Jaarverantwoording 2013
Het maatschappelijk verslag
Postbus 1, 6670 AA Zetten | Wageningsestraat 104, 6671 DH Zetten | 0488 - 47 11 11 | www.ogheldring.nl
2
Inhoudsopgave Inleiding: voorwoord van de bestuurder
5
Leeswijzer
6
1.
Profiel van de organisatie
7
1.1.
Rechtspersonen en de holdingstichting Stichting CONRISQ-Groep
8
1.2.
Type zorg en doelgroep
8
1.3.
Werkgebied
10
2.
Kernprestaties
11
2.1.
Aantal cliënten: in- & uitstroom
11
2.1.1. Instroom
11
2.1.2. Uitstroom
13
2.2.
Re-integratietrajecten Work-Wise
14
2.3.
plus
Trajecten Jeugdzorg
15
2.4.
Capaciteit en productie
16
2.4.1. Bezettingsgraad
16
2.4.2. Verblijfsduur
16
2.4.3. Behandelduur
17
2.5.
Personeelsformatie
18
2.6.
Omzet
18
3.
Maatschappelijk ondernemen
19
3.1.
Dialoog met Stakeholders
19
3.1.1. Dialoog met jongeren & ouders
19
3.1.2. Begeleiding van ouders
20
3.1.3. Gezinsinterventies en trajectregie
20
3.1.4. Dialoog met plaatsende instanties
21
3.2.
Samenwerkingsrelaties met Ketenpartners
21
3.3.
Samenwerking met Onderwijs
22
3.3.1. Integratie van behandeling en onderwijs
22
3.3.2. Ontwikkeling van een leerwerkbedrijf
23
Economische meerwaarde voor de samenleving
24
3.4.1. Meerwaarde van het Leerwerkbedrijf
24
3.4.2. Leveranciers en dienstverleners uit de directe omgeving
24
3.5.
Aandacht voor milieu- en duurzaamheidaspecten
24
3.6.
Sponsoring van maatschappelijke doelen
24
3.4.
4. Toezicht, bestuur en medezeggenschap
25
4.1.
Governancecode
25
4.2.
Toezichthoudend orgaan
25
4.3.
Bestuur
27 3
4.3.1. Raad van bestuur
27
4.3.2. Jaarverslag Centrale ondernemingsraad 2013 4.4.
(CONRISQ Groep)
32
4.3.2. Locatiedirectie OG Heldring
32
Medezeggenschap binnen OG Heldring
32
4.4.1. Cliëntenraad
32
4.4.2. Instellingsjongerenraad
33
4.4.3. De lokale ondernemingsraad van OG Heldring
34
5. Beleid, inspanningen en prestaties
37
5.1.
Kwaliteit
37
5.1.1. Kwaliteit van zorg
38
5.1.2. Kwaliteit delen: Expertisecentrum
46
5.1.3. Resultaten op het gebied van kwaliteit van zorg
47
5.1.4. Klachten
58
5.1.5. Personeelsbeleid en kwaliteit van het werk
60
5.1.6. Bedrijfsopvang
61
Financieel beleid
62
5.2.1. Positie op balansdatum
62
5.2.2. Toekomstverwachtingen
63
Jaarrekening
65
5.2.
4
Inleiding: voorwoord van de bestuurder Graag geven wij u inzage in de activiteiten en resultaten van de Ottho Gerhard Heldringstichting over 2013. Dit jaarverslag is het laatste jaarverslag dat in deze vorm verschijnt. De Transitie van de jeugdzorg is in volle gang en vraagt vanaf 1 januari 2015 om een andere wijze van afstemmen van vraag en aanbod. Daarmee zal ook resultaatmeting en verantwoording anders zijn dan voorheen, zoals dat tot 2015 gebeurt in de samenwerking tussen de Heldringstichting en het Ministerie van VWS. Wij hebben de samenwerkingsrelatie met het Ministerie van VWS van de afgelopen jaren bijzonder gewaardeerd en daarom is het jammer afscheid te moeten nemen. De kennismaking met de Gemeenten waarmee de Heldringstichting vanaf 1 januari 2015 zaken doet is echter een heel goede. Gemeenten tonen zich bijzonder geïnteresseerd in ons werk en in de kinderen en jongeren die op onze zorg zijn aangewezen. Gemeenten zijn zonder meer bereid tot werkbezoeken, informatie-uitwisseling en samenwerking. Dit neemt echter onze zorgen die voortkomen uit de Transitie niet weg. Wij nemen afscheid van een oud stelsel, zonder dat een nieuw stelsel is ingericht. Als voorziening voor jeugdzorg onder machtiging van een kinderrechter zijn wij gehouden de huidige capaciteit en kwaliteit tot 1 januari volledig te garanderen, terwijl wij ons vanaf 1 januari op moeten maken voor een volledig andere werkelijkheid, met aanzienlijk minder inkomsten en garanties. Het afgelopen jaar heeft dan ook in het teken gestaan van de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten. Momenteel is deze transitie in volle gang. Wij constateren dat hierin voor de individuele zorginstellingen geen sprake is van een level playing field voor de situatie per 1 januari 2015. Daar waar de ene financier bereid is om maximum plafonds voor reserves van zorginstellingen los te laten en mee te denken in oplossingsrichtingen voor transitiekosten, is daarbij geen sprake van bij andere financiers. Dit zet een aantal zorginstellingen op forse achterstand in de nieuwe werkelijkheid. Wij vinden dit een onacceptabele situatie. Ondanks herhaald en veelvuldig aandringen het afgelopen jaar is er tot op heden geen duidelijkheid gegeven inzake alle onzekerheden rondom de transitie, hetgeen grote onzekerheden met zich meebrengt voor de bedrijfsvoering, nu en in de toekomst. Wij constateren samen met de Gemeenteambtenaren dat er nog veel geregeld moet worden, in ongebruikelijk korte tijd. Ook is het de vraag of een organisatie als de Heldringstichting zich kan verhouden tot vergaande decentralisatie, gegeven het feit dat zij van oudsher een landelijke aanbieder van specialistische zorg is. Dit laat onverlet dat wij de principes van de Transitie steunen: normalisatie waar mogelijk, behandeling alleen wanneer noodzakelijk, bij voorkeur dicht bij huis. Wij beseffen dat een groot deel van de Nederlandse kinderen en jongeren die op jeugdzorg zijn aangewezen baat hebben bij deze principes. Slechts een heel klein deel van deze jeugdigen maakt gebruik van gesloten jeugdzorg onder machtiging van een kinderrechter, te weten 0.05%. Voor deze kinderen en jeugdigen (en hun gezinnen) heeft de Heldringstichting zich de afgelopen decennia met veel betrokkenheid en professionaliteit ingezet, net als haar collega-organisaties, in dit hoog-specialistische veld. Het zou niet alleen vernietiging van kapitaal, maar ook een inhoudelijk kostbaar verlies zijn wanneer deze expertise in de Transitie verloren gaat. Wij beraden ons diepgaand op alternatieve werkwijzen en organisatievormen om hiermee door te gaan, dit in het belang van die kinderen en jongeren die baat hebben bij deze bijzondere ervaring en specifieke kennis. Wij spreken dan ook de hoop uit dat de volgende jaarverslagen, in nieuwe stijl en opzet, een weergave zal vormen van ons antwoord op de vragen van de kinderen, jongeren en hun systeem, die door zeer ernstige problemen en risicovolle omstandigheden buiten de principes vallen van normalisatie en eigen kracht, en daarom op een specialistisch aanbod zijn aangewezen, dat hen verder helpt, op weg naar normalisatie en eigen kracht. 11 augustus 2014, Julichska Venmans en Sanne Verwaaijen
5
Leeswijzer De Jaarverantwoording van de Ottho Gerhard Heldringstichting is opgebouwd uit drie delen:
a.
Het maatschappelijk verslag. In dit deel vindt u een verslag van het afgelopen jaar, in eigen woorden. Dit maatschappelijk verslag is gepubliceerd via www.jaarverslagenzorg.nl.
b.
De Jaarrekening. In de jaarrekening is de financiële verantwoording over 2013 opgenomen. Deze jaarrekening is ook gepubliceerd via www.jaarverslagenzorg.nl.
c.
Het DigiMV (webapplicatie). Via deze digitale invoertool wordt een hoeveelheid kwantitatieve gegevens aangeleverd aan de centrale organisatie (CIBG) die deze gegevens opslaat in een databank. Het CIBG is een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Volksgezondheid. Zij verzamelen en verwerken (gecertificeerde) gegevens en leveren deze uit. Vanuit deze databank krijgen de instanties aan wie de OG Heldring verantwoording af moet leggen hun gegevens automatisch aangeleverd. Deze kwantitatieve gegevens zijn niet opgenomen in dit jaarverslag, maar worden via het CIBG openbaar gemaakt.
6
1.
Profiel van de organisatie
Tabel: algemene gegevens van OG Heldring.
Naam verslagleggende rechtspersoon
Stichting Centrum Ottho Gerhard Heldring
Adres
Wageningsestraat 104
Postcode
6671 DH
Plaats
Zetten
Telefoonnummer
(0488) 47 11 11
KvKnummer
41055988
E-mailadres
[email protected]
Internetpagina
www.ogheldring.nl
Rechtsvorm
Stichting
Onze missie en visie zijn als volgt beschreven.
Missie OG Heldring is een particulier behandelcentrum ter observatie, diagnostiek, risicotaxatie, behandeling en risicomanagement van jongeren (en hun gezin) met ernstige en gecompliceerde problematiek onder machtiging van een kinderrechter op basis van de Wet op de jeugdzorg. Kenmerkend is dat hun problemen in belangrijke mate worden veroorzaakt en in stand gehouden door hechtings- en identiteitsproblemen, welke zich uiten in ernstige gedragsstoornissen. Naast de behandeling van deze doelgroepen maken een Expertisecentrum (CONRISQ Consultancy), observatiediagnostiek, preventie en extramurale zorg (waaronder transfer naar vervolgzorg) deel uit van het aanbod van OG Heldring. OG Heldring werkt nauw samen met ketenpartners om haar taken te realiseren. Het doel van OG Heldring is kinderen en jongeren (en hun gezinssysteem) door middel van een individuele behandelaanpak in een Jeugdzorgplus – traject te helpen naar een volwaardige plaats in de samenleving.
Visie OG Heldring behandelt kinderen en jongeren vanaf 12 jaar (en hun thuissysteem) die dusdanig zijn vastgelopen dat een kinderrechter een machtiging tot behandeling in een setting voor gesloten Jeugdzorg verstrekt, zodat zij zo snel mogelijk weer volwaardig en verantwoord deel kunnen nemen aan de samenleving: -
-
Door een verantwoorde behandelomgeving te realiseren, waarin normalisatie en pedagogische kernwaarden centraal staan, gericht op een optimale respons op interventie, door een gezond werkklimaat te realiseren, met betrokken medewerkers, die met verantwoordelijkheid, veerkracht en professionaliteit pal voor de kinderen en jongeren staan, in nauwe samenwerking met de ouders en de plaatsende instanties, door een behandelaanbod te ontwikkelen voor jongeren voor wie een machtiging gesloten jeugdzorg is afgegeven, passend in een sluitend Jeugdzorgplus traject en afgestemd op individuele problemen en omstandigheden, waarin ernstige ontwikkelings-, gedrags- en/of psychiatrische problemen een professioneel antwoord krijgen, in een tegelijkertijd normaliserende omgeving, waarin een gewone ontwikkeling weer ruim baan krijgt,
7
-
in een traject in de volledige keten, zowel binnen het werkveld als daarbuiten; door een transfer naar de maatschappij van zelfredzame jongeren, met duidelijk zicht op hun mogelijkheden en beperkingen, en een helder en verantwoord toekomstperspectief.
1.1.
Rechtspersonen en de holdingstichting Stichting CONRISQ-Groep
OG Heldring maakt deel uit van de holding CONRISQ Groep. Deze holding is 1 januari 2010 opgericht door Stichting Centrum Ottho Gerhard Heldring (verder OG Heldring), het Ambulatorium en Stichting Forensisch Psychiatrisch Centrum De Rooyse Wissel. Vanaf 1 januari 2012 maakt Bijzonder Jeugdwerk Brabant deel uit van de holding en met ingang van 1 juli 2013 is Stichting Pactum Jeugd en Opvoedhulp toegetreden. Samen vormen de dochterstichtingen een concern met één identiek bestuur en één identieke raad van toezicht. Binnen de holding opereren de dochterstichtingen in een grote mate van zelfstandigheid. Zo geeft een grote holding ruim baan aan kleinschalige werkeenheden met een duidelijke identiteit en plaats in de ketens waarin zij opereren. De CONRISQ Groep heeft één Raad van Toezicht die conform de Governance Code Zorg toezicht uitoefent op de holdingstichting en de dochterstichtingen. De dochterstichtingen zijn aparte zelfstandige rechtspersonen met gescheiden financieringsstromen. Dit jaarverslag heeft betrekking op dochterstichting OG Heldring.
1.2.
Type zorg en doelgroep
OG Heldring verleent gesloten jeugdzorg (JeugdzorgPlus) aan jongeren, die op basis van een Machtiging Gesloten Jeugdzorg van de Kinderrechter zijn geplaatst. Het betreft een doelgroep jongeren van 12 tot 18 jaar en ouder, waarbij sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen ten gevolge van een combinatie van meerdere stoornissen, die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Kenmerkend is dat deze kinderen en jongeren met complexe en zware problematiek sterk de neiging hebben zich aan noodzakelijke jeugdzorg te onttrekken of noodzakelijke behandeling te mijden, met een ernstig ontwikkelingsrisico als gevolg. Om dit risico weer om te buigen in een veilig en verantwoord toekomstperspectief is JeugdzorgPlus ontwikkeld, een zeer intensieve behandelingsvorm voor kinderen, jongeren en hun ouders, onder machtiging van een kinderrechter. Bij de jongeren doen zich vaak verschillende stoornissen voor (co morbiditeit) die bijdragen aan hun problematiek. In onderstaande tabel staat weergegeven hoe vaak bepaalde stoornissen zijn geconstateerd bij de jongeren die in 2013 bij OG Heldring zijn opgenomen. Tabel: prevalentie van stoornissen bij instroomjaar 2013.
Percentage met diagnose ODD/CD ADHD Autisme Spectrum Stemmingsstoornis Angststoornis Persoonlijkheidsstoornis i.o. Reactieve hechtingsstoornis Ouder-kind-relatieproblematiek LVB Overig Geen stoornis
69% 27% 16% 13% 14% 36% 19% 61% 20% 37% 0%
Onbekend (bij afd.onderzoek)
23%
*
* van de jongeren die in 2013 zijn opgenomen, zaten op 1 januari 2014 nog 16 jongeren in observatie; van deze jongeren is de diagnose pas aan het eind van de observatie bekend.
8
Bij bijna driekwart van de jongeren zijn gedragsstoornissen vastgesteld (diagnose ODD of CD) en daarmee is dit, net als in voorgaande jaren, de meest prevalente stoornis bij onze doelgroep. Daarnaast kampt 60% van de jongeren met stoornissen als gevolg van ouder-kindrelatieproblemen. Ook persoonlijkheidsstoornissen i.o. komen relatief vaak voor. Ten opzichte van opnamejaar 2012 is het percentage met deze diagnose significant gestegen, van 25% naar 36%. Ook waren er in opnamejaar 2013 significant meer LVB-jongeren dan in 2012 (10%). Sinds het moment dat onze eigen gedragswetenschappers van de observatie-units betrokken zijn bij de diagnostisering van stoornissen, is een aantal extra categorieën onderscheiden dat voordien niet apart voorkwam in onze registratie. Daardoor is het percentage jongeren met een diagnose in de categorie Overig toegenomen; in 2013 was dat percentage weer significant hoger dan in 2012. Traumastoornissen worden alleen gediagnosticeerd wanneer duidelijk aanwezig volgens de criteria van de DSM-V. Maar het aantal traumatiserende incidenten in de voorgeschiedenis ligt doorgaans hoog en vraagt aparte aandacht, ook zonder dat aan de criteria van bijvoorbeeld PTTS wordt voldaan. De persoonlijkheidsproblematiek in ontwikkeling (welke vaak als stoornis in de volwassenheid wordt vastgesteld bij deze populatie) wordt internationaal meer en meer in verband gebracht met aanlegfactoren enerzijds (impulsiviteit, angst en agressie) en traumatiserende incidenten in repeterend verband anderzijds, met mal adaptieve persoonlijkheidsstructuren tot gevolg. Het merendeel van de kinderen en jongeren heeft te maken met meerdere stoornissen tegelijkertijd (co morbiditeit). Bij 17% van de jongeren die in 2013 zijn opgenomen, zijn twee stoornissen geconstateerd, 28% heeft drie stoornissen en 39% heeft vier of meer stoornissen. Co morbiditeit is al lange tijd kenmerkend voor de doelgroepen in gesloten voorzieningen, maar sinds 2012 is het percentage jongeren met meer dan twee stoornissen sterk toegenomen. In 2013 waren er twee keer zoveel jongeren met meer dan drie stoornissen. Daardoor is het gemiddelde aantal stoornissen gestegen van 2.0 in opnamejaar 2011 naar 2.5 in 2012 en 3.2 in 2013. Daarnaast is alcohol en middelengebruik nog eens sterk complicerend op het gehele toestandsbeeld. Combinaties van stoornissen en levensproblemen leiden er toe dat een opname onder dwingende machtiging in OG Heldring noodzakelijk is om kinderen en jongeren die intensieve en specialistische behandeling te bieden, die zij nodig hebben. Zo kan worden voorkomen dat zij zich aan de zorg zullen (blijven) onttrekken of daaraan door anderen worden onttrokken (criminele omgeving of risicovolle vriendenkring). Een andere belangrijke trend, die zich ook in opnamejaar 2013 heeft voortgezet, is de verhouding tussen het aantal jongens en meisjes in de doelgroep. Aan de trendlijn in de volgende figuur is duidelijk te zien dat het percentage meisjes is afgenomen sinds 2007 en het percentage jongens is toegenomen. Ook in 2013 ging het bij meer dan de helft van de nieuwe opnames om een jongen (53%). De concentratie van hoog risico jongeren neemt toe.
9
Figuur: percentage meisjes en jongens, naar opnamejaar in OG Heldring (+ trendlijn).
Trendlijn meisjes Trendlijn jongens 67
65
60
54 56 40
33
2007
1.3.
46
44
5 8 42
47
5 3
35
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Werkgebied
Voor de JeugdzorgPlus is Nederland verdeeld in vijf zorggebieden. De instellingen binnen een bepaald zorggebied hebben een acceptatieplicht voor alle kinderen met een Machtiging Gesloten Jeugdzorg uit dat zorggebied. OG Heldring werkt voor de volgende zorggebieden:
Zorggebied Oost (provincies Gelderland, Overijssel en Flevoland); Zorggebied Zuid (provincies Noord-Brabant, Limburg en Zeeland); Zorggebied Zuidwest (provincies Zuid-Holland, Haaglanden, Rotterdam).
Gelet hierop nemen wij vrijwel uit heel Nederland jongeren op. De voorziening voor Zuidwest is een zogenoemde achter-vang functie, waar veel gebruik van wordt gemaakt.
10
2.
Kernprestaties
De volgende tabel geeft een beeld van een aantal resultaten, uitgedrukt in geplande en gerealiseerde waardering op prestatie-indicatoren. De volgende paragrafen gaan gedetailleerder in op de betekenis van de verschillende prestaties. Tabel: resultaten van kernprestaties.
Prestatie
Resultaat
Doelstelling
Resultaat
2012
2013
2013
Instroom
171
151
166
Uitstroom
169
170
174
Uitstroom conform behandelplan
84%
95%
87%
Aantal Re-integratietrajecten
104
60
43
Trajecten JeugdzorgPlus
15
36
36
Bezettingsgraad
93,6%
95%
88,2%
Verblijfsduur
10,8 mnd.
11 mnd
10 mnd.
Behandelduur
10,4 mnd.
11 mnd.
10,7
2.1.
Aantal cliënten: in- & uitstroom
Op 1 januari 2013 verbleven er 130 jongeren op OG Heldring. Gedurende het jaar zijn er 166 jongeren opgenomen en 174 uitgestroomd.
2.1.1. Instroom Medewerkers van OG Heldring constateren in het dagelijks samenzijn dat de gedragsproblemen van de kinderen en jongeren complexer en zwaarder zijn geworden. Tijdige hulp voor in de keten en een ruimer aanbod van thuisbehandeling (zoals met MST) hebben tot gevolg dat de doelgroepen die nog in gesloten voorzieningen terechtkomen toenemen in ernst en zorgzwaarte. Ook de beheers vraagstukken nemen toe. Tegelijkertijd is het aantal incidenten binnen de inrichting afgenomen, door een sterk ingezette professionalisering, doch de ernst van de incidenten is fors toegenomen, iets dat weer om een nieuw antwoord vraagt. Scherpere risicotaxatie en risicomanagement staan daarom onder de aandacht, alsook nieuwe vormen van intensieve zorg, die nodig zijn voor de grote mate van (psychiatrische) co morbiditeit en acute zorgvragen. Tabel: instroom naar opnamejaar en uitstroom naar vertrekjaar.
Instroom
2008
2009
2010
2011
2012
2013
- totaal op OG Heldring
100
148
136
151
171
166
- op behandelgroep
100
133
119
136
188
62
- op observatie/
-
32
43
80
116
104
Stabilisatiegroep
11
63% van alle jongeren die in 2012 is opgenomen, kwam eerst op een van de twee observatiediagnostiek units. Met het oog op invoering van trajectbehandeling - en de beoogde verkorting van de verblijfsduur is vanaf 2013 voor die jongeren van wie de diagnostiek bij binnenkomst niet toereikend is, een plaatsing op een observatiediagnostiek unit ingezet. Dit om tot een goed diagnostisch beeld te komen op basis waarvan een passend Trajectbehandelplan kan worden vastgesteld. Wanneer het diagnostische beeld van een jongere bij opname wel voldoende is t.b.v. dit doel, dan wordt deze jongere direct op een behandelunit geplaatst. In 2013 is gebleken dat een intensieve observatieperiode zich in dit kader terugbetaalt: de behandelduur vanaf het moment dat een jongere na de observatieperiode overgaat naar een behandelgroep is gemiddeld ruim twee maanden korter dan bij jongeren die direct naar een behandelgroep gaan. Keerzijde is dat jongeren hierdoor vaker intern worden overgeplaatst. Nauwlettend wordt gevolgd of de winst van het één niet ten koste gaat van het nadeel van het ander. Behandeling wordt meteen ingezet, ook op de Observatie Unit. Door de inzet van effectieve methoden en efficiënt werken is de duur van de observatiefase in 2013 teruggebracht naar 9 weken ten opzichte van een duur van 13 weken in 2012. In het vierde kwartaal is deze vernieuwde werkwijze geëvalueerd, waarbij geconcludeerd is dat de kwaliteit van de observatiediagnostiek niet heeft ingeboet, ondanks de snellere werkwijze. Dit is ook naar voren gekomen uit het Tevredenheidsonderzoek zoals dat is uitgevoerd onder jongeren, ouders en plaatsende instanties. Een belangrijk effect van de aangepaste werkwijze is, dat observatie-diagnostiek nu kan worden ingezet voor meer jongeren; in 2013 is het percentage omhoog gegaan van 35% naar 60% van de jongeren. Observatiediagnostiek is niet voor alle jongeren noodzakelijk; in ongeveer een derde van de opnames is de aanwezige diagnostiek voldoende om tot een goed Trajectbehandelplan te komen en start de behandeling direct vanaf plaatsing op een behandelunit. Figuur: instroom per maand OG Heldring 2012 en 2013.
30 26
25 21
21
20
18 17
17
17
17 15
15
15
14
14
2012
14 13 12
10
10
10
10
2013
12 11
11 9 8
5
5
0 jan
febr
mrt
apr
mei
juni
juli
aug
sept
okt
nov
dec
Uit de grafiek blijkt onder meer dat de instroom door het jaar heen niet constant verloopt, wat een goede planning en flexibiliteit van werkprocessen vereist bij de afdeling Intake en Opname. Het is
12
in 2013 gelukt om alle kinderen en jongeren die in crisis zijn aangemeld binnen 24 uur (vrijwel altijd nog dezelfde dag) op te nemen en jongeren die regulier werden aangemeld binnen 5 werkdagen op te nemen.
2.1.2. Uitstroom In het totaal zijn er in 2013 174 jongeren uitgestroomd t.o.v. 169 in 2012. Het merendeel hiervan is naar huis teruggegaan, wat in principe ook sterk de voorkeur heeft (indien veilig en verantwoord). In hoofdstuk 5 wordt verder ingegaan op de uitstroomperspectieven in het kader van de jeugdzorgplus-trajecten. Tabel: uitstroom naar opnamejaar en uitstroom naar vertrekjaar.
Uitstroom
2008
2009
2010
2011
2012
2013
- totaal uit OG Heldring
92
140
154
158
169
174
- uit behandelgroep
92
137
142
142
152
154
- vanuit observatie
-
11
16
17
20
6
Van de totale uitstroom is 87% conform behandelplan uitgestroomd. Hierbij wordt opgemerkt dat wanneer jongeren niet conform hun behandelplan uitstromen, dit in 16% niet (direct) beïnvloedbaar is door OG Heldring, omdat een aantal hier aan ten grondslag liggende redenen niet beïnvloedbaar is door OG Heldring. Tabel: percentages beïnvloedbare- en niet-beïnvloedbare redenen i.r.t. uitstroom conform behandelplan.
Uitstroom jan‐dec Uitstroom conform behandelplan Uitstroom niet conform behandelplan, niet beïnvloedbaar Uitstroom niet conform behandelplan, beïnvloedbaar
Aantal Percentage 174 125 72% 28 16% 21 12%
87% 13%
De redenen dat jongeren (al dan niet beïnvloedbaar) contrair aan hun behandelplan uitstromen zijn de volgende: Tabel: beïnvloedbare- en niet-beïnvloedbare redenen nader uitgesplitst.
Niet beïnvloedbaar Jongere 18 jaar Niet gekomen opname Machtiging niet verlengd Besluit BJZ Einde tijdelijke plaatsing (veiligheidsinterventie) Beïnvloedbaar Onttrekking Herselectie Delict
28 1 6 14 5 2 21 17 3 1
13
Bij 12 jongeren waarbij de machtiging niet verlengd werd, ging het om een kortdurende machtiging tussen de 1,5 en 3 maanden. De niet (direct) beïnvloedbare oorzaak is het niet verlengen van een machtiging door de Kinderrechter, tegen het advies van OG Heldring en Bureau Jeugdzorg in. Het gevolg van contraire beëindiging is dat deze jongeren OG Heldring dan verlaten voordat hun behandeling voldoende afgerond kan worden. OG Heldring is voornemens haar besluiten en behandelplannen scherper te onderbouwen, zodat het ontwikkelingsrisico, dat aan de machtiging ten grondslag ligt, beter en geëxpliciteerd aan kinderrechters wordt gecommuniceerd. Wanneer het om beïnvloedbare redenen gaat, dan spreken we over jongeren die zich onttrekken aan de behandeling (weglopen). En om die reden, na 14 dagen, uitgeschreven worden. Ook komt het voor dat jongeren vanwege het plegen van een delict worden uitgeplaatst (en in een Justitiële Jeugdinrichting worden geplaatst). Dit omdat strafrechtelijke jongeren niet in eenzelfde instelling als civiel rechtelijke jongeren mogen worden opgenomen, terwijl de problematiek soms wel van dien aard is, dat een strafrechtelijke maatregel meer geëigend is (ernstige agressie problematiek of plaatsing voor nabehandeling vanuit detentie). Figuur: uitstroom per maand OG Heldring 2012 en 2013.
25 22 21
20
21
21
19 17
17 16 15
15
17
16 15
14 14
14 14 12
11
10
11
2012
11 10
10
10
2013
6
5
0 jan
febr
mrt
apr
mei
juni
juli
aug
sept
okt
nov
dec
Een belangrijke kwestie in het kader van uitstroom is een juiste aansluiting op het vervolgtraject. Wanneer jongeren uitstromen naar een andere 24-uurs setting is het essentieel dat er geen logistieke knelpunten meer zijn op het moment dat de jongere voor zijn behandeling niet langer is aangewezen op een verblijf in OG Heldring. Ten gevolge van de intensieve samenwerking (mede ten gevolge van de pilots ‘Trajectzorg’) lukt dit steeds beter. Dit laat onverlet dat, zeker voor jongeren die op het moment van uitstroom 18 jaar zijn, dit knelpunt niet afdoende is opgelost. De kalenderleeftijd 18 blijft in het kader van een stoornis, een persoonlijkheidsontwikkeling en de redenen voor plaatsing volstrekt arbitrair en inhoudelijk vaak niet passend.
2.2.
Re-integratietrajecten Work-Wise
De OG Heldringstichting is al sinds 2005 deelnemer van Work-Wise Nederland (inmiddels Stichting 180). Het Work-Wise traject kenmerkt zich door intensieve persoonlijke begeleiding voor risicojongeren in de leeftijd van 15 tot 24 jaar. Iedere Work-Wise jongere krijgt een Individueel Trajectbegeleider (ITB’er) die hem of haar van de eerste tot de laatste dag ondersteunt, coacht en begeleidt.
14
In 2013 hebben er 135 jongeren begeleiding gehad door een ITB’er.
28 jongeren kregen ITB begeleiding met Nazorg als externe begeleiding; 35 jongeren kregen ITB begeleiding met ‘Aan de Slag’ als externe begeleiding; 8 jongeren kregen ITB begeleiding met ‘Buitenprogramma’ als externe begeleiding;
37 jongeren kregen ITB begeleiding middels een overdracht; 27 jongeren kregen ITB begeleiding zonder aanbod bij vertrek.
Hierdoor zijn wij er in geslaagd om deze jongeren intensief te begeleiden bij hun (beroeps) opleiding, stage en het vinden van een baan. Al tijdens een eerste contact, kort na opname bij OG Heldring, geeft de ITB’er informatie over het traject van de jongere. De jongere krijgt na verloop van tijd intensieve, individuele begeleiding van de ITB’er tijdens en na zijn verblijf bij OG Heldring, onder andere door middel van de Gedragsinterventie ‘Aan de Slag’.
2.3.
Trajecten Jeugdzorgplus
In het kader van de pilots ‘Trajectzorg’ zijn er (conform de afspraken die hierover gemaakt zijn met VWS) in 2013 36 trajecten JeugdzorgPlus gestart; in 2014 zullen er nog eens 45 trajecten gestart worden. Centraal in beide pilots waar OG Heldring in participeert staan zowel een kwalitatieve verbetering van de zorg als een verkorting van de verblijfsduur in OG Heldring. Hoe deze trajecten in 2013 kwalitatief verder zijn omgegeven, wordt beschreven in hoofdstuk 5. Om de verblijfsduur in OG Heldring verder terug te dringen is in 2013 het overleg met ketenpartners verder geïntensiveerd. Thema’s die hierbij aan de orde zijn gekomen waren: aansluiting, overdracht, regie en samenwerking (in totaal: transfer), zowel tijdens het verblijf op OG Heldring als tijdens het verblijf van de jongere bij de vervolginstelling. Hiertoe worden medewerkers van de opnemende instelling vroegtijdig (veelal al na enkele weken) betrokken bij de behandeling op OG Heldring. De ITB’er, die onder meer als taak heeft de aansluiting in het traject tot stand te brengen (zowel tijdens als na het verblijf van de jongere op OG Heldring), speelt hierbij een centrale rol. Jongeren die zijn opgenomen in een traject krijgen om die reden al vanaf dag 1 een ITB’er toegewezen. Mede hierdoor is OG Heldring er in geslaagd om de gemiddelde verblijfsduur voor traject-jongeren aanzienlijk terug te dringen; deze is 7,9 maanden (waar de verblijfsduur voor de niet-trajectjongeren nu nog op 10 maanden ligt). Er zijn in 2013 4 trajecten gestart met het uitstroomperspectief direct naar huis. 3 jongeren komen hierbij uit de regio Oost, 1 jongere uit de regio Zuid. 3 jongeren zijn hierbij ook al vanuit OG Heldring direct naar huis uitgestroomd. Er is in 2013 1 traject gestart met het uitstroomperspectief indirect naar huis. Deze jongere komt uit regio Zuid en is inmiddels ook vanuit OG Heldring naar een tussenvoorziening uitgestroomd. Opgemerkt wordt dat de omvang van deze groep achter blijft bij de verwachtingen. De belangrijkste verklaring hiervoor is dat de meeste jongeren al redelijk op leeftijd zijn op het moment dat ze instromen en dus ook weer uitstromen uit OG Heldring en bovendien vaak al jaren niet meer thuis wonen, juist vanwege ernstige problemen. In 2014 zal gestart worden met het aanbieden van MST (Multi System Therapy), vanuit de machtiging gesloten jeugdzorg, waardoor de verwachting is dat deze groep groter zal worden. Er zijn in 2013 17 trajecten gestart met het uitstroomperspectief zelfstandig. 14 jongeren zijn hierbij ook al vanuit OG Heldring naar een andere voorziening uitgestroomd, alvorens zij op zichzelf gaan wonen (als eindperspectief). Elf jongeren komen uit regio Oost en 6 uit regio Zuid. Er zijn in 2013 5 trajecten gestart met het uitstroomperspectief beschermd, 2 jongeren zijn hierbij ook al
15
vanuit OG Heldring naar een andere voorziening uitgestroomd, met het perspectief dat zij ook na hun 18e in een instelling zullen verblijven (chronische zorg vanuit structurele psychiatrische kwetsbaarheid). Hiervan komen 3 jongeren uit regio Oost en 2 uit regio Zuid. Om redenen die al genoemd zijn in de vorige paragraaf is de groep jongeren die uitstroomt richting zelfstandigheid groter dan verwacht.
2.4.
Capaciteit en productie
In deze paragraaf gaan we in op onze bezettingsgraad, de verblijfsduur, de behandelduur en het gemeten resultaat van de behandeling binnen OG Heldring.
2.4.1. Bezettingsgraad OG Heldring heeft een door VWS toegekende capaciteit van 151 bedden. Zoals gesteld, zijn er in 2013 in totaal 166 jongeren opgenomen. Van een betekenisvolle wachttijd is, zoals eerder vermeld, geen sprake geweest. Hierdoor komen we in 2013 op een cumulatieve bezettingsgraad van 88,2%. Figuur: bezettingsgraad OG Heldring 2012 en 2013.
120,0% 100,0% 80,0% 2013
60,0%
2012 40,0% 20,0% 0,0% jan febr mrt apr mei juni juli aug sept okt nov dec
Ten opzichten van 2012 kent de bezetting in 2013 een meer grillig patroon, waarbij met name de ‘dip’ vanaf de maand september opvalt. Dit hangt direct samen met het aantal aanmeldingen, die vanaf september geen gelijke tred meer hebben gehouden met het aantal jongeren dat OG Heldring verlaten heeft. Overigens is dit een landelijk beeld.
2.4.2. Verblijfsduur Een toename van het percentage jongeren dat maar kort verblijft, heeft ertoe geleid dat de gemiddelde verblijfsduur op OG Heldring in zijn geheel is afgenomen van 14.3 maanden bij jongeren die in 2008 uitstroomden naar 10 maanden bij de jongeren die in 2013 uitstroomden.
16
Figuur: gemiddelde verblijfsduur in maanden, naar vertrekjaar.
16 14
15
14,3
14,4 12,5
12
11,2
10
10,8
10
8 6 4 2 0 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
In de hiervoor gepresenteerde grafiek zijn ook de jongeren opgenomen die direct na de observatiefase uit OG Heldring zijn uitgestroomd, omdat op basis van de door ons uitgevoerde diagnostiek geconcludeerd werd dat zij in een lichtere setting ook goed behandeld kunnen worden, hetgeen uit het oogpunt van het belang van het kind natuurlijk sterk de voorkeur heeft. OG Heldring ondersteunt dan de transfer naar lichtere vormen van zorg, zonder dwangmaatregel.
2.4.3. Behandelduur De weergegeven verblijfsduur zegt weinig over de afname van de behandelduur. Kijken we apart naar de verblijfsduur van de jongeren op een behandelunit (= behandelduur), dan zien we dat daar een lichte stijging is. Tabel: gemiddelde behandelduur (= verblijf op behandelunit) in maanden, naar vertrekjaar.
Vertrekjaar
Gemiddelde behandelduur
2007
15,0
2008
14,3
2009
14,8
2010
12,9
2011
10,9
2012
10,4
2013
10,7
Het teruglopen van de behandelduur heeft te maken met het feit dat hier vanaf 2011 strikter op gestuurd wordt en de behandeling geïntensiveerd is. Een andere reden is dat machtigingen gesloten jeugdzorg voor een kortere periode worden afgegeven. Soms is dit goed, maar wanneer dit leidt tot heropnamen na korte tijd niet (zie ook hiervoor: OG Heldring streeft naar een scherpere onderbouwing van de noodzaak tot een machtiging om het ontwikkelingsrisico terug te brengen tot een verantwoord niveau). Ook het effectiever en efficiënter inzetten van de observatiediagnostiek (zie paragraaf 2.1.1.) en het feit dat dit bij meer jongeren gebeurt, heeft bijgedragen aan een kortere behandelduur.
17
Maar zoals al gesteld, wanneer deze jongeren na observatie naar een behandelunit gaan, blijkt de behandelduur die zij nodig hebben ten gevolge van het feit dat er een meer toegesneden Trajectbehandelplan kan worden opgesteld, omdat er een duidelijk diagnostisch beeld voor handen is, toch korter te zijn dan bij jongeren die direct in een behandelunit instromen.
2.5.
Personeelsformatie
In 2013 zijn er 29 medewerkers in dienst getreden bij OG Heldring, waarbij in eerste instantie sprake is van een tijdelijke arbeidsovereenkomst voor de duur van minimaal een jaar. Afhankelijk van het functioneren en de financiële situatie van de organisatie (ten gevolge van de verminderde bedbezetting en de op handen staande Transitie van de jeugdzorg) kan worden overgegaan tot een verlenging van de tijdelijke aanstelling of een vaste aanstelling. Dit laatste is helaas moeilijk, met name door de onzekere situatie na de Transitie van de jeugdzorg. Stabiliteit in het primaire proces (ervaren en stabiele teambezetting) is preferent aan tijdelijke contracten, maar de continuïteit van de organisatie vraagt in deze tijd om een uiterste mate van flexibiliteit. Dit staat soms op gespannen voet met elkaar. In 2013 zijn er 38 personen uit dienst getreden wegens een andere baan, het niet verlengen van een tijdelijk contract of om andere redenen. Eind 2013 waren er 321 medewerkers in dienst bij OG Heldring. Hiervan waren 265 personen in vaste dienst en 66 personen in tijdelijk dienst.
2.6.
Omzet
De Stichting Centrum Ottho Gerhard Heldring ontvangt instellingssubsidie van het Ministerie VWS (zie ook paragraaf 5.2.). Er is geen sprake van omzet via andere financieringsstromen, behoudens een subsidie in het kader van het Europees Sociaal Fonds (Work-Wise, zie hiervoor). Een volledig overzicht van onze omzetgegevens is opgenomen in onze jaarrekening (zie deel 2 van deze jaarverantwoording).
18
3.
Maatschappelijk ondernemen
3.1.
Dialoog met Stakeholders
De waardering van de opgenomen kinderen en jongeren en hun ouders is van groot belang voor het succesvol presteren van OG Heldring, naast de waardering door ketenpartners. OG Heldring wil weten hoe zij onze behandeling, zorg en samenwerking waarderen en meet dit op basis van een tevredenheidsonderzoek (zie verder paragraaf 5.1.3.). In 2013 zijn diverse activiteiten ondernomen om een positieve waardering te realiseren. Op de voorgenomen beleidsinitiatieven, uitgevoerde activiteiten en de bereikte resultaten van 2013 volgt onderstaand een toelichting.
3.1.1. Dialoog met jongeren & ouders Onderdeel van de visie van OG Heldring is dat ouders altijd bij de behandeling van hun zoon of dochter betrokken worden en waar nodig onderdeel uitmaken van de behandeling. De belangrijkste reden om ouders bij de behandeling te betrekken is dat OG Heldring slechts voor een bepaalde tijd de concrete opvoeding van de ouders overneemt, maar tegelijkertijd opereert op basis van de kennis dat de band met de ouders veel belangrijker is en onbreekbaar is (tenzij een rechter anders heeft bepaald op grond van ernstig risico). Daarbij past een vergaande samenwerking met ouders die er zoveel mogelijk op is gericht dat zij hun verantwoordelijkheid houden en weer (concreet) terug (kunnen) gaan nemen.
Frequentie contact Vanuit deze basis is in 2012 het contact tussen ouders en OG Heldring geïntensiveerd waarbij gestreefd wordt naar een wekelijks contact (waar dit vroeger gemiddeld lag op 2 keer per drie weken). Als de thuissituatie het toelaat wordt weekendverlof naar huis vanuit het behandelteam zo snel mogelijk gestimuleerd (om zo ook het sociale netwerk van de jongere in stand te houden en waar mogelijk uit te breiden).
Dialoog tijdens de behandeling Vanaf 2013 wordt er voor elke jongere bij de start van zijn of haar behandeling in overleg met ouders en jongere een globaal JeugdzorgPlus traject vastgesteld. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de jongere en zijn ouders in de gelegenheid worden gesteld om (ook) zelf een globaal plan te maken voor de oplossing van hun problemen. Eind 2012 is hier een begin mee gemaakt. Bij de realisatie van dit Netwerkplan wordt nadrukkelijk een beroep gedaan op de eigen kracht van het gezin en netwerk, waar het gaat om het gezamenlijk oplossen van de problemen. Vervolgens worden alle jongeren en hun ouders binnen OG Heldring nauwkeurig geïnformeerd over de behandeldoelen en de vooruitgang in het gedrag. Wij stellen hen in staat om mee te denken over deze behandeldoelen en zien er op toe dat jongeren weten wat zij moeten doen om de behandeldoelen te behalen. Hiertoe worden de behandeldoelen vertaald in (ook voor de jongeren en zijn ouders) concrete en begrijpelijke werkpunten, die wekelijks met de jongeren worden doorgenomen. Om de kwaliteit van de dialoog met ouders en jongeren te meten, houden wij ieder jaar een tevredenheidonderzoek. Onderdelen in dit onderzoek over de lopende behandeling zijn onder andere kennis over en waardering voor behandeldoelen, de mate van meedenken over
19
behandeldoelen, informatieverstrekking tijdens verblijf en de beoordeling van de ontvangen hulp. Gemiddeld kregen wij hiervoor van de jongeren een 7,1 en van de ouders een 8,0. Bij de jongeren in observatie meten wij onder andere de duidelijkheid van het verblijfsdoel, informatieverstrekking tijdens het verblijf, omgangswijze door groepsleiding en uitleg over het advies van OG Heldring. Van de jongeren kregen wij hiervoor gemiddeld een 7,8 en van de ouders een 8,3. Een uitgebreidere beschrijving van ons tevredenheidonderzoek vindt u in paragraaf 5.1.3.
3.1.2. Begeleiding van ouders Bij het betrekken van ouders bij de behandeling wordt rekening gehouden met de belastbaarheid van de ouders, waarbij er een onderscheid bestaat tussen een kwetsbaar thuissysteem en een problematisch thuissysteem. Bij een kwetsbaar systeem gaat het om een situatie waarin het vastlopen van de ontwikkeling van een jongere het gevolg is van de ernst van de persoonlijkheidsproblematiek van de jongere in relatie tot de opvoedingsstijl van de ouders. Om ouders uit een kwetsbaar systeem optimaal bij de behandeling te betrekken, wordt psychoeducatie en begeleiding door een gezinsmaatschappelijk werker ingezet, welke is doorontwikkeld tot de training ‘Vaardigheden voor Ouders’. Deze training is door het NJI erkend als effectief en is opgenomen in de databank voor effectieve gedragsinterventies. Deze training is specifiek gericht op het aanleren van pedagogische vaardigheden, die aansluiten op de problematiek en diagnostiek van de jongere. Ook in 2013 is deze training door meerdere ouders gevolgd. Uit de evaluatie, zoals die na afloop van de training plaatsvindt, is opnieuw gebleken dat men de training als een waardevolle en welkome aanvulling ervaart bij de behandeling van hun zoon of dochter. In het geval van een problematisch systeem, gaat het om een situatie waar het vastlopen van de ontwikkeling van de jongere het gevolg is van een combinatie van de persoonlijkheidsproblematiek van de jongere en persoonlijke problemen bij de ouders. In het verlengde hiervan worden ouders (en overige gezinsleden) door middel van gezinsinterventies expliciet betrokken bij het vinden van oplossingen voor deze problemen in combinatie met het aanleren van pedagogische vaardigheden die passen bij de specifieke probleemsituatie. Het vergroten van het gezamenlijk probleemoplossend vermogen en zelfredzaamheid staat centraal, naast het leren omgaan met de problemen van ieder gezinslid.
3.1.3. Gezinsinterventies en trajectregie Naast een intensief behandelaanbod vanuit het gezinsmaatschappelijk werk worden er vanaf 2012 ook therapeutische (MST) of begeleidende (Aan de slag) gezinsinterventie geïndiceerd, als blijkt dat de behandeling (ook als onderdeel van de nazorg) intensiever moet zijn. In de praktijk blijkt dat sommige ouders veelal eerst gemotiveerd moeten worden om een (actieve) bijdrage te willen leveren aan de behandeling van hun zoon of dochter. Bij MST is dit steevast onderdeel van de totaalbenadering, onder interne supervisie van een GZ-psycholoog en externe supervisie vanuit MST Nederland. Bij Aan de slag is dit een taak voor de Mentor en de Individueel Trajectbegeleider, onder supervisie van een Behandel coördinator (Gedragswetenschapper). Uitgangspunt hierbij is vooralsnog dat bij de start van het zorgtraject (een medewerker) van OG Heldring verantwoordelijk is voor de trajectregie, tenzij het voor de hand ligt deze bij een andere partij onder te brengen, om zo zorg te dragen voor de continuïteit van de zorg. In de Transitie van
20
de jeugdzorg ontstaan nieuwe samenwerkingsvormen (Eén kind, één gezin, één plan). OG Heldring sluit aan bij deze nieuwe vormen. Wij streven naar een verantwoordelijkheid als regisseur zolang de machtiging loopt (ook in open kader of thuis) en zien daarna een belangrijke aansluiting met de sociale wijkteams (in ontwikkeling) om gezamenlijk vorm te geven aan de transfer. Wie dan regievoerder is, moet op geleide van het belang van het kind en diens gezin of de jongere worden vastgesteld. De medewerker van OG Heldring heeft ook een belangrijke taak ten aanzien van de afstemming met het gezin van de jongere in kwestie, temeer omdat de gezinsleden (waar mogelijk) gedurende een belangrijk deel van het zorgtraject betrokken worden en er een beroep gedaan wordt op hun bijdrage om gezamenlijk de problemen op te lossen. Maar de aansluiting bij de nieuwe situatie na de Transitie staat scherp onder de aandacht.
3.1.4. Dialoog met plaatsende instanties Ook de dialoog met plaatsende instanties is in 2013 continu onderhouden. Net als bij de kinderen, jongeren en hun ouders vindt met hen voortdurend afstemming plaats over het verblijfsdoel, de behandeldoelen, de voortgang in gedrag, de informatieverstrekking en de kwaliteit, uitleg en uitvoerbaarheid van onze advisering. Met betrekking tot de jongeren in behandeling kreeg OG Heldring een 7,8. Bij de jongeren in observatie beoordeelden de plaatsende instanties ons binnen het tevredenheidonderzoek met een 8,2.
3.2.
Samenwerkingsrelaties met Ketenpartners
Om behandeling te laten slagen, is het noodzakelijk om aandacht te hebben voor een integrale behandeling die in samenhang overstijgend is aan de behandeling die afzonderlijke instellingen bieden. Binnen het zorggebied Oost en het zorggebied Zuid (dit zijn de zorggebieden waarvoor OG Heldring in directe zin de JeugdzorgPlus biedt) hebben om de eerder genoemde reden verschillende instellingen voor Jeugdzorg (die actief zijn in verschillende sectoren) de ambitie uitgesproken om intensief en niet vrijblijvend samen te werken door hun expertise bij elkaar te brengen, om zo jongeren met complexe gedragsproblematiek een behandeltraject aan te bieden dat hen een realistisch perspectief biedt op een stabiele leefsituatie na afronding van dat traject. In het verlengde hiervan zijn nieuwe samenwerkingsafspraken vastgelegd als onderdeel van de VWS-pilots ‘Ketenzorg’ tussen OG Heldring en verschillende ketenpartners (provincie brede ‘Afsprakenkaders’). In 2013 zijn deze afspraken in de afzonderlijke provincies die vallen binnen het zorggebied Oost (Gelderland, Overijssel en Flevoland) en Zuid (Limburg, Noord-Brabant en Zeeland) geëvalueerd en op onderdelen aangescherpt. Binnen genoemde afsprakenkaders zijn met verschillende aanbieders voor Jeugdzorg (waaronder Karakter Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Entrea, Pactum, RIBW Rivierenlanden, RIBW Arnhem, ‘Vast en Verder’, BJ Brabant, Pluryn) bilaterale samenwerkingsafspraken gemaakt. Met Pactum, BJ Brabant en Het Ambulatorium onderhoudt OG Heldring binnen de Holding CONRISQ Groep bovendien een nog intensievere samenwerking. Naast ketensamenwerking ten behoeve van de continuïteit van zorg, worden ook kennis en expertise uitgewisseld en gezamenlijk gecreëerd. Daarnaast biedt CONRISQ Groep de mogelijkheid om efficiëntieslagen te behalen op het gebied van de bedrijfsvoering, onder meer P&O, financiële administratie, ICT en de functie van de Raad van Toezicht. Het doel van de samenwerking is het komen tot continuïteit van zorg door middel van een aansluitend en samenhangend behandeltraject, binnen een optimaal op elkaar afgestemde keten
21
van jeugdzorg, waarbinnen een doorplaatsing van jongeren tussen OG Heldring en andere aanbieders van Jeugdzorg en visa versa (transfer) moeiteloos kan plaatsvinden. Deze samenwerking is ook noodzakelijk opdat OG Heldring in staat is om in alle gevallen de vervolgbehandeling en begeleiding aan te bieden, nadat een jongere OG Heldring verlaten heeft. Omdat OG Heldring werkt voor drie van de vijf JeugdzorgPlus regio’s, kan OG Heldring dit aanbod niet in alle gevallen zelf verzorgen. Wanneer jongeren te ver van OG Heldring af komen te wonen, wordt hiervoor een andere zorgaanbieder ingeschakeld met wie hiertoe overdracht- en achtergang afspraken zijn gemaakt. Dit geldt ook wanneer de jongere nog een periode is aangewezen op een lichtere vorm van residentiële jeugdzorg. Ook de jongere en zijn ouders worden hier intensief bij betrokken. Het doel van dit overleg is onder andere om vast te leggen welke zorg(intensiteit) op welk moment gedurende het behandeltraject nodig is en welke van de instellingen die zorg, gedurende welke fase van het traject levert.
3.3.
Samenwerking met Onderwijs
Voor het slagen van een Behandeltraject is de rol van het onderwijs essentieel. Het is noodzakelijk dat het behandelaanbod en het onderwijsaanbod binnen de verschillende fasen in het Jeugdzorgplus-traject op zodanige wijze op elkaar aansluiten dat de continuïteit in deze is gegarandeerd. Om die reden is er in 2012 nadrukkelijk geïnvesteerd in de samenwerking met het onderwijs, meer in het bijzonder met de Brouwerij (zijnde de onderwijsinstelling die het onderwijs op OG Heldring verzorgt). Uitgangspunt hierbij is een aanpak vanuit de gedachte ‘Éen kind, één plan’. Met de Brouwerij zijn daartoe afspraken gemaakt en vastgelegd in een ‘Samenwerkingsovereenkomst’.
3.3.1. Integratie van behandeling en onderwijs OG Heldringstichting werkt intensief samen met de scholengemeenschap De Brouwerij. In 2013 is hiertoe de bestaande ‘Samenwerkingsovereenkomst’ geëvalueerd en geactualiseerd, mede in het licht van de pilots ‘Trajectzorg’. De Brouwerij verzorgt voor alle jongeren die verblijven bij de OG Heldringstichting het dagprogramma. Dit bestaat uit (beroeps kwalificerend) onderwijs, dat gericht is op het behalen van een erkend diploma of anderszins een startkwalificatie. Voor jongeren bij wie gebleken is dat een afwijkende leerlijn beter aansluit op de gestelde didactische doelen, wordt in een vroeg stadium gezocht naar een vervolgopleiding op bijvoorbeeld een MBO-instelling in de buurt van de woon- of trajectplaats van de leerling. Hierbij moet ook worden gedacht aan een praktische vorm waarbij een jongere al werkend competenties leert door middel van het oefenen met vaardigheden en beroepshouding, binnen het beroepsonderwijs of praktijkonderwijs. Zodoende wordt de aansluiting geborgd en de leerling klaargestoomd voor tussentijdse instroom in het lopende schooljaar of voor een gedegen start in het eerstvolgende nieuwe schooljaar. In het kader van Trajectzorg is de samenwerking in 2013 op onderdelen aangepast. De huidige werkwijze komt er op neer dat de Brouwerij kort na opname bij OG Heldring, een ‘Ontwikkelingsperspectief’ per leerling opstelt, dat is afgestemd op het ‘Trajectbehandelplan’ van OG Heldring. De uitvoering van het ‘Trajectbehandelplan’, waarin behandeling en onderwijs geïntegreerd zijn, wordt vormgegeven vanuit de eigen expertise van de beide organisaties en geeft richting aan het handelen van leerkrachten en behandelaars. Daartoe worden de trajectbehandelplanbesprekingen op OG Heldring bijgewoond door medewerkers van de Brouwerij. Daarenboven is er periodiek overleg tussen de behandelcoördinatoren en de individueel trajectbegeleiders van OG Heldring en medewerkers van de Commissie Leerlingzorg en het Stage bureau van de Brouwerij. Om de samenwerking nog verder te optimaliseren is medio 2013 besloten toe te werken naar een volledig geïntegreerd school-dagprogramma. Dit wordt als een
22
eigenstandig project met grote prioriteit in 2014 neergezet, omdat de toegenomen ernst en co morbiditeit van de problematiek (zie eerder) vraagt om een naadloze aansluiting tussen de verschillende delen van het volledige dagprogramma (verhogen responsiviteit). Om de continuïteit van het onderwijs te waarborgen, is afgesproken dat het de verantwoordelijkheid van De Brouwerij is zorg te dragen voor een onderwijs- en arbeidstraject na uitstroom uit OG Heldring, zodat het onderwijsproces naadloos doorloopt. De Brouwerij heeft hiertoe afspraken gemaakt met scholen van herkomst die er op gericht zijn dat een terugkeer van de jongere in een ‘oude’ vertrouwde situatie tot de mogelijkheden behoort en de lesstof aangeleverd wordt door de verwijzende school, om het mogelijk te maken eventuele achterstanden weg te werken en / of om leerlijnen continu door te laten lopen. Ook heeft De Brouwerij in het kader van passend onderwijs hiertoe samenwerkingsafspraken gemaakt met andere scholen. Desondanks blijkt dat sommige kinderen en jongeren, mede vanwege hun (rest)problematiek en chronisch psychiatrische kwetsbaarheid, moeilijk te bemiddelen zijn. Dit hangt ook samen met de beperkte middelen die er beschikbaar zijn binnen het reguliere onderwijs voor intensieve begeleiding van deze ‘zorg’-leerlingen. In 2013 is opnieuw gebleken dat het belangrijkste knelpunt om een doorlopende leerlijn van een leerling zeker te stellen het niet aansluiten van de financieringssystematiek van het speciaal of het reguliere onderwijs is. Hierdoor treden er ernstige belemmeringen op om een jongere in een lopend schooljaar in en uit te laten stromen. Dit komt doordat de financiën per leerling voor een geheel jaar zijn vastgesteld, te beginnen vanaf 1 oktober (peildatum). Wanneer een jongere na 1 oktober binnenkomt en voor de eerstvolgende 1 oktober vertrekt, is er geen financiering voor deze leerling. De kans dat dit voorkomt neemt met de verkorting van de behandelduur alleen maar toe. Dit probleem klemt temeer wanneer een jongere ongepland wordt uitgeplaatst bij OG Heldring, omdat tegen het advies in zijn Machtiging Gesloten Jeugdzorg niet wordt verlengd. Deze knelpunten zijn ook landelijk gesignaleerd. Samen met het onderwijs, andere JeugdzorgPlus Instellingen en Jeugdzorg Nederland wordt al langer gewerkt aan oplossingen hiervoor. De verwachting is dat met de invoering van passend onderwijs dit knelpunt tot het verleden zal gaan behoren.
3.3.2. Ontwikkeling van een leerwerkbedrijf Ten behoeve van het beroep kwalificerend onderwijs en leerwerktrajecten heeft OG Heldring in samenwerking met De Brouwerij in 2012 het initiatief genomen om het aanbod voor diverse Beroeps-praktijkonderdelen verder uit te breiden. Een belangrijke reden hiervoor is het feit dat er steeds meer (moeilijk lerende) jongens op OG Heldring aangemeld worden. De verzwaring van de problematiek van de (veranderende) doelgroep vraagt om een passend onderwijsaanbod dat niet eenvoudig is te realiseren. OG Heldring heeft een volledig uitgerust Leerwerkbedrijf ‘De Lingeboerderij’ opgericht. In de tweede helft van 2013 is het Leerwerkbedrijf grotendeels in bedrijf genomen en zijn de eerste jongeren opgeleid in de richting Techniek (Houtbewerking, Metaalbewerking en Stratenmaker). Inmiddels zijn de eerste jongeren met een positief resultaat uitgestroomd. Het Leerwerkbedrijf ‘De Lingeboerderij’ is volledig operationeel en het is de verwachting dat het aantal jongeren dat in 2014 gebruik zal gaan maken van het aanbod verder zal toenemen.
23
3.4.
Economische meerwaarde voor de samenleving
3.4.1. Meerwaarde van het Leerwerkbedrijf Onder andere met de ontwikkeling van het Leerwerkbedrijf willen OG Heldring en De Brouwerij investeren in jongeren die de aansluiting met werk of scholing zijn verloren. Dit geldt niet alleen voor jongeren die op OG Heldring verblijven, maar mogelijk ook voor jongeren die niet bij OG Heldring verblijven, zoals hiervoor uitgelegd. Hierbij zou de focus dan mogelijk kunnen komen te liggen op jongeren die gecompliceerd probleemgedrag vertonen en het risico lopen geen opleiding te kunnen afronden. De samenwerking met De Brouwerij en Regionale Opleidingscentra hier in de regio is hierbij belangrijk. Een plan hiertoe wordt medio 2014 ontwikkeld en aan de raden van bestuur voorgelegd.
3.4.2. Leveranciers en dienstverleners uit de directe omgeving OG Heldring geeft bij de inkoop van producten en diensten in eerste instantie de voorkeur aan lokale partijen, op basis van prijs/kwaliteit en continuïteitcriteria. In 2013 is bijvoorbeeld weer gebruik gemaakt van productinkoop via de lokale leveranciers. Daarnaast zijn schoonmaakdiensten bij een nabijgelegen bedrijf uitbesteed en houden wij al onze dienstvoertuigen in onderhoud bij een autobedrijf in de buurt. Verder wordt voor hetgeen dat uitbesteed dan wel betrokken wordt binnen de bedrijfsvoering van OG Heldring altijd (of bij voorkeur) een lokale partij benaderd die dit voor OG Heldring verzorgt. Denk aan bijvoorbeeld het maaien van sloten, onderhoud inhuur of de apotheek.
3.5.
Aandacht voor milieu- en duurzaamheidaspecten
In 2012 is een begin gemaakt met het bewuster omgaan met milieu- en duurzaamheidaspecten. Het afval dat op OG Heldring wordt geproduceerd, wordt op duurzaam verantwoorde wijze gescheiden en afgevoerd. Onderhoudsvrije materialen worden toegepast om de onderhoudsfrequentie te verlagen. Ook is een deel van de huidige verlichting in 2013 vervangen voor LED verlichting, om te komen tot een verlaging van ons totale energieverbruik. De aandacht voor deze aspecten is in 2013 geïntensiveerd. In de gebouwen Pella en Leijgraaf, alsook in het Activiteiten Centrum (ATC), is een deel van de verlichting vervangen voor LED verlichting . Ook in de sporthal is LED verlichting toegepast waardoor we de onderhoudsfrequentie hebben verlaagd van 2 naar 10 jaar. Met de vervanging van het wagenpark hebben we gekozen om voor de technische dienst twee elektrische auto’s aan te schaffen. Hierdoor hebben we geen kosten meer voor brandstof en zijn er aanzienlijk lagere kosten t.a.v. verzekering, wegenbelasting en onderhoud. De inkoop van elektra en gas hebben we ondergebracht bij EnergieLive, dit is een zogenoemd collectief, waarbij honderden bedrijven zijn aangesloten en waarbij het gas en elektra gezamenlijk wordt ingekocht. Dit levert een aanzienlijke korting op in onze energiekosten. Ook binnen het verband van de bredere holding (Conrisq) wordt gezocht naar efficiency winst.
3.6.
Sponsoring van maatschappelijke doelen
Binnen het eerder genoemde Leerwerkbedrijf zijn ook in 2013 met jongeren vanuit OG Heldring verschillende klussen voor zorgcentra uitgevoerd. De jongeren en de medewerkers van OG Heldring hebben in 2013 in het kader van ‘NL Doet’ meegewerkt aan maatschappelijke doelen. Verschillende klussen in de omgeving zijn uitgevoerd. De klussen werden gedaan in een Psychiatrische instelling en een bejaardeninstelling. Er werden onder andere bomen gesnoeid, vogelhuisjes geverfd en hommelkastjes gemaakt.
24
4. Toezicht, bestuur en medezeggenschap
4.1. Governancecode OG Heldring wordt bestuurd volgens het ‘Raad van Toezicht model’. Er is een Raad van Bestuur die belast is met het beheer en bestuur van OG Heldring. De Raad van Toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van de Raad van Bestuur en de algemene gang van zaken betreffende OG Heldring. Tevens fungeert de Raad van Toezicht als klankbord voor de Raad van Bestuur en staat de Raad van Bestuur met raad en daad terzijde. De taken en bevoegdheden van de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur zijn statutair en reglementair vastgelegd, in lijn met Governance Code voor de zorg.
4.2.
Toezichthoudend orgaan
De Raad van Toezicht werkt binnen de kaders van de Governance Code en de statuten (van de CONRISQ Groep en OG Heldring) volgens het Reglement Raad van Toezicht. Aangezien de CONRISQ Groep als rechtspersoon-bestuurder de bestuurder is van OG Heldring, ziet de Raad van Toezicht van de CONRISQ Groep ook toe op de besturing van OG Heldring. In de statuten is op hoofdlijnen een taakverdeling tussen de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur vastgelegd en daarnaast zijn er enkele bepalingen die van invloed zijn op de werkwijze van de Raad van Toezicht. In het Reglement Raad van Toezicht zijn de werkzaamheden, de werkwijze en de verantwoording aan de Raad van Toezicht verder geregeld. De Raad van Toezicht vergadert zes maal per jaar. Daarnaast zijn in 2012 een Auditcommissie, een Remuneratiecommissie en een Commissie Kwaliteit van Zorg en Veiligheid ingesteld, met een variabel vergaderrooster. Twee maal per jaar overlegt een delegatie van de Raad van Toezicht met een delegatie van de Centrale ondernemingsraad. Eén lid van de Raad van Toezicht heeft de Cliënten belangen in portefeuille en één de Patiënten belangen. De leden van de Raad van Toezicht ontvangen een honorarium conform de adviesregeling van de Nederlandse Vereniging van toezichthouders in de Zorg (NVTZ). Voor de wijze waarop de Raad van Toezicht in OG Heldring zijn taak heeft uitgevoerd wordt verder verwezen naar tabel B.3 in het DigiMV-deel.
Jaarverslag Raad van Toezicht Binnen de CONRISQ Groep is de Stichting CONRISQ Groep als rechtspersoon de bestuurder van de dochterstichtingen OG Heldring, Ambulatorium, BJ Brabant, Pactum Jeugd & Opvoedhulp en de Rooyse Wissel. De Stichting CONRISQ Groep kent een Raad van Bestuur en een Raad van Toezicht. Deze Raad van Toezicht houdt toezicht op het besturen van de CONRISQ Groep en van de dochterstichtingen. De Raad van Toezicht heeft in 2013 zeven keer regulier vergaderd en twee zogenoemde ‘heide dagen’ gehad. Op de reguliere vergaderingen is het reguliere toezicht onderwerp van vergaderen geweest; op de ‘heide dagen’ is onder meer aan de orde geweest het functioneren van de Raad van Toezicht en ‘Governance binnen de Raad van Toezicht’. Daarnaast heeft toezicht op het ‘managen van risico’s binnen CONRISQ Groep’ speciale aandacht gekregen. Bij de reguliere vergaderingen is de Raad van Bestuur aanwezig, en bij beide ‘heidagen’ gedeeltelijk en heeft er terugkoppeling plaatsgevonden. Ter voorbereiding van de toetreding van Pactum Jeugd & Opvoedhulp heeft er aan aantal vergaderingen plaatsgevonden met een afvaardiging van de Raad van Toezicht van CONRISQ Groep en de Raad van Toezicht van Pactum.
25
Buiten de vergaderingen om heeft de voorzitter van de Raad van Toezicht geregeld contact met de voorzitter van de Raad van Bestuur. De Raad van Toezicht werkt met een drietal commissies: de Auditcommissie Financiën (5 vergaderingen in 2013), de Remuneratiecommissie (4 vergaderingen) en de Commissie Kwaliteit van Zorg en Veiligheid (3 vergaderingen). Deze commissies werken volgens vastgesteld reglement en bereiden de adviezen van de Raad van Toezicht op de betreffende onderwerpen voor. Elke commissie is minimaal twee keer bijeen gekomen in 2013. De Raad van Toezicht heeft zich in 2013 gebogen over de volgende onderwerpen.
Toezicht op financiën, plannen en resultaten In het verslagjaar heeft de Raad van Toezicht de volgende reguliere zaken besproken:
actualiseren van het Meerjarenbeleid van de CONRISQ Groep; de Kaderbrief 2014 voor de dochterstichtingen; de begrotingen en jaarplannen 2014 van de dochterstichtingen; het jaardocument 2012 (jaarrekening en jaarverslag) van de verschillende dochterstichtingen met de accountant en vervolgens het goedkeuren van deze documenten; keuze accountant; proces en tijdlijn; de Voortgangsrapportages, Viermaands rapportages, Managementletter en de belangrijkste risico’s betreffende de dochterinstellingen; de evaluatie van de accountant; de invulling van het werkgeverschap van de bestuurders, rekening houdend met de Wet normering topinkomens.
Specifieke onderwerpen binnen de CONRISQ Groep Naast de reguliere onderwerpen zijn voor de CONRISQ Groep onder meer nog de volgende specifieke onderwerpen aan de orde geweest. -
nieuwe samenstelling per 1 juli 2013 van de Raad van Toezicht en bemensing van de commissies, naar aanleiding van de toetreding van Pactum Jeugd & Opvoedhulp; de toetreding van Pactum Jeugd & Opvoedhulp per 1 juli 2013; de samenstelling en takenpakket van de Raad van Bestuur; de uittreding van dhr. Eggenhuizen als bestuurder; verhouding Raad van Bestuur met Directies; Directiereglement; regels over btw met betrekking tot de vergoeding aan leden Raad van Toezicht; toekomstscenario’s voor elk van de dochterstichtingen en de holding gezien de transitie jeugdzorg en de krimp op tbs vlak; visie op (integrale) kwaliteitszorg; visie op intern toezicht (toezichtkader); Klokkenluidersregeling CONRISQ Groep; Conrisq Consultancy; organisatiestructuur CONRISQ Groep; vastgoedbeleid; ICT beleid.
Specifieke onderwerpen binnen OG Heldring In het verslagjaar heeft de Raad van Toezicht aandacht gehad voor de volgende items: -
samenwerking van OG Heldring met vso-school De Brouwerij; coulanceregeling in het kader van de commissie Samson; aansturing OG Heldring; Contourenplan OG Heldring en Ambulatorium 2015 en verder.
Specifieke onderwerpen binnen het Ambulatorium Ottho Gerhard Heldring In het verslagjaar heeft de Raad van Toezicht aandacht gehad voor de volgende items: -
aansturing Ambulatorium; voorbereiden juridische fusie van OG Heldring met Ambulatorium.
26
Specifieke onderwerpen binnen BJ Brabant In het verslagjaar heeft de Raad van Toezicht aandacht gehad voor de volgende items: -
samenwerking in de Federatie Jeugdzorg Brabant; toekomst van Keinder.
Specifieke onderwerpen binnen Pactum Jeugd & Opvoedhulp In het verslagjaar heeft de Raad van Toezicht aandacht gehad voor de volgende items: -
toetreding van Pactum binnen de holding; aansturing Stichting Compostela en buitenlands zorgaanbod.
Specifieke onderwerpen binnen De Rooyse Wissel In het verslagjaar heeft de Raad van Toezicht aandacht gehad voor de volgende items: -
sluiting FPC Overmaze; aanpak cultuuromslag en imagorisico; Rapport ‘De Rooyse Wissel, en nu verder…’; aansturing FPC; DJI Masterplan; Behandelduur en verlofmarges in relatie tot de Meerjarenovereenkomst Forensische Zorg, 2013-2017 (‘convenant’); DBBC-facturering.
4.3 Bestuur De Raad van Bestuur is verantwoordelijk voor het bestuur van OG Heldring. De dagelijkse leiding van OG Heldring wordt uitgevoerd door de directie.
4.3.1. Raad van bestuur De Raad van Bestuur CONRISQ Groep is verantwoordelijk voor het bestuur van OG Heldring. De Raad van Bestuur is bevoegd tot alle bestuurlijke handelingen voor zover die niet expliciet zijn toegekend aan de Raad van Toezicht. De uitwerking hiervan is vastgelegd in een reglement van de Raad van Bestuur dat is goedgekeurd door de Raad van Toezicht. De kernelementen daaruit zijn de specifieke verantwoordelijkheden van de bestuurders, de taken bij het besturen, de verdeling van taken, hoe verantwoording wordt afgelegd, de wijze van informeren van onder meer de Raad van Toezicht en de wijze van vergaderen. In het jaar 2013 is OG Heldring bestuurd door de CONRISQ Groep, die thans een tweehoofdige Raad van Bestuur heeft: mevrouw drs. J.A.M.A. Venmans (voorzitter) en mevrouw dr. A.A.G. Verwaaijen. Met ingang van 1 oktober 2013 is de heer R.C.M. Eggenhuizen teruggetreden. Mevrouw Verwaaijen heeft in 2013 een sabbatical genoten van 1 januari 2013 tot 1 februari 2013. De Raad van Bestuur is eindverantwoordelijk voor het totale beleid van OG Heldring. De Raad van Bestuur legt daarover verantwoording af aan de Raad van Toezicht. Naast de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur als geheel voor het bestuur van de organisatie hebben de leden van de Raad van Bestuur ieder een portefeuille met aandachtsgebieden waarvoor zij eerstverantwoordelijke zijn. De verdeling van de aandachtsgebieden was voor de periode 1 januari 2013 tot 1 februari 2013 verdeeld over twee bestuurders, voor de periode 1 februari 2013 tot 1 augustus 2013 over drie en vanaf 1 oktober 2013 over twee bestuurders. Daarbij had bestuurder Venmans de aandachtsgebieden forensische psychiatrie, financiën en organisatie; bestuurder Verwaaijen de inhoudelijke dossiers, onderzoek en innovatie en bestuurder Eggenhuizen het jeugddossier
27
(Transitie Jeugdzorg) en het sociaal beleid. Vanaf 1 oktober 2013 worden alle bestuurstaken gedragen door de bestuurders Venmans en Verwaaijen en zijn de regionale Branche overleggen belegd bij de directeuren van de dochterstichtingen. OG Heldring heeft een integraal verantwoordelijke directie. De bevoegdheidsverdeling tussen de Directie en de Raad van Bestuur is vastgelegd in een Directiereglement. De Directie heeft de dagelijkse leiding van OG Heldring en is integraal verantwoordelijk voor de exploitatie van de instelling, binnen de kaders gesteld door de Raad van Bestuur. De leden van de Raad van Bestuur worden conform de adviesregeling van de Nederlandse Vereniging van Bestuurders in de Gezondheidszorg (NVZD), en binnen de kaders van de Wet normering topinkomens, gehonoreerd voor de uitoefening van hun functie. Mevr. Venmans heeft de volgende nevenfunctie: lid van de Begeleidingscommissie van de Thematische Wetsevaluatie over Gedwongen Zorg bij jeugdigen en volwassenen. Mevr. Verwaaijen heeft de volgende nevenfuncties: lid van Forum TBS; adviseur bij Commissie EVBG (Extreem Vluchtgevaarlijk/BeheersGevaarlijk) van ministerie van Veiligheid en Justitie; lid Stuurgroep LDR-tbs. Aangezien bij deze nevenfuncties geen sprake is van persoonlijke bevoordeling, belangenverstrengeling dan wel dat de vervulling van deze nevenfunctie strijdig is met de belangen van de organisatie, is er geen noodzaak gezien tot het nemen van maatregelen om belangenverstrengeling te voorkomen.
4.3.2. Jaarverslag Centrale Ondernemingsraad 2013 (CONRISQ Groep) (Datum oprichting: 1 juni 2012) 1.
Inleiding
Juni 2012 is de centrale ondernemingsraad opgericht, het medezeggenschapsorgaan van de CONRISQ-groep. Dit orgaan behartigt de overkoepelende belangen van de dochterstichtingen de Rooyse Wissel, stichting OG Heldring, BJ Brabant en Pactum. Terwijl 2012 nog in het teken stond van het vormgeven van het nieuwe orgaan COR CONRISQ Groep, was het in 2013 merkbaar dat de COR duidelijker vorm kreeg en steeds sterker werd. Tussen de dochterstichtingen moest wel een fysieke afstand overbrugd worden, maar in de onderlinge samenwerking tussen de COR-leden werd deze afstand niet ervaren. Gedurende het jaar werd de COR steeds meer een gedreven team dat elkaar opzocht en ook vond. Dit resulteerde in inspirerende overleggen die diverse initiatieven tot gevolg hadden, zoals het concept-protocol camerabeleid, het formuleren van kernwaarden en het voorstel voor een definitie en procedurevoorstel voor pilots. De toevoeging van twee COR-leden namens Pactum bracht nieuwe kennis, expertise en dynamiek met zich mee. Mede hierdoor heeft de COR een verdiepingsslag kunnen maken. Door afstemming en overleg is de COR bezig zich steeds meer te verankeren in de organisatie. In dit verslag geven we een overzicht van de belangrijkste momenten van het afgelopen jaar. Toetreding Pactum tot de CONRISQ Groep. Op 1 juli 2013 is Pactum officieel toegetreden tot de CONRISQ Groep. Tijdens een informeel overleg in juni op het kantoor van Pactum in Arnhem hebben de COR leden kennis gemaakt met de OR leden van Pactum. Vanaf september zijn twee OR-leden namens Pactum toegevoegd aan de COR, vanaf dat moment worden ook de ontwikkelingen binnen Pactum op de voet gevolgd.
28
Facilitering van de COR. In goed onderling overleg tussen de bestuurder en COR zijn definitieve afspraken gemaakt over het aantal uren dat de COR ter beschikking krijgt. De Raad van Bestuur heeft de wijze van uniformiteit van de COR overgenomen. In het verlengde hiervan heeft de bestuurder aan de lokale OR-en een voorstel gedaan voor facilitering van de OR in uren. De OR-en van de verschillende dochterinstellingen zullen hier samen met de eigen directeur definitieve afspraken over maken. Het jaar werd afgesloten met de ontvangst van een ipad voor alle COR-leden. Lang verwacht en eindelijk gekomen. Door deze voorziening zullen de COR-leden hun werkzaamheden in 2014 met meer efficiency, betere bereikbaarheid en wellicht ook met nog meer plezier kunnen uitvoeren. Concept-protocol cameragebruik binnen de CONRISQ Groep. Op verzoek van de COR heeft de bestuurder een concept-protocol cameragebruik opgesteld om te kijken naar het beleid dat binnen de CONRISQ Groep geldt ten aanzien van het gebruik van camera’s en dan vooral het inzien van opgenomen beelden en waarborging van privacy. Landelijke ontwikkelingen. De ontwikkelingen binnen de volwassenenzorg lijken, na het Masterplan DJI, enigszins tot rust gekomen te zijn. De aandacht is het afgelopen jaar dan ook vooral uitgegaan naar de jeugdzorg. De COR volgt de (externe) ontwikkelingen door zelf op zoek te gaan naar informatie en door het gesprek aan te gaan met bestuurder. 2.
Werkwijze COR.
De centrale ondernemingsraad vergadert volgens een vooraf vastgestelde vergaderplanning. Met enige regelmaat worden de volgende vergaderingen belegd:
de vergadering centrale ondernemingsraad (eenmaal per drie weken); de dag voor het dagelijks bestuur, waarin een uur informeel overleg met bestuurder; een overlegvergadering met Raad van Bestuur (eenmaal per zes weken); een brainstormsessie met de Raad van Bestuur; het artikel 24 overleg met Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur (tweemaal per jaar).
Brainstormsessie & Artikel 24 overleg. Op 17 juni en 2 december heeft de COR een brainstormsessie gehouden met de Raad van Bestuur. Tijdens deze sessies is op informele wijze gesproken over actuele ontwikkelingen in de markt en binnen de CONRISQ Groep en de visie van zowel Raad van Bestuur als COR hierop. De COR heeft deze overleggen zeer gewaardeerd en is voornemens deze ook in 2014 in te plannen. Tijdens de brainstormsessie in juni zijn de volgende kernwaarden geformuleerd: CONRISQ Groep COMPASSIE: Continuïteit, Oprecht ondernemen, Mobiliteit, Professional, Aandacht, Sterk, Samenwerking, Innovatief en Eigenheid. De COR heeft deze kernwaarden besproken binnen de lokale ondernemingsraden en heeft zich hard gemaakt voor het introduceren en opnemen ervan in de organisatieculturen van de verschillende stichtingen. Na de brainstormsessies op 17 juni en 2 december heeft de COR artikel 24 overleg gehad met de bestuurders en de voorzitter van de Raad van Toezicht.
29
3.
Leden van de centrale ondernemingsraad
De COR bestond in 2013 uit onderstaande formatie. NAAM
FUNCTIE
STICHTING
Rini Cocu
Voorzitter
Ottho Gerhard Heldringstichting
Peter Blom
vice-voorzitter
de Rooyse Wissel
Marlieke van der Laar
COR-lid
Ottho Gerhard Heldringstichting
Geertine Drost
COR-lid
de Rooyse Wissel
George van de Vorle
COR-lid
de Rooyse Wissel
Rudy Meulendijks
COR-lid
BJ Brabant
Daniëlle van den Heuvel
COR-lid
BJ Brabant
t/m maart
Lisette van Hugten
COR-lid
BJ Brabant
Vanaf april
Joop Menting
COR-lid
Pactum
Vanaf augustus
Jim van Huut
COR-lid
Pactum
Vanaf augustus
Sigrid van den Akker
Ambtelijk Secretaris
4.
OPMERKING
Achterban
De achterban van de centrale ondernemingsraad wordt gevormd door de ondernemingsraden van de verschillende dochterinstellingen. Communicatie met de OR wordt als volgt geborgd:
5.
de centrale ondernemingsraad staat als vast agendapunt op de agenda’s van de lokale ondernemingsraden; mondelinge terugkoppeling van COR-leden; verslagen van vergaderingen worden gepubliceerd op intranet van de verschillende stichtingen.
Advies- en instemmingaanvragen.
In het afgelopen jaar zijn de volgende advies- en instemmingaanvragen in behandeling genomen: ADVIESAANVRAGEN
ADVIES
Adviesverzoek toetreding Pactum tot de CONRISQ-groep Advies inzake directiereglement CONRISQ Groep Samenstelling RvT Holdingstructuur CONRISQ Groep
Positief Positief Positief Positief
INSTEMMINGSAANVRAGEN
INSTEMMING
Klokkenluidersregeling CONRISQ-groep Samenvoegen databases salarisadministratie
Instemming instemming
6.
Evaluaties.
Er zijn diverse (halfjaarlijkse) evaluaties geweest:
communicatie COR-OR; functioneren COR; werken met een mobile device; mobiliteitsbeleid; samenstelling en werkwijze COR.
30
7.
Ter informatie ontvangen.
De COR heeft verschillende documenten ter informatie ontvangen:
vastgoedbeleid CONRISQ Groep; communicatiebeleid CONRISQ Groep; uitgangspunten ICT beleid; bestuurlijke informatie; financiële rapportages.
8.
Raad in ontwikkeling
Studiedagen 20 en 21 maart 2013 Deze studiedagen stonden onder leiding van Miep Bos. De volgende onderwerpen zijn aan de orde geweest:
Actualiseren en opnieuw vaststellen van de missie & visie van de COR. Evaluatie van de afgelopen periode: onderlinge samenwerking, relatie tot bestuurder en achterban, onderlinge taakverdeling, werkwijze en faciliteiten COR. Artikel 23 initiatiefrecht. Gesprek met bestuurder en secretaris Raad van Bestuur en evaluatie van dit gesprek. Persoonlijke missie & visie.
Studiedagen 11 en 12 september 2013 Deze studiedagen (inclusief Pactum) stonden onder leiding van Saskia Rijnen. De volgende onderwerpen zijn aan de orde geweest: Visie op de ontwikkeling van medezeggenschap binnen de CONRISQ Groep. Rolopvatting en positionering van de COR. Professioneel en efficiënt werken. Evalueren functioneren COR de afgelopen periode en formuleren van verbeterdoelen voor de komende periode. Formuleren van doelen 2013/2014 en deze koppelen aan rollen van de COR. Er is een COR vergadering nagespeeld. Er zijn strategische thema’s bepaald en aan de hand hiervan zijn actiehouders bepaald en is een werkplan opgesteld.
9.
Missie en Visie
Missie. De COR geeft uitvoering aan de wet op de ondernemingsraden door mee te denken en te beslissen in het kader van financieel, economisch en sociaal beleid van de CONRISQ-groep met visie, durf en compassie. De COR is via de OR-en de stem van alle medewerkers. Visie.
De De De De
COR COR COR COR
communiceert op transparante wijze met onze gesprekspartners. bewaakt het bereiken van heldere collectieve doelstellingen, die gelijk zijn voor alle stichtingen. stimuleert het realiseren van ontwikkelingskansen voor medewerkers en stichtingen. maakt gebruik van medewerkersparticipatie.
We zijn de CO®-piloot in het heelal waarin we het onmogelijke mogelijk maken om het schip op koers te houden.
31
4.3.3. Locatiedirectie OG Heldring De dochterstichting OG Heldring had een tweehoofdige locatiedirectie: een locatiedirecteur Behandeling en een locatiedirecteur Zorg(organisatie). Deze worden medio 2014 omgezet in de Clustermanagers (-) Zorg en Beveiliging en (-) Behandeling / operationeel behandeldirecteur. In 2013 is een integrale algemeen directeur OG Heldring en Ambulatorium aangesteld. Daarmee is een vierhoofdige directie OG Heldring en Ambulatorium omgezet in een één-hoofdige directeur en twee Clustermanagers. In mei 2012 is de notitie Streefbeeld Structuur Raad van Bestuur-Directies vastgesteld. Deze notitie geeft een duidelijke stip aan de horizon voor wat betreft de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de Raad van Bestuur en de directies, het aantal directeuren, de gelaagdheid van de organisatie, de globale veranderingen die dit voor dochterstichtingen met zich meebrengt en de overlegstructuur die daarmee samenhangt. De directie heeft de dagelijkse leiding van de OG Heldring en is integraal verantwoordelijk voor de exploitatie van de instelling, binnen de kaders gesteld door de Raad van Bestuur.
4.4. Medezeggenschap binnen OG Heldring Afgelopen jaar is met vaste regelmaat overleg geweest met de Ondernemingsraad, de Cliëntenraad en Instellingsjongerenraad. Zij werden betrokken bij belangrijke ontwikkelingen binnen OG Heldring en adviseerden op nieuwe ontwikkelingen.
4.4.1. Cliëntenraad OG Heldring kent een Cliëntenraad met een eigen reglement. De locatiedirecteur Behandeling was in de regel de gesprekspartner van de Cliëntenraad. Eind 2013 is de algemeen directeur tevens deel geworden van dit overleg. De Raad van Bestuur heeft eenmaal per jaar een gesprek met de Cliëntenraad. Eén lid van de Raad van Toezicht heeft als aandachtsgebied de medezeggenschap van de Cliënten(raad). De Cliëntenraad bestaat uit enkele ouders van (ex)jongeren die geplaatst zijn bij de OG Heldring. In de Cliëntenraad zitten geen jongeren. Om toch de stem van de jongeren te vertegenwoordigen is een van de cliëntenraadsleden de contactpersoon met de Jongerenraad van OG Heldring. Ook in het jaar 2013 heeft de Cliëntenraad een eigen jaarverslag opgesteld.
Jaarverslag Cliëntenraad Ondanks dat we geen nieuwe leden voor de cliëntenraad wisten te vinden, mogen we toch van een vruchtbaar jaar spreken. Verschillende acties zijn conform het jaarplan 2013 uitgevoerd. Op het belangrijkste punt, namelijk zichtbaar worden in de organisatie, is een goede stap gezet. De eerste actie daarin was een folder maken. Met dank aan Martijn Roumen, hebben we een leuke aansprekende folder weten te maken. Deze wordt inmiddels aan nieuwe cliënten standaard toegezonden en ligt binnen de organisatie her en der verspreid, zoals bij Gezinsmaatschappelijk werk en op de groepen. Resultaat: Verschillende ouders/verzorgers hebben ons weten te vinden, helaas vaak met klachten. Als het om klachten gaat is dit jaar een beleid door de leden van de CR afgesproken. Er wordt bemiddeling geboden en waar het kan contacten gelegd, maar wanneer dat contact er is, treedt de CR terug en bewaakt zij alleen nog de procedure en de voortgang. We hopen dat het komende jaar, door deze acties en de verbeterde zichtbaarheid, ook nieuwe leden gaat opleveren. Zichtbaar worden kan ook door middel van de jongerenraad. Winneke heeft in de loop van het jaar 3 vergaderingen bij kunnen wonen. Deze vergaderingen zijn inspirerend en met bewondering is gekeken, hoe de jongerenraad punten ter verbetering/verandering van het leefklimaat op OG Heldring en daarbuiten weet te bedenken en gestalte weet te geven. Helaas is het moeilijk om een zekere mate van continuïteit in het bijwonen van de vergaderingen te garanderen omdat deze op een doordeweekse dag tussen de middag valt.
32
Het is vaak lastig te combineren met andere verplichtingen. Het komende jaar zal er zeker tenminste 4x een vergadering worden bijgewoond. Zichtbaar worden door de website is door de drukte nog een stiefkindje gebleven. Ook aan de 3 maandelijkse evaluatie is nog niet voldoende aandacht gegeven. Dit zal het komende jaar zeker nog de aandacht verdienen en wordt meegenomen in het nieuwe jaarplan. Een derde speerpunt was de transitie. Ten opzichte van het begin van het jaar staat het nu wel op de kaart maar er is nog onvoldoende duidelijkheid binnen de regio van OG Heldring. Inmiddels is mevrouw Van Binsbergen (zorgmanager) wel in gesprek hierover met de diverse gemeentes. Ook is aan mevrouw Van Binsbergen aangeboden om actief mee te denken en waar mogelijk een rol in het geheel te vervullen. De transitie zal dan ook in het nieuwe jaarplan terugkomen. Naast de bovenstaande zaken heeft de CR kennis mogen nemen van de diverse veranderingen die voor OG Heldring op de rol staan. Door alle partijen wordt het als zeer waardevol en prettig ervaren om op deze wijze open en constructief met elkaar bezig te mogen zijn. De heer De Rijk bedanken we heel hartelijk voor de zeer open en prettige samenwerking . Tevens is er een derde partij binnen de CONRISQ groep aangeschoven. Pogingen om met de cliëntenraad van Pactum in gesprek te gaan is nog niet gehonoreerd. Wel is de samenwerking met BJBrabant voortgezet en als bijzonder prettig ervaren. Vooral het delen van kennis is een welkome aanvulling. Het komende jaar zal het streven zijn om tot een gezamenlijke agenda te komen en zal de samenwerking wellicht een ander karakter krijgen maar niet minder samen zorg dragen voor de noden en wensen van onze cliënten. Het Jaarplan 2013 eindigde met dat we er tegenaan moesten met de wens dat we aan het einde van het jaar zouden kunnen concluderen dat we er daadwerkelijk toe doen binnen de organisatie. Aan dat laatste twijfelen we zeker niet. Maar ook aan het vele werk wat we hebben gedaan hoeven we ons niet voor te schamen , gezien de weinige mankracht die ons ter beschikking staan. We mogen zeker op een vruchtbaar jaar terugkijken. Winneke Ekkel Maurik, 06-12-2013
4.4.2. Instellingsjongerenraad De instellingsjongerenraad is een belangrijk communicatie en adviesorgaan, waar door jongeren wordt gesproken over zaken die voor hen belangrijk zijn en waarover OG Heldring de jongeren vraagt mee te denken als het gaat over (te ontwikkelen) beleidszaken. Regelmatig doet zij voorstellen ter verbetering richting directie. Afgelopen jaar is de instellingsjongerenraad gemiddeld eens per 3 weken bij elkaar gekomen. In 2013 hebben in de instellingsjongerenraad gemiddeld 11 jongeren vanuit verschillende woonunits deelgenomen; zij vertegenwoordigen de jongeren van hun groep. Vanuit het wekelijkse groepsgesprek op de eigen unit hebben de jongeren onderwerpen meegenomen naar de instellingsjongerenraad. In 2013 zijn thema’s behandeld als: Rustuur, koken op de eigen groep, de bezoekloze avond, behandeling van klachten, internetbeleid, veiligheid, gebruik waterpijp, ziek zijn op OG Heldring en zorg voor zieke kinderen en jongeren, kleedgeld, beleid Tijdelijke Aanpassing Programma (inclusief vrijheid beperkende maatregelen). De locatiedirectie heeft ingestemd met het voorstel van de instellingsjongerenraad om de bezoekloze avond af te schaffen. Ook ten aanzien van de overige onderwerpen zijn opmerkingen vanuit de instellingsjongerenraad meegenomen in de evaluatie en verandering van het beleid.
33
4.4.3. De lokale ondernemingsraad van OG Heldring De Lokale ondernemingsraad (OR) bestaat uit: Rini Cocu (voorzitter), Arno Bosveld (vice voorzitter), Arthur Zewald (secretaris), Maya van Gisbergen (ondersteunend secretaris), Bob Geurts (penningmeester), Marlieke van de Laar. Ad Oldenburg is later in het jaar vervangen door Richard Leijenhorst, Adri Veraart en Clemens Jansen. Hieronder wordt verder ingegaan op een aantal adviezen en instemmingen. Tabel: adviezen en instemmingen van de Lokale Ondernemingsraad.
Datum
Onderwerp (en aanvraagdatum)
Advies
Evaluatie ja/nee
14-12-2012
Voorstel sluiting Driehoek
positief
04-02-2013
Organogram OG Heldring
positief
13-05-2013
Benoeming directeur OG Heldring en Ambulatorium
positief
05-11-2013
Contourenplan OG Heldring en Ambulatorium
Positief
halfjaarlijks
15-11-2013
Eigen risicodrager Ziektewet per 01-01-2014
positief
jaarlijks
16-12-2013
Juridische fusie tussen OG Heldring en Ambulatorium
Datum
Onderwerp (en aanvraagdatum)
2014
Instemming wel / geen
Evaluatie Ja/nee
09-07-2013
Vrijwilligersbeleid OG Heldring
instemming
09-07-2013
Handboek Algemeen Harmony, roosteren en roosterbeheer en de regeling vakantie en verlof OG Heldring
instemming
01-10-2013
Instemmingsaanvraag afwijken Arbeidstijdenwet m.b.t. pauze- en rusttijden 2014
instemming
15-01-2013
Beleid werving en selectie
instemming
22-01-2013
Afwijken arbeidstijdenwet m.b.t. pauze en rusttijden 2013
instemming
01-02-2013
Werkprocedure onderhoud functiematrix
akkoord
01-02-2013
Evaluatie vertrouwenspersoon en coördinator bedrijfsopvang
akkoord
Geëvalueerd
04-02-2013
Voorstel veiligheid en arbo
akkoord
Geen instemming verleend, monitoren
04-02-2013
Stagebeleid
instemming
28-02-2013
Procedure infectieziekten en bloedcontact
instemming
09-07-2013
Vrijwilligersbeleid OG Heldring
instemming
09-07-2013
Handboek Algemeen Harmony, roosteren, roosterbeheer en de regeling vakantie en verlof OG Heldring
instemming
01-10-2013
Instemmingsaanvraag afwijken Arbeidstijdenwet m.b.t. pauze- en rusttijden 2014
instemming
34
Contourenplan OG Heldring en Ambulatorium De ondernemingsraad draagt het Contourenplan een zeer warm hart toe. Veel van onze wensen en zorgen krijgen in dit plan handen en voeten. De directietafel en het veilig huis staan hoog op onze agenda. Dit als gevolg van gehoord willen worden, gesprekspartner zijn vanuit ieders expertise en de onveiligheid bij personeel en jongeren als reactie op heftige incidenten. Wij volgen de uitvoering op de voet en voeren de druk op waar wij dat nodig achten.
Handboek Harmony Dit jaar heeft de OR advies uitgebracht over het handboek Harmony. Ons advies was positief met uitzondering op de jaarroosters van de zorgafdelingen. Ons voorstel was om dit onderdeel met een jaar uit te stellen. Om tot een gedegen voorbereiding te komen. De directie heeft dit laatste voorstel niet ingewilligd. De ondernemingsraad evalueert de stand van zaken regelmatig.
OR in ontwikkeling De OR van OG Heldring heeft tijdens de tweedaagse het (concept)contourenplan OG Heldring en Ambulatorium van mevrouw Van Binsbergen besproken. Met alles wat er op ons af gaat komen zullen we ons moeten verhouden tot elkaar. Zet het kind centraal en handel van daaruit, wordt het uitgangspunt. Daar kan de OR zich helemaal in vinden, en doet dat als volgt: -
De OR wenst zoveel mogelijk te participeren in de ontwikkelingen t.b.v. OG Heldring en haar medewerkers. De OR zal kritisch blijven tijdens deze processen. De OR zal daar waar nodig kennis van buitenaf laten invliegen
Ook is de OR zich ervan bewust dat we in de tijd die gaat komen toch objectief naar de organisatie en haar medewerkers moeten blijven kijken.
Samenwerking Locatie directie/ Integraal Directeur Net als in 2012 heeft er in 2013 een wisseling van gesprekspartner plaatsgevonden. De ondernemingsraad is blij met de samenwerking tot nu toe. Daar waar nodig worden er mensen vanuit beide kanten meegenomen vanuit hun expertise. Wat processen doet versnellen. We gaan ervan uit dat we in tijden van krimp een goede basis hebben gelegd voor een constructieve samenwerking.
De Centrale Ondernemingsraad van de CONRISQ Groep Vanuit de Lokale Ondernemingsraad hebben 2 medewerkers zitting in de Centrale Ondernemingsraad van de CONRISQ Groep, namelijk Rini Cocu en Marlieke van de Laar De Centrale Ondernemingsraad behandelt die onderwerpen, die van gemeenschappelijk belang zijn voor alle of voor de meerderheid van de ondernemingen waarvoor zij is ingesteld. De Centrale Ondernemingsraad heeft in 2013 de volgende positieve adviezen uitgebracht: -
de toetreding van Pactum Jeugd & Opvoedhulp; de benoeming van nieuwe leden van de Raad van Toezicht CONRISQ Groep; het Directiereglement binnen CONRISQ Groep; de holdingstructuur van de CONRISQ Groep.
De Centrale Ondernemingsraad heeft in 2013 met de volgende voorstellen ingestemd: de Klokkenluidersregeling CONRISQ Groep;
35
-
het samenvoegen van databases van Beaufort.
De CONRISQ Groep heeft na ontvangst van de positieve adviezen het voorgestelde beleid verder uitgerold. De betreffende onderwerpen zijn ook besproken in de reguliere Overlegvergaderingen en de implementatie van de plannen komt, indien nodig, in de reguliere Overlegvergaderingen aan de orde. Advies/ instemmingaanvragen die in 2013 zijn gestart en die nog in behandeling zijn ultimo 2013: -
Camerabeleid binnen CONRISQ Groep;
36
5. Beleid, inspanningen en prestaties
5.1. Kwaliteit OG Heldring heeft een hoog ambitieniveau met betrekking tot de kwaliteit waarmee zij haar taken uitvoeren. De zorg en behandeling van de aan ons toevertrouwde kinderen en jongeren duldt niets minder. OG Heldring is het afgelopen jaar door diverse externe partijen bezocht (Inspecties, Commissie Rouvoet, oud bewoonsters van de vroegere Heldringstichting in het kader van de Commissie Samson), maar heeft ook zelf kritisch naar het eigen kwaliteitssysteem en het dagelijks handelen gekeken, onder meer door interne audits (ISO/HKZ) en kritische zelfonderzoeken en incidentanalyses (SIRE/RCA PRISMA).
Certificering OG Heldring is sinds 2010 in het bezit van het ISO 9001:2008 certificaat. Vorig jaar heeft OG Heldring zich laten toetsen op de criteria uit het HKZ certificatieschema Jeugdzorg. OG Heldring heeft laten zien te voldoen aan de eisen en is sinds 2013 in het bezit van het HKZ certificaat voor het toepassingsgebied gesloten jeugdzorg. Dit is ISO-9001:2008 compatibel. Tijdens de herbeoordeling zijn er door de certificerende instelling geen kritische feiten geconstateerd. In de rapportage is te lezen dat de PDCA cirkels op het primaire proces gestructureerd verlopen en dat OG Heldring haar risico´s, zowel in het primaire proces als op strategisch niveau, adequaat in beeld heeft.
Inspectie Begin 2013 is OG Heldring bezocht door de inspectie Jeugdzorg (in samenwerking met de inspectie van het onderwijs en de inspectie voor gezondheidszorg) in verband met het toezicht (stap 3). Er is door de inspecties antwoord gegeven op de vraag in hoeverre OG Heldring en scholengemeenschap de Brouwerij in staat zijn om jongeren een toereikend behandeltraject te bieden. Het eindoordeel van de inspecties luidt dat de kwaliteit van het behandeltraject voor jongeren binnen OG Heldring en de Brouwerij is voldoende. Uit de rapportage blijkt dat OG Heldring zorgt voor planmatigheid in de behandeling. Ook is te lezen dat OG Heldring zichtbaar inspanning levert om de jongeren behandeling met resultaat te bieden. Maar het rapport had ook een kritische noot over enkele onderdelen, zoals de doorlooptijden in de behandeling en de wachttijden voor individuele therapie en Gezinsmaatschappelijk Werk. Dit is zowel in een specifiek plan van aanpak als in het Contourenplan OG Heldring opgenomen, zodat verbeteringen direct zijn ingezet. Hierover is lopende het proces communicatie met de Inspectie Jeugdzorg.
Commissie Rouvoet De Commissie Rouvoet heeft een kwaliteitskader vastgesteld ter voorkoming van seksueel misbruik in de jeugdzorg. In 2013 heeft OG Heldring haar huidige beleid afgezet tegen de eisen uit dit kwaliteitskader. Hoewel OG Heldring al aan de meeste eisen uit het kwaliteitskader voldoet, denkt zij nog winst te kunnen behalen op een aantal specifieke punten. Er is een plan van aanpak gemaakt binnen OG Heldring, waarin zij verbeteracties heeft opgenomen, sommige zijn in 2013 gestart en afgerond, maar hierin staan ook acties die in 2014 doorlopen. Voortgang op de acties wordt door OG Heldring nauwlettend gevolgd. De commissie Rouvoet ziet toe op implementatie van het kwaliteitskader en heeft hiertoe in 2013 een aantal instellingen geselecteerd voor een bezoek; hieronder ook OG Heldring.
37
De Commissie merkte tijdens dit bezoek op dat seksualiteit goed bespreekbaar is binnen OG Heldring en dat OG Heldring streeft naar een open en veilige werkwijze, die normaliseert waar mogelijk en intervenieert waar noodzakelijk.
5.1.1. Kwaliteit van zorg Het verkorten van de verblijfsduur heeft een impuls gekregen ten gevolge van het beleidskader ‘Zorgtrajecten JeugdzorgPlus‘’ en de VWS-pilots Trajecten JeugdzorgPlus. OG Heldring heeft deze pilots, die in 2012 zijn gestart, in 2013 voortgezet. OG Heldring hecht er belang aan om naast de verblijfsduur nadrukkelijk te sturen op de kwaliteit van de behandeling. Zo snel als verantwoord wordt de overstap gemaakt naar een lichtere behandelvariant, waarbij het uiteindelijke doel is dat een jongere weer zo normaal mogelijk kan deelnemen aan de maatschappij. In 2012 zijn hiertoe de observatiediagnostiek en de behandeling geïntensiveerd. In 2013 is het beleid m.b.t. de observatiediagnostiek uitgebreid geëvalueerd. OG Heldring is er in geslaagd om de doorlooptijd met 4 weken te verkorten tot 9 weken. Dit heeft geen negatief effect gehad op de kwaliteit; wat ook naar voren is gekomen uit de waardering van ouders, jongeren en plaatsende instanties (zie ook paragraaf ‘Tevredenheidsonderzoek’). Ook op andere onderdelen is het beleid verder doorontwikkeld. En dan met name op het intensiveren van het behandelaanbod (o.a. door een oriëntatie op TOP’s; een methodiek voor leefgroepbehandeling, welke in 2014 zal worden ingevoerd) en het flexibiliseren van de behandeling (o.a. door het invoeren van de taak Trajectregie binnen het takenpakket van de Individueel Traject Begeleider (ITB’er). In de sub paragrafen verderop in dit hoofdstuk wordt gedetailleerder ingegaan op deze beleidsontwikkelingen. Voor 2014 voorzien wij een scherpere prognosestelling, die meer maatwerk levert voor de verschillende kinderen en jongeren die thans bij ons worden aangemeld: -
Kort verblijf (crisisopvang, observatie en transfer), MST (zes tot negen weken opname en dan MST traject thuis), Specialistisch regulier (zes tot negen maanden reguliere Jeugdzorg Plus trajecten, gericht op uitstroom naar huis of zelfstandig wonen en / of reguliere zorg in vrijwillig kader), Specialistisch (multiproblem, hoog risico, (L)VG , chronisch psychiatrisch kwetsbaar), Langdurend specialistisch (18+ vervolgzorg, om ernstige psychiatrie in de volwassenheid en langdurend gesloten verblijf te voorkomen).
Deze prognoses zijn in 2013 naar aanleiding van een interne analyse en een (internationaal) literatuuronderzoek (van vergelijkbare diagnostiek en prognosestellingen) opgesteld.
Optimaliseren Observatiediagnostiek Verkorting van de verblijfsduur maakt het noodzakelijk dat diagnostiek in een zo vroeg mogelijk stadium plaatsvindt. Voor jongeren en hun ouders is er dan ook meteen duidelijkheid over wat men kan verwachten gedurende de behandeling bij OG Heldring. Dit vormt een belangrijke voorwaarde voor de motivatie en het verdere beloop van de behandeling. Inzicht in de aard en de ernst van de problemen is nodig om de kwaliteit van de behandeling verder te verbeteren. Het stelt behandelaars in staat om de juiste behandeldoelen te bepalen en een individueel trajectbehandelplan op te kunnen stellen. Hierbij wordt aangegeven welke behandelingsmodaliteiten in welke volgorde gebruikt worden en wat de einddoelen zijn. De optimalisatie leidt tot een effectieve en efficiënte diagnostiek en heeft daarmee nog meer focus op behandeldoelen. Ook wordt er beter afgestemd op de specifieke problemen van een jongere. En Dit is bevorderlijk voor de motivatie van de jongere en het gezin om aan deze doelen te werken.
38
Het bovenstaande levert dan ook een bijdragen aan een meer efficiënte behandeling en een verkorting van de verblijfsduur op OG Heldring. De aansluiting met de prognoses zoals hiervoor genoemd, staat de komende jaren onder de aandacht, om al vroeg in het traject naar een prognose toe te werken en deze na verloop van tijd ook meetbaar te maken. Dit is belangrijk voor de communicatie naar de rechtbanken en het voorkomen van contraire beslissingen. Tabel: huidige uitstroomperspectieven JeugdzorgPlus OG Heldring (zie ook ZonMW)
Perspectieven Pilotkader VWS
Vertaling naar OGH-termen
Inhoud JeugdzorgPlus-traject
Naar huis
a) Direct naar huis
Jongeren gaan na afronding JeugdzorgPlus thuis wonen; met intensieve ambulante begeleiding.
Vervolgvoorziening
b) Indirect naar huis
Jongeren gaan na afronding JeugdzorgPlus een periode in een andere voorziening wonen alvorens zij thuis gaan wonen
Zelfstandig / Vervolgvoorziening
c) Indirect zelfstandig
Jongeren gaan na afronding JeugdzorgPlus een periode in een andere voorziening wonen alvorens zij op zichzelf gaan wonen1.
Langdurende zorg en ondersteuning
d) Beschermd
Jongeren gaan na afronding JeugdzorgPlus direct in een andere voorziening wonen; zij blijven hier ook na hun 18de nog beschermd wonen
Bovengenoemde overwegingen zijn aanleiding geweest om in 2012 de werkwijze voor wat betreft het diagnostisch onderzoek en het opstellen van het Trajectbehandelplan te herzien (zie ook eerder). De meerderheid van de jongeren ondergaat nu bij opname een diagnostische fase. In een derde van de gevallen is de diagnostische informatie voldoende compleet en kwalitatief toereikend, om gericht een Trajectbehandelplan op maat op te stellen. In dat geval kan de diagnostische fase overgeslagen worden. Om deze reden wordt er gebruik gemaakt van verschillende arrangementen, variërend van aanvullend tot een volledig diagnostisch onderzoek. Als ordeningscriterium voor de intensiteit van de diagnostische fase wordt gewerkt met meerdere (persoonlijkheids)dimensies. Voor al deze dimensies wordt bekeken of er voldoende diagnostische informatie beschikbaar is. Alle ontbrekende informatie wordt vervolgens aangevuld door eigen observatiediagnostiek, om tot een Trajectbehandelplan met gerichte behandeldoelen en het juiste uitstroomperspectief te komen. In de tweede helft van 2013 is dit beleid, dat begin 2013 OG Heldring-breed is ingevoerd, geëvalueerd. In het bijzonder is stilgestaan bij de vraag of we er inderdaad in slagen om de diagnostische fase, met behoud van kwaliteit, in te korten (deze was 13 weken). Ook is stilgestaan bij de vraag of de nieuwe werkwijze nog voldoende pedagogisch verantwoord is. De interne overplaatsing is immers onnodig belastend. Er is echter geconcludeerd dat de doelen, zoals die gesteld waren, gehaald zijn. Het heeft een verkorting van de behandelduur opgeleverd, hetgeen nog belangrijker is.
1
In de praktijk blijkt dat een groot aantal jongeren niet direct vanuit de JeugdzorgPlus helemaal zelfstandig gaan wonen; zij gaan in de regel eerst een periode begeleid wonen, de zorgbehoefte is nu eenmaal intens.
39
Vooralsnog kiezen wij op grond van deze overwegingen om de observatieplaatsingen te handhaven. Wel blijven wij het eventueel ongewenste effect van interne overplaatsingen nauwlettend volgen (volgens de principes van een ‘trauma informed organisation’).
Trajectregie, coördinatie en supervisie (gedragswetenschapper) In 2013 heeft de Trajectregie-taak zijn definitieve vorm gekregen, nadat hier aanvankelijk een aantal maanden mee was geëxperimenteerd. Bij OG Heldring wordt gestart vanuit een (in aanvang gesloten) residentiële setting, om vervolgens geleidelijk over te gaan naar ambulante begeleiding. Sinds OG Heldring gestart is met de VWSpilots wordt vanaf het moment van opname nog meer nadruk gelegd op een zo spoedig mogelijke uitstroom. Daarvoor worden Behandeltrajecten ingezet die vanaf de opname gericht zijn op het verblijf buiten de JeugdzorgPlus. Meteen na binnenkomst wordt gekeken wat jongeren ná hun behandeling op OG Heldring nodig hebben om volwaardig te kunnen participeren in de maatschappij. Zo snel als veilig en verantwoord wordt de overstap gemaakt naar een lichtere behandelvariant. Maatwerk is hier het sleutelwoord. In 2013 is in dit kader gestart met de concrete invoering van de trajectregie-taak. Daartoe is bij de start van het zorgtraject een ITB’er van OG Heldring betrokken bij het volledige traject van een pilot-jongere. De ITB’er bewaakt de voortgang van het plan, signaleert en handelt bij eventuele knelpunten, vraagt advies aan de Behandelcoördinator en geeft hierbij zelf adviezen. Daarnaast treedt hij of zij op als aanspreekpunt voor alle betrokken partijen en werkt nauw samen met onder andere:
de jongere en zijn ouders; betrokken medewerkers uit OG Heldring; het onderwijs (intern de Brouwerij); andere zorgaanbieders; vertegenwoordigers van de plaatsende instantie (veelal BJZ); de opnemende voorziening (veelal een instelling voor J&O, JGGZ of LVB); en gemeentelijke voorzieningen).
Daarnaast organiseert hij of zij de externe behandelfase en begeleidt deze. Bij dit alles wordt nauw samengewerkt met de Behandelcoördinator, die wordt betrokken voor de supervisie en meestal eindverantwoordelijk is voor de realisatie van het traject. Over de verantwoordelijkheidsverdeling zijn echter afspraken gemaakt met de overige instellingen die worden ingeschakeld binnen het traject. In geval van een (gezins)voogdij maatregel houdt de (gezins)voogd de wettelijke regietaak; in geval er geen kinderbeschermingsmaatregel van kracht is, ligt deze ‘taak’ natuurlijk bij de ouders. Bij het nemen van besluiten worden de jongere, de ouders en de eventuele voogd nadrukkelijk betrokken. Binnen het traject wordt gewerkt vanuit het belang van de jongere. Dit biedt voor de jongere en zijn ouders dan ook de ruimte om bij de planvorming een belangrijke stem hebben. De ITB-er onderhoudt met hen dan ook structureel contact. De ITB’er en de Behandelcoördinator combineren de taak ‘Trajectregie’ met de gedragsinterventie ‘Aan de Slag’ of ‘Nazorg’.
Intensiveren behandeling Om de beoogde kwaliteitsverbetering van de behandeling te realiseren waardoor de verblijfsduur in de JeugdzorgPlus fase van de behandeling substantieel zal worden teruggebracht tot gemiddeld 9
40
maanden, is er ook in 2013 doorgegaan met intensivering van de behandeling. Zowel het dagelijks leven op de behandelunit als de specialistische behandeling wordt zodoende up to date te houden. OG Heldring biedt JeugdzorgPlus die wordt vormgegeven door de wettelijke instrumenten zoals het gedwongen opnemen van deze jongeren, het kunnen sluiten van deuren en het toepassen van vrijheidsbeperkingen maatregelen. Deze instrumenten worden uitsluitend ingezet indien dit noodzakelijk is, conform de afspraken die zijn vastgelegd in het individuele behandelplan en met inachtneming van de rechtspositie van de jongere. Verder bestaat de door OG Heldring geleverde JeugdzorgPlus vanaf het moment van opname uit een woon- en verblijfsvoorziening binnen een behandelunit en een aanvullende specialistische behandeling, die aangeboden wordt door experts buiten de unit. Deze individuele behandeling kenmerkt zich door een aanbod van interventies waarbij een flexibel maatwerkpakket wordt afgestemd op de problematiek van een jongere, diens thuissituatie en het uitstroomperspectief. In 2013 is de fasering zoals die gehanteerd wordt op de behandelunit volgens het Sociaal Competentie Model geactualiseerd en aangepast op een (gemiddeld) verblijf van 9 maanden. Ook is Schemagerichte therapie (die op twee behandelunits wordt aangeboden) geëvalueerd en op onderdelen aangepast, waardoor deze nu beter als eigenstandige behandeling tot zijn recht komt. Daarnaast is de doorlooptijd van individuele behandelingen door intensivering verkort, waaronder het aanbod van de Drugsconsulenten en de Gezinsmaatschappelijk werkers. Tegelijkertijd is de formatie van de psychiater opgehoogd en zijn Drugsconsulenten hun aanbod ook aan meerdere jongeren tegelijk gaan geven. Mede hierdoor zijn we er overwegend in geslaagd de interne wachttijden voor therapie en training beter onder controle te krijgen, waardoor deze niet langer interfereren met de beoogde verkorting van de verblijfsduur.
Aanpassen Sociale Competentie Methodiek (SCM) Het is noodzakelijk gebleken om de duur van de verschillende SCM-fases aan te passen. Enerzijds om de duur van de afzonderlijke SCM-fases af te stemmen op de verkorting van de verblijfsduur. En anderzijds omdat ten gevolge van het intensiveren van de behandeling op de units gedragsveranderingen bij jongeren eerder en beter zullen beklijven. Hierdoor kan een jongere zich ook sneller ontwikkelen binnen de fases van de SCM. Daarnaast heeft de toenemende diversiteit van stoornissen en doelgroepen ons voor de vraag gesteld of het Sociaal Competentie Model nog voldoet als ‘one size fits all’. Naast de introductie van Schemagerichte Therapie als basisvorm op twee behandelunits, bezinnen wij ons hierop in de komende tijd. Dit neemt niet weg dat weg dat de positieve resultaten van deze basispaanpak nog altijd staande blijven.
Generalisatie van vaardigheden geleerd in specialistische behandeling Een van de doelen bij het intensiveren van het behandelaanbod op de units is het nadrukkelijker integreren van de specialistische behandeling in het dagelijks bestaan. Het is cruciaal dat een jongere de vaardigheden die hij leert in een therapie- of training(situatie) op zodanige wijze integreert in zijn gedragspatroon (‘generalisatie’), dat hij deze ook kan toepassen in het leven van alle dag. Om deze generalisatie te bevorderen dient er sprake te zijn van een systematische overdracht (‘transfer’) van de therapie/training naar de dagelijkse praktijk. Bij onvoldoende transfer zal dit generalisatieproces niet goed op gang komen, waardoor hetgeen geleerd is niet zal beklijven. Generalisatie komt alleen tot stand wanneer hetgeen geleerd is in de training of therapie ook wordt geoefend in de leefsituatie. Pedagogische medewerkers spelen hierbij een centrale rol. Het oefenen van geleerde vaardigheden zal immers moeten gebeuren op de leefgroep en in het dagelijks
41
verkeer. Juist daarom moet de jongere hierbij worden begeleid door de pedagogisch medewerkers, die dagelijks met hem of haar omgaan. Een gedragstraining of –therapie zal wel worden gegeven onder verantwoordelijkheid van en door een hiertoe opgeleide trainer/therapeut. Pedagogisch medewerkers bieden hierbij ondersteuning in de rol van co-therapeut. En door de nauwe afstemming tussen beiden over de voortgang en inhoud van de therapie of training, wordt gewaarborgd dat ook de pedagogisch medewerkers inhoudelijk worden betrokken en de jongere kunnen ondersteunen bij de ‘transfer’ naar de dagelijkse praktijk. Gelet op het belang van leren en herhaling van het geleerde in het dagelijks leven heeft OG Heldring er voor gekozen om voorbereiding te treffen, zodat in de loop van 2014 de trainingen die alle jongeren aangaan, zullen plaatsvinden op de behandelunits, dus in het dagelijks leven. Hiertoe heeft er in 2013 een oriëntatie plaatsgevonden op het programma TOP’s, waarin onder meer elementen van sociale vaardigheidstraining, agressie regulatietraining en morele ontwikkeling zijn gecombineerd tot een integraal programma dat op de groepen wordt aangeboden. Zo versterken wij de ontwikkeling van ‘leefgroepen’ naar behandelgroepen. Eind 2013 heeft dit geresulteerd in een positief advies wat door de directie is overgenomen. In 2014 zal TOP’s instellingsbreed worden geïmplementeerd.
Schemagerichte Cognitieve Therapie De pilot die gericht was op het ontwikkelen van een Schemagerichte behandeling voor jongeren binnen OG Heldring met een persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling is afgerond. Gebleken is dat de methodiek Schemagerichte Cognitieve Therapie (SCT) niet alleen effectief is bij volwassenen met ernstige persoonlijkheidsstoornissen, maar ook bij die jongeren die te maken hebben met (dreigende) persoonlijkheidsstoornissen. Met het Ambulatorium is in 2013 de jeugdvorm van SCT gecontinueerd op OG Heldring, in samenwerking met de Universiteit van Maastricht. Ook in 2013 zijn de resultaten positief en is besloten deze vorm van specialistische behandelaanbod te continueren. Om in de toekomst deze behandelmethodiek nog beter aan te kunnen passen aan de mogelijkheden en beperkingen van de jongeren die zijn opgenomen in de JeugdzorgPlus , is besloten uitvoering te geven aan een promotieonderzoek dat zich speciaal hierop zal richten. Vanaf 2014 zal dit promotieonderzoek in samenwerking met de Universiteit van Maastricht gedurende een aantal jaren worden uitgevoerd op OG Heldring.
Behandeling van hoog risico jongeren Binnen OG Heldring verblijft een beperkt aantal jongeren, dat op basis van hun gedrag gekwalificeerd kan worden als ‘hoog risico jongeren’ in de categorie pre-delinquent gedrag. Het betreft hier veelal jongens die relatief al wat ouder zijn en waarbij al vanaf jonge leeftijd een complexe gedragsproblematiek manifest is die geleid heeft tot fors oppositioneel en anderszins ernstig grensoverschrijdend gedrag. Bovendien is er een significant risico op de ontwikkeling van een ernstige (veelal antisociale of narcistische) persoonlijkheidsstoornis of psychopathie (volgens het concept van Hare, 1999; 2003; 2012). Bij deze jongeren is er in het verlengde van voornoemde ernstige gedragsstoornis ook sprake van (proactieve) agressieproblemen, die zich onder meer uiten in terugkerend fysiek geweld gericht tegen leeftijdgenoten en/of personeel (veelal manipulatief ingezet), een beperkte gewetensontwikkeling, delict-gedrag (of zich aangetrokken voelen tot crimineel gedrag) waardoor zij bekend zijn binnen het justitiële circuit (en er bovendien een reëel gevaar op recidive bestaat) en (fors) middelen gebruik. Verder valt op dat er niet of nauwelijks sprake is behandelmotivatie, of een hoge mate van impulsiviteit en ‘thrill seeking’ wat zich (ook) uit in het zich onttrekken aan de behandeling (vluchten, weglopen).
42
Het sociaal ontwrichtende gedrag van deze jongens maakt dat op enig moment (steeds weer) de orde en veiligheid binnen OG Heldring in het geding komt. Het pedagogische en het behandelklimaat op de behandelunits kan hierdoor ernstig onder druk komen te staan. De kleinschalige settingen op het terrein van OG Heldring geven gelegenheid tot gescheiden plaatsingen en behandeling, maar op de units waar zij verblijven staat de responsiviteit onder druk bij bepaalde hoge concentraties van extreem impulsief en ontwrichtend gedrag. Dit kan (op termijn) negatieve invloed hebben op het behandelklimaat, dat gekenmerkt wordt door support en responsiviteit van medewerkers en een veilige atmosfeer waar jongeren en medewerkers met respect met elkaar omgaan. Wanneer er eenmaal sprake is van een dergelijke situatie dreigt een vicieuze cirkel te ontstaan: een inadequaat behandelklimaat leidt er toe dat de problematiek van deze jongeren niet vermindert en dus zal het oppositionele en agressieve, gewelddadige gedrag blijven bestaan. Dit werkt dan weer meer onveiligheid en op den duur zelfs angst in de hand bij anderen en medewerkers. De introductie van de werkwijze volgens een trauma informed organisation en de inzet van tijdige risicosignalering specifiek op deze sociaal ontwrichtende gedragsproblematiek zijn de antwoorden die de OG Heldringstichting in 2014 formuleert op de grotere concentratie aan aanmeldingen van dit soort problemen ten opzichte van het verleden. Het verblijf op een reguliere behandelgroep en binnen het reguliere dagprogramma is, in voorkomende gevallen van een hoge concentratie aan risicogedrag, niet langer geschikt voor de zorgvraag van deze specifieke groep jongens (minder dan 5% van OG Heldring-jongeren). Dit noodzaakt daarom een specifieke aanpak. Het plan is om de jongens (en soms meisjes), die tot deze doelgroep behoren, in een zo vroeg mogelijk stadium van hun verblijf te identificeren op basis van gestandaardiseerde risicotaxatie en pre-forensische diagnostiek, zodat zij zo snel mogelijk een voor hen passend behandelaanbod krijgen. Dit is reden geweest om in het vierde kwartaal van 2013 een werkgroep de opdracht te geven om een aanpak te ontwikkelen voor deze ‘hoog risico jongens’ die op enig moment in hun behandeling zijn aangewezen op een verblijf buiten een reguliere behandelgroep. Deze aanpak kenmerkt zich onder meer door het kortdurend bieden van een maximaal beveiligde afdeling en strikte fysieke begrenzing. Het individuele behandeltraject is primair gericht op het verminderen van het ongewenste gedrag. Na stabilisatie richt de behandeling zich met nadruk op het aanleren van die sociaal aanvaardbare vaardigheden die noodzakelijk zijn om zich te kunnen handhaven op een reguliere behandelgroep. Een grondige en nauwgezette risico-inventarisatie en risico-taxatie maakt een belangrijk onderdeel uit van de aanpak. Het resultaat van de werkgroep zal in de eerste helft van 2014 worden geïmplementeerd. Wij werken in deze samen met de forensische deskundigheid van De Rooyse Wissel (als partner binnen de CONRISQ Groep) en universiteiten.
Behandeling jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB) In 2013 is de behandeling voor (L)VB-jongeren die verblijven op de OG Heldringstichting verder geïntensiveerd door het verrijken van het specialistische behandelaanbod en het op onderdelen aanpassen van de leefgroepbehandeling, waardoor de kwaliteit van de behandeling is verbeterd. Ook spreken wij thans van (L)VB, omdat VB problematiek in veel gevallen niet meer voldoent aan de criteria van ‘licht’. Concreet is hiertoe het bestaande trainingsaanbod expliciet geintegreerd in de SCM-behandeling op de leefgroep. Ook is een behandelprogramma ‘(L)VB’ ontwikkeld en ingevoerd. In het verlengde hiervan is de scholing van de betrokken medewerkers medewerkers verbreed. Het is van belang dat zij voldoende kennis hebben van zowel het de (L)VB-problematiek als van de behandeling.
43
Flexibiliseren behandeling Vanuit het streven om jongeren zo snel als verantwoord weer te laten deelnemen aan de maatschappij, laat OG Heldring hen doorstromen op het moment dat het therapeutisch leefklimaat en behandelaanbod van OG Heldring niet meer nodig is. Na beëindiging van de behandeling JeugdzorgPlus is hiervoor allereerst beoordeeld of een jongere met ambulante ondersteuning direct thuis kan gaan wonen. Wanneer dit niet haalbaar is, wordt in aansluiting op het verblijf bij OG Heldring gekozen voor een regulier residentieel aanbod. De verdere behandeling wordt dan ook zo snel mogelijk weer in een open setting en zonder dwangkader voortgezet. Om doorlopende trajecten te realiseren is er bij OG Heldring (naast de al genoemde samenwerkingsafspraken met ketenpartners) ook een licht en/of een intensief ambulant aanbod mogelijk.
Licht ambulant aanbod Dit betreft een begeleiding conform de Nazorg-WorkWise systematiek. Het doel is primair gelegen in een soepele overgang naar een residentiële vervolgvoorziening. Bovendien kunnen de jongere èn de vervolgvoorziening, na overplaatsing, een beroep blijven doen op de expertise van OG Heldring. Ook de mogelijkheid tot tijdelijke terugkeer van de jongere naar OG Heldring behoort hierbij tot de mogelijkheden.
Intensief ambulant aanbod Dit aanbod kent twee mogelijkheden, afhankelijk van de ernst van de restproblematiek van de jongere en de mogelijkheden van het gezinssysteem. 1) Aan de slag-programma: Aan de slag is er op gericht dat een jongere een beroepsopleiding kiest en een baan krijgt én deze behoudt. Het programma kent een looptijd van gemiddeld 9 maanden. Deze duur is afhankelijk van de begeleidingsnoodzaak en motivatie van de jongere. Het gaat om een combinatie van maatwerk voor iedere jongere, intensieve persoonlijke begeleiding en specifieke interventies. Het programma wordt gegeven door ITB’ers (gecertificeerde programmabegeleiders). De interventies richten zich op concrete onderwerpen zoals ‘werkrelatie’ en ‘netwerkvorming’. Daarnaast worden op maat vaardigheidstrainingen ingezet. Ook richt 'Aan de slag' zich op wonen, het sociale netwerk en de vrije tijdsbesteding, omdat dit kritische risico (of succes)factoren zijn, die mede invloed hebben op het behouden van een opleiding of baan. 2) Multi System Therapie (MST): Aanvankelijk was het de bedoeling om in 2013 de gezinsinterventies MDFT te introduceren binnen OG Heldring. Organisatorische ontwikkelingen, waaronder de fusie tussen OG Heldringstichting en het Ambulatorium in begin 2014, hebben er echter toe geleid dit een andere wending te geven. De belangrijkste reden hiervoor is het gegeven dat MST op basis van (internationaal) onderzoek naar voren komt als meest geëigende en effectieve interventie bij gezinnen met jongeren met ernstige gedragsstoornissen, in combinatie met verwante gezinsproblemen. MST is een (internationaal) erkend behandelprogramma (systeemgerichte therapie of ernstig ontwikkelingsrisico). Het biedt hulp aan jongeren met ernstige en persisterende problematiek, die nog een actieve of een te activeren gezinsband hebben. Doel van MST is de jongere te helpen een leven te leiden waarin probleemgedrag verdwijnt of afneemt en bevredigende maatschappelijke participatie mogelijk wordt, naast een stabiel functioneren van het gezin. De MST therapeut streeft naar verbetering van het functioneren van de jongere in het gezin, op school of werk en in de
44
buurt. En naar bevordering van adequate vrijetijdsbesteding en pro sociale relaties met leeftijdgenoten. Het Ambulatorium beschikt over een goed opererend MST-team. Gelet hierop ligt het in de bedoeling om vanaf april 2014 voortaan ook MST aan te gaan bieden vanuit OG Heldring. Hierbij zal het MST aanbod vanuit OG Heldring starten onder de supervisie van het operationele MST team van het Ambulatorium, dat fuseert met OG Heldring.
Ketensamenwerking en -afspraken Ook in 2013 heeft OG Heldring in het kader van de trajectzorg de samenwerking met haar ketenpartners gezocht en gevonden (zie ook hoofdstuk 3). Met instellingen voor Jeugd- en Opvoedhulp, maar ook met instellingen uit de sectoren JGGZ en LVB, zijn in het kader van de (VWS-)pilot Zorggebied Oost en de pilot Zorggebied Zuid, afspraken gemaakt over een trajectmatige aanpak van de behandeling. Hierbij wordt gestart vanuit OG Heldring JeugdzorgPlus om vervolgens over te gaan naar een regulier residentieel aanbod door een instelling voor Jeugd & Opvoedhulp, JGZZ of LVB of naar een vorm van ambulante behandeling, indien een kind of jongere direct naar huis gaat en dit aanbod beter passend is dan de extramurale interventies van OG Heldring. De intensiteit van behandeling kent parallel hieraan ook een geleidelijke afbouw, afgestemd op de specifieke behandeldoelen van de jongere. Het doelgericht (samen)werken, in combinatie met het flexibel kunnen op- en afschalen van de intensiteit van zorg (van residentieel naar ambulant) vormen de kern van onze samenwerkingsafspraken met ketenpartners. Dit wordt momenteel in intensieve samenwerking met de partners Pactum en BJ Brabant binnen de Holding CONRISQ Groep gerealiseerd. Samen komen wij tot continuïteit van zorg, door middel van een aansluitend behandeltraject binnen een op elkaar afgestemde keten van jeugdzorg. Ook met verschillende andere instellingen (waaronder Entrea, RIBW Rivierenlanden, RIBW Arnhem, ‘Vast en Verder’, Pluryn) zijn in dit kader bilaterale samenwerkingsafspraken gemaakt. In de praktijk wordt deze samenwerking vorm gegeven doordat de jongere in kwestie, zijn ouders, OG Heldring, Bureau Jeugdzorg of de betreffende instelling voor Jeugdzorg, en de betreffende onderwijsinstelling, die allen betrokken zijn bij de behandeling en scholing, in de zevende week na opname bij OG Heldring bij elkaar komen voor een ‘Trajectbehandelplanbespreking’. De verschillende partijen (waaronder ook de jongere zelf en zijn ouders) blijven vanaf dit moment bij de verdere behandeling en evaluaties van het Trajectbehandelplan van de jongere in kwestie betrokken. Figuur: trajectgedachte JeugdzorgPlus OG Heldring.
In de praktijk blijkt deze werkwijze voor trajecten JeugdzorgPlus goed te voldoen om tot sluitende behandeltrajecten te komen. Zeker in geval er vanaf dag één sprake is van trajectregie (dit is vooralsnog aan de orde wanneer een jongere is opgenomen in een van de twee VWS-pilots).
45
De concrete rol van de ITB’er blijkt in deze een sterke toegevoegde waarde te hebben. Ten gevolge van deze werkwijze blijken (tot op zekere hoogte) ook de meer logistieke knelpunten aan het einde van het verblijf op OG Heldring voorkomen kunnen worden. Jongeren worden sindsdien in mindere mate geconfronteerd met wachttijd op het moment dat zij kunnen uitstromen (wat ook weer een positief effect heeft op de verblijfsduur.) Overigens blijft dit een knelpunt op het moment dat de jongere 18 jaar is.
5.1.2. Kwaliteit delen: Expertisecentrum In 2013 is het Expertisecentrum overgegaan in CONRISQ Consultancy (Ccy), waar naast OG Heldring ook de andere dochters van de Conrisq Groep vertegenwoordigd zijn. Net als het voormalige Expertisecentrum is CCy gericht op onderzoek, academisering, expertiseontwikkeling en innovatie van (behandel)kennis, met als doel een bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en delen van kennis, zowel intern als extern.
Academisering op gebied van onderzoek CCy stimuleert en begeleidt wetenschappelijk onderzoek met als doel de visie op de hulpverlening en de daarop gebaseerde behandeling te onderbouwen met de resultaten van dit onderzoek. In 2013 heeft het onderzoek binnen OG Heldring zich afgespeeld op twee onderzoekslijnen: 1. zicht op de doelgroep; 2. zicht op het effect van de behandeling. Binnen de onderzoekslijn ‘Zicht op de doelgroep’ is het onderzoek in 2012 voortgezet. Door het verzamelen van centrale basiskenmerken van de jongere, alsmede informatie over de ernst van de problematiek zoals die tot uiting komt in het competentieniveau en de mate van internaliserende en/of externaliserende gedragsproblemen, wil OG Heldring een goed beeld krijgen van de doelgroep die opgenomen en behandeld wordt. Binnen de onderzoekslijn ‘Zicht op het effect van de behandeling’ wordt het effect van de behandeling bij jongeren op OG Heldring in kaart gebracht. Op gezette tijden gedurende de behandeling worden gegevens verzameld, waarmee de voortgang van de jongeren gemeten wordt. Statistische analyses en aggregatie van de gegevens, waarbij rekening gehouden wordt met de achtergrondkenmerken van de jongere, leveren kennis over het resultaat van de behandeling, en mogelijke aangrijpingspunten om de kwaliteit van de behandeling te verbeteren. Bovengenoemde data zijn in 2013 ook gebruikt om in verdiepend onderzoek de uitgangspunten van het Sociaal-Competentiemodel (SCM) empirisch te toetsen. In het kader van CCy is daarnaast ruimte om een aandeel te leveren aan wetenschappelijk onderzoek van derden en op die manier bij te dragen aan de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis. Daartoe is in 2013 door OG Heldring deelgenomen aan gemeenschappelijk doelgroep- en effectonderzoek binnen de veertien instellingen voor JeugdzorgPlus, dat is geïnitieerd door het Instellingenberaad JeugdzorgPlus. Verder heeft OG Heldring begin 2013 deelgenomen aan een onderzoek van Universiteit Maastricht en Rutgers WPF naar de effectiviteit van Make-a-Move, een trainingsprogramma voor jongens over relaties en seksualiteit. Daarnaast participeert OG Heldring in een onderzoek naar de ontwikkeling van ‘het Geweten’ van de Universiteit Tilburg.
46
Academisering op gebied van Innovatie CCy stimuleert en begeleidt kennisontwikkeling met als doel de visie op de hulpverlening en de daarop gebaseerde behandeling binnen OG Heldring en de JeugdzorgPlus (verder) te onderbouwen of waar nodig te vernieuwen. In 2013 heeft het accent gelegen op de doorontwikkeling van Schemagerichte Cognitieve gedragstherapie (SCT). Hiertoe is eerst de huidige werkwijze geëvalueerd; in het verlengde hiervan zijn verbeterpunten opgenomen in een verbeterplan dat in 2014 zal worden afgerond. CCy heeft ook het initiatief genomen om te komen tot de opzet en de uitvoering van een promotieonderzoek naar het effect en de verdere toepassingen van SCT binnen de Jeugd-zorgPlus ; inmiddels is duidelijk geworden dat, zoals al vermeld, dit promotieonderzoek in samenwerking met de Universiteit van Maastricht in 2014 van start zal gaan. De (tussentijdse) resultaten zullen besproken worden en de basis vormen voor verdere innovaties in de komende jaren. Ook is in 2013 de aandacht weer uitgegaan naar het ontwikkelen van het behandelaanbod dat gericht is op jongeren met een hoog risico profiel, met als doel het (recidive)risico terug te dringen. De resultaten hiervan zullen in 2014 gebruikt worden bij de vormgeving van een Intensieve Careaanbod (zie eerder). Ook hierbij wordt nauw samengewerkt met de Universiteit van Maastricht. In dit kader past ook een initiatief dat zich nu nog in het onderzoekstadium bevindt en wat betrekking heeft op de rol van empathie bij gedragsstoornissen. Hierbij wordt nauw samengewerkt met Karakter, een instelling voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie. De onderzoeksresultaten die in 2014 verwacht worden, zullen betrokken worden bij de verdere ontwikkeling van voornoemd behandelaanbod.
5.1.3. Resultaten op het gebied van kwaliteit van zorg Onderstaand overzicht geeft een beeld van een aantal resultaten, uitgedrukt in geplande en gerealiseerde waardering op prestatie-indicatoren. Tabel: overzicht van prestaties, doelstelling en resultaat.
Prestatie-indicator Jongeren
Vragenlijsten t.b.v. resultaatmeeting - TVA - CBCL - YSR Instrumenten gegevensmonitor: - CAP-J, STEP - Motivatievragenlijst - OBVL Score tevredenheidtoets ouders
Resultaat
Doelstelling
Resultaat
2012
2013
2013
83% 80% 80% 74% 54% n.v.t. 7,9
90%
80%
81% 79% 75%
7,5
91% 57% 56% 8,0
Score tevredenheidtoets jongeren
7,3
7,5
7,2
Score tevredenheidtoets (gezins-) voogd of casemanager Plaatsingen op kamer
7,9
7,5
7,9
1014
Vermindering
868
Plaatsing op prikkelarme kamer
67
Vermindering
80
Plaatsingen in afzondering
253
Vermindering
234
Onttrekkingen gemeld bij de Inspectie Fysiek ingrijpen
86
Vermindering
74
+23%
Vermindering
449
47
Prestatie-indicator Jongeren
Resultaat
Doelstelling
Resultaat
2012
2013
2013
Verbaal geweld tussen jongeren
49
Vermindering
32
Fysiek geweld tussen jongeren
155
Vermindering
127
Gegronde klachten
10
Vermindering
6
2 deels gegrond In de volgende paragrafen worden de verschillende prestatie-indicatoren verder toegelicht.
Resultaatonderzoek Periodiek wordt het effect van de behandeling bij OG Heldring gemeten, waarbij gebruik wordt gemaakt van wetenschappelijk gestandaardiseerde vragenlijsten (onder andere de CBCL en de TVA) die met regelmaat gedurende de behandeling van een jongere bij OG Heldring worden afgenomen. Centrale vraag daarbij is in hoeverre het competentieniveau van de jongeren is toegenomen en hun gedragsproblemen van de jongeren zijn afgenomen. In 2013 zijn de verzamelde gegevens over de periode 2007-2012 geanalyseerd om zicht te krijgen op de resultaten die met de behandeling behaald worden. De uitkomsten laten zien dat de jongeren goede resultaten bereiken: het competentieniveau is significant toegenomen en de ernst van de gedragsproblemen is afgenomen. Terwijl de jongeren op het moment van binnenkomst gemiddeld een significante achterstand hadden ten opzichte van de normscore, was die achterstand op het moment van vertrek bij de meeste domeinen tot vrijwel nul gereduceerd. De verbeteringen komen ook duidelijk naar voren in de volgende figuur, waar de mate van vooruitgang staat uitgedrukt in de effect size (een statistische maat, waarbij een effect size vanaf 0.2 een klein effect aangeeft, vanaf is 0.5 een middelgroot effect en vanaf 0.8 is een groot effect). Figuur: effect sizes op de verschillende TVA-domeinen, uitstroomperiode 2005-2012.
1,0 0.81
0,8 0.76
0.67
0,6
0.67 0.51
0,4 0,2 0,0 Omgang leeftijdgenoten
Autonomie
School/werk
Seksualiteit & relaties
Zelfzorg
Tegelijkertijd is de ernst van de internaliserende en van de externaliserende gedragsproblemen op het moment van vertrek significant lager dan bij binnenkomst. Ongeveer de helft van de jongeren die bij binnenkomst een klinische score had, heeft bij vertrek een normale score. Alleen de regelovertredende gedragsproblemen zijn wat hardnekkiger: hier zie je bij 30% een verbetering van klinisch naar normaal niveau en blijft 46% in het klinische niveau hangen.
48
Tabel: percentage jongeren met klinische startscore dat naar subklinische c.q. normale eindscore overgaat, voor de verschillende CBCL-schalen; vertrekperiode 2009-2012.
Bij aanvang in klinisch gebied:
Angstigdepressief
Teruggetrokken -depressief
Lichamelijke klachten
Sociale problemen
-
23% 15% 62%
31% 19% 50%
20% 20% 60%
27% 20% 54%
Denkproblemen
Aandachtsproblemen
Regelovertredend Gedrag
Agressief gedrag
31% 20% 49%
12% 28% 60%
46% 25% 30%
37% 20% 43%
-
klinisch gebleven naar subklinisch naar normaal
klinisch gebleven naar subklinisch naar normaal
Terwijl de waargenomen verbetering van competenties en de afname van gedragsproblemen in alle uitstroomjaren vanaf 2009 zichtbaar wordt, blijkt de vooruitgang bij de jongeren die in 2012 uitgestroomd zijn ineens een stuk lager te zijn. Bij de competenties zijn de effect sizes minder hoog en de externaliserende gedragsproblemen liggen op het moment van vertrek gemiddeld op een iets hoger niveau dan in de vertrekjaren daarvoor. Dit valt voor een groot deel te verklaren uit de groei van het aantal jongens en de toename van het aantal met co-morbiditeit van (ernstige) psychiatrische problemen. Jongens behalen minder vooruitgang dan meisjes en bij jongeren met meer stoornissen is de vooruitgang ook minder voorspoedig; daarnaast speelt een rol dat jongens en jongeren met (complexere) co morbiditeit een andere impact hebben op het groepsklimaat en daardoor de vooruitgang van andere jongeren beïnvloeden. De eindresultaten liggen echter nog steeds op een zeer acceptabel niveau, dus ook nu de doelgroep op verschillende punten nogal veranderd is, profiteren de kinderen en jongeren die op OG Heldring verblijven goed van de behandeling bij OG Heldring. Uit de analyses wordt overigens ook duidelijk dat vaak een langere verblijfsduur nodig is om dit goede behandelresultaat te realiseren. We zien dat de effect sizes substantieel toenemen bij langere verblijfsduur, terwijl het bereikte eindniveau daarbij vergelijkbaar is met dat van jongeren met kortere verblijfsduur. De langere verblijfsduur is dus terug te voeren op het feit dat er bij binnenkomst meer achterstand was die overbrugd moest worden en dat het daardoor meer tijd kost om op een acceptabel eindniveau te komen. Wij zoeken in het verlengde hiervan naar betere en meer heldere methoden om onze adviezen aan de plaatsende instanties en kinderrechters te onderbouwen, opdat de machtiging in die gevallen waar een langere behandelduur ook een beter effect sorteert niet (onverhoopt) voortijdig contrair worden beëindigd.
Toetsingsonderzoek In verdiepend onderzoek zijn de gegevens uit TVA en CBCL gebruikt om de uitgangspunten van het Sociaal-Competentiemodel (SCM) empirisch te toetsen. Het model, dat ten grondslag ligt aan de basisbehandeling bij OG Heldring, gaat ervan uit dat gedragsproblemen samenhangen met een achterstand in competentieniveau en dat versterking van competenties zal leiden tot vermindering van gedragsproblemen. Uit het onderzoek blijkt dat jongeren met ernstige (klinische) gedragsproblemen op OG Heldring significant lagere competentiescores hebben dan jongeren met normale CBCL-score. Er is dus inderdaad een samenhang tussen gedragsproblemen en competenties. De correlatiecoëfficiënten tussen de twee zijn echter niet hoog, wat erop wijst dat ook andere factoren een rol spelen bij gedragsproblemen, zoals bijvoorbeeld ontwikkelingsstoornissen en risicofactoren in de omgeving van de jongere.
49
Daarnaast kwamen sterke correlaties tussen de toename van competenties en de vermindering van gedragsproblemen naar voren. Het versterken van de competenties draagt dus bij aan de vermindering van gedragsproblemen. Daarmee blijkt het SCM nog altijd een adequate behandelaanpak te zijn voor een groot deel van de jongeren en biedt het een ondersteuning van de keuze voor het SCM als één van de modellen voor basisbehandeling. Tabel: Het effect van toenemende competenties op de afname van internaliserende en externaliserende gedragsproblemen (correlaties).
1. 2. 3. 4. 5.
Internaliserende problemen -0.40 -0.21 -0.53 -0.24 -0.12
Omgang leeftijdgenoten Autonomie & zelfsturing School/werk Seksualiteit & relaties Zelfzorg
Externaliserende problemen -0.57 -0.59 -0.44 -0.40 -0.48
Tevredenheidonderzoek ouders, jongeren en plaatsende instantie Om een beeld te krijgen van de waardering die jongeren, ouders en vertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg (plaatsende instantie) hebben voor de behandeling bij OG Heldring, wordt na afloop van elke evaluatiebespreking een tevredenheidvragenlijst uitgereikt aan ieder van deze aanwezigen. De vragenlijst bestaat uit vijf vragen over verschillende aspecten van behandeling en bejegening, waarbij de respondent kan aangeven: 1. moet beter, 2. kan beter, 3. goed, 4. erg goed. Een score 3 of 4 geeft dus aan dat de cliënt (zeer) tevreden is. Aan de jongeren wordt sinds 2010 bovendien gevraagd, of zij vinden dat OG Heldring zich aan haar afspraken houdt. Daarnaast wordt ter afsluiting gevraagd, om met een rapportcijfer tussen 1 en 10 een algemeen oordeel te geven over de behandeling die de jongere krijgt. Tabel: gemiddelde scores tevredenheidonderzoek in 2010-2013 bij behandelunits.
Oordeel ouders Vraag
2010
2011
2012
2013
Waardering voor gestelde behandeldoelen
3.2
3.3
3.3
3.4
Gestelde behandeldoelen zijn duidelijk
3.3
3.5
3.5
3.5
Inspraakmogelijkheden bij behandeldoelen
3.2
3.3
3.3
3.4
Vooruitgang in gedrag
3.2
3.3
3.4
3.3
Oordeel informatieverstrekking
3.1
3.3
3.3
3.4
Rapportcijfer
7,6
7,9
7,9
8.0
50
Tabel: gemiddelde scores tevredenheidonderzoek in 2010-2013 bij behandelunits (vervolg).
Oordeel plaatsende instantie Vraag
2010
2011
2012
2013
Waardering voor gestelde behandeldoelen
3.4
3.4
3.4
3.4
Gestelde behandeldoelen zijn duidelijk
3.5
3.5
3.6
3.6
Inspraakmogelijkheden bij behandeldoelen
3.3
3.4
3.4
3.4
Vooruitgang in gedrag
3.1
3.3
3.1
3.0
Oordeel informatieverstrekking
3.1
3.2
3.2
3.2
Rapportcijfer
7,7
7,8
7,9
7.8
Vraag
2010
2011
2012
2013
Kennis over gestelde behandeldoelen
3.1
3.2
3.2
3.3
Meedenken over gestelde behandeldoelen
3.0
3.0
3.1
3.1
Op de hoogte hoe doelen te behalen
3.2
3.3
3.2
3.3
Vooruitgang in gedrag
3.3
3.3
3.3
3.3
Oordeel hulp om doelen te bereiken
3.0
3.1
3.3
3.1
Aan afspraken houden
2.9
3.1
3.1
2.8
Rapportcijfer
7,1
7,6
7,3
7.1
Oordeel jongeren
Samenvattend kan uit de resultaten van het tevredenheidsonderzoek over 2013 geconcludeerd worden, dat alle betrokkenen (ouders, plaatsende instantie en jongeren) goed te spreken zijn over de behandeling bij OG Heldring. Globaal gezien kan men zeggen dat de hoge waardering die in 2012 naar voren kwam, gehandhaafd is. Het feit dat 80% van de ouders en vertegenwoordigers van mening is dat het gedrag van het kind goed vooruitgaat, is een duidelijke aanwijzing dat de behandeling bij OG Heldring de beoogde resultaten oplevert. Ook bij jongeren op de observatie-units wordt, na afloop van het adviesgesprek, een tevredenheidsvragenlijst afgenomen. De vragen in deze lijst sluiten aan op het doel van de observatiefase en wijken dus af van de vragen hierboven. In onderstaande tabel staan de resultaten van het tevredenheidsonderzoek bij de observatiegroepen weergegeven voor 20102013.
51
Tabel: gemiddelde scores tevredenheidonderzoek in 2010-2013 bij observatie-units.
Oordeel Ouders Vraag
2010
2011
2012
2013
Verblijfsdoel is duidelijk
3.2
3.2
3.3
3.5
Informatieverstrekking
2.9
3.0
2.9
3.3
Omgangswijze groepsleiding
3.3
3.2
3.3
3.5
Antwoord op hulpvraag
3.3
3.3
3.2
3.4
Uitleg over het OGH-advies
3.4
3.4
3.5
3.6
Rapportcijfer
7.9
7.8
7.7
8.3
Vraag
2010
2011
2012
2013
Verblijfsdoel is duidelijk
3.6
3.7
3.6
3.6
Informatieverstrekking
3.1
3.2
3.1
3.0
Omgangswijze groepsleiding
3.7
3.3
3.3
3.4
Antwoord op hulpvraag
3.8
3.8
3.5
3.5
Uitleg over het OGH-advies
3.9
3.8
3.7
3.7
Kwaliteit van het advies
3.8
3.7
3.6
3.8
Uitvoerbaarheid van het advies
3.6
3.6
3.5
3.6
Rapportcijfer
8.3
8.2
8.2
8.2
Vraag
2010
2011
2012
2013
Verblijfsdoel is duidelijk
3.1
2.9
3.0
3.3
Informatieverstrekking
3.0
3.0
3.0
3.2
Omgangswijze groepsleiding
3.5
3.2
3.2
3.3
Antwoord op hulpvraag
3.1
3.1
2.8
3.1
Uitleg over het OGH-advies
3.4
3.6
3.4
3.6
Rapportcijfer
7.9
7.8
7.2
7.8
Oordeel Plaatsende instantie
Oordeel Jongeren
Hoewel de beoordeling van de observatie-units in alle meetjaren al goed was, valt het op dat de beoordeling in 2013 nog hoger was. Zowel ouders, plaatsende instanties als jongeren zijn zeer tevreden. Het is aannemelijk dat dit mede is terug te voeren op de aangepaste werkwijze op de observatie-units, die in april 2013 is ingevoerd.
52
Op basis van het Tevredenheidonderzoek 2012 is een aantal uitdagingen voor 2013 geformuleerd. Hieronder worden die uitdagingen afzonderlijk langsgelopen, en wordt geëvalueerd in hoeverre de gewenste streefcijfers behaald zijn.
Streefcijfer m.b.t. responspercentage: 85%. Ook al was het streefpercentage voor 2013 naar boven bijgesteld (van 80% naar 85%), toch wordt dit met een responspercentage van 91% ook in 2013 weer gehaald.
Streefcijfer m.b.t. gemiddelde scores: op alle onderdelen een gemiddelde van 3.2. Ook voor de gemiddelde scores was de lat voor 2013 wat hoger gelegd: op alle onderdelen werd gestreefd naar een gemiddelde score van 3.2. Op de meeste onderdelen werd dit streefcijfer echter gewoon waargemaakt in 2013. Alleen de jongeren scoren op twee onderdelen onder de norm, namelijk bij ‘meedenken over gestelde behandeldoelen’ en ‘aan afspraken houden’. Ook bij de observatie-units wordt aan de streefcijfers voldaan. De beoordelingen komen voor alle aspecten (ruim) boven het gestelde streefcijfer uit, bij alle drie respondentgroepen.
Streefcijfer m.b.t. rapportcijfer: een gemiddelde van 7.4 behalen. Ouders en vertegenwoordigers zitten met hun gemiddeldes van 7.8 tot 8.3 ruim boven het gestelde streefcijfer. Het rapportcijfer van de jongeren zit met 7.1 ineens onder het streefgemiddelde, maar op zich is een 7 is nog een ruime voldoende. Met een gemiddelde van 7.8 scoren de kinderen en jongeren op de observatie-unit wel ruim boven de norm.
Plaatsingen op kamer, prikkelarme kamer en afzondering In de JeugdzorgPlus wordt er landelijk onderscheid gemaakt tussen ‘plaatsing op kamer’ langer dan een uur en ‘plaatsing op kamer’ met de deur op slot, ‘plaatsing op de prikkelarme kamer’ en ‘plaatsing in afzondering.’ Allemaal vallen ze onder de maatregel ‘plaatsing buiten de groep’. In 2013 is het aantal plaatsingen op een prikkelarme kamer toegenomen ten opzichte van 2012 met 19%; in totaal is er 80 keer een jongere op een prikkelarme kamer geplaatst. Plaatsing in een afzonderingsruimte is de meest ingrijpende maatregel. Het besluiten tot een plaatsing in afzondering kent zijn fundament dan ook in het behandelplan van de betreffende jongeren. En omdat dit een ingrijpende maatregel is, houdt OG Heldring precies bij onder welke omstandigheden deze maatregel wordt toegepast, en hoe lang.
53
Figuur: aantal afzonderingen 2006-2013.
Figuur: trends m.b.t. het aantal afzonderingen in 2013.
Trend afzonderingen 2013 25,0 20,2
20,0
19,3
18,6
17,3
17,9
mrt april mei
juni
17,8
19,7
20,0
juli
aug
19,3
19,3
19,5
19,5
sept
okt
nov
dec
15,0 10,0 5,0 0,0 jan
feb
Een (continu)werkgroep (geïnstalleerd sinds 2011) is ingezet om het ontwikkelde beleid voor plaatsing in afzondering nog verder aan te scherpen om te trachten zowel het aantal afzonderingen als de duur van elke afzonderlijke afzondering verder terug te dringen. En met succes; de dalende trend in het aantal afzonderingen zet zich ook voort in 2013. Bovenstaande figuur laat zien dat het aantal afzonderingen in 2013 verder is gedaald. Ook de duur van afzonderingen is teruggelopen. Overigens is het beleid dat wanneer een jongere ’s avonds in de afzondering wordt geplaatst en voor 21.30 uur de afzondering nog niet kan verlaten, hij of zij om willen van de ongestoorde rust dan gedurende de nacht in de afzondering slaapt (dit geldt ook voor jongeren die na 21.30 uur in de afzondering worden geplaatst; bijvoorbeeld jongeren die in crisis geplaatst worden en pas na dat tijdstip arriveren). De volgende ochtend worden deze jongeren dan direct om 7.00 uur (dat is het tijdstip waarop de ochtenddienst
54
van de pedagogisch medewerkers start) uit de afzondering gehaald. Dit verklaart het hoge aantal afzonderingen langer dan 8 uur in de nacht. Hierbij moet tevens worden aangetekend dat met name ’s nachts nogal wat jongeren (vaak meisjes, bij wie sprake is van een emotie-regulatiestoornis) zelf verzoeken om de nacht in de afzondering door te mogen brengen, omdat zij niet in kunnen staan voor hun eigen veiligheid. Hoewel hier terughoudend mee om wordt gegaan, wordt vooral in het begin van de behandeling (waarbij de pedagogisch medewerkers de jongere ook nog niet goed kennen) gehoor gegeven aan afzondering op eigen verzoek (met open deur), met name op de strikt gesloten afdeling ’t Groote Huys. Het verhoogt het veiligheidsgevoel van de meisjes aldaar. Figuur: duur afzonderingen in 2013.
Duur afzonderingen 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
93
53 44 20 3 < 1 uur
1 ‐ 2 uur
2 ‐ 4 uur
12
9 1
4 ‐ 8 uur, 4 ‐ 8 uur, ´s 8 ‐ 12 uur, 8 ‐ 12 uur, > 12 uur ´s overdag nachts overdag ´s nachts nachts
Onttrekkingen In het totaal is er 74 keer weggelopen, waarbij de betreffende jongere niet voor de volgende dag 12:00 is teruggekeerd, of bekend is waar hij of zij verbleef. Conform de richtlijnen van VWS worden deze gemeld aan de Inspectie (Uitvoeringseenheid Gesloten Jeugdzorg). Dit aantal ligt overwegend in de lijn met de afgelopen jaren. Dit is een daling ten opzichte van het voorgaande jaar. In totaal is er 114 keer sprake geweest van een onttrekking; in 40 gevallen waren de betrokken jongeren binnen korte tijd weer teruggekeerd bij OG Heldring (uiterlijk voor 12:00 uur de volgende dag). Er zijn 48 jongeren één keer weggelopen, 36 jongeren twee keer en 5 jongeren drie keer, 3 jongeren zijn vier keer of vaker weggelopen. De grootste groep loopt weg gedurende verblijf elders, dit wil zeggen een ‘verlofsituatie’ (wettelijke term), zoals bij de ouders thuis. In vergelijk met voorafgaande jaren zien we hier een daling. Op basis van de risicotaxatie wordt de ‘verlofstatus’ vastgesteld, wat zoveel betekent als hoeveel vrijheden een kind of jongere verantwoord kan hanteren, gegeven het risico dat tot machtiging voor dwangbehandeling heeft geleid. Hierbij geldt dat een jongere gedurende de eerste periode onder intensieve begeleiding staat en dat hij of zij uitsluitend op ‘begeleid verlof’ gaat (begeleiding van een pedagogisch medewerker, op indicatie door de behandelcoördinator). Wanneer een weggelopen jongere terugkeert, gaat deze doorgaans terug in fasering en wordt bovendien de ‘verlofstatus’ aangepast; de planning van gefaseerde vrijheden wordt herzien. En er
55
vindt van elke onttrekking een analyse plaats door het behandelteam. Het resultaat hiervan wordt waar nodig verwerkt in het Trajectbehandelplan. Figuur: trend aantal onttrekkingen in 2013.
Trend onttrekkingen 2013 20,0 18,0 16,0 14,0 12,0 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0
13,1 12,7 12,5 12,1
jan
feb
11,2 11,5 11,1 11,4
mrt april mei
juni
juli
aug
12,3
sept
11,4
okt
10,3
nov
9,5
dec
Uiteindelijk zijn er 17 jongeren uitgeschreven naar aanleiding van een onttrekking, omdat deze jongeren niet binnen de gestelde termijn weer zijn teruggekeerd. Van deze 17 jongeren zijn er echter uiteindelijk zes in een later stadium weer teruggeplaatst op OG Heldring. Figuur: duur onttrekkingen 2012 en 2013.
Duur onttrekkingen 60
53
50 40
40 31
30 20
2013 24
17
23 15
23 13
8
8
10
2012
21
0 < 1 dag
1 ‐ 2 dagen
2 ‐ 4 dagen
4 ‐ 8 dagen
8 ‐ 14 dagen
> 14 dagen
Overigens moet niet uit het oog verloren worden dat het voorbereiden van de kinderen en jongeren (onder machtiging van een kinderrechter) op hun terugkeer in de samenleving een doelgericht onderdeel van de behandeling in de Jeugdzorgplus is. Dit wordt door OG Heldring planmatig en methodisch vormgegeven. Jongeren doorlopen hun behandeling in fasen, waarbij ‘verlof’ op geleide van een ‘verloftaxatie’ onderdeel is. Gegeven het risico dat tot machtiging heeft geleid, leren jongeren stapsgewijs en gefaseerd met autonomie en vrijheden om te gaan, van begeleid naar onbegeleid verlof. Desondanks blijft een risico op weglopen reëel omdat jongeren juist tijdens het ‘verlof’ blootgesteld worden aan de mogelijkheid om weg te lopen, of geconfronteerd wordt met verleidingen en prikkels die de samenleving nu eenmaal kent. Een gedoseerde blootstelling aan deze prikkels en verleidingen heeft tot doel hier verantwoord mee om te leren gaan.
56
Fysiek ingrijpen Veilig kunnen werken en samenleven is ook in 2013 een belangrijk speerpunt geweest. Temeer daar uit gesprekken met medewerkers en de bedrijfsopvang bekend is dat geweldsincidenten een grote impact hebben op de veiligheid en specifiek de veiligheidsbeleving van jongeren en personeel. Om het personeel, dat direct contact heeft met jongeren, voldoende deskundig te maken en te houden waar het gaat om fysiek ingrijpen, zijn ook in 2013 periodiek fysieke weerbaarheidstrainingen aangeboden en gevolgd. Hierbij is veel aandacht geweest voor het terugdringen van het fysieke en verbale geweld tussen jongeren onderling en van jongeren naar medewerkers. Dit is gedaan door tijdens het opleiden van medewerkers die in aanraking komen met jongeren, de nadruk te leggen op agressie regulerende handelingen en de-escalerende technieken. Figuur: fysiek ingrijpen per maand in 2012 en 2013.
Fysiek ingrijpen 70 61 57
60 50
48
57 53 46
45
40
49
47 45 39
36
30
29 26
30 20
54
51 46 37 2013
32 28
2012
23
22
16
10 0 jan
febr
mrt
apr
mei
juni
juli
aug
sept
okt
nov
dec
Hoewel ten opzichte van 2012 het aantal keren dat er fysiek is ingegrepen met 15% is gedaald, neemt de ernst en de impact van het aantal (soms ernstig) fysieke incidenten toe. Een belangrijke verklaring hiervoor is dat al jaren het percentage jongens dat wordt opgenomen door OG Heldring gestaag oploopt. Eerder in dit verslag is gesteld dat het aantal jongens dat in 2013 bij OG Heldring werd opgenomen, verder is toegenomen. En dat er daarmee voor het eerst in het 165-jarige bestaan meer jongens dan meisjes verblijven op OG Heldring. Daarenboven is bij zowel de jongens als de meisjes de ernst van de gedragsstoornissen en de co morbiditeit met andere stoornissen toegenomen. Tenslotte zien wij bij de (L)VG problematiek dat de IQ grens van 80 al lang niet meer de grens is. Bij een deel van de gevallen ligt de IQ waarden tussen de 60 en 70, en soms zelfs lager. Daarnaast verschillen jongens en meisjes in de aard van de problematiek: meisjes vertonen veelal angstig-depressief gedrag, teruggetrokken-depressief gedrag, lichamelijke klachten en aandachtsproblemen, terwijl jongens veel vaker regelovertredend gedrag en agressief gedrag vertonen. De verwachting is wel dat een afname van geweldsincidenten een positief effect heeft op de veiligheidsbeleving. Hoewel hiertoe in 2012 een goed begin gemaakt is, is duidelijk geworden dat
57
dit een inspanning vergt van meerdere jaren. OG Heldring vindt het nodig en belangrijk dat de veiligheidsbeleving van jongeren en medewerkers (veel) verder omhoog gaat. In 2013 is daarom gestart met (1) het inrichten van een werkgroep technische veiligheid, en (2) een arbo werkgroep personele veiligheid, en tenslotte met (3) een zogenoemd X-team Veiligheid en Integriteit (dwarsdoornede van medewerkers uit alle segmenten van de organisatie, die vrij met elkaar praten over integriteit en veiligheid in het dagelijks werk op OG Heldring). Dit laatste heeft een belangrijke signaalfunctie en brengt mensen uit de hele organisatie bij elkaar aan één tafel (van beveiligers tot directie). Doel is om veiligheid en arbeidsomstandigheden op de agenda van iedereen te houden en management en directie in direct contact alert te houden. In 2013 is het veiligheidsbeleid verder ontwikkeld. Dit is o.a. gedaan op de volgende punten:
het (brand)veiligheidsbeleid (calamiteitenplannen, BHV-plannen, ontruimingsplannen) is geactualiseerd; Er zijn in 2013 afspraken gemaakt met de brandweer, waarin ook in 2013 calamiteitenoefeningen zijn gedaan i.s.m. de brandweer. Zo is er zorg gedragen voor de borging van het brandveiligheidsbeleid. In juli 2013 is er een controle geweest a.d.h.v. de checklist brandveiligheid; Er is in 2013 een training in de deskundigheidsbevordering voor BHV-ers georganiseerd. Veilig werken en wonen is binnen OG Heldring een doorlopend speerpunt geworden en het beleid zal dan ook in 2013 verder worden voortgezet, waarbij de resultaten strikt gemonitord zullen worden. Ook de Raad van bestuur houdt regelmatig veiligheidsronden om de organisatie scherp te houden; Naast het inrichten van een Intensief Care t.b.v. jongens met een ‘Hoog risico profiel’ wordt m.n. ingezet op risicomanagement door incidenten meer methodisch te analyseren. Hiertoe is in 2013 de SIRE-methode (systematische Incident Reconstructie en Evaluatie) geïmplementeerd. Ook is er een verkennend onderzoek gedaan naar goede preventievormen. Hieruit is de keuze gemaakt tot de implementatie van 2 richtlijnen, welke in 2014 ingevoerd zullen gaan worden: Violence and Injury Prevention: Guidelines for medico-legal care for victims of sexual violence van de World Health Organisation (2012); Treating the Traumatized Patient en victims of violence van Kluft, Bloom en Kinzie (2000) en werken volgens de principes van een ‘trauma informed organisation’ Bloom (2013).
5.1.4. Klachten De opvolging van de uitspraken en verbeterpunten, naar aanleiding van de klachten en meldingen over de kwaliteit van de uitvoering van taken, wordt in deze paragraaf beschreven.
Beknopte beschrijving klachtenregeling OG Heldring Als er een klacht is ingediend, ontvangt de klager een bevestiging van ontvangst. De klacht wordt voorgelegd aan de voorzitter van de klachtencommissie, die beoordeelt of de klacht kan worden bemiddeld, tenzij klager in zijn klacht al heeft aangegeven behandeling direct door de klachtencommissie te wensen. Wanneer de voorzitter tot het oordeel komt dat de klacht kan worden bemiddeld, dan geeft de voorzitter aan wie of welke functiegroep binnen OG Heldring de klacht kan bemiddelen en stelt de termijn vast waarbinnen de bemiddeling moet plaatsvinden. Van de uitkomst van het bemiddelingsgesprek wordt door de persoon die bemiddelt, schriftelijk verslag gedaan. Als de bemiddeling is geslaagd stuurt de ambtelijk secretaris ná overleg met de voorzitter van de klachtencommissie een brief aan klager, beklaagde en directie dat de klacht als afgehandeld wordt beschouwd. Als de bemiddeling niet is geslaagd, of klager wil er geen gebruik van maken, dan wordt de klacht verder behandeld door de klachtencommissie in een hoorzitting. Voorafgaand aan de hoorzitting kunnen zowel beklaagde als klager een schriftelijke toelichting op de klacht geven.
58
Tijdens de hoorzitting zijn altijd 3 leden van de klachtencommissie aanwezig, waaronder de voorzitter en een GZ-psycholoog. Klager en beklaagde zijn tijdens de hoorzitting in de gelegenheid om een mondelinge toelichting te geven ten aanzien van de klacht. Na de hoorzitting ontvangt klager een schriftelijke uitspraak waarin staat of de klacht gegrond of ongegrond wordt verklaard, eventueel vergezeld met een advies van de klachtencommissie. Iedere jongere, ouder en/of verwijzer ontvangt een informatiepakket vanuit OG Heldring. Hierin staat informatie over hoe binnen OG Heldring wordt omgegaan met klachten. In de specifieke folder voor de jongere wordt naast deze beknopte informatie ook verwezen naar de groepsmap die op iedere woonunit aanwezig is en door de jongere ingezien kan worden. Hierin zitten protocollen en procedures die voor jongeren van belang zijn, waaronder ook de volledige beschrijving van het klachtenproces binnen OG Heldring. Op iedere woonunit zijn klachtenformulieren aanwezig die door de jongere ingevuld en verzonden kunnen worden naar de klachtencommissie.
Samenstelling klachtencommissie De Klachtencommissie is tussen 1 januari 2013 en 31 december 2013 als volgt samengesteld:
Mevrouw M.H.C. Pinxteren De heer R.P. Zwarts Mevrouw A.M. de Bruin De heer M.J.Fr.M. Hogenboom De heer A.H.J. ten Klooster De heer M.B.M. Peters Mevrouw M. Scheepers Mevrouw L. Nuy Mevrouw S. Wolthaar
Jurist Raad voor de Kinderbescherming Advocaat Sociaal pedagoge Beleidsmedewerker Bureau Jeugdzorg (voorheen) Sectormanager Stichting Thuiszorg (voorheen) Arts psychiater GGZ GZ-psycholoog GZ-psycholoog
Aantal klachten en aard van de klachten In 2013 zijn er in totaal 154 klachten ingediend bij de klachtencommissie. In totaal gaan hiervan 36 klachten over een vrijheid beperkende maatregel en/of verlof: Er zijn 4 klachten ingediend over verlof. 7 klachten gaan over fysiek ingrijpen, 9 klachten over een Tijdelijke Aanpassing van het Programma (waar een vrijheid beperkende maatregel, zoals een kamerplaatsing onderdeel van kan uitmaken). 2 klachten gaan over het niet mogen bellen naar een geprivilegieerde persoon en 1 klacht over het niet mogen lezen van post van een advocaat. De overige klachten gaan over een plaatsing buiten de groep (veelal op de eigen kamer). De overige 118 klachten gaan over bejegening door medewerkers en/of interpretatie van het beleid van OG Heldring.
Oordeel klachtencommissie; gegrond verklaarde klachten Van de in 2013 ingediende klachten zijn er 16 klachten door de klachtencommissie behandeld in een hoorzitting. Alle overige klachten zijn succesvol bemiddeld door een (door de klachtencommissie aangewezen) bemiddelaar of zijn in het proces van afhandelen ingetrokken door de betreffende jongere. Alle bemiddelingsverslagen zijn voorgelegd aan de voorzitter van de externe klachtencommissie ter goedkeuring. Opvallend dit jaar is dat er zeker 23 klachten door jongeren zijn ingetrokken; als reden is veelal opgegeven dat een klacht (impulsief) vanuit boosheid is ingediend en de jongere er in latere instantie geen behoefte meer aan heeft deze te bespreken.
59
Van de 16 behandelde klachten in een hoorzitting in 2013 zijn er 3 klachten door de klachtencommissie gegrond verklaard. Daarnaast zijn 2 klachten niet volledig, maar deels gegrond en is 1 klacht niet ontvankelijk verklaard. 2 klachten uit 2013 zijn behandeld op zitting in 2014 en wachten nog op een uitspraak. In 2012 waren 31 klachten behandeld in een hoorzitting en zijn er 10 klachten door de klachtencommissie gegrond verklaard. Daarnaast zijn twee klachten niet volledig, maar deels gegrond verklaard. Daarmee is ook dit jaar is het aantal gegronde klachten procentueel weer gedaald.
Aanbevelingen klachtencommissie In geval van 1 klacht heeft de klachtencommissie OG Heldring geadviseerd om te kijken hoe om te gaan met jongeren die worden geplaatst binnen de instelling, waarvan medicatie van de psychiater (of het recept voor de medicatie) niet is meegekomen bij plaatsing. OG Heldring heeft onder andere naar aanleiding van deze klacht een uitgebreide Prospectieve en Retrospectieve Risico Inventarisatie gedaan ten aanzien van het proces van medicatieverspreiding en verstrekking. Dit heeft geleid tot een rapport waarin de risico´s binnen het proces in kaart zijn gebracht. E.e.a. is vervolgens uitgewerkt in een plan van aanpak ter verbetering. Dit heeft er (mede) toe geleid de formatieve inzet van de psychiater te verhogen. Gelet op de toename van (ernstige) en co morbide psychiatrische stoornissen is dit ook belangrijk en nodig. In een andere klacht heeft de klachtencommissie OG Heldring geadviseerd om te kijken naar haar beleid ten aanzien van opslag en inbeslagname van spullen. Dit naar aanleiding van een klacht van een jongere die naar eigen zeggen bij een interne verhuizing spullen is kwijtgeraakt. OG Heldring heeft hier dit jaar dan ook kritisch naar gekeken. Het beleid voldoet, maar in de praktijk is gebleken dat dit in uitvoering nog voor verbetering vatbaar is. Dit is uitgebreid besproken met alle medewerkers en heeft er toe geleid dat er (nog) zorgvuldiger wordt omgegaan met de spullen van de jongeren. In een andere klacht over een aanpassing in het programma van een jongere heeft de klachtencommissie OG Heldring verzocht om de afspraken rondom het Tijdelijk Aangepast Programma nogmaals onder de aandacht te brengen bij haar medewerkers. OG Heldring heeft het afgelopen jaar een onderzoek gedaan naar de wijze waarop dit beleid in de praktijk vorm krijgt. Ook is dit onderwerp besproken binnen de instellingsjongerenraad en zij hebben advies uitgebracht. De geconstateerde verbeterpunten zijn uitgewerkt in een plan van aanpak. Tenslotte heeft de klachtencommissie OG Heldring geadviseerd tot zorgvuldigheid in communicatie met de jongeren. Aanleiding is dat onduidelijkheid in communicatie mede veroorzaker kan zijn bij het tot stand komen van een klacht. OG Heldring probeert heel zorgvuldig te communiceren met jongeren en ouders. In sommige gevallen is er inderdaad mogelijk sprake geweest van miscommunicatie, hetgeen betreurenswaardig is. OG Heldring heeft deze ervaringen meegenomen in de (dagelijkse) overlegmomenten tussen medewerkers; met elkaar is gezocht naar waar nog verbetering mogelijk is.
5.1.5. Personeelsbeleid en kwaliteit van het werk In 2013 is op gebied van het personeelsbeleid vooral geïnvesteerd op het gebied van:
leren en ontwikkelen van medewerkers; het vergroten veiligheid op leefgroep voor medewerkers en jongeren; de implementatie werkkostenregeling.
60
Leren en ontwikkelen Op gebied van leren en ontwikkelen beschikken in 2013 alle pedagogisch medewerkers over een relevante opleiding, minimaal op MBO-niveau, voor de JeugdzorgPlus. In het kader van de professionalisering heeft OG Heldring de pedagogisch medewerkers en de gedragswetenschapper gestimuleerd zich te registreren in de beroepsregisters. Eind 2013 waren 53 medewerkers toegelaten tot het register en 63 aanvragen in behandeling bij het BAMw. 39 medewerkers hadden zich nog niet aangemeld. Medewerkers met een MBO-opleiding zijn gestimuleerd deel te nemen aan het EVC branchecertificaat. Dit met als doel dat vastgesteld wordt op welk (HBO) niveau een medewerker functioneert. 50 medewerkers zijn dit traject gestart, dat nog tot eind eerste kwartaal 2014 zal lopen.
Werkkostenregeling. Per 01-01-2013 is OG Heldring overgegaan naar de werkkostenregeling. De regeling is nog niet geeffectueerd, maar er is in 2013 wel al gehandeld conform deze regeling. Echter, de daadwerkelijke effectuering in de aangifte loonheffing zal vanaf 2014 plaatsvinden.
5.1.6. Bedrijfsopvang Het aantal meldingen ten behoeve van de bedrijfsopvang bedroeg in 2013 in totaal 38 meldingen, waarbij bedrijfsopvang aangevraagd is voor in totaal 94 personen. Onderstaande tabel geeft het aantal meldingen aan, dat door verschillende disciplines is gedaan. Tabel: overzicht disciplines, aantal meldingen, aantal opgevangen medewerkers/teams.
Discipline Pedagogisch Medewerker B+ Unitleiders zorg Behandelcoördinator totaal
Aantal meldingen 12 25 1 38
Aantal medewerkers opgevangen 33 58 3 94
De volgende tabel geeft een overzicht van de aard van de incidenten die aanleiding waren tot het verzoek om opvang. Tabel: het aantal opgevangen medewerkers naar aard van het incident.
Incident Fysieke agressie Zware verwonding jongere Automutilatie Suïcidepoging Bedreiging (verbaal) Totaal
Aantal medewerkers opgevangen 72 4 2 14 2 94 medewerkers
Vrijwel alle aanvragen om bedrijfsopvang zijn binnen 24 uur toebedeeld aan de verschillende leden van het team Bedrijfsopvang. Alle medewerkers die contact hebben gehad met de bedrijfsopvang gaven terug het erg op prijs te stellen dat er even persoonlijke aandacht was voor hen, maar gaven tevens aan geen behoefte te hebben aan verdere opvang of ondersteuning. De opvang door de leden van het bedrijfsopvang-team is in alle gevallen telefonisch afgehandeld. Enkele medewerkers zijn nog een tweede maal gebeld, ofwel op initiatief van een lid van het bedrijfsopvangteam, dan wel na instemming van de medewerker. Er hebben geen face-to-face gesprekken met medewerkers door bedrijfsopvang-teamleden plaatsgevonden.
61
In 2012 is besloten dat het huidige aanbod van het team Bedrijfsopvang verder geoptimaliseerd moet worden, onder andere ten gevolge van veranderingen in de aard van de incidenten. Hiertoe heeft de coördinator in overleg met het Hoofd P&O een plan uitgewerkt waarin de basale opvang verzorgd wordt door de pedagogisch medewerkers B+ van naastgelegen teams. Wanneer door hen geïndiceerd wordt dat er opgeschaald dient te worden, zal een mogelijkheid gecreëerd worden om medewerkers op te schalen naar een meer therapeutisch niveau. In 2013 is door omstandigheden helaas geen verdere uitvoering gegeven aan de plannen van 2012. Wel heeft in 2013 ook de Ondernemingsraad te kennen gegeven een hervorming en verdere professionalisering van de bedrijfsopvang te ondersteunen, hetgeen geresulteerd heeft in een afspraak met de OR, coördinator Bedrijfsopvang, algemeen directeur en hoofd P&O in de eerste weken van 2014. Het Contourenplan was tevens aanleiding om de opzet bedrijfsopvang te herzien, naast de toename van de inzet van een traumapsycholoog na ernstige incidenten. Een herziening van de Bedrijfsopvang is thans gaande. Ook wil OG Heldring, als goed werkgever, de werksituatie van (tijdelijke) medewerkers, stagiaires en vrijwilligers optimaliseren en daarmee hun professionaliteit verhogen. Veiligheid, gezondheid en welzijn van medewerkers staan hierbij voorop. In 2013 is het beleid te aanzien van o.a. werving en selectie, vrijwilligers en stagiaires geactualiseerd. Ook is het arbobeleid opnieuw geëvalueerd en bijgesteld. De intentie van het Arbobeleidsplan is te zorgen voor een volwaardig, aan de wettelijke eisen getoetst beleid ten aanzien van zorg voor veiligheid, gezondheid en welzijn van de medewerkers bij OG Heldring. Het realiseren van goede arbeidsomstandigheden vindt plaats aan de hand van het arbobeleidsplan. Op deze manier wordt elke medewerker inzicht gegeven hoe OG Heldring de arbeidsomstandigheden wil handhaven c.q. verbeteren.
5.2.
Financieel beleid
De hoofdlijnen van het financieel beleid zijn drieledig: (1) een jaarlijks positief resultaat, (2) afdoende financiële buffer om tegenvallers op te vangen en (3) geen financiële risico’s. Er is een terughoudend treasury beleid, waarbij het gebruik van financiële instrumenten slechts is toegestaan na uitdrukkelijke goedkeuring van de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht. Overtollige kasgelden worden rentedragend en risicomijdend belegd. In 2013 was de enige financier van de Stichting Ottho Gerhard Heldring het Ministerie van VWS. Er vindt maandelijkse voorfinanciering van het jaarlijks vooraf vastgestelde subsidiebedrag plaats. Hierdoor is het kredietrisico van OG Heldring minimaal. Afwijkingen op de toegekende subsidie van meer dan 10%, zowel voor individuele onderdelen als het totaal, worden vooraf besproken met het Ministerie en beoordeeld. Over de financiële positie van de Stichting wordt maandelijks verantwoording afgelegd aan de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht.
5.2.1. Positie op balansdatum De instellingssubsidie wordt voorafgaande aan het boekjaar voorlopig toegekend door het Ministerie van VWS. Indien gedurende het jaar voldaan is aan de voorwaarden vastgelegd in de Wet op de Jeugdzorg, de Tijdelijke subsidieregeling gesloten jeugdzorg 2013-2014, de VWS subsidieregeling en de Algemene Wet Bestuursrecht en tevens een bezettingsgraad van minimaal 90% wordt behaald, dan zal de subsidie na afloop van het jaar definitief worden vastgesteld. De instellingssubsidie over alle jaren tot en met 2012 zijn definitief vastgesteld.
62
Voor het jaar 2013 is een subsidie aangevraagd en toegekend van €17.510.445,- Deze is in 2013 opgebouwd uit een onderdeel trajecten en een onderdeel bedcapaciteit. OG Heldring heeft zich gecommitteerd om 36 trajecten te starten, waarvoor zij een voorlopige subsidie toegekend heeft gekregen van €3.245.321,-. Daarnaast is een voorlopige subsidie van €14.635.945,- toegekend voor een bedbezetting van 126 bedden. In september is de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA) toegekend ter hoogte van €369.821,- waardoor de instellingssubsidie is opgehoogd en €17.880.266,- bedroeg over 2013. De in 2012 voorlopig toegekende projectsubsidie van €748.652,- ten behoeve van een verbouwing waardoor de mogelijkheid gecreëerd wordt tot opname van strikt gesloten jongeren is in 2013 geheel besteed en verantwoord. Het project is binnen budget afgerond; de subsidie is vastgesteld op €727.181,- en het restant van €21.471,- is terugbetaald. Het resultaat over 2013 is positief. Dit werd veroorzaakt door efficiënte bedrijfsvoering, en heronderhandelen van contracten. De behandelduur van de jongeren die in OG Heldring verbleven is verkort ten opzichte van 2012. Dit, in combinatie met lagere instroom, heeft een lagere bedbezetting dan verwacht tot consequentie gehad. De liquiditeitspositie blijft onverminderd sterk en is gestegen van €6,4 mln naar €6,8 mln. Er was geen noodzaak voor externe werkkapitaalfinanciering.
5.2.2. Toekomstverwachtingen Het Ministerie van VWS heeft de subsidierelatie met OG Heldring opgezegd, maar toegezegd de instellingssubsidie tot 2015 te handhaven op het niveau van 2012. Hierbij werkt de instelling mee aan de door het Ministerie geïnitieerde pilots inzake trajectzorg. OG Heldring past conform de in 2012 ingediende twee pilot-voorstellen haar operationele proces aan om de omslag te maken naar trajectdenken. De toekomst voor de Stichting is omgeven door een bijzonder groot aantal onzekerheden, die met de Transitie van de Jeugdzorg gepaard gaan. De eindplaat van de Transitie is thans nog niet duidelijk, waardoor er een continuïteitsrisico aanwezig is. Gemeenten hebben zich georganiseerd in regio’ s om zich gezamenlijk voor te bereiden op de overdracht van de Jeugdzorg naar gemeenten. OG Heldring heeft als landelijk werkende organisatie jongeren opgenomen uit 30 van de 41 regio’ s. De overdracht van de Jeugdzorg naar de Gemeenten heeft ertoe geleid dat OG Heldring in 2013 haar relatief onbekende product moest verkopen in deze 30 regio’ s, met een omzetspreiding waarbij de grootste omzet 11% bedraagt. Alle overige omzet per regio ligt beneden de tien procent. Hier tekent zich een risico af van een in hoofdzaak (historisch) landelijk ontwikkelde aanbieder, die nu aangewezen is op een verregaande decentralisatie. Schaalverhoudingen werken conflicterend in dezen. De regio’s moesten per eind 2013 hun transitieplannen gereed hebben om het totale pakket aan jeugdzorg te kunnen opvangen. JeugdzorgPlus, en meer specifiek OG Heldring, is niet in alle transitiearrangementen opgenomen, omdat de aantallen per regio domweg niet afdoende zijn voor een contract. OG Heldring is hierdoor niet zeker of zij voldoende contracten kan afsluiten met al deze gemeenten. De gemeenten hebben in december een indicatie gekregen van het budget dat zij ter beschikking hebben voor de jeugdzorg. De overheveling is aangekondigd met forse bezuinigingen. De eerste inschattingen geven budget kortingen aan tussen de 15 en 25 % ten opzichte van de omzetten 2012. Daarnaast beraden de gemeenten zich nog op de wijze van contracteren en van financieren van de zorg. Indien een jongere in JeugdzorgPlus terecht komt, zal dat voor een individuele gemeente een groot beslag leggen op de beschikbare middelen. Er zijn thans nog geen modellen over bovenregionale financiering. OG Heldring is hierop wel aangewezen, vanaf 1 januari 2015.
63
Het Ministerie van VWS, als systeemverantwoordelijke, heeft ondanks herhaalde verzoeken, nog geen duidelijkheid verstrekt inzake overgangsmaatregelen. Onduidelijk zijn de gevolgen voor het onroerend goed, de egalisatiereserve en de frictiekosten die ontstaan bij de voorziene krimp van de vraag. De krimp zal gevolgen hebben voor het aantal personeelsleden dat bij OG Heldring werkt. Afvloeiing van personeel, mogelijke terugvordering van de gevormde egalisatiereserve door het Ministerie en afwikkeling van de vastgoedportefeuille kan leiden tot een significante uitstroom van liquide middelen, die mogelijk zelfs een bedreiging zouden kunnen vormen voor de continuïteit van de Stichting. Hoewel OG Heldring binnen de Conrisq gebruik kan maken van een kredietfaciliteit van €3,5 miljoen, is de verwachting dat de vraag naar werkkapitaal binnen de Conrisq groep hoger zal zijn. De hoogte zal sterk af hangen van de contracten met de gemeenten. De Stichting is zich van bovenstaande bewust en werkt met scenario’s om hierop optimaal te kunnen anticiperen.
64
Jaarrekening
De Jaarrekening is niet in dit exemplaar opgenomen, maar wel toegevoegd binnen het DigiMV. Via deze digitale invoertool wordt een hoeveelheid kwantitatieve gegevens aangeleverd aan de centrale organisatie (CIBG), die deze gegevens opslaat in een databank.
Het CIBG is een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Volksgezondheid. Zij verzamelen en verwerken (gecertificeerde) gegevens en leveren deze uit. Vanuit deze databank krijgen de instanties aan wie de OG Heldring verantwoording af moet leggen hun gegevens automatisch aangeleverd.
65