft het niet te verwonderen dat de celgetalproblematiek nog steeds hoog op de agenda staat.
TABEL 20 : INDIVIDUELE BEDRIJFSADVISERING / BEDRIJFSBEZOEKEN REDEN
2012
2013
2014
22
34
31
- Dynamische melkmachinemeting
129
138
128
- Bedrijfstechnische begeleiding
134
147
143
- Trajectbemonstering
34
48
45
- Algemene advisering
21
16
14
Oplevering van nieuwe installaties
167
123
169
IJking van melkmeters
94
82
84
KWALITEITSPROBLEMEN Kiemgetal, vriespunt, remstoffen Celgetal
Coligetal
STATISCHE MELKMACHINEMETING
Andere reden
59
56
57
PROCEDURE ‘ONGUNSTIGE RESULTATEN’ (PR_020 )
255
214
250
11
6
8
ANDERE Bemonsteringsproblemen Inlichtingen i.v.m. nieuwbouw
12
21
23
TOTAAL AANTAL BEDRIJFSBEZOEKEN
938
885
952
De collectieve bedrijfsadvisering De participatie van MCC in de collectieve voorlichting t.a.v. de zuivelsector wordt steeds belangrijker. De collectieve advisering wordt geconcretiseerd door deelname aan cursussen, opleidingen, e.d.
70 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014 TABEL 21 : COLLECTIEVE BEDRIJFSADVISERING ORGANISATIE en Plaats
DATUM
Vergaderingen voor melkproducenten Roosdaal
8/01/2014
St.-Amands
25/02/2014
Merksplas
11/03/2014
Merelbeke
21/03/2014
Voormezele
17/12/2014
Bezoek aan MCC te Lier Hogeschool Geel
25/03/2014
Afgevaardigden FAVV
21/05/2014
Landbouwschool St.-Niklaas
23/05/2014
Afgevaardigden Fedagrim
6/06/2014
Hogeschool Geel
30/10/2014
Groene Kring : bedrijfsbeheer St.-Niklaas
4/02/2014
Eeklo
12/03/2014
Malle
27/03/2014
Studiedagen ‘Gezond groeien’ Izegem
3/11/2014
Wachtebeke
4/11/2014
Malle
6/11/2014
Meeuwen
7/11/2014
Workshops ‘Door de data de koe zien’ Merelbeke
13/11/2014
Geel
18/11/2014
Rumbeke
20/11/2014
Bocholt
25/11/2014
Voordrachten fieldwerking zuivelfabrieken Lier
16/10/2014
Gastles Hogeschool Geel
13/05/2014
Voordrachten Congres NMC Gent
5/06/2014
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 71
Projecten MCC-Vlaanderen startte in juli 2013 met het ADLOdemonstratieproject met als thema ‘Verantwoord gebruik van antibiotica in de Vlaamse melkveehouderij door communicatie, opleiding,en begeleiding.’ In het kader van dit project werkt MCC samen met DGZ, Boerenbond, BCZ, AMCRA, M-Team, schoolhoeve Axelwalle ( Oudenaarde ), de Hooibeekhoeve ( Geel ) en het PVL te Bocholt. De aandacht gaat in de eerste plaats naar het implementeren en communiceren van een aantal autoregulerende maatregelen die door AMCRA worden voorgesteld. Op een 4-tal melkveebedrijven worden deze maatregelen toegepast, waaronder het bijhouden van elk gebruik van antibiotica, het vermijden van voederen van melk met residuen en het onderbouwd gebruik van bijv. quinolones en 3° en 4° generatie cefalosporines. Selectieve droogstandstherapie en bannen van zgn. ‘uierinfusen’ bij de behandeling van klinische mastitis vervolledigen het plaatje. De resultaten van de praktijkproeven worden in de loop van 2015 verwacht. In 2014 werd aan alle melkveehouders, dierenartsen en erfbetreders de brochure ‘Geneesmiddelengebruik en wachttijden’ verdeeld. In deze brochure kan men de wachttijden van alle geregistreerde geneesmiddelen terugvinden. De AMCRA-kleurcodes werden bij alle antibiotica houdende producten weergegeven. Uit een digitale enquête rond het thema 'droogzetten' leren we dat slechts 15% van de Vlaamse melkveehouders selectief koeien droogzet zonder antibiotica. Dit blijkt uit een bevraging bij 537 melkveehouders die de enquête volledig hebben ingevuld. De managementfactoren, die bijdragen tot een gezonde droogstandtherapie, worden niet op alle bedrijven toegepast. Wil de sector het droogzetten met antibiotica houdende producten reduceren, dan zullen de bedrijven het management hierop beter moeten afstemmen.
72 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Tabel 1. Samenstelling Algemene Vergadering, Raad van Bestuur en Bestuurscomité Voorzitter François Achten
melkveehouder
Sint-Huibrechts-Lille (*)
Christian Desmet
melkveehouder
Kruishoutem (*)
Paul Vanhengel
FrieslandCampina
Aalter (*)
Raf Beyers
Milcobel
Kallo
Axelle Bodoy
DHR
Rotselaar
Philippe Debougnoux
MGBS
St. Vith
Els De Cock
melkveehouder
Stekene
Jozef Decock
melkveehouder
Deerlijk
Linda Dellaert
melkveehouder
Evergem (**)
Erik De Graeve
melkveehouder
Passendale
Patrick De Greve
FrieslandCampina
Aalter
Christof De Keukeleire
Mikka
Deinze
Yves Delberghe
Milcobel
Kallo
Dirk De Mesel
Milcobel
Kallo
Dirk De Paep
Hollebeekhoeve
Kruibeke
Leen De Smet
BMC
Zonhoven
Paul De Smet-Van Damme
St. Clemens
Brakel
Luc De Vylder
melkveehouder
Lokeren
Hendrik Goderis
Milcobel
Kallo
Stefan Henuset
Olympia
Herfelingen (**)
Marcel Heylen
melkveehouder
Geel (**)
Luc Huybrechts
melkveehouder
Oud-Turnhout
Leopold Jacobs
melkveehouder
Meerle
Raf Jonckers
melkveehouder
Wommersom
Wim Kerkhove
melkveehouder
Ruddervoorde
Lambrechts Koen
Bonimilch
Wommelgem
Eddy Leloup
Milcobel
Kallo(*)
Aanvullende tabellen en teksten
Ondervoorzitters
Leden
11
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 73
Jan Linssen
melkveehouder
Kinrooi
Koen Lowagie
Inex
Bavegem
Johan Martens
melkveehouder
Westmalle
Jos Peters
Fabrelac
Bree
Wim Peeters
melkveehouder
Lier
Edward Pinxten
melkveehouder
Bocholt
Kristof Podevijn
DHR
Rotselaar
Dirk Ryckaert
melkveehouder
Dikkelvenne (**)
Hugo Schrevens
melkveehouder
Lubbeek
Jules Seghers
FrieslandCampina
Aalter (**)
Theo Serré
FrieslandCampina
Aalter
Michel Sneessens
Laiterie des Ardennes
Chéoux
Paul Timmermans
Milcobel
Kallo
Valentin Timmers
Milcobel
Kallo
Gerda Thyvelen-Becelaere
melkveehouder
Nieuwpoort
Dirk Truyen
melkveehouder
Maldegem
Hilde Uleyn
melkveehouder
Hooglede
Antoine Vaesen
melkveehouder
Bree
Koen Van Acker
melkveehouder
Huldenberg
Joel Vancoppenolle
melkveehouder
Diksmuide
Marc Vandamme
melkveehouder
Langemark
Lutgart Van den Berghe
Milcobel
Kallo
Hendrik Van den Haute
melkveehouder
Ninove (**)
Kees Van den Hout
melkveehouder
Neeroeteren
Jos Van der Perre
melkveehouder
Steenhuffel
Sylvain Vanderheyden
Molkerei
Walhorn
Yvonne Van der Vorst
FrieslandCampina cv
Weelde
Stefan Van Hasselt
melkveehouder
Wuustwezel
Luc Vanheddeghem
Inex
Bavegem
Noël Van Leeuwe
melkveehouder
Sint-Margriete
Mario Vermeulen
Milcobel
Kallo
Stefaan Verschoren
Milcobel
Kallo (**)
Isabel Voet
Milcobel
Kallo (**)
Mia Vanrobaeys
DGZ
Torhout (**)
Louwrens van Keulen
VRV
Oosterzele (**)
Min. Vlaamse Gem.
Brussel (**)
Adviserende leden
Genodigden Noël Van Ginderachter
(*) lid Bestuurscomité en Raad van Bestuur (**)
lid Raad van Bestuur
74 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Tabel 2. S amenstelling Technisch Comité Producenten Leden Landbouworganisaties
DGZ
François Achten
Marcel Heylen
Els De Cock
Kees Van den Hout
Christian Desmet Luc De Vylder Hendrik Van den Haute
VRV
Wim Kerkhove
Dirk Ryckaert
Jos Van der Perre
Jozef Decock
Luc Huybrechts Linda Dellaert Wim Peeters Koen Vanacker Adviserende leden Hilda Ceulemans (MCC)
Luc De Meulemeester (MCC)
Isabel Magnus (Min. Vlaamse Gem.)
Koen Lommelen (MCC) Jean-Marie Van Crombrugge (MCC)
Tabel 3. S amenstelling Technisch Comité Zuivelindustrie Leden Sander Hoogstijns (DHR-Rotselaar)
Michael Cremers (Fabrelac-Bree)
Stefan Henuset (Olympia-Herfelingen)
Christof De Keukeleire (Mikka-Deinze)
Koen Lowagie (Inex-Bavegem)
Leen De Smet (BMC-Zonhoven)
Stefaan Verschoren (Milcobel-Kallo)
Marie Duyck (Vermeersch-Sint Pieters Leeuw)
Isabel Voet (Milcobel-Kallo)
Koen Lambrechts (Bonimilch-Wommelgem)
Jules Seghers (FrieslandCampina-Aalter)
Vincent Lebouteiller (LDA-Chéoux)
Theo Serré (FrieslandCampina-Aalter)
Nadine Pillaert (Biomelk Vlaanderen)
Sylvain Vanderheyden (Molkerei-Walhorn)
Raymond Rensonnet (BMG-Luik)
Guy Hex (Capra)
Carolina Roepers (Farmel Dairy-Antwerpen)
Adviserende leden Hilda Ceulemans (MCC)
Luc De Meulemeester (MCC)
Isabel Magnus (Min. Vlaamse Gem.)
Koen Lommelen (MCC)
Jean-Marie Van Crombrugge (MCC)
Hadewig Werbrouck (ILVO Melle).
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 75
Tabel 4. Vergaderingen bestuurs- en overlegorganen Algemene Vergadering 28 maart Raad van Bestuur 30 januari, 28 maart, 27 juni, 24 oktober, 12 december Bestuurscomité 24 januari, 14 maart, 11 juni, 8 oktober, 8 december Technisch Comité Producenten 14 maart, 10 oktober Technisch Comité Zuivelindustrie 14 maart, 10 oktober Geschillencommissie 14 maart, 24 oktober Nationale Interprofessionele Zuivelcommissie 14 februari, 29 augustus, 18 december
76 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
TABEL 5. HET PERSONEELSBESTAND OP 31 DECEMBER 2014 Directeur - Kwaliteitsverantwoordelijke Luc De Meulemeester Kwaliteitsverantwoordelijke Anne Antonissen Technisch verantwoordelijke Jean-Marie Van Crombrugge Secretaris, Hoofd Personeel, Administratie en Financiën Hilda Ceulemans Hoofd Laboratorium Anne Gijsels Hoofd Bedrijfsadvisering Koen Lommelen Hoofd Logistiek Dennis Van den Eeden Administratie Suzanne Hiel, Anja Segers, Hilde Verheyen Laboranten Jozef Bosmans, Lieve Buts, Suzy Cools, Linda De Weerdt, Annemie Eyskens, Werner Lenaerts, Inneke Peeters, Leona Peeters, Karin Pittoors, Leen Van de Locht, Bart Van den Brande, Christine Van den Broeck, Hilde Van den Broeck, Raf Van den Broeck, Peter Van der Wee, Marleen Vercammen Laboratoriumhelper Sofie Beukeleirs, Sonia De Lauw, Lumnije Shala, Anne Waegemans Melkwinningsadviseurs Vicky Claesen, Reinhard Pollentier, Karlien Supré Monsternemers Roger Baert, Jean Beets, Carlo Christiaens, Sibel Ciblak, Ruben Cooleman, Luc De Bruyn, Ludo Moons, Ossowski Bartosz, Louis Van de Weerd, Patrick Vanhuyse, Pedro Vanhuyse, Chris Van Luyten
KB
21 december 2006
Bevoegde instantie
KB betreffende de controle van de kwaliteit van de rauwe melk en de erkenning van de interprofessionele organismen.
Protocol betreffende de ophaling en de controle van de kwaliteit en de samenstelling van koemelk geleverd aan kopers.
Controle van de interprofessionele organismen voor het bepalen van de kwaliteit en de samenstelling van melk.
Wetenschappelijke begeleiding van de Belgische interprofessionele organismen belast met de officiële bepaling van de kwaliteit en samenstelling van melk geleverd aan kopers.
Protocol voor het aanmaken van het Belgisch referentiemonster voor de kalibratie en de controle van de infrarood-apparatuur ter bepaling van het vet- en eiwitgehalte in melk.
Convention de sous-traitance des essais soumis à l’accréditation ISO 17025
MB
BVR
BVR
MB
MB
Beslissing
Protocol PT_007
Protocol
Protocol
Protocol
Conventie
6 november 2001 (gewijzigd door MB van 13/09/03)
7 september 2007
7 december 2012
25 februari 2009
19 november 2012
1 april 2009
1 juli 2009
Beslissing van het FAVV tot erkenning van analyselaboratoria in samenhang met zijn controleopdrachten
MB tot wijziging van het MB van 25 februari 2009 betreffende de controle op de bepaling van de samenstelling van melk en de betaling door de kopers van de melk aan producenten , wat betreft de bepaling van de afhoudingen.
MB betreffende de controle op de bepaling van de samenstelling van melk en de betaling door kopers van de melk aan de producenten.
BVR tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 houdende de organisatie van de vaststelling van en de controle op de samenstelling van rauwe koemelk, wat betreft de invoering van een nieuw bemonsteringssysteem.
BVR houdende de organisatie van de vaststelling van en de controle op de samenstelling van rauwe koemelk.
MB tot vaststelling van de referentiemethoden en de principes van de routinemethoden voor de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers.
MB tot wijziging van het MB van 1 februari 2007 houdende goedkeuring van het document opgesteld door de erkende interprofessionele organismen betreffende de modaliteiten van de controle van de kwaliteit van de rauwe melk.
MB
29 oktober 2012
MB houdende goedkeuring van het document opgesteld door de erkende interprofessionele organismen betreffende de modaliteiten van de controle van de kwaliteit van de rauwe koemelk.
MB
1 februari 2007
MCC / CL
ILVO
ILVO / CRA DQPA
FAVV
MCC
FAVV
Vlaamse Overheid
Vlaamse Overheid
Vlaamse Overheid
Vlaamse overheid
Federale overheid
Federale overheid ( FAVV )
Federale overheid ( FAVV )
EG
Federale overheid
MB tot erkenning van een interprofessioneel organisme voor het bepalen van de samenstelling van de melk Vlaamse gemeenschap bij koninklijk besluit van 3 maart 1994 betreffende de erkenning van interprofessionele organismen voor het bepalen van de kwaliteit en de samenstelling van melk.
Titel
EG-verordening Bijlage II, sectie IX, Hoofdstuk I, III. 3. a) i) : criteria voor de kwaliteitsbepaling van rauwe melk.
MB
26 augustus 2003
29 april 2004
Document
Datum
TABEL 6. WETTELIJKE BASIS VAN DE CONTROLE VAN DE KWALITEIT EN DE SAMENSTELLING VAN RAUWE KOEMELK GELEVERD AAN KOPERS
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 77
78 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Tabel 7. Controle van de kwaliteit van de melk – beoordeling van de resultaten Strafpuntensysteem
Strafpunten
Kiemgetal (2 analysen per maand) * : hoogstens 100.000 per ml * : 1 maand meer dan 100.000 per ml * : 2 opeenvolgende maanden meer dan 100.000 per ml * : 3 opeenvolgende maanden meer dan 100.000 per ml * : 4 opeenvolgende maanden meer dan 100.000 per ml * : meer dan 4 opeenvolgende maanden meer dan 100.000 per ml * = geometrisch gemiddelde van de resultaten van de laatste 2 maanden
0 1 2 4 6 8
Celgetal (4 analysen per maand) * : hoogstens 400.000 per ml * : 1 maand meer dan 400.000 per ml * : 2 opeenvolgende maanden meer dan 400.000 per ml * : 3 opeenvolgende maanden meer dan 400.000 per ml * : 4 opeenvolgende maanden meer dan 400.000 per ml * : meer dan 4 opeenvolgende maanden meer dan 400.000 per ml * = geometrisch gemiddelde van de resultaten van de laatste 3 maanden
0 1 2 4 6 8
Filtratie (1 analyse per maand) Voldoende Onvoldoende
0 2
Vriespunt (bij elke ophaling) Minstens 510 (-m°C) Lager dan 510 (-m°C)
0 1
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 79
Remstoffenproef De remstoffenproef wordt uitgevoerd op elk monster van elk type melk. Wanneer remstoffen kunnen worden aangetoond, wordt een afhouding toegepast op de geleverde hoeveelheid van het type melklevering waarin de aanwezigheid van remstoffen werd vastgesteld.
Maatregelen ingevolge ongunstige resultaten Kiemgetal-celgetal
ij een maandbeoordeling van het kiemgetal of het celgetal boven de norm wordt bij de - B rapportering een specifieke waarschuwing gegeven m.b.t. het leveringsverbod. - Bij een vierde opeenvolgende maandbeoordeling van het kiemgetal of het celgetal boven de norm verwittigt MCC het betrokken melkproductiebedrijf en de betrokken koper dat de melk van het melkproductiebedrijf niet mag geleverd worden aan, noch opgehaald worden door een koper.
p vraag van het betrokken melkproductiebedrijf wordt door een aangestelde van de koper en - O een vertegenwoordiger van MCC bij een bedrijfsbezoek nagegaan of er voldoende corrigerende maatregelen werden genomen en of de aanwezige melk voldoet aan de norm waarvoor er leveringsverbod werd uitgevaardigd. - E nkel bij een gunstig analyseresultaat en een gunstig evaluatierapport, wordt het leveringsverbod ingetrokken. Remstoffen - B ij een ongunstig resultaat van de remstoffenproef wordt bij de rapportering een specifieke waarschuwing gegeven m.b.t. de schorsing van de leveringen. Elk ongunstig resultaat van de remstoffenproef geeft aanleiding tot een schorsing van de leveringen. Er wordt voorzien in een individuele begeleiding van het betrokken melkproductiebedrijf door de koper en/of MCC om deze schorsing van de leveringen op te heffen.
ij een vierde ongunstig resultaat binnen de 12 maanden verwittigt MCC het betrokken - B melkproductiebedrijf en de betrokken koper dat de melk van het betrokken melkproductiebedrijf niet meer mag geleverd worden aan, noch opgehaald worden door een koper. - O p vraag van het betrokken melkproductiebedrijf wordt door een aangestelde van de koper en een vertegenwoordiger van MCC t.g.v. een bedrijfsbezoek nagegaan of er voldoende corrigerende maatregelen werden genomen en of de aanwezige melk voldoet aan de remstoffenproef.
nkel bij een gunstig analyseresultaat en een gunstig evaluatierapport, wordt het leveringsverbod - E ingetrokken.
80 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Tabel 8. De AA-melkreglementering Aanneming - D e identificatie, de registratie en de gezondheidsstatuten van het melkveebeslag zijn in overeenstemming met het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen, gewijzigd door het KB van 19 september 1999 en het KB van 10 april 2000.
- D e melkproductie-eenheid voldoet aan de vereisten van het koninklijk besluit van 26 augustus 1980 tot instelling van een controlemerk voor de melk. Dit betekent dat de melkproductie-eenheid beschikt over het IKM-certificaat of een gelijkwaardig attest.
e melkproductie-eenheid heeft in het kader van de officiële kwaliteitsbepaling van de melk tijdens - D de maand voorafgaand aan de aanvraag geen enkel strafpunt gekregen en er werden in diezelfde periode nooit remstoffen vastgesteld in de geleverde melk.
- D e producent verbindt zich om te leveren aan een geregistreerde melkinrichting voor het produceren van AA-melk.
Doorlopende controle
e melkproductie-eenheid verliest de mogelijkheid om melk te leveren die tot consumptiemelk met - D AA-label verwerkt kan worden, wanneer niet meer voldaan wordt aan de hogergenoemde vereisten gesteld onder het hoofdstuk “Aanneming”.
e melkproductie-eenheid verliest de mogelijkheid om melk te leveren die tot consumptiemelk met - D AA-label verwerkt kan worden, wanneer niet meer voldaan wordt aan één van de volgende punten :
• totaal aantal strafpunten : 0; • geometrisch gemiddeld kiemgetal (laatste 2 maanden) : hoogstens 50.000 per ml; • geometrisch gemiddeld celgetal (laatste 3 maanden) : hoogstens 350.000 per ml; • geometrisch gemiddeld coligetal (laatste 2 maanden) : hoogstens 50 per ml; • elke levering : remstoffen afwezig.
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 81
Tabel 9. Resultaten van de controlebemonstering 2012
2013
2014
259
283
285
Aantal leveringen
1.869
1.914
1.957
Aantal monsters
3.738
3.828
3.914
99,6
99,6
100,0
Vetgehalte (mech.-man. £ 0,4 g/l)
100,0
100,0
100,0
Eiwitgehalte (mech.-man. £ 0,4 g/l)
100,0
100,0
100,0
geometrisch gem. mech. monsters (/ml)
10.012
10.571
9.521
geometrisch gem. manuele monsters (/ml)
10.031
10.591
9.710
rekenkundig gem. mech. monsters (g/l)
43,26
43,30
42,53
rekenkundig gem. man. monsters (g/l)
43,29
43,27
42,49
rekenkundig gem. mech. monsters (g/l)
35,28
35,23
35,14
rekenkundig gem. man. monsters (g/l)
35,28
35,23
35,14
Algemene gegevens Aantal controles
Beoordeling per controle Kiemgetal (logverschil mech.-man. £ 0,1)
Resultaten mechanische en manuele monsters Kiemgetal
Vetgehalte
Eiwitgehalte
82 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Tabel 10. Gedetailleerd overzicht van het aantal analyses 2012
2013
2014
- kiemgetal
126.447
124.784
122.751
- celgetal
252.727
250.164
245.730
- remstoffen
708.523
704.884
695.631
- vriespunt
701.943
696.070
685.813
Controle kwaliteit en samenstelling
- filtratie
63.515
62.750
61.709
- vet
701.871
704.884
696.654
- eiwit
701.871
704.884
696.654
106.124
109.846
109.096
989.759
962.243
950.851
18.690
19.140
19.570
- kiemgetal
64.130
64.431
67.765
- celgetal
85.788
84.617
79.178
- remstoffen
15.128
9.061
9.674
7.813
2.967
3.728
- vet
17.314
16.168
18.798
- eiwit
17.314
16.168
18.798
- lactose
3.584
764
4.994
- coligetal
6.030
5.698
6.050
- diverse (pH, boterzuurbacteriën, ... )
3.703
4.844
8.160
- vet
1.344.938
1.375.369
1.426.777
- eiwit
1.344.938
1.375.369
1.426.777
- lactose
1.344.938
1.375.369
1.426.777
- celgetal
1.344.938
1.375.369
1.426.777
- ureum
1.344.938
1.375.369
1.426.777
- aceton
1.344.938
1.375.369
1.426.777
18.829
0
0
881.360
1.375.369
1.426.777
545.000
530.000
525.000
Onderzoek kwaliteitspremie - coligetal Informatief onderzoek - diverse (ureum, kiemgetal, boterzuurbacteriën, …) - controlebemonstering (vet, eiwit, kiemgetal, …) Onderzoek "andere" monsters
- vriespunt
Melkproductieregistratie
- aceton bevestiging (tot 30/04/2012) - betalydroxyboterzuur (vanaf 1/05/2012) Borging - diverse (kiemgetal, celgetal, …) TOTAAL
14.107.091 14.701.950
FAVV Regionale overheden
BCZ
RMO-pompinstallaties ( vanaf 2° helft 2013 )
RMO-chauffeurs
FAVV Regionale overheden
Melkkwaliteitsbepaling
Melkproducent
Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie (BCZ )
Tank- en RMOmelkmonsters i.k.v. het MONIMILK-programma
IKM-lastenboek
FAVV Regionale overheid
DGZ
Dierlijk materiaal en bemonsteringsmateriaal voor diagnostisch onderzoek
Melkkwaliteitsbepaling
CRV
Spermavaten
European Colostrum Industries, te Marloie (ECI)
CRV
Melkproductieregistratie
Colostrum
FAVV Regionale overheid
OPDRACHTGEVER
Melkkwaliteitsbepaling
OPDRACHT
ACTIVITEIT
• Nieuwe chauffeurs • Jaarlijkse bijscholing
OPLEIDINGEN / ERKENNINGEN
• Herijking RMO-pompinstallaties na herstel + ijking van nieuwe installaties
• RMO-bemonsteringsapparaat • werking RMO-chauffeur
KEURINGEN / IJKINGEN
• Bemonstering op het melkveebedrijf
• Bemonstering van reinigings- en drinkwater
• Tankmelkmonsters i.k.v. de controle op de werking van het RMO-bemonsteringsapparaat
BEMONSTERINGEN
• Colostrum van producent MCC • Lege ECI-vaten van MCC producent
• DGZ Lier DGZ Drongen DGZ Torhout • Dierenartsen-practici ( Antwerpen, Limburg, oostelijk deel van Vlaams-Brabant ) DGZ Lier
• MCC Oosterzele
• MPR-melkmonsters Oosterzele MCC • CRV-ophaalpunten MCC • MPR-bemonsteringsmateriaal MCC Oosterzele
• MKB-tankmelkmonsters Zuivelfabriek MCC • ‘Andere ( informatieve ) RMO-, tank-, koe- en kwartiermelkmonsters ‘ : ZF / dierenarts MCC
TRANSPORT
TABEL 22 : OVERZICHT LOGISTIEKE EN KEURINGSACTIVITEITEN VAN MCC
Melkproducent ( maandelijkse bijdrage )
Zuivelfabrieken
Melkproducent ( maandelijkse bijdrage )
BCZ
Melkproducent
Melkproducent ( maandelijkse bijdrage )
ECI
DGZ
CRV
CRV
Melkproducent ( maandelijkse bijdrage )
FINANCIERING
ISO 17020
ISO 17020
ISO 17020
ISO 17025
ISO 17025
ISO 17025
Niet van toepassing
Niet van toepassing
Niet van toepassing
Niet van toepassing
ISO 17025
ACCREDITATIE
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 83
ZF
ANDERE ANALYSES
BEDRIJFSADVISERING
• analyses
WATERANALYSES • bemonstering
• paratbc • brucellose • andere serologie
Producent / ZF
Producent
DGZ
Dierenarts / Producent
MASTITISONDERZOEK
DIERGENEESKUNDIGE DIAGNOSTIEK
CRV
Producent / Zuivelfabriek
• FAVV • Vlaamse overheid
Opdrachtgever
MELKPRODUCTIEREGISTRATIE
Informatieve ‘andere’ monsters
• kwaliteit • samenstelling
MELKKWALITEITSBEPALING
Opdracht
/
Watermonster
tankmelk
• Koemelk • Tankmelk • Koe- en
Tankmelk
Kwartier- en koemelk
Koemelk
Tankmelk Tank- en koemelk
Monster
Tabel 23 : Overzicht MCC-activiteiten en analyses
MCC
MCC
MCC
MCC
Analyse
/
MCC- Logistiekmedewerker
DGZ
/
• CRV/dierenarts MCC • RMO-chauffeur • dierenarts
RMO-chauffeur
Dierenarts / Producent
CRV
RMO-chauffeur Producent / ZF
Bemonstering
Producent / ZF Dierenarts
DGZ ➝ Producent
DGZ
ZF / Producent
Dierenarts / Producent / Aanvrager
CRV ➝ Producent
Producent / ZF / FAVV
Rapportering
/
Producent
Producent
Producent
Producent
Producent / CRV
MCC
Eigenaar van het melkmonster
thermoresistente bacteriën • iodine- en biotinegehalte
• boterzuur en
cultuur of PCR • antibiogram
uierpathogenen met
• differentiatie
ureumgehalte • celgetal
ketonen- en
• vet-, eiwit-, lactose-,
• remstoffen (screening en identificatie ) • filtratieproef • vet-, eiwit- en ureumgehalte • vriespunt
• kiem-, cel- en coligetal
Parameter
Producent
Producent
dierenarts / DGZ
melkmachinemetingen • melktechnisch advies • PR_020 • ijking elektronische melkmeters
mastitisonderzoek • statische en dynamische
• behandelingsadvies i.k.v.
• coliformengetal
nitrietgehalte • totaal kiemgetal
• nitraat- en
• Producent / DGZ • antistoffentiters (ELISA) • DGZ / FAVV • Producent/
ZF / Producent
Dierenarts / Producent / Aanvrager
Producent / CRV
Producent / ZF / FAVV
Eigenaar van het resultaat
Producent
Producent
• DGZ • Producent
Sanitair Fonds
• Producent /
ZF
Producent / Aanvrager
CRV
Producent
Financiering
84 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 85
Notities ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... .....................................................................................................................................
86 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
Notities ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... .....................................................................................................................................
Jaarverslag 2014 ■ ■ ■ 87
Met dank aan:
88 ■ ■ ■ Jaarverslag 2014
A. ALGEMENE WERKING - Basisbedrag (voor maximaal 11 monsters per maand)
24,06 euro/leveraar/maand
- Supplementaire monsters
1,69 euro/supplementair monster
B. KWALITEITSPREMIE - Basisbedrag (voor maximaal 2 monsters per maand)
12,66 euro/leveraar/maand
- Supplementaire monsters
5,83 euro/supplementair monster
C. ONDERZOEK ANDERE MONSTERS (1)
Tarieven 2015
Basistarief Dossierkosten
2,50 euro/dossier
Vet/eiwit
1,10 euro/dossier
Vriespunt (Milkoscan)
1,10 euro/monster
Ureum
1,10 euro/monster
pH
1,10 euro/monster
Celgetal
1,35 euro/monster
Remstoffen Delvotest T
1,60 euro/monster
Remstoffen Beta s.t.a.r.
5,50 euro/monster
Remstoffen Trisensor
15,75 euro/monster
Remstoffen 4-Aminosensor
23,10 euro/monster
Remstoffen Tylosensor
11,55 euro/monster
Remstoffen Quinosensor
11,55 euro/monster
Kiemgetal (Bactoscan)
2,00 euro/monster
Coliforme bacteriën
6,50 euro/monster
Onverzadigde vetzuren
1,10 euro/monster
Kiemgetal (verdunning)
7,15 euro/monster
Thermoresistente bact.
7,15 euro/monster
Boterzuurbacteriën
11,55 euro/monster
Sporenvormende bacteriën
11,55 euro/monster
(1) Voor specifieke projecten kunnen, na onderling overleg, aangepaste tarieven worden toegepast. Tarieven: exclusief BTW
MELKCONTROLECENTRUM - VLAANDEREN vzw Hagenbroeksesteenweg 167 B-2500 Lier Tel. 078 15 47 10 Fax 078 15 48 10 MelkFoon 078 15 49 10
www.mcc-vlaanderen.be
[email protected] BTW BE 408.142.841 Bank 733-2221780-25