Per i o d i ek v an d e N e d er l an d s e Veren i g i ng v o o r N eur o l o g i e
JAARGANG 20 NUMMER 4 Augustus 2013
Marian Majoie ‘Op weg naar modulaire richtlijnen’
Acute zorg Meer concentratie?
Kwaliteitsbeleid Nieuwe indicatoren
Medisch Spectrum Twente Getrokken lessen
MER
UM THEMAN
IT
E KWALIT
•
w w w . neur o l o g i e . n l
Voor een migrainepatiënt kan elke dag zomaar verpest worden
adv pag 2 MSD Maxalt
Met
MAXALT SMELT kun je er toch
EEN MOOIE DAG van maken! M Postbus 581, 2003 PC Haarlem, Tel. 0800-9999 000 www.msd.nl, E-mail:
[email protected].
Raadpleeg de volledige productinformatie (SPC) alvorens Maxalt voor te schrijven. MAXALT is een geregistreerd handelsmerk van Merck & Co., Inc., Whitehouse Station, NJ, USA. NEUR-1033769-0062
IN DIT NUMMER
jaargang 20 • nummer 4 • augustus 2013
Nieuwe richtlijn Epilepsie
Op weg naar de modulaire Richtlijn 2.0 Snellere updates, betere toegankelijkheid, meer inbreng van patiënten en patiëntenverenigingen; er zijn vele redenen waarom vernieuwing van de neurologische richtlijnen gewenst is. De herziene richtlijn Epilepsie geeft alvast een voorproefje van hoe deze vernieuwing eruit kan zien.
6 Concentratie van CVA-zorg
‘Voordat je verder praat over concentratie, moet je eerst per regio het aantal patiënten en de aanrijtijd weten’ Zorgverzekeraars Nederland (ZN) pleit voor een sterkere concentratie van acute CVA-zorg, omdat dit de kwaliteit van deze zorg ten goede zou komen. Maar volgens NVN-voorzitter prof. dr. Bernard Uitdehaag wil ZN te snel te veel. ‘Die 24/7 aanwezigheid is bij voldoende spreiding van het aanbod niet nodig.’
8
Zoeken naar kwaliteitsindicatoren die een verschil maken
‘We moeten het de neurologen zo gemakkelijk mogelijk maken’ De NVN-Commissie Kwaliteit stelde zich in 2009 ten doel om binnen vier jaar te komen tot een samenhangend kwaliteitsbeleid op basis van aan de praktijk getoetste kwaliteitsinstrumenten. Volgens neuroloog Freek Verheul, voorzitter van de subcommissie Kwaliteitsmeting, loopt alles op schema.
12
Het MST na Jansen Steur
‘Wees bij disfunctioneren in de samenwerking met collega’s ook bedacht op medisch-inhoudelijk disfunctioneren’ Door de affaire Ernst Jansen Steur heeft de vakgroep Neurologie van het Medisch Spectrum Twente (MST) een zware tijd achter de rug. Maar de vakgroep heeft lessen getrokken uit het verleden. ‘Blijkbaar maakt zo’n casus het makkelijker om in versneld tempo kwaliteitsmaatregelen te nemen.’
STRATEGIENOTA Een evaluatie van de ambities rond Kwaliteit
10
SPOTLIGHT Dr. Margreet Pols houdt zich bij het Kennisinstituut van Medisch Specialismen dagelijks bezig met kwaliteit
17
KWALITEITSVISITATIES Nieuwe methodiek
20
ACCREDITATIE De belangrijkste ontwikkelingen
21
Neuroloog 2013-04.indd 3
VOORWOORD Over kwaliteit gesproken
18
4
COLUMN BBC Andere werkelijkheid
11
COLUMN VAAN De strategienota 2009-2013: is dat dan relevant voor de aios?
14
NIEUWS
5
MEDEDELINGEN VAN DE NVN
15
PROMOTIES
22 13-08-13 15:11
VOORWOORD
Over kwaliteit gesproken Voor u ligt een nummer van De Neuroloog dat volledig gewijd is aan kwaliteit. Als gasthoofdredacteur en voorzitter van de Commissie Kwaliteit van de NVN is mij gevraagd een voorwoord voor deze speciale editie te schrijven. Kwaliteit is een breed begrip en wat in uw werk raakt nu niet aan kwaliteit. We willen immers allemaal de beste zorg voor onze patiënten en dus kwaliteit leveren. In het online Van Dale woordenboek spreekt men in dit verband over ‘de mate waarin iets goed is’. Dat helpt ons niet veel verder om te bepalen wat nu kwaliteit is in ons vakgebied. Toch moeten we in de praktijk proberen handen en voeten te geven aan dit begrip. De spotlights zijn in dit nummer daarom verder gericht op Margreet Pols. Als kwaliteitsmedewerker van de NVN gedetacheerd vanuit het KwaliteitsInstituut van Medisch Specialisten, is zij de grondlegger geweest van het kwaliteitsplan De toetsbare Neuroloog. Voor de komende tijd heeft zij als belangrijke taak om de verdere integratie van het kwaliteitsbeleid van de NVN verder vorm te geven, zodat u een samenhangend pakket aan instrumenten tot uw beschikking hebt om kwaliteit te kunnen leveren in uw werk. Binnen ons vak begint het leveren van kwalitatief goede zorg met de beschikbaarheid van goede richtlijnen die u ondersteunen in uw besluitvorming. Marian Majoie spreekt in dit kader over belangrijke verbeteringen met betrekking tot toegankelijkheid en bruikbaarheid van richtlijnen in de herziene richtlijn Epilepsie. In de huidige tijd moet u in toenemende mate verantwoording afleggen over de kwaliteit van uw werk naar andere stakeholders binnen de zorg. Onze voorzitter Bernard Uitdehaag geeft in dit kader zijn visie op de plannen van ZN, hier verwoord door een van haar beleidsmedewerkers Anneke Prenger, om te komen tot een betere kwaliteit van acute zorg door concentratie van onder andere CVA-zorg. Freek Verheul gaat daarnaast in op de vraag hoe wij als neurologen – na het mislukken van het Zichtbare Zorg-project – invulling kunnen geven aan de terechte vraag om verantwoording vanuit het veld, en hoe u als neuroloog de kwaliteit van uw eigen werk kunt toetsen aan dat van uw collega’s. Ook de vijfjaarlijkse visitatie kan u daarbij helpen. Onze veelgeprezen directeur Jennifer Huizer praat u bij over de nieuwe methodiek die de NVN in de toekomst gaat hanteren. Er wordt, om ook in de toekomst kwaliteit te kunnen blijven leveren, verder van u verwacht dat u zich bijschoolt. Annelies Bollen laat zien wat er op het vlak van regelgeving met betrekking tot accreditatie de laatste tijd veranderd is en wat de mogelijkheden zijn om u te scholen in algemene zaken waar u als arts mee van doen hebt. Ondanks alle instrumenten die u ten dienste staan om kwaliteit te leveren, kan het toch mis gaan. Het is de kunst om daar lering uit te trekken. We zijn dan ook blij dat Jeroen van Vugt namens de vakgroep Neurologie van het Medisch Spectrum Twente bereid is om in te gaan op de lessen die zij als nauw betrokkenen hebben getrokken uit de affaire Jansen Steur. Veel leesplezier gewenst! George Kienstra, voorzitter Commissie Kwaliteit NVN
4
DENEUROLOOG 4
• 2013
Het Spijkenisse Medisch Centrum (voorheen Ruwaard van Putten Ziekenhuis) heeft 19 juli 2013 besloten om tijdelijk geen patiënten met acute neurologische aandoeningen op te nemen. Het ziekenhuis is momenteel niet toegerust om deze patiënten optimaal te kunnen behandelen. Volgens een woordvoerster van het ziekenhuis hebben neurologen besloten de stabilisatiekamer te sluiten in verband met de eerdere sluiting van de intensive care in het Spijkenisse MC. Het besluit is genomen in overleg met de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Het ziekenhuis verwacht op 1 oktober meer duidelijkheid te kunnen geven over de duur van de maatregel.
Internationale studie naar genetische oorzaak ALS gestart Het ALS Centrum Nederland en het UMC Utrecht Hersencentrum hebben een grootschalig internationaal onderzoek opgestart naar de genetische oorzaak van ALS. Met behulp van DNA-chips worden eerst delen van het DNA van 15.000 ALS-patiënten en 20.000 gezonde mensen geanalyseerd. Onderzoekers zoeken daarna naar genetische verschillen. De gegevens van de deelprofielen worden vervolgens gecombineerd met de volledige DNA-profielen van deze 15.000 patiënten en die van duizenden controles, verkregen via whole genome sequencingtechnieken. De combinatie van deze twee processen zal naar verwachting miljoenen genetische varianten in het DNA opleveren waarvan precies kan worden vastgesteld of deze al dan niet met ALS te maken hebben. Het doel is een concreet aanknopingspunt te vinden voor nieuwe behandelingen. Een bijkomend voordeel is dat de DNA-gegevens van de controlegroep ook van onschatbare waarde kunnen zijn voor andere aandoeningen, zoals dementie en de ziekte van Parkinson.
Onderzoek naar oorzaak fibromyalgie Amerikaanse neurowetenschappers hebben ontdekt dat fibromyalgie wordt veroorzaakt door een teveel aan zenuwvezels in de bloedvaten. Tot nu toe werd vaak gedacht dat fibromyalgie een imaginaire, psychologische aandoening was. De neurowetenschappers onderzochten de huid op de handen van mensen die door gebrek aan sensorische zenuwvezels amper reageren op pijnprikkels. Vervolgens deden ze hetzelfde met handen van fibromyalgiepatiënten. Zo zagen ze een overdreven hoeveelheid arteriool-venulen. Tot voor dit onderzoek dachten wetenschappers dat deze vezels alleen verantwoordelijk waren voor het regelen van de doorstroom in de bloedvaten. Nu bleek er een rechtstreekse link tussen deze zenuweindes en de wijdverspreide pijn van fibromyalgiepatiënten. De studie verklaart dan ook waarom veel mensen met fibromyalgie extreem overgevoelige handen en andere delicatiezones op het lichaam hebben en waarom koud weer de symptomen alleen maar erger maakt. Het onderzoeksartikel is gepubliceerd in PubMed, juni 2013.
VIDI-subsidie voor onderzoek naar suiker in de spieren
nieuws
Spijkenisse MC: tijdelijke stop acute neurologische aandoeningen
Dr. Dirk Lefeber, klinisch biochemisch geneticus bij het laboratorium voor Kindergeneeskunde en Neurologie van het UMC St Radboud heeft een VIDI-subsidie van 800.000 euro ontvangen voor onderzoek naar de moleculaire routes voor de inbouw van suikers in de spier. Verstoring van versuikering in de spieren kan lijden tot ernstige spierdystrofie.
Oproep: Corrie Hermannprijs De Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen (VNVA) roept kandidaten op zich aan te melden voor de jaarlijkse Corrie Hermannprijs. Deze prijs wordt toegekend aan een vrouwelijke arts die met haar inzet en resultaten een bijdrage levert aan de doelstellingen van de VNVA. De VNVA stimuleert de wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkeling van seksespecifieke geneeskunde en beoogt de positie van de vrouwelijke arts te versterken. Kandidaten dienen: wetenschappelijk actief te zijn op het gebied van vrouwen en gezondheidszorg; wetenschappelijke resultaten weten te vertalen naar maatschappelijke relevantie; aandacht te hebben voor seksegebonden aspecten in haar werk of nevenfuncties; baanbrekend, grensverleggend of inspirerend te zijn; en zich in te zetten voor de zichtbaarheid van vrouwelijke artsen in wetenschap, beleid en/of bestuur. De commissie vraagt een onderbouwing in de vorm van een aanbiedingsbrief met een beschrijving van de relevante activiteiten en een CV. Die kan tot 30 september 2013 worden verstuurd naar
[email protected]. Zie voor meer informatie: www.vnva.nl.
Oproep: NVVG-MSD Vasculaire Geneeskunde Prijs De NVVG-MSD Vasculaire Geneeskunde Prijs beloont een (inter-)nationaal erkende onderzoeker vanwege zijn/haar bijdrage aan de strijd tegen hart- en vaatziekten. Omdat het NVVG Jaarsymposium dit jaar gericht is op hart- en vaatziekten bij vrouwen, worden kandidaten gezocht die op dit vlak actief zijn. De kandidaat dient jonger te zijn dan 45 jaar, in Nederland werkzaam, gepromoveerd en ook na de promotie belangrijk onderzoek te hebben verricht en gepubliceerd. De beoogde kandidaat ‘bevindt zich rondom een hoogleraarsbenoeming’. De klinische relevantie van het onderzoek dient duidelijk te zijn. Kandidaten moeten naar verwachting ten minste de komende vijf jaar actief zijn als onderzoeker op het gebied van hart- en vaatziekten. Kandidaten kunnen worden voorgedragen vanuit bijvoorbeeld de Interne Geneeskunde, Cardiologie, Neurologie, Vaatchirurgie of Interventieradiologie. De prijs wordt toegekend tijdens het NVVG Jaarsymposium op 29 november 2013 in Noordwijk. De prijs van 15.000 euro dient te worden aangewend voor het onderzoek van de kandidaat. Kandidaten kunnen tot 1 september 2013 worden aangemeld via een formulier dan te downloaden is op www.nvvg.net.
DENEUROLOOG 4
• 2013
5
Richtlijnen
Nieuwe richtlijn Epilepsie
Op weg naar de modulaire Richtlijn 2.0 Snellere updates, betere toegankelijkheid, meer inbreng van patiënten en patiëntenverenigingen; er zijn vele redenen waarom vernieuwing van de neurologische richtlijnen gewenst is. De herziene richtlijn Epilepsie geeft alvast een voorproefje van hoe deze vernieuwing eruit kan zien.
M
Michel van Dijk, wetenschapsjournalist
Marian Majoie is net terug van vakantie, maar ze zit alweer middenin alle hectiek rond de herziene richtlijn Epilepsie. ‘We hebben de afgelopen weken alle commentaren en adviezen van de betrokken beroepsverenigingen en organisaties verzameld. Die gaan we de komende dagen bestuderen en verwerken. Daarna kan de richtlijn, die nu nog in concept bestaat, door de NVN worden geaccordeerd.’
Marian Majoie: ‘We hoeven niet vijf jaar te wachten op een herziening van de richtlijn, maar we kunnen de meest recente wetenschappelijke inzichten direct tonen.’
6
DENEUROLOOG 4
• 2013
De richtlijn bevat geen kernvraag over mogelijke bijwerkingen van NVS. ‘Het is onmogelijk om alle evidence daarover in detail te presenteren. We zeggen er in de herziene richtlijn uiteraard wel iets over, want het is een belangrijk onderwerp, maar we doen dat onder het kopje overwegingen. We bespreken daar alle niet-evidence informatie en adviezen die meewegen bij het formuleren van een aanbeveling. Datgene wat we onder overwegingen beschrijven over mogelijke bijwerkingen van NVS is dus gebaseerd op klinische consensus, niet op een uitputtende analyse van alle evidence.’
Fotografie: Appie Derks
Het belooft kortom een drukke zomer te worden voor Majoie, als neuroloog werkzaam bij Kempenhaeghe, het expertisecentrum voor epilepsie, slaapgeneeskunde en neurocognitie in Heeze. Toen het NVN-bestuur haar vroeg om voorzitter te worden van de werkgroep Herziening richtlijn Epilepsie uit 2006, wilde ze dat wel doen, maar ze stelde enkele voorwaarden. Zo vond ze dat er een modulaire aanpak moest komen voor de richtlijnherziening, en tevens dat deze nieuwe richtlijn webbased zou worden. Een richtlijn alleen op papier is niet meer van deze tijd, legt Majoie uit. ‘Zo ging dat voorheen. Een groep experts kwam bij elkaar en zij beschreven alles wat in wetenschappelijke literatuur over het ziektebeeld in kwestie te vinden was. Die informatie werd vervolgens in een dik en ontoegankelijk papieren handboek vastgelegd.’ Die werkwijze voldoet niet langer, stelt Majoie, nu er zoveel epilepsiebeelden bekend zijn die ieder op hun eigen specifieke manier worden behandeld. ‘De tijd ontbreekt ons om voor al die beelden uit te zoeken wat volgens de evidence het beste anti-epilepticum is.’ Majoie stond bij de herziening van de epilepsierichtlijn een meer pragmatische aanpak voor ogen. ‘Onze werkgroep koos ervoor om te werken met uitgangsvragen. Dat zijn kernvragen die elke neuroloog zich stelt en die door de richtlijn beantwoord moeten worden. Zo luidt de uitgangsvraag bij de nervus vagus stimulatie (NVS), een onderdeel van de richtlijn waar ik als specialist nauw bij betrokken ben: Welke patiënten komen ervoor in aanmerking? De richtlijn behoort die vraag te beantwoorden op basis van het bewijs
dat in de literatuur voorhanden is. We presenteren die antwoorden vervolgens in de vorm van aanbevelingen die voor iedere neuroloog gemakkelijk toegankelijk zijn.’
R ichtlijnen
Majoie wijst erop dat de werkgroep met de herziene richtlijn Epilepsie nadrukkelijk het contact zoekt met alle neurologen. ‘Neurologen kunnen ook hun eigen kernvragen aan ons voorleggen. Het kan best zijn dat wij bepaalde vragen over het hoofd hebben gezien, die wel van belang zijn voor de klinische praktijk. Wanneer neurologen ons hun uitgangsvragen voorleggen, kunnen we die lacune wegnemen, door er vervolgens literatuurstudie naar te doen. Dat heeft als bijkomend voordeel dat de richtlijn daarmee eigendom wordt van de gehele beroepsgroep, en niet van alleen een groepje werkgroepdeskundigen. De richtlijnen zijn er voor iedereen.’
Richtlijn 2.0 Majoie, die sinds kort tevens lid is van de subcommissie Richtlijnen van de NVN, verwacht dat de methodologie die bij de herziene richtlijn Epilepsie is toegepast, navolging zal krijgen bij de herziening van de andere neurologische richtlijnen. ‘Des te meer omdat deze methode naadloos aansluit op de kwaliteitscriteria van de Richtlijn 2.0 van de Orde van Medisch Specialisten. Ook die modelrichtlijn werkt met uitgangsvragen, modules en een snelle update van de richtlijn op deelonderwerpen.’
Fotografie: Frank Müller
Literatuursearch Naast de uitgangsvragen als vertrekpunt voor de herziene richtlijn Epilepsie, vormt de modulaire aanpak een andere opvallende vernieuwing, vergeleken met de handboekenmethode van de vorige generatie neurologische richtlijnen. ‘Dat houdt in dat we alle hoofdstukken uit de oude richtlijn hebben vertaald naar thematische modules, zoals de modules anti-epileptica, status epilepticus, zwangerschap en hormonen, maar ook een nieuw onderwerp als psychogene niet-epileptische aanvallen. Dat was in de richtlijn uit 2006 nog niet aan bod gekomen. Een groep experts richt zich in haar literatuurstudie vervolgens louter op een van deze modules. Het voordeel daarvan is dat we per module of deelonderwerp veel sneller dan vroeger nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen kunnen monitoren. Voor elke module voeren we ook elke drie maanden een literatuursearch uit. Als dat nieuwe wetenschappelijke evidence oplevert, nemen we deze op in de richtlijn onder het kopje nieuwe literatuur. Door de literatuur in een zogenaamde ‘evidence tabel’ te presenteren, kan deze direct op kwaliteit getoetst worden. Eens per jaar verwerken we de nieuwe literatuur in de richtlijn. We hoeven dus niet vijf jaar te wachten op een herziening van de richtlijn, maar we kunnen de meest recente wetenschappelijke inzichten direct tonen en jaarlijks in de betreffende richtlijnmodule onderbrengen.’
Anja Gijtenbeek. ‘Volgens de Richtlijn 2.0 behoort ook het patiëntenperspectief een plek te krijgen binnen de richtlijnen.’
De toenemende rol van patiënten bij richtlijnontwikkeling dwingt de neurologen eveneens tot vernieuwing van haar richtlijnen, vervolgt Gijtenbeek. ‘Volgens de Richtlijn 2.0 behoort ook het patiëntenperspectief een plek te krijgen binnen de richtlijnen. Patiënten en patiëntenverenigingen krijgen dus een grotere stem in de richtlijnontwikkeling. Daar is ook binnen de wetenschappelijke verenigingen consensus over, al weet niemand precies hoe we dat het beste kunnen organiseren. Het duurt nog wel even voordat dat duidelijk wordt, maar met de methodologie van de herziene richtlijn Epilepsie hebben we alvast een flinke stap gezet in meer toegankelijke en gebruiksvriendelijke neurologische richtlijnen.’ l
Richtlijnen en Zorgstandaarden
Behandelen de richtlijnen vooral de medisch-inhoudelijke items van een ziektebeeld, bij de Zorgstandaarden gaat het eerder om de organisatie van de zorg, zoals goede afspraken tussen de zorgprofessionals. Alle medisch-wetenschappelijke verenigingen, ook de NVN, worstelen met een goede afstemming tussen richtlijnen en Zorgstandaarden, constateert Gijtenbeek. ‘Toch werken zowel de Orde als de medisch specialisten graag mee aan een verdere
Anja Gijtenbeek, voorzitter van de subcommissie Richtlijnen van de NVN en lid van de commissie Richtlijnontwikkeling van de Orde van Medisch Specialisten, noemt de herziene richtlijn Epilepsie een mooi voorbeeld van vernieuwing in de neurologische richtlijnen. ‘Dat is een vernieuwing die voortkomt uit een behoefte van de neurologen zelf. Zij willen bijvoorbeeld dat nieuwe wetenschappelijke inzichten snel in de richtlijnen worden verwerkt. Deze modulaire aanpak maakt dat mogelijk.’
ontwikkeling van de Zorgstandaarden, maar op drie voorwaarden. Er moet een recente medische richtlijn zijn over het onderwerp, de Zorgstandaard moet hierop een aanvulling zijn en er moet een door zijn of haar vereniging gemandateerde medisch specialist aan de Zorgstandaard meewerken. Is aan die voorwaarden voldaan, dan zullen de Zorgstandaarden van toegevoegde waarde zijn op onze richtlijnen.’
DENEUROLOOG 4
• 2013
7
A cute zorg
Concentratie van CVA-zorg
‘Voordat je verder praat over concentratie, moet je eerst per regio het aantal patiënten en de aanrijtijd weten’ Zorgverzekeraars Nederland (ZN) pleit voor een sterkere concentratie van acute CVA-zorg, omdat dit de kwaliteit van deze zorg ten goede zou komen. Maar volgens NVN-voorzitter prof. dr. Bernard Uitdehaag wil ZN te snel te veel. ‘Die 24/7 aanwezigheid is bij voldoende spreiding van het aanbod niet nodig.’ Frank van Wijck, wetenschapsjournalist
I
In het rapport Kwaliteitsvisie spoedeisende zorg (2013) verwijst ZN als voorbeeld voor CVA-zorg naar Noord-Londen. Anneke Prenger, beleidsadviseur zorg bij ZN, legt uit: ‘In Noord-Londen boden heel veel ziekenhuizen spoedeisende CVA-zorg en daar is besloten die te concentreren tot één centrum per één miljoen inwoners. Bij de discussie over de haalbaarheid hiervan is gekeken naar de zorgvraag, de volumina en de reisafstand. Die afstand wordt natuurlijk iets groter, maar de kernvraag is hoe snel de patiënt getrombolyseerd wordt. Die tijd wordt in een klein land als Nederland natuurlijk niet zo heel snel onverantwoord lang. En het is ook verantwoord dat die tijd iets langer is als daar tegenover staat dat direct een behandelteam beschikbaar is, en dat dus geen neuroloog uit zijn bed hoeft te worden gebeld. Natuurlijk speelt de kwaliteit van de ambulancezorg ook een rol in dit verhaal. Het is helaas nog niet mogelijk om al in de ambulance CVA-diagnostiek te verrichten. Maar het is wel beter iemand met spoed naar een CVA-centrum te rijden die achteraf toch geen CVA blijkt te hebben gehad, dan iemand die wel CVA-zorg nodig heeft naar een ziekenhuis te brengen dat niet volledig geëquipeerd is tot het snel leveren hiervan.’
Prenger verwijst naar een recent congres in Londen waar data werden gepresenteerd over de gevolgen van de beslissing die in Noord-Londen was genomen. ‘Die beslissing bleek de kwaliteit van de CVA-zorg duidelijk ten goede te zijn gekomen. Met andere woorden: je kunt genoegen nemen met de huidige kwaliteit, maar we zien gewoon dat het beter kan. Dat concentratie van spoedeisende CVA-zorg de kwaliteit van die zorg zou benadelen betwijfelen we zeer.’
Andere uitgangspositie Bernard Uitdehaag, NVN-voorzitter, zegt in reactie op deze stellingname van ZN: ‘Het gaat erom dat je de CVA-zorg in Noord-Londen niet één op één met de Nederlandse situatie kunt vergelijken. In Londen is inderdaad een enorme slag gemaakt. Maar de uitgangssituatie was daar buitengewoon slecht. Vóór de concentratie werd daar bij slechts drie procent van de patiënten trombolyse verricht. Dat is daar met heel veel inspanning opgetrokken naar veertien procent. Maar in Nederland zitten we al aan dit percentage. Dan kun je wel denken met verdere concentratie van CVA-zorg nog
Anneke Prenger: ‘Uitgaand van één centrum per miljoen inwoners zou je kunnen volstaan met zestien centra’
hoger te kunnen uitkomen, maar er is een maximum aan wat je aan trombolyse kunt verrichten. En hoe dichter je bij dat maximum zit, hoe moeilijker het wordt om nog kwaliteitsverbetering te bereiken. We hebben in Nederland in samenspraak met de Inspectie voor de Gezondheidszorg de afgelopen jaren ingezet op trombolyse binnen één uur en dit heeft daardoor een enorme vlucht genomen.’ Uitdehaag erkent dat dit geen reden is om te zeggen: hier laten we het bij. ‘We moeten voortdurend naar kwaliteitsverhoging blijven streven’, zegt hij. ‘En concentratie van zorg kan daarin zeker een rol spelen. Het is echter wel belangrijk te beseffen waar
Anneke Prenger: ‘Dat concentratie van spoedeisende CVA-zorg de kwaliteit van die zorg zou benadelen betwijfelen we zeer’
8
DENEUROLOOG 4
• 2013
Acute zorg
we het bij trombolyse over hebben. Patiënten komen niet met een diagnose in het ziekenhuis terecht, maar met een klacht. Het gaat dus om snelheid: het behandelteam moet snel de juiste diagnose kunnen stellen zodat snel de beslissing tot trombolyseren kan worden genomen als die aan de orde is.’
Zestien ziekenhuizen De vraag is hoeveel ziekenhuizen dan in Nederland nodig zouden moeten zijn. Het voorbeeld Noord-Londen gaat uit van één centrum per miljoen inwoners. ‘Afgaand hierop zou je dus voor Nederland kunnen volstaan met zestien centra’, zegt Prenger. ‘Dat is misschien kort door de bocht, maar je kunt hier wel rekenmodellen voor aanrijtijden op loslaten. Gelet op de vergrijzing en de toename van overgewicht en ongezonde leefstijl in Nederland zul je dan op meer centra dan zestien uitkomen, maar zeker minder dan nu. Nu zijn er ziekenhuizen die maar één of twee CVA-patiënten per week behandelen. Je kunt je afvragen wat dit betekent in termen van kennis en het op peil houden van vaardigheden.’ ‘Eén of twee trombolyses per week is al een heel aardig gemiddelde’, zegt Uitdehaag. Bovendien
3.2.3 Kwaliteitsvisie CVA Definitie KPI
Aanwezigheid Stroke Service met ketencoördinator Regionale CVA zorgketen met transmurale, multidisciplinaire afspraken omtrent behandeling van CVA. [17,19-21] Beschikbaarheid CVA behandelteam Beschikbaarheid van neuroloog, gespecialiseerd CVA-verpleegkundige en afspraken met neurochirurg over oproepbaarheid/ doorverwijzing. Tevens beschikbaarheid CT, radiologielaborant en radioloog. [23, 24]
Randvoorwaarden
Optimum
In 2011 waren er in Nederland 60 Stroke Services aangesloten bij Stichting Kennisnetwerk CVA Nederland. [22] Het is niet bekend of zij alle een ketencoördinator hadden.
Aanwezigheid Stroke Service met ketencoördinator. [17]
Aanwezigheid Stroke Service met georganiseerde nazorg tot 1 jaar na CVA gecoördineerd door een ESD (early supportive discharge)team. [17] CT-scan aanwezig op de SEH.
Uit de praktijktoets SEH uit 2009 blijkt dat niet ieder ziekenhuis 24/7 een CVA behandelteam in huis heeft. [25]
Beschikbaarheid CVA behandelteam: [26] 1. Directe beschikbaarheid van een neuroloog. 2. Aanwezigheid van een gespecialiseerde CVA verpleegkundige. 3. Directe beschikbaarheid CT. 4. Afspraken over beschikbaarheid van een neurochirurg in het centrum zelf of in een nabijgelegen centrum.
Beschikbaarheid CVA behandelteam: [23] 24/7 neuroloog en gespecialiseerde verpleegkundige aanwezig. Directe beschikbaarheid CT, prioriteit voor CVApatiënten. Neurochirurg oproepbaar in het centrum zelf.
Bron: Kwaliteitsvisie spoedeisende zorg (2013), van Zorgverzekeraars Nederland
Bernard Uitdehaag: ‘Stuur je alle patiënten met klachten die mogelijk wijzen op een CVA naar een zo beperkt aantal centra, dan kunnen die de toeloop onmogelijk aan’
zou volgens hem een zo sterke concentratie tot grote problemen leiden. Hij legt uit: ‘Zoals ik al stelde, komen patiënten niet met een diagnose maar met een klacht. Stuur je alle patiënten met klachten die mogelijk wijzen op een CVA naar een zo beperkt aantal centra, dan kunnen die de toeloop onmogelijk aan. Je moet dus voordat je verder praat over concentratie, eerst heel goed de regio’s in Nederland in kaart brengen om te zien hoe groot de toestroom is van het aantal mensen dat zich meldt met een potentieel CVA en hoe groot de aanrijtijd zou worden als je de zorg concentreert. Ik zou het dan ook een goede zaak vinden als de discussie op postco-
Bernard Uitdehaag: ‘Op postcodeniveau kun je de behoefte aan CVA-zorg per regio in kaart brengen’
Huidige situatie
Structuur
deniveau wordt gevoerd. Dan kun je behoefte aan CVA-zorg per regio in kaart brengen. Helaas blijkt het niet eenvoudig om dit te doen. Maar gelukkig zet de NVN zelf wel al stappen om meer zicht te krijgen op de behoefte aan CVA-zorg. De klinische registraties die we nu aan het opzetten zijn, zullen beslist gaan helpen om de discussie helderder te krijgen.’
Volumenorm ZN zou heel graag zien dat de NVN een minimum volumenorm vaststelt voor CVA-zorg. Prenger: ‘Dit zou wel in de tijdgeest passen. Je weet immers als je dit niet zelf oppakt dat een ander hiervoor een keer een voorstel gaat doen.’ Hierin kan Uitdehaag ZN tegemoet komen. ‘We zijn al bezig met het onderwerp volumenormen en hebben hiervoor ook al de neurovasculaire werkgroep van de NVN ingeschakeld. Hierbij staat ons een koppeling aan kwaliteit voor ogen, zodat we ook kunnen benchmarken.’ In het kader van die kwaliteit vindt ZN het een randvoorwaarde dat een CVA-behandelteam 24/7 beschikbaar is. ‘De uitvraag van 2012 laat op dit punt nog steeds een heel wisselend beeld zien’, zegt Prenger. ‘Het is natuurlijk ook kostbaar om zo’n team 24/7 in huis te hebben. De neiging om te zeggen: de neuroloog roepen we wel op, is begrijpelijk. Maar concentratie ligt meer voor de hand omdat je daarmee de beschikbaarheid van het team op kosteneffectieve wijze kunt garanderen.’ Maar dit is Uitdehaag te kort door de bocht. ‘Die 24/7 aanwezigheid is bij voldoende spreiding van het aanbod niet nodig’, zegt hij. ‘De ziekenhuizen die dit niet kunnen garanderen, kunnen dan de zorg na de acute fase voor hun rekening nemen.’ l
DENEUROLOOG 4
• 2013
9
beleid
Strategienota
‘Nog meer leden betrekken bij de vereniging’ In aanloop naar de nieuwe strategienota van de NVN blikt dr. George Kienstra, voorzitter van de commissie Kwaliteit, terug op de ambities rond kwaliteit uit de huidige Strategienota Neurologie 2009 - 2013.
Ambities Kwaliteit
Gerealiseerd?
‘De NVN heeft een kwaliteitsplan’ In 2009 heeft de commissie Kwaliteit het kwaliteitsplan De toetsbare neuroloog opgesteld waarin ambities voor het kwaliteitsbeleid voor de komende jaren zijn geformuleerd. In de jaren daarna is regelmatig getoetst in hoeverre de gestelde doelen verwezenlijkt zijn en waar nog verdere actie noodzakelijk is. Toen ik bij het beantwoorden van deze vragen het plan er nog even op na wilde slaan, bemerkte ik dat ik het aanvankelijk niet terug kon vinden op onze site. Dat is denk ik wel illustratief voor de wijze van werken waarbij we achter de schermen zeer actief zijn, maar dit ondertussen naar onze leden en de buitenwereld niet genoeg uitventen.
Voorbeeld: inmiddels is voor 90 procent van onze werkzaamheden een richtlijn beschikbaar. Die doelstelling is dus gehaald.
‘De commissie kwaliteit inventariseert bij de leden wensen, mogelijkheden en bereidheid tot meedoen aan kwaliteitsprojecten van de NVN’ De commissie Kwaliteit heeft in de afgelopen jaren veelvuldig een beroep gedaan op haar leden om te participeren binnen kwaliteitsprojecten die er in overvloed zijn geweest, zowel binnen NVN-verband als binnen de neurologie overstijgende kwaliteitsaangelegenheden. Binnen het NVN-bestuur wordt nog nagedacht over de manier waarop nog meer leden te betrekken bij verenigingsaangelegenheden. Ik verwacht dat in het kader van onze nieuwe Strategienota we hier binnen afzienbare termijn mee naar buiten zullen komen.
Voorbeeld: sterke uitbreiding subcommissie Kwaliteitsmeting.
‘Richtlijnen zijn elektronisch beschikbaar op een manier die gericht zoeken mogelijk maakt’ De herziene richtlijn Epilepsie bevindt zich in het eindstadium van autorisatie (zie ook p. 6). Het is de eerste richtlijn met een modulaire opbouw die het mogelijk maakt om gericht en dus snel te zoeken. Daarnaast loopt binnen de Raad Kwaliteit van de Orde het project Richtlijnendatabase waarbij uiteindelijk alle richtlijnen op een vergelijkbare manier beschikbaar zullen komen. Binnenkort gaat een pilot van start waarbij van de NVN, als eerste van de wetenschappelijke verenigingen, een flink aantal richtlijnen omgezet gaat worden in een vergelijkbaar format.
Voorbeeld: herziene richtlijn Epilepsie
‘Nieuwe indicatoren worden eerst intern door leden van de NVN getoetst op inhoud en praktische consequentie’ De subcommissie Kwaliteitsmeting heeft een ambitieus plan opgesteld om voor een aantal belangrijke en veel voorkomende neurologische aandoeningen kwaliteitsinformatie te gaan ontwikkelen in samenwerking met andere partners (zie ook p. 12). Het is nadrukkelijk de bedoeling dat deze mogelijke indicatoren op een veilige manier door NVN-leden getoetst gaan worden op bruikbaarheid. Ook zullen we onze klankbordgroep inschakelen voor het verkrijgen van feedback met betrekking tot dit project. Een belangrijk zorgpunt met betrekking tot de praktische consequenties betreft de werkbelasting die dit met zich mee gaat brengen. Daar zal heel goed naar gekeken moeten worden.
= gerealiseerd = in behandeling/deels gerealiseerd = nog niet in behandeling / loopt achter op planning = niet van toepassing of ambitie vervallen
10
DENEUROLOOG 4
• 2013
Voorbeeld: plan kwaliteitsmeting NVN
BBC
De voorzittershamer
Andere werkelijkheid Dorus Fennis , neuroloog
Geachte collegae,
D
Deze column is een van die zaken waarover eigenlijk niet hardop
dat wat hij of zij doet logisch is, en wellicht ook ‘het beste’. Wij
wordt gesproken bij het aanbieden van de voorzittershamer van
zullen er als BBC voor moeten zorgen dat de werkelijkheid van de
de BBC. Zonder deze kennis heb ik dus met ‘ja’ geantwoord op de
systemen zo goed mogelijk aansluit bij de werkelijkheid van onze
vraag of ik voorzitter wilde worden. En nu zit ik hier te overpein-
praktijk.
zen waarmee ik mijn eerste column ga vullen, en bedenk ik hoe ik hierin terecht ben gekomen.
Op dit moment zijn wij bezig om de mogelijkheden tot het vereenvoudigen van de regels rond rijgeschiktheid te onderzoeken. We
Er zijn verschillende ontwikkelingsstadia. De eerste is onbewust
zullen hierover in overleg treden met de Gezondheidsraad. Dit
onbekwaam. In het tweede stadium (bewust onbekwaam) ben ik
onderwerp zal in deze column ongetwijfeld nog terugkeren.
gevraagd om bij de BBC te komen. Dat is nu enkele jaren geleden. Ik hoop nog eens in het derde stadium te geraken.
De eindredacteur vroeg mij alvast enkele data te noteren waarop volgende columns (ik typ steeds collum in plaats van column)
De afgelopen jaren heb ik veel vergaderingen en bijeenkomsten
moeten worden ingeleverd. Ik kijk daar nu al met enige huiver
bijgewoond waarin ik langzaam heb geleerd dat er naast de werke-
naar uit. Misschien krijg ik straks wel een writer’s block. Ik heb de
lijkheid van de spreekkamer, en de inhoud van argumenten, nog
eindredacteur gevraagd om mij achter de vodden te blijven zitten.
een andere werkelijkheid bestaat. Deze wordt soms besproken
Dat maakt de kans op succes in deze groter. Dat verzoek geldt met
in overleggen met DBC-Onderhoud, waarin we spreken over
nadruk ook voor u. De BBC staat open voor uw vragen en wensen.
zaken als normtijdentools, ZP’s, ZA’s en cv-waarden. Soms ook
U kunt ons benaderen via het bureau van de NVN. De BBC bestaat
is er de werkelijkheid van collega’s die achter hun bureau gezeten
op dit moment verder uit Paul Bienfait, Wim Mulleners, Jaco
(waarschijnlijk nooit een patiënt ziend) een oordeel weten te vellen
Pasman, Marie-Claire de Wit, Bart van der Worp en Anton de
over de praktijk van de CBR-keuringen door neurologen. Ook de
Louw. Op de website kunt u vinden wie welke portefeuille beheert.
werkelijkheid zoals die wordt waargenomen ten burelen van de
Met uw vragen en wensen komen wij verder!
NZa is een andere dan de mijne. Deze werkelijkheden bestaan allemaal naast elkaar en raken of overlappen elkaar natuurlijk maar
Last but not least wil ik Wibe Moll heel erg bedanken voor alle tijd
al te zeer. En dat merken we vooral als we er last van hebben. Toch
en moeite die hij in de BBC heeft gestoken. Er gaat een schat aan
zal iedereen die zich vanuit bijvoorbeeld de NZa, DBC-Onderhoud
kennis en ervaring weg waar wij als Nederlandse neurologen veel
of het ministerie bemoeit met de regulering en tarifering vinden
aan hebben te danken.
l
DENEUROLOOG 4
• 2013
11
Fotografie: Archief Verheul
Indicatoren
Freek Verheul: ‘Je vraagt extra inspanning van artsen, dus men moet er van overtuigd zijn dat dit noodzakelijke stappen zijn om tot verbetering te komen.’
Zoeken naar kwaliteitsindicatoren die een verschil maken
‘We moeten het de neurologen zo gemakkelijk mogelijk maken’ De NVN-Commissie Kwaliteit stelde zich in 2009 ten doel om binnen vier jaar te komen tot een samenhangend kwaliteitsbeleid op basis van aan de praktijk getoetste kwaliteitsinstrumenten. Volgens neuroloog Freek Verheul, voorzitter van de subcommissie Kwaliteitsmeting, loopt alles op schema. ‘Belangrijk is wel dat we de angst voor bureaucratie onder neurologen bezweren. Er moeten elektronische patiëntendossiers komen waaruit men zonder veel inspanning relevante informatie kan opdiepen. En als daarvoor extra inspanningen nodig zijn, kunnen zorgverzekeraars de nodige ondersteuning bieden.’ Jan Hein van Dierendonck, wetenschapsjournalist
12
DENEUROLOOG 4
• 2013
‘Het is erg belangrijk om proactief te zijn, om te laten zien dat je als beroepsgroep serieus bezig bent met kwaliteitsindicatoren en deze niet alleen maar ziet als tijdrovend,’ zegt Freek Verheul. ‘Essentieel is dat het meten van kwaliteit niet te zeer in conflict komt met de veelal drukke dagelijkse praktijk van de patiëntenzorg. We moeten het de neurologen zo gemakkelijk mogelijk maken om aan de noodzakelijke gegevens te komen. Een belangrijke informatiebron is bijvoorbeeld de zorgverzekeraar – die weet wanneer onderzoeken zijn gedaan, wie wanneer naar een ziekenhuis is gegaan en welke medicijnen zijn vergoed. Verder kunnen gespecialiseerde verpleegkundigen en de patiënten zelf veel gegevens aandragen. Voor wat betreft patiëntervaringen beschikken we over de Patiënt Reported Outcome Measurement (PROM) en Consumer Quality index (CQ-index). Overigens is het wel zo dat mensen de laatste tijd
I ndicatoren
overal bestookt worden met enquêtes en dat lijkt het enthousiasme om uitgebreide vragenlijsten te beantwoorden wat te dempen.’
Implementatieprobleem Verheul is werkzaam als neuroloog in het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda en oprichter van de Nederlandse tak van MSbase (NEDBase), een wereldwijde koppeling van computerbestanden met gedetailleerde registraties van ruim 22.000 MS-patiënten. Omdat hij bezig was met een systeem voor complicatieregistratie werd Verheul in 2008 lid van de Commissie Kwaliteit (CK) en later voorzitter van de in 2009 opgerichte subcommissie Kwaliteitsmeting. ‘Uit het programma Zichtbare Zorg – een in 2007 ingesteld overleg tussen zorgverzekeraars, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, patiëntenorganisaties en specialisten met als doel zorgsectoren te ondersteunen de zorgkwaliteit zichtbaar te maken – kwam een aantal kwaliteitsindicatoren voort waarvan de implementatie tot mislukken was gedoemd. Wij als neurologen konden er niet mee uit de voeten en zo kwam vanuit de NVN het initiatief om voor een aantal ziektebeelden na te gaan wat reële, goed vergelijkbare parameters zouden kunnen zijn.’ De Commissie Kwaliteit wordt momenteel voorgezeten door dr. George Kienstra en bestaat verder uit de voorzitters van de subcommissies Kwaliteitsmeting, Individuele Kwaliteitsbevordering, Kwaliteitsvisitatie en Richtlijnen. Het doel is om de betrokkenheid van NVN-leden bij kwaliteitsonderwerpen te vergroten en leden te stimuleren om het werken met kwaliteitsinstrumenten te zien als een kans in plaats van een verplichting. In 2009 is die visie uitgewerkt in het Kwaliteitsplan De toetsbare Neuroloog. Verheul: ‘We doen dit met veel enthousiasme en zien er echt het belang van in, maar je merkt wel dat het moeilijk is zaken te implementeren waarvan het profijt pas op termijn zichtbaar wordt. Je vraagt extra inspanning van artsen, dus men moet er van overtuigd zijn dat dit noodzakelijke stappen zijn om tot verbetering te komen.
Testen achter de schermen Begin dit jaar is het plan Kwaliteitsmeting opgesteld. ‘Binnen afzonderlijke werkgroepjes zijn voor zes ziektebeelden – beroerte, de ziekte van Parkinson, hoofdpijn, carpaaltunnelsyndroom, licht schedel-/hersenletsel en lumbaal radiculair syndroom – allerlei vragen beantwoord omtrent kwaliteit, zoals: waar kan men belangrijke verschillen signaleren, welke relevante indicatoren staan ons momenteel ter beschikking en hoe moeten we daar de komende periode mee omgaan? Voor beroerte en Parkinson is wat uitgebreider gekeken met het oog op de mogelijkheid van het opzetten van een kwaliteitsregistratie. Daartoe was binnen het Kennisnetwerk CVA Nederland en ParkinsonNet al het nodige voorwerk verricht en samen met de NVN worden die kwaliteitsregistraties nu verder ontwikkeld. De eerste testen van de kwaliteitsregistratie gaan nog dit jaar van start. Dat doen we binnen een afgeschermde omgeving, om te voorkomen dat als er om onvoorziene reden toch geen geschikte maat blijkt, er geen onnodige ophef in de pers ontstaat.
Als je goede maten wilt ontwikkelen moet dat op een veilige manier gebeuren, maar het kan wel betrekkelijk snel. Door vier à vijf ziekenhuizen te vergelijken kunnen we vaststellen welke maten voldoende verschillen opleveren om relevant te zijn. Ook op andere kwaliteitsterreinen is niet stilgezeten. Inmiddels is ook een heel nieuwe methodiek voor kwaliteitsvisitatie opgezet dat komend jaar zal ingaan en er is ook veel gebeurd op het gebied van voorlichting. Zo heeft de Commissie Communicatie en Informatie inmiddels nieuwe patiëntenfolders opgesteld die beschikbaar zijn op onze website.’
Overbodige test weglaten Wat maakte het zo moeilijk om te komen tot betrouwbare kwaliteitsmaten? ‘Indien in ziekenhuis A 10 procent van de patiënten overlijdt en in ziekenhuis B 30 procent, wil dat niet zeggen dat B slechter is. Er zijn immers veel variabelen die zo’n percentage bepalen. Ziekenhuis A kan bijvoorbeeld eerder patiënten doorstu-
‘Mensen worden de laatste tijd overal bestookt met enquêtes en dat lijkt het enthousiasme om uitgebreide vragenlijsten te beantwoorden wat te dempen’
ren naar een verpleeghuis. Pas als je dat soort subtiele verschillen in kaart hebt gebracht en verstorende factoren hebt weggefilterd, kun je over dergelijke sterftecijfers iets zinnigs beweren.’ Gevraagd naar meer voorbeelden van kwaliteitsmaten noemt Verheul de mate van invaliditeit van patiënten na een beroerte, en welk percentage Parkinsonpatiënten na drie maanden thuis woont en welk percentage in een verpleeghuis. ‘Een andere bekende maat, de door-to-needle-time, heeft te maken met de snelheid van diagnostiek en behandeling: hoe snel krijgt iemand bloedverdunners, gerekend vanaf binnenkomst in het ziekenhuis? Sinds de door-to-needle-time een door de Inspectie voor de Gezondheidzorg gebruikte kwaliteitsindicator is geworden, is de gemiddelde duur significant afgenomen. Dat gaat vermoedelijk ook gebeuren voor de nieuwe indicator: het tijdsinterval tussen TIA en carotisoperatie. Overigens hebben we gemerkt dat ook hier geldt dat een lagere score niet per se slechter is. Het ziekenhuis met de kortste gemiddelde door-to-needle-time houdt wellicht te weinig rekening met mensen met een hoge bloeddruk en het omlaag brengen daarvan kost nu eenmaal tijd. Maar zodra blijkt dat je de door-to-needletime met twintig minuten kunt verkorten door een overbodige test weg te laten, win je echte zorgkwaliteit. In feite ben je zo continu bezig met onderzoek met als uiteindelijke doel de richtlijnen te verfijnen. Dat kan buitengewoon motiverend zijn.’ l
DENEUROLOOG 4
• 2013
13
VAAN
Bovenop de stapel
De Strategienota 2009-2013: is dat dan relevant voor de aios? Vanuit de VAAN Simon van den Bogaard
T
Toen mij werd gevraagd om vanuit de VAAN een perspectief te
Dit is natuurlijk uitermate gunstig voor aios. En met de komst
geven op de Strategienota van de NVN van de afgelopen 5 jaar,
van NEURON- en de CanMEDS-competenties zijn die nieuwe
moet ik eerlijk bekennen dat ik als eerste dacht: bestaat er zoiets
opleidingseisen ook daadwerkelijk geformaliseerd. Het etalagesta-
als een Strategienota dan? Moet ik dat gelezen hebben? Een vlug
geproject doet ook een duit in het zakje en sluit mooi aan bij de
inventarisatierondje onder mijn mede-aios leert dat geen van
Strategienota. Het regelen van een stage in een ander (universitair)
allen deze heeft gelezen, als ze al van het bestaan af wisten. Dat viel
centrum is nu praktisch veel makkelijker dan het vroeger was.
dan weer mee, dacht ik, dan hoef ik me daar iets minder schuldig
Inmiddels zijn er dan ook al een hoop stages gedaan in het kader
over te voelen. Het is het type document waarvan je denkt: dat
van de etalagestages, en overigens niet alleen binnen de eigen
is vast relevant voor later als ik neuroloog ben en dan lees ik het
OOR (Onderwijs- en Opleidings Regio's). Met de plannen van de
nog wel een keer. Vervolgens komt het onder in de stapel van alle
regering qua zorgconcentratie is het maar goed ook dat we flexibel
dingen die je nog wil c.q. moet lezen (maar niet aan toe komt).
zijn om de gewenste en nodige kennis elders op te kunnen doen. De strategie sluit dus aan bij de huidige tijd en trends bij de overheid.
Nu toch maar eens goed gelezen en wat blijkt: het is zeer relevant
We kunnen dus wel stellen dat deze doelstelling is behaald.
voor ons, toekomstig neurologen, om te lezen waar onze beroepsvereniging naartoe wil. Waar wordt op ingezet om te verbeteren?
Een andere pijler van de Strategienota is Wetenschap. Ook daar
Het klinkt natuurlijk als een open deur dat het beleid van de
stond een zeer relevant punt voor aios in: ‘de mogelijkheid voor
komende jaren belangrijk voor ons is, maar dat valt denk ik in
en de bereidheid van artsen in opleiding tot specialist (aios)
dezelfde categorie als pensioenvoorzieningen: eerst maar eens
neurologie om opleiding en promotieonderzoek te combineren’.
zien of ik het doel bereik, namelijk neuroloog worden (of oud
Promoveren is natuurlijk geen must, maar het feit dat onderzoek
worden, in het geval van de pensioenen) en dan zien we wel weer
doen tijdens je opleiding wordt ondersteund door je beroepsver-
verder.
eniging is uiteraard heel belangrijk, niet alleen voor de neurologie in het algemeen, maar ook zodat je je als aios gesterkt of gesteund
Er worden in de Strategienota 5 pijlers beschreven, namelijk
voelt in de keuzes die je wil maken.
Kwaliteit, Profilering, Opleiding en onderwijs, Wetenschap en
14
Beroepsbelangen. Er worden vervolgens 20 ambities uitgesproken
Leest u rustig eens alle pijlers en ambities door, maar voor
over deze 5 pijlers, die dus ook te evalueren zijn na de 5-jarige
nu illustreert bovenstaande het belang van de strategie van
periode. Nu gaat het te ver om alle 20 ambities in één column
onze beroepsvereniging voor de aios. Vanuit de VAAN is het
te proppen, dus beperk ik mij tot wat de aios van nu het meeste
daarom essentieel dat we onze input geven op de toekomstige
aanspreekt. Eén van de 5 pijlers van de Strategienota gaat dus
Strategienota. Dit doen we door in de vele NVN-commissies en
over de opleiding. Er staat: ‘Opleiding en onderwijs: de nieuwe
het bestuur onze stem te laten horen. Het gaat tenslotte ook om
opleidingseisen maken een andere organisatie van de opleiding
onze toekomst! De volgende columns zullen dan ook gaan over
mogelijk. De opleiding wordt flexibeler en biedt de mogelijk-
de ambities die in de volgende Strategienota worden vastgelegd.
heid tot specialisatie in aandachtsgebieden van de neurologie.’
Een document dat voortaan bovenop de stapel ligt om te lezen. l
DENEUROLOOG 4
• 2013
mededelingen van de nvn
Vacaturebank
Activiteiten werkgroepen NVN
Op de website van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN) staat een vacaturebank (www.neurologie.nl). Hier kunnen de leden van de NVN gratis een advertentie laten plaatsen. De tekst hiervan kan worden gemaild naar het bureau van de NVN (
[email protected]).
Nieuwe leden vanaf juni 2013 • A. Kurver, Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, Nijmegen • A. Verrips, Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, Nijmegen • H.P. Aben, St. Elisabeth Ziekenhuis, Tilburg • P.H.C. Kremer, Academisch Medisch Centrum Amsterdam • I.A. van Rossum, VU Medisch Centrum, Amsterdam • M.E. Kloosterziel, Haga Ziekenhuis, Den Haag
Congresagenda De congresagenda in GAIA is te raadplegen via de ‘Agenda’ op de homepage van de NVN-website: www.neurologie.nl. In deze agenda is een overzicht te vinden van alle beschikbare (nascholings)cursussen. Via de knop ’zoeken’ is het mogelijk te zoeken op datum (ook als de cursus reeds heeft plaatsgevonden), in een bepaalde regio, met een bepaald aantal punten, etc. Hieronder vindt u alleen een kort overzicht van de verenigingsactiviteiten.
20 september 2013 Wetenschappelijke vergadering Nederlandse Neurovasculaire Werkgroep (NNW) Locatie: Centrale bibliotheek Amsterdam
4 oktober 2013 Hoofdpijn bij Vrouwen, 6e jaarsymposium van de VNHC Locatie: Slot Zeist
31 oktober 2013 Najaarsvergadering Landelijke Werkgroep Neuro-Oncologie (LWN)) Locatie: ten kantore van IKNL, Catharijnesingel 55, Utrecht
14 november 2013
Najaarssymposium Vereniging voor Syncope en Autonome Aandoeningen Locatie: Poortgebouw Leiden
15 november 2013 Wetenschappelijke Vergadering werkgroep Geschiedenis Locatie: het Dolhuys te Haarlem
22 november 2013 Najaarssymposium Nederlandse Vereniging voor Kinderneurologie
Verenigingsactiviteiten 2013 7 november 2013 Algemene Ledenvergadering Locatie: NH Sparrenhorst, Nunspeet
7 en 8 november 2013
Locatie: VUmc, Amsterdam
2 december 2013 Tweede landelijke multidisciplinaire symposium MS: MS Multidisciplinair, dat doe je zo! Locatie: De Reehorst te Ede
Wetenschappelijke Vergadering Locatie: NH Sparrenhorst, Nunspeet
12 en 13 december 2013
Biemond Cursus Pijn en Consultatieve Neurologie Locatie: Koningshof, Veldhoven
Nadere informatie over bovengenoemde bijeenkomsten en overige bijeenkomsten zijn te vinden onder de rubriek ‘Agenda’ op de homepage van onze website: www.neurologie.nl
DENEUROLOOG 4
• 2013
15
Tysabri® productinformatie Samenstelling: TYSABRI 300 mg concentraat voor oplossing voor infusie. Een injectieflacon bevat 15 ml concentraat voor oplossing voor infusie met daarin 300 mg natalizumab (20 mg/ml). Indicaties: TYSABRI is geïndiceerd als enkelvoudige ziektemodificerende therapie bij zeer actieve relapsing-remitting multiple sclerose (MS) in de volgende patiëntengroepen: volwassen patiënten met een hoge ziekteactiviteit ondanks behandeling met een bèta-interferon of glatirameer acetaat of volwassen patiënten met zich snel ontwikkelende ernstige relapsing-remitting MS. Dosering en wijze van toediening: TYSABRI 300 mg wordt elke 4 weken via een intraveneuze infusie toegediend. Na verdunning moet de infusie gedurende ongeveer 1 uur worden toegediend en moet de patiënt tot 1 uur nadat de infusie is voltooid worden gecontroleerd op aanwijzingen voor en symptomen van overgevoeligheidsreacties. Er moeten middelen beschikbaar zijn voor de behandeling van overgevoeligheidsreacties. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor natalizumab of voor één van de hulpstoffen. Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Patiënten met een verhoogd risico op een opportunistische infectie, inclusief immunogecompromitteerde patiënten (inclusief diegenen die momenteel immunosuppressieve therapie ontvangen of die door eerdere therapieën, bv. mitoxantrone of cyclofosfamide, immunogecompromitteerd zijn geraakt). Combinatie met bèta-interferonen of glatirameer acetaat. Bekende actieve maligniteiten, behalve bij patiënten met cutaan basaalcelcarcinoom. Kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar. Waarschuwingen en voorzorgen: TYSABRI therapie dient te worden gestart en continu te worden begeleid door medisch specialisten die ervaren zijn in het diagnosticeren en behandelen van neurologische aandoeningen, in centra waar tijdig toegang is tot MRI. Alle artsen die overwegen TYSABRI voor te schrijven, moeten ervoor zorgen dat zij vertrouwd zijn met de informatie en behandelrichtlijnen voor de arts. Aan patiënten die met TYSABRI worden behandeld moet de speciale waarschuwingskaart worden gegeven en zij moeten over de risico’s van TYSABRI worden geïnformeerd. Na 2 jaar behandeling moeten patiënten opnieuw worden geïnformeerd over de risico’s van TYSABRI, met name over het verhoogde risico van PML, en patiënten moeten samen met hun verzorgers worden geïnstrueerd over de vroege aanwijzingen voor, en symptomen van PML. Patiënten moeten worden geïnstrueerd dat als zij een infectie ontwikkelen, zij de arts moeten informeren dat zij met TYSABRI worden behandeld. Het gebruik van TYSABRI is in verband gebracht met een verhoogd risico op PML. De volgende risicofactoren worden in verband gebracht met een verhoogd risico op PML: aanwezigheid van anti-JCV-antilichamen, de duur van de behandeling, met name langer dan 2 jaar, en gebruik van immunosuppressiva voorafgaand aan het ontvangen van TYSABRI. Het testen op anti-JCV-antilichamen levert ondersteunende informatie op voor risicostratificatie van behandeling met Tysabri. Testen op anti-JCV-antilichamen in serum voorafgaand aan de start van de Tysabri therapie of bij patiënten die Tysabri ontvangen terwijl hun antilichaamstatus onbekend is, verdient aanbeveling. Het elke 6 maanden opnieuw testen van patiënten met een negatieve anti-JCV-antilichamentest verdient aanbeveling. De anti-JCV-antilichamentest (ELISA) mag niet worden gebruikt voor het diagnosticeren van PML. Voorafgaand aan de behandeling met TYSABRI moet als referentie een recente MRI (niet ouder dan 3 maanden) beschikbaar zijn en deze moet jaarlijks routinematig worden herhaald om deze referentie actueel te houden. Wanneer PML wordt vermoed, moet de verdere toediening worden opgeschort totdat PML is uitgesloten. Als een patiënt PML ontwikkelt, moet de toediening van TYSABRI permanent worden gestaakt. In bijna alle gevallen treedt bij PML patiënten IRIS (Immune Reconstitution Inflammatory Syndrome) op, enige tijd (dagen tot weken) na stopzetten of verwijderen van TYSABRI door middel van plasmaferese. Er moet worden gecontroleerd op het ontwikkelen van IRIS. Er zijn bij gebruik van TYSABRI andere opportunistische infecties gemeld, voornamelijk bij patiënten met de ziekte van Crohn die immunogecompromitteerd waren of bij patiënten met significante co-morbiditeit. Als een patiënt die TYSABRI ontvangt een opportunistische infectie ontwikkelt, moet de toediening van TYSABRI permanent worden gestaakt. Overgevoeligheidsreacties zijn in verband gebracht met TYSABRI. Patiënten dienen geobserveerd te worden tijdens de infusie en tot een uur na voltooiing van de infusie. Bij patiënten die een overgevoeligheidsreactie hebben doorgemaakt, moet de behandeling met TYSABRI permanent worden gestaakt. Patiënten die eerder zijn behandeld met immunosuppressiva, inclusief cyclofosfamide, mitoxantron en azathioprine, kunnen een verlengde immunosuppressie ervaren en kunnen daarom een verhoogd risico voor PML hebben. Voorzichtigheid moet worden betracht bij patiënten die eerder immunosuppressiva hebben ontvangen zodat de immuunfunctie voldoende tijd heeft zich weer te herstellen. Leverbeschadiging werd als spontane ernstige bijwerking gemeld in de post-marketing fase. Patiënten moeten worden gecontroleerd zoals dat gebruikelijk is voor leverfunctiestoornissen en moeten de instructie krijgen om contact op te nemen met hun arts als zich tekenen en symptomen voordoen die wijzen op leverbeschadiging, zoals geelzucht en braken. Als wordt besloten te stoppen met de behandeling met TYSABRI moet de arts zich ervan bewust zijn dat TYSABRI gedurende ongeveer 12 weken na de laatste dosis in het bloed aantoonbaar blijft, en daar farmacodynamische effecten heeft (bv. verhoogd aantal lymfocyten). Patiënten en artsen dienen tot ongeveer zes maanden na het stoppen van de behandeling met TYSABRI alert te blijven op eventuele nieuwe tekenen of symptomen die kunnen duiden op PML. Interacties: Korte kuren met corticosteroïden kunnen in combinatie met TYSABRI worden gebruikt. Zwangerschap en lactatie: Er zijn geen adequate gegevens over het gebruik van TYSABRI bij zwangere vrouwen. Uit experimenteel onderzoek bij dieren is reproductietoxiciteit gebleken. Het potentiële risico voor de mens is niet bekend. TYSABRI dient niet tijdens de zwangerschap te worden gebruikt, tenzij strikt noodzakelijk. Als een vrouw tijdens het gebruik van TYSABRI zwanger wordt, moet staken van de behandeling met TYSABRI worden overwogen. TYSABRI wordt in de moedermelk uitgescheiden. Het is niet bekend welk effect natalizumab op pasgeborenen/zuigelingen heeft. Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens behandeling met Tysabri. Bijwerkingen: In klinische onderzoeken werden de volgende vaak voorkomende bijwerkingen geconstateerd: urineweginfectie, nasofaryngitis, urticaria, overgevoeligheid, hoofdpijn, duizeligheid, PML, braken, misselijkheid, artralgie, rigors, pyrexie, vermoeidheid, stijging van het aantal circulerende lymfocyten, monocyten, eosinofielen, basofielen en kernhoudende rode bloedcellen, maar geen hogere neutrofielwaarden. Soms voorkomende bijwerkingen waren overgevoeligheid en PML. Afleverstatus: UR. Vergoedingsstatus: intramurale financiering voor add-on systematiek. Registratienummer: EU/1/06/346/001. Houder van de vergunning voor het in de handel brengen: Biogen Idec Limited, Innovation House, 70 Norden Road, Maidenhead, Berkshire, SL6 4AY Verenigd Koninkrijk. Datum van opstellen van de tekst: JULI 2013. Raadpleeg de Samenvatting van de Productkenmerken en “Informatie voor artsen en Richtlijnen voor de behandeling van patiënten met MS die met Tysabri worden behandeld” voor aanvullende informatie. TYSABRI® is een product van Biogen Idec. BIOGEN IDEC International B.V. Postbus 42, 1170 AA Badhoevedorp, Telefoon (020) 5422 000 www.biogenidec.nl en www.tysabri.nl.
TYSABRI® is een product van Biogen Idec. BIOGEN IDEC International B.V. Postbus 42, 1170 AA Badhoevedorp, Telefoon (020) 5422 000 www.biogenidec.nl
VERKORTE PRODUCTINFORMATIE MAXALT® Voor de volledige en meest recente productinformatie verwijzen wij naar de goedgekeurde SPC op www.cbg-meb.nl NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: MAXALT 5 mg en 10 mg, tabletten. MAXALT SMELT 5 en 10 mg, smelttabletten. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: Per tablet/smelttablet: 7,265 mg of 14,53 mg rizatriptanbenzoaat (overeenkomend met 5 of 10 mg rizatriptan) FARMACEUTISCHE VORM: Tabletten en smelttabletten (lyofilisaat voor oraal gebruik) FARMACOTHERAPEUTISCHE GROEP: Selectieve serotonine (5HT1B/1D)-agonisten. Rizatriptan bindt selectief met hoge affiniteit aan humane 5HT1B- en 5HT1D-receptoren en heeft weinig tot geen effect op of farmacologische werkzaamheid bij 5HT2-, 5HT3-; adrenerge α1-, α 2- of β-; D1-, D2-, dopaminerge, histamine H1-, muscarine- of benzodiazepinereceptoren. THERAPEUTISCHE INDICATIES: Acute behandeling van de hoofdpijnfase van migraineaanvallen met of zonder aura bij volwassenen. CONTRA-INDICATIES: Overgevoeligheid voor rizatriptan of de hulpstoffen; gelijktijdige toediening van MAOremmers of gebruik binnen 2 weken na stopzetting van behandeling met een MAO-remmer; lever- of nierinsufficiëntie; doorgemaakt CVA of TIA; matig-ernstige of ernstige hypertensie of onbehandelde lichte hypertensie; vastgestelde coronaire hartziekte (CHZ), waaronder ischemische hartziekte (angina pectoris, doorgemaakt myocardinfarct of vastgestelde stille ischemie), objectieve en subjectieve symptomen van ischemische hartziekte, of Prinzmetal-angina; perifeer vaatlijden; gelijktijdig gebruik van ergotamine, ergotaminepreparaten of andere 5HT1D-receptoragonisten. BELANGRIJKSTE WAARSCHUWINGEN EN VOORZORGEN BIJ GEBRUIK: MAXALT dient niet te worden toegediend aan patiënten met basilaire of hemiplegische migraine of ter behandeling van “atypische” hoofdpijnen, d.w.z. die verband kunnen houden met een mogelijk ernstige aandoening (bv. beroerte, aneurysmaruptuur) waarbij cerebrovasculaire vasoconstrictie schadelijk kan zijn. MAXALT mag niet zonder voorafgaande beoordeling aan patiënten worden gegeven bij wie niet-herkende hartziekte waarschijnlijk is of bij een risico op CHZ. Patiënten met vastgestelde CHZ dienen geen MAXALT te krijgen. Gebruik van rizatriptan kan gepaard gaan met voorbijgaande symptomen, incl. pijn en benauwdheid op de borst, die intens kunnen zijn en waarbij de keel betrokken kan zijn. Als men vermoedt dat dergelijke symptomen op ischemische hartziekte wijzen, moet geen dosis meer worden ingenomen en moet onderzoek plaatsvinden. 5HT1B/1D-receptoragonisten zijn gepaard gegaan met coronaire vasospasmen. In zeldzame gevallen zijn met 5HT1B/1D-receptoragonisten, incl. MAXALT, myocardischemie of -infarct gemeld. Andere 5HT1D-agonisten mogen niet gelijktijdig met MAXALT worden gebruikt. Bij gelijktijdig gebruik van triptanen en St. Janskruid (Hypericum perforatum) kunnen ongewenste effecten vaker voorkomen. Bij patiënten die worden behandeld met triptanen, waaronder rizatriptan, kan angio-oedeem (bijv. in het gezicht of farynx, of zwelling van de tong) optreden. Bij gelijktijdige behandeling met triptanen en SSRI’s of SNRI’s is melding gemaakt van het serotoninesyndroom (met o.a. verandering in de mentale gezondheidstoestand, autonome instabiliteit en neuromusculaire afwijkingen). Deze reacties kunnen ernstig zijn. Wanneer gelijktijdige behandeling met rizatriptan en een SSRI of SNRI klinisch gerechtvaardigd is, wordt passende observatie van de patiënt geadviseerd. Dit is vooral belangrijk bij het begin van de behandeling, bij het verhogen van de dosering of bij toevoeging van een ander serotonergisch geneesmiddel. Patiënten met fenylketonurie moeten worden geïnformeerd dat MAXALT SMELT fenylalanine (een component van aspartaam) bevat. Langdurig gebruik van elke willekeurige pijnstiller voor hoofdpijn kan deze hoofdpijn verergeren. Als deze situatie zich voordoet of vermoed wordt, moet men een arts raadplegen en moet de behandeling worden stopgezet. Bij patiënten die vaak of dagelijks hoofdpijn hebben ondanks (of ten gevolge van) het regelmatig gebruik van medicatie voor hoofdpijn, dient men rekening te houden met de diagnose hoofdpijn als gevolg van overmatig gebruik van medicatie. BIJWERKINGEN: Vaak: duizeligheid, slaperigheid, paresthesieën, hoofdpijn, hypo-esthesie, verminderde alertheid, tremoren, palpitaties, tachycardie, opvliegers, ongemak aan de farynx, dyspneu, misselijkheid, droge mond, braken, diarree, roodheid in het gezicht, transpiratie, plaatselijk gevoel van zwaarte, asthenie/vermoeidheid, buikpijn, pijn op de borst. Soms: aritmie, ECGafwijkingen, desoriëntatie, slapeloosheid, nervositeit, ataxie, vertigo, dysgeusie/slechte smaak, wazig zien, hypertensie, dorst, dyspepsie, pruritus, urticaria, angio-oedeem (bijv. gezichtsoedeem, zwelling van de tong, faryngeaal oedeem), uitslag, nekpijn, plaatselijk gevoel van beklemming, stijfheid, spierzwakte, aangezichtspijn, myalgie. Zelden: overgevoeligheidsreacties, anafylaxie/anafylactoïde reactie, syncope, cerebrovasculair accident, bradycardie, piepende ademhaling. Niet bekend: toevallen, serotoninesyndroom, myocardischemie of -infarct, toxische epidermale necrolyse, perifere vasculaire ischemie, ischemische colitis. REGISTRATIEHOUDER: MSD B.V., Waarderweg 39, 2031 BN, Haarlem, tel. 0800 9999 000, medicalinfo.
[email protected] REGISTRATIENUMMERS: RVG 21815-8 AFLEVERSTATUS: UR DATUM SPC: 8 april 2013
Waar drinkt u koffie uit?
Verkorte produktinformatie (september 2012). De volledige productinformatie (SPC van 10 augustus 2012) is op aanvraag verkrijgbaar. Samenstelling: Relpax 40, filmomhulde tabletten bevatten 40 mg eletriptan (als eletriptanhydrobromide). Indicaties: Relpax is bestemd voor de acute behandeling van de hoofdpijnfase van migraineaanvallen met of zonder aura. Farmacotherapeutische categorie: Selectieve serotonine (5-HT1)- receptoragonisten. ATC code: NO2CC06. Dosering: Relpax tabletten moeten zo snel mogelijk na aanvang van de MAX_SPC migrainehoofdpijn worden ingenomen, maar zijn ook effectief als ze op een later moment worden ingenomen tijdens de hoofdpijnfase van een migraineaanval. Relpax tabletten mogen niet profylactisch worden gebruikt. De tabletten moeten in hun geheel worden ingenomen met water. De aanbevolen aanvangsdosis bedraagt 40 mg bij volwassenen. Indien na een aanvankelijke verbetering de migrainehoofdpijn binnen 24 uur opnieuw opkomt, blijkt een tweede dosis Relpax van dezelfde sterkte effectief te zijn om de nieuwe aanval te couperen. Een tweede dosis mag niet binnen twee uur na de eerste dosis worden ingenomen. Indien de patiënt binnen twee uur niet reageert op de eerste dosis Relpax, mag voor dezelfde aanval geen tweede dosis worden ingenomen. Voor doseringen bij speciale patiëntengroepen wordt verwezen naar de volledige productinformatie. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor eletriptan hydrobromide of één van de hulpstoffen van het geneesmiddel; ernstige lever- of nierfunctiestoornissen; patiënten met matig ernstige of ernstige hypertensie of onbehandelde milde hypertensie; patiënten die bekend zijn met coronaire hartaandoeningen, inclusief ischemische hartaandoeningen (angina pectoris, doorgemaakt myocardinfarct of gediagnosticeerde stille ischemie), objectieve of subjectieve symptomen van ischemische hartziekte of Prinzmetal angina; patiënten met ernstige aritmieën of hartfalen; patiënten met perifere vaatziekten; patiënten met een doorgemaakt cerebrovasculair accident (CVA) of transient ischaemic attack (TIA) in hun anamnese; gebruik van ergotamine of ergotamine-derivaten (inclusief methysergide), binnen 24 uur voor of na behandeling met eletriptan; gelijktijdig gebruik van andere 5-HT1-receptoragonisten met eletriptan. Waarschuwingen en voorzorgen: Relpax bevat lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-intolerantie, Lapp-lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken. Dit geneesmiddel bevat ook de hulpstof sunset yellow aluminiumlak (E110) dat allergische reacties kan veroorzaken. Relpax mag niet worden gebruikt gelijktijdig met krachtige CYP3A4 remmers zoals ketoconazol, itraconazol, erytromycine, claritromycine, josamycine en protease remmers (ritonavir, indinavir en nelfinavir). Relpax dient uitsluitend te worden voorgeschreven als een duidelijke diagnose van migraine is gesteld. Relpax dient niet te worden voorgeschreven voor de behandeling van hemiplegische, ophthalmoplegische of basilaire migraine en ‘atypische’ hoofdpijn. Relpax kan worden geassocieerd met voorbijgaande symptomen waaronder pijn en druk op de borst, welke intens kan zijn en kan doortrekken naar de keel. Indien deze symptomen doen denken in de richting van ischemische hartziekten, dient verdere toediening gestaakt te worden en het benodigde onderzoek plaats te vinden. Relpax dient niet te worden toegediend voordat een onderzoek heeft plaatsgevonden bij patiënten waarbij een niet herkende cardiale aandoening waarschijnlijk is of bij patiënten met een risico op coronair lijden. Patiënten waarbij coronair lijden is vastgesteld, dienen geen Relpax te ontvangen; 5-HT1-receptoragonisten zijn in verband gebracht met coronaire vaatspasmen. In zeldzame gevallen zijn myocard ischemie of infarct gemeld met 5-HT1-receptoragonisten. Bijwerkingen kunnen vaker optreden bij gelijktijdig gebruik van triptanen en fytotherapeutica welke het sintjanskruid (Hypericum perforatum) bevatten. Bij doses eletriptan van 60 mg en hoger werd een lichte stijging van de bloeddruk gezien die van voorbijgaande aard was. Het effect manifesteerde zich veel duidelijker bij proefpersonen met nierfunctiestoornissen en bij ouderen. Landurig gebruik van een pijnstiller tegen de hoofdpijn, kan de hoofdpijn verergeren. Als deze situatie wordt ervaren of vermoed, moet medisch advies worden gezocht en de behandeling worden gestaakt. Bij patiÐnten die regelmatig of dagelijks hoofdpijn hebben, ondanks (of dankzij) het regelmatig gebruik van medicatie tegen hoofdpijn, moet de diagnose ‘Middelengeïnduceerde hoofdpijn’ worden vermoed. Het optreden van serotoninesyndroom is gemeld na gelijktijdige behandeling met triptanen en selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) of serotonine-noradrenalineheropnameremmers (SNRI’s). Als gelijktijdige behandeling met eletriptan en een SSRI of SRNI klinisch gerechtvaardigd is, wordt geadviseerd de patiënt goed te observeren, in het bijzonder tijdens het instellen van de behandeling, bij dosisverhogingen of bij het toevoegen van andere serotonerge medicatie. Interacties: Relpax mag niet gelijktijdig worden gebruikt met krachtige CYP3A4-remmers, zoals ketaconazol, itraconazol, erytromycine, claritromycine, josamicine en proteaseremmers zoals ritonavir, indinavir en nelfinavir. Het is aan te bevelen geneesmiddelen die ergotamine bevatten of ergot-achtige middelen (bijvoorbeeld dihydro-ergotamine) niet binnen 24 uur na toediening van eletriptan in te nemen. Omgekeerd dient minimaal 24 uur te verstrijken na toediening van een ergotaminebevattend preparaat alvorens eletriptan mag worden gegeven. Het optreden van het serotoninesyndroom is gemeld na gelijktijdige behandeling van triptanen en SSRI’s of SNRI’s (zie “Waarschuwingen en Voorzorgen”). Bijwerkingen: De meest voorkomende bijwerkingen in klinische studies waren asthenie, slaperigheid, misselijkheid en duizeligheid. Bijwerkingen met een incidentie ≥1% en hoger dan placebo worden vermeld. Vaak (≥ 1/100, < 1/10): faryngitis, rinitis, slaperigheid, hoofdpijn, duizeligheid, tintelingen of abnormaal gevoel, hypertonie, hypoesthesie, myasthenie, vertigo, palpitaties, tachycardie, blozen, dichtgeknepen keel, buikpijn, misselijkheid, droge mond, dyspepsie, transpiratie, rugpijn, myalgie, warm gevoel, asthenie, verschijnselen op de borst (pijn, beklemming, druk) en koude rillingen. Soms (≥ 1/1000, < 1/100): anorexia, afwijkende gedachten, opwinding, verwardheid, depersonalisatie, euforie, depressie, slapeloosheid, tremor, hyperesthesie, ataxie, hypokinesie, spraakstoornis, stupor en smaakverandering, afwijkend zicht, oogpijn, fotofobie, verstoorde traanproductie, oorpijn, tinnitus, perifere vaataandoeningen, dyspnoe, ademhalingsstoornis, geeuwen, diarree, glossitis, huiduitslag, pruritus, arthralgie, arthrose, botpijn, frequenter moeten plassen, urinewegaandoeningen, polyurie, malaise, gezichtsoedeem, dorst, oedeem, perifeer oedeem. Zelden (≥ 1/10000, < 1/1000): luchtweginfectie, lymfadenopathie, emotionele labiliteit, conjunctivitis, bradycardie, shock, astma, stemverandering, obstipatie, oesofagitis, tongoedeem, oprispingen, bilirubinemie, verhoogde AST, huidaandoening, urticaria, artritis, myopathie, trillen, borstpijn, menorrhagie. De vaak gemelde bijwerkingen van eletriptan zijn kenmerkend voor bijwerkingen uit de groep van 5-HT1-agonisten. Tijdens post-marketing zijn de volgende bijwerkingen gemeld: allergische reacties waarvan sommige, waaronder angio-oedeem, ernstig kunnen zijn, serotoninesyndroom, zeldzame gevallen van syncope, hypertensie, ischemische colitis, braken. Afleverstatus: U.R. Verpakking: Relpax is verkrijgbaar in een blisterverpakking met 6 tabletten. Registratienummer: RVG 26579. Vergoeding en prijzen: Relpax wordt volledig vergoed binnen het GVS. Voor prijzen wordt verwezen naar de Z-index taxe. Voor medische informatie over dit product belt u met 0800-MEDINFO (6334636). De volledige productinformatie (SPC van 10 augustus 2012) is op aanvraag verkrijgbaar bij de registratiehouder: Pfizer bv, Postbus 37, 2900 AA Capelle aan den IJssel.
12.REL.1.33
Referenties: 1. Färkkilä M. et al, Eletriptan for the treatment of migraine in patients with previous poor response or tolerance to oral Sumatriptan. Cephalalgia, 2003; 23:463-471. 2. Goldstein J. et al, Eletriptan in migraine patients reporting unsatisfact ory response to Rizatriptan. Headache, 2006; 46:1142-1150 3. JanKnegt R. et al, Orale triptanen bij de behandeling van migraine: preparaat keuze d.m.v. de Soja-methode. Tijdschrift Neurologie en Neurochirurgie, 2003; 104(5):304-313. 4. Sheftell F et al. Efficacy, safety, and tolerability of oral eletriptan for treatment of acute migraine: a multicenter, double-blind, placebo-controlled study conducted in the United States. Headache 2003;43:202-13. 5. Mathew NT et al. Comparative efficacy of eletriptan 40 mg versus sumatriptan 100 mg. Headache 2003;43:214-22. 6. Sandrini G et al. Eletriptan vs sumatriptan: a double-blind, placebo-controlled, multiple migraine attack study. Neurology 2002;59:1210-17. 7. Brandes JL et al. Eletriptan in the early treatment of acute migraine: influence of pain intensity and time of dosing. Cephalalgia 2005;25:735-42. 8. Diener H-C et al. The 40-mg dose of eletriptan: comparative efficacy and tolerability versus sumatriptan 100 mg. Eur J Neurol 2004;11:125-34. 9. Goadsby P.J. et al, Eletriptan in acute migraine: a double-blind, placebo-controlled comparison to sumatriptan. Neurology 2000;54:156-163. 10. Diener H-C et al. Efficacy, Tolerability and Safety of Oral Eletriptan and Ergotamine plus Caffeine (Cafergot R) in the Acute Treatment of Migraine: A Multicentre, Randomised, Double-Blind, Placebo-Controlled Comparison. European Neurology 2002;47:99-107.
Waar drinkt u koffie uit?
93x138 8 april 13.indd 1
Met dit gevoel hebben Alzheimerpatiënten dagelijks te kampen.
Met dit gevoel hebben Alzheimerpatiënten dagelijks te kampen.
Help Alzheimer overwinnen. Dan hoeft niemand zichzelf te verliezen. 1 op de 5 mensen krijgt dementie, waarvan Alzheimer de meest voorkomende vorm is. www.alzheimer-nederland.nl
21-06-13 15:2
S potlight
‘Neurologen willen niet de helft van hun tijd bezig zijn met registreren’ Dr. Margreet Pols houdt zich als senior adviseur bij het Kennisinstituut van Medisch Specialismen dagelijks bezig met kwaliteit. Zij vervult voor twee dagen per week de functie van beleidsmedewerker kwaliteit voor de NVN. Wie heeft u geïnspireerd om epidemioloog te worden? ‘Tijdens mijn studie vond ik een heleboel vakken leuk, maar ik kan me nog goed het verhaal bij epidemiologie herinneren over de arts John Snow. Die ontdekte in Londen in 1854 dat een besmette waterpomp de bron moest zijn van een cholera-epidemie. Bijna een detective. Toen ik afstudeerde als basisarts kreeg ik een tijdelijke aanstelling als onderzoeker bij het huidige Julius Centrum. Dat wakkerde mijn interesse aan en leidde tot een promotie. Daarna ben ik steeds actief geweest op het grensvlak van onderzoek en beleid. Het mooie van epidemiologie is dat je je niet richt op de individuele patiënt, maar dat je op zoek gaat naar oorzaak en gevolg bij populaties.’ Waardoor wordt u gemotiveerd? ‘Ik doe graag iets waarbij ik met de inhoud bezig ben en wat ook maatschappelijk relevant is. Gezondheid is het belangrijkste goed en als we de kwaliteit van zorg kunnen verbeteren draagt dat voor veel mensen bij aan hun welbevinden.’
Als u één dag minister van VWS was, welke kwaliteitsmaatregel zou u dan onmiddellijk invoeren? ‘Dat is een heel moeilijke vraag. Op dit moment zou ik zeggen: ik zou zorgen voor een goede facilitering van kwaliteitsregistraties. Maar er speelt zoveel meer, bijvoorbeeld de bezuinigingen in de zorg voor kwetsbare ouderen. Dat is misschien wel veel belangrijker.’ Lukt het u om de balans tussen kwaliteit in werk en kwaliteit van privéleven goed te bewaken? ‘Niet altijd. Het werken met medisch specialisten brengt veel avondvergaderingen met zich mee. Met drie schoolgaande kinderen is dat wel eens lastig. Gelukkig heb ik een geweldige echtgenoot die veel kan opvangen. Maar als je kinderen gaan klagen dat je er wéér niet bent met het eten, voel je je wel eens schuldig.’ Wat doet u in uw vrije tijd? ‘Die besteed ik grotendeels aan mijn gezin. Verder probeer ik nog wat te sporten en mijn sociale contacten bij te houden. Maar tijd voor een echte hobby zit er niet in.’ Fotografie: Jan van Beijnhem
Kwaliteit is een breed en abstract begrip, hoe kun je ervoor zorgen dat dit tot leven komt? ‘Door aan artsen te vragen wat ze nou zelf goede zorg vinden. Wat ze belangrijk zouden vinden als zij zelf of hun naasten in het ziekenhuis terecht zouden komen. Als je dat kunt vertalen in een richtlijn of een indicator gaat het leven. Een voorbeeld is de indicator ‘door-to-needle-time’ bij trombolyse: doordat zorgverleners ieder jaar bovendien de resultaten teruggekoppeld krijgen, zie je vanzelf een verbetering optreden, omdat iedereen het goed wil doen.’
Waar liggen binnen uw werk uw persoonlijke ambities? ‘Ik wil er graag aan bijdragen dat kwaliteit een vanzelfsprekend onderdeel wordt van de zorg en wetenschappelijke verenigingen erbij helpen om een samenhangend kwaliteitsbeleid te formuleren, dat als kwaliteitscyclus op een natuurlijke manier wordt ingebed in de praktijk.’
Voelen neurologen in het algemeen de urgentie om zelf de kwaliteit van hun werk te verbeteren? ‘Ja zeker. Neurologen zijn betrokken artsen die vaak een langdurige relatie met hun patiënten hebben en optimale zorg willen leveren. De nieuwe visitatiemethodiek heeft dan ook als basis de zelfevaluatie en het signaleren van verbetermogelijkheden. Maar neurologen willen niet de helft van hun tijd bezig zijn met registreren. Daarom is het belangrijk om betekenisvolle indicatoren te ontwikkelen, en de registratie daarvan te faciliteren. Dat betekent zoveel mogelijk gebruik maken van gegevens die toch al vastgelegd worden en een financiële tegemoetkoming voor de tijd die het extra kost.’ Margreet Pols
DENEUROLOOG 4
• 2013
17
M aatschap
Het MST na Jansen Steur
‘Wees bij disfunctioneren in de samenwerking met collega’s ook bedacht op medisch-inhoudelijk disfunctioneren’ Door de affaire Ernst Jansen Steur heeft de vakgroep Neurologie van het Medisch Spectrum Twente (MST) een zware tijd achter de rug. Maar de vakgroep heeft lessen getrokken uit het verleden. ‘Blijkbaar maakt zo’n casus het makkelijker om in versneld tempo kwaliteitsmaatregelen te nemen.’ Michel van Dijk, wetenschapsjournalist
H
Hij is al tien jaar geleden ontslagen uit het Medisch Spectrum Twente (MST) in Enschede, maar de zaak Ernst Jansen Steur loopt nog steeds. Dit najaar wordt naar verwachting de strafzaak voortgezet tegen de ex-neuroloog die jarenlang foute diagnoses stelde, behandelingen verkeerd uitvoerde en geen rapportages bijhield over zijn werkzaamheden als arts. Jeroen van Vugt, neuroloog in het MST, wil weinig over de zaak zeggen. Dat is wat hem betreft voer voor juristen. Dat neemt niet weg dat hij, evenals de tien andere neurologen van de vakgroep Neurologie van het MST, nog steeds worstelt met de nasleep van een casus die niet alleen medisch specialisten, maar de gehele samenleving heeft geschokt. Dat geldt in het bijzonder voor de vier neurologen die nog met Jansen Steur hebben samengewerkt. Van Vugt: ‘Voor hen waren de afgelopen jaren emotioneel zwaar, al hebben de onderzoekscommissies die de casus hebben bestudeerd, de vakgroep niet als hoofdschuldige in deze zaak aangewezen.’
360-graden feedback Van Vugt, van 2010 tot begin dit jaar voorzitter van de vakgroep en sinds dit voorjaar voorzitter van de medische staf van het MST, en zijn collega-neurologen werken er sinds enkele jaren hard aan om de kwaliteit en veiligheid van de neurologische zorg te verbeteren. Een van hun eerste initiatieven vormde in 2010 een 360-graden-feedback, waarbij andere ziekenhuisprofessionals, van het vakgroepsecretariaat tot de Raad van Bestuur, gevraagd werd om het functioneren van de vakgroep te beoordelen. ‘Daaruit kwam naar voren dat men vaak niet kon inschatten waar de vakgroep staat. Men wist bijvoorbeeld niet altijd of een bepaald standpunt van een neuroloog zijn persoonlijke standpunt was of dat van de vakgroep. Een ander punt vormden de afspraken tussen de neurologen en het secretariaat van de vakgroep. Het bleek dat de neurologen onderling veel verschillende afspraken
18
DENEUROLOOG 4
• 2013
maakten met het secretariaat. Voor de secretariaatsmedewerkers was dat nogal eens verwarrend.’ De feedback betekende voor de vakgroep Neurologie het startpunt voor verdere beleidsafspraken, met als doel te voorkomen dat een casus zoals Jansen Steur in de toekomst nog eens zou plaatsvinden. ‘Dat kun je nooit garanderen, omdat een deel van ons werk bestaat uit het één-op-ééncontact met de patiënt. En met het oog op diens privacy is het niet mogelijk om een camera op te hangen in de spreekkamer van jouw collega, om te kijken hoe hij het doet. Dat neemt niet weg dat er genoeg momenten zijn dat we elkaar spreken en er intercollegiale toetsing plaatsvindt. Met name tijdens de reguliere overlegmomenten, zoals de overdrachten, de patiëntendemonstraties en de röntgenbesprekingen. En we nodigen ook regelmatig een collega uit om samen een patiënt te zien, wanneer we er op eigen kracht niet uitkomen.’
Soft signal van mogelijk disfunctioneren Een van de problemen met Jansen Steur was dat hij nooit kwam opdagen bij dergelijke overlegmomenten. ‘Daar onttrok hij zich systematisch aan. Dat kon toen blijkbaar, maar dat kan nu niet meer. We hebben daarover duidelijke afspraken gemaakt. Natuurlijk kun je een keer verhinderd zijn, maar bij regelmatig niet verschijnen spreken we elkaar aan. Bovendien beschouwen
‘Het is niet mogelijk om een camera op te hangen in de spreekkamer van jouw collega’
we gedrag waarbij een specialist zich onttrekt aan gemaakte afspraken als een soft signal van mogelijk disfunctioneren. Dat kan reden zijn voor een melding bij de leiding van het ziekenhuis. Die meldingen kunnen leiden tot een procedure in het kader van ons reglement van disfunctioneren. Een ziekenhuiscommissie spreekt dan de specialist en doet dossieronderzoek. Ze toetst, kortom, zijn algeheel functioneren. Dat is één van de lessen van de affaire Jansen Steur. Wees bij disfunctioneren in de samenwerking met collega’s ook bedacht op medisch-inhoudelijk disfunctioneren.’
M aatschap
Een casus zoals Jansen Steur werd in de hand gewerkt door een cultuur waarbij de arts kon handelen als een autonome professional, die voor zijn patiënten op een voetstuk stond en door collega’s en leidinggevenden weinig werd gecontroleerd, stelt Van Vugt. ‘Dat was tien-vijftien jaar geleden de gebruikelijke positie voor medisch specialisten. De afgelopen jaren verandert dat gelukkig, en ook politiek en samenleving eisen steeds meer transparantie. Artsen moeten aantonen dat ze kwalitatief goede en veilige zorg leveren. Wat dat betreft zien we een democratisering van de gezondheidszorg, waarbij ook de scheve machtsverhouding tussen arts en patiënt verdwijnt.’
Commissies Veilig Incident Melden Het zijn maatschappelijke ontwikkelingen die invloed hebben op de werkwijze van de vakgroep. Daarnaast maken vakgroep en ziekenhuis zelf eveneens keuzes om tot een betere kwaliteit van zorg te komen. Sinds 2010 werkt het MST bijvoorbeeld met VIM-commissies (commissies Veilig Incident Melden). ‘Medewerkers kunnen daar incidenten melden. Denk aan het
dossier van patiënt X dat niet in de dossierkast staat of patiënt Y die verkeerde medicatie heeft gekregen. We kenden al de calamiteitenmeldingen, maar die gaan over ernstige calamiteiten die reeds hebben plaatsgevonden. Een VIM-melding werkt preventiever. Door in een vroeg stadium incidenten te melden én daarop in te grijpen, kunnen we continu het zorgproces verbeteren en erger voorkomen. Het MST was al van plan om VIM-commissies te introduceren, maar de casus Jansen Steur heeft de komst ervan versneld. Dat is ook een wrange constatering. Blijkbaar maakt zo’n casus het makkelijker om in versneld tempo kwaliteitsmaatregelen te nemen. Plotseling is iedereen ervan overtuigd dat dat belangrijk is.’ De tweejaarlijkse IFMS-gesprekken (Individueel Functioneren Medisch Specialisten) vormen een andere kwaliteitsverbetering die het MST in 2010 heeft doorgevoerd. ‘Een medisch specialist van de ene vakgroep toetst in zo’n gesprek hoe een medisch specialist van een andere vakgroep functioneert. Hij vraagt hoe zijn collega het werk ervaart, waar hij tegenaan loopt, wat zijn wensen zijn enz. En hij organiseert als onderdeel van de IFMS-procedure ook een 360-graden-scan, door collega’s te vragen hoe zij vinden dat de medisch specialist presteert.’ Het doel van de IFMS-procedure, die wordt afgesloten met enkele aanbevelingen, is dat de medisch specialist beter inzicht krijgt in zijn functioneren. ‘Het opvolgen van de aanbevelingen is niet verplicht, maar we overwegen als medische staf om dat wel verplicht te stellen.’ De 360-graden-feedback van de vakgroep Neurologie was een eenmalig initiatief van de vakgroep zelf. ‘We wilden weten waar we stonden na het tijdperk Jansen Steur. De feedback die het ons heeft opgeleverd, is ons echter zo goed bevallen dat de medische staf van het MST overweegt om deze scan voor alle medische vakgroepen in te stellen.’
Fotografie: Marlies Lenselink, van de afdeling medische fotografie van MST.
Groepsprocessen Wat Van Vugt vooral prettig vindt, is dat zo’n scan meer informatie geeft over de groepsprocessen binnen de vakgroep. ‘Elk lid van een vakgroep heeft zijn eigen rol. De ene medisch specialist is meer ondernemend, de andere juist meer behoudend. Die rolverdeling werkt uitstekend, want diversiteit vormt de kracht van elke vakgroep. Door de scan zijn we ons daar meer bewust van geworden. We hebben daardoor meer begrip gekregen voor elkaars standpunten. Je hoeft binnen een vakgroep niet allemaal hetzelfde te vinden, liever niet zelfs, maar je moet wel bereid zijn om die verschillende meningen met elkaar te delen.’
Jeroen van Vugt: ‘Gedrag waarbij een specialist zich onttrekt aan gemaakte afspraken beschouwen we als een soft signal van mogelijk disfunctioneren’
Een open cultuur binnen de vakgroep is daarvoor een vereiste, stelt Van Vugt. ‘Zo’n cultuur ontstaat niet vanzelf, daar moet je aan werken. Dat lukt niet tijdens de dagelijkse overlegmomenten, die gaan vooral over de patiëntenzorg. Veel vakgroepen organiseren daarom één à twee keer per jaar een teamdag waarin ze de onderlinge communicatie met elkaar bespreken. Dat is een investering, maar het levert ook veel op. Je krijgt meer begrip voor elkaar, leert meer als één team te functioneren én het vermindert de kans op calamiteiten en medisch disfunctioneren.’ l
DENEUROLOOG 4
• 2013
19
V isitatie
Nieuwe methodiek kwaliteitsvisitaties Visitaties vormen het hart van het kwaliteitsbeleid van de NVN. In het decembernummer 2012 van De Neuroloog informeerden wij u al over de nieuwe methodiek voor kwaliteitsvisitaties die de NVN in 2013 zou gaan gebruiken. In dit themanummer over kwaliteit informeren wij u over voortgang van deze nieuwe methodiek.
H
Jennifer Huizer, directeur NVN
Het verschil met de tot nu toe gehanteerde visitatiemethodiek is dat de nieuwe methodiek meer diepgaand de inhoud van het vak en de professionele ontwikkeling van de vakgroepen onder de loep neemt. Er wordt gebruik gemaakt van de PDCA-cyclus: Plan-DoCheck-Act. Om de kwaliteit van zorg te monitoren volstaat immers niet een momentopname. Het is belangrijk om te werken volgens een continue verbetercylcus. Vier kwaliteitsdomeinen De nieuwe visitatiemethodiek heeft als basis vier kwaliteitsdomeinen: het functioneren van de vakgroep, het patiëntenperspectief, de evaluatie van zorg en de professionele ontwikkeling van de neurologen. Voor ieder van die domeinen zijn instrumenten ontwikkeld. Met deze instrumenten moeten vakgroepen zelf aan de slag, door middel van zelfevaluatie en het opstellen van verbeterplannen. Aan de hand van deze verbeterplannen krijgt de visitatiecommissie een goed inzicht in de prestaties van de vakgroepen, vooral waar het gaat om zorg voor kwaliteit. Neurologen worden door de nieuwe methodiek meer dan met de oude methodiek aangespoord om
zelf continu te werken aan kwaliteitsbevordering. De regie ligt veel meer bij de vakgroepen zelf.
ADAS Het proces wordt ondersteund door een digitaal webbased systeem (ADAS). Hierdoor zal het uiteindelijk makkelijker worden om de visitatiegegevens aan te leveren. Helaas heeft de introductie van het digitale systeem enige vertraging opgelopen vanwege een aantal technische problemen. Dit betekent dat er dit jaar een tweetal ziekenhuizen als pilot volgens de nieuwe stijl gevisiteerd worden. Naar aanleiding van deze pilots zullen zo nodig nog enkele wijzigingen in het digitale systeem aangebracht worden. Omdat de ziekenhuizen die volgens de nieuwe stijl gevisiteerd worden minimaal zes maanden vooraf toegang moeten kunnen krijgen tot dit digitale systeem, is besloten half 2014 definitief over te gaan op de kwaliteitsvisitatie nieuwe stijl. Voor die tijd zal nog gevisiteerd worden volgens de ‘oude’ stijl. Tot de definitieve overgang naar de visitatie nieuwe stijl per juli 2014 wordt er achter de schermen hard gewerkt aan het tijdig operationeel krijgen van het digitale systeem. Mocht u op voorhand vragen hebben over het visiteren volgens de nieuwe stijl of overige vragen over de kwaliteitsvisitatie, kunt u contact opnemen met de subcommissie Visitatie via het bureau van de NVN. Wilt u meer weten over de instrumenten die gebruikt worden bij de kwaliteitsvisitatie volgens de nieuwe stijl? Bekijk dan het voorlichtingsfilmpje op de website van de NVN: http://www.neurologie.nl/ leden/beroepsinformatie/visitaties/niet-opleidingskliniek. l
Adverteren in De Neuroloog? Het verenigingstijdschrift De Neuroloog wordt 6 keer per jaar gelezen door alle leden van de Nederlands Vereniging voor Neurologie. Dit maakt het tijdschrift een uitstekend medium voor uw (personeels)advertenties! U hebt in 2013 de mogelijkheid te adverteren in: Uitgave 5 6
Uiterste reserveringsdatum vrijdag 13 september vrijdag 1 november
Verschijningsdatum donderdag 17 oktober donderdag 5 december
Voor de advertentiemogelijkheden, tarieven, kortingen en overige vragen kunt u vrijblijvend contact opnemen met Cross Advertising, tel.: +31 10 742 10 23; e-mail:
[email protected] 20
DENEUROLOOG 4
• 2013
Nascholingen
Geaccrediteerde nascholingen
De belangrijkste ontwikkelingen rond accreditatie De accreditatieregels voor nascholingen zijn op een aantal punten veranderd. Zo is 1 mei jl. een pilot van één jaar gestart, waarbij medisch specialisten 25 procent van hun nascholingen buiten hun eigen vakgebied mogen volgen. Annelies Bollen van de subcommissie Individuele Kwaliteitsbevordering beantwoordt de acht belangrijkste vragen.
1. W at is de aanleiding voor deze pilot over nascholingen buiten het vakgebied? ‘Bij het Accreditatie Overleg, waarin alle Wetenschappelijke Verenigingen zijn vertegenwoordigd, bleek behoefte aan deze mogelijkheid te bestaan. Aanleiding is dat er steeds meer aandachtsgebieden ontstaan binnen specialismen, die soms reiken tot buiten het eigen vakgebied.’ 2. Hoeveel uur mag ik nascholingen buiten mijn vakgebied volgen? ‘Medisch specialisten moeten binnen een periode van vijf jaar 200 uur geaccrediteerde nascholing volgen, waarvan minimaal 150 uur binnen het eigen vakgebied. Er kunnen dus desgewenst maximaal 50 uur nascholing buiten het vakgebied meetellen voor de herregistratie. Deze uren buiten het vakgebied moeten gevolgd worden binnen de looptijd van de pilot: van 1 mei 2013 tot 1 mei 2014.’ 3. V alt onder nascholingen buiten het vakgebied ook algemene nascholing die geaccrediteerd wordt via het Accreditatie Bureau Algemene Nascholing (ABAN)? ‘Nee, nascholing die vakoverstijgend is, zoals een IFMS-training of over communicatie/organisatie, wordt door ABAN geaccrediteerd en vooralsnog als vakinhoudelijke (neurologische) nascholing beschouwd. Overigens is het wel de verwachting dat Wetenschappelijke Verenigingen in de nabije toekomst een minimumpercentage vakinhoudelijke (in dit geval neurologische) nascholing kunnen formuleren (dus juist exclusief ABAN). Aan een dergelijk voorstel wordt gewerkt.’ 4. H oe wordt de nascholing buiten het vakgebied beoordeeld en meegeteld? ‘Een neuroloog kan een gevolgde nascholing die geaccrediteerd is door bijvoorbeeld de Nederlandse Internisten Vereniging bijschrijven in zijn of haar persoonlijk GAIA-dossier. De MSRC zal bij de
herregistratie beoordelen of er 200 uur is nageschoold de afgelopen vijf jaar, waarvan dus minimaal 150 uur in het eigen vakgebied.’ 5. Wat verandert er bij de accreditatie van e-learnings? ‘Besloten is dat alle e-learning moet worden geaccrediteerd door het Accreditatie Bureau Format E-learning (ABFE). Dit houdt in dat e-learning in Nederland aan hoge kwaliteitseisen voldoet. Het ABFE beoordeelt namelijk het format op grond van onderwijstechnische aspecten. Vervolgens wordt de e-learning aangeboden aan de Wetenschappelijke Verenigingen om inhoudelijk beoordeeld te worden.’ 6. H oe wordt omgegaan met belangenverstrengeling van sprekers van nascholingsbijeenkomsten? ‘Voor de aanbieder van nascholing komt er een GAIA-applicatie met een self-assessment, die een aantal stappen doorloopt waarbij getoetst wordt of sprake kan zijn van belangenverstrengeling. Zo niet, dan kan de aanbieder verder met het doorlopen van de bekende procedure. Daarbij dient ook ingestemd te worden met het tonen van een disclosure-slide, waarvoor een standaardformat is ontworpen. Bij eventuele belangenverstrengeling wordt de nascholing ter toetsing aangeboden aan de Keuringsraad van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR). Dit vinden wij als beoordelaars een uitstekende ontwikkeling.’ 7. Hoe verloopt het accreditatieproces van neurologen? ‘Marian Smit, bureaumedewerker bij de NVN, checkt of alle informatie van de aangeboden nascholing klopt, telt het aantal inhoudelijke nascholingsuren en zet dit in de GAIA-applicatie voor de accrediteurs: de subcommissie Individuele Kwaliteitsbevordering. Deze accrediteurs zien dat verschijnen en beoordelen of de nascholing inderdaad vakinhoudelijke neurologische nascholing betreft. Als dit het geval is, kennen zij de uren toe.’ 8. U it welke neurologen bestaat de subcommissie Individuele Kwaliteitsbevordering? ‘De subcommissie Individuele Kwaliteitsbevordering (tot voor kort subcommissie Accreditatie geheten) bestaat uit de neurologen Wil van der Meij (MC Haaglanden, aandachtsgebied KNF), Anneke van der Kooi (AMC), Bertjan Kerklaan (SLAZ) en Annelies Bollen (WZA). Een club uit verschillende (soorten) klinieken, om alle collega’s optimaal te kunnen vertegenwoordigen.’
Annelies Bollen: ‘Meestal zijn we het snel eens. Soms is er wat discussie over een nascholing, maar daar leent de GAIA-applicatie zich goed voor. De accreditatie is leuk en leerzaam om te doen en kost 15 a 30 minuten per week. Voordeel is dat het goed op afstand gedaan kan worden. En dankzij het grondige voorwerk van Marian Smit kan het overgrote deel van het aanbod direct geaccrediteerd worden.’
DENEUROLOOG 4
• 2013
21
PROMOTIES MUMC www.maastrichtuniversity.nl 3 mei 2013 Epigenetic Dysregulation and the Pathophysiology of Alzheimer’s Disease D.F. Mastroeni Promotoren: prof. dr. H. Steinbusch en prof. dr. P.D. Coleman 3 mei 2013 Epigenetic Regulation in Aging and Alzheimer’s disease: A translational perspective L. Chouliaras Promotor: prof. dr. H. Steinbusch 13 juni 2013 Reproductive options for couples at risk of Huntington’s disease M.C. van Rij Promotoren: prof. dr. C.E.M. de Die-Smulders, prof. dr. R.A.C. Roos en prof. dr. J.P.M. Geraedts 14 juni 2013 Imaging the brain: Neuronal correlates of cognitive impairment in children with frontal lobe epilepsy H. Braakman Promotoren: prof. dr. A.P. Aldenkamp en prof. dr. J.S.H. Vles
‘Over vijf jaar is de neuroloog vooral een netwerkbeheerder’ Stelling bij de promotie van H. Braakman
U kunt uw promoties aanmelden via
[email protected]
UMC Utrecht www.umcu.nl 6 juni 2013 Delirium in the acute phase after stroke A. Oldenbeuving Promotor: prof. dr. L.J. Kappelle 4 juli 2013 Genetic biomarkers in amyotrophic lateral sclerosis C.G.J. Saris Promotor: prof. dr. L.H. van den Berg
UMCG www.rug.nl 3 juni 2013 Prognostic factors of functional outcome in acute ischemic stroke I. Miedema Promotoren: prof. dr. H.P.H. Kremer en prof. dr. J. de Keyser
VU medisch centrum www.vumc.nl 1 juli 2013 Sleep deprivation in rats: effects on learning and cognitive flexibility C.H.C. Leenaars Promotoren: prof. dr. E.J.W. van Someren en dr. M.G.P. Feenstra
COLOFON De Neuroloog is een onafhankelijk tweemaandelijks tijdschrift, waarin opgenomen nieuws en mededelingen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie. De Neuroloog verschijnt 6 maal per jaar in een oplage van 1.500 exemplaren. Redactie BPM Medica Wijnand van Dijk, eindredactie Postbus 2644 1000 CP Amsterdam e-mail:
[email protected] Redactieraad Dr. Selma C. Tromp, hoofdredacteur St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein Charlotte J.J. van Asch, UMC Utrecht Dr. Marcel P. J. Garssen, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ’s-Hertogenbosch Dr. Daniëlle de Jong, Kempenhaeghe locatie Hans Berger Kliniek, Oosterhout Dr. Evert C.A. Kaal, Maasstad Ziekenhuis, Rotterdam Jolein Overdijk, Medisch Centrum Haaglanden Uitgever BPM Medica Wijnand van Dijk
Bureau Nederlandse Vereniging voor Neurologie Mercatorlaan 1200 Postbus 20050, 3502 LB Utrecht
Adreswijziging NVN-leden kunnen een adreswijziging sturen naar het NVN-bureau in Utrecht.
Het bureau is telefonisch bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur. tel.: (030) 282 33 43 e-mail:
[email protected] website: www.neurologie.nl
Advertenties Cross Advertising Westerkade 2 3116 GJ Schiedam tel.: (010) 742 10 23 e-mail:
[email protected] website: www.crossmedianederland.com
Medewerkers aan dit nummer Annelies Bollen, Michel van Dijk, Jan Hein van Dierendonck, Dorus Fennis George Kienstra, Peter Koehler, Margreet Pols. Frank van Wijck
© 2013 BPM Medica ISSN: 1380-3476
Vormgeving Link Design, Amsterdam Snel DTP Services, Barneveld Opmaak Novente vormgevers, Lunteren Drukker Veldhuis Media, Raalte Abonnement NVN-leden krijgen het tijdschrift De Neuroloog kosteloos toegestuurd. Andere geïnteresseerde professionals kunnen zich via de uitgever abonneren à € 65,– per jaar.
Dit tijdschrift is gedrukt op ecologisch verantwoord papier.
De uitspraken van auteurs en geïnterviewden in artikelen in deze uitgave weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de redactie en de uitgever. Ook zijn uitgever en redactie niet verantwoordelijk voor de inhoud van andere uitingen, zoals cartoons, columns en advertenties. De redactie heeft geprobeerd alle rechthebbenden op teksten en beeld te achterhalen. In gevallen dat dit niet is gelukt, vragen wij u contact op te nemen met de eind redacteur, via
[email protected].
Zie productinformatie elders in dit tijdschrift 12.REL.1.33
TRIPTAN
Sterker dan migraine
1-10