JAARVERSLAG 2014 MEERWEGEN SCHOLENGROEP
Postbus 194 3800 AD Amersfoort 033 – 479 4040
[email protected]
INHOUDSOPGAVE
2
1. VOORWOORD
2. LEESWIJZER
3. MEERWEGEN SCHOLENGROEP
4. VERANTWOORDING RAAD VAN TOEZICHT
5. VERANTWOORDING STRATEGISCH BELEID
6. KERNCIJFERS ONDERWIJS
7. KERNCIJFERS PERSONEEL
8. FINANCIELE SITUATIE
9. CONTINUITEITSPARAGRAAF
10. ONDERTEKENING
11. BIJLAGEN
12. JAARREKENING 2014
1
VOORWOORD
In dit jaarverslag verantwoorden wij ons aan de raad van toezicht van de stichting PCVOE en aan andere belanghebbenden. Dit verslag is een integraal verantwoordingsdocument over het gevoerde beleid in het kalenderjaar 2014. Integraal betekent dat wij ons in samenhang verantwoorden over alle beleidsterreinen van de Meerwegen scholengroep. Daarbij volgen wij de richtlijn Jaarverslag onderwijs, zoals deze door het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen is opgesteld. Met genoegen constateren wij dat de onderwijskwaliteit van de scholen binnen Meerwegen goed op orde is en de scholen, ieder op zijn eigen wijze, dynamisch vorm geven aan eigentijds onderwijs. De scholen hebben voldoende ruimte binnen de kaders van de scholengroep een eigen, aantrekkelijk, profiel te kiezen. Wij zien de resultaten hiervan onder andere terug in de, ook in 2014, weer stijgende belangstelling voor onze scholen. In toenemende mate worden wij geconfronteerd met de effecten van de schrale bekostiging van het voortgezet onderwijs. Daarbij komt dat de politiek de reguliere bekostiging verlaagt ten gunste van ad hoc bekostiging gebaseerd op convenanten e.d. Hiermee wordt de lumpsum bekostigingssystematiek steeds verder uitgehold en neemt de onzekerheid over de bekostiging op termijn toe. Wij zijn van mening dat de bekostiging zoveel mogelijk ten goede moet komen aan het onderwijs zelf. Onzekerheid over de bekostiging op termijn noodzaakt ons soms reserves aan te houden die wij eigenlijk liever direct zouden besteden aan het onderwijs. Dit overwegende hebben wij in 2014 een bewuste keuze gemaakt om de eind 2013 ontvangen aanvullende bekostiging in te zetten in het onderwijs voor een extra kwaliteitsimpuls. Innovatie in het onderwijs vinden wij van groot belang. In 2014 hebben wij naast de inzet van de aanvullende bekostiging een bedrag vrijgemaakt voor innovatie en ook de komende jaren is hiervoor extra budget voor de scholen beschikbaar. Naast de inzet rond de ontwikkeling van ICT in het onderwijs, zien wij met tevredenheid dat er
3
steeds meer aandacht komt voor de noodzaak de organisatie van het onderwijs te veranderen en alternatieven te zoeken voor het klassieke jaarklassen-systeem. Een lastige, maar noodzakelijke voorwaarde om het onderwijs te kunnen vernieuwen. Met vertrouwen zien wij de ontwikkelingen rond de twee samenwerkingsverbanden in de regio’s Noordwest Veluwe en in Eemland. De taakstelling in NW Veluwe wordt voortvarend opgepakt. In beide regio’s is de betrokkenheid van besturen en scholen groot. In Eemland zal moeten blijken dat de gehanteerde ambitie “elke school zorgt voor een hoog niveau van basiszorg” ook daadwerkelijk waargemaakt kan worden door de scholen. Met genoegen zien wij de samenwerking tussen het Vakcollege Amersfoort (onderdeel van het Meridiaan College) en het Prisma College zich snel verder ontwikkelen. Ook in het kader van de bestuurlijke samenwerking ontstaat steeds meer perspectief. Zorg hebben wij ten aanzien van het Integraal Huisvestingsplan (IHP) en de beoogde doordecentralisatie van de huisvesting in de gemeente Amersfoort. De zorg richt zich met name op de hoogte van het budget dat de gemeente beschikbaar lijkt te stellen aan de schoolbesturen bij doordecentralisatie en de toenemende wens bij andere schoolbesturen de doordecentralisatie niet gezamenlijk op te pakken maar over te laten aan de individuele schoolbesturen.
Amersfoort, 20 april 2015
college van bestuur drs. R. van der Horst drs. J.V. Ruiter
4
2
LEESWIJZER
Voor u ligt het jaarverslag van de Meerwegen scholengroep uitgaande van de stichting Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs Eemland (PCVOE). Het jaarverslag is opgedeeld in twee onderdelen: de verantwoording over het gevoerde beleid en de verantwoording over de financiën, de jaarrekening. Hoe leest u dit jaarverslag? Dit jaarverslag is een onderdeel van onze planning- en controlcyclus. We doen hierin verslag van de realisatie van de doelen die zijn geformuleerd in het strategisch beleidsplan 2013-2017 en het jaarplan 2014. Het verslag start in hoofdstuk 3 met een beschrijving van de scholengroep. In hoofdstuk 4 verantwoordt de raad van toezicht zich over het afgelopen jaar. In het hoofdstuk daarna wordt ingegaan op het gevoerde beleid en de resultaten die daarmee bereikt zijn. In de hoofdstukken 6 en 7 wordt inzicht gegeven in de kerncijfers Onderwijs en Medewerkers. Hoofdstuk 8 en 9 geven achtergrondinformatie over de financiële situatie van de scholengroep, inclusief de belangrijkste risico’s die daarbij een rol spelen. In hoofdstuk 12 en verder zijn de bijlagen inclusief de volledige jaarrekening opgenomen. Waar wordt het jaarverslag voorgelegd en besproken? Jaarlijks verantwoordt het college van bestuur het gevoerde beleid in een jaarverslag aan de raad van toezicht. Het verslag wordt besproken door de schooldirecties en in de medezeggenschapsraad. Het wordt vastgesteld door het college van bestuur en goedgekeurd door de raad van toezicht. Onze accountant heeft het jaarverslag beoordeeld, de jaarrekening gecontroleerd en voorzien van een controleverklaring. Het verslag wordt vervolgens verzonden aan het ministerie van Onderwijs (uitvoerder: DUO). Reageren? Heeft u een vraag over dit jaarverslag? Of wilt u reageren? Dat kan via:
[email protected]
5
3
MEERWEGEN SCHOLENGROEP
In dit hoofdstuk wordt een kort overzicht gegeven van de reden van bestaan en van de organisatiestructuur van de scholengroep.
MISSIE EN VISIE Missie Wij zijn er voor het onderwijs aan onze leerlingen. In onze kennismaatschappij zijn kennis, vaardigheden en een persoonlijke levenshouding bepalend voor de mate waarin mensen maatschappelijke kansen krijgen. Dat maakt de noodzaak van kwalitatief hoogwaardig onderwijs groot. Visie De samenleving wordt steeds complexer. Secularisering, globalisering en technologisering gaan gepaard met een toenemende hang naar individualisme en materialisme. Dit doet een groeiend appel op het onderwijs. Opvoedingstaken die voorheen bij het gezin thuishoorden, worden nu bij de school gelegd. De vaste kernwaarden van vroeger zijn om ons heen minder herkenbaar. Binnen de Meerwegen scholengroep streven wij naar betrouwbaarheid, binding en integriteit. Wij zoeken de inspiratie in Gods woord zoals verwoord in de Bijbel. In dialoog met elkaar geven wij vorm aan uitdagend en eigentijds onderwijs met een open oog naar de samenleving. Persoonlijke waarden, geworteld in de (protestants-)christelijke traditie, vormen ons uitgangspunt. Onze leerlingen zijn de dragers van de toekomst, ieder met de talenten aan hem of haar toevertrouwd. Ons doel is het om leerlingen te helpen die talenten te ontdekken, te ontwikkelen en te leren gebruiken, zowel cognitief als sociaal-emotioneel. Wij willen dat onze leerlingen naast individuele aandacht ook aandacht voor de ander en voor de samenleving ervaren, vanuit een betrokken en kritische houding.
6
ORGANOGRAM
COLLEGE VAN BESTUUR De Meerwegen scholengroep gaat uit van de Stichting voor Protestants Christelijk Voortgezet Eemland (PCVOE) statutair gevestigd in de gemeente Amersfoort. Het college van bestuur van de stichting is eindverantwoordelijk voor de scholengroep. Het bestuur bestaat uit: de heer R. van der Horst, voorzitter; de heer J.V. Ruiter, plaatsvervangend voorzitter.
RAAD VAN TOEZICHT STICHTING PCVOE De raad van toezicht houdt toezicht op het gevoerde beleid van het college van bestuur. De raad bestaat uit: mevrouw A.J. van Vliet – Eppinga, voorzitter; de heer J. Huisman, vice-voorzitter en secretaris; de heer J.S. Duijnhouwer; de heer R. Erwich; de heer B.P. Hidding; de heer A.G. Lengkeek.
DIRECTIES VAN DE SCHOLEN De scholen worden geleid door de rector of directeur, in sommige gevallen samen met de plaatsvervangend rector. Accent Praktijkonderwijs Amersfoort en Accent Praktijkonderwijs Nijkerk: de heer J.T. van Heerikhuize, directeur; Corderius College, Amersfoort: de heer E. Boerma, rector en de heer C. van den Brink, plaatsvervangend rector;
7
Corlaer College, Nijkerk: de heer A. Smit, rector en mevrouw N. Botting plaatsvervangend rector (sinds 01-08-2014); Farel College, Amersfoort en Oostwende College, Bunschoten: de heer T.J. van der Leij, rector en de heer E.A. Ruiter, plaatsvervangend rector; Prisma College (inclusief ‘taalcentrum’), Amersfoort: de heer W. van Deijk, directeur.
STAF- EN BESTUURSBUREAU In het stafbureau zijn alle ondersteunende diensten ondergebracht. De afdelingen secretariaat, personeel & organisatie, financiële zaken en facilitair beheer zorgen samen voor ondersteuning van en advisering aan de scholen en het college van bestuur. Het stafbureau wordt aangestuurd door: mevr. S. van Iddekinge, hoofd Personeel & Organisatie; mevr. L. Vermeer, hoofd Financiën. Het bestuursbureau wordt gevormd door de controller, bestuurssecretaris en de managementassistenten. Zij worden door het college van bestuur aangestuurd.
MEDEZEGGENSCHAP De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) houdt zich bezig met zaken die voor de Meerwegen scholengroep als geheel geregeld moeten worden of voor alle scholen van belang zijn. In de GMR zijn naast medewerkers ook ouders en leerlingen vertegenwoordigd. Onderwerpen die slechts één school aangaan, worden in de eigen deelraad (DMR) besproken. In 2014 bestond de GMR uit: dhr. G. Hahn, Corlaer College, voorzitter (medewerker); mevr. A. van de Steege-Dukel, Accent Praktijkonderwijs, secretaris (medewerker); mevr. M. Visser, Accent Nijkerk (ouder); dhr. W. Buddelmeijer, Accent Amersfoort (medewerker). mevr. A. Nieuwenhuizen, Accent Amersfoort (ouder, aangetreden in 2014); dhr. R. Corbeij, Corderius College (medewerker); dhr. J.P. Ouwens, Corderius College (medewerker); mevr. I. van der Werf, Corderius College (ouder); mevr. N.T. van Rosmalen-Hogeveen, Corlaer College (medewerker, afgetreden in 2014); mevr. M. Bos, Corlaer College (medewerker, aangetreden in 2014); dhr. J. Giltay Corlaer College (ouder, aangetreden in 2014); mevr. H. de Wit, Farel College (medewerker); mevr. B. Zaat, Farel College (medewerker); dhr. E. Puijpe, Farel College (ouder); mevr. H. Kuipers – Pelleboer, Prisma College (medewerker); dhr. D. Nagelkerke, Prisma College (ouder);
8
mevr. L. Groenwold, Prisma College (medewerker). In 2014 heeft de GMR zes keer vergaderd en instemming/advies gegeven ten aanzien van: het strategisch beleidsplan 2015-2018; de jaarrekening, het jaarverslag 2013 en het accountantsverslag 2013; de begroting 2014 en 2015; het jaarplan 2014; de halfjaarrapportage 2014; de vakantieregeling 2014/2015 en 2015/2016; de rapportage werkdruk; het reglement en statuut medezeggenschap; passend onderwijs/samenwerkingsverbanden; het vooronderzoek t.b.v. vacature college van bestuur; de benoemingsprocedure college van bestuur; de evaluatie van de functiemix; het taakbeleid OP; het examenreglement 2014/2015; de stand van zaken op het gebied van financiën; de samenwerkingsovereenkomst Meerwegen/Prisma College – Meridiaan College/Vakcollege; de stand van zaken integraal huisvestingsplan.
CODE VOOR GOED ONDERWIJSBESTUUR De Meerwegen scholengroep onderschrijft de Code voor Goed onderwijsbestuur van de VO-raad en geeft hier uitvoering aan. Periodiek monitoren wij of we voldoen aan de elementen die in de code worden benoemd. In 2014 heeft de VO-raad een commissie Goed onderwijsbestuur VO ingesteld om onderzoek te doen naar de naleving van de code en voorstellen te doen voor verbetering van de inhoud. Dit heeft geleid tot het rapport ‘De letter én de geest. Adviezen voor versterking van de bestuurskracht in het VO’. De vervolgstap is dat de VO-raad in gesprek gaat met haar leden over dit rapport. Dit zal resulteren in een plan van aanpak. Wij wachten dit plan af en zullen op basis daarvan besluiten welke acties wij zullen ondernemen.
9
LEERLINGENAANTAL 1
Op 1 oktober 2014 had de Meerwegen scholengroep 6183 leerlingen . Dit is een stijging van 2,1% ten opzichte van vorig jaar. We streven naar een constante ontwikkeling van het leerlingaantal (in gelijke tred met de ontwikkeling van het aantal leerlingen in Amersfoort), omdat de bekostiging dan het best tot zijn recht komt. Op schoolniveau zijn door de jaren heen fluctuaties in het leerlingaantal zichtbaar. Voor aantallen per school verwijzen wij u naar hoofdstuk 11, bijlage 3. Grafiek 1 Leerlingaantal afgelopen 5 jaar (peildatum: 1 oktober 2014)
In onderstaande tabel is de instroom van eerstejaars leerlingen zichtbaar van afgelopen cursusjaar en de twee jaar ervoor. School
Instroom 2014/2015
Instroom 2013/2014
Instroom 2012/2013
Accent Amersfoort
24
20
25
Accent Nijkerk
46
41
53
Corderius College
315
312
312
Corlaer College
407
434
416
Farel College
243
295
300
Oostwende College
70
113
106
Prisma College
147
111
118
(excl. Taalcentrum) Tabel 1 Instroom eerstejaars leerlingen (peildatum: 1 oktober 2014)
Het Oostwende College kende afgelopen jaar een onverwacht lage aanmelding. Op basis van een analyse en omgevingsonderzoek zijn verbeteracties ingezet. 2
Wij streven naar behoud van marktaandeel . In onderstaande tabel zijn per school de marktaandelen opgenomen van de vijf plaatsen waar de meeste leerlingen vandaan komen. Kijkend naar de afgelopen drie jaren, zien we met tevredenheid dat het marktaandeel zich redelijk constant ontwikkelt of stabiel blijft. 1
opmerking: bovenstaande leerlingaantallen zijn afkomstig uit de administratie van DUO/Cfi. Dit zijn de definitieve leerlingaantallen na accordering van de 1 oktober stand door de accountant. De cijfers van 2014/2015 zijn voorlopig. De VAVO leerlingen zijn buiten beschouwing gelaten. 2
Marktaandeel = het aantal leerlingen op de school uit deze gemeente t.o.v. het totaal aantal VO leer-
lingen in deze gemeente.
10
School
Amersfoort
Nijkerk 2014
Leusden
2014
2013
2012
2013
2012
2014
2013
2012
Accent Amersfoort
1,0%
0,9%
0,9%
0,4%
0,3%
0,4%
Accent Nijkerk
0,4%
0,4%
0,3%
4,1%
3,9%
3,6%
Corderius
8,2%
8,1%
8,2%
3,6%
3,9%
4,3%
28,0%
28,7% 27,9%
Corlaer vmbo
2,7%
2,8%
2,9%
22,4% 22,8%
22,3%
0,7%
0,8%
0,5%
Corlaer a/h
1,4%
1,3%
1,0%
18,4% 16,6%
15,2%
0,0%
Farel
11,2%
10,6%
9,7%
1,1%
1,2%
1,3%
2,1%
2,0%
1,7%
Prisma
3,8%
3,9%
4,6%
1,0%
0,5%
0,8%
4,4%
4,7%
4,4%
Totaal
28,7%
28,0%
27,6%
50,6% 48,9%
Oostwende
47,5% 35,6%
36,5% 34,9%
Tabel 2a marktaandeel per school, per plaats 2012-2014
School
Bunschoten 2014
Soest 2013
2012
2013
2012
0,8%
0,9%
0,9%
0,6%
0,5%
0,4%
0,5%
0,5%
0,4%
Accent Amersfoort
0,4%
Accent Nijkerk
12,5%
13,0%
17,2%
Corlaer vmbo
7,2%
6,6%
8,9%
Corlaer a/h
5,3%
3,9%
2,6%
Farel
0,9%
1,0%
4,6%
Oostwende
31,0%
31,1%
25,3%
Prisma
1,0%
0,9%
0,9%
6,2%
5,9%
5,4%
Totaal
58,3%
56,5%
59,5%
8,1%
7,8%
7,1%
Corderius
Tabel 2b marktaandeel per school, per plaats 2012-2014
11
2014
4
VERANTWOORDING RAAD VAN TOEZICHT
In dit hoofdstuk verantwoordt de raad van toezicht zich over het toezicht en de algemene gang van zaken binnen de scholengroep.
ROL VAN DE RAAD De raad van toezicht vervult de rol van toezichthouder, werkgever en klankbord. Toezichthouder De eerste rol is het houden van toezicht op het handelen van het college van bestuur en op de algemene gang van zaken binnen de scholengroep. De raad van toezicht houdt integraal toezicht. Dat betekent dat hij alle aspecten van de scholengroep en alle relevante belangen in overweging neemt. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van toezicht zich naar het belang van de scholen, rekening houdend met het feit dat de scholengroep een organisatie is met een bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid. De toezichthoudende taak strekt zich in ieder geval uit tot: de goedkeuring van het strategisch beleid van de stichting/scholengroep; de goedkeuring van de jaarrekening (en begroting) van de stichting/scholengroep; de goedkeuring van het jaarverslag van de stichting/scholengroep; de benoeming en het ontslag van de leden van het college van bestuur; de rechtspositie en bezoldiging van de leden van het college van bestuur; de wijziging van de statuten van de stichting/scholengroep. Werkgever van het college van bestuur In de rol van werkgever voorziet de raad in een goed samengesteld en functionerend college van bestuur, beoordeelt de leden van het college van bestuur en vervult andere taken die horen bij de rol van werkgever.
12
Klankbord/adviseur De raad van toezicht fungeert als klankbord en geeft het college van bestuur gevraagd en ongevraagd advies.
TOEZICHT OP STRATEGIE EN BELEID In 2014 is de raad van toezicht vijf keer bijeen gekomen. In deze vergaderingen is goedkeuring gegeven aan: het treasurystatuut (10-02-2014); het jaarverslag en jaarrekening 2013 (13-04-2014); de overeenkomst ‘richting een integraal huisvestingsplan’ (13-04-2014); de herbenoeming van de heer Duijnhouwer (13-04-2014); de samenwerkingsovereenkomst tussen de Meerwegen scholengroep en het Meridiaan College inzake de samenwerking van het Prisma College met het Vakcollege Amersfoort (30-06-2014); de benoeming van de accountant (30-06-2014); het bijgestelde rooster van aftreden (30-06-2014); het besluit tot de werving van een voorzitter college van bestuur (14-10-2014); het strategisch beleidsplan 2015-2018 (01-12-2014); de begroting voor 2015 (01-12-2014); de wervingsprocedure leden college van bestuur (01-12-2014); De raad heeft in 2014 gesproken over landelijke en regionale ontwikkelingen, de positie en strategie alsmede het beleid van de scholengroep. In het verslagjaar is er tevens gesproken over de kwaliteit van het onderwijs en het financieel beleid. Voor deze laatste twee onderwerpen zijn in 2013 aparte commissies gevormd (de financiële commissie en de commissie onderwijskwaliteit), die dieper op de inhoud in kunnen gaan en de besluitvorming in de voltallige raad voorbereiden. Landelijke ontwikkelingen De raad van toezicht nam door schriftelijke en mondelinge informatie kennis van landelijke en regionale ontwikkelingen en wijzigingen in wet- en regelgeving waaronder passend onderwijs, het sectorakkoord en de nieuwe cao-vo. Strategie en beleid De raad van toezicht keurde de halfjaarrapportage (over de periode januari t/m augustus) en het jaarverslag 2013 goed. Daarnaast is uitgebreid gesproken over het bijgestelde strategisch beleidsplan voor de jaren 2015 tot en met 2018. Kwaliteit van het onderwijs Om de kwaliteit van het onderwijs en onderwijsbeleid te kunnen beoordelen heeft de commissie onderwijskwaliteit gesproken over het jaarverslag, inspectierapporten, in-, door en uitstroomcijfers (IDU) en een analyse van de onderwijsresultaten
13
(waaronder de examenresultaten). Ook is periodiek gesproken over lopende projecten zoals Kwaliteit in de klas en kwaliteitskaart VO. De commissie is drie keer bijeen gekomen op 2 april 2014, 24 september 2014 en 19 november 2014. Elke vergadering van de raad staat het punt ‘uit de scholen’ op de agenda. Het college van bestuur informeert de raad van toezicht dan over recente ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen hebben zowel betrekking op onderwijsinhoudelijke aspecten als de organisatie en aansturing van de scholen. Financiën In 2013 is een financiële commissie gevormd die de besluitvorming in de raad van toezicht voorbereidt op het gebied van financiën. Voor deze commissie is een reglement opgesteld. De commissie is in 2014 bij elkaar gekomen op: 30 januari 2014, 3 april 2014, 19 juni 2014, 2 oktober 2014 en 20 november 2014. In die vergaderingen is o.a. gesproken over: de stand van zaken wat betreft de financiën na elk kwartaal, control, het treasurystatuut, de begroting 2015 en de meerjarenbegroting 2016-2019. In het verslagjaar heeft de raad van toezicht in overleg met het college van bestuur de opdracht voor de jaarlijkse controle van de jaarrekening geformuleerd. In 2014 werd de jaarrekening 2013 door de raad van toezicht goedgekeurd. Het accountantsverslag van de accountant KPMG werd besproken en de raad van toezicht verleende goedkeuring aan de begroting 2015. Overige ontwikkelingen De raad van toezicht is regelmatig geïnformeerd over de volgende ontwikkelingen: de samenwerking tussen het Prisma College en het Vakcollege, de nieuwbouw- of uitbreidingsplannen van de scholen en de ontwikkeling van het stafbureau tot servicebureau.
ROL VAN WERKGEVER In 2013 is de cao bestuurders algemeen verbindend verklaard. Nieuwe bestuurders komen automatisch onder deze cao te vallen. Voor het huidige college van bestuur zal de cao VO blijven gelden tot het moment van vertrek/pensionering. De voorzitter van het college van bestuur is voornemens per 1 oktober 2015 met pensioen te gaan. Ter voorbereiding hierop is een aantal acties ondernomen. Zo is er een procedure vastgesteld voor de benoeming van leden van het college van bestuur, is er een vooronderzoek gedaan naar de toekomst van de Meerwegen scholengroep, is er een benoemingscommissie aangesteld en is een wervingsbureau aangetrokken voor de begeleiding van het proces dat in het eerste halfjaar van 2015 zal worden uitgevoerd.
14
CONTACT GMR De afspraak is gemaakt dat het lid van de raad van toezicht dat op voordracht van de GMR in de raad zit, periodiek aanwezig zal zijn bij de GMR vergaderingen. De agenda’s en verslagen worden ter beschikking gesteld aan deze persoon.
FUNCTIONEREN RAAD VAN TOEZICHT Evaluatie eigen functioneren De raad van toezicht heeft in 2013 zijn eigen functioneren en de samenwerking met het college van bestuur geëvalueerd. Dit zal in 2015 opnieuw gedaan worden. Voorzitterschap Als gevolg van een situatie in de privésfeer heeft de voorzitter, mevrouw Van VlietEppinga, besloten haar functie per 1 juli 2014 (tijdelijk) neer te leggen. De heer Erwich heeft vervolgens de rol van interim-voorzitter op zich genomen. Er is besloten om eerst de aanstaande vacature in het college van bestuur in te vullen. Daarna zal de aandacht worden gericht op de samenstelling van de raad van toezicht. Rooster van aftreden De zittingstermijn van een lid van de raad van toezicht is vier jaar. Een lid kan eenmaal herkozen worden. Afgelopen jaar is de heer Duijnhouwer herbenoemd. Helaas heeft hij om gezondheidsredenen moeten besluiten zijn functie per 1 januari 2015 neer te leggen. Naam lid rvt
Rol
Datum van
Einde termijn
Afgetreden
01-07-2015
aantreden A.J. van Vliet-Eppinga
voorzitter
01-01-2012
01-01-2017
J. Huisman
vice-voorzitter,
01-01-2012
01-01-2018
lid commissie kwaliteit J.S. Duijnhouwer
lid commissie kwaliteit
01-01-2012
01-06-2018
R. Erwich
lid commissie kwaliteit
01-01-2012
01-06-2017
A.G. Lengkeek
lid financiële commissie
01-01-2012
01-06-2015
B.P. Hidding
lid financiële commissie
01-01-2012
01-01-2016
Tabel 3 Rooster van aftreden raad van toezicht
15
01-01-2015
Bezoldiging De leden van de raad van toezicht hebben over het jaar 2014 de volgende bedragen ontvangen vanuit de stichting PCVOE: Naam lid rvt
Bedrag (bruto)
A.J. van Vliet-Eppinga (voorzitter tot 1 juli 2014)
€ 2156
J. Huisman (vice-voorzitter en secretaris)
€ 2875
J.S. Duijnhouwer
€ 2875
R. Erwich (interim voorzitter vanaf 8 september 2014)
€ 3544
B.P. Hidding
€ 2875
A.G. Lengkeek
€ 2875
Totaal
€ 17211
Tabel 4 Bezoldiging in 2014 leden raad van toezicht
Nevenfuncties In hoofdstuk 11, bijlage 1, is per lid van de raad van toezicht een overzicht opgenomen van de nevenfuncties die zij invullen.
16
5
VERANTWOORDING STRATEGISCH BELEID
In dit hoofdstuk verantwoordt het college van bestuur zich over het gevoerde beleid en de behaalde resultaten. Dit wordt gedaan aan de hand van de vier speerpunten die zijn benoemd in het strategisch beleidsplan voor de periode 2013 – 2017.
SPEERPUNT 1: IDENTITEIT, AUTHENTICITEIT EN BURGERSCHAP Uit het strategisch beleidsplan: ‘De Meerwegen scholengroep biedt protestants-christelijk voortgezet onderwijs aan. Steeds minder mensen gaan echter naar de kerk en geloven op de traditionele manier. Ouders kiezen ook steeds minder op principiële gronden voor een christelijke school. Daartegenover staat een toenemende behoefte aan waardengestuurd onderwijs en authenticiteit. Een school moet ergens voor staan en zoveel mogelijk bij zichzelf blijven. Naast de kwaliteit van het onderwijs vinden leerlingen en hun ouders goede relaties (verbinding) erg belangrijk. Wij zijn dat van harte met hen eens. Hoewel onze directe doelgroep dus kleiner lijkt te worden, denken wij met onze protestants-christelijke identiteit te voorzien in de behoefte aan authenticiteit en ethisch besef. We zien onze levensbeschouwelijke en onderwijskundige identiteit als unique selling point, als ons bestaansrecht. Het ontwikkelen en versterken van deze identiteit is de basis voor de innovatie van ons onderwijs, de samenwerking met anderen en de professionalisering van onze medewerkers. Wij vullen onze christelijke identiteit niet alleen levensbeschouwelijk in. Het is een paraplu waaronder allerlei begrippen vallen: authenticiteit, burgerschap, duurzaamheid, rentmeesterschap, acceptatie van jezelf en van anderen, en ontmoeting/gemeenschap.’ In de volgende paragraaf komt aan de orde wat wij in het verslagjaar beoogden en bereikt hebben op dit gebied.
17
Het expliciteren van onze kernwaarden Een belangrijke basis zijn onze kernwaarden. Impliciet hanteren we die wel, maar ze stonden nog nergens opgeschreven. Het leek ons goed om per school te bediscussiëren welke waarden centraal staan. Dit geldt voor medewerkers en leerlingen. Sommige van onze scholen hebben deze discussie al gevoerd, andere zijn er nog mee bezig. Op basis van de kernwaarden die elke school hanteert, wilden we ook voor de scholengroep als totaal kernwaarden bepalen. Dit is onder andere belangrijk in de samenwerking met andere organisaties. Ons doel voor 2014 was: Het door vertalen van de kernwaarden van Meerwegen en de scholen naar de beleidsdomeinen. Wat is daarvan gerealiseerd? De scholen hebben hun kernwaarden op papier gezet of zijn hierover de discussie gestart binnen de school. Vervolgens is de verzameling van deze waarden de basis geweest voor het bespreken van de waarden en het bepalen van een aantal waarden op Meerwegen niveau. Dit is gedaan tijdens de CMO tweedaagse in november 2013. Vanuit ons christelijk geloof menen wij dat het onze opdracht is ons ten dienste te stellen van onze naaste(n). Wij geloven dat elke leerling de potentie en plicht heeft zich te ontwikkelen in dat perspectief. Wij hebben scholen waarin de optimale ontwikkeling van individuele kwaliteiten centraal staat, zowel op cognitief gebied als op sociaal/maatschappelijke terrein. We willen dat leerlingen leren op verantwoordelijke manier hun eigen positie in de maatschappij te kiezen met het oog op de ander. Op Meerwegen niveau staat ‘de leerling als uniek individu’ centraal. Daaraan zijn de volgende waarden gekoppeld: liefde, ontmoeting & open dialoog, verbinden voorleven. Dit alles in relatie tot onze naaste en onze omgeving. In 2014 is een document opgesteld waarin de identiteit van Meerwegen nader is uitgewerkt. Dit document is de basis waarop scholen hun eigen identiteit invullen aansluitend bij de doelgroep. Wat vinden wij daarvan? Wij zijn blij met de ontwikkelingen tot nu toe. In 2015 willen wij de vertaling maken van onze identiteit naar concrete gedragskenmerken. Wat doe je wel en wat doe je niet? Dit kan zijn uitwerking krijgen per beleidsdomein.
18
SPEERPUNT 2: VERBETEREN ONDERWIJSKWALITEIT Uit het strategisch beleidsplan: ‘Onze scholen bieden eigentijds en kwalitatief hoogwaardig onderwijs en dat willen we zo houden. Wij vinden dat onderwijs meer is dan lesgeven alleen. We leiden leerlingen breed op tot kritische en verantwoordelijke burgers en bieden de zorg die ze nodig hebben. De komende jaren willen wij onderzoeken hoe wij binnen de regels van ons onderwijsbestel het ‘leren’ van leerlingen anders en efficiënter kunnen organiseren. We werken toe naar meer efficiency, grotere effectiviteit, meer ‘leerplezier’, maar ook minder kosten. Eerst bepalen we onze eigen kwaliteitseisen. Waaraan vinden wij dat goed onderwijs moet voldoen? We willen ons niet alleen laten leiden door wat de overheid ons oplegt, maar onze eigen normen bepalen. De volgende vraag is hoe wij tot op het niveau van de klas aan deze kwaliteitseisen gaan voldoen. Samenwerking, onderling en met anderen, kan ons hierbij helpen. Ook willen we meer profiteren van het feit dat we een scholengroep zijn. Door samen te werken in vernieuwende projecten en middelen efficiënt te besteden (onder meer door gezamenlijke inkoop), kunnen onze scholen zich richten op hun primaire proces, het onderwijs.’ In de volgende paragrafen komt aan de orde wat wij in het verslagjaar beoogden en bereikt hebben op dit gebied. Meerwegen kwaliteitskaart Wij willen ons niet alleen laten leiden door de kwaliteitsnormen van de overheid, omdat die naar ons idee een te eenzijdig beeld van het onderwijs geven maar positie in nemen door een eigen kwaliteitskaart op te stellen. Die kwaliteitskaart bevat onze eigen kwaliteitseisen en maakt voor ouders en leerlingen duidelijk wat zij van onze scholen mogen verwachten. We willen in dit traject samenwerking zoeken met andere besturen om zo tot een breed gedragen kwaliteitskaart te komen. Dit maakt ons sterker naar andere instanties, zoals de VO-raad of de onderwijsinspectie, en leidt wellicht tot navolging. Ons doel voor 2014 was: Het ontwikkelen van een eerste versie van de kwaliteitskaart op basis van een gezamenlijk vastgesteld stappenplan en het in dialoog verder aanscherpen. Wat is daarvan gerealiseerd? In samenwerking tussen de bestuurders en een aantal rectoren is een opzet gemaakt voor de Meerwegen kwaliteitskaart. In eerste instantie was deze gebaseerd op het INK model. Later is een ander model gebruikt. Het is de bedoeling om de kwaliteitskaart voor alle niveaus te ontwikkelen, tot op het niveau van de leerling.
19
Helaas heeft één van de twee andere besturen besloten uit het project te stappen. Dit betekent dat alleen SOML uit Roermond nog meedoet. In juni is een bijeenkomst georganiseerd waarin beide besturen aan elkaar hebben gepresenteerd wat zij hebben ontwikkeld. Voor 2014/2015 zijn drie bijeenkomsten ingepland die met name gericht zijn om kennis uit te wisselen. De ontwikkeling van de kwaliteitskaart wordt binnen de besturen opgepakt. Schoolinfo sluit aan en biedt ondersteuning waar mogelijk/nodig. Wat vinden wij daarvan? Het is geen gemakkelijk proces vanwege de complexiteit, maar ook vanwege andere zaken die vaak een hogere prioriteit krijgen. Een eerste opzet is gerealiseerd, maar nog alleen op het niveau van de scholengroep en school. Het doel dat wij hadden gesteld is maar ten dele bereikt. Onderwijsinnovatie Wij vinden het belangrijk dat het proces van innoveren in de school plaatsvindt, van onderaf, met betrokkenheid van docenten. Projectmatig werken, kunnen differentieren en ICT vaardigheden zijn hierbij van belang. Daarnaast is het van belang dat aangetoond kan worden dat deze innovatieprojecten tot betere resultaten leiden. Wij willen de projecten koppelen aan (wetenschappelijk) onderzoek, zowel wat betreft de inhoud als de resultaten. Naast de kwaliteitsimpuls, welke na vaststelling van de begroting 2014 is toegekend, is in de begroting voor 2014 € 0,3 miljoen vanuit het centrale budget beschikbaar gesteld aan de scholen die een project willen starten of al gestart zijn op het gebied van onderwijsinnovatie. Innoveren moet hand in hand gaan met efficiencyverbetering aangezien scholen steeds minder middelen tot hun beschikking krijgen. Dit kan door het anders organiseren van het onderwijs. In 2014 zijn de ingediende projecten uitgevoerd en hebben we gevolgd of dit tot de beoogde resultaten leidt. Ons doel voor 2014: Het uitvoeren van vernieuwingsprojecten waardoor betere onderwijsresultaten worden bereikt met dezelfde hoeveelheid of minder middelen. Wat is daarvan gerealiseerd? Het belangrijkste aspect van het beschikbaar stellen van de gelden was het in beweging krijgen van de scholen op het gebied van innovatie. Dat is gelukt. Er zou meer aandacht mogen zijn voor de consequenties van de innovatie voor de organisatie van het onderwijs op de langere termijn. Elke school heeft een projectvoorstel ingediend voor een innovatieproject. De reikwijdte van deze projecten verschilt per school, aansluitend bij de ontwikkelingsfase waar de school zich in bevindt. Het beschikbaar gestelde innovatiebudget is naar
20
rato over de scholen verdeeld en wordt gedurende drie jaar beschikbaar gesteld. Zij verantwoorden zich hierover inhoudelijk in de BO-overleggen en aan het eind van het jaar financieel. Wat vinden wij ervan? We vinden het belangrijk onze scholen vooraan in ontwikkelingen van het onderwijs te krijgen en te houden. Tevens is innovatie een middel om de meerwaarde van Meerwegen vorm te geven in goede onderlinge samenwerking en het delen van kennis. We zien dat de aandacht voor innovatie leidt tot beweging en discussie in de scholen en zien we dit als een heel positieve ontwikkeling. Een aspect wat minder aandacht heeft gekregen dan beoogd, is het met elkaar delen van de opbrengsten en leerpunten. Begin 2015 wordt hier een CMO vergadering aan gewijd. Meerwegen opleidingsschool Er wordt samengewerkt met Hogeschool Windesheim (Zwolle), de Hogeschool van Utrecht en de Vrije Universiteit (Amsterdam). De belangrijkste resultaten van dit project tot nu toe zijn dat er binnen de scholen een groot aantal mensen is opgeleid tot schoolopleider en werkplekbegeleider. Daarnaast is de onderlinge samenwerking (tussen de Meerwegen scholen en de hogescholen/universiteit) versterkt. Er vindt uitwisseling plaats van kennis en er worden gezamenlijk studenten geworven o.a. door een vacaturesite waar studenten kunnen zien welke leerwerkplekken binnen Meerwegen beschikbaar zijn. De Meerwegen opleidingsschool is een belangrijke impuls om docenten te stimuleren zich te ontwikkelen. Innovatie van het onderwijs vereist flexibele en zich ontwikkelende docenten. Ons doel voor 2014 was: Het op strategisch niveau invloed uitoefenen op het opleiden van aankomend docenten door de opleidingsinstituten om daarmee mede te voldoen aan onze eigen behoefte aan nieuwe docenten. Wat is daarvan gerealiseerd? Het is een moeizaam proces om twee hogescholen en één universiteit op één lijn te krijgen en daardoor wordt op strategisch niveau slechts marginale vooruitgang geboekt. Op schoolniveau worden wel belangrijke stappen gezet. Dit blijkt onder andere uit het hoge aantal studenten dat opgeleid wordt en het aantal opgeleide werkplekbegeleiders. Dat is fors hoger dan verwacht. Er is in 2014 een contract ondertekend met Windesheim waarin de onderlinge verhoudingen en verplichtingen zijn vastgelegd. Dit contract heeft een looptijd van één jaar. Het streven is om een dergelijk contract ook met de HU en VU af te sluiten.
21
De voorzitter van de stuurgroep heeft een andere baan aanvaard. Het voorzitterschap is nu overgenomen door de heer Van den Brink van het Corderius College. Er is begin dit schooljaar gestart met een gezamenlijke bijeenkomst van de stuur- en projectgroep om gezamenlijk speerpunten voor de toekomst te bepalen. Daarnaast is er in oktober een mini-conferentie georganiseerd voor alle scholen over het onderwerp ‘Onderzoek in de school’. Dat was een succesvolle en interessante conferentie. Wat vinden wij ervan? De samenwerking binnen de Meerwegen opleidingsschool levert veel meerwaarde op voor de scholen en de docenten. Wij zijn tevreden over de ontwikkelingen tot nu toe en de stappen die afgelopen jaar zijn gezet om meer zaken gezamenlijk op te pakken. Wij zien mogelijkheden om de samenwerking op een hoger niveau te brengen en zullen ons daar de komende tijd op richten. Overige ontwikkelingen: passend onderwijs Het centrale uitgangspunt bij passend onderwijs is maatwerk voor ieder kind. Waar heeft het kind de beste kansen: in het regulier of het speciaal onderwijs, of een combinatie van beide? Passend onderwijs betekent dat voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod wordt ontwikkeld. Hiertoe krijgen scholen een resultaatverplichting om voor alle zorgleerlingen die worden aangemeld of staan ingeschreven een passend onderwijszorgaanbod te (laten) bieden. Dit gebeurt zowel binnen Meerwegen als in de samenwerkingsverbanden. Het streven hierbij is de basiszorg op een hoog niveau vast te stellen. 1 augustus 2014 is de wet passend onderwijs in werking getreden en is het samenwerkingsverband verantwoordelijk voor het afgesproken zorgaanbod. Ons doel voor 2014 was: Het realiseren van het afgesproken niveau van basiszorg per 1 augustus 2014. Wat is daarvan gerealiseerd? De uitvoering van de plannen bij beide samenwerkingsverbanden ligt op schema. Het basisniveau wordt proefondervindelijk vastgesteld. De financiën hebben onze aandacht en worden periodiek gemonitord. Wat vinden wij ervan? Wij zijn tevreden over de voortgang tot dusver. De komende jaren zal moeten worden gemonitord of de plannen in de praktijk uitgevoerd worden zoals bedoeld. Er zijn twee belangrijke aandachtspunten. Ten eerste is dat de zorg of het hoge niveau van basiszorg in de praktijk wel bereikt zal en kan worden. Ten tweede het toezicht op het bestuur van het samenwerkingsverband dat nog niet geregeld is.
22
SPEERPUNT 3: SAMENWERKING UITBREIDEN Uit het strategisch beleidsplan: ‘Ouders kunnen bij Meerwegen kiezen uit een breed aanbod van christelijk onderwijs, van praktijkonderwijs tot en met gymnasium. Dat brede aanbod vinden wij belangrijk, maar het is wel kostbaar. Om dit brede onderwijsaanbod te kunnen blijven aanbieden, werken onze scholen samen, zowel onderling als met andere scholen(groepen). Samenwerken is ook nodig om doorlopende leerlijnen te realiseren en goede zorg te kunnen bieden aan leerlingen die dat nodig hebben. De komende jaren willen we strategischer omgaan met samenwerking. We willen inventariseren welke samenwerkingsverbanden bestaan, waar uitbreiding mogelijk is en welke partners strategisch interessant zijn om onze doelen te bereiken. We maken deze keuzes vanuit onze protestants-christelijke identiteit.’ In de volgende paragrafen komt aan de orde wat wij in het verslagjaar beoogden en bereikt hebben op dit gebied. Uitvoeren stakeholderanalyse Innovatie van ons onderwijs wordt nog krachtiger als we hierbij leren van of samenwerken met anderen. Dit kunnen andere scholengroepen zijn, maar ook het bedrijfsleven of onderzoeksinstituten. Natuurlijk kunnen ook partners binnen de eigen scholengroep gevonden worden. Onze scholen werken nu al met veel partijen samen of leren van elkaar in netwerken. In 2014 wilden we de stakholderanalyse afronden om vervolgens beleid te formuleren ten aanzien van samenwerking of kennisdeling. We willen onze doelen makkelijker en beter realiseren door samenwerking met anderen. Ons doel voor 2014 was: Het afronden van de stakeholderanalyse en het formuleren van beleid ten aanzien van samenwerking en horizontale verantwoording. Wat is daarvan gerealiseerd? Er zijn gesprekken gevoerd met de schoolleiders en het college van bestuur om helder te krijgen welke stakeholders er zijn voor elke school en voor Meerwegen als totaal. Dit is uitgewerkt in een rapport. Dit wordt begin 2015 in het CMO besproken om op basis van de opgedane inzichten beleid te ontwikkelen over horizontale verantwoording en het betrekken van stakeholders. Wat vinden wij ervan? Door gewijzigde prioriteiten is deze activiteit nog niet afgerond. Begin 2015 wordt een eerste aanzet gegeven voor een structurelere aanpak.
23
Kennisdeling stimuleren Eén van de meerwaarden van het feit dat we een scholengroep zijn, is dat medewerkers onderling kennis kunnen uitwisselen. Op centraal niveau willen we dit stimuleren door twee maal per jaar een middag te organiseren voor medewerkers waar uitwisseling van ervaringen en wederzijdse ontmoeting centraal staan. Ons doel voor 2014 was: Een impuls geven aan kennisdeling en samenwerking tussen scholen onderling. Wat is daarvan gerealiseerd? In het voorjaar is een kennisdag georganiseerd voor het middenmanagement. Jef Staes heeft gesproken over innovatie. Het volgende dat op de planning staat is een middag voor docenten over het onderwerp toetsing. Samen met docenten en een bureau op het gebied van toetsing wordt de inhoud van de middag bepaald. Deze middag is gepland op 17 maart 2015. Wat vinden wij ervan? We merken veel enthousiasme bij de deelnemende docenten, daarom willen we dit aspect de komende jaren verder uitbouwen. Onderlinge kennisdeling is belangrijk gezien onze ambitie om het onderwijs te innoveren.
SPEERPUNT 4: MEDEWERKERS PROFESSIONALISEREN Uit het strategisch beleidsplan: ‘De kwaliteit van ons onderwijs hangt in hoge mate af van de kwaliteit van onze medewerkers. De combinatie van toenemende kwaliteitseisen en afnemende financiële middelen maakt dat van docenten andere competenties worden verwacht. Ze moeten in staat zijn het onderwijs te vernieuwen (onder meer met behulp van ICT) en intensievere zorg te verlenen aan leerlingen die dat nodig hebben. We vinden het belangrijk dat onze medewerkers ondernemerschap tonen, met anderen kennis delen en van hen leren . Professionalisering zien wij in het kader van een leven lang leren. We willen dat mensen zich professionaliseren in lijn met onze identiteit. Trefwoorden daarbij zijn authenticiteit, duurzaamheid, acceptatie van jezelf en van anderen, en ontmoeting/gemeenschap. Professionalisering is een belangrijk middel voor onderwijsinnovatie. Dat geldt ook voor personeelsplanning. We willen medewerkers strategisch en flexibel inzetten om beter te kunnen inspelen op de toenemende kwaliteitseisen, de veranderende schoolorganisatie en innovatie van het onderwijs.’
24
In de volgende paragraaf komt aan de orde wat wij in het verslagjaar beoogden en bereikt hebben op dit gebied. Strategisch personeelsbeleid Strategisch personeelsbeleid omvat alle activiteiten van de Meerwegen scholengroep die gericht zijn op het op elkaar afstemmen van gedrag, kennis en ambities van mensen in de organisatie enerzijds en de doelstellingen van die organisatie anderzijds. Dit vanuit de veronderstelling dat mensen het verschil maken tussen een gemiddelde en een succesvolle organisatie. Ons doel voor 2014 was: Het ontwikkelen van een meerjarenpersoneelsplanning per school en voor het stafbureau en het op basis daarvan formuleren van strategische opleidingsplannen. Wat is daarvan gerealiseerd? Binnen Meerwegen wordt gewerkt aan de ontwikkeling van strategisch meerjarenbeleid op de onderdelen onderwijsbeleid, financieel beleid en personeelsbeleid, en vooral in onderlinge samenhang. Het personeelsbeleid op zich is binnen de scholengroep redelijk ontwikkeld. Ten aanzien van de strategische inzet van dit beleid in de samenhang met de andere beleidsterreinen is nog veel te winnen. Het belangrijkste resultaat in 2014 is de bewustwording van deze samenhang en de noodzaak personeelsbeleid in te zetten als belangrijke factor om strategische doelen van de school te realiseren. Momenteel wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een meerjaren-formatieplanning. Dit dient de komende jaren te worden uitgewerkt in een beleidsrijk strategisch personeelsbeleid, waarin expliciet de koppeling gemaakt wordt met het schoolplan. Wat vinden wij ervan? Deze ontwikkeling loopt parallel met de invulling van de beleidsrijke meerjarenbegroting. Cruciaal hierbij is het omgaan met onzekerheden en het denken in scenario’s. Op deze laatste punten maken wij echt vorderingen. Daar zijn wij tevreden over. Het tempo waarin dit geschiedt, stemt ons tot minder tevredenheid.
25
OVERIGE DOELEN Naast de doelen die direct gekoppeld zijn aan het strategisch beleidsplan, is in het jaarplan 2014 nog een aantal aanvullende doelen gesteld. Deze worden hierna besproken. Optimaliseren samenwerking stafbureau - scholen Het is onze ambitie van het stafbureau een dienstverlenende organisatie te maken die een hoge mate van efficiëntie koppelt aan deskundigheid, klantgerichtheid en pro-activiteit. Van beheer naar beheersen en naar, uiteindelijk, strategisch partner van de schooldirecties en het college van bestuur. Daar waar mogelijk wordt automatisering van processen en gegevensstromen gebruikt om de efficiëntie te vergroten. Ook de cultuur is een aspect dat meegenomen wordt in de omslag die we willen maken. Ons doel voor 2014 was: Het monitoren van de realisatie van het verbeterplan stafbureau en de evaluatie van het traject. Wat is daarvan gerealiseerd? Het plan is periodiek gemonitord en alle activiteiten zijn grotendeels uitgevoerd. Per 1 september 2014 is de bezetting van het stafbureau op niveau. Daarnaast zijn diverse verbeteractiviteiten uitgevoerd, zoals teambuildingsactiviteiten en het beschrijven van een aantal processen. Ook wordt de huidige dienstverlening in kaart gebracht en gekwantificeerd. Dit is de eerste stap richting het bepalen van de standaard (verplichte) dienstverlening van het stafbureau en de service die daarnaast nog optioneel kan worden afgenomen. Wat vinden wij ervan? Wij zijn tevreden over de ingezette activiteiten en constateren wij een voortschrijdend herstel van vertrouwen bij de scholen. Verbeteren sturingsvermogen Ons doel voor 2014 was: Het verbeteren van het sturingsvermogen van de organisatie met als achterliggend doel het op efficiënte en effectieve wijze behalen van onze doelen (o.a. door een beleidsrijke meerjarenbegroting, risicomanagement en de uitvoering van het interne controlplan).
26
Wat is daarvan gerealiseerd? De scholen zijn dit jaar gestart om hun strategische meerjarenplannen en jaarplannen te laten aansluiten op hun (meerjaren)begroting. Dit moet leiden tot een ontwikkelperspectief waarbij in 2017 is gerealiseerd dat de school met de dan aanwezig structurele middelen toch onderwijs kan bieden van gelijke, maar bij voorkeur, betere kwaliteit dan nu. Het proces om tot de begroting(en) te komen is begin 2014 geevalueerd en heeft tot verbeterpunten leiden voor het begrotingsproces. Het onderwerp risicomanagement wordt pragmatisch opgepakt. Het systeem voor het beheren van risico’s zal door de controller worden beheerd. Daarnaast zal hij een plan van aanpak opstellen voor de komende periode. De besturingsfilosofie van Meerwegen is gebaseerd op het policy governance model. De intentie was om gezamenlijk het gesprek te voeren over de invulling van de diverse rollen om meer helderheid te krijgen over de bijbehorende verantwoordelijkheden. Er zijn wel kleine stappen gezet op dit vlak, maar niet in de mate die was beoogd. Dit wordt verder opgepakt in 2015. Wat vinden wij ervan? We zijn nog niet tevreden over de vooruitgang die is geboekt op het gebied van beleidsrijk begroten. Nog niet alle scholen zijn in staat gebleken een goede meerjarenbegroting op te stellen. Met name het onderdeel ‘personeelsplanning’ is een punt van aandacht. In 2015 komt dit nadrukkelijk aan bod in de commissie IPB (integraal personeelsbeleid) en de financiële commissie die eind 2014 zijn ingesteld. Het realiseren van bezuinigingen/besparingen Ons doel voor 2014 was: Het realiseren van besparingen onder andere op het gebied van inkoop, huisvesting en onderhoud. Wat is daarvan gerealiseerd? Wij wilden dat doel realiseren door in te zetten op het gezamenlijk aanpakken van de genoemde onderwerpen. Er zijn twee acties geweest: er is een commissie geformeerd die tot taak heeft het groot onderhoud aan de gebouwen zodanig te coördineren dat het gezamenlijk optrekken leidt tot efficiëntievoordelen. Deze commissie heeft een vertegenwoordiger van elke school en wordt ondersteund door bureau Bos uit Baarn. Dit bureau verzorgt (o.a.) de meerjarenonderhoudsplannen. Wat betreft het gezamenlijke inkoopbeleid en contractbeheer zijn kleine stappen gemaakt. Er is een aanzet gezet tot het inkoopbeleid en algemene inkoopvoorwaarden. Nieuwe contracten worden vastgelegd in Profit. In 2014 is het contract voor leermiddelen (leerboeken en digitaal lesmateriaal) aanbesteed. De opdracht is gegund aan Iddink, onze huidige leverancier.
27
Wat vinden wij hiervan? Het feit dat er een commissie voor het meerjarenonderhoud is, is nog wel even wennen voor de scholen: anderen laten meepraten over eigen schoolzaken. Minder snel dan gewenst, zijn wij op weg naar het efficiënter uitvoeren van het groot onderhoud. Pas wanneer dit een heel kalenderjaar in bedrijf is geweest, kunnen wij hier ook conclusies aan verbinden. Wat betreft besparingen op het gebied van inkoop is nog nauwelijks voortgang geboekt. Gezien de beperkte capaciteit op dit terrein mochten wij daarvan ook niet teveel verwachten. Ook in 2015 is, na de nieuwbouw van Corlaer en Accent en na het centraliseren van het ‘groot onderhoud’, dit derde prioriteit voor de betrokken functionaris. Opstellen integraal huisvestingsplan Amersfoort De VO-kamer heeft samen met de gemeente Amersfoort een visieontwikkelingsproject doorlopen dat uiteindelijk moet resulteren in een integraal onderwijshuisvestingsplan (ihp) voor het onderwijs en mogelijk in doordecentralisatie van de onderwijshuisvesting. Het doel voor 2014 was: Door bundeling van krachten van onderwijs en gemeente efficiëntere en doelmatigere huisvesting van voldoende kwaliteit realiseren. Wat is daarvan gerealiseerd? Op 24 februari 2014 is een overeenkomst getekend tussen gemeente en schoolbesturen vo en po waarin de intentie is geuit binnen één jaar een IHP gereed te hebben en te komen tot doorcentralisatie (ddc). Onder leiding van projectleider HEVO zijn wij voortvarend van start gegaan. 2014 heeft in het teken gestaan van het in kaart brengen van de toestand van gebouwen (nulmeting) en andere voorbereidende werkzaamheden. Concrete resultaten voor het IHP waren in 2014 nog niet te verwachten. Op 1 april 2015 zal een IHP ter vaststelling aan alle besturen (schoolen gemeentebestuur) worden voorgelegd. Ook zal dan bekend zijn onder welke (o.a. financiële) randvoorwaarden doordecentralisatie mogelijk zal zijn. Een voortgangsbesluit (wel of niet verder gaan met ddc) wordt voor de zomervakantie van alle besturen verwacht. Wat vinden wij ervan? Wij zijn blij met deze ontwikkeling, omdat dit tot meer efficiëntie, een betere samenwerking met de gemeente en tussen de schoolbesturen onderling kan leiden. Een risico achten wij dat de financiële randvoorwaarden te knellend worden om daarmee een verantwoord beheer over de schoolgebouwen te voeren in het kader van de doordecentralisatie. Reden daarvoor: de financiële positie van de gemeente Amersfoort.
28
6
KERNCIJFERS ONDERWIJS
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op een aantal een belangrijke zaken die te maken hebben met de kwaliteit van het onderwijs dat wij bieden. Het gaat om een aantal deelaspecten. Uiteraard wordt het onderwijs gemaakt op onze scholen. Zij brengen elk jaar een uitgebreid jaarverslag uit. Wij verwijzen u naar die verslagen om een goed beeld te krijgen van onze scholen.
TEVREDENHEID OUDERS EN LEERLINGEN Minimaal eens per twee jaar onderzoeken onze scholen de tevredenheid van ouders 3
en leerlingen . De resultaten van de afgelopen twee jaar zijn in onderstaande grafieken weergegeven. De uitkomst is een cijfer op een schaal van 1 tot 10.
Grafiek 2aTevredenheid leerlingen in 2012-2014
3
Het Corderius en Corlaer College hebben in 2013 geen onderzoek gehouden en dat jaar ontbreekt
daarom in de grafiek.
29
Grafiek 2bTevredenheid ouders in 2012-2014
Elke school trekt conclusies op basis van de tevredenheidonderzoeken en neemt gericht actie op die gebieden waar verbetering nodig/gewenst is. Dit is ook onderwerp van gesprek in het bilateraal overleg tussen college van bestuur en de schooldirectie. Het college van bestuur is vooralsnog tevreden over de cijfers die ouders en leerlingen toekennen aan onze scholen, gezien onze huidige norm van een cijfer 7. De discussie wordt gevoerd of we onze ambitie niet naar boven zouden moeten bijstellen.
TOEZICHT DOOR DE INSPECTIE Onze scholen worden jaarlijks beoordeeld door de inspectie op basis van hun opbrengsten. De inspectie kijkt naar de examenresultaten en het onder- en bovenbouwrendement (de doorstroom van leerlingen). Hieronder is per school de opbrengstenkaart 2014 weergegeven. Deze resultaten worden twee keer per jaar besproken tussen college van bestuur en schooldirectie. Pro
Accent Corderius
Vmbo-
Vmbo-
basis
kader
Vmbo-gl/tl
vwo
v v
v
v
v
v
Corlaer
v
v
v
Farel
v
v
v
Oostwende Prisma
v o
v
Tabel 5 Overzicht inspectie oordelen 2014 (v= voldoende, o = onvoldoende)
30
havo
o
Het Corderius College, Corlaer College, Farel College en Oostwende College hebben een voldoende voor hun opbrengsten. Deze scholen hebben alle het basisarrangement toebedeeld gekregen door de inspectie. Dit betekent dat er geen aanwijzingen zijn dat er belangrijke tekortkomingen zijn in de kwaliteit van het onderwijs en/of in de naleving van wetgeving. Deze wat negatief overkomende kwalificatie betekent dat deze scholen hun zaken goed op orde hebben. Ook Accent Praktijkonderwijs Amersfoort en Nijkerk doen het goed. Zij voldoen aan de wettelijke eisen gesteld door de inspectie voor deze vorm van onderwijs. Alle leerlingen ontwikkelen zich volgens een individuele leerroute. De leerlingen stellen hun eigen leerroute samen met de mentor door het opstellen van een Individueel Ontwikkelingsplan (IOP). Alle leerlingen hebben een dergelijk IOP. Daarnaast behalen de leerlingen het niveau dat van hen verwacht mag worden. Het Prisma College heeft in 2011 inspectiebezoek gehad naar aanleiding van de tegenvallende resultaten van de gemengde leerweg. De inspectie heeft toen de gemengde leerweg als ‘zwak’ beoordeeld. De inspectie heeft op 9 oktober jl. opnieuw een onderzoek uitgevoerd, zowel op de gemengde leerweg als de basisberoepsgerichte leerweg. Op basis van dat bezoek heeft de inspectie de conclusie getrokken dat de school op de goede weg is en verbetering zichtbaar is. Hoewel de opbrengsten over de jaren 2011 – 2013 nog onvoldoende zijn, kent de inspectie toch het basisarrangement toe aan de gemengde leerweg. Het achterliggende argument is dat de resultaten van 2014 dusdanig verbeterd zijn dat de verwachting is dat de opbrengstenkaart 2015 voldoende zal zijn. Voor de basisafdeling is het geïntensiveerd toezicht met een jaar verlengd, maar met de verwachting dat het oordeel over 2015 voldoende zal zijn. Overzicht van door de inspectie uitgevoerde onderzoeken in 2014 Corderius College, vmbo-tl, 9 april 2014. De inspectie concludeert dat de kwaliteit van het onderwijs op de mavo-afdeling op de onderzochte onderdelen van voldoende niveau is. Het toegekende basisarrangement blijft gehandhaafd. Prisma College, vmbo-basis en gemengde leerweg, 9 oktober 2014. Zie ook de tekst hierboven. Oostwende College, 13 november 2014. Alle afdelingen krijgen het basisarrangment, omdat de kwaliteit van het onderwijsproces en de kwaliteitszorg van voldoende niveau zijn. Wel geeft de inspectie de waarschuwing af dat het rendement onderbouw onvoldoende is en de examenresultaten van basis en kader onder het landelijk gemiddelde liggen. Urgentiebesef bij docenten is noodzakelijk.
31
SLAAGPERCENTAGES In onderstaande tabel zijn de slaagpercentages opgenomen over de jaren 2012 – 2014. School
vwo
havo
Vmbo tl/gl
Vmbo-kader
Vmbo-basis
14
13
12
14
13
12
14
13
12
14
13
12
14
13
12
Corderius
88
89
93
91
89
85
97
88
94
-
-
-
-
-
-
Corlaer
100 100 100
98
98
100
95
93
92
93
95
99
92
98
94
Farel
91
95
84
91
93
91
97
98
98
-
-
-
-
-
-
Oostwende
-
-
-
86
-
-
92
94
85
93
-
-
100
-
-
Prisma
-
-
-
-
-
-
100 100
92
94
91
83
94
94
93
90
92
87
88
88
87
93
90
95
93
93
97
97
96
Landelijk
91
Tabel 6 Slaagpercentages 2012-2014
De slaagpercentages van onze scholen vinden wij over het algemeen goed; het streven is een slaagpercentage boven het landelijk gemiddelde. Het Corlaer College laat prima resultaten zien op zowel havo als atheneum. Binnen de vmbo-afdelingen zijn diverse acties ingezet om de resultaten te verbeteren (o.a. handelingsgericht werken, teamvorming en verbetering van het pedagogisch klimaat). Het Corderius College laat goede examenresultaten zien op de mavo en havoafdeling. Deze liggen boven het landelijk gemiddelde. De resultaten van het vwo waren matig. Met bepaalde vakgroepen zijn verbeterplannen opgesteld. Alle afdelingen van het Farel College boeken goede vooruitgang en de resultaten liggen op het landelijke gemiddelde. Het Oostwende College zit qua slaagpercentages op het landelijk gemiddelde. De afdelingen vmbo-basis en kader hebben dit jaar voor het eerst examen gedaan. Het Prisma College heeft de resultaten van de zwakke afdeling gemengde leerweg het afgelopen jaar weten te verbeteren, wederom resulterend in een slaagpercentage van 100%. Het slaagpercentage van de andere afdelingen ligt onder het landelijk gemiddelde. Door het verscherpte toezicht van de inspectie is er veel aandacht voor het sturen op opbrengsten. De verwachting is dat volgend jaar wederom vooruitgang wordt geboekt, gezien de stijgende lijn van de afgelopen jaren. Accent Amersfoort en Nijkerk kennen geen slaagpercentages, maar kijken naar het niveau waarop leerlingen uitstromen. De meeste leerlingen uit Amersfoort zijn uitgestroomd naar ROC niveau 2, gevolgd door ROC niveau 1. In Nijkerk zijn de meeste leerlingen uitgestroomd naar arbeid, gevolgd door arbeid & leren
32
(BBL) en ROC niveau 2. Het niveau van uitstroom komt overeen met landelijke cijfers en voldoet aan de gestelde eisen.
VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN Vanaf dit jaar gelden nieuwe normen voor de prestatiesubsidies met betrekking tot voortijdig schoolverlaten. Voor de onderbouw is dat 1%, voor vmbo 4% en voor de bovenbouw havo/vwo 0,5%. Onze scholen halen deze normen nu al. De scholen worden geacht maandelijks de resultaten van de DUO rapportage ‘Uitschrijvingen zonder startkwalificatie’ te controleren. Eind februari zijn de voorlopige VSV-percentages beschikbaar, in oktober de definitieve. Zowel de voorlopige als de definitieve zijn onderwerp van gesprek in het overleg tussen college van bestuur en schooldirectie. School
2012/2013
2011/2012
2010/2011
%
aantal
%
aantal
%
aantal
Corlaer (02DC)
0,3%
4
0,7%
11
0,8%
12
Corderius, Farel, Oostwende, Prisma (14RC)
1,0%
38
1,9%
73
1,3%
49
Gemeente Amersfoort
0,6%
56
1,4%
124
1,4%
117
VO regio Eem en Vallei
0,5%
208
1,2%
480
1,2%
461
Tabel 7 Cijfers voortijdig schoolverlaten 2009-2013
Opmerking bij bovenstaande cijfers: in de getallen van 14RC worden ook de leerlingen van het Taalcentrum meegeteld. Dat geeft een vertekend beeld, aangezien dit leerlingen zijn die voor een beperkte periode onderwijs volgen en dan weer doorstromen naar ander onderwijs.
ONDERWIJSTIJD De normen voor de onderwijstijd voor het voortgezet onderwijs zijn: 1040 uur voor de onderbouw, 1000 uur voor de bovenbouw en 700 uren voor het examenjaar. Voor het praktijkonderwijs is de norm 1000 uur voor alle leerjaren. Het gaat in alle gevallen om klokuren. De scholen verantwoorden zich over de lesuitval en de gerealiseerde onderwijstijd. Daarnaast wordt verantwoording afgelegd aan de DMR. De scholen van Meerwegen hebben aan de wettelijke normen voor onderwijstijd voldaan. De ministerraad heeft ingestemd met het voorstel de onderwijstijd in het voortgezet onderwijs te moderniseren per 1 augustus 2015. Er komt een urennorm per opleiding. Hierdoor kunnen scholen de onderwijstijd flexibeler plannen en meer maatwerk bieden aan leerlingen.
33
AFHANDELING VAN KLACHTEN Sinds 2009 beschikt de scholengroep over een volledig interne klachtenprocedure. De klachtencommissie bestaat uit de heer J.H. Sybrandy (voorzitter), de heer J. Ruiter, de heer N. van Wageningen en mevrouw S. van Iddekinge (secretaris). In 2014 heeft het bestuur drie klachten ontvangen. Twee klachten betroffen de schorsing van een leerling; de derde klacht betrof de gang van zaken rondom een eindexamen. Alle drie deze klachten zijn in overleg tussen klager, schoolleider en bevoegd gezag opgelost, zonder tussenkomst van de interne klachtencommissie. Tevens zijn bij de Geschillencommissie bijzonder onderwijs vier klachten behandeld. Drie daarvan betroffen het niet toekennen van een LD-functie op basis van het entreerecht. De andere klacht had betrekking op het bevorderingsbeleid. De commissie heeft advies uitgebracht aan het bevoegd gezag. Wat betreft het toekennen van een LD-functie, is Meerwegen in twee gevallen in het ongelijk gesteld. Het bevoegd gezag beraadt zich nog over passende vervolgstappen. De Commissie voor de Rechten van de Mens, voorheen de Commissie Gelijke Behandeling, heeft uitspraak gedaan in een geschil met betrekking tot het toekennen van vakantieverlof aan een parttime medewerker. Hierbij is de medewerker in het gelijk gesteld. De betrokkene zal worden gecompenseerd. Er is ook een klachtenregeling specifiek voor benoemingen in het kader van de functiemix. Deze regeling is afgestemd met de personele geleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) en maakt deel uit van het proces dat op de scholen wordt gevolgd bij nieuwe benoemingen. De Meerwegen scholengroep heeft samen met een aantal schoolbesturen uit de regio een klokkenluidersregeling opgesteld waardoor personen die met de school verbonden zijn de mogelijkheid hebben om melding te doen wanneer zij kennis hebben van misstanden binnen de organisatie die het algemeen maatschappelijk belang schaden en het individuele belang van de persoon in kwestie overstijgen.
SAMENWERKING Op het niveau van de scholengroep vindt samenwerking plaats in diverse verbanden en projecten, waaronder: Deelname in de samenwerkingsverbanden Eemland en Noordwest Veluwe in het kader van passend onderwijs; VO-kamer waarin alle besturen voor voortgezet onderwijs in Amersfoort deelnemen en samenwerken aan beter onderwijs in Amersfoort en omgeving;
34
Het havo project, waarbij VO-scholen samenwerken met hbo instellingen om de doorlopende leerlijn voor havo leerlingen te verbeteren en competenties aan te leren die in het hbo noodzakelijk zijn; Aanpak voortijdig schoolverlaten Eemland Aanpak VSV Eemland: een samenwerkingsprogramma van VO, MBO en gemeenten in de regio Eemland om het aantal leerlingen dat het onderwijs verlaat zonder startkwalificatie te verminderen; Meerwegen opleidingsschool waarbij alle scholen van Meerwegen samenwerken met Hogeschool Utrecht, Windesheim Zwolle en de Vrije Universiteit inzake het in de praktijk opleiden van aankomend docenten.
35
7
KERNCIJFERS MEDEWERKERS
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste ontwikkelingen op Meerwegenniveau beschreven in het afgelopen jaar. Daarnaast wordt inzicht gegeven in een aantal belangrijke kerncijfers op personeelsgebied, zoals ziekteverzuim en het aantal medewerkers.
ONTWIKKELINGEN Cao-VO / Onderhandelaarsakkoord Medio april 2014 werd het Onderhandelaarsakkoord bekend, waarin afspraken zijn gemaakt over de nieuwe cao-VO. Deze cao is ingegaan op 1 augustus 2014 en heeft een looptijd van een jaar. Met name op het gebied van levensfasebewust personeelsbeleid (afschaffing Bapo, trekkingsrecht en leeftijdsdagen en invoering van een persoonlijk budget), het entreerecht en professionalisering heeft dit veel stof doen opwaaien. Vooral de organiseerbaarheid, maar ook de betaalbaarheid van de nieuwe regels heeft tot onrust en frustratie binnen de schoolorganisaties geleid. Levensfasebewust personeelsbeleid Al geruime tijd stond de Baporegeling onder druk. In de nieuwe cao is deze regeling afgeschaft en vervangen door een versoberde regeling voor senioren en een persoonlijk budget van 50 klokuren voor alle medewerkers in de sector VO. Meerwegen heeft inmiddels kaders opgesteld ten aanzien van de inzet van deze uren, zodat de organiseerbaarheid in de school gewaarborgd is. Deze kaders zijn met de PGMR overeen gekomen. Entreerecht In de cao-VO 2014/2015 is het entreerecht een feit. Dat betekent dat eerstegraads bevoegde docenten die in de structurele formatie meer dan 50% van de lessen in de bovenbouw geven, aanspraak kunnen maken op een LD-functie. In de praktijk heeft dit geleid tot meer sturing in de verdeling van de lessen en tot doorkruising van het bestaande promotiebeleid. Bij alle LD-benoemingen die zijn uitgebracht, heeft
36
Meerwegen de kwaliteiten en ervaring van de individuele docent mee laten wegen. Voor sommige docenten was de uitkomst zo teleurstellend dat zij bezwaar hebben gemaakt bij de Landelijke Klachtencommissie (zie ook de paragraaf Afhandeling klachten in hoofdstuk 6). Professionalisering In de nieuwe cao zijn afspraken gemaakt over het aantal klokuren per jaar dat elke medewerker moet besteden aan professionalisering. Ook is gesteld dat 10% van de lumpsum bekostiging aan professionalisering moet worden besteed. Omdat Meerwegen heeft gekozen voor een vrij taakbeleid, worden deze afspraken op schoolniveau verder ingevuld. Functiemix Op het gebied van de functiemix is in april 2014 door het ministerie van OC&W een rekentool beschikbaar gesteld om op BRIN-nummerniveau te kunnen bepalen of de in 2008 vastgestelde doelmix betaalbaar was op basis van de bekostiging. Voor de vier BRIN-nummers is de rekentool gebruikt, met als uitkomst dat voor drie BRINnummers de bekostiging bij de te realiseren doelmix achterbleef. Met de medezeggenschapsorganen zijn afspraken gemaakt over een bijgestelde doelmix. Deze bijgestelde doelmix is per 1 oktober 2014 behaald.
KERNCIJFERS Personele bezetting De omvang van het totale personeelsbestand is zowel in aantal mensen als in aantal fte licht gegroeid. Ultimo 2014 waren er 749 mensen in dienst (in 2013: 734). Er is sprake van een evenwichtige opbouw qua leeftijd en qua geslacht. De gemiddelde leeftijd is 44,3 jaar (in 2013: 44,9) Het verloopcijfer over 2014 is 7,88%. Het verloopcijfer wordt berekend door het aantal medewerkers dat uit dienst is getreden in het verslagjaar te delen door het totaal aantal medewerkers per ultimo van het verslagjaar. De gemiddelde diensttijd is 9,25 jaar (in 2013: 10,16). In 2014 zijn drie medewerkers op basis van een vaststellingsovereenkomst uit dienst gegaan. Het totale bedrag dat aan ontslagvergoedingen is toegezegd, bedraagt € 24.500,-. In dienst
Aantal FTE
Part-timers
Mannen
360
320,2
230
130
Vrouwen
389
271,4
68
321
Totalen
749
591,6
298
451
Tabel 8 aantal medewerkers in dienst, peildatum 31 dec. 2014
37
Full-timers
Aantal FTE
Mannen
Vrouwen
Directie
22,8
21
2
LB
166,0
100
124
LC
169,7
102
95
LD
86,1
55
43
OOP
136,9
74
116
Vervanging
10,1
8
9
Totalen
591,6
360
389
Tabel 9 aantal medewerkers onderverdeeld naar functiecategorie, peildatum 31 dec. 2014
Grafiek 3 aantal medewerkers onderverdeeld naar leeftijdscategorie, peildatum 31 dec. 2014
Ziekteverzuimcijfers Verzuimpercentage
Gem. verzuimduur in dagen
Accent Amersfoort
6,24%
0,88
15,14
Accent Nijkerk
5,34%
0,74
16,80
Corderius College
5,48%
0,98
14,80
Corlaer College
3,73%
0,95
10,53
Farel College
3,62%
0,74
12,06
Oostwende College
3,99%
1,09
9,28
Prisma College
7,31%
0,97
20,81
Stafbureau
17,09%
0,60
83,54
Centraal
1,44%
0,64
4,42
Totaal Meerwegen
5,09%
0,93
14,54
Tabel 10 verzuimcijfers over 2014
38
Meldingsfrequentie
8
FINANCIELE SITUATIE
In dit hoofdstuk staan alle bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders aangegeven. Dit hoofdstuk is gebaseerd op de jaarrekening van de stichting die is opgenomen in hoofdstuk 13 van dit jaarverslag. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op het gerealiseerde resultaat over 2014 van de stichting, de ontwikkeling van het eigen vermogen waaronder de bestemmingsreserves en de ontwikkeling van de financiële kengetallen met betrekking tot de solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit van Meerwegen.
ANALYSE RESULTAAT Algemeen Voor de beoordeling van het gerealiseerde exploitatieresultaat over 2014 van € 1,9 miljoen negatief zijn de hierna genoemde besluiten door het college van bestuur op het gevoerde financiële beleid van wezenlijk belang. Besluit inzet aanvullende subsidie 2013 ten behoeve van kwaliteitsimpulsen Eind 2013 heeft OCW aanvullende subsidie toegekend van ca. € 1,3 miljoen. Dit bedrag moest verwerkt worden in het exploitatieresultaat over 2013. Na het vaststellen van de begroting over 2014 heeft het college van bestuur besloten om deze aanvullende subsidie te besteden aan kwaliteitsimpulsen in het onderwijs in de jaren 2014 en 2015. De scholen hebben in 2014 in totaal ca. € 0,7 miljoen besteed en dit bedrag is verwerkt in het exploitatieresultaat over dit boekjaar. Besluit inzet verkregen subsidie jonge docenten 2013 Eveneens in 2013 is een subsidie ontvangen voor het stimuleren van in dienst nemen en houden van jonge docenten voor € 0,4 miljoen. Ook dit bedrag is verwerkt in het exploitatieresultaat over 2013 en in 2014 na de vaststelling van de begroting door het College van Bestuur ter beschikking gesteld. Dit bedrag is in 2014 besteed en verwerkt in het exploitatieresultaat over 2014.
39
Het totale effect van deze besluiten en de inzet van deze middelen door de scholen op het exploitatieresultaat over 2014 is ca. € 1,1 miljoen. Rekening houdend met dit bedrag is de overschrijding ten opzichte van de vastgestelde begroting ca. € 0,1 miljoen. Gerealiseerd resultaat 2014 ten opzichte van 2013 Het gerealiseerde resultaat over 2014 bedraagt € 1878 negatief en kan als volgt worden weergegeven: Realisatie 2014 48.494 386
Begroting 2014 48.695 534
Realisatie 2013 47.951 472
Realisatie 2014 t.o.v. 2013 543 -85
Realisatie 2014 vs Begroting 2014 -201 -148
2.562
2.069
2.744
-183
492
51.442
51.298
51.167
276
144
Personeelslasten Afschrijvingen Huisvestingslasten Overige lasten
41.847 2.256 2.910 6.365
40.816 2.223 2.820 6.154
39.846 2.094 2.786 6.212
2.000 163 124 153
1.031 33 90 211
Totaal lasten
53.378
52.013
50.938
2.440
1.365
Saldo baten en lasten
-1.936
-715
229
-2.164
-1.221
74
104
-46
-16
-641
333
-2.211
-1.238
Baten 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Rijksbijdragen Overige overheidsbijdragen en -subsidies College-, cursus-, les- en examengelden Baten werk i.o.v. derden Overige baten Totaal baten
Lasten 4.1 4.2 4.3 4.4
Overige baten en lasten 5 Financiële baten en lasten 6 Belastingen 7 Resultaat deelnemingen 8 Aandeel derden in resultaat Exploitatieresultaat
58 #
-1.878
Tabel 11 gerealiseerd resultaat 2014
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat het gerealiseerde resultaat over 2014 lager is ten opzichte van 2013 en ten opzichte van het begrote resultaat over 2014. Het verschil tussen het resultaat van 2014 en 2013 voor in totaal - € 2.211 is voornamelijk veroorzaakt door enerzijds een toename van de Rijksbijdragen (effect € 543) en anderzijds de stijging van de personeelslasten (effect € 2.000). De Rijksbijdragen zijn voornamelijk toegenomen door enerzijds een stijging van de lumpsum voor personeel en materieel in verband met een toename van het aantal leerlingen met 249 (effect € 2.200) en anderzijds door de daling van de incidentele baten die in 2013 zijn uitgekeerd in het kader van het zogenaamde “Herfstakkoord” (effect - € 1.700). De personeelslasten zijn gestegen door hogere lonen en salarissen (effect € 1.562) en overige personele lasten (effect € 433). De stijging van de lonen en salarissen is voornamelijk veroorzaakt door hogere brutosalarissen van ca. € 1.187 en hogere sociale lasten van ca. € 351. De stijging van de brutosalarissen is voornamelijk veroorzaakt door een gemiddelde
40
stijging van de salarissen ten opzichte van 2013 met ca.1,5% (effect € 430), een stijging van het aantal fte van 575 in 2013 naar 586 in 2014 (effect € 480) en het doorvoeren van de functiemix en entreerecht (effect € 280). De sociale lasten zijn hoger ten opzichte van 2013 enerzijds als gevolg van de stijging de premiegrondslag door stijging van de lonen (ca. € 180) en anderzijds doordat in 2013 een incidentele bate is verwerkt in de sociale lasten als gevolg van een teruggave van de Belastingdienst met betrekking tot de WIA/WGA over het eerste halfjaar 2013 (ca. € 160). Het verloop van het gemiddeld aantal medewerkers en het aantal leerlingen in relatie tot de ontwikkeling van de personeelslasten kan als volgt worden weergegeven: 2014
2013
Gemiddeld aantal medewerkers in fte
586
575
Gemiddeld aantal medewerkers in fte (OP)
428
420
Gemiddeld aantal medewerkers in fte (OOP incl. directie)
158
155
Aantal leerlingen
6091
5842
Lonen en salarissen (in € x 1000)
30163
28977
Aantal leerlingen/aantal fte (OP)
14,23
13,92
Lonen en salarissen/fte (in € x 1000)
51,5
50,4
Tabel 12 personeelslasten
Het aantal leerlingen is met bijna 250 gestegen en het gemiddeld aantal medewerkers OP is gestegen met 8 fte. De ratio leerlingen in relatie tot het aantal medewerkers OP is hierdoor licht gestegen van 13,9 naar 14,2. Het totale gemiddelde loon is gestegen van € 50.400 per fte naar € 51.500 per fte. Dit is een stijging van ca. 2,2% ten opzichte van 2013 (de stijging in 2013 ten opzichte van 2012 bedroeg 1%). Deze stijging is met name veroorzaakt door de jaarlijkse periodieken, de stijging per 1 augustus jl. van 1,2% in verband met de nieuwe cao afspraken (effect voor 2014 is 0,5%) en het doorvoeren van de functiemix en het entreerecht. De stijging van de overige personele lasten is voornamelijk veroorzaakt door enerzijds de stijging van de uitkeringskosten (effect ca. € 120), reservering voor toekenning van het persoonlijke budget in het kader van de nieuwe cao (effect ca.€ 160), hogere lasten in verband met uitbesteding van onderwijs aan derden met name in het praktijkonderwijs (totaal effect ca. € 120), hogere lasten door inhuur van extern personeel (effect ca. € 80) en hogere lasten in verband met een afkoopsom voor de eigen risico verzekering voor WGA/ZW (effect ca. € 80) en anderzijds door een daling van de frictiekosten (effect ca. € 120). De stijging van de afschrijvingskosten is voornamelijk veroorzaakt door de uitgevoerde verbouwingen bij Corlaer (tweede halfjaar 2013) en in 2014 bij Corderius, Farel en Corlaer (effect € 120).
41
De stijging van de huisvestingslasten is voornamelijk veroorzaakt door hogere huurlasten (effect ca. € 90). Deze stijging is voornamelijk het gevolg van het huren van ‘portacabins’ door Corlaer in verband met de stijging van het aantal leerlingen en de overbrugging van de periode tot de verbouwing wordt gerealiseerd en de huur van de wagenwerkplaats door Prisma. De stijging van de overige lasten is voornamelijk veroorzaakt door de stijging van de kosten voor leermiddelen en leerlingactiviteiten in verband met de stijging van het aantal leerlingen met ca. 250 (effect € 260). Gerealiseerd resultaat 2014 ten opzichte van de begroting De analyse op hoofdlijnen is hiervoor opgenomen in dit hoofdstuk onder de paragraaf ‘Algemeen’. Hierna wordt een analyse per post weergegeven. Het gerealiseerde resultaat is ca. € 1.238 lager dan begroot. Dit is voornamelijk veroorzaakt door enerzijds hogere overige baten (effect € 492) en anderzijds door lagere rijksbijdragen en overige overheidsbijdragen (effect - € 349), hogere personeelslasten (effect € 1.031), en hogere overige lasten (effect € 211). De hogere overige baten zijn voornamelijk veroorzaakt door niet begrote baten voor vergoedingen voor leerlingen die na 01-10-13 zijn ingestroomd bij Prisma en Accent (effect ca. € 80), niet begrote baten in verband met een het project “Knelpuntenregio” bij Corlaer (effect ca. € 80) en hogere baten voor doorbelastingen personeel (effect ca. € 60) en hogere baten in verband met incidentele subsidies en afrekening over voorgaande jaren die niet waren begroot (effect € 90). De lagere rijksbijdragen en overige overheidsbijdragen zijn voornamelijk veroorzaakt door de aanpassing van de bekostigingssystematiek voor LWOO en Pro-leerlingen na het opstellen van de begroting (effect - € 110), foutief toegepaste formules bij het opstellen van de begroting (effect -€ 130) en afwijkingen van het aantal leerlingen tussen begroting en werkelijk (effect -€ 100). De hogere lasten voor personeel ad € 1.031 zijn voornamelijk veroorzaakt door hogere uitkeringskosten (effect: € 240), hogere lasten in verband met extern personeel met name bij Corlaer (totaal effect € 180) en hogere lasten voor lonen en salarissen (effect € 620) i.v.m.: inzet van extra formatie (tijdelijk) voor de vermindering van de werkdruk binnen Accent Nijkerk (effect € 100); te laag begrote lasten voor het doorvoeren van de functiemix en het entreerecht bij Corderius en Corlaer (effect € 110); lagere lasten voor lonen en salarissen dan begroot bij Farel (effect -€ 120) door o.a. besparingen in taakbeleid;
42
niet begrote sociale lasten en pensioenlasten over vakantietoeslag en eindejaarsuitkering bij Corlaer (effect € 100); te laag begrote lasten in verband met uitbreiding van de formatie bij Corlaer (effect € 210); niet begrote lasten voor collectieve loonsverhoging cao bij Corlaer (effect € 50); niet begrote lasten in verband met incidentele vergoedingen en later vertrek door directielid dan gepland bij Corlaer (effect tezamen van € 90). De niet of te laag begrote lasten zijn besproken met de desbetreffende schooldirecties en zullen waar nodig worden verwerkt in de prognose over 2015. De hogere overige lasten ad € 211 zijn voornamelijk veroorzaakt door enerzijds hogere lasten voor: ICT voornamelijk bij staf/centraal door hogere lasten voor hulpmiddelen informatievoorziening (totaal effect € 100); niet gedekte uitgaven voor leermiddelen met name bij Prisma en Corlaer (totaal effect € 100); niet gedekte uitgaven in verband met leerlingactiviteiten bij diverse scholen (effect € 100); niet gedekte uitgaven voor reizen en excursies bij alle scholen (totaal effect € 180). Anderzijds zijn de lasten voor innovatie ten onrechte als last opgenomen in de begroting van staf/centraal (effect -€ 280). Deze lasten zijn niet doorberekend aan de scholen, maar zijn als lasten in de exploitatie van de scholen opgenomen.
ONTWIKKELING FINANCIELE POSITIE De commissie Don is van mening dat bij het beoordelen van de financiële positie van onderwijsinstellingen twee aspecten centraal moeten staan: a. wat is de totale kapitaalbehoefte van de instelling? De wijze waarop de totale kapitaalbehoefte wordt gefinancierd (met eigen vermogen of vreemd vermogen) is een financieringsafweging die secundair is. Voor deze verantwoordelijkheden van een onderwijsinstelling gebruikt de commissie het begrip vermogensbeheer; b. wat is de capaciteit van de instelling om tegenvallers op korte of middellange termijn op te vangen? Voor deze verantwoordelijkheden gebruikt de commissie het begrip budgetbeheer. De commissie hanteert voor de beoordeling van een gezond financieel beleid een aantal signaleringsgrenzen als beoordelingskader. Deze signaleringsgrenzen bestaan uit de volgende kengetallen voor het vermogensbeheer de kapitalisatiefactor en de solvabiliteit en voor het budgetbeheer zijn dit de liquiditeit en rentabiliteit.
43
Kapitalisatiefactor De kapitalisatiefactor is gedefinieerd als het totaal kapitaal gedeeld door de totale baten (TK/TB). Dit kengetal dient om te signaleren of onderwijsinstellingen misschien een deel van hun kapitaal niet of inefficiënt benutten voor de vervulling van hun taken. Als instellingen meer kapitaal hebben dan past bij de jaarlijkse baten, wordt een deel van dat kapitaal kennelijk niet efficiënt benut: men zou immers dezelfde diensten moeten kunnen leveren met minder kapitaal. Voor schoolbesturen in het voortgezet onderwijs die geen gebouwen en terreinen op hun balans hebben, adviseert de commissie een bovengrens aan de kapitalisatiefactor van 35% voor grote instellingen. Solvabiliteit Met het oog op de kredietwaardigheid van een onderwijsinstelling is het wenselijk dat het eigen vermogen toereikend is om de normale financiële risico’s op te vangen zonder dat direct extra kosten ontstaan voor kredietopslagen, toezicht en monitoring door kapitaalverschaffers. Voor het beoordelen van de solvabiliteit wordt de verhouding in het eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen als uitgangspunt gehanteerd. De commissie stelt voor alle onderwijssectoren een solvabiliteit van 0,2 als ondergrens. Liquiditeit Voor het beoordelen van de liquiditeit hanteert de commissie de current ratio. Dit kengetal geeft de mate aan waarin de verschaffers van het kort vreemd vermogen (kortlopende schulden) uit de vlottende activa kunnen worden betaald (vlottende activa/kortlopende schulden). De commissie stelt voor alle onderwijssectoren een current ratio een ondergrens van 0,5 en een bovengrens van 1,5 als norm. Rentabiliteit Voor het beoordelen van de rentabiliteit hanteert de commissie de verhouding tussen het exploitatieresultaat en de totale baten. De commissie stelt voor alle onderwijssectoren een ondergrens voor de rentabiliteit van 0% en een bovengrens van 5%. Het totaaloverzicht van deze signaleringsgrenzen voor de stichting kan als volgt worden weergegeven:
44
Begrip
2014
2013
2012
2011
2010
Don
Inspectie
S
Solvabiliteit
40,2%
44,9%
41,9%
43,5%
45,2%
S>20%
K
Kapitalisatiefactor
30,1%
34,5%
38,2%
34,2%
38,5%
K>35%
L
Liquiditeit
1,0
1,2
1,2
1,0
0,9
R
Rentabiliteit
-3,7%
0,7%
1,3%
-2,5%
-4,7%
R>0
W
Weerstandsvermogen
15,8%
19,5%
19,5%
19,3%
22,8%
10%<W<40%
0,6
Tabel 13a ratio’s commissie Don en inspectie
Begrip
Definitie
Solvabiliteit
Eigen vermogen/balanstotaal
Kapitalisatiefactor
(Balanstotaal-gebouwen)/totale baten
Liquiditeit
Vlottende activa/kortlopende schulden
Rentabiliteit
Resultaat/totale baten
Weerstandsvermogen
Eigen vermogen/totale baten
Tabel 13b definitie per ratio
Uit het bovenstaande overzicht blijkt dat alle kengetallen zijn gedaald ten opzichte van 2013 als gevolg van het gerealiseerde negatieve resultaat over 2014. Met uitzondering van de rentabiliteit liggen alle kengetallen binnen de gestelde externe normen. Op basis van de huidige meerjarenraming 2015-2018, die door twee scholen nog is opgesteld bij ongewijzigd beleid, blijken in die periode nog negatieve resultaten te ontstaan. In 2015 zullen de scholen deze meerjarenraming verder verfijnen in een beleidsrijke meerjarenbegroting voor de periode 2016-2019. Dit moet leiden tot maatregelen waarbij het primaire onderwijsproces toekomstbestendig is en het gewenste weerstandsvermogen en de liquiditeiten op peil blijven. In 2014 is het Treasurystatuut van Meerwegen vastgesteld door het college van bestuur. Uit dit statuut blijkt o.a. beschikbare middelen, ongeacht het feit of deze zijn verkregen vanuit overheidsmiddelen of uit andere bron, risicomijdend worden belegd. Tevens zijn in het statuut afspraken vastgelegd over de beheersing van rentekosten en –risico’s en financierings- en beleggingsvraagstukken. In 2014 is geen sprake geweest van het beleggen van beschikbare middelen.
45
9
9
CONTINUITEITSPARAGRAAF
In dit hoofdstuk is de verplichte continuïteitsparagraaf opgenomen op grond van artikel 4 lid 4 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. In dit hoofdstuk zijn de gevraagde gegevens op basis van de bijlage 3 bij het hiervoor genoemde artikel weergegeven. Het betreft de personele bezetting in FTE, leerlingaantallen, de meerjarenbegroting (balans en exploitatierekening) inclusief een toelichting, de rapportage over de aanwezigheid en werking van het interne risicobeheersingssysteem, een beschrijving van de belangrijkste risico’s en onzekerheden en tot slot een rapportage van het toezichthoudende orgaan.
INTERNE ONTWIKKELINGEN Personele bezetting in FTE De verwachte personele bezetting in FTE over de periode 2015 tot en met 2018 kan als volgt worden weergegeven:
Tabel 14a ontwikkeling FTE 2015-2018 (prognose)
46
Om meer inzicht te krijgen in het verwachte verloop van de personele bezetting voor de onderwijsactiviteiten is het aantal leerlingen hieronder weergegeven in relatie tot het aantal fte onderwijzend personeel. Dit kan als volgt worden weergegeven:
Tabel 14b ontwikkeling leerlingaantal 2015-2018 (prognose)
Hieruit blijkt dat het aantal leerlingen per fte onderwijzend personeel naar verwachting zal toenemen. Deze ontwikkeling zal naar verwachting met name plaatsvinden in het VMBO onderwijs. Leerlingaantallen Het verwachte verloop van de leerlingaantallen over de periode 2014 tot en met 2018 kan als volgt worden weergegeven: 2014 (realisatie)
2015
2016
2017
2018
Accent
393
409
407
409
411
Corlaer
1694
1752
1849
1975
2052
Corderius
1638
1627
1631
1631
1631
Farel en Oostwende
1633
1679
1737
1724
1697
Prisma
733
768
768
768
768
Totaal
6091
6235
6392
6507
6559
Tabel 15 ontwikkeling leerlingaantal 2015-2018 (prognose)
Door de stichting van de wijken Vathorst in Amersfoort en Corlaer in Nijkerk groeit voorlopig het leerlingaantal in Amersfoort e.o. Door de economische ontwikkelingen groeit het leerling aantal wel minder sterk dan een aantal jaren geleden verwacht. Verder zal vanaf 2019 ook het leerlingaantal in Amersfoort zuid en Leusden naar verwachting krimpen. De groei bij het Prisma in 2015 is voornamelijk veroorzaakt door een stijging van het aantal aanmeldingen binnen het Taalcentrum. Dit komt door een toename van de instroom van het aantal asielzoekers in het AZC Zeist. De groei van de leerlingenaantallen noopt ons tot interne voorfinanciering. Deze wordt voor de jaren 2015 tot en met 2018 begroot op ca. € 900.000 in totaal en heeft voornamelijk betrekking op Corlaer.
47
Groei leidt tot een huisvestingsbehoefte die soms wel en soms niet bij een gemeente kan worden ‘gedeclareerd’. Verder leidt groei veelal direct tot vacatures (Corlaer) of tot minder inkrimping van personeel (Prisma).
MEERJARENBEGROTING 2015 - 2018 Balans De meerjaren balans over 2015 tot en met 2018 kan als volgt worden weergegeven:
Tabel 16 meerjarenbalans 2015 - 2018
Bij het opstellen van deze begroting voor de jaren 2016 tot en met 2017 zijn de investeringen en de afschrijvingen gelijk verondersteld. De scholen zullen in 2015 de investeringen over de periode 2016-2019 meer specifiek moeten maken mede in het kader van de ontwikkeling van de liquiditeit en de huidige verwachte resultaten over begrotingsperiode. Financieringsstructuur De bezittingen van de Stichting worden grotendeels gefinancierd door eigen vermogen. Wel zal in de begrotingsperiode naar verwachting een ontwikkeling worden ingezet dat verschaffers van kort vreemd vermogen een deel van de bezittingen zullen meefinancieren. Het bestuur streeft ernaar om maatregelen te treffen om deze situatie te voorkomen door te sturen op een liquiditeitsratio van tenminste 1,0. Onder het Eigen Vermogen zijn bestemmingsreserves opgenomen voor het geval het sociaal statuut in werking treedt (€ 2.620), voor het bekostigen van bouwprojecten uit eigen middelen (€ 1.039) en voor het nakomen van oude spaarbapo verplichtingen (€ 339).
48
Voor het beoordelen van de solvabiliteit wordt de verhouding in het eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen als uitgangspunt gehanteerd. De commissie Don stelt voor alle onderwijssectoren een solvabiliteit van 0,2 als ondergrens. Deze wordt naar verwachting in de periode 2015-2018 ruimschoots gehaald. Voor het beoordelen van de liquiditeit wordt de current ratio gehanteerd. Dit kengetal geeft de mate aan waarin de verschaffers van kort vreemd vermogen (kortlopende schulden) uit de vlottende activa kunnen worden betaald (vlottende activa/kortlopende schulden). Het ministerie van OCW stelt een ondergrens van 0,75 als norm. Uit bovenstaand overzicht blijkt dat deze norm vanaf 2016 niet meer zal worden gehaald op basis van de huidige uitgangspunten. Bij het begrotingsproces 2016 zal daarom nadrukkelijker dan in voorgaande jaren worden gestuurd op de verwachte kasstromen. Toekomstige huisvesting Op het gebied van de huisvesting in de toekomst bestaan er op dit moment concrete plannen voor uitbreiding bij het Corlaer College en Accent Nijkerk. Verder zullen naar verwachting aanpassingen gedaan moeten worden op het Farel College aan de Paladijnenweg om de ingezette onderwijsvernieuwing te ondersteunen en wordt onderzocht hoe de huisvesting voor de toekomstige voorgenomen samenwerking tussen het Prisma College en het Vakcollege Amersfoort vorm zal krijgen. Exploitatierekening De meerjaren-exploitatierekening over 2015 tot en met 2018 kan als volgt worden weergegeven: A) Op stichting niveau:
Tabel 17 meerjaren-exploitatierekening 2015 - 2018
49
Het begrote tekort over 2016 ligt in lijn met het tekort in 2015. In 2016 is wel een aanzienlijke stijging van de Rijksbijdragen voor ca. € 1,1 miljoen begroot, welke grotendeels zal worden ingezet in de personele formatie voor ca. € 0,8 miljoen. Deze stijging van de baten wordt veroorzaakt door de verwachte stijging van het aantal leerlingen van 6235 in 2015 naar 6392 in 2016. Voor de toename van het aantal leerlingen zal per saldo een formatie uitbreiding plaatsvinden van 6 FTE, waardoor de personeelslasten ook zullen toenemen. Het begrote tekort over 2017 is naar verwachting ca. € 0,3 miljoen lager dan het tekort in 2016. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door enerzijds hogere begrote Rijksbijdragen voor ca. € 0,7 miljoen door stijging van het aantal leerlingen van 6392 naar 6507 en anderzijds door hogere begrote personeelslasten voor ca. € 0,4 miljoen als gevolg van stijging van loonstijgingen, periodieken e.d. De formatie blijft ondanks het stijgen van het aantal leerlingen op het niveau van 2016. Het begrote tekort over 2018 ligt naar verwachting ca. € 0,2 miljoen hoger dan het tekort in 2017. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door enerzijds hogere begrote Rijksbijdragen van ca. € 0,4 miljoen door een lichte stijging van het aantal leerlingen en anderzijds door hogere begrote personeelslasten van ca. € 0,6 miljoen. B) Op schoolniveau:
Tabel 18 meerjarenbegroting op schoolniveau 2015 - 2018
In de kaderbrief voor de meerjarenbegroting 2015-2018 is het volgende opgenomen: ‘Uitgangspunt bij het opstellen van de meerjarenbegroting 2015-2018 is dat deze begroting vanaf 2017 op nul of positief te eindigt. Dit betekent dat het mogelijk is dat een schooldirectie in het kader van een goede meerjarenplanning en –begroting tijdelijk tekorten of overschotten creëert om te kunnen voldoen aan de meerjarendoelstelling.’ Uit bovenstaand overzicht blijkt dat Corderius, Corlaer en Accent niet voldoen aan de eis dat de begroting vanaf 2017 op nul of positief eindigt.
50
Toch is het college van bestuur in november 2014 akkoord gegaan met de ingediende begrotingen om de volgende redenen: Corderius: naar verwachting bestaat per 1-1-15 een positief saldo van in het verleden opgebouwde overschotten bij deze school van ca. € 520.000. Het totaal van de verwachte tekorten over 2015-2018 bedraagt ca. € 300.000 en valt hiermee binnen het opgebouwde overschot dat door de schooldirectie kan worden gebruikt om de tekorten te dekken. Corlaer: het aantal leerlingen zal bij deze school naar verwachting sterk groeien in de periode 2015-2018. Door de financieringsstructuur van OCW, waarbij de stijging van het aantal leerlingen in een boekjaar in het volgende boekjaar worden vergoed, ontstaan negatieve resultaten in de exploitatie van de school. De lasten voor het onderwijs (formatie en leermiddelen) worden gemaakt in het boekjaar van de stijging, maar de baten volgen in het volgende boekjaar. In opdracht van het College van Bestuur wordt door het Corlaer een vernieuwend onderwijsconcept gehanteerd. Daarbij wordt als gevolg geaccepteerd dat er een (in beperkte mate) grotere personele inzet nodig is. Deze onderwijsontwikkeling wordt aanvullend gefinancierd door de Stichting in de vorm van impulsgelden Accent: het totaal van de verwachte tekorten over 2015-2018 bedraagt ca. € 0,9 miljoen. Het saldo van de overschotten per 1-1-15 bedraagt ca. € 0,8 miljoen. Dit overschot dekt nagenoeg de te verwachten tekorten. Verder zal de meerjarenbegroting door de schooldirectie nog meer beleidsrijk worden gemaakt voor de periode 2016-2018, zodat de exploitatieresultaten vanaf 2017 weer nul of positief zullen zijn.
RISICOMANAGEMENT Intern risicobeheersingssysteem In het laatste kwartaal van 2014 is besloten om de risico’s vast te leggen en hierna te monitoren met behulp van het AON risk register. Dit is een digitale tool om de risico’s per school te monitoren. In 2015 zullen de risico’s met de schooldirecties met behulp van de rapportages uit deze tool worden besproken en geactualiseerd met als doel op het risicobewustzijn verder te verhogen en de uitkomsten van de risicoanalyse te koppelen aan het benodigde weerstandsvermogen om de risico’s te kunnen dekken. Voor de meerjarenbegroting 2015-2018 is vooralsnog uitgegaan van het in stand houden van het weerstandsvermogen zoals is vastgesteld bij de begroting over 2014, omdat risico’s niet significant zijn gewijzigd. Dit weerstandsvermogen wordt voor de bepaling van het vrij besteedbare vermogen in mindering gebracht op het eigen vermogen. Het vrij besteedbare vermogen is hierdoor het saldo van het eigen vermogen minus de bestemmingsreserves en mi-
51
nus het weerstandsvermogen. Het vrij besteedbare vermogen zal zoveel mogelijk worden ingezet in het onderwijsproces. Belangrijkste risico’s en onzekerheden Hierna worden de belangrijkste risico’s en onzekerheden met een financiële implicatie voor de meerjarenbegroting 2015-2018 weergegeven. Bekostiging De altijd aanwezige onzekerheid over de overheidsbekostiging blijft helaas een belangrijk gegeven. Dat leidt tot onzekerheden in onze meest substantiële inkomstenbron. De bekostiging kan naar beneden worden bijgesteld door bezuinigingen door de overheid en aanpassingen van de regelgeving door OCW. Ontwikkeling leerlingaantallen De groei van de leerlingenaantallen leidt op basis van het huidige financiële beleid tot interne voorfinanciering. Deze wordt voor de jaren 2015 tot en met 2018 begroot op ca. € 900.000 in totaal en heeft voornamelijk betrekking op Corlaer. Groei leidt tot een huisvestingsbehoefte die soms wel en soms niet bij een gemeente kan worden ‘gedeclareerd’. Verder leidt groei veelal direct tot vacatures (Corlaer) of tot minder inkrimping van personeel (Prisma). Financiering De liquiditeitsratio daalt naar verwachting van 1,0 in 2014 naar 0,7 in 2018, waardoor de minimumgrens van het ministerie van OCW van 0,75 wordt bereikt. Tot op heden zijn veel bouwprojecten gefinancierd met eigen middelen en zijn ook veel eigen middelen ingezet voor de voorfinanciering van de leerlingengroei en innovatief onderwijs. Voor de jaren 2015-2018 bestaan opnieuw plannen bij een aantal scholen om te investeren in gebouwen. Het proces van investeringen zal nauwlettend worden gevolgd door het CvB. Verder zal voor de periode 2016-2018 een duidelijk kader worden afgegeven voor uitgaven voor investeringen en groot onderhoud aan gebouwen om de beheersing van de liquiditeiten te verscherpen. Op dit moment zijn nog niet van alle scholen de (meerjaren)investeringsbegrotingen over de periode 2016-2018 ontvangen. De grootste investeringen hebben betrekking op de verbouwing en uitbreiding bij het Corlaer en Accent Nijkerk, plannen voor verbouwing van het Farel College aan de Paladijnenweg en de samenwerking tussen Prisma en het Vakcollege. Tevens zijn ook investeringen nodig voor de aanpassing in het examenprogramma van het vmbo en in ict. Deze plannen zullen op korte termijn moeten leiden tot investeringsaanvragen van de scholen, die vervolgens worden getoetst aan de liquiditeitsbegroting.
52
10
ONDERTEKENING
Amersfoort, 20 april 2015
drs. R. van der Horst voorzitter college van bestuur
53
drs. J.V. Ruiter plv. voorzitter college van bestuur
11
BIJLAGEN
BIJLAGE 1: NEVENFUNCTIES LEDEN RAAD VAN TOEZICHT Mevrouw drs. A.J. van Vliet – Eppinga Rol/aandachtsgebied
voorzitter
Beroep
voorzitter raad van bestuur Vilente
Geboortejaar
1964
Nevenfuncties lid raad van toezicht Bureau Jeugdzorg Noord Holland lid raad van toezicht Julia stichting lid raad van advies BOB De heer J. Huisman Rol/aandachtsgebied
vice-voorzitter en secretaris
Beroep
gepensioneerd
Geboortejaar
1941
Nevenfuncties
voorzitter NIVOZ
voorzitter platform Praktijkonderwijs
voorzitter PRO-talents
adviseur adaptieve toetsen CITO
De heer J.S. Duijnhouwer Rol/aandachtsgebied
lid, op voordracht GMR
Beroep
gepensioneerd
Geboortejaar
1943
Nevenfuncties
54
gemeenteraadslid Nijkerk
fractievoorzitter PROgressief 21 Nijkerk
De heer dr. R. Erwich Rol/aandachtsgebied
lid, aandachtsgebied identiteit
Beroep
lector/UHD theologie
Geboortejaar
1964
Nevenfuncties Geen. De heer A.G. Lengkeek Rol/aandachtsgebied
lid, aandachtsgebied financiën
Beroep
general banker Rabobank Amersfoort en omstreken en directeur Stichting Citymarketing Regio Amersfoort
Geboortejaar
1967
Nevenfuncties
voorzitter Kenniscentrum Duurzaam Bouwen
bestuurslid cöoperatieve vereniging Eemsnoer
secretaris Financieel Café Midden Nederland
vice-voorzitter Matchpoint Betrokken Ondernemen
vice-voorzitter Amersfoortsch Golfgenootschap
voorzitter Vrijheeren van Hemus
De heer drs. B.P. Hidding Rol/aandachtsgebied
lid, aandachtsgebied financiën
Beroep
adviseur & interim bestuurder/eigenaar Etiam consultancy
Geboortejaar
1963
Nevenfuncties
55
bestuurslid Stichting Administratiekantoor OIM Nederland, Assen
lid adviescommissie sociaal plan Stichting de Noorderbrug, Groningen
lid raad van toezicht Christelijke Hogeschool, Ede
voorzitter raad van commissarissen Stichting Cedin, Drachten
lid raad van toezicht GGNet, Apeldoorn
lid raad van toezicht Stichting Stimenz, Apeldoorn
lid raad van toezicht Stichting Red een Kind, Zwolle
BIJLAGE 2: BESTUURSOVERSTIJGENDE TAKEN CVB De heer drs. R. van der Horst Rol/aandachtsgebied
voorzitter college van bestuur
Geboortejaar
1950
Taken/nevenfuncties voorzitter VO-kamer Amersfoort (tot 1 jan. 2015) voorzitter coördinatiegroep VSV (voortijdig schoolverlaten). voorzitter ROVE (regionaal overleg vsv Eemland). gedeeld voorzitterschap POVO (bestuurlijk overleg tussen basisscholen en voortgezet onderwijs). De heer drs. J.V. Ruiter Rol/aandachtsgebied
plaatsvervangend voorzitter cvb
Geboortejaar
1954
Taken/nevenfuncties voorzitter van werkgroep huisvesting en beheren pr-beleid van de VO-kamer. voeren technisch overleg met de gemeente Amersfoort over getallen en systematiek (prognoses). penningmeester stichting Digilessen VO.
56
BIJLAGE 3: LEERLINGCIJFERS
Grafiek 5 en 6 leerlingaantallen 2011-2014
57
58
BIJLAGE 4: BEGROTING 2015
12
JAARREKENING
BALANS De bedragen zijn opgenomen in € x 1.000 tenzij anders aangegeven.
59
60
61
STAAT VAN BATEN EN LASTEN De bedragen zijn opgenomen in € x 1.000 tenzij anders aangegeven.
62
KASSTROOMOVERZICHT De bedragen zijn opgenomen in € x 1.000 tenzij anders aangegeven.
63
TOELICHTING BIJ DE JAARREKENING Algemeen Juridische vorm en voornaamste activiteiten De activiteiten van de Meerwegen scholengroep zijn juridisch ondergebracht in de Stichting voor Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs Eemland. De statutaire vestigingsplaats van deze stichting is Amersfoort. De voornaamste activiteiten van de stichting bestaan uit het verzorgen van onderwijs. Verslaggevingsperiode Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van een verslaggevingsperiode van een kalenderjaar. Toegepaste standaarden De jaarrekening is opgesteld volgens de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. In deze regeling is bepaald dat de bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (in het bijzonder RJ 660 Onderwijsinstellingen) van toepassing zijn en met inachtneming van de daarin aangeduide uitzonderingen. De grondslagen die worden toegepast voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling zijn gebaseerd op historische kosten. Continuïteit Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling. Grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling Algemeen Voor zover niet anders is vermeld, worden activa en passiva opgenomen tegen nominale waarde. Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar de organisatie zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de winst- en verliesrekening opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een
64
vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. De opbrengsten en kosten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. De jaarrekening wordt gepresenteerd in euro’s, de functionele valuta van de organisatie. Alle financiële informatie in euro’s is afgerond op het dichtstbijzijnde duizendtal. Gebruik van schattingen De opstelling van de jaarrekening vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. De volgende waarderingsgrondslagen zijn naar de mening van het college van bestuur het meest kritisch voor het weergeven van de financiële positie en vereisen schattingen en veronderstellingen: •
afschrijvingen;
•
voorzieningen;
Financiële instrumenten De financiële instrumenten in de jaarrekening omvatten o.a. handels- en overige vorderingen, geldmiddelen, leningen en overige financieringsverplichtingen, handelsschulden en overige te betalen posten. De stichting maakt geen gebruik van derivaten. Vorderingen De vorderingen worden na eerste opname gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode, verminderd met bijzondere waardeverminderingsverliezen. Verplichtingen De langlopende en kortlopende schulden en overige financiële verplichtingen worden na eerste opname gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve-rentemethode.
65
De aflossingsverplichtingen voor het komend jaar van de langlopende schulden worden opgenomen onder kortlopende schulden. Materiële vaste activa De gebouwen en terreinen, inventaris en apparatuur, andere vaste bedrijfsmiddelen, materiële vaste bedrijfsactiva in uitvoering en vooruitbetalingen op materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen. De ondergrens is € 500. Afgeschreven wordt vanaf het moment van ingebruikname. Investeringssubsidies worden in mindering gebracht op de kostprijs van de materiële vaste activa. De afschrijvingen worden berekend als een percentage over de aanschafprijs volgens de lineaire methode op basis van de economische levensduur. Op terreinen, materiële vaste bedrijfsactiva in uitvoering en vooruitbetalingen op materiële vaste activa wordt niet afgeschreven. De volgende afschrijvingspercentages worden hierbij gehanteerd: Gebouwen (tot 1 januari 2006) Verbouwingen (na 1 januari 2006)
2% 10 %
Machines en installaties
5%
Schoolmeubilair
5%
Kantoormeubilair Hard- en software automatisering
5% 33,33 %
Elektrische apparatuur
10 %
Leermiddelen
25 %
Onderhoudsuitgaven worden slechts geactiveerd indien zij de gebruiksduur van het object verlengen. Ter zake van verwachte kosten van periodiek groot onderhoud aan gebouwen, installaties e.d. wordt een voorziening gevormd. Zie hiervoor de grondslag onder het hoofd Voorzieningen. Voorraden Voorraden worden gewaardeerd tegen aanschafprijs. Bij de waardering van de voorraden wordt rekening gehouden met de eventueel op balansdatum opgetreden waardeverminderingen. Vorderingen De grondslagen voor de waardering van vorderingen zijn beschreven onder het hoofd Financiële instrumenten.
66
Voor onderwijsinstellingen vallende onder de WVO is het op basis van artikel 5 van de (Gewijzigde) Regeling “Onvoorziene gevallen bij invoering vereenvoudiging bekostiging voortgezet onderwijs” (kenmerk: WJZ-2005/54063802 en kenmerk VO/F2006/1769) toegestaan een vordering op te nemen op de Ministerie van OCW. Hiervan is geen gebruik gemaakt, maar er is gekozen om de vordering te verantwoorden onder de niet uit de balans blijkende vorderingen. De hoogte hiervan wordt jaarlijks aangepast op basis van de per 31 december van dat jaar verschuldigde bruto vakantieaanspraken, sociale verzekeringen, pensioenpremies en loonheffingen. Eigen vermogen Onder het eigen vermogen worden de algemene reserves, de bestemmingsreserves en de bestemmingsfondsen gepresenteerd. De algemene reserve bestaat uit de reserves die ter vrije beschikking staan van het Bestuur. Indien een beperktere bestedingsmogelijkheid door de organisatie is aangebracht, dan is het aldus afgezonderde deel van het eigen vermogen aangeduid als bestemmingsreserve. Indien de beperktere bestedingsmogelijkheid door derden is aangebracht, dan wordt dit deel aangemerkt als bestemmingsfonds. Daarnaast is het mogelijk om binnen het eigen vermogen een onderscheid te maken naar publieke en private middelen. Het eigen vermogen van de stichting bestaat volledig uit publiek vermogen. Voorzieningen Een voorziening wordt in de balans opgenomen wanneer sprake is van:
een in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting die het gevolg is van een gebeurtenis in het verleden; en
waarvan een betrouwbare schatting kan worden gemaakt; en
het waarschijnlijk is dat voor afwikkeling van die verplichting een uitstroom van middelen nodig is.
Voorzieningen worden tenzij anders wordt aangegeven, gewaardeerd tegen de nominale waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen en verliezen af te wikkelen. Voorziening groot onderhoud Voor verwachte kosten inzake periodiek onderhoud van panden wordt een voorziening gevormd. De toevoegingen aan de voorziening worden bepaald op basis van het geschatte bedrag van groot onderhoud en de periode die telkens verloopt tussen de werkzaamheden van groot onderhoud gebaseerd op meerjarenonderhoudsplannen. De uitgaven van groot onderhoud worden verwerkt ten laste van de voorziening voor zover deze is gevormd voor de beoogde kosten.
67
Jubileumvoorziening De jubileumvoorziening betreft een voorziening voor toekomstige jubileumuitkeringen. De voorziening betreft de contante waarde van de in de toekomst uit te keren jubileumuitkeringen. Voorziening spaarverlof De voorziening spaarverlof betreft een voorziening voor de uitkering van in het verleden opgebouwde verlofrechten die per balansdatum nog niet zijn opgenomen door medewerkers van Meerwegen. Langlopende schulden Schulden met een resterende looptijd van meer dan één jaar worden aangeduid als langlopend. Het aflossingsbedrag van het lopende jaar wordt onder de kortlopende schulden opgenomen. De waardering van langlopende schulden is toegelicht onder het hoofd Financiële instrumenten. Kortlopende schulden Schulden met een op balansdatum resterende looptijd van ten hoogste één jaar worden aangeduid als kortlopend. Schulden worden niet gesaldeerd met activa. De waardering van kortlopende schulden is toegelicht onder het hoofd Financiële instrumenten. Overlopende passiva betreffen vooruitontvangen bedragen (waaronder geoormerkte bijdragen) en nog te betalen bedragen ter zake van lasten die aan een verstreken periode zijn toegekend. Van bedragen die voor meerdere jaren beschikbaar zijn gesteld, wordt het nog niet bestede gedeelte op deze post aangehouden. Vrijval ten gunste van de staat van baten en lasten geschiedt naar rato van de besteding.
Opbrengstverantwoording Rijksbijdragen, overige overheidsbijdragen en -subsidies Rijksbijdragen, overige overheidsbijdragen en -subsidies uit hoofde van de basisbekostiging worden in beginsel in het jaar waarop de toekenning betrekking heeft, volledig verwerkt als baten in de staat van baten en lasten. Indien deze opbrengsten betrekking hebben op een specifiek doel, dan worden deze naar rato van de verrichte werkzaamheden als baten verantwoord. Personeelsbeloningen/pensioenen Voor de medewerkers van de organisatie is een pensioenregeling getroffen die kwalificeert als een toegezegde pensioenregeling. Deze pensioenregeling is ondergebracht bij een bedrijfstakpensioenfonds (ABP) en wordt – overeenkomstig de in de RJ aangereikte vereenvoudiging – in de jaarrekening verwerkt als toegezegde bij-
68
drageregeling. Dit betekent dat de over het boekjaar verschuldigde premies als kosten worden verantwoord. De risico’s van loonontwikkeling, prijsindexatie en beleggingsrendement op het fondsvermogen zullen mogelijk leiden tot toekomstige aanpassingen in de jaarlijkse bijdragen aan het pensioenfonds. Deze risico’s komen niet tot uitdrukking in een in de balans opgenomen voorziening. Informatie over eventuele tekorten en de gevolgen hiervan voor de pensioenpremies in de toekomstige jaren is niet beschikbaar. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de indirecte methode.
69
TOELICHTING OP DE BALANS De bedragen zijn opgenomen in € x 1.000 tenzij anders aangegeven.
70
71
72
73
74
75
76
77
TOELICHTING OP STAAT VAN BATEN EN LASTEN De bedragen zijn opgenomen in € x 1.000 .
78
79
80
OVERIGE GEGEVENS Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het College van Bestuur van Stichting voor Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs Eemland Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening over 2014 van Stichting voor Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs Eemland te Amersfoort gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het College van Bestuur Het College van Bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het College van Bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het College van Bestuur is voorts verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 18, lid 3 van het Bekostigingsbesluit W.V.O. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2014. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controleinformatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede in het kader van de financiële rechtmatigheid voor de naleving van die relevante wet- en regelgeving, gericht op het opzet-
81
ten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en van de redelijkheid van de door het bevoegd gezag van Stichting voor Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs Eemland gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting voor Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs Eemland per 31 december 2014 en van het resultaat over 2014 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2014 in alle van materieel belang zijnde aspecten voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat de bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1 Referentiekader van het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2014. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393, lid 5 onder e en f van het BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van ons onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en paragraaf 2.2.3 Jaarverslag van het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2014 is opgesteld, en of de in artikel 2:392, lid 1 onder b tot en met h van het BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2: 391, lid 4 van het BW. Zwolle, 20 april 2015 KPMG Accountants N.V. C. Messina RA
82
Voorstel resultaatbestemming In de statuten van de stichting zijn geen bepalingen omtrent resultaatstemming opgenomen. Conform artikel 20 uit de statuten van de stichting volgt dan dat het college van bestuur een besluit neemt dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de raad van toezicht. Het college van bestuur besluit om het resultaat over 2014 ad € 1.878.000 negatief in mindering te brengen op de Algemene Reserve. Dit besluit is in de jaarrekening verwerkt.
83