JAARVERSLAG 2013 MEERWEGEN SCHOLENGROEP
INHOUDSOPGAVE
1. VOORWOORD
2. MEERWEGEN SCHOLENGROEP
3. VERANTWOORDING RAAD VAN TOEZICHT
4. VERANTWOORDING STRATEGISCH BELEID
5. KERNCIJFERS ONDERWIJS
6. KERNCIJFERS PERSONEEL
7. RISICOMANAGEMENT
8. KWALITEITSBELEID
9. FINANCIELE SITUATIE
10. CONTINUITEITSPARAGRAAF
11. ONDERTEKENING
12. BIJLAGEN
13. JAARREKENING 2013
1
VOORWOORD
In dit jaarverslag verantwoorden wij, het college van bestuur van de Meerwegen scholengroep, ons aan de raad van toezicht van de stichting PCVOE en aan een aantal andere belanghebbenden. Dit jaarverslag is een integraal verantwoordingsdocument over het gevoerde beleid in het kalenderjaar 2013. Integraal betekent: verantwoording over alle beleidsterreinen van de Meerwegen scholengroep. Daarbij volgen wij de richtlijn Jaarverslag onderwijs, zoals deze door het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen is opgesteld. Met genoegen constateren wij dat de onderwijskwaliteit van de meeste scholen binnen Meerwegen goed op orde is. Daar waar dit niet het geval is, wordt hard gewerkt om dit zo spoedig mogelijk op niveau te krijgen. De scholen profileren zich op eigen wijze binnen de kaders van de Meerwegen scholengroep. Wij zien dit terug in onder meer de kwaliteit van het onderwijs en de jaarlijks stijgende belangstelling voor onze scholen In 2013 hebben wij onze doelstellingen voor de komende vier jaar herijkt en vastgelegd in het strategisch beleidsplan. Meerwegen wil in de komende jaren de kwaliteit van het onderwijs verder verbeteren. Daartoe willen wij onder andere onze scholen versterken door optimaal gebruik te maken van het feit dat we een scholengroep zijn. De financiële positie van het voortgezet onderwijs en derhalve ook van scholen verslechtert. Tegelijkertijd moeten ze voldoen aan steeds strengere eisen van buitenaf. Ondanks de verslechterende financiële situatie en de daardoor toenemende werkdruk op onze scholen zien wij het als onze grote uitdaging om in deze omstandigheden onze kwaliteit niet alleen te handhaven, maar waar mogelijk te verbeteren. In dat kader zetten wij de komende jaren in op innovatie van het onderwijs. Dat is ambitieus en het vraagt veel van onze medewerkers en het management in de scholen.
2013 stond ook in het teken van grote landelijke operaties, waarbij de centrale overheid veel dossiers neerlegt bij de gemeenten en het onderwijsveld. Hierbij denken wij o.a. aan passend onderwijs, jeugdzorg en voortijdig schoolverlaten (VSV). Onze zorgen bij deze decentralisatie richten zich op de bijbehorende bezuinigingsdoelstellingen, de complexiteit van de dossiers, de soms ingewikkelde samenhang ertussen en de breedte van de problematiek waarmee scholen in toenemende mate worden geconfronteerd. Gelukkig boeken wij ook aansprekende resultaten, zoals het bijna halveren van het aantal voortijdig schoolverlaters in onze regio en de voortvarende wijze waarop de nieuwe samenwerkingsverbanden in de regio’s Eemland en Noordwest Veluwe tot stand zijn gekomen. Met tevredenheid constateren wij dat het financieel bewustzijn en de alertheid bij de scholen verder is toegenomen. Mede door de introductie van een nieuw financieel systeem en de inzet van de afdeling financiën en de controller is een stap gezet in de richting van een gezonde financieel administratieve organisatie van Meerwegen. Onder leiding van een nieuwe directie heeft het stafbureau de eerste stappen gezet in de richting van een gewaardeerd servicebureau. Het bovenstaande is niet volledig. In dit jaarverslag verantwoorden wij ons uitgebreider over het afgelopen jaar waarin we met elkaar hard gewerkt hebben om weer een stap voorwaarts te zetten in de richting van onze strategische doelstellingen. Amersfoort, april 2014 College van bestuur drs. R. van der Horst drs. J.V. Ruiter
2
MEERWEGEN SCHOLENGROEP
In dit hoofdstuk wordt een kort overzicht gegeven van de samenstelling van de scholengroep.
MISSIE EN VISIE Missie Wij zijn er voor het onderwijs aan onze leerlingen. In onze kennismaatschappij zijn kennis, vaardigheden en een persoonlijke levenshouding bepalend voor de mate waarin mensen maatschappelijke kansen krijgen. Dat maakt de noodzaak van kwalitatief hoogwaardig onderwijs groot. Visie De samenleving wordt steeds complexer. Secularisering, globalisering en technologisering gaan gepaard met een toenemende hang naar individualisme en materialisme. Dit doet een groeiend appel op het onderwijs. Opvoedingstaken die voorheen bij het gezin thuishoorden, worden nu bij de school gelegd. De vaste kernwaarden van vroeger zijn om ons heen minder herkenbaar. Binnen de Meerwegen scholengroep streven wij naar betrouwbaarheid, binding en integriteit. Wij zoeken de inspiratie in Gods woord zoals verwoord in de Bijbel. In dialoog met elkaar geven wij vorm aan uitdagend en eigentijds onderwijs met een open oog naar de samenleving. Persoonlijke waarden, geworteld in de (protestants-)christelijke traditie, vormen ons uitgangspunt. Onze leerlingen zijn de dragers van de toekomst, ieder met de talenten aan hem of haar toevertrouwd. Ons doel is het om leerlingen te helpen die talenten te ontdekken, te ontwikkelen en te leren gebruiken, zowel cognitief als sociaal-emotioneel. Wij willen dat onze leerlingen naast individuele aandacht ook aandacht voor de ander en voor de samenleving ervaren, vanuit een betrokken en kritische houding.
COLLEGE VAN BESTUUR De Meerwegen scholengroep gaat uit van de Stichting voor Protestants Christelijk Voortgezet Eemland (PCVOE) statutair gevestigd in gemeente Amersfoort. Het college van bestuur van de stichting is eindverantwoordelijk voor de scholengroep. Het bestuur bestaat uit: de heer R. van der Horst, voorzitter; de heer J.V. Ruiter, plaatsvervangend voorzitter.
RAAD VAN TOEZICHT STICHTING PCVOE De raad van toezicht houdt toezicht op het gevoerde beleid van het college van bestuur. De raad bestaat uit: mevrouw A.J. van Vliet – Eppinga, voorzitter; de heer J. Huisman, vice-voorzitter en secretaris; de heer J.S. Duijnhouwer; de heer R. Erwich; de heer B.P. Hidding; de heer A.G. Lengkeek.
DIRECTIES VAN DE SCHOLEN De scholen worden geleid door de rector of directeur, in sommige gevallen samen met de plaatsvervangend rector. Accent Praktijkonderwijs, Amersfoort en Nijkerk: de heer J.T. van Heerikhuize, directeur; Corderius College, Amersfoort: de heer E. Boerma, rector en de heer C. van den Brink, plaatsvervangend rector; Corlaer College, Nijkerk: de heer A. Smit, rector en mevrouw J. Oldenhuis, plaatsvervangend rector; Farel College, Amersfoort en Oostwende College, Bunschoten: de heer T.J. van der Leij, rector en de heer E.A. Ruiter (vanaf 01-08-2013) plaatsvervangend rector; Prisma College, Amersfoort: de heer W. van Deijk, directeur.
MEDEZEGGENSCHAP De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) houdt zich bezig met zaken die voor de Meerwegen scholengroep als geheel geregeld moeten worden of voor alle scholen van belang zijn. In de GMR zijn naast medewerkers ook ouders en leerlingen vertegenwoordigd. Onderwerpen die slechts één school aangaan, worden in de eigen deelraad (DMR) besproken. In 2013 bestond de GMR uit: dhr. G. Hahn, Corlaer College, voorzitter (medewerker);
mevr. D. van de Steege-Dukel, Accent Praktijkonderwijs, secretaris (medewerker); dhr. R. Corbeij, Corderius College (medewerker); dhr. J.P. Ouwens, Corderius College (medewerker) ; mevr. S. Brinkman, Corderius College (ouder, afgetreden in 2013); mevr. I. van der Werf, Corderius College (ouder); mevr. N.T. van Rosmalen-Hogeveen, Corlaer College (medewerker); dhr. J. Buning, Farel College (medewerker, afgetreden in 2013); mevr. H. de Wit, Farel College (medewerker); mevr. B. Zaat, Farel College (medewerker); dhr. E. Puijpe, Farel College (ouder); dhr. R.A.M. de Jong, Prisma College (medewerker, afgetreden in 2013); mevr. H. Kuipers – Pelleboer, Prisma College (medewerker); dhr. D. Nagelkerke, Prisma College (ouder); mevr. L. Groenwold, Prisma College (medewerker); dhr. W. Buddelmeijer, Accent Praktijkonderwijs (medewerker). In 2013 heeft de GMR zes keer vergaderd en instemming/advies gegeven ten aanzien van: strategisch beleidsplan 2013-2016; jaarrekening en jaarverslag 2012; accountantsverslag 2012; begroting 2013 en 2014; jaarplan 2013 en 2014; halfjaarrapportage 2013; rapportage werkdruk; leerlingenstatuut; tabletregeling; passend onderwijs; evaluatiefunctiemix; eigenrisicodragerschap voor de Ziektewet; verbeterplannen van het stafbureau; stand van zaken op het gebied van financiën; samenwerking Meerwegen/Prisma College – Meridiaan College/Vakcollege; stand van zaken integraal huisvestingsplan; vakantieregeling 2013/2014.
CODE VOOR GOED ONDERWIJSBESTUUR De Meerwegen scholengroep onderschrijft de Code voor Goed onderwijsbestuur van de VO-raad en geeft hier uitvoering aan. Periodiek monitoren wij of we voldoen aan de elementen die in de code worden benoemd. Dat is in 2013 ook gedaan en
de conclusie is dat wij aan de code voldoen. Vervolgens is er verder ingezoomd op integriteit en een beoordeling gemaakt of er voldoende handvatten zijn binnen de organisatie om integer handelen van onze medewerkers te bevorderen. De conclusie is dat er voldoende handvatten beschikbaar zijn. De crux zit niet in de vastlegging op papier, maar in de naleving ervan en het elkaar aanspreken.
LEERLINGENAANTAL 1
Op 1 oktober 2013 had de Meerwegen scholengroep 6059 leerlingen . Dit is een stijging van 4,6% ten opzichte van vorig jaar. We streven naar een constante ontwikkeling van het marktaandeel (in ke tred met de ontwikkelingen in Amersfoort), omdat de bekostiging dan het best tot zijn recht komt. Op Meerwegen niveau groeien we sneller dan verwacht. Op schoolniveau zijn door de jaren heen fluctuaties in het leerlingaantal zichtbaar. Grafiek 1 Leerlingaantal afgelopen 5 jaar (peildatum: 1 oktober 2013)
In onderstaande tabel is de instroom van eerstejaars leerlingen zichtbaar van afgelopen cursusjaar en de twee jaar ervoor. School Accent Amersfoort
Instroom 2013 20
Instroom 2012
Instroom 2011
25
2
53
Accent Nijkerk
41
53
53
Corderius College
312
312
306
Corlaer College
434
416
342
Farel College
295
300
201
Oostwende College
113
106
100
Prisma College (excl. COV)
111
3
118
151
Tabel 1 Instroom eerstejaars leerlingen (peildatum: 1 oktober 2013)
Accent Praktijkonderwijs en het Prisma College ondervinden o.a. de gevolgen van minder leerlingen in het praktijkonderwijs en het vmbo onderwijs als gevolg van de opwaartse druk die merkbaar is in de maatschappij. Ouders willen dat hun zoon/dochter een avo-opleiding volgt en mijden het vmbo. Bij het Prisma is het leer1
opmerking: bovenstaande leerlingaantallen zijn afkomstig uit de administratie van DUO/Cfi. Dit zijn de definitieve leerlingaantallen na accordering van de 1 oktober stand door de accountant. De cijfers van 2013/2014 zijn voorlopig. De VAVO leerlingen zijn buiten beschouwing gelaten. 2
Daarnaast zijn er nog 24 leerlingen ingestroomd in de andere leerjaren.
3
Daarnaast zijn er in de andere leerjaren nog 51 leerlingen ingestroomd.
lingenaantal de afgelopen jaren afgenomen. We verwachten dat dit zich de komende jaren zal stabiliseren. 4
We streven naar behoud van marktaandeel . In onderstaande tabel zijn per onderwijssoort de marktaandelen opgenomen in de vijf plaatsen waar de meeste leerlingen vandaan komen. Kijkend naar de afgelopen jaren, zien we met tevredenheid dat het marktaandeel zich constant ontwikkelt.
Tabel 2 Marktaandeel per school in 2012 en 2013
4
Marktaandeel = het aantal leerlingen op de school uit deze gemeente t.o.v. het totaal aantal VO leer-
lingen in deze gemeente.
VERANTWOORDING RAAD VAN TOEZICHT
3
In dit hoofdstuk verantwoordt de raad van toezicht zich over het toezicht en de algemene gang van zaken binnen de scholengroep.
ROL VAN DE RAAD De raad van toezicht vervult de rol van toezichthouder, werkgever en klankbord. Toezichthouder De eerste rol is het houden van toezicht op het handelen van het college van bestuur en op de algemene gang van zaken binnen de scholengroep. De raad van toezicht houdt integraal toezicht. Dat betekent dat hij alle aspecten van de scholengroep en alle relevante belangen in overweging neemt. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van toezicht zich naar het belang van de scholen, rekening houdend met het feit dat de scholengroep een organisatie is met een bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid. De toezichthoudende taak strekt zich in ieder geval uit tot: de goedkeuring van het strategisch beleid van de stichting/scholengroep; de goedkeuring van de jaarrekening (en begroting) van de stichting/scholengroep; de goedkeuring van het jaarverslag van de stichting/scholengroep; de benoeming en het ontslag van de leden van het college van bestuur; de rechtspositie en bezoldiging van de leden van het college van bestuur; de wijziging van de statuten van de stichting/scholengroep. Werkgever In de rol van werkgever voorziet de raad in een goed samengesteld en functionerend college van bestuur, beoordeelt de leden van het college van bestuur en vervult andere taken die horen bij de rol van werkgever.
Klankbord/adviseur De raad van toezicht fungeert als klankbord en geeft het college van bestuur gevraagd en ongevraagd advies. De raad van toezicht onderschrijft de Code voor Goed onderwijsbestuur van de VOraad en geeft hier uitvoering aan. In het verslagjaar zijn twee commissies gevormd: de financiële commissie en de commissie onderwijskwaliteit. De primaire taak van deze commissies is het voorbereiden van de besluitvorming door de raad van toezicht op het gebied van financiën cq. kwaliteit.
TOEZICHT OP STRATEGIE EN BELEID In 2013 is de raad van toezicht vijf keer bijeen gekomen. In deze vergaderingen is goedkeuring gegeven aan: het strategisch beleidsplan 2013-2016 (11-02-2013); het jaarplan 2013 (11-02-2013); bezoldiging van de raad van toezicht per 1 januari 2013 (11-02-2013); het jaarverslag en jaarrekening 2012 (15-04-2013); het bijgestelde rooster van aftreden (15-04-2013); de vorming van twee commissies voor financiën en onderwijskwaliteit (15-042013); herbenoeming van mevrouw Van Vliet en de heer Erwich (15-04-2013); verwerving van een stuk grond bij het Corderius College (15-04-2013); benoeming van de accountant (15-04-2013); het reglement voor de financiële commissie (24-06-2013) halfjaarrapportage (30-09-2013); de begroting voor 2014 (25-11-2013); herbenoeming van de heer Huisman (25-11-2013); het reglement voor de commissie onderwijskwaliteit (25-11-2013). De raad heeft in 2013 gesproken over landelijke ontwikkelingen, de positie en strategie alsmede het beleid van de scholengroep. In het verslagjaar is er tevens gesproken over de kwaliteit van het onderwijs, het financieel beleid en het verbeterplan financiën. Landelijke ontwikkelingen De raad van toezicht nam door schriftelijke en mondelinge informatie kennis van landelijke ontwikkelingen en wijzigingen in wet- en regelgeving waaronder passend onderwijs, het nationaal onderwijsakkoord en de aanscherping van de exameneisen. Strategie en beleid De raad van toezicht keurde het jaarplan 2013, de halfjaarrapportage (over de periode januari t/m augustus) en het jaarverslag 2012 goed. Daarnaast is uitgebreid
gesproken over het nieuw opgestelde strategisch beleidsplan voor de jaren 2013 tot en met 2016. Kwaliteit van het onderwijs Om de kwaliteit van het onderwijs en onderwijsbeleid te kunnen beoordelen heeft de raad van toezicht gesproken over de jaarverslagen van de scholen, verslagen van inspectiebezoeken, instroomcijfers en een analyse van de onderwijsresultaten (waaronder de examenresultaten). Daarnaast staat elke vergadering het punt ‘uit de scholen’ op de agenda. Het college van bestuur informeert de raad van toezicht dan over recente ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen hebben zowel betrekking op onderwijsinhoudelijke aspecten als de organisatie en aansturing van de scholen. In 2013 is de commissie Onderwijskwaliteit gevormd die de besluitvorming in de raad van toezicht voorbereidt ten aanzien van onderwerpen die gerelateerd zijn aan de kwaliteit van het onderwijs. Voor deze commissie is een reglement opgesteld. De commissie is bij elkaar gekomen op 3 september en 25 november. In die vergaderingen is o.a. gesproken over: de inrichting van het proces van kwaliteitszorg binnen Meerwegen, de onderwijsresultaten/opbrengstenkaarten, de in-, door- en uitstroom en verslagen van inspectiebezoeken aan de scholen. Financiën In het verslagjaar heeft de raad van toezicht in overleg met het college van bestuur de opdracht voor de jaarlijkse controle van de jaarrekening geformuleerd. In 2013 werd de jaarrekening 2012 door de raad van toezicht goedgekeurd. Het accountantsverslag van de accountant KPMG werd besproken en de raad van toezicht verleende goedkeuring aan de begroting 2014. In 2013 is een financiële commissie gevormd die de besluitvorming in de raad van toezicht voorbereidt op het gebied van financiën. Voor deze commissie is een reglement opgesteld. De commissie is in 2013 bij elkaar gekomen op: 30 mei, 19 september en 14 november. In die vergaderingen is o.a. gesproken over: de stand van zaken wat betreft de financiën na elk kwartaal, control, het verbeterplan voor het stafbureau, de begroting 2014 en de meerjarenbegroting 2015-2018. Verbeterplan financiën Sinds 2011 wordt gewerkt met en aan het verbeterplan om op alle niveaus binnen de organisatie de in 2010 door KPMG Advisory geconstateerde tekortkomingen te verhelpen. In dat kader is er in 2013 gewerkt aan de kwaliteit van de financiële administratie en informatie en aan het beschikbaar stellen van financiële informatie aan de scholen. Ook is overgestapt op een ander financieel en personeelsinformatiesysteem (Afas Profit). De raad van toezicht is mondeling en schriftelijk geïnformeerd over de voortgang van het verbeterplan.
Overige ontwikkelingen De raad van toezicht is regelmatig geïnformeerd over de volgende ontwikkelingen: de samenwerking tussen het Prisma College en het Vakcollege, de nieuwbouw- of uitbreidingsplannen van de scholen en de ontwikkeling van het stafbureau tot servicebureau. Ook heeft de raad van toezicht één vergadering gehouden in het Prisma College en is een informele bijeenkomst georganiseerd met de directeuren van de scholen.
ROL VAN WERKGEVER De voorzitter en de secretaris van de raad van toezicht hebben een functioneringsgesprek gevoerd met zowel de voorzitter als plaatsvervangend voorzitter van het college van bestuur. Er is een verslag gemaakt van deze gesprekken.
CONTACT GMR De afspraak is gemaakt dat het lid van de raad van toezicht dat op voordracht van de GMR in de raad zit, periodiek aanwezig zal zijn bij de GMR vergaderingen.
FUNCTIONEREN RAAD VAN TOEZICHT Evaluatie eigen functioneren De raad van toezicht heeft in 2013 zijn eigen functioneren en de samenwerking met het college van bestuur geëvalueerd. Dit is gedaan op basis van een schriftelijke ronde langs alle leden van de raad van toezicht. De uitkomsten zijn vervolgens besproken in het bijzijn van het college van bestuur in de vergadering van 24 juni 2013. Van de evaluatie is een verslag opgesteld. Deskundigheidsbevordering Op 4 november jl. heeft een lid van de raad van toezicht een avond bijgewoond over governance. Deze avond was georganiseerd voor toezichthouders en bestuurders van VO scholen in Amersfoort. Mogelijk wordt hier een vervolg aan gegeven in 2014. Rooster van aftreden De zittingstermijn van een lid van de raad van toezicht is vier jaar. Een lid kan eenmaal herkozen worden. Afgelopen jaar zijn mevrouw Van Vliet, de heer Erwich en de heer Huisman herbenoemd (*).
Naam lid rvt
Rol
Datum van aan-
Einde termijn
treden rvt A.J. van Vliet-
voorzitter
01-01-2012
01-01-2017*
vice-voorzitter/secretaris,
01-01-2012
01-01-2018*
Eppinga J. Huisman
lid commissie kwaliteit J.S. Duijnhouwer
lid commissie kwaliteit
01-01-2012
01-06-2014
R. Erwich
lid commissie kwaliteit
01-01-2012
01-06-2017*
A.G. Lengkeek
lid financiële commissie
01-01-2012
01-06-2015
B.P. Hidding
lid financiële commissie
01-01-2012
01-01-2016
Tabel 3 Rooster van aftreden raad van toezicht
Bezoldiging De leden van de raad van toezicht hebben in 2013 de volgende bedragen ontvangen vanuit de stichting PCVOE: Naam lid raad van toezicht
Bedrag (bruto)
A.J. van Vliet-Eppinga (voorzitter)
€ 4913
J. Huisman (vice-voorzitter)
€ 2875
J.S. Duijnhouwer
€ 2875
R. Erwich
€ 2875
B.P. Hidding
€ 2875
A.G. Lengkeek
€ 2875
Tabel 4 Bezoldiging in 2013 leden raad van toezicht
4
VERANTWOORDING STRATEGISCH BELEID
In dit hoofdstuk verantwoordt het college van bestuur zich over het gevoerde beleid en de behaalde resultaten. Dit wordt gedaan aan de hand van de vier speerpunten die zijn benoemd in het strategisch beleidsplan voor de periode 2013 – 2017.
SPEERPUNT 1: IDENTITEIT, AUTHENTICITEIT EN BURGERSCHAP Uit het strategisch beleidsplan: ‘De Meerwegen scholengroep biedt protestants-christelijk voortgezet onderwijs aan. Steeds minder mensen gaan echter naar de kerk en geloven op de traditionele manier. Ouders kiezen ook steeds minder op principiële gronden voor een christelijke school. Daartegenover staat een toenemende behoefte aan waardengestuurd onderwijs en authenticiteit. Een school moet ergens voor staan en zoveel mogelijk bij zichzelf blijven. Naast de kwaliteit van het onderwijs vinden leerlingen en hun ouders goede relaties (verbinding) erg belangrijk. Wij zijn dat van harte met hen eens. Hoewel onze directe doelgroep dus kleiner lijkt te worden, denken wij met onze protestants-christelijke identiteit te voorzien in de behoefte aan authenticiteit en ethisch besef. We zien onze levensbeschouwelijke en onderwijskundige identiteit als unique selling point, als ons bestaansrecht. Het ontwikkelen en versterken van deze identiteit is de basis voor de innovatie van ons onderwijs, de samenwerking met anderen en de professionalisering van onze medewerkers. Wij vullen onze christelijke identiteit niet alleen levensbeschouwelijk in. Het is een paraplu waaronder allerlei begrippen vallen: authenticiteit, burgerschap, duurzaamheid, rentmeesterschap, acceptatie van jezelf en van anderen, en ontmoeting/gemeenschap.’ In de volgende paragraaf komt aan de orde wat wij in het verslagjaar beoogden en bereikt hebben op dit gebied.
Het expliciteren van onze kernwaarden Een belangrijke basis zijn onze kernwaarden. Impliciet hanteren we die wel, maar ze stonden nog nergens opgeschreven. Het leek ons goed om per school te bediscussiëren welke waarden centraal staan. Dit geldt voor medewerkers en leerlingen. Sommige van onze scholen hebben deze discussie al gevoerd, andere zijn er nog mee bezig. Op basis van de kernwaarden die elke school hanteert, wilden we ook voor de scholengroep als totaal kernwaarden bepalen. Dit is onder andere belangrijk in de samenwerking met andere organisaties. Ons doel voor 2013 was: het expliciteren van de identiteit van de scholengroep in een aantal kernwaarden. Wat is daarvan gerealiseerd? De scholen hebben hun kernwaarden op papier gezet of zijn hierover de discussie gestart binnen de school. Vervolgens is de verzameling van deze waarden de basis geweest voor het bespreken van de waarden en het bepalen van een aantal waarden op Meerwegen niveau. Dit is gedaan tijdens de CMO tweedaagse in november. Vanuit ons christelijk geloof menen wij dat het onze opdracht is ons ten dienste te stellen van onze naaste(n). Wij geloven dat elke leerling de potentie en plicht heeft zich te ontwikkelen in dat perspectief. Wij hebben scholen waarin de optimale ontwikkeling van individuele kwaliteiten centraal staat, zowel op cognitief gebied als op sociaal/maatschappelijke terrein. We willen dat leerlingen leren op verantwoordelijke manier hun eigen positie in de maatschappij te kiezen met het oog op de ander. Op Meerwegen niveau staat ‘de leerling als uniek individu’ centraal. Daaraan zijn de volgende waarden gekoppeld: liefde, ontmoeting & open dialoog, verbinden voorleven. Dit alles in relatie tot onze naaste en onze omgeving. Wat vinden wij daarvan? We zijn blij met deze belangrijke eerste stap richting de Meerwegen kernwaarden en tevreden over de inhoudelijke discussies die zijn gevoerd. Deze eerste stap zal nog nader uitgewerkt worden en in 2014 worden de kernwaarden doorvertaald naar de beleidsdomeinen.
SPEERPUNT 2: VERBETEREN ONDERWIJSKWALITEIT Uit het strategisch beleidsplan: ‘Onze scholen bieden eigentijds en kwalitatief hoogwaardig onderwijs en dat willen we zo houden. Wij vinden dat onderwijs meer is dan lesgeven alleen. We leiden leerlingen breed op tot kritische en verantwoordelijke burgers en bieden de zorg die ze nodig hebben.
De komende jaren willen wij onderzoeken hoe wij binnen de regels van ons onderwijsbestel het ‘leren’ van leerlingen anders en efficiënter kunnen organiseren. We werken toe naar meer efficiency, grotere effectiviteit, meer ‘leerplezier’, maar ook minder kosten. Eerst bepalen we onze eigen kwaliteitseisen. Waaraan vinden wij dat goed onderwijs moet voldoen? We willen ons niet alleen laten leiden door wat de overheid ons oplegt, maar onze eigen normen bepalen. De volgende vraag is hoe wij tot op het niveau van de klas aan deze kwaliteitseisen gaan voldoen. Samenwerking, onderling en met anderen, kan ons hierbij helpen. Ook willen we meer profiteren van het feit dat we een scholengroep zijn. Door samen te werken in vernieuwende projecten en middelen efficiënt te besteden (onder meer door gezamenlijke inkoop), kunnen onze scholen zich richten op hun primaire proces, het onderwijs.’ In de volgende paragrafen komt aan de orde wat wij in het verslagjaar beoogden en bereikt hebben op dit gebied. Meerwegen kwaliteitskaart Wij willen ons niet alleen laten leiden door de kwaliteitsnormen van de overheid, omdat die naar ons idee een te eenzijdig beeld van het onderwijs geven, maar positie in nemen door een eigen kwaliteitskaart op te stellen. Die kwaliteitskaart bevat onze eigen kwaliteitseisen en maakt voor ouders en leerlingen duidelijk wat zij van onze scholen mogen verwachten. We willen in dit traject samenwerking zoeken met andere besturen om zo tot een breed gedragen kwaliteitskaart te komen. Dit maakt ons sterker naar andere instanties, zoals de VO-raad of de onderwijsinspectie, en leidt wellicht tot navolging. Ons doel voor 2013 was: het interesseren van een aantal besturen voor het gezamenlijk ontwikkelen van een visie op onderwijskwaliteit en het bepalen van het stappenplan. Wat is daarvan gerealiseerd? Het is gelukt om twee andere besturen zich te laten committeren aan het gezamenlijke doel van het opstellen van een kwaliteitskaart voor het VO. Schoolinfo heeft toegezegd hier ondersteuning aan te willen leveren. Door de drie besturen is een plan van aanpak vastgesteld en op basis van dat plan zijn we te werk gegaan. Er zijn twee werkgroepen geformeerd bestaande uit een combinatie van bestuurders en schooldirecteuren. De werkgroepen willen in de periode van december t/m maart tot de eerste resultaten komen. Daarna zullen deze resultaten in breder verband worden besproken en aangescherpt.
Wat vinden wij daarvan? Het is geen gemakkelijk proces vanwege de omvang en complexiteit, maar we vinden het zeer de moeite waard om hier tijd in te investeren om zo meer eigenaar te worden van de kwaliteit van het onderwijs. Wat we beoogd hadden voor 2013 hebben we ook bereikt. Onderwijsinnovatie We willen de komende jaren op kleine schaal en projectmatig, het onderwijs innoveren met als resultaat een hogere kwaliteit en verhoging van de effectiviteit of efficiëntie. Wij vinden het belangrijk dat het proces van innoveren in de school plaatsvindt, van onderaf, met betrokkenheid van docenten. Projectmatig werken, kunnen differentieren en ICT vaardigheden zijn hierbij van belang. Daarnaast is het van belang dat aangetoond kan worden dat deze innovatieprojecten tot betere resultaten leiden. Wij willen de projecten koppelen aan (wetenschappelijk) onderzoek, zowel wat betreft de inhoud als de resultaten. In 2013 is vanuit het centrale budget geld beschikbaar gesteld aan de scholen die een project willen starten of al gestart zijn op het gebied van onderwijsinnovatie. Dit project moet aan een aantal criteria voldoen. Het streven voor 2013 was om deze projecten te hebben bepaald en een plan van aanpak per project gereed te hebben. Innoveren moet hand in hand gaan met efficiencyverbetering aangezien scholen steeds minder middelen tot hun beschikking krijgen. Dit kan door het anders organiseren van het onderwijs. Ons doel voor 2013: Het voorbereiden en/of voortzetten van een aantal projecten waarin wordt geëxperimenteerd met het innoveren van het onderwijs. Wat is daarvan gerealiseerd? Het belangrijkste aspect van het instellen van de subsidie was het in beweging krijgen van de scholen op het gebied van innovatie. Dat is gelukt. Eerst is gezamenlijk een aantal criteria vastgesteld waaraan de innovatieplannen moeten voldoen. Vervolgens is elke school aan de slag gegaan met het maken van een plan. Dit is per school op geheel eigen wijze gebeurd, passend bij de situatie waarin de school verkeert. De plannen zijn inmiddels gereed. In het CMO van 8 januari 2014 zijn de plannen besproken en is advies gegeven hoe het centrale budget voor innovatie gezamenlijk verdeeld kan worden.
Wat vinden wij ervan? We vinden het belangrijk onze scholen vooraan in ontwikkelingen van het onderwijs te krijgen en te houden. Tevens is innovatie een middel om de meerwaarde van Meerwegen vorm te geven in goede onderlinge samenwerking en het delen van kennis. We zien dat de aandacht voor innovatie leidt tot beweging en discussie in de scholen en zien we dit als een erg positieve ontwikkeling. Meerwegen opleidingsschool Er wordt samengewerkt met Hogeschool Windesheim (Zwolle), de Hogeschool van Utrecht en de Vrije Universiteit (Amsterdam). De belangrijkste resultaten van dit project tot nu toe zijn dat er binnen de scholen een groot aantal mensen is opgeleid tot schoolopleider en werkplekbegeleider. Daarnaast is de onderlinge samenwerking (tussen de Meerwegen scholen en de hogescholen/universiteit) versterkt. Er vindt uitwisseling plaats van kennis en er worden gezamenlijk studenten geworven o.a. door een vacaturesite waar studenten kunnen zien welke leerwerkplekken binnen Meerwegen beschikbaar zijn. De Meerwegen opleidingsschool is een belangrijke impuls om docenten te stimuleren zich te ontwikkelen. Innovatie van het onderwijs vereist flexibele en zich ontwikkelende docenten. Ons doel voor 2013 was: het op strategisch niveau invloed uitoefenen op het opleiden van aankomend docenten door de opleidingsinstituten om daarmee mede te voldoen aan onze eigen behoefte aan nieuwe docenten. Wat is daarvan gerealiseerd? Het is een moeizaam proces om twee hogescholen en één universiteit op één lijn te krijgen en daardoor wordt op strategisch niveau slechts marginale vooruitgang geboekt. Op schoolniveau worden wel belangrijke stappen gezet. Dit blijkt onder andere uit het hoge aantal studenten dat opgeleid wordt (120) en het aantal opgeleide werkplekbegeleiders. Dat is fors hoger dan verwacht. Wat vinden wij ervan? De samenwerking binnen de Meerwegen opleidingsschool levert veel meerwaarde op voor de scholen en de docenten. Uit een interne evaluatie blijkt dat verbetering mogelijk is door het ontwikkelen van een kijkwijzer voor werkplekbegeleiders en het verankeren van onderzoek dat binnen de scholen wordt uitgevoerd. Wij zijn tevreden over de ontwikkelingen tot nu toe en vinden wel dat moet worden doorontwikkeld.
Overige ontwikkelingen: passend onderwijs De invoering van de regeling Passend onderwijs is met een jaar uitgesteld. Uiterlijk 1 november 2013 diende de nieuwe rechtspersoon van het samenwerkingsverband opgericht te zijn. 1 mei 2014 moet het ondersteuningsplan ingediend zijn en op 1 augustus 2014 moet het passend onderwijs geëffectueerd zijn. Binnen het samenwerkingsverband Noord-West Veluwe worden zaken voortvarend aangepakt en wordt gewerkt aan het opstellen van de arrangementen per school. De bestuurlijke inrichting van het samenwerkingsverband heeft veel tijd en energie gekost. Het wordt een hele opgave om de deelname aan het VSO (voortgezet speciaal onderwijs) terug te dringen. De samenwerking binnen het samenwerkingsverband Eemland verloopt stroperig. Er zijn geen zorgen over het behalen van de deadlines. Ons doel voor 2013 was: het maken van concrete en eenduidige afspraken over het niveau van basiszorg dat onze scholen bieden aansluitend op de afspraken die worden gemaakt in het samenwerkingsverband. Wat is daarvan gerealiseerd? Binnen beide samenwerkingsverbanden zijn vrijwel alle randvoorwaarden (statuten, regelingen etc.) op papier in orde. De grote uitdaging is de uitvoering in de praktijk. Houdt iedereen zich aan de afspraken en zijn scholen in staat de vereiste deskundigheid te leveren? Wat vinden wij ervan? We zijn tevreden over de voortgang tot dusver. De komende jaren zal moeten blijken of de plannen in de praktijk uitgevoerd worden zoals bedoeld.
SPEERPUNT 3: SAMENWERKING UITBREIDEN Uit het strategisch beleidsplan: ‘Ouders kunnen bij Meerwegen kiezen uit een breed aanbod van christelijk onderwijs, van praktijkonderwijs tot en met gymnasium. Dat vinden wij belangrijk, maar het is wel kostbaar. Om dit brede onderwijsaanbod te kunnen blijven aanbieden, werken onze scholen samen, zowel onderling als met andere scholen(groepen). Samenwerken is ook nodig om doorlopende leerlijnen te realiseren en goede zorg te kunnen bieden aan leerlingen die dat nodig hebben. De komende jaren willen we strategischer omgaan met samenwerking. We willen inventariseren welke samenwerkingsverbanden bestaan, waar uitbreiding mogelijk is en welke partners strategisch interessant zijn om onze doelen te bereiken. We maken deze keuzes vanuit onze protestants-christelijke identiteit.’
In de volgende paragrafen komt aan de orde wat wij in het verslagjaar beoogden en bereikt hebben op dit gebied. Uitvoeren stakeholderanalyse Innovatie van ons onderwijs wordt nog krachtiger als we hierbij leren van of samenwerken met anderen. Dit kunnen andere scholengroepen zijn, maar ook het bedrijfsleven of onderzoeksinstituten. Natuurlijk kunnen ook partners binnen de eigen scholengroep gevonden worden. Onze scholen werken nu al met veel partijen samen of leren van elkaar in netwerken. In 2013 wilden we een stakeholderanalyse uitvoeren om inzicht te krijgen met wie we samenwerken, waarom en waar kansen/bedreigingen liggen. Ons doel voor 2013 was: het opstellen van een stakeholderanalyse, dat wil zeggen: het inventariseren wie onze samenwerkingspartners zijn en waarom. Wat is daarvan gerealiseerd? Er is een methode gekozen voor het uitvoeren van de stakeholderanalyse. Daarnaast is een grove analyse gemaakt van onze samenwerkingspartners, zowel op Meerwegen niveau als op het niveau van de school. De volgende stap is het completeren van het overzicht en het rangschikken van de partners naar belang en invloed die zij op onze scholen hebben. Dit wordt in het voorjaar van 2014 afgerond. Wat vinden wij ervan? Door gewijzigde prioriteiten is deze activiteit nog niet afgerond. Desalniettemin zijn we tevreden over de voortgang tot nu toe. Kennisdeling stimuleren Eén van de meerwaarden van het feit dat we een scholengroep zijn, is dat medewerkers onderling kennis kunnen uitwisselen. Op centraal niveau willen we dit stimuleren door twee maal per jaar een middag te organiseren voor medewerkers waar uitwisseling van ervaringen en wederzijdse ontmoeting centraal staan. Ons doel voor 2013 was: een impuls geven aan kennisdeling en samenwerking tussen scholen onderling. Wat is daarvan gerealiseerd? In 2013 zijn twee pta-middagen georganiseerd (pta staat voor programma voor toetsing en afsluiting). De eerste middag was bestemd voor de vakgroepen van de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde. De tweede middag was voor de vakgroepen die nog niet aan bod waren geweest. Alle vakgroepen hebben nu de moge-
lijkheid gehad om met vakgenoten in gesprek te gaan over het programma van toetsing en afsluiting. In het voorjaar van 2014 worden wederom middagen georganiseerd, deze keer over het onderwerp toetsing. Wat vinden wij ervan? We merken veel enthousiasme bij de deelnemende docenten, daarom willen we dit aspect de komende jaren verder uitbouwen. Onderlinge kennisdeling is belangrijk gezien onze ambitie om het onderwijs te innoveren.
SPEERPUNT 4: MEDEWERKERS PROFESSIONALISEREN Uit het strategisch beleidsplan: ‘De kwaliteit van ons onderwijs hangt in hoge mate af van de kwaliteit van onze medewerkers. De combinatie van toenemende kwaliteitseisen en afnemende financiële middelen maakt dat van docenten andere competenties worden verwacht. Ze moeten in staat zijn het onderwijs te vernieuwen (onder meer met behulp van ICT) en intensievere zorg te verlenen aan leerlingen die dat nodig hebben. We vinden het belangrijk dat onze medewerkers ondernemerschap tonen, met anderen kennis delen en van hen leren. Professionalisering zien wij in het kader van een leven lang leren. We willen dat mensen zich professionaliseren in lijn met onze identiteit. Trefwoorden daarbij zijn authenticiteit, duurzaamheid, acceptatie van jezelf en van anderen, en ontmoeting/gemeenschap. Professionalisering is een belangrijk middel voor onderwijsinnovatie. Dat geldt ook voor personeelsplanning. We willen medewerkers strategisch en flexibel inzetten om beter te kunnen inspelen op de toenemende kwaliteitseisen, de veranderende schoolorganisatie en innovatie van het onderwijs.’ In de volgende paragraaf komt aan de orde wat wij in het verslagjaar beoogden en bereikt hebben op dit gebied. Strategisch personeelsbeleid Strategisch personeelsbeleid omvat alle activiteiten van de Meerwegen scholengroep die gericht zijn op het op elkaar afstemmen van gedrag, kennis en ambities van mensen in de organisatie enerzijds en de doelstellingen van die organisatie anderzijds. Dit vanuit de veronderstelling dat mensen het verschil maken tussen een gemiddelde en een succesvolle organisatie. Ons doel voor 2013 was: het ontwikkelen van een meerjarenpersoneelsplanning per school en voor het stafbureau en het op basis daarvan formuleren van strategische opleidingsplannen.
Wat is daarvan gerealiseerd? Strategisch personeelsbeleid is nog geen vanzelfsprekend thema op de agenda. In de praktijk blijkt het lastig om een concrete strategie uit te werken die de onderwijskundige ontwikkelingen ondersteunt. Wel is op deelthema’s vooruitgang geboekt. Wat vinden wij ervan? Strategisch personeelsbeleid en met name de meerjarenpersoneelsplanning is zeer urgent. Dit heeft hoge prioriteit in 2014.
OVERIGE DOELEN Naast de doelen die direct gekoppeld zijn aan het strategisch beleidsplan, is in het jaarplan 2013 nog een aantal aanvullende doelen gesteld. Deze worden hierna besproken. Optimaliseren samenwerking stafbureau - scholen Het is onze ambitie van het stafbureau een dienstverlenende organisatie te maken die een hoge mate van efficiëntie koppelt aan deskundigheid, klantgerichtheid en pro-activiteit. Van beheer naar beheersen en naar, uiteindelijk, strategisch partner van de schooldirecties en het college van bestuur. Daar waar mogelijk wordt automatisering van processen en gegevensstromen gebruikt om de efficiëntie te vergroten. Ook de cultuur is een aspect dat meegenomen wordt in de omslag die we willen maken. Ons doel voor 2013 was: het verder realiseren van het verbeterplan stafbureau inclusief het overdragen van de aansturing van het stafbureau van het college van bestuur aan het management van het stafbureau, zodat het college van bestuur geen dubbelrol meer heeft ten opzichte van het stafbureau (klant en leidinggevende). Wat is daarvan gerealiseerd? De leiding over het stafbureau is per 1 augustus jl. formeel overgedragen aan mevrouw Van Iddekinge en mevrouw Vermeer. Door het benoemen van een aantal nieuwe medewerkers, is de bezetting van het stafbureau weer op niveau. Na de zomervakantie is gestart met een ontwikkel- en teambuildingstraject voor de medewerkers. In het najaar is gezamenlijk gewerkt aan de positionering en het bepalen van een koers voor de toekomst. Wat vinden wij ervan? Hoewel er nog veel moet gebeuren zijn wij tevreden over de ingezette activiteiten en constateren wij een voorzichtig herstel van vertrouwen bij de scholen.
Verbeteren sturingsvermogen Ons doel voor 2013 was: het verbeteren van het sturingsvermogen van de organisatie met als achterliggend doel het op efficiënte en effectieve wijze behalen van onze doelen. Wat is daarvan gerealiseerd? De scholen zijn dit jaar gestart om hun strategische meerjarenplannen en jaarplannen te laten aansluiten op hun (meerjaren)begroting. Dit moet leiden tot een ontwikkelperspectief waarbij in 2017 is gerealiseerd dat de school met de dan aanwezig structurele middelen toch onderwijs kan bieden van gelijke, maar bij voorkeur, betere kwaliteit dan nu. Drie scholen is het gelukt een beleidsrijke meerjarenbegroting op te stellen. Voor twee scholen is dit nog in ontwikkeling. Het proces om tot de begroting(en) te komen zal begin 2014 worden geëvalueerd en moet tot verbeterpunten leiden voor het begrotingsproces in 2014. Het plan was om in 2013 control verder in te richten en een controlplan 2014 op te stellen. De inrichting verloopt stapsgewijs, aansluitend bij de ontwikkelingen die spelen. Het controljaarplan is opgesteld en besproken in de raad van toezicht en het CMO. De besturingsfilosofie van Meerwegen is gebaseerd op het policy governance model. De intentie was om gezamenlijk het gesprek te voeren over de invulling van de diverse rollen om meer helderheid te krijgen over de bijbehorende verantwoordelijkheden. Er zijn wel kleine stappen gezet op dit vlak, maar niet in de mate die was beoogd. Daarom is dit doel uitgesteld naar 2014. Wat vinden wij ervan? We zijn zeer tevreden over de vooruitgang die is geboekt op het gebied van beleidsrijk begroten. Dit geeft een eerste beeld van de ontwikkelingen die op ons af komen en de financiële vertaling daarvan. Helaas is dit eerste beeld slechts een schatting, omdat door onduidelijk overheidsbeleid (o.a. functiemix, entreerecht) nog veel gevolgen niet goed doorvertaald kunnen worden. Het realiseren van bezuinigingen/besparingen Ons doel voor 2013 was: het realiseren van besparingen onder andere op het gebied van inkoop, huisvesting en onderhoud. Wat is daarvan gerealiseerd? Wij wilden dat doel realiseren door in te zetten op het gezamenlijk aanpakken van de genoemde onderwerpen. Er zijn twee acties geweest: er is een commissie geformeerd die tot taak heeft het groot onderhoud aan de gebouwen zodanig te coördineren dat het gezamenlijk optrekken leidt tot efficiëntievoordelen. Deze commissie
staat onder leiding van de heer De Ruiter, heeft een vertegenwoordiger van elke school en wordt ondersteund door bureau Bos uit Baarn. Dit bureau verzorgt (o.a.) de meerjarenonderhoudsplannen. De tweede actie is dat een begin is gemaakt met het inventariseren van alle (onderhouds- en andere) contracten met leveranciers die er zijn als voorbereiding op het ook centraal gaan beheren daarvan. Wat vinden wij hiervan? De periode is te kort om resultaten van beide acties te kunnen beoordelen. Wel is veelbelovend dat de onderhoudscommissie zich als eerste doel heeft gesteld het onderhoud zoveel efficiënter te laten uitvoeren dat daaruit de kosten van Bos Baarn in dit proces betaald kunnen worden. Opstellen integraal huisvestingsplan Amersfoort Het belang van een integraal huisvestingsplan (IHP) is dat gemeentelijke gelden voor nieuwbouw en renovatie van schoolgebouwen en gelden die de scholen ontvangen voor onderhoud van diezelfde gebouwen, gecombineerd kunnen worden om zo efficiënter en effectiever over goede onderwijshuisvesting te beschikken. De VO-kamer is samen met de gemeente Amersfoort een visie-ontwikkelingsproject gestart dat uiteindelijk moet resulteren in een IHP. Het doel voor 2013 was: één onderwijsvisie voor het primair- en voortgezet onderwijs samen te laten vaststellen door de gemeenteraad. Daarna ligt er als huiswerk die visie om te zetten in een huisvestingsplan. Wat is daarvan gerealiseerd? In het verslagjaar is die ambitie gerealiseerd. Er zijn inmiddels ook vervolgstappen gezet. Naast de gezamenlijke visie ligt er inmiddels een ‘kadernotitie’ met daarin een koppeling van de gemeenschappelijke visie aan de geldende wet- en regelgeving en met wat andere uitgangspunten die voor een IHP van belang zijn. In 2014 moet dit vervolgd worden met een samenwerkingsovereenkomst. Deze zal goedgekeurd moeten worden door de besturen na instemming van de GMR. Daarna zal nog een concrete uitwerking moeten volgen. Wat vinden wij ervan? Het college van bestuur is blij met deze ontwikkeling, omdat dit leidt tot meer efficientie, een betere samenwerking met de gemeente en tussen de schoolbesturen onderling.
5
KERNCIJFERS ONDERWIJS
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op een aantal een belangrijke zaken die te maken hebben met de kwaliteit van het onderwijs dat wij bieden.
TEVREDENHEID OUDERS EN LEERLINGEN Minimaal 1x per twee jaar onderzoeken onze scholen de tevredenheid van ouders 5
en leerlingen . De resultaten van de afgelopen twee jaar zijn in onderstaande grafieken weergegeven. De uitkomst is een cijfer op een schaal van 1 tot 10.
Grafiek 2 Tevredenheid ouders en leerlingen
5
Het Corderius en Corlaer College hebben in 2013 geen onderzoek gehouden en dat jaar ontbreekt
daarom in de grafiek.
Elke school trekt conclusies op basis van de tevredenheidonderzoeken en neemt 6
gericht actie op die gebieden waar verbetering nodig/gewenst is . Dit is ook onderwerp van gesprek in het bilateraal overleg tussen college van bestuur en de schooldirectie. Het college van bestuur is tevreden over de cijfers die ouders en leerlingen toekennen aan onze scholen.
TOEZICHT DOOR DE INSPECTIE Onze scholen worden jaarlijks beoordeeld door de inspectie op basis van hun opbrengsten. Hieronder is per school de opbrengstenkaart 2013 weergegeven. Deze resultaten worden twee keer per jaar besproken tussen college van bestuur en schooldirectie. Pro
havo
vwo
v
v
v
Corderius
v
v
v
Farel
v
v
v
Oostwende
v
Accent Corlaer
Prisma
vmbo basis
vmbo kader
v
v
vmbo tl
v
o
v
o
Tabel 5 Overzicht inspectie oordelen 2013 (v= voldoende, o = onvoldoende)
Het Corderius College, Corlaer College, Farel College en Oostwende College hebben een voldoende voor hun opbrengsten. Deze scholen hebben alle het basisarrangement toebedeeld gekregen door de inspectie. Dit betekent dat er geen aanwijzingen zijn dat er belangrijke tekortkomingen zijn in de kwaliteit van het onderwijs en/of in de naleving van wetgeving. Deze wat negatief overkomende kwalificatie betekent dat deze scholen hun zaken goed op orde hebben. Ook Accent Praktijkonderwijs Amersfoort en Nijkerk doen het goed. Zij voldoen aan de wettelijke eisen gesteld door de inspectie voor deze vorm van onderwijs. Alle leerlingen ontwikkelen zich volgens een individuele leerroute. De leerlingen stellen hun eigen leerroute samen met de mentor door het opstellen van een Individueel Ontwikkelingsplan (IOP). Alle leerlingen hebben een dergelijk IOP. Daarnaast behalen de leerlingen het niveau dat van hen verwacht mag worden. Het Prisma College heeft in 2011 inspectiebezoek gehad naar aanleiding van de tegenvallende resultaten van de gemengde leerweg. Destijds was al een verbeterplan opgesteld en een aantal acties in gang gezet. De inspectie heeft toen de gemengde leerweg als ‘zwak’ beoordeeld. De inspectie heeft op 5 november jl. op6
De steekproef van Accent Amersfoort was dermate klein dat de uitkomsten mogelijk niet representatief
zijn.
nieuw een onderzoek uitgevoerd, dit keer op zowel de gemengde leerweg als de basisberoepsgerichte leerweg, aangezien deze laatste nu ook onvoldoende opbrengsten laat zien over de afgelopen drie jaar. Op basis van dat bezoek heeft de inspectie de conclusie getrokken dat de school op de goede weg is en verbetering zichtbaar is, maar dat het onderwijs nog steeds tekortkomingen vertoont en dat zij het oordeel ‘zwak’ handhaaft. De opbrengsten dienen in september 2014 weer van voldoende niveau te zijn. De voortgang van het verbetertraject staat elk overleg tussen college van bestuur en schooldirectie op de agenda. Het bestuur deelt de mening van de inspectie dat belangrijke stappen zijn gezet, maar dat de resultaten nog niet van voldoende niveau zijn. Er is echter een opgaande lijn zichtbaar. Als deze lijn wordt voortgezet, zijn de resultaten in 2014 weer voldoende en de verwachting is dat het verscherpte toezicht in 2014 zal worden opgeheven. Overzicht van door de inspectie uitgevoerde onderzoeken in 2013 Corlaer College vmbo-kader (februari 2013): de inspectie heeft geconcludeerd dat de kwaliteit van het onderwijs op de kaderafdeling op de onderzochte onderdelen op orde is. Het toegekende basisarrangement blijft gehandhaafd. Het onderdeel dat volgens de inspectie verbetering behoeft, is het omgaan met verschillen tussen leerlingen (differentiatie). Dit kwam in de lessen die de inspecteurs hebben gezien, nog onvoldoende naar voren volgens de inspectie. Differentiatie is een belangrijk thema voor het Corlaer en krijgt veel aandacht. havo, tweede correctie Nederlands, Engels en wiskunde (juli 2013): onder druk van de politiek is een steekproefonderzoek uitgevoerd door het houden van interviews met een aantal docenten van de school en met een verantwoordelijke voor de examens. Op basis hiervan concludeert de inspectie dat op het Corlaer, afdeling havo, de zaken op orde zijn. De tweede correctie is volgens de wettelijke voorschriften uitgevoerd en leerlingen hebben een fair oordeel ontvangen voor hun examenwerk. Farel College, vwo afdeling (april 2013): de kwaliteit van het vwo is volgens de inspectie van voldoende niveau. De inspectie signaleerde twee verbeterpunten: het rendement onderbouw, dat onvoldoende is en het planmatig uitvoeren van de ondersteuning aan leerlingen die dat nodig hebben. Het rendement onderbouw is bij de schooldirectie al geruime tijd onder de aandacht en verbeteracties zijn ingezet. Dit leidt alleen nog niet tot een voldoende over een periode van drie jaar. Accent Amersfoort en Nijkerk (september 2013): op basis van het onderzoek kent de inspectie het basisarrangement toe, omdat zowel de opbrengsten alsook
de kwaliteit van het onderwijsproces op de onderzochte onderdelen van voldoende niveau zijn. Daarnaast zijn er geen tekortkomingen geconstateerd in de naleving van de wettelijke voorschriften.
SLAAGPERCENTAGES In onderstaande tabel zijn de slaagpercentages opgenomen over de jaren 2011 – 2013.
Tabel 6 Slaagpercentages 2011-2013
De slaagpercentages van onze scholen vinden wij over het algemeen goed; het streven is een slaagpercentage boven het landelijk gemiddelde. Waar dit niet het geval is, wordt nader onderzocht hoe dit verbeterd kan worden. Het Corlaer College laat prima resultaten zien op zowel havo als atheneum. Er is ook tevredenheid over de vooruitgang van de vmbo-afdelingen. Wat betreft het slaagpercentage hoort de school voor drie afdelingen (havo, vwo en vmbo-basis) bij de 25% beste scholen. Het Corderius College laat goede examenresultaten zien op de havo-afdeling. De resultaten van de mavo en het vwo vallen tegen. Voor beide afdelingen zijn verbeteracties in gang gezet. Alle afdelingen van het Farel College boeken goede vooruitgang en de resultaten liggen boven het landelijke gemiddelde. Het Oostwende College heeft een stijging van het slaagpercentage weten te realiseren en zit boven het landelijk gemiddelde. Het Prisma College heeft de resultaten van de zwakke afdeling gemengde leerweg het afgelopen jaar weten te verbeteren, resulterend in een slaagpercentage van 100%. Het slaagpercentage van de andere afdelingen ligt onder het landelijk gemiddelde. Door het verscherpte toezicht van de inspectie is er veel aandacht voor het sturen op opbrengsten. De verwachting is dat volgend jaar wederom vooruitgang wordt geboekt, gezien de stijgende lijn van de afgelopen jaren. Accent Amersfoort en Nijkerk kennen geen slaagpercentages, maar kijken naar het niveau waarop leerlingen uitstromen. De meeste leerlingen uit Amersfoort zijn uitgestroomd naar ROC niveau 2, gevolgd door ROC niveau 1. In Nijkerk zijn
de meeste leerlingen uitgestroomd naar arbeid, gevolgd door arbeid & leren (BBL) en ROC niveau 2. Het niveau van uitstroom komt overeen met landelijke cijfers en voldoet aan de gestelde eisen.
VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN Vanaf dit jaar gelden nieuwe normen voor de prestatiesubsidies met betrekking tot voortijdig schoolverlaten. Voor de onderbouw is dat 1%, voor vmbo 4% en voor de bovenbouw havo/vwo 0,5%. Onze scholen halen deze normen nu al. De scholen worden geacht maandelijks de resultaten van de DUO rapportage ‘Uitschrijvingen zonder startkwalificatie’ te controleren. Eind februari zijn de voorlopige VSV-percentages beschikbaar, in oktober de definitieve. Zowel de voorlopige als de definitieve zijn onderwerp van gesprek in het overleg tussen college van bestuur en schooldirectie.
Tabel 7 Cijfers voortijdig schoolverlaten 2008-2012
ONDERWIJSTIJD De normen voor de onderwijstijd voor het voortgezet onderwijs zijn: 1040 uur voor de onderbouw, 1000 uur voor de bovenbouw en 700 klokuren voor het examenjaar. Voor het praktijkonderwijs is de norm 1000 uur voor alle leerjaren. De scholen verantwoorden zich over de lesuitval en de gerealiseerde onderwijstijd. Daarnaast wordt verantwoording afgelegd aan de DMR. De scholen van Meerwegen hebben aan de wettelijke normen voor onderwijstijd voldaan.
AFHANDELING VAN KLACHTEN Sinds 2009 beschikt de scholengroep over een volledig interne klachtenprocedure. Bij de klachtencommissie, bestaande uit de heer J.H. Sybrandy (voorzitter), de heer J. Ruiter, de heer N. van Wageningen en mevrouw S. van Iddekinge (secretaris), zijn in 2013 twee klachten gemeld. Beide klachten hadden betrekking op het Corlaer College en zijn op de school naar tevredenheid afgehandeld. De klachtencommissie is niet bijeen gekomen. Er is ook een klachtenregeling specifiek voor benoemingen in het kader van de functiemix. Deze regeling is afgestemd met de personele geleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) en maakt deel uit van het proces dat op de scholen wordt gevolgd bij nieuwe benoemingen.
6
KERNCIJFERS MEDEWERKERS
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste ontwikkelingen op Meerwegenniveau beschreven in het afgelopen jaar. Daarnaast wordt inzicht gegeven in een aantal belangrijke kerncijfers op personeelsgebied, zoals ziekteverzuim en het aantal medewerkers.
ONTWIKKELINGEN Functiemix In 2013 zijn er in het kader van de functiemix weer LC- en LD-benoemingen uitgebracht. De laatste tranche die moet leiden tot de gewenste verhouding tussen LB-, LC- en LD-docenten, is opgeschort in afwachting van duidelijkheid over de bekostiging en de cao-onderhandelingen. Met name de kosten voor het entreerecht staan op gespannen voet met het toch al niet kostendekkende budget voor de functiemix. Daarnaast dreigt door het entreerecht een tweedeling in onderbouw/bovenbouw. Werving, selectie en verloop Het selecteren van de juiste kandidaat wordt steeds belangrijker om de onderwijsdoelstellingen te kunnen realiseren. In dat kader is in 2012 dit thema in het gezamenlijke overleg van de schoolleiders onder leiding van Beteor geagendeerd. In 2013 kreeg dit een vervolg. Een van de P&O-adviseurs en het hoofd P&O volgden een workshop ‘train de trainer’ over de STAR-methodiek, een methodiek om op gestructureerde wijze selectiegesprekken te voeren en op basis van objectieve criteria tot een beoordeling te komen. Deze training is vervolgens aan het management van het Farel en Oostwende College en het Corderius College gegeven. Op dit moment wordt de werving- en selectieprocedure opnieuw bekeken en beschreven, en wordt met name ingezet op het definiëren van de juiste competenties van de te zoeken nieuwe collega en de inrichting van een gedegen proces waarin rollen en verantwoordelijkheden expliciet zijn gemaakt.
CAO-VO De cao-VO liep op 31 december 2012 af. Er hebben diverse onderhandelingsrondes tussen de werkgevers- en werknemersorganisatie plaatsgevonden. Voor de zomervakantie bleek dat de standpunten te ver uiteenlagen om de onderhandelingen voort te zetten. Dit leidde tot het besluit om de werking van de cao 2011/2012 met een jaar te verlengen. Inmiddels zijn de onderhandelingen opnieuw gestart. Met name de bapo-regeling, het entreerecht, werkgelegenheidsbehoud, professionalisering en professionele ruimte en zeggenschap zijn belangrijke onderhandelingspunten.
KERNCIJFERS Personele bezetting Eind 2013 waren er 730 medewerkers in dienst van Meerwegen. De formatieve bezetting was 583 fte. De fte’s waren als volgt over de organisatie-onderdelen verdeeld:
Tabel 8 Verdeling fte over de scholen (peildatum: 31 dec. 2013) *zv = ziektevervanging
School
Totaal fte 2013
Totaal fte 2012
Accent Amersfoort Accent Nijkerk Corlaer Corderius Farel en Oostwende Prisma en COV Meerwegen totaal
18,88 35,98 161,15 129,27 130,91 88,79 583,43
20,88 35,42 148,07 131,31 122,26 95,16 566,90
Tabel 9 Aantal fte in 2012 en 2013 (peildatum: 31 dec. 2013)
In dit verslagjaar zijn 99 collega’s in dienst zijn getreden; 77 collega’s gingen uit dienst. Eind 2013 waren er 730 medewerkers in dienst. Het verloopcijfer komt daarmee op 10,5%. In 2013 zijn 7 medewerkers op basis van een vaststellingsovereenkomst uit dienst gegaan. Het totale bedrag dat aan ontslagvergoedingen is betaald is € 92.500,-.
Ziekteverzuim Het ziekteverzuim binnen Meerwegen is op stichtingsniveau in 2013 uitgekomen op 5,15%. Het verzuim binnen het stafbureau was het hoogst, gevolgd door het Prisma College en Accent Amersfoort. Het landelijke verzuimcijfer binnen het Voortgezet Onderwijs ligt rond de 5,25% (2012, bron: Voion).
7
FINANCIËLE SITUATIE
In dit hoofdstuk staan alle bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders aangegeven. Dit hoofdstuk is gebaseerd op de jaarrekening van de stichting die is opgenomen in hoofdstuk 10 van dit jaarverslag. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op het gerealiseerde resultaat over 2013 van de stichting, de ontwikkeling van het eigen vermogen waaronder de bestemmingsreserves en de ontwikkeling van de financiële kengetallen met betrekking tot de solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit van Meerwegen.
ANALYSE RESULTAAT Het gerealiseerde resultaat over 2013 bedraagt € 333 en kan als volgt worden weergegeven:
Gerealiseerd resultaat 2013 ten opzichte van 2012 Uit bovenstaand overzicht blijkt dat het gerealiseerde resultaat over 2013 lager is ten opzichte van 2012 en hoger is uitgevallen dan het begrote resultaat over 2013. Het verschil tussen het resultaat van 2013 en 2012 voor in totaal € 333 is voornamelijk veroorzaakt door enerzijds een toename van de Rijksbijdragen (€ 1.698) en anderzijds de stijging van de personeelslasten (€ 766), de huisvestingslasten (€ 546) en de overige lasten (€ 689). De Rijksbijdragen zijn voornamelijk toegenomen door de incidentele bate van € 1.300 en € 400 voor de subsidie jonge leraren die zijn afgesproken in het zogenaamde “Herfstakkoord”. De personeelslasten zijn enerzijds gestegen door hogere lonen en salarissen (ca. € 1.016) en anderzijds gedaald door lagere overige personele lasten (ca. € 308). De stijging van de lonen en salarissen is veroorzaakt door hogere brutosalarissen van ca. € 560, hogere pensioenpremies van ca. € 300 en hogere sociale lasten van ca. € 160. De stijging van de brutosalarissen is veroorzaakt door een gemiddelde stijging van de salarissen ten opzichte van 2012 met ca. 1% (ca. € 310) en een stijging van het aantal fte (ca. € 250). De pensioenlasten zijn hoger ten opzichte van 2012 als gevolg van de stijging van het premiepercentage met 1,3% punt (ca. € 300). De sociale lasten zijn per saldo gestegen met ca. € 160. Dit is enerzijds veroorzaakt door stijging van het premiepercentage ZVW met 0.65% punt (ca. € 200) en anderzijds door daling van het premiepercentage WIA met 0,4% punt (ca. € 60). Het verloop van het gemiddeld aantal medewerkers en het aantal leerlingen in relatie tot de ontwikkeling van de personeelslasten kan als volgt worden weergegeven:
Hoewel het aantal leerlingen is gestegen met bijna 100 is gestegen, is het gemiddeld aantal medewerkers slechts gestegen met 5 fte. De ratio leerlingen in relatie tot het aantal medewerkers blijft hiermee op het niveau van 2012. De daling van de overige personele lasten is voornamelijk veroorzaakt doordat in 2012 relatief veel extern personeel is ingeschakeld in verband met de situatie in de personele bezetting van het stafbureau en ondersteuning bij het opzetten van de ict omgeving binnen de scholen.
De huisvestingslasten zijn voornamelijk gestegen door een hogere dotatie aan de voorziening groot onderhoud (€ 180) en hogere energielasten (€ 220). De overige lasten zijn voornamelijk gestegen door hogere lasten voor ICT en systeembeheer (ca. € 300),leermiddelen (ca. € 200) en reisweken, excursies e.d. (ca. € 200) De lasten voor ICT zijn voornamelijk gestegen door incidentele dubbele lasten in verband met de implementatie van een pakket (AFAS) voor de financiële en salarisadministratie (ca. € 220). De lasten voor leermiddelen zijn voornamelijk gestegen door een stijging van het aantal leerlingen en andere samenstelling van de leermiddelen ten opzichte van 2012. De stijging van de kosten voor reisweken en excursies is veroorzaakt doordat een aantal scholen kosten voor eigen rekening heeft genomen voor deze activiteiten. Gerealiseerd resultaat 2013 ten opzichte van de begroting Het gerealiseerde resultaat is ca. € 1.042 hoger dan begroot en dit is voornamelijk veroorzaakt door enerzijds hogere Rijksbijdragen (€ 1.585), hogere overige overheidsbijdragen (€ 276) en hogere overige baten (€ 907). Daarentegen waren er hogere lasten voor personeel (€ 860), overige lasten ( € 530) en huisvestingslasten (€ 205). De hogere baten Rijksbijdragen zijn voornamelijk veroorzaakt door hogere baten in verband met de incidentele subsidies uit het Herfstakkoord (ca. € 1.700) welke niet waren begroot. De hogere overige overheidsbijdragen zijn voornamelijk veroorzaakt door hogere baten voor Passend Onderwijs (ca. € 230). De hogere overige baten zijn voornamelijk veroorzaakt door hogere overige vergoedingen personeel (ca.€ 260) als gevolg van het doorbelasten van de loonkosten van medewerkers aan ROC Midden Nederland en Stichting Leerlingenzorg . De hogere overige baten (ca. € 330) zijn voornamelijk veroorzaakt door diverse incidentele baten waaronder o.a. afrekeningen met energiemaatschappijen over voorgaande jaren en de verkoop van noodlokalen. De hogere lasten voor personeel zijn voornamelijk veroorzaakt door hogere lasten voor lonen en salarissen (ca. € 760) De hogere lasten voor lonen en salarissen zijn voornamelijk veroorzaakt doordat enerzijds de pensioenen en sociale lasten hoger zijn uitgevallen dan begroot (€ 460) en er meer personeel is aangesteld dan begroot in verband met een grotere stijging van het aantal leerlingen dan begroot (€ 290). Verder zijn er hogere lasten voor de verrekening uitkeringskosten OCW dan begroot (ca. € 200) en zijn de uitkeringen voor ziekte hoger dan begroot (ca. € 130). De overige lasten zijn met name hoger ten opzichte van de begroting door hogere lasten voor systeembeheer en licenties (ca. € 200) als gevolg niet begrote incidentele dubbele lasten in verband met de implementatie van AFAS en hogere lasten voor reizen en excursies (€ 110).
De hogere huisvestingslasten zijn voornamelijk veroorzaakt door diverse relatief kleine afwijkingen. Uit de bovenstaande analyses blijkt de het hogere werkelijke resultaat ten opzichte van het begrote resultaat voornamelijk het gevolg is van niet begrote bijdragen van OCW. Deze werkelijke ontvangen hogere bijdragen van OCW waren niet bekend bij het opstellen van de begroting. Het laat bekend worden van de vaststelling van subsidies door OCW is een complicerende factor voor onze organisatie voor het opstellen van degelijke begrotingen, omdat deze factoren niet direct beïnvloedbaar zijn door het nemen van interne maatregelen.
ONTWIKKELING FINANCIELE POSITIE De commissie Don is van mening dat bij het beoordelen van de financiële positie van onderwijsinstellingen twee aspecten centraal moeten staan: a wat is de totale kapitaalbehoefte van de instelling? De wijze waarop de totale kapitaalbehoefte wordt gefinancierd (met eigen vermogen of vreemd vermogen) is een financieringsafweging die secundair is. Voor deze verantwoordelijkheden van een onderwijsinstelling gebruikt de commissie het begrip vermogensbeheer; b wat is de capaciteit van de instelling om tegenvallers op korte of middellange termijn op te vangen? Voor deze verantwoordelijkheden gebruikt de commissie het begrip budgetbeheer. De commissie hanteert voor de beoordeling van een gezond financieel beleid een aantal signaleringsgrenzen als beoordelingskader. Deze signaleringsgrenzen bestaan uit de volgende kengetallen voor het vermogensbeheer de kapitalisatiefactor en de solvabiliteit en voor het budgetbeheer zijn dit de liquiditeit en rentabiliteit. Kapitalisatiefactor De kapitalisatiefactor is gedefinieerd als totaal kapitaal gedeeld door totale baten( TK/TB). Dit ken-getal dient om te signaleren of onderwijsinstellingen misschien een deel van hun kapitaal niet of inefficiënt benutten voor de vervulling van hun taken. Als instellingen meer kapitaal hebben dan past bij de jaarlijkse baten, wordt een deel van dat kapitaal kennelijk niet efficiënt benut: men zou immers dezelfde diensten moeten kunnen leveren met minder kapitaal. Voor schoolbesturen in het voortgezet onderwijs die geen gebouwen en terreinen op hun balans hebben, adviseert de commissie een bovengrens aan de kapitalisatiefactor van 35% voor grote instellingen. Solvabiliteit Met het oog op de kredietwaardigheid van een onderwijsinstelling is het wenselijk dat het eigen vermogen toereikend is om de normale financiële risico’s op te vangen zonder dat direct extra kosten ontstaan voor kredietopslagen, toezicht en monitoring
door kapitaalverschaffers. Voor het beoordelen van de solvabiliteit wordt de verhouding in het eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen als uitgangspunt gehanteerd. De commissie stelt voor alle onderwijssectoren een solvabiliteit van 0,2 als ondergrens. Liquiditeit Voor het beoordelen van de liquiditeit hanteert de commissie de current ratio. Dit kengetal geeft de mate aan waarin de verschaffers van het kort vreemd vermogen (kortlopende schulden) uit de vlottende activa kunnen worden betaald (vlottende activa/kortlopende schulden). De commissie stelt voor alle onderwijssectoren een current ratio een ondergrens van 0,5 en een bovengrens van 1,5 als norm. Rentabiliteit Voor het beoordelen van de rentabiliteit hanteert de commissie de verhouding tussen het exploitatieresultaat en de totale baten. De commissie stelt voor alle onderwijssectoren een ondergrens voor de rentabiliteit van 0% en een bovengrens van 5%. Het totaaloverzicht van deze signaleringsgrenzen voor de Stichting kan als volgt worden weergegeven:
Uit het bovenstaande overzicht blijkt dat de solvabiliteit in 2013 is gestegen ten opzichte van de voorgaande jaren. Alle kengetallen liggen binnen de gestelde externe normen. In 2014 is het Treasurystatuut van Meerwegen vastgesteld door het College van Bestuur. Uit dit statuut blijkt o.a. beschikbare middelen-ongeacht het feit of deze zijn verkregen vanuit overheidsmiddelen of uit andere bron- risicomijdend worden belegd. Tevens zijn in het statuut afspraken vastgelegd over de beheersing van rentekosten en –risico’s en financierings- en beleggingsvraagstukken. In 2013 is geen sprake geweest van het beleggen van beschikbare middelen. Op basis van de huidige meerjarenraming 2014-2018 die door de meeste scholen nog is opgesteld bij ongewijzigd beleid blijken in die periode 2015 forse negatieve resultaten te ontstaan. In 2014 zullen de scholen deze meerjarenraming verder verfijnen in een beleidsrijke meerjarenbegroting voor de periode 2015-2018. Dit moet leiden tot maatregelen waarbij het primaire onderwijsproces toekomstbestendig is en het gewenste weerstandsvermogen op peil blijft.
8
RISICOMANAGEMENT
Een risico is de kans op een gebeurtenis met een effect op het behalen van je doelstellingen. Het woord kans zorgt ervoor dat het gaat over een mogelijke gebeurtenis. Als het zeker is dat een gebeurtenis zich voordoet is het geen risico meer. De mogelijke gebeurtenis kan negatieve maar ook positieve gevolgen hebben op het behalen van de doelstellingen en de gevolgen kunnen zowel financieel als niet-financieel van aard zijn. Risicomanagement is het continu en systematisch doorlopen van de organisatie en zijn activiteiten op risico’s om op basis hiervan bewust risico’s te nemen, de kans op risico’s te verkleinen of de gevolgen ervan te beperken. Begin 2012 heeft Aon Global Risk Consulting voor Meerwegen een risicoanalyse uitgevoerd en hierbij ook een berekening gemaakt van de benodigde weerstandscapaciteit. In 2013 is door AON een actualisatie uitgevoerd op de risico-inschatting van 2012. Hierbij is aanbevolen om een weerstandsvermogen aan te houden van ca. € 2.400.000, uitgaande van een zekerheid van 98% dat de algemene reserve in geval van calamiteiten toereikend moet zijn (VaR is 98%) en uitgaande van de te nemen maatregelen op het gebied van aanpassing van verzekeringspolissen. Verder wordt de algemene reserve op dit moment ook aangewend voor de voorfinanciering van de stijging in leerlingaantallen bij de scholen en de financiering van nog lopende ondersteuningsplannen, waarbij tijdelijk geld aan de algemene reserve wordt onttrokken. Bij het opstellen van de meerjarenbegroting 2014-2018 was gepland dat per school aandacht zou worden besteed aan risicoanalyse en risicomanagement. Dit is door het merendeel van de scholen in 2014 nog niet op een structurele wijze aangepakt. Het thema risico management zal in 2014 verder onder de aandacht worden gebracht, waarbij dit thema met de schoolleiding op een pragmatische wijze zal worden aangepakt.
9
KWALITEITSBELEID
De Meerwegen scholengroep heeft haar kwaliteitszorg gebaseerd op de PDCAcyclus. 1 Plan: bepalen van ambities en richting, ontwikkelen van (strategisch) beleid, uitwerken naar doelen, (jaar)plannen van activiteiten. 2 Do: uitvoeren van plannen en activiteiten. 3 Check: meten van behaalde resultaten, analyse van de meetgegevens (mogelijke oorzaken van tegenvallende of zeer positieve uitkomsten), uitkomsten vergelijken met afgesproken doelen; conclusies trekken. 4 Act: formuleren van verbeterpunten op basis van getrokken conclusies. De verbeterpunten kunnen gelden voor de nieuwe planfase, of om tussentijds het beleid bij te stellen. Deze cyclus wordt steeds opnieuw doorlopen. Op Meerwegen niveau komt alles samen in de beleids- en verantwoordingscyclus. Hierin is de PDCA-cyclus uitgewerkt tot concrete plannen en prestatie indicatoren. Door deze cyclus consequent te volgen wordt vorm gegeven aan de formele besturing van de scholengroep.In 2013 waren er op het gebied van kwaliteit twee noemenswaardige ontwikkelingen: Kwaliteitskaart VO Samen met twee andere besturen wordt gewerkt aan het opstellen van een kwaliteitskaart voor het voortgezet onderwijs, om het heft in eigen hand te nemen en zelf onze kwaliteit te definiëren en ons daarover te verantwoorden. Kwaliteit in de klas De kwaliteitszorg is tot nu toe vooral ingestoken op het niveau van het management. Juist het niveau van de docent is cruciaal omdat hij/zij degene is die voor een belangrijk deel de kwaliteit in de klas bepaalt. In 2013 is een set van handreikingen/instrumenten samengesteld waar docenten in de klas gebruik van kunnen maken. In 2014 zal deze set worden aangescherpt en in de praktijk worden uitgetest.
10
CONTINUITEITSPARAGRAAF
In deze paragraaf wordt inzicht gegeven in de interne en externe ontwikkelingen die de komende jaren op ons afkomen. Vervolgens worden deze ontwikkelingen vertaald in een (meerjaren)begroting.
STRATEGISCH BELEID MEERWEGEN Kijkend naar de ontwikkelingen die op ons afkomen, moeten we de komende jaren op drie belangrijke terreinen een goede balans weten te vinden. Dit zijn: de organisatie en inhoud van ons onderwijs toenemende kwaliteitseisen vanuit de maatschappij en de overheid teruglopende financiële middelen. Op de snel veranderende omgeving, de zwaardere externe eisen en de afnemende geldstroom hebben we weinig directe invloed. Op het onderwijs en de ondersteunende processen hebben we dat uiteraard wél, binnen de grenzen van wet- en regelgeving. Daarom vormen deze twee gebieden onze rode draad voor de komende vier jaar. Om kwalitatief goed onderwijs te kunnen blijven leveren, gaan we het onderwijsproces innoveren en onze organisatie beter, efficiënter en moderner maken. Daarbij kiezen we voor vier onderling samenhangende speerpunten: 1 identiteit, authenticiteit & burgerschap ontwikkelen; 2 onderwijskwaliteit verhogen; 3 samenwerking uitbreiden; 4 medewerkers professionaliseren; Deze speerpunten staan de komende vier jaar centraal en worden nader uitgewerkt tot concrete activiteiten in de jaarplannen.
EXTERNE ONTWIKKELINGEN Onderwijsbeleid en overheidsbekostiging De onzekerheid over de overheidsbekostiging blijft helaas een belangrijk gegeven. Dat leidt tot onzekerheden in onze meest substantiële inkomstenbron. Ook belangrijk is de bemoeienis van de overheid met het onderwijsproces. Die maakt het ons ook moeilijk een consistent en consequent meerjarenbeeld te schetsen. Op dit moment is er nog geen nieuwe cao voor het VO. In 2013 is men landelijk tot een ‘onderwijsakkoord’ gekomen. De geldelijke middelen uit dat akkoord zijn echter niet nieuw. De € 350 miljoen die landelijk structureel voor het onderwijs beschikbaar komt, is niet genoeg om alle genomen maatregelen uit te voeren: verkorting carriè7
8
9
relijnen , functiemix en entreerecht kosten al meer dan die € 350 miljoen. Gelukkig blijft het onderwijs tot nu toe grotendeels gespaard voor directe bezuinigingen. Doordat echter lastenverzwaringen niet meer worden gecompenseerd, is wel sprake van een interne bezuinigingsnoodzaak. Een aantal maatregelen met financiele consequenties wordt in de jaren na 2014 voelbaar. In 2014 zullen wij verdergaan met het ons voorbereiden op bezuinigingen met ingang van 2015. In de meerjarenbegroting is te zien dat die voorbereidingen nog in daden moeten worden omgezet. Inmiddels wordt op de scholen in innovatieprojecten het onderwijs zodanig beïnvloed dat in de toekomst óf een betere kwaliteit kan worden geleverd óf dezelfde kwaliteit tegen lagere kosten. Passend onderwijs en samenwerkingsverbanden Meerwegen neemt deel aan twee samenwerkingsverbanden. De samenwerkingsverbanden zijn zich aan het organiseren en de scholen bereiden zich voor op de verbreding van de zorg. Binnen het samenwerkingsverband Eemland ligt geen bezuinigingsdoelstelling, maar binnen samenwerkingsverband Noord-West Veluwe een aanzienlijke. Wat daarbij de exacte financiële gevolgen voor de scholen zijn, is nog niet goed te overzien. Aandachtspunt naar de toekomst is de mogelijke verandering in het toewijzen van budgetten aan de scholen. Het samenwerkingsverband
7
Om de loonontwikkeling in het onderwijs beter vergelijkbaar te maken met die van jonge academici in
het bedrijfsleven, wordt de periode waarin men toegroeit naar het maximum-salaris voor onderwijsgevenden verkort van 18 naar 12 jaar. 8
De functiemix is bedoeld om meer differentiatie in functies voor onderwijsgevenden te krijgen. Hadden
wij vroeger (veel) LB-docenten en minder LD-docenten, nu werken wij toe naar personeelsbestanden waarin structureel (minder) LB- en meer LC- en LD-docenten voorkomen. 9
Aan LB- en LC-docenten die grotendeels in de bovenbouw lesgeven moet een LD-functie worden gege-
ven.
gaat hier een belangrijkere rol in spelen. De eerste stappen zijn gezet: splitsing van de budgetten inclusief een bezuinigingsdoelstelling
INTERNE ONTWIKKELINGEN Personele krimp Bij een gelijkblijvend leerlingenaantal moeten scholen toch inkrimpen op het personele vlak als gevolg van de lastenverzwaringen. Tot nu toe hebben wij dat via natuurlijk verloop kunnen opvangen. Voor 2014 verwachten wij ook geen aanvullende maatregelen te hoeven treffen. Voor de jaren 2015 e.v. moet dat nog onderzocht worden. Leerlingaantallen De onderstaande tabel toont de verwachte ontwikkeling van het aantal leerlingen 10
over de periode 2014-2018 :
Tabel 10 ontwikkeling leerlingenaantallen 2014-2018
Grafiek 3 Verwachte leerlingaantallen 2014-2018
Door de verdere ontwikkeling van de wijken Vathorst in Amersfoort en Corlaer in Nijkerk groeit voorlopig het leerlingaantal in Amersfoort e.o. Door de economische ontwikkelingen groeit het leerling aantal wel minder sterk dan een aantal jaren gele-
10
Dit zijn de leerlingaantallen inclusief de vavo leerlingen. daardoor wijken deze aantallen af van de
aantal die genoemd worden in hoofdstuk 1.
den verwacht, maar naar verwachting zal deze groei wel langer duren. Wij verwachten een piek na 2020. Innovatieprojecten Vanaf 2014 lopen op de scholen projecten gericht op innovatie en ontwikkeling. Deze projecten hebben tot doel in 2017 tegen de dan beschikbare middelen het onderwijs toch van dezelfde of hogere kwaliteit te laten zijn. Ofwel: hoe krijgen wij in 2017 de begroting sluitend zonder aan kwaliteit in te boeten? In 2014 faciliteren wij de scholen door € 280 000 voor de projecten te begroten. Investeringen Meerwegen heeft te maken met groei op een aantal scholen en een afname van het leerlingaantal op andere scholen. Het eerste heeft een capaciteitstekort in de huisvesting tot gevolg. Het proces om via de desbetreffende gemeenten aanvullende huisvesting gerealiseerd te krijgen is zodanig lang dat wij op sommige plaatsen voor (voorlopig) eigen rekening tijdelijke voorzieningen moeten realiseren. Daarnaast moeten wij zelf de investeringen in gebouwen betalen die te maken hebben met ‘onderwijskundige vernieuwing’. Veranderende leerlingstromen en nieuwe onderwijskundige inzichten vormen de noodzaak daarvoor. Samenwerking met Meridiaan College In de plannen voor de samenwerking van Meridiaan en Meerwegen op vmbo-gebied is nu gekozen voor een model waarbij in financieel opzicht aan de batenkant niets zal veranderen. Op dit moment is het te vroeg in de begroting al concrete gevolgen van mogelijke samenwerking op te nemen.
TOEKOMSTIGE RISICO’S Met name de onzekerheid met betrekking tot de toekomstige overheidsfinanciën, de financiering door de samenwerkingsverbanden van het passend onderwijs en de uitkomsten van de nog in gang zijnde cao onderhandelingen voor het voortgezet onderwijs kunnen significante nadelige gevolgen hebben voor de toekomstige financiële positie van Meerwegen. Verder is het realiseren van aanvullende huisvesting en investeringen inzake onderwijskundige vernieuwingen voor eigen rekening aan financiële grenzen gebonden. Indien blijkt dat externe financiers geen partij willen zijn in de financiering van deze onderwijskundige investeringen dan staat dit de onderwijskundige vernieuwing naar verwachting in de weg.
BEGROTING 2014 Voor 2014 sluit de begroting op een begroot resultaat van € 640.000 negatief. In de begrotingen van de scholen is een stijging van het leerlingenaantal voorzien van 115 leerlingen met daarbij een voorfinanciering van ca. € 300.000. In het resultaat is ook de afschrijvingslast over verbouwingen opgenomen van ruim € 500.000. De begroting over 2014 is door de Raad van Toezicht goedgekeurd. De begroting is opgenomen in bijlage 4 van dit jaarverslag.
MEERJARENBEGROTING 2014-2018 De scholen en het stafbureau hebben in 2013 een meerjarenbegroting opgesteld over de jaren 2014-2018. Het College van Bestuur heeft hierbij alleen de begroting over 2014 vastgesteld. Deze is als bijlage opgenomen in de jaarrekening over 2013. De meerjarenbegroting over de jaren 2015-2018 is niet vastgesteld, omdat deze nog niet beleidsrijk is gemaakt door alle scholen. Dit zal bij het opstellen van de begroting over deze periode in 2014 wel gebeuren.
11
ONDERTEKENING
Amersfoort, april 2014
drs. R. van der Horst voorzitter college van bestuur
drs. J.V. Ruiter plv. voorzitter college van bestuur
12
BIJLAGEN
BIJLAGE 1: NEVENFUNCTIES LEDEN RAAD VAN TOEZICHT Mevrouw drs. A.J. van Vliet – Eppinga Rol/aandachtsgebied
voorzitter
Beroep
voorzitter raad van bestuur Vilente
Geboortejaar
1964
Nevenfuncties lid raad van toezicht Bureau Jeugdzorg Noord Holland lid raad van toezicht Julia stichting lid raad van advies BOB De heer J. Huisman Rol/aandachtsgebied
vice-voorzitter en secretaris
Beroep
gepensioneerd
Geboortejaar
1941
Nevenfuncties
voorzitter NIVOZ
voorzitter platform Praktijkonderwijs
voorzitter PRO-talents
adviseur adaptieve toetsen CITO
De heer J.S. Duijnhouwer Rol/aandachtsgebied
lid, op voordracht GMR
Beroep
gepensioneerd
Geboortejaar
1943
Nevenfuncties
gemeenteraadslid Nijkerk
fractievoorzitter PROgressief 21 Nijkerk
De heer dr. R. Erwich Rol/aandachtsgebied
lid, aandachtsgebied identiteit
Beroep
lector/UHD theologie
Geboortejaar
1964
Nevenfuncties
Baptisten predikant
De heer A.G. Lengkeek Rol/aandachtsgebied
lid, aandachtsgebied financiën
Beroep
general banker Rabobank Amersfoort en omstreken en directeur Stichting Citymarketing Regio Amersfoort
Geboortejaar
1967
Nevenfuncties
vice-voorzitter Matchpoint Betrokken Ondernemen
vice-voorzitter Amersfoortsch Golfgenootschap
voorzitter Kenniscentrum Duurzaam Bouwen
voorzitter Vrijheeren van Hemus
lid Nieuwe Amersfoortse Vastgoed Sociëteit
lid Vereniging Amersfoortse Bedrijven
lid De Maatschappij
lid Herensociëteit Amicitia
Lid Bedrijvenvereniging De Hoef 3.0
Lid Bedrijvennetwerk BeNisselt
De heer drs. B.P. Hidding Rol/aandachtsgebied Beroep
lid, aandachtsgebied financiën adviseur & interim bestuurder/eigenaar Etiam consultancy
Geboortejaar
1963
Nevenfuncties
bestuurslid Stichting Administratiekantoor OIM Nederland, Assen
lid adviescommissie sociaal plan Stichting de Noorderbrug, Groningen lid raad van toezicht Christelijke Hogeschool, Ede
voorzitter raad van commissarissen Stichting Cedin, Drachten
lid raad van toezicht GGNet, Apeldoorn
lid raad van toezicht Stichting MD Veluwe, Apeldoorn
BIJLAGE 2: BESTUURSOVERSTIJGENDE TAKEN CVB De heer drs. R. van der Horst Rol/aandachtsgebied
voorzitter college van bestuur
Geboortejaar
1950
Taken/nevenfuncties voorzitter VO-kamer Amersfoort. voorzitter coördinatiegroep VSV (voortijdig schoolverlaten). voorzitter ROVE (regionaal overleg vsv Eemland). gedeeld voorzitterschap POVO (bestuurlijk overleg tussen basisscholen en voortgezet onderwijs). De heer drs. J.V. Ruiter Rol/aandachtsgebied
plaatsvervangend voorzitter cvb
Geboortejaar
1954
Taken/nevenfuncties voorzitter van werkgroep huisvesting en beheren pr-beleid van de VO-kamer. voeren technisch overleg met de gemeente Amersfoort over getallen en systematiek (prognoses). penningmeester stichting Digilessen VO.
BIJLAGE 3: LEERLINGCIJFERS
Grafiek 3 en 4 leerlingaantallen 2010-2013
BIJLAGE 4: BEGROTING 2014
13
BALANS
JAARREKENING
STAAT VAN BATEN EN LASTEN
KASSTROOMOVERZICHT
TOELICHTING BIJ DE JAARREKENING Algemeen Juridische vorm en voornaamste activiteiten De activiteiten van de Meerwegen scholengroep zijn juridisch ondergebracht in de Stichting voor Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs Eemland. De statutaire vestigingsplaats van deze stichting is Amersfoort. De voornaamste activiteiten van de stichting bestaan uit het verzorgen van onderwijs. Verslaggevingsperiode Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van een verslaggevingsperiode van een kalenderjaar.
Toegepaste standaarden De jaarrekening is opgesteld volgens de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. In deze regeling is bepaald dat de bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (in het bijzonder RJ 660 Onderwijsinstellingen) van toepassing zijn en met inachtneming van de daarin aangeduide uitzonderingen. Voor de uitvoering van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen in de (semi)publieke sector (WNT) heeft de instelling zich gehouden aan de Beleidsregel toepassing WNT en deze als normenkader bij het opmaken van deze jaarrekening gehanteerd. De grondslagen die worden toegepast voor de waardering van activa en passiva en de resultaat-bepaling zijn gebaseerd op historische kosten.
Continuïteit Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling.
Grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling Algemeen De cijfers over 2012 zijn geherrubriceerd ten einde vergelijkbaarheid met 2013 mogelijk te maken. Voor zover niet anders is vermeld, worden activa en passiva opgenomen tegen nominale waarde.
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar de organisatie zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de winst- en verliesrekening opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. De opbrengsten en kosten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. De jaarrekening wordt gepresenteerd in euro’s, de functionele valuta van de organisatie. Alle financiële informatie in euro’s is afgerond op het dichtstbijzijnde duizendtal.
Gebruik van schattingen De opstelling van de jaarrekening vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. De volgende waarderingsgrondslagen zijn naar de mening van het college van bestuur het meest kritisch voor het weergeven van de financiële positie en vereisen schattingen en veronderstellingen:
Afschrijvingen;
Voorzieningen;
Financiële instrumenten De financiële instrumenten in de jaarrekening omvatten o.a. handels- en overige vorderingen, geldmiddelen, leningen en overige financieringsverplichtingen, handelsschulden en overige te betalen posten. De stichting maakt geen gebruik van derivaten.
Vorderingen De vorderingen worden na eerste opname gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode, verminderd met bijzondere waardeverminderingsverliezen.
Verplichtingen De langlopende en kortlopende schulden en overige financiële verplichtingen worden na eerste opname gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. Materiële vaste activa De gebouwen en terreinen, inventaris en apparatuur, andere vaste bedrijfsmiddelen, materiële vaste bedrijfsactiva in uitvoering en vooruitbetalingen op materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen. De ondergrens is € 500. Afgeschreven wordt vanaf het moment van ingebruikname. Investeringssubsidies worden in mindering gebracht op de kostprijs van de materiële vaste activa. De afschrijvingen worden berekend als een percentage over de aanschafprijs volgens de lineaire methode op basis van de economische levensduur. Op terreinen, materiële vaste bedrijfsactiva in uitvoering en vooruitbetalingen op materiële vaste activa wordt niet afgeschreven. De volgende afschrijvingspercentages worden hierbij gehanteerd: Gebouwen (tot 1 januari 2006) Verbouwingen (na 1 januari 2006) Machines en installaties Schoolmeubilair Kantoormeubilair Hard- en software automatisering Elektrische apparatuur Leermiddelen
2% 10 % 5% 5% 5% 33,33 % 10 % 25 %
Onderhoudsuitgaven worden slechts geactiveerd indien zij de gebruiksduur van het object verlengen. Ter zake van verwachte kosten van periodiek groot onderhoud aan gebouwen, installaties e.d. wordt een voorziening gevormd. Zie hiervoor de grondslag onder het hoofd Voorzieningen.
Voorraden Voorraden worden gewaardeerd tegen aanschafprijs. Bij de waardering van de voorraden wordt rekening gehouden met de eventueel op balansdatum opgetreden waardeverminderingen.
Vorderingen De grondslagen voor de waardering van vorderingen zijn beschreven onder het hoofd Financiële instrumenten. Voor onderwijsinstellingen vallende onder de WVO is het op basis van artikel 5 van de (Gewijzigde) Regeling “Onvoorziene gevallen bij invoering vereenvoudiging bekostiging voortgezet onderwijs” (kenmerk: WJZ-2005/54063802 en kenmerk VO/F2006/1769) toegestaan een vordering op te nemen op de Ministerie van OCW. Hiervan is geen gebruik gemaakt, maar er is gekozen om de vordering te verantwoorden onder de niet uit de balans blijkende vorderingen. De hoogte hiervan wordt jaarlijks aangepast op basis van de per 31 december van dat jaar verschuldigde bruto vakantieaanspraken, sociale verzekeringen, pensioenpremies en loonheffingen.
Eigen vermogen Onder het eigen vermogen worden de algemene reserves, de bestemmingsreserves en de bestemmingsfondsen gepresenteerd. De algemene reserve bestaat uit de reserves die ter vrije beschikking staan van het Bestuur. Indien een beperktere bestedingsmogelijkheid door de organisatie is aangebracht, dan is het aldus afgezonderde deel van het eigen vermogen aangeduid als bestemmingsreserve. Indien de beperktere bestedingsmogelijkheid door derden is aangebracht, dan wordt dit deel aangemerkt als bestemmingsfonds. Daarnaast is het mogelijk om binnen het eigen vermogen een onderscheid te maken naar publieke en private middelen. Het eigen vermogen van de stichting bestaat volledig uit publiek vermogen.
Voorzieningen Een voorziening wordt in de balans opgenomen wanneer sprake is van:
een in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting die het gevolg is van een gebeurtenis in het verleden; en
waarvan een betrouwbare schatting kan worden gemaakt; en
het waarschijnlijk is dat voor afwikkeling van die verplichting een uitstroom van middelen nodig is.
Voorzieningen worden tenzij anders wordt aangegeven, gewaardeerd tegen de nominale waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen en verliezen af te wikkelen.
Voorziening groot onderhoud Voor verwachte kosten inzake periodiek onderhoud van panden wordt een voorziening gevormd. De toevoegingen aan de voorziening worden bepaald op basis van het geschatte bedrag van groot onderhoud en de periode die telkens verloopt tussen
de werkzaamheden van groot onderhoud gebaseerd op meerjarenonderhoudsplannen. De uitgaven van groot onderhoud worden verwerkt ten laste van de voorziening voor zover deze is gevormd voor de beoogde kosten.
Jubileumvoorziening De jubileumvoorziening betreft een voorziening voor toekomstige jubileumuitkeringen. De voorziening betreft de contante waarde van de in de toekomst uit te keren jubileumuitkeringen.
Voorziening spaarverlof De voorziening spaarverlof betreft een voorziening voor de uitkering van in het verleden opgebouwde verlofrechten die per balansdatum nog niet zijn opgenomen door medewerkers van Meerwegen.
Langlopende schulden Schulden met een resterende looptijd van meer dan één jaar worden aangeduid als langlopend. Het aflossingsbedrag van het lopende jaar wordt onder de kortlopende schulden opgenomen. De waardering van langlopende schulden is toegelicht onder het hoofd Financiële instrumenten.
Kortlopende schulden Schulden met een op balansdatum resterende looptijd van ten hoogste één jaar worden aangeduid als kortlopend. Schulden worden niet gesaldeerd met activa. De waardering van kortlopende schulden is toegelicht onder het hoofd Financiële instrumenten. Overlopende passiva betreffen vooruitontvangen bedragen (waaronder geoormerkte bijdragen) en nog te betalen bedragen ter zake van lasten die aan een verstreken periode zijn toegekend. Van bedragen die voor meerdere jaren beschikbaar zijn gesteld, wordt het nog niet bestede gedeelte op deze post aangehouden. Vrijval ten gunste van de staat van baten en lasten geschiedt naar rato van de besteding.
Opbrengstverantwoording Rijksbijdragen, overige overheidsbijdragen en -subsidies Rijksbijdragen, overige overheidsbijdragen en -subsidies uit hoofde van de basisbekostiging worden in beginsel in het jaar waarop de toekenning betrekking heeft, volledig verwerkt als baten in de staat van baten en lasten. Indien deze opbrengsten betrekking hebben op een specifiek doel, dan worden deze naar rato van de verrichte werkzaamheden als baten verantwoord.
Personeelsbeloningen/pensioenen Voor de medewerkers van de organisatie is een pensioenregeling getroffen die kwalificeert als een toegezegde pensioenregeling. Deze pensioenregeling is ondergebracht bij een bedrijfstakpensioenfonds (ABP) en wordt – overeenkomstig de in de RJ aangereikte vereenvoudiging – in de jaarrekening verwerkt als toegezegde bijdrageregeling. Dit betekent dat de over het boekjaar verschuldigde premies als kosten worden verantwoord. De risico’s van loonontwikkeling, prijsindexatie en beleggingsrendement op het fondsvermogen zullen mogelijk leiden tot toekomstige aanpassingen in de jaarlijkse bijdragen aan het pensioenfonds. Deze risico’s komen niet tot uitdrukking in een in de balans opgenomen voorziening. Informatie over eventuele tekorten en de gevolgen hiervan voor de pensioenpremies in de toekomstige jaren is niet beschikbaar.
Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de indirecte methode.
TOELICHTING OP DE BALANS
TOELICHTING OP STAAT VAN BATEN EN LASTEN
OVERIGE GEGEVENS Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Voorstel resultaatbestemming In de statuten van de stichting zijn geen bepalingen omtrent resultaatstemming opgenomen. Conform artikel 20 uit de statuten van de stichting volgt dan dat het College van Bestuur een besluit neemt welke ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Raad van Toezicht. Het College van Bestuur besluit om het resultaat over 2013 ad € 333.000 toe te voegen aan de Algemene Reserve. Dit besluit is in de jaarrekening verwerkt.