u i t g a v e d e z e i n
jaargang 6 nr 4 Kerst 2008 • • • • • • • • • •
Hoe staat het met de rijvaardigheid van de huisarts ? Huisartsen bedwingen La Marmotte Belangrijke vernieuwing in het onderwijs aan coassistenten Toename van depressie. Hoe komt dat ? Nijmeegs registratienetwerk profileert zich Ook het Radboud gaat meedoen aan ZorgDomein ‘Humor’ als bewijs van mannelijke superioriteit? Huisartsopleiders etnisch en cultureel actief Partnergeweld op een polikliniek gynaecologie Verbeterplannen in de NUHP-praktijken
Lijn 1 is een gezamenlijk periodiek van de afdelingen Huisartsgeneeskunde (Hag), IQ Healthcare en de Vervolgopleiding tot huisarts (Voha) van het UMC St Radboud Nijmegen
d o u
Ten geleide
3
Hoofdzaak
n h
Steeds meer hebben we van doen met de maatschappelijke vraag naar de resultaten van toetsing van huisartsopleiders, aldus Ben Bottema 4
Nieuws
i
• Internationale waardering voor Chris van Weel en Myrra Vernooij • Nijmeegse huisdokters actief in de Zevenheuvelenloop
6 6
Promotie
Wim Gorgels - ‘Stopbrief’ ter vermindering van langdurig gebruik enzodiazepines is prima hulpmiddel voor huisartsen
Nascholing
Cursus spirometrie voor assistentes en POH-ers
8
9
De passie van…
Huisartsen Jos van den Hoogen en Peter van de Rijdt bedwingen La Marmotte
10
Onderwijs
Vroeger was alles slechter, maar met de komst van de BAMA-structuur kent het onderwijs aan coassistenten een drastisch verbeterde opzet. Lees de bijdrage van André Haverkort. 12
Onderzoek
Hoe zit het met depressie? Opmerkelijke cijfers uit de CMR. Wat zijn mogelijke verklaringen voor de toename van dit ziektebeeld? Eloy van de Lisdonk doet een poging.
14
Onderzoek
Nijmeegs registratienetwerk (CMR NMP) profileert zich met een supplement in het European Journal of General Practice
16
Agenda Ook het Radboud gaat meedoen aan ZorgDomein 19 Column Toine Lagro-Janssen over sekse en humor
20
Nascholing Huisartsopleiders etnisch en cultureel actief tijdens HAO-meerdaagse
22
Onderzoek & onderwijs Partnergeweld op een polikliniek gynaecologie
24
WOV State of mind ontwrichtend? 26 Van de NUHP-consulente “Enthousiasme is de belangrijkste valkuil bij realiseren van verbeterdoelen in het accreditatietraject”, aldus Marianne van Hemert 27 Onderwijs & opleiding Gezocht: stageplaatsen voor coassistenten en aios
Foto omslag: De bedwingers van La Marmotte
30
t
e
n
g
e
l
e
i
d
e
Onderwijs, opleiding, GGZ en verder… Einde aan de vrijblijvendheid, zo luidt de boodschap van Ben Bottema bij de oprichting van de HON, de Huisartsopleiding Nederland. Opleiders en universiteiten nemen voortaan, in een gezamenlijke onderneming, de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de huisartsopleiding. Door de invoering van de Bama-structuur veranderde er in het basiscurriculum geneeskunde ook veel ten goede, aldus André Haverkort. Veel nieuws dus over onderwijs en opleiding in deze Lijn 1. Guus Busser doet verslag van een bijzondere meerdaagse waar in een voormalig klooster enthousiaste opleiders hun blik verruimden op het gebied van urogynaecologische problematiek en culturele diversiteit. Veel (opleidings)praktijken zijn intussen geaccrediteerd. Marianne van Hemert schildert u de hobbels in het accreditatietraject: het was even wennen, niet alleen voor de huisarts en NUHP-consulente, maar ook voor de NHG-accrediteurs. Nascholing aan praktijkondersteuners komt aan bod in het verslag over de training spirometrie. Algemene conclusie: het is allemaal beter dan het was, maar de druk op de huisartspraktijken wordt al maar groter. Te beginnen bij de basis. Door uitbreiding van de numerus fixus van 220 naar 340 studenten zijn er steeds méér stageplaatsen nodig voor coassistenten en aios, en die zijn er (nog) niet. Lees de noodkreet op pagina 30. Een ander issue in deze Lijn 1 betreft de geestelijke gezondheidszorg. Wim Gorgels ontwikkelde een stappenplan met als doel het terugdringen van langdurig Benzodiazepinen-gebruik. Aan de hand van cijfers uit de CMR zoekt Eloy van de Lisdonk naar een verklaring voor de toename van mensen met een chronische depressie. En u leest over het voorkomen van partnergeweld naar aanleiding van een onderzoek op een afdeling Gynaecologie. En verder… …fietsen huisdokters over hoge Alpencols en lopen over zeven heuvelen, lanceert Toine Lagro-Janssen een nieuwe gedachte in het seksedebat, is er wereldwijde waardering, is de WOV weer ontwrichtend bezig en leest u over een bijzondere bijlage bij een internationaal wetenschappelijk tijdschrift dat geheel is gewijd aan de CMR NMP, het Nijmeegse registratie- en onderzoeksnetwerk. Veel leesplezier onder de kerstboom, genoeglijke feestdagen gewenst! Willem van Gerwen hoofdredacteur PS: Het Radboud gaat meedoen aan het project ZorgDomein en organiseert daarom samen met het CWZ een voorlichtingsbijeenkomst op 29 januari a.s. Een belangrijke ontwikkeling voor de regionale huisarts.
h
o
o
f
d
z
a
a
k
Bij de oprichting van de HON
Rijvaardigheid van de huisarts Vraagt u wel eens aan iemand of ie zichzelf een goed chauffeur vindt? Bijna niemand geeft zichzelf dan een onvoldoende. Het is de vraag of die optimistische kijk wel altijd realistisch is. Want vrijwel iedereen kan zonder aarzelen een aantal slechte chauffeurs in de directe omgeving opnoemen, ook op straat hoef je maar om je heen te kijken voor een bevestiging van die constatering. Toch ligt voor de hand om je zelf een voldoende te geven, zelfs als je kritisch bent. Als je geen zelfvertrouwen hebt zou je immers in het verkeer op voorhand een gevaar voor anderen zijn en kan je beter thuis blijven. Ben Bottema
Omdat we niet alleen maar op ons eigen oordeel willen vertrouwen en we allemaal graag veilig over straat gaan, zijn we best bereid onze rijvaardigheid bij een rijschool te behalen en ons te laten toetsen. Zonder aarzeling leggen we een rijexamen af en laten we ons na verkrijgen van het rijbewijs door ge-
zagdragers corrigeren als we in de fout gaan. Zijn partner en familieleden niet ook gezagsdragers, wanneer die je manen minder hard te rijden? Zo komt verkeersveiligheid via een veelheid van sociale invloeden tot stand en zo blijven we ons goed gedragen in het verkeer.
de acht hoofden van de opleidingsinstituten van de In deze inleiding kunnen we de woorden chauffeur en verkeersveiligheid moeiteloos vervangen door UMC’s. Zelf mag ik het bestuur voorzitten. Samen dokter en veiligheid of kwaliteit in de zorg: we gaan we werken aan de kwaliteit van de opleiding. nemen daar na onze opleiding graag zelf verantWe hebben er voor gekozen de opleidingspraktijken woordelijkheid voor. Bijna elke dokter geeft zich na boven aan de agenda te zetten. Uitgangspunt daarbij zelfonderzoek een voldoende. We vinden ook dat is dat alleen een goede huisartspraktijk een goede we heel goed over ons opleidingspraktijk kan zelf kunnen oordelen. zijn, De opleider is het Steeds meer hebben we van doen met de Op de vraag of we het primaire rolmodel voor maatschappelijke vraag naar de resultaten oordeel van anderen ook de aios. Dat wordt gebelangrijk vinden zullen stimuleerd door de opleivan toetsing van huisartsopleiders en de de meesten positief readingspraktijken te onderwens daar consequenties aan te verbingeren. Maar wel met enig steunen bij de NHGden: wat goed is moet beloond worden, voorbehoud. Je laten accreditering om op die toetsen op je professiomanier het niveau van het wat niet goed is moet beter. Einde aan de nele bekwaamheid is medisch handelen in die vrijblijvendheid is de boodschap. heel wat precairder dan praktijken te bevorderen. je laten toetsen op je Daarnaast hebben we er rijvaardigheid – misschien met uitzondering van de voor gekozen voorrang te geven aan het verder beroepschauffeur. Het is heel spannend om een ontwikkelen van bestaande en nieuwe toetsen, het externe toets af te leggen, vooral als je door gezagontsluiten van alle beschikbare onderwijsmateriadragers gecorrigeerd kunt worden. We stellen in len van de diverse afdelingen en het stimuleren van zo’n geval dan ook hoge eisen aan de vakbekwaambest practices. Voor de training van aios worden heid van de beoordelaar en aan de validiteit en de elektronische leermiddelen en toetsmethoden ontnauwkeurigheid van de beoordelingsinstrumenten wikkeld of aangeschaft. En academisering krijgt die hij gebruikt. In het algemeen hebben we een hernieuwd aandacht. Want niet voor niets is de huisvoorkeur voor het oordeel van collega’s of anderen artsopleiding gekoppeld aan de academie. Die uit de inner circle. koppeling vraagt een wetenschappelijke grondhouFeedback geven en ontvangen behoort tot de core ding in het onderwijs en ruim aandacht voor wetenbusiness van de huisartsopleiding. Het continue schappelijke onderbouwing van het vakgebied. proces van meten, waarderen en verbeteren heeft alOnder meer door actieve deelname aan onderzoek tijd een belangrijke plaats gehad. Steeds meer heben, vertaling van onderzoeksresultaten naar de ben we daarbij van doen met de maatschappelijke dagelijkse praktijk, maar ook door meer wetenschapvraag naar de resultaten van toetsing en de wens pelijke evaluatie van het onderwijs zelf en de effecdaar consequenties aan te verbinden: wat goed is ten daarvan op de ontwikkeling van professionals. moet beloond worden, wat niet goed is moet beter. Einde aan de vrijblijvendheid is de boodschap. Een ambitieus programma dus. Maar hoe kan het anders? We willen volledig aansluiten bij de ambiHistorische stap ties van NHG en LHV zoals naar voren gebracht in Recent is een historische stap gezet om daaraan nog het opnieuw geformuleerde zorgaanbod huisartsbeter tegemoet te komen. Opleiders en universiteigeneeskunde 2009. In Nijmegen lopen we voorop ten nemen voortaan samen verantwoordelijkheid met ons beleid in het Netwerk Universitaire Huisvoor de uitvoering van de huisartsopleiding in een arts Praktijken (NUHP) en met de intensivering van gezamenlijke onderneming. In Utrecht werd het de opleidertrainingen. Het is dan ook een bijzondestartschot gegeven voor de Huisartsopleiding re stimulans om daar mee door te gaan nu dit beleid Nederland (HON), bestuurd door zes opleiders en landelijk navolging krijgt in de vorm van de HON!
n
i
e
u
w
s
Internationale onderzoeksprijs eerstelijnsgeneeskunde
Maurice Wood award voor Chris van Weel Tijdens de 2008 NAPCRG Meeting in Puerto Rico werd op 16 november jl aan Chris van Weel, hoogleraar huisartsgeneeskunde aan het UMC St Radboud de zeer eervolle Maurice Wood award uitgereikt. Het is de meest prestigieuze internationale onderscheiding voor onderzoek op het gebied van de eerstelijnszorg, en wordt jaarlijks toegekend aan een persoon die gedurende zijn of haar carrière een buitengewone bijdrage heeft geleverd aan (de ontwikkeling van) onderzoek in de eerste lijn. Maurice Wood – naar wie de prijs is vernoemd – was een van de eerste leiders op het gebied van eerstelijnsonderzoek en oprichter van de NAPCRG (North American Primary Care Research Group). Het is de veertiende keer dat deze onderscheiding wordt uitgereikt. Frans Huygen, de voorganger van Chris van Weel als hoofd van de afdeling Huisartsgeneeskunde, kreeg in 1997 de Maurice Wood award. De glans van de onderscheiding voor Van Weel straalt natuurlijk ook af op de onderzoeksgroep van de afdeling Huisartsgeneeskunde/Eerstelijnsgeneeskunde en het onderzoeksinstituut Evidence Based Practice (EBP) van het UMC St Radboud. Een trotse Chris van Weel met de Maurice Wood award
Honorary visiting professorship voor Myrra Vernooij-Dassen Myrra Vernooij-Dassen is voor een periode van drie jaar benoemd tot Honorary Visiting Professor of Dementia Studies aan de Universiteit van Bradford (Engeland). Myrra Vernooij-Dassen is hoogleraar Psychosociale aspecten van zorg voor kwetsbare ouderen. Zij bekleedt de Joop Michels leerstoel die is ingesteld door de Stichting Kalorama in samenwerking met het UMC St Radboud. Vernooij-Dassen is verbonden aan de afdelingen IQ healthcare, Eerstelijnsgeneeskunde, Alzheimer Centrum Nijmegen (UMC St Radboud) en aan de Stichting Kalorama.
n
i
e
u
w
s
Huisartsen doen mee aan Zevenheuvelenloop
Marie José Metz
Guido Adriaansens
Bestuursvoorzitter van het UMC St Radboud, Emile Lohman
Het UMC Radboud-Topteam 1 bleek het snelste van de 36 teams van het UMC St Radboud en de 10 teams van de Radboud Universiteit die meededen aan de 25e Zevenheuvelenloop. Een van de leden van het topteam was Marian Faber (2e rij met bril), werkzaam bij IQ healthcare
Ook dit jaar liepen weer veel medewerkers van de afdelingen Huisartsgeneeskunde, Voha en IQ healthcare mee in de Nijmeegse Zevenheuvelenloop, die dit jaar voor de 25e keer werd georganiseerd. En traditiegetrouw deed ook dit jaar weer een team van IQ healtcare (v/h afd. Kwaliteit van Zorg) mee aan de Bedrijvenloop. Zonder hun sterloper Marian Faber kwam IQ healthcare deze keer niet verder dan een 348e plaats (van de 850 deelnemende teams). Marian Faber was geselecteerd voor het eerste team van het UMC St Radboud dat op een fraaie vijfde plaats beslag legde. Zelf liep ze de 15 kilometer in de fantastische tijd van 1:00:32. Er ontbraken trouwens meer vertrouwde gezichten in de opstelling van het IQ healthcare team. Richard Grol en Jan Kremer liepen namelijk mee in het Radboudprofessorenteam, dat zeer verdienstelijk op een 77e plaats eindigde. Er liepen natuurlijk ook individuele huisartsen mee. Neem bijv. Marie José Metz, NMP-arts en directeur van GC Lindenholt, die in nauwelijks meer dan anderhalf uur de 15 kilometer aflegde. Of neem Guido Adriaansens, huisarts in Beuningen en huisartsbegeleider in dienst van de VOHA. Hij liep de 15 kilometer in 1:06:51. Ook de bestuursvoorzitter van het Radboud, Emile Lohman, was van de partij en voltooide als 60-plusser de Zevenheuvelenloop in de fraaie tijd van 1 uur en 24 minuten.
p
r o
m
o t
i
e
Wim Gorgels
‘Stopbrief’ ter vermindering van langdurig gebruik benzodiazepines Op 2 december jl. promoveerde Wim Gorgels op het proefschrift ‘Strategies to discontinue benzodiazepine use in family practice’. Promotor was prof.dr. Frans Zitman, met dr. Eloy van de Lisdonk als co-promotor. In dit proefschrift beschrijft Gorgels de uitkomsten van een stapsgewijze methode gericht op vermindering van het langdurig gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen (benzodiazepinen) in de huisartspraktijk. De eerste stap in de zogeheten Benzoredux-studie bestond uit het versturen van een brief met stopadvies door de huisarts aan langdurig benzodiazepinegebruikers in de eigen praktijk. Indien na drie maanden bleek dat een patiënt meer ondersteuning nodig had om te kunnen stoppen kon hij of zij deelnemen aan de tweede stap: een geleidelijke dosisafbouw bij de eigen huisarts, al dan niet in combinatie met korte groepspsychotherapie. De nadruk in het proefschrift ligt op de evaluatie van de stopbrief. Deze werd verstuurd aan 2004 patiënten uit 30 huisartspraktijken en bleek effectief. Zes maanden na het versturen van de brief kreeg 24% van de aangeschrevenen geen recepten meer voor een benzodiazepine (tegen 12% in een controlegroep). Ruim de helft van deze ‘stoppers’ bleek na 21 maanden nog steeds gestopt. Bovendien gebruikten patiënten, die gestopt waren maar terugvielen in gebruik, slechts de helft van hun aanvankelijk gebruik. Patiënten die minder en korter gebruikten konden makkelijker stoppen. Bij twee van de drie patiënten die deelnamen aan de tweede stap was de stoppoging alsnog succesvol. In het onderzoek werd ook gekeken in hoeverre patiënten die hun benzodiazepinegebruik staakten substitutiegedrag lieten zien: gingen deze patiënten andere psychofarmaca gebruiken of hadden zij om
andere redenen vaker contact met de huisartspraktijk? Dat bleek niet het geval. Er was geen toename in het voorschrijven van andere psychofarmaca (antidepressiva en andere slaapmiddelen). Ook in het beloop van de contacten met de huisartspraktijk werden geen relevante verschillen waargenomen in vergelijking met de controlepraktijken. Deelnemende patiënten én huisartsen waren positief over het onderzoek. De belangrijkste aanbeveling uit het onderzoek is dat huisartsen, die het aantal gebruikers van benzodiazepinen willen terugdringen, deze methode in de eigen praktijk prima kunnen toepassen. Een voorbeeld van de ‘stopbrief’ kan u desgewenst worden toegezonden (stuur een mail aan:
[email protected]). Mocht u overwegen deze methode in eigen praktijk toe te passen in FTO verband, zie voor eventuele ondersteuning de FTO-module van het DGV (www.medicijngebruik.nl). Wim Gorgels, Strategies to discontinue benzodiazepine use in family practice - ISBN 978-90-5073-018-1
o n d e r w i
Cursus spirometrie voor assistentes en POH-ers
j s
|
“Ik ga fouten bij mijn patiënten gemakkelijker herkennen”
o p
Ruim 20 praktijkondersteuners en doktersassistentes van NUHP-praktijken verzamelden zich
l
dinsdagavond 7 oktober in de practicumruimte van de prekliniek van het Radboud voor een
e
training Spirometrie. De avond werd verzorgd door Tjard Schermer, programmaleider van de
i d
onderzoekslijn Astma en COPD van de afdeling Huisartsgeneeskunde. De training maakt deel uit
i
van een breder pakket van ondersteuningsmaterialen en methoden, dat de afdeling beschikbaar
n
stelt aan NUHP-praktijken om hun zorg op het gebied van Astma en COPD te verbeteren.
g
Maarten Klomp
”We hebben natuurlijk een schat aan ervaring op het gebied van Astma en COPD en vinden het leuk om die ervaring te delen met de NUHP-netwerkpraktijken. We zien dat ook als een passende tegenprestatie omdat huisartsen, assistentes en POH-ers structureel mee doen aan onderwijs- en onderzoeksactiviteiten van onze afdelingen”, aldus Tjard Schemer. Dat het geen overbodige luxe is om spirometrie regelmatig te oefenen bewijzen de resultaten van eerder Nijmeegs onderzoek. De assistentes en praktijkondersteuners hadden per twee- of drietal de beschikking over een spirometer die was aangesloten op een computerprogramma. Na een algemene inleiding over spirometrie, en een praktische instructie hoe een goede curve te blazen werd het tijd om te oefenen. Er werd heel wat afgeblazen en van elke curve werd vervolgens besproken waarom deze wel of waarom niet betrouwbaar was. Willeke vd Broek, kersverse POH-er uit het gezondheidscentrum Achtse Barrier in Eindhoven: ”Ik vond het vooral ook heel leerzaam om te zien wat er met een curve gebeurde als we express bepaalde
Protocol voor de beoordeling van een spirometrie
fouten moesten maken bij het blazen. Daardoor ga ik die fouten nu bij mijn patiënten gemakkelijker herkennen.” Aan het einde van de avond had Tjard Schermer nog een aantal ‘fijne kneepjes voor gevorderden’ in petto. Hij eindigde met een glasheldere uitleg waarom onderhoud van deze vaardigheid bittere noodzaak is om de kwaliteit van de metingen in de praktijk te kunnen blijven garanderen. Daarom zal het NUHP voortaan elk half jaar een dergelijke training organiseren. Uw assistente en praktijkverpleegkundige zijn van harte uitgenodigd. We houden u op de hoogte!
p a
s
s
i
e
v a
n
. .
Moe, maar uiterst voldaan! Peter van de Rijt (l) en Jos van den Hoogen. La Marmotte is volbracht!
Huisartsen bedwingen La Marmotte La Marmotte is geen enge ziekte, maar een fietsbergtocht over vier Alpencols, vergelijkbaar met een zware bergetappe in de Tour de France. Tien getrainde amateurwielrenners, in leeftijd variërend van 20 tot 58 jaar, begonnen deze zomer vol goede moed aan de beklimming van de cols. Een fysiotherapeut haakte af, net als een tandarts en een onderwijskundige. Waar zelfs jonge schaatstalenten hun meerdere moesten erkennen in deze ploerten van bergen, haalden twee huisartsen wél het einde: Jos van den Hoogen en Peter van de Rijt, een huisartsopleider en een opleider in spe. Samen met een leraar Nederlands waren zij de enigen van het tiental die vier Alpencols ‘hors categorie’ wisten te bedwingen… Jos van den Hoogen Peter van de Rijt werkt in Malden bij Jaap Schreuder en Tjarda Lemain. Hij hoorde bij de relatieve jonkies (45+). Peter gaat veel sportieve uitdagingen aan en heeft dat ook aan zijn zoon doorgegeven, die hoofdklasse hockey speelt. Peter wordt vanaf maart 2009 huisartsopleider. Hij is getrouwd met Jeanne Baggen, die tandarts is in het Weeshuis in Nijme-
10
gen. Baggen, inderdaad een begrip in huisartsenland. Ikzelf ben huisarts in De Heelhoek in Wijchen (samen met Bernard van Drenth) en al een paar jaar huisartsopleider. Onze praktijk is een NUHP-praktijk en maakt tevens deel uit van het NMP, het registratie- en onderzoeksnetwerk van de afdeling Huisartsgeneeskunde van het UMC St Radboud.
Ook meedoen? Ga naar www.nuhp.nl Op de top van de Croix de Fer De tocht
De laatste loodjes op weg naar de top van de Croix de Fer…
Passie voor de fiets Vanwaar mijn passie voor de fiets? Geïnteresseerd in alle sporten, zowel actief als passief, bleef er vanwege chronische knieproblemen (diverse operaties en fiks kruisbandletsel) geen andere actieve sportbeoefening over dan het fietsen! Dat begon ik eigenlijk steeds leuker te vinden. Van korte ritjes tien jaar geleden tot de wat langere ritten in de afgelopen jaren: Luik-Bastenaken-Luik, de Amstel Gold Race en wat zware ritten in de Pyreneeën en de Apennijnen. Maar de Marmotte was toch echt de klap op de vuurpijl. Sinds een jaar of zeven ben ik ook in de winter actief als mountainbiker met dezelfde gedreven groep. Met de hele club elk jaar een lang weekend logeren bij mijn broer Walter in Arles-surTech en mountainbiken in de Pyrenees Orientales in Zuid Frankrijk. Zware en steile single tracks, met een erg gezellige nazit….
Op 22 augustus jl., om zeven uur ’s ochtends, begonnen we met zijn tienen aan de Marmotte: vijf vijftigplussers (onder wie ikzelf), drie jonkies van ongeveer twintig en twee in de tussenklasse (qua leeftijd). Uiteindelijk hebben drie diehards, onder wie dus Peter van de Rijt en ik, de Marmotte uitgefietst. Een schitterende tocht van 198 km met 5045 te overwinnen ‘hoogtemeters’. De tocht gaat over vier Alpenreuzen die in de Tour de France te boek staan als ’hors categorie’. Op weg naar de Col de Galibier (2642m) kom je over de Col de Telegraphe; via een spectaculaire afdaling (Col du Lautaret) kom je in Bourg d’ Oisans, met daarna de zeker voor Nederlanders heroïsche klim naar Alpe d’ Huez (1880m). Via een zeer lastige klim naar de Col du Glandon kom je uiteindelijk op de Col de la Croix- de-Fer (2067m). Na een afdaling in de vallende duisternis kwamen we zeer moe maar nog meer voldaan om 18.00 uur weer aan in La Chambre. Aan de voet van de Col du Glandon hebben we trouwens nog gepauzeerd en onder het genot van een heerlijke pasta de Nederlandse hockeyvrouwen olympisch kampioen zien worden. Het was die dag aanvankelijk erg koud, maar op de flanken van de zeer lange klim naar de Galibier werd de temperatuur geleidelijk aan aangenaam warm! We hielden het echter niet droog, en de beklimming van de Alpe d’Huez werd in de stromende regen daardoor minder romantisch dan tevoren was verwacht. Maar aan al die hobbels en ongemakken denk je niet meer als je over de finish komt. Het was een tocht die ik niet gauw zal vergeten, en waarvan je aanvankelijk zegt: eens maar nooit weer! Maar het begint toch al weer te kriebelen…
11
j s r w i
Vroeger, toen alles slechter was, rolde je als co-
e
assistent van de ene discipline in de andere. Op
o n d
vrijdag nam je afscheid van specialisme A in ziekenhuis B om op maandag aan een volstrekt nieuwe discipline C in ziekenhuis D te beginnen. In het weekend was er nog net gelegenheid om bij een vriend of vriendin te informeren wat je zo ongeveer aan spullen nodig had voor het nieuwe coschap. Heel misschien werd er ook alvast een studieboek of klapper uit de kast getrokken. Maar dat was wel zo ongeveer het maximum aan voorbereiding. Onwennig en met kloppend hart maakte je op maandagochtend als de bekende kat in een vreemd pakhuis je opwachting op een nieuwe afdeling, lettend op elke passerende witte jas die mogelijk notie van je zou nemen. Andre Haverkort, huisarts en coördinator CKO
Centraal klinisch onderwijs (CKO)
Belangrijke vernieuwing in het onderwijs aan coassistenten Dat gaat sinds kort anders! Met de komst van de BAMA-structuur kent het onderwijs aan coassistenten een drastisch veranderde opzet. De periode van de coschappen is onderverdeeld in negen episodes. Verwante specialismen zijn in één en dezelfde episode ondergebracht.
Wat is er veranderd voor de student? Iedere episode - en daarmee is meteen de belangrijkste vernieuwing genoemd - wordt begonnen én afgesloten met enige weken centraal klinisch onderwijs. Tijdens de weken vóór elke episode worden coassistenten
12
Episode 1
interne geneeskunde
Episode 2
neurologie en psychiatrie
Episode 3
chirurgie
Episode 4
kindergeneeskunde
Episode 5
gynaecologie en verloskunde
Episode 6
dermatologie, KNO, oogheelkunde
Episode 7
huisartsgeneeskunde, ouderenzorg, sociale geneeskunde
Episode 8
seniorcoschap
Episode 9
wetenschappelijke onderzoeksstage
vertrouwd gemaakt met en getraind in klinische vaardigheden die voor de betreffende episode van belang zijn. De medische kennis wordt op peil gebracht, en de studenten bekwamen zich met simulatiepatiënten in gespreksvaardigheden die speciaal van belang zijn tijdens de coschappen van de betreffende episode.Gedurende de ‘naweken’ vindt vooral reflectie plaats. De coassistenten staan stil bij ervaringen die zijn opgedaan tijdens het voorafgaande coschap. Een belangrijk vast onderdeel van reflectie is stilstaan bij eigen en andermans professioneel gedrag. Dit gebeurt aan de hand van drie onderdelen: een themabijeenkomst, een intervisiebijeenkomst en een portfolio-gesprek. De thema-bijeenkomsten hebben per episode een ander onderwerp.
Episode 1
omgaan met culturele verschillen
Episode 2
hanteren van afstand en nabijheid, empathie en betrokkenheid
Episode 3
samenwerking en collegialiteit
Episode 4
omgaan met seksuele intimidatie
Episode 5
omgaan met fouten en klachten
Episode 6-7
omgaan met richtlijnen
Tijdens de intervisiebijeenkomsten worden de coassistenten uitgenodigd om in een groep van vijf studenten te reflecteren op eigen gedrag tijdens het voorgaande coschap. Tijdens het portfoliogesprek worden individuele voornemens en het resultaat daarvan vastgelegd in een gesprek met de mentor. Intervisie, themabijeenkomst en portfoliogesprek worden begeleid door een en dezelfde mentor die de groep coassistenten gedurende de hele masterfase volgt. De mentoren zijn ervaren huisartsen of specialisten. Hun bijdrage wordt hogelijk gewaardeerd door de coassistenten. De figuur van de ervaren clinicus die in iedere episode enige uren optrekt met de groep is voor de coassistenten een niet te onderschatten rolmodel. Hij of zij is een (vaak relativerend) baken in een klinische wereld waarin de coassistent zich staande moet zien te houden
balancerend op de onderste trede van de medische ladder. Overbodig te zeggen dat met name huisartsen geknipt zijn als mentor. In september jl. is episode 7 begonnen, de periode dus waarin de coschappen ouderenzorg, sociale geneeskunde en huisartsgeneeskunde plaats vinden.
Wat verandert er voor de begeleider? De huisarts, verpleeghuisarts of sociaal geneeskundige die coassistenten opleidt kan vanaf heden een student tegemoet zien die zich al vier weken heeft bezig gehouden met onderwerpen die in de huisartspraktijk, in de ouderenzorg en in de public health relevant zijn. Hij of zij heeft vier dagdelen geoefend in consultvoering. Met simulatiepatiënten is geleerd hoe je korte consulten, moeilijke gesprekken, een seksuele mini-anamnese en gesprekken met ouderen tot een goed einde kunt brengen. Er zijn een aantal veel voorkomende NHG-standaarden en kleine kwalen bestudeerd. De studenten hebben zich een hele dag bezig gehouden met lichamelijk onverklaarde klachten. Palliatieve zorg en omgaan met vragen rond het levenseinde zijn aan de orde geweest in werkgroepen. Een heel speciaal onderdeel bestaat uit het patiënten-partner programma; speciaal daarvoor opgeleide reumapatiënten onderwijzen de studenten in de anamnese en het onderzoek van gewrichten. Het onderscheid tussen artrose en reumatoïde artritis wordt de studenten heel duidelijk gemaakt. Samengevat mag je stellen dat de co-assistent al vóór het feitelijke coschap vertrouwd is gemaakt met onderwerpen die voor de huisartsenpraktijk, het verpleeghuis of de public health van belang zijn. Dat moet toch betere coassistenten opleveren…?
13
o
n
d
e
r
z o
e
k
Epidemiologie in de huisartspraktijk
Opmerkelijke gegevens uit de Continue Morbiditeits Registratie Nijmegen De CMR is een registratie in vier huisartspraktijken van alle ziekten en aandoeningen die de patiëntenpopulatie in deze praktijken doormaakt. De registratie loopt sinds 1967 en bevat een schat aan gegevens. Veel van de epidemiologische informatie uit de CMR is verwerkt in het boek ‘Ziekten in de huisartspraktijk’. Geregeld duiken bij de bewerking van de CMR data bijzondere zaken op. In deze rubriek wordt de lezer van Lijn 1 hiervan deelgenoot.
Laatst stond een bericht in de krant over de promotie van Eric Ruhé. Eric ken ik als gedreven psychiater met een talent voor wetenschappelijk onderzoek. Hij werkte mee aan het Apollo-project, een studie die in Amsterdam en Nijmegen werd uitgevoerd met als onderwerp het opsporen en behandelen van depressie. In zijn studie heeft hij vastgesteld dat het ophogen van de standaarddosering van antidepressiva niet effectief is maar wel meer bijwerkingen met zich meebrengt. Eloy van de Lisdonk
Depressie Depressie Depressie
Hoe zit het met…?
Bij de normale dosering raken de receptoren bezet en ophogen van de dosering helpt niet omdat de op zich werkzame stof geen landingsplaatsen vinden. Voor het ontwikkelen bijwerkingen zijn die receptoren kennelijk minder van belang. Ik herinner me het verhaal van de behandeling van eczeem met corticosteroïden: een paar dagen ‘op’ laten volgen door een paar dagen ‘neer’ om dan weer over receptoren te beschikken die ontvankelijk zijn voor het geneesmiddel. Ik ken het fenomeen zelf van mijn museum-
14
bezoeken. Op een gegeven moment verzadigd zijn, ja dat ken ik ook, al beschik ik, zo om mij heen kijkend, over wel heel veel receptoren voor renaissancekunst. Terug naar de depressie. De cijfers laten een enorme groei in aantallen zien, niet zozeer van nieuw gediagnosticeerde gevallen maar juist van chronische (prevalente) gevallen (figuur1). Als niet gewenst fenomeen – mensen lijden immers onder hun depressie – is de vraag naar de oorzaak van die op-
vallende stijging een belangrijke. Ik geef er enkele. Misschien moeten we eens een stemming houden over die oorzaken, over welke u de best passende verklaring vindt. Dat zou dan prioriteit in het programma van aanpak kunnen krijgen. Zeker nu we weten dat er geen deugdelijke basis is voor het ophogen van de standaarddosering paroxetine.
Figuur 1. Trend over jaren van de incidentie en prevalentie van depressie voor mannen en vrouwen per 1000 patiëntjaren, gestandaardiseerd voor leeftijd (CMR 1985-2006)
Mogelijke verklaringen voor de toename Ten eerste: vroeger was depressie een dip in je leven, je zette al dan niet na wat bemoedigende hulp de schouders er weer onder. Alleen wie dat ook dan niet lukte kreeg tenslotte de diagnose depressie. Tegenwoordig is de vraag om hulp omgezet in een aanbod, sterker nog, de hulpverlener speurt actief zijn spreekuur af naar mensen die wel een depressie hebben maar dat zelf nog niet weten en houdt ze langdurig in de gaten. Ten tweede: de farmaceutische industrie vond iets uit dat in onze hersenen bij daarvoor gevoelige personen de meest sombere wolken doorzichtig maakt. Het spul moest aan de man worden gebracht. Reisjes, ‘spiegeltjes en kralen’ en onderzoekssubsidies zijn dan het verleidend aanbod waarvoor lokale ‘opinion leaders’ zwichten. Het spul zelf roept een verlangen naar chronisch gebruik op. Ten derde: de alternatieven voor de paarse en zacht groene dragees zijn niet sexy hoewel ze misschien wel net zo werkzaam zijn en naar mijn mening het grote voordeel hebben dat verdubbeling van de
dosering geen kwaad kan. Ik denk aan de dagelijkse wandeling in buitenlucht en -licht. Zeker als u als huisarts dit in groepsverband organiseert en uit preventieoogpunt zelf meeloopt, welaan, dan is dat een innovatief zorgplan waarvoor u bij uw zorgverzekeraar de handen wel op elkaar krijgt. Ten vierde: het leven is balanceren, evenwichten zoeken. We zien bij het lichaamsgewicht dat de weg smal is tussen de obesitas en de anorexie, en dat het een kwestie van subtiel titreren is tussen hyper- en hypothyreoidie. De bipolaire stoornis is in dit opzicht exemplarisch. Onze welvaart, een land in vrede, goede sociale voorzieningen, scholing en gezondheidszorg voor iedereen toegankelijk: het werd tijd voor een tegenwicht, de depressie werd omarmd. De fors gestegen prevalentie begint zo langzaamaan evenwel door te schieten, er gaan al stemmen op dat we van de depressie af moeten, op naar de volgende hype. Ten vijfde: een ecologische verklaringsmodel gooit denk ik ook hoge ogen. Opengelaten plaatsen worden ingenomen. Denk aan antibiotica die naast de schadelijke ook nuttige bacteriën opruimen, waarbij de leemte die daardoor ontstaat commensalen de kans geeft en een schimmelinfectie de ultieme beloning voor therapietrouw is. Zo laat het verdwijnen van een aantal acute infectieziekten onder andere ten gevolge van ons vaccinatiebeleid een leegte achter, een niche waar depressie in is gekropen en nu als zevenblad voortwoekert. Zegt u het maar, hoe moeten we verder met de depressie-epidemie nu de agressieve-repressieve aanpak inhoudende keihard bestrijden door actieve opsporing (mij valt het woord ‘depressiepolitie’ in) en behandeling met dubbele doseringen, althans wetenschappelijk gezien, niet de juiste weg blijkt te zijn?
15
o
n
d
e
r
z o
e
k
Trends in Morbidity in the General Practice Population, 1967 -2007
Nijmeegs registratienetwerk timmert aan de weg! In november jl. verscheen bij het het European Journal of General Practice (EJGP) een bijlage die geheel was gewijd aan het registratienetwerk CMR NMP (zie kadertje), onder de titel: Trends in Morbidity in the General Practice Population, 1967 -2007. Aanleiding hiervoor was het jubileumsymposium dat in december 2007 werd georganiseerd ter gelegenheid van 40 jaar CMR en 25 jaar NMP. Ook werd toen afscheid genomen van Henk van den Hoogen, die gedurende meer dan dertig jaar betrokken was geweest bij het wel en wee van zowel CMR als NMP. De wetenschappelijke bijdragen van dat symposium vormden de basis van de artikelen die nu gebundeld zijn terug te vinden in het 64 pagina’s tellende EJGP-supplement, als een liber amicorum voor Henk van den Hoogen. Het onderstreept eens te meer de mogelijkheden van dit unieke register binnen de Nederlandse geneeskunde, en geeft een inkijk in de geschiedenis en ontwikkeling van de Nederlandse huisartsgeneeskunde. Willem van Gerwen
Wat kunt u vinden in deze bijlage? Chris van Weel beschrijft de ontstaansgeschiedenis en de betekenis van het Nijmeegs registratienetwerk voor de alledaagse (huisarts)praktijk. Het is tevens de leidraad voor de rest van de artikelen. Henk Schers e.a. beschrijven trends in de Nederlandse huisartspraktijk in de afgelopen veertig jaar. Er wordt ‘ingezoomd’ op een aantal ziektes die zijn toegenomen, afgenomen of zelfs verdwenen gedurende deze periode, met fraaie voorbeelden hiervan. Wil van den Bosch e.a. gaan in op de invloed van gezinsleden op ziektepatronen, als het gaat om alledaagse ziektes. Zijn de patronen zoals die herkenbaar waren in de zeventiger jaren ook nu nog van toepassing? Annemarie Uijen en Eloy van de Lisdonk geven een overzicht van de belangrijkste chronische ziekten in de afgelopen twintig jaar, en analyseren de hiermee gepaard gaande comorbiditeit. Zij bestudeerden hiertoe het voorkomen van multimorbiditeit in de periode 1985 tot 2005. Ziek-
16
tegedrag en de invloed van gender op morbiditeitspatronen staat centraal in de bijdrage van Toine Lagro e.a. Vergeleken met een controlegroep presenteren mensen met een depressie of angststoornis meer alledaagse ziekten (minor illnesses). Die conclusie trokken Tim olde Hartman e.a. in hun bijdrage. Floris van de Laar e.a. beschrijven het fenomeen van zebra’s in de huisartspraktijk: aandoeningen met een prevalentie van minder dan 0.5/1000 patiënten. Zij beschrijven bovendien de methodologische moeilijkheden bij dit soort onderzoek. Mark van der Wel e.a. laten zien welke invloed aanpassingen van een richtlijn hebben op de behandeling van hoge bloeddruk, zowel op proces- als op uitkomstniveau. Worden de streefdoelen altijd gehaald? Van den Dungen e.a. vergelijken de data uit het Nijmeegs netwerk met andere Nederlandse registratienetwerken, en doen een poging de verschillen
Registratienetwerk CMR NMP
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
De Nijmeegse (co-)auteurs 1 Carel Bakx, 2 Hans Bor, 3 Wil van den Bosch, 4 Willem van Gerwen, 5 Wim de Grauw, 6 Lieke Hassink-Franke, 7 Henk van den Hoogen, 8 Floris van de Laar, 9 Toine Lagro, 10 Eloy van de Lisdonk, 11 Sylvie LoFoWong, 12 Peter Lucassen, 13 Maria van de Muijsenbergh, 14 Jan Mulder, 15 Tim olde Hartman, vervolg pag.18
Ruim 65 jaar geleden nam Frans Huygen de huisartspraktijk in Lent over van zijn voorganger Van der Werf, die – zeer bijzonder voor die tijd – reeds werkte met een medisch dossier. Het werd de basis van de Continue Morbiditeits Registratie, de CMR. Sinds 1967 worden in vier huisartspraktijken (Lent, Oosterhout, Nijmegen, en Doesburg) alle aan de huisarts gepresenteerde aandoeningen, inclusief verwijzingen en ziekenhuisopnamen vastgelegd. Hiermee is de CMR waarschijnlijk het oudste nog functionerende onderzoeks-/ registratienetwerk ter wereld. In 1982 is naast de CMR het Nijmeegs Monitoring (NMP) Project ontstaan. De registratie binnen het NMP richt zich op het vastleggen van gegevens over patiënten met chronische aandoeningen zoals diabetes, hypertensie, cardiovasculaire morbiditeit en COPD/Astma. Doelstelling van het onderzoeksprogramma van de afdeling huisartsgeneeskunde van het UMC St Radboud is de ontwikkeling van effectieve methoden van vroegopsporing en bewaking van hoog prevalente chronische aandoeningen (waaronder ook incontinentie en depressie) conform internationale evidence based richtlijnen. Het onderzoek van de afdeling heeft geleid tot een bijzondere expertise en sterke infrastructuur op het gebied van longitudinaal onderzoek gebaseerd op dit tweetal unieke huisartsgeneeskundige databases: de CMR en het NMP. De CMR registreert in vier huisartspraktijken, met in totaal 13.500 patiënten. De NMP, met een actuele populatie van 55.000 patiënten, kan daarbij gezien worden als een uitbreiding van de CMR. Het NMP koppelt ondersteuning van state-of-the-art huisartsgeneeskundige zorg aan wetenschappelijk onderzoek (genereren nieuwe kennis), zorginnovatie (verbetering patiëntenzorg) en het geven van onderwijs. De deelnemende praktijken vormen de academische werkplaatsen, de proeftuin voor de afdeling Huisartsgeneeskunde van waaruit nieuwe ontwikkelingen gestalte krijgen.
17
in morbiditeitscijfers te verklaren. En tot slot plaatst Douglas Fleming het Nijmeegs netwerk in internationaal perspectief. Fleming is hoofd van het Birmingham Research Unit of the Royal College of General Practitioners (RCGP).
Geïnteresseerd? Voor een samenvatting van de artikelen kijkt u op Pubmed. Bent u geïnteresseerd geraakt, en wilt u ook een (gratis) supplement ontvangen, stuur dan een email met uw naam en adresgegevens naar:
[email protected], met vermelding van: Supplement EJGP.
16
17
18
19
20
21
22
23
16 Hiske van Ravesteijn, 17 Eric van Rijswijk, 18 Henk Schers, 19 Doreth Teunissen, 20 Annemarie Uijen, 21 Chris van Weel 22 Evelyn van Weel, 23 Mark van der Wel
18
a g e n d a
Start in UMC St Radboud op 1 februari 2009
Informatiebijeenkomst ZorgDomein Op donderdag 29 januari a.s. zijn huisartsen van harte welkom op de informatiebijeenkomst ZorgDomein. De bijeenkomst is een gezamenlijk initiatief van de regionale gebruikersvereniging ZorgDomein, Huisartsenkring Nijmegen e.o., het UMC St Radboud en het CWZ. Aanleiding voor de bijeenkomst is de deelname van het UMC St Radboud aan ZorgDomein vanaf 1 februari 2009 en de nieuwe mogelijkheden (‘functionaliteiten’) die de meest recente versie van ZorgDomein biedt. Dick Munsterman (CWZ) vertelt over de eerste ervaringen met ZorgDomein vanuit het perspectief van het ziekenhuis, Tejo Jansen en Herman Levelink doen verslag van hun ervaringen als huisarts met het elektronisch verwijssysteem en Wim van de Meer geeft toelichting op de implementatieplannen van het Radboud. Antoon Schrijver (ZorgDomein) demonstreert mogelijkheden en vernieuwingen binnen ZorgDomein. De organisatoren hopen u enthousiast te maken voor het gebruik van de (vernieuwde) verwijsmodule en eventuele drempels om mee te doen bij u weg te nemen. Tijdens en na deze bijeenkomst heeft u voldoende gelegenheid om vragen te stellen. De uitnodiging geldt nadrukkelijk alle regionale huisartsen en overige betrokken praktijkmedewerkers! Ook als u nog geen of nauwelijks ervaring hebt met het werken met ZorgDomein.
Meer informatie? Voor meer informatie en eventuele vooraanmelding mailt u naar
[email protected].
Datum
Donderdag 29 januari 2009
Tijd
17.00 tot 19.00 uur
Plaats
Medisch Studiecentrum UMC St Radboud, Geert Grooteplein-Noord 21, Nijmegen
Accreditatie
De bijeenkomst wordt voor huisartsen geaccrediteerd voor twee uur
Aanmelding
Alle regionale huisartsen krijgen hiervoor nog een persoonlijke uitnodiging
Wat is ZorgDomein ZorgDomein ondersteunt het verwijsproces tussen de eerste en tweedelijnszorg met een internetgebaseerde verwijsapplicatie. Het is een landelijke elektronische verwijsapplicatie waarmee de huisarts vanuit zijn eigen Huisartsen Informatie Systeem (HIS) patiënten kan verwijzen naar een ziekenhuis, inclusief de elektronische afhandeling van de verwijsbrief, aanvraagformulieren en patiënteninformatie.. De inhoud van de verwijsafspraken die huisartsen en ziekenhuis met elkaar maken, is volledig zelf vorm te geven in ZorgDomein. Alleen het format waarin deze afspraken gepresenteerd worden, staat vast. In de regio Nijmegen is het model in 2007 ingevoerd door het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis. Dit tot tevredenheid van de deelnemende huisartsen, die er bij het UMC St Radboud op aandrongen om ook ZorgDomein in te voeren. Door op deze wens in te spelen wil het Radboud de relatie en samenwerking met huisartsen verder versterken.
19
c
o
l u
m
n
Sekse en humor
‘Humor’ als bewijs van superioriteit? Bijna iedereen, man en vrouw, denkt ook dat vrouwen veel beter tegen pijn kunnen, denk maar aan wat vrouwen allemaal moeten en kunnen doorstaan bij een bevalling. Dat is echter niet juist, zo vertel ik dan, want vrouwen hebben - zo blijkt uit onderzoek - een lagere pijndrempel, dus ervaren eerder pijn en kunnen ook minder lang pijn verdragen. Groot ongeloof is dan meestal mijn deel en ik kan dan mooi het verschil uitleggen tussen biologische en fysiologische verschillen en vervolgens de interactie met rolpatronen en het omgaan hiermee.
20
Een van de meest aardige experimenten naar verschillen tussen mannen en vrouwen werd in het kerstnummer van de BMJ afgelopen jaar beschreven door Sam Shuster, emeritus hoogleraar dermatologie(1) . Hij was altijd al een enthousiast wielrenner en na zijn pensionering bekwaamt hij zich in het berijden van een eenwielige fiets. Na lang oefenen thuis begeeft hij zich op straat en als goed wetenschapper, houdt hij nauwgezet de reacties bij van degenen die hij tegenkomt. En dat is het aardige, voor hem volkomen onverwacht, observeert hij een
Bij mijn lezingen over sekseverschillen in ziekten en klachten voor arts en leek bemerk ik grote ernst als het gaat om de biologische verschillen. Meestal verandert die ernst in onderdrukt gegniffel, lichte opwinding tot openlijke hilariteit als ik vertel over de op onderzoek gebaseerde verschillen tussen mannen en vrouwen in communicatie en het omgaan met klachten en ongemakken. Mijn gehoor vertelt graag over eigen ervaringen en veel vrouwen ervaren hun mannen als die ziek worden als een extra kind erbij: een eenvoudig griepje wordt door hem beleefd als ernstig catastrofaal lijden dat veel empathie van de partner behoeft. Toine Lagro
groot verschil in reacties tussen mannen en vrouwen. Bijna iedereen reageert non-verbaal op zijn verschijning zoals knikken, zwaaien, glimlachen of met een gebaar van angst . Bijna de helft, meer mannen dan vrouwen, zeggen ook iets tegen hem en het verschil in reacties tussen mannen en vrouwen is opvallend. Vrouwen reageren plezierig en met bewondering. Bijna alle vrouwen prijzen hem (“Goed zo; wat slim; jij bent een olympisch kampioen; o wat moet dat moeilijk zijn; wat goed, ik wilde dat ik dat kon.”) of ze uiten hun bezorgdheid over een eventuele val. Vrouwen maken nauwelijks humoristische of snedige opmerkingen. Drie van de vier mannen daarentegen reageren met zogenaamde geestige weinig originele opmerkingen, vaak met een vervelende ondertoon (“Kon je je geen ander wiel veroorloven; al over gedacht om bij het circus te gaan; jij houdt vast van een gevaarlijk leven; voor gekken moet je bij fietsers zijn; ik neem aan dat het banden spaart; ik wed erom dat ik het beter kan.”).
Mannen stralen ook duidelijke uit dat ze zelf hun reactie geestig, origineel en scherp vinden, ook al is in werkelijkheid snedigheid gemeengoed. De auteur bemerkt ook dat jongens tussen elf en dertien jaar agressief gedrag tonen en zijn balans proberen te verstoren door hem met voetbal, eigen fiets of stenen te hinderen. Naarmate de jongens ouder worden wordt deze openlijke agressie vervangen door humor met naar de mening van de auteur verborgen agressie. Nu wisten we al langer dat grote verschillen bestaan in humor tussen mannen en vrouwen: weinig vrouwen kunnen een goede mop vertellen en de meeste comedians, sommigen uitgezonderd, zijn mannen. Ook de appreciatie van grappen is verschillend voor mannen en vrouwen. Humor als wapen om superioriteit te etaleren, dat is in het seksedebat een nieuwe gedachte waar we verder over moeten nadenken.
1. Shuster Sam Sex, agression, and humour: responses to unicycling - BMJ 2007; 335: 1320-1322.
21
HAO meerdaagse
n g
Spannende kop nietwaar? Toch beschrijft het aar-
i
dig wat op 4 en 5 november in het (voormalig)
d
klooster Willibrordhaeghe in het Brabantse Deur-
i e
ne plaats vond. In deze rustgevende setting na-
l
Huisartsopleiders etnisch en cultureel actief onder de gordel
men 65 huisartsopleiders deel aan de inmiddels
o p
befaamde HAO-meerdaagse, op zoek naar kennis en inspiratie. De meerdaagse is onderdeel van het curriculum voor huisartsopleiders van de VOHA. Deze tweedaagse training vormt een aanvulling op de acht hao-dagen die in de loop van het jaar plaatsvinden. De ene dag stond urogynaecologische problematiek ‘onder de gordel’ centraal, de andere dag ging het om etnische en culturele diversiteit. Guus Busser
Tijdens het onderdeel culturele en etnische diversiteit werden de opleiders meegenomen op reis. Huisartsen met veel patiënten met een andere etnische en/of culturele achtergrond kennen dit fenomeen al, je gaat immers elke dag een beetje op reis in je eigen spreekkamer. Maar deze verrijkende ervaring is niet voor alle huisartsen weggelegd. Een groot deel heeft immers weinig allochtone patiënten. Uit de Nivel-enquête van 2008 blijkt dat huisartsopleiders zich vaak onvoldoende competent voelen op dit gebied en ze vinden dat hier wat aan gedaan moet worden. Deze dag was daarvoor een eerste aanzet.
Blijf betrokken en nieuwsgierig Na de aftrap door Ben Bottema en Alfons Olde Loohuis, samen met Wilma van der Weijden de
22
organisator van deze dagen, opende reisgids Mechtild Beek de dag. Ze verschafte ons een denkkader over culturele diversiteit en identiteit vanuit diverse invalshoeken: epidemiologisch, vanuit sociale en culturele context en vanuit het communicatieve aspect. We spraken met elkaar ook over eigen cultuurverschillen. Niet geheel onverwacht bleken velen van ons een katholieke achtergrond te hebben, soms ver weggestopt, maar weer even tot leven gebracht door de sfeer in het klooster. Tot slot presenteerde Lies Bruggeman de resultaten van een enquête die recent is afgenomen onder aios, die werken in praktijken met veel allochtone patiënten. Belangrijkste conclusie: ook bij hen is behoefte aan meer kennis en vaardigheden – die ze natuurlijk hopen te krijgen van hun opleiders.
Na de koffie onderzochten we hoe ver onze horizon al reikte. In de workshops - begeleid door Alfons Olde Loohuis, Fifi Groenendijk, Nico Vlaar en ondergetekende – kwam treffende casuïstiek voorbij . Fifi, Nico en ikzelf hebben immers zeer kleurrijke praktijken en maken al jaren spannende reizen. Natuurlijk is het werken met mensen waarmee je soms moeizaam communiceert niet altijd rozengeur en maneschijn. Maar wat we vooral probeerden over te brengen was: blijf betrokken, blijf nieuwsgierig, en probeer mogelijke irritaties en frustraties de baas te blijven. ’s Middags was Hans Harmsen, huisarts en huisartsbegeleider in Rotterdam, te gast als docent. Hij ging in op interculturele communicatie en cultuurverschillen volgens het model van Pinto. De discussie spitste zich toe op het thema: ‘En mijn cultuur dan?’. Op het einde van de dag verscheen een aantal getrainde aios, nog vol van het moeizame gesprek dat ze hadden gevoerd met ’die moeilijke Marokkaanse mevrouw’. “Hoe zou jij dit oplossen?”, was hun wanhopige vraag aan de opleiders. Die vervolgens in kleine groepjes - gesterkt door de eerder die dag opgedane kennis - probeerden de aios te leiden naar een oplossing. De eerste dag werd afgesloten met een drankje en een salsaband. Wat schoorvoetend begaven zich een aantal van ons op de dansvloer. Daarna stond er een exotisch buffet klaar, natuurlijk ook in het kader
van de ‘interculturalisatie’. Hierbij viel het op dat de aanwezigen qua eetcultuur al aardig vaardig bleken..
Urogynaecologische problematiek Omdat ik zelf betrokken was bij de voorbereiding en begeleiding van het onderdeel ‘diversiteit’, was ik niet in staat de urogynaecologische dag te volgen. Maar in de wandelgangen proefde ik veel waardering en enthousiasme. Dat bleek trouwens ook uit de evaluatie achteraf. Parvaneh Moazzeni, Tjarda Lemain en Henriëtte Engel hebben dit onderbelichte aspect van de huisartszorg goed op de kaart gezet. Met fantasieprikkelende titels als ’Incontinente kennis’ en ‘Watermanagement’ (helaas zonder een inleiding van Willem Alexander) kwam menig casus voorbij en werden verbeterplannen bedacht. Het oefenen met een leergesprek over casuïstiek ‘onder de gordel’ aan de hand van een video werd goed gewaardeerd. En op het eind van de dag werden sommige vaardigheden, bijvoorbeeld het inbrengen van een pessarium, nog eens geoefend. Het waren voor iedereen twee inspirerende dagen. En gedenkwaardig omdat tijdens de nacht dat wij in het klooster sliepen de eerste zwarte president van de VS werd gekozen! Voor diegenen die er niet bij waren: op dinsdag 7 en woensdag 8 april 2009 wordt dit programma herhaald!
Reisgids Mechtild Beek, 2e van links
23
Wetenschappelijke stage
Partnergeweld op een polikliniek gynaecologie
Mijn onderzoek naar ‘het voorkomen van partnergeweld bij patiënten op een academische polikliniek gynaecologie/obstetrie’ was mijn eerste kennismaking met het doen van onderzoek. Gedurende de stagemaanden heb ik geleerd wat er zoal komt kijken bij het uitvoeren van onderzoek. Ik heb niet alleen veel geleerd op het praktisch vlak, zoals het uitvoeren van een literatuurstudie en het analyseren van de onderzoeksdata met SPSS, maar ook op persoonlijk vlak. Partnergeweld is een ‘heftig’ onderwerp, dat je aangrijpt en je (zeker als aankomend hulpverlener) prikkelt om te helpen en in te grijpen. Maar ik heb juist geleerd om afstand te bewaren tijdens het onderzoek, en de patiëntes door te verwijzen naar een organisatie die de vrouwen de beste zorg kan verlenen. Daar help ík de vrouwen het meeste mee, hoewel het moeilijk blijft om je niet teveel in de problemen van de vrouwen te mengen. Partnergeweld is een veel voorkomend probleem in Nederland, waarover in de geneeskunde nogal wat onduidelijkheid bestaat, met name over het vóórkomen en de consequenties hiervan. Vrouwen zijn
24
hierbij veel vaker het slachtoffer dan mannen. Een op de vijf vrouwen wordt geestelijk en/of lichamelijk mishandeld binnen een intieme partnerrelatie. Eén van de kenmerkende klachten waar vrouwen zich mee presenteren zijn ‘gynaecologische klachten’. De belangrijkste aanleiding voor mijn onderzoek was het feit dat in Nederland op een polikliniek gynaecologie nog nooit een prevalentiestudie is gedaan naar partnergeweld. Voor mijn onderzoek heb ik de volgende hoofdvragen proberen te beantwoorden: 1. Hoe vaak is er sprake van partnergeweld bij vrouwen op een polikliniek gynaecologie, gesplitst naar type partnergeweld en leeftijd? 2. Hoe vaak komt partnergeweld voor onder zwangere patiëntes? 3. Is er een relatie tussen het optreden van partnergeweld en opleiding? 4. Vinden vrouwelijke patiënten het belangrijk als een arts in een consult naar partnergeweld vraagt? 5. Als partnergeweld aan de orde is, weten de betreffende (huis)artsen dan van het geweld af en hebben ze er naar gevraagd, naar de mening van de patiënte? De methode van onderzoek was een wachtkameronderzoek op een polikliniek gynaecologie/obstetrie, middels een gevalideerde enquête, de Compo-
o
n
d
e
r
z o
e
k
&
o
n
d
e
r w
i
j
s
Al jaren ben ik actief in verschillende werkgroepen op het gebied van sekse(verschillen), waaronder de internationale Werkgroep Seksuele Gezondheid en Aids (www.ifmsa.nl/scora) en de Werkgroep Sekse Specifieke Geneeskunde (www.ru.nl/wssg). De keus voor mijn wetenschappelijke stage was daarom snel gemaakt, ik wilde graag onderzoek doen in het vakgebied ‘vrouwenstudies’. Het onderwerp partnergeweld koos ik in overleg met prof.dr. Toine Lagro, hoofd van de afdeling Vrouwenstudies. Mijn onderzoeksstage deed ik op de afdeling gynaecologie/obstetrie van het UMC St Radboud. Lianne Rietveld
site Abuse Scale (CAS). Deze enquête is afgenomen bij 200 vrouwen tussen de 18 en 60 jaar, in het UMC St Radboud (Nijmegen). Ter bescherming van de vrouwen en als garantie voor betrouwbaarheid hebben de vrouwelijke patiëntes de enquête over relaties ingevuld in een aparte ruimte, zonder hun partner.
Resultaten
voorkómen van partnergeweld, waardoor de vrouwen eerder herkend en daarmee geholpen kunnen worden.
Lianne Rietveld
Uit de data-analyse bleek dat 23% van de ondervraagde vrouwen actueel en/of in het verleden met partnergeweld is geconfronteerd. Bijna een op de tien vrouwen (9%) gaf aan actueel misbruikt te worden. Actueel geweld lijkt vooral in de leeftijdsgroep van 18-25 jaar voor te komen. Van de 82 zwangere vrouwen in het onderzoek hebben 4 (5%) vrouwen te maken met actueel partnergeweld. Verder lijkt partnergeweld meer voor te komen wanneer de man een lagere opleiding heeft genoten dan de vrouw. Hoewel partnergeweld dus veel voorkomt bleek de huisarts slechts bij 11% van de mishandelde patiëntes op de hoogte te zijn van het geweld. Terwijl het merendeel van de vrouwen (78%) het belangrijk vindt dat de (huis)arts naar partnergeweld vraagt was de werkelijkheid anders. De huisarts had bij de meeste vrouwen (91%) nog nooit naar partnergeweld gevraagd. Misschien kan mijn onderzoek een kleine bijdrage leveren aan de kennis over partnergeweld. Hopelijk komt er ooit meer opheldering over het vóórkomen en
25
w e r k g r o e p
o n t w i c h t e n d e
v o r s i n g
State of mind ontwrichtend? Soms denken wij dat wij maar beter dichter of schrijver hadden kunnen worden dan dokter. In welke zin dan ook. Maar als wij dan de zinnen van anderen weer lezen dan keren wij in alle nederigheid terug naar onze eigen stiel. Men moet
Eric van Rijswijk / Peter Lucassen
Men moet altijd enigszins verdrietig zijn, anders is men verloren, maar men moet wel een beetje verloren zijn - van het reddeloze soort anders zou men alleen maar gelukkig zijn, toch moet men ook gelukkig zijn, zo maar gelukkig kunnen zijn, in alle staten van geluk, anders zou men maar verdrietig zijn, enigszins verdrietig altijd. Toon Tellegen Uit: Minuscule oorlogen, niet met het blote oog zichtbaar - Querido, Amsterdam 2004
Is dit de state of mind waarin de Nederlandse huisarts zich ook bevindt? Verloren? Reddeloos verloren dat niet, maar soms lijken we wel een beetje verdwaald. Willen we een ouderwets vertrouwde huisdokter zijn die toegankelijk en gericht op de patiënt zorg wil verlenen of willen we een modern ogende praktijk runnen met vele hulpkrachten die al dan niet selecteren wie bij ons de spreekkamer in mag. Of raken wij en u juist verdwaald door deze valse tegenstelling.
26
Verdrietig? Enigszins, dat wel. Als wij de EPD-brief lezen, als wij zijn bod voor de huisartsenzorg horen. En als wij dienst doen op de huisartsenpost. Dan worden wij soms verdrietig van wat we tegenkomen. Vier verschillende dokters bij een palliatieve patiënt, geen informatie, geen bereikbare collega. Gelukkig? Dat toch wel, niet in alle staten, maar toch gelukkig. Het blijft een prachtig vak, je komt veel tegen, veel nog te doen. Of deze poëet-huisarts aan zijn eigen beroepsgroep dacht is niet duidelijk. Wij denken er wel aan, te somber, te verloren, te gelukkig. We weten het niet en dat is niet zo erg. Weet u het? Soms weet de WOV, de Werkgroep Ontwichtende Vorsing, het zelfs niet meer. Ontwrichtend? Nee, een state of mind!
Rectificatie op De WOV de deur uit
Het doet ons deugd zo goed gelezen te worden. Een van onze oplettende lezers maakte ons erop attent dat in onze vorige bijdrage het een en ander mis was met het gedicht ‘The Door’ van Miroslav Holub. Het gedicht was niet in z’n geheel weergegeven. Volledigheidshalve hier het hele gedicht zonder schrijffout.
The Door Go and open the door. Maybe outside there’s a tree, or a wood, a garden, or a magic city. Go and open the door. Maybe a dog’s rummaging. Maybe you’ll see a face, or an eye, or the picture of a picture. Go and open the door. If there’s a fog it will clear. Go and open the door. Even if there’s only the darkness ticking, even if there’s only the hollow wind, even if nothing is there, go and open the door. At least there’ll be a draught
v a
n
d
e
NUHP -
c
o
n
s
u
l
e
n
t
e
n
In de eerste evaluaties hebben sommige praktijken moeten concluderen dat de streefdoelen niet waren behaald. De werkzaamheden waren, gezien de beschikbare menskracht, vaak iets te optimistisch ingeschat of er was geen rekening gehouden met onbeïnvloedbare factoren van buitenaf (levertijden, technische problemen, medewerking van externe hulpverleners, opleidingsduur, vertrek of ziekte van medewerkers). Toch kunnen we concluderen dat er elk jaar verbeteringen hebben plaatsgevonden.
Terugblik
Eerste ervaringen
Hobbels bij de accreditatie Toen de eerste praktijken vier jaar geleden begonnen aan de eerste accreditatiecyclus was alles nieuw. Voor zowel de praktijken als de NUHP-praktijkconsulenten was het zoeken naar wat er precies van de praktijken gevraagd werd. Inmiddels weet ik dat enthousiasme de belangrijkste valkuil is. De VIA (Visitatie Instrument Accreditering) geeft inzicht in alle mogelijke verbeterpunten en de reactie van diverse praktijken was dat ze eigenlijk alles tegelijkertijd wilden aanpakken. Praktijken nemen daardoor in het begin te veel hooi op hun vork. Marianne van Hemert, NUHP-praktijkconsulente
Kortom, de praktijken begonnen allemaal heel enthousiast en dus werden aanvankelijk (te) veel plannen geschreven. De tabel op pagina 28 laat zien met welke onderwerpen de zes praktijken die ik nu begeleid, zijn gestart. Ze begonnen destijds met gemiddeld acht plannen - de verplichte onderdelen, zoals o.a. hygiëne en ampullenetui, niet meegerekend.
Terugkijkend ben ik het volledig eens met de aanbeveling van het NHG bij de start van de accreditatie: maak niet te veel plannen, doe wat je moet en doe het goed! Het is immers veel leuker om aan het eind van de rit te zien dat je voornemens ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd dan dat je moet constateren dat je wel veel hebt gedaan maar dat de voorgenomen doelen niet zijn gehaald. Bij de evaluatieronde een jaar na de toekenning van het NHG-keurmerk was het weer spannend, zeker wanneer het streefdoel niet was bereikt. Maar dat viel gelukkig mee. Als een bepaald doel niet was gehaald, maar er was een goede reden voor én het was duidelijk dat er echt gewerkt werd aan verbetering, dan mocht de praktijk zijn keurmerk behouden maar kreeg wel aanbevelingen over hoe verder te gaan. Vaak hadden de praktijken zelf al ideeën hoe ze hun doelen alsnog zouden kunnen realiseren. Indien een plan af was en het doel bereikt, mocht het echter niet ‘op de plank’ terecht komen. De accrediteur wilde hiervoor goede waarborgen. Dus toen er bijv. een goed lopend systeem was opgezet om de ampullenetuis van de huisartsen te controleren en up to date te houden was dat niet voldoende. Er moest ook in de agenda’s genoteerd worden wanneer controle plaatsvond en ook in het volgende jaar moest het weer in de agenda. Dat werd in de meeste praktijken als wat overbodig gezien, ‘het was toch logisch dat dat zo door zou gaan’. Ook moesten bepaalde zaken op de agenda van (team)vergaderingen worden gezet zodat een goed resultaat niet na verloop van tijd zou verwateren. Dat vonden de meeste praktijken overigens wel een goed idee. Door regelmatig met de medewerkers over de voort-
27
Tabel 1: Verbeterplannen in zes NUHP-praktijken 1
Het opzetten van structureel werkoverleg
2
Privacy aan de balie
3
Werken met protocollen voor gedelegeerde taken
4
Verbeteren van de triage door de assistente
5
Verbetering van het gebruik van het HIS (o.a gebruik ICPC-codes en probleemlijst)
6
Verbetering van de actuele medicatie in het HIS
7
Directe verbinding met de apotheek
8
Telefonische bereikbaarheid van de praktijk (telefoontraining, andere centrale, extra assistentie aan de telefoon in de spitsuren, patiënten informeren over de beltijden)
9
Telefonische bereikbaarheid huisarts
10
Jaarverslag
11
Het in de eigen praktijk uitvoeren van spirometrie bij Astma / COPD patiënten
12
Het jaarlijks verrichten van voetonderzoek bij diabetespatiënten door podotherapie of praktijkondersteuner
13
Astma / COPD (opzetten spreekuur door POH, registreren rookgedrag, verhogen opkomst controles, spirometrie in eigen beheer)
14
HVZ (jaarlijks CVRP maken, medicatie)
15
DM (optimaliseren cholesterolverlaging, oogcontrole, voetonderzoek)
16
Cervixscreening
17
Osteoporose (screening)
18
Maagmiddelen (indicatie bekend, terugdringen gebruik)
19
Patiënten op de hoogte brengen van de mogelijkheid van een langer consult
20
Hygiëne in de huisartsenpraktijk: protocol desinfectie en gebruik sterilisator
21
Up to date houden van medicatie (-ampullen) in de visitetas van huisartsen
22
Anafylaxie(set)
In de loop van de eerste cyclus zijn enkele plannen herzien en er zijn ook enkele nieuwe plannen toegevoegd o.a. - Begeleiding DM type 2 patiënten met insuline door POH - Ketenzorg Astma en COPD - Diabetische controles in verzorgingshuis - Registratie patiënten met hartfalen - Opzetten hypertensie spreekuur door assistent gang en de resultaten te praten houd je iedereen betrokken en kan er zonodig tijdig worden ingegrepen. De NHG-accrediteur gaf ook het dwingend advies om werkafspraken en protocollen op papier te zetten. Vaak bleken er wel afspraken te zijn over hoe dingen aangepakt en geregeld moesten worden maar deze zaten dan alleen in het hoofd van de betreffende medewerkers. Met het op papier zetten van werkafspraken en protocollen wordt inzichtelijk hoe er gewerkt wordt, niet alleen voor de praktijk, maar ook voor een buitenstaander. Denk daarbij bijv. aan de inhoud van de POH-spreekuren.
28
Indien een doel niet (geheel) was behaald en er waren geen aanvullende plannen over de manier om dat doel te bereiken werd gevraagd een nieuw actieplan te schrijven. Alleen een beschrijving van de geplande activiteiten was dan niet voldoende. Er moest een nieuw schema opgesteld worden, met voorgenomen acties plus daarvoor verantwoordelijke personen en de datum waarop die acties uitgevoerd dienden te zijn. Dit bleek uiteindelijk een goed hulpmiddel om het doel alsnog te bereiken. Een voorbeeld: een huisarts komt er niet aan toe om volgens het verbeterplan ICPC-codes in het EMD te
v a
n
d
e
NUHP -
noteren. Alleen het voornemen noteren dat er daartoe meer tijd in de praktijk voor vrijgemaakt diende te worden en de assistenten wellicht iets van de taken zouden kunnen overnemen is dan niet voldoende. Een dergelijke oplossing gaat pas werken als er goed doordacht is wat er precies moet gebeuren, wie het uit gaat voeren en wanneer.
c
o
n
s
u
l
e
n
t
e
n
nische bereikbaarheid. Dit lijkt heel meetbaar en bij het indienen van het plan had ook de accrediteur niets opgemerkt. Maar bij evaluatie was enerzijds wel duidelijk hoeveel procent van de patiënten uiteindelijk tevreden was, maar anderzijds was het niet duidelijk of er een verbetering was opgetreden. Er was immers geen basismeting.
Voorbeelden van problemen
Hilarische voorbeelden van kinderziektes
Problemen die we tegen kwamen (en mogelijke oplossingen): • Gebrek aan samenwerking binnen een team. Ervaring leerde dat hoe meer de taken verdeeld waren, hoe efficiënter het liep, en hoe beter de samenwerking. Groot voordeel is dat iedereen zich verantwoordelijk voelt voor zijn eigen stukje en indien een medewerker uitvalt komt niet direct alles stil te liggen. • Vertraging in de uitvoering van de verbeterplannen door afhankelijkheid van derden (bijv. van een specialist, een leverancier, een samenwerkingsverband waarin men participeert of een regionale zorgverzekeraar die stopt met de vergoeding). Indien uit het actieplan bleek dat de praktijk niets te verwijten viel gaf dat de accrediteur sneller inzicht in de zaak en leverde dan in het accreditatietraject weinig moeilijkheden op. • Soms, door voortschrijdend inzicht, kwam een praktijk gedurende de rit tot de conclusie dat een andere weg ingeslagen moest worden. Daar werd door de accrediteur nooit echt moeilijk over gedaan, als het maar goed onderbouwd was. Dit gold bijvoorbeeld in situaties waarin een verbeterplan vertraging had opgelopen omdat andere verbeteringen prioriteit hadden gekregen. Om de accrediteur de situatie duidelijk te maken hebben we met terugwerkende kracht wel eens een nieuw plan geschreven, inclusief actielijst. Zo kon de accrediteur aan het eind van het jaar zien hoe een ander plan goed was uitgevoerd. • Meetbaarheid is erg belangrijk. Er zijn in het begin praktijken ‘in de problemen’ gekomen omdat er geen goede nulmeting was gedaan. Uit de VIA kwam bijvoorbeeld naar voren dat de patiënten bij spoedgevallen de praktijk slecht bereikbaar vonden. De praktijk had zelf ook de ervaring dat de bereikbaarheid niet optimaal was en stelde zich als doel dat 95 % van de patiënten na een bepaalde periode tevreden moest zijn over de telefo-
Ik merkte al op dat het in het begin voor praktijken én praktijkconsulenten aftasten was, dat gold in zekere zin ook voor de kersverse NHG-accrediteurs. Dat leverde aanvankelijk wel eens hilarische situaties op. Ik kan me nog goed een totaal ontstelde praktijkmedewerker herinneren die van de accrediteur de gebruikte wegwerphandschoenen moest gaan tellen. Zo kon namelijk aangetoond worden of men zich wel aan de voornemens t.a.v. hygiëne hield. We hebben toen contact opgenomen met het NHG, dat ook toegaf dat dit een brug te ver ging. De accrediteur had vermoedelijk mee willen denken, maar was ietwat doorgeschoten. Groot was ook de verontwaardiging in een van de praktijken toen de accrediteur niet alleen naar de verloopdata van de ampullen ging kijken, maar ook allerlei kasten opentrok en onaangekondigd andere zaken op houdbaarheidsdatum ging controleren. Er was inderdaad een en ander verlopen, dus leuk vond men dat niet. Het aardige is dat in diezelfde praktijk een jaar later werd gezegd dat dit toch wel een goede actie was geweest, omdat ze na dat bezoek uit zichzelf alles goed zijn gaan bijhouden.
Tot slot Als ik met de praktijken aan de verbeterplannen werk beschouwen we de accrediteur maar even als de grote controleur (‘big brother’), die bewaakt dat je zaken goed in orde zijn. Als je je realiseert dat je met zijn allen aan hetzelfde doel werkt (verbeteren van de kwaliteit) dan zorgt dat ervoor dat je ook het commentaar van de accrediteurs kunt waarderen. De eerste praktijken staan nu voor de afronding van de eerste cyclus. Ik hoop in een volgend artikel meer te kunnen melden over de voorgenomen plannen: welke resultaten zijn er daadwerkelijk behaald en hoe kijken praktijken terug op de eerste accreditatiecyclus?
29
o
n
d
e w
i
j
s
&
Campagneleider Charles Verhoeff (m) in overleg met onderwijscoördinator Anneke Meijsen (r) en secretaresse Dorothé Jackson.
o
p
l
e
i
d
i
n
g
Het werk van de regiocoördinatoren, gevoegd bij de expertise van de zittende club mensen en de inzet van veel (nieuwe) huisartsen zorgde ervoor dat nog steeds een kwalitatief goed coschap kan worden gegarandeerd. En ondanks soms ‘last-minute planningen en zweetdruppeltjes achter de schermen hoefde nooit tot wachttijden te worden overgegaan.
NOODKREET
Gezocht: stageplaatsen voor coassistenten en aios Als u dit leest, zijn uw collega-huisartsen mogelijk al door ons gebeld. Reden: een gebrek aan stageplaatsen voor basisonderwijs (coassistenten) en vervolgopleiding (aios). Uit alle evaluaties blijkt het coassistentschap huisartsgeneeskunde nog altijd een van de leukste en best gewaardeerde coschappen van het UMC St Radboud te zijn. Het heeft zoveel succes opgeleverd dat we in Nijmegen een sterke huisartsopleiding hebben. Maar hoe lang nog? Het coschap staat onder grote druk vanwege een gebrek aan opleidingsplaatsen. Helpt u ons mee door uw collega’s te motiveren om studenten te ontvangen in hun praktijk of om opleider te worden? Anneke Meijsen, onderwijscoördinator HAG
30
Waarom deze wervingsactie?
Dreiging…
Bij de laatste uitbreiding van de numerus fixus in 2006 (van 220 naar 340 studenten) werd al snel duidelijk, dat dit een grote druk op de kwaliteit van het onderwijs en de onderwijsorganisatie zou leggen. Bij de afdeling Huisartsgeneeskunde werden daarom extra (regio)coördinatoren aangesteld, die als belangrijkste taak hadden het werven van nieuwe opleidingsplaatsen. Veel huisartsen zijn toen met positief resultaat benaderd voor een taak als huisarts-docent of opleider en voor deelname aan het NUHP-netwerk. Echter, de winst van deze extra werving is intussen voor een groot deel teniet gedaan door afmelding van stageplaatsen door bijv. ruimtegebrek, drukte vanwege HOED-vorming en andere - op zichzelf begrijpelijke - praktische bezwaren.
Per 1 januari 2009 stroomt het cohort van 340 studenten het zesde jaar binnen. Het benodigde aantal opleidingsplaatsen hebben we echter nog lang niet gehaald. Gevoegd bij de uitbreidingswens van de Vervolgopleiding (Voha) zoeken wij met onmiddellijke ingang meer dan 100 extra opleidingsplaatsen (per jaar) voor coassistenten en 30 opleidingspraktijken voor de huisartsopleiding. De afdeling Huisartsgeneeskunde en VOHA hebben nu besloten tot een gezamenlijke wervingscampagne, in de lijn van de nieuw te starten afdeling Eerstelijnsgeneeskunde. De campagne sluit aan op de recente landelijke oproep van de LHV tot deelname aan opleiding. Eind november hebben alle huisartsen in de regio onze noodkreet ontvangen
c
o
l o
f
o
n
Lijn 1 is een gezamenlijk periodiek van de afdelingen Huisartsgeneeskunde (Hag), de Vervolgopleiding tot huisarts (Voha) en IQ healthcare (v/h Kwaliteit van Zorg), in samenwerking met het netwerk Nijmeegse Universitaire Huisartspraktijken (NUHP). Het magazine verschijnt 4 keer per jaar, en wordt gratis Ellie Raijmann, medewerkster rooster en planning en Marlies Cuisinier(r), regiocoördinator.
toegezonden aan alle huisartsen die op enigerlei manier een relatie hebben met voornoemde afdelingen. Hoofd- / eindredactie
Willem van Gerwen
om zich aan te melden voor opleidingsactiviteiten. Op dit moment worden alle huisartsen die nog niet gereageerd hebben telefonisch benaderd door medewerkers van afdeling Huisartsgeneeskunde en de Voha..
Redactiecoördinatie Anneke Meijsen, Wilma van der
Doe mee, motiveer collega’s!
117 HAG, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen
Door op te leiden wordt immers op termijn ieders waarneming en opvolging gegarandeerd. Hoe aan te melden? • als nieuwe opleider voor co-assistenten via 024-361 37 36 of per email
[email protected]; • als kandidaat opleider voor aios via 024 – 361 53 00 of per email:
[email protected].
Tel
024-3613736
Fax
024-3541862
E-mail
[email protected]
Onze hoop is mede op u gevestigd!
Weijden, Myriam Kassies Redactiecommissie Annelies Jacobs, Maarten Klomp, Eric van Rijswijk Redactie-adres
Internet Netwerk Universitaire Huisartsenpraktijken Nijmegen (NUHP)
www.nuhp.nl
Afdeling Huisartsgeneeskunde (Hag)
www.umcn.nl/hag
Vervolgopleiding tot huisarts (Voha)
www.voha.nl
IQ healthcare (v/h afdeling Kwaliteit van Zorg)
www.iqhealthcare.nl
Netwerk Academische Huisartspraktijken CMR NMP
Vanuit Nijmegen wenst de redactie van Lijn 1 u fijne kerstdagen en een inspirerend begin van 2009
www.nmp.net.ms
Vormgeving ter Haar Romeny & Ketel, Nijmegen Druk Drukkerij Efficiënt, Nijmegen Oplage 1275
Het volgend nummer van Lijn 1 verschijnt begin april 2009. Met daarin (o.a.) aandacht voor: • Droomzorg – Leren dokteren voor ouderen • Centrale ijking medische apparatuur in academische huisartspraktijken • NHG-accrediteurs aan het woord • HOED van de maand: Medisch Centrum Oost in Nijmegen
31
landgoed heyendaal
-
incl. ‘het kasteeltje’
-
aangekocht door de st radboudstichting. vanaf
werd in
1951
1949
verscheen
hier het ziekenhuis en de medische faculteit. het ‘kasteeltje’ is nu hét symbool van umc st radboud.
32