Jaargang 20, nr. 1 2015
OUDERINFO een uitgave van de ouderraad van het Willem Lodewijk Gymnasium
De ouderraad: een onmisbaar puzzelstuk van het WLG
Colofon Ouderinformatiebulletin Willem Lodewijk Gymnasium Jaargang 20 nr. 1 2015 Oplage 900 stuks
Contactgegevens school Willem Lodewijk Gymnasium Verzetsstrijderslaan 220 9727 CK Groningen 050 52 62 094
[email protected]
Redactieadres
[email protected]
Redactie Ouderinfo Jan Paul Arends Bert Bouwmeester Edith Koenders Hilly Goedhart (vormgeving) Alwin Winkel (eindredactie)
Foto’s Met dank aan o.a. fotoarchief website WLG Foto cover: Rhetorica songfestival optreden april 2015
WLG Ouderinfo
2
Redactioneel Mensen maken het verschil Tijdens de middelbare schooltijd van onze kinderen maken o.a. de docenten het verschil. In een fase van hun leven waarin ervaringen bepalend kunnen zijn voor hun verdere leven. Wie zijn deze mensen? In deze editie van de Ouderinfo is te lezen waar docenten enthousiast over zijn in de educatieve- maar ook in de persoonlijke omgeving. Omdat in deze editie de nadruk ligt op de docenten, zijn ook stukjes geplaatst die eerder uitgekomen zijn in vorige (papieren) edities . Veel leesplezier!
Inhoudsopgave Redactioneel 3 Docenten en hun hobbies 4 Adriaan Kegel, docent klassieke talen 4 Arjen Drost, docent biologie 5 Irene Ekster, docent godsdienst 6 Eduard Hoeksma, docent scheikunde 7 Jochem van Kammen, docent wiskunde 9 Marja Rietveld, docent Frans 9 Nanda Stijntjes, docent economie
10
Simon Roosjen, docent klassieke talen
11
Ton Tromp, docent klassieke talen
12
Wat beweegt... Erwin de Vries, docent Duits
13
Adriaan Kegel, docent klassieke talen
16
Coby Bessembinders, zorgcoördinator docent lichamelijke opvoeding
17
Tjerk van der Schaaf, docent aardrijkskunde
18
Wim Plas, zorgcoördinator en docent geschiedenis
19
Even voorstellen Oud WLG-er Aart Meijer
21
Nieuw ouderraadslid Maran Olderode-Berends
22
Foto-impressie lustrum WLG 105 jaar, september 2014
22
3
Haal de wereld in huis!
HOBBIE’S VAN DOCENTEN
Onder het genot van een kopje thee en het gezellige gekeuvel van zijn zoontje, vertelt Adriaan Kegel over de uitwisselingsorganisatie Youth for Understanding (YFU) waar hij aan verbonden is als vrijwilliger. Hoe is dat zo gekomen? Hij vertelt: “Ik ben na mijn middelbare schooltijd via YFU een jaar naar Zweden geweest. Ik heb hier enorm van genoten; van het aardige gezin waar ik in terecht kwam, het land, de taal en van de mogelijkheid om veel aan muziek te doen. Zweden heeft een rijke koortraditie. Ik werd lid van een koor en genoot daar erg van. Ik heb nog steeds, zo nu en dan, contact met mijn gastfamilie. Zij kwamen zelfs speciaal over naar Nederland, vijf jaar geleden, om bij ons huwelijk te zijn. En vorig jaar, tijdens de Romereis, bleken mijn gastouders ook in Rome te zijn. En dus spraken we af.” Het was zo’n verrijkende ervaring dat Adriaan besloot om zich, in zijn studententijd, in te gaan zetten als vrijwilliger voor jongeren (jaarlijks ongeveer 70) die een jaar naar Nederland komen. In eerste instantie om Nederlandse les te geven, maar ook in de begeleiding bij aankomst in Nederland en bij latere ontmoetingen in het jaar.
Na aankomst gaan de jongeren eerst naar hun gastgezin. Na een paar dagen ontmoeten ze elkaar en krijgen zo de mogelijkheid om hun eerste ervaringen te delen. Ze komen dan samen tijdens de zogenaamde ‘Oriëntatieweek’, een week waarin ze Nederlandse taalles krijgen en waar gesproken wordt over Nederlandse cultuur en over culturele verschillen in het algemeen. In januari komen ze voor de tweede keer bij elkaar en dan wordt gekeken naar wat ze tot dan toe hebben gedaan en geleerd en naar wat ze in het resterende half jaar in Nederland nog zouden willen doen of bereiken.
WLG Ouderinfo
Het jaar wordt afgesloten met een driedaagse zeiltocht. Tevoren wordt gevraagd of zij een ´typisch´ Nederlands voorwerp mee willen brengen. Fietsonderdelen blijken favoriet! Enorm gezellig, met mensen uit alle werelddelen.
50 jarig lubileum
Op een zelfde manier worden Nederlandse jongeren die een jaar naar het buitenland gaan, opgevangen in hun gastland. YFU regelt uitwisselingen met ruim dertig landen. Van Zuid-Amerika tot China en Estland. Meestal gaat het om een jaar in een Highschool of College, maar bijvoorbeeld in Estland kan ook een kunstopleiding worden gevolgd. Ondanks een zorgvuldige selectieprocedure, waarbij wordt geprobeerd om de jongeren te ´matchen´ bij een passend gastgezin, komt het natuurlijk wel eens voor dat het niet ´klikt´ of dat er andere problemen zijn. Per regio is er een vrijwilliger die kan bemiddelen als zich iets voordoet. Het motto van de uitwisselingsorganisatie is: Haal de wereld in huis! En zo is het ook. Een jaar in het buitenland verruimt je wereldbeeld, je talenkennis, het staat goed op je cv, en met een beetje geluk krijg je er een familie bij en veel nieuwe contacten. Ik kan het een ieder aanbevelen! Meer informatie over YFU: www.yfu.nl Adriaan Kegel, docent klassieke talen
4
HOBBIE’S VAN DOCENTEN
Take nothing besides memories and photographs leave nothing but footprints Arjen Drost is biologieleraar met een grote passie voor de poolgebieden. Vroeger, als kleine jongen, ging hij vaak naar buiten om vogels te kijken. Het was dan ook voor niemand een verrassing dat hij biologie ging studeren. De passie voor de koude streken was minder voor de hand liggend. Drost was van plan om tijdens zijn onderzoeksstage warme streken op te zoeken met mooie zandstranden en palmbomen. Maar het liep anders. Hij werd gevraagd om mee te werken aan een onderzoek naar brandganzen die in de zomer kwamen broeden op Spitsbergen. Dit beviel zo goed dat hij daarna nog 2 keer voor onderzoek terug is geweest. Spitsbergen is ongeveer zo groot als Nederland en België en maakt deel uit van Noorwegen.
‘s Zomers wonen er ongeveer 3000 vaste bewoners op Spitsbergen en daarnaast een groep tijdelijke bewoners zoals onderzoekers en toeristen. De grootste plaats is Longyearbyen en daar zijn winkels, basisscholen en een ziekenhuis. Drost zat in een dorpje 150 km ten noorden van dit stadje in een voormalig mijnwerkersdorp dat Ny Alesund heet. Wegen zijn er nauwelijks op Spitsbergen. Vervoer gaat met kleine vliegtuigjes of buitenom per schip. In zijn laatste onderzoeksjaar werd Drost gevraagd om als gids toeristen te begeleiden. Dat beviel zo goed dat hij daarna bijna ieder jaar werkzaam is geweest als gids in de poolgebieden. Voornamelijk op Spitsbergen maar ook op Groenland en inmiddels ook een keer op Antarctica. Met een groep toeristen vaart Drost met een boot om
Spitsbergen heen en iedere dag gaat de groep een paar keer aan land. De boot is een stevig schip die ook door ijs kan varen. De accommodatie is comfortabel maar basic, dus geen luxe cruiseschip met zwembad, maar wel met een bar en een kleine sauna. Een van de hoogtepunten zijn de ijsberen die vanaf de
boot op het ijs te zien zijn. IJsberen zijn beschermde zoogdieren en dus mag er niet op hen gejaagd worden. IJsberen zijn nieuwsgierige roofdieren die zelf geen natuurlijke vijanden hebben. Ze vallen soms mensen aan en daarom bestaan er strenge veiligheidsinstructies voor mensen die zich op Spitsbergen buiten de nederzettingen begeven. Je moet een geweer meenemen en hem kunnen bedienen. Uiteraard alleen ter verdediging wanneer je in levensgevaar bent. Wanneer Drost vanaf zijn schip met de toeristen aan land wil, kijkt hij eerst of er een ijsbeer te zien is. Wanneer dat het geval is, mag de groep daar niet aan land gaan. Je mag dus nooit een situatie creëren waardoor je te dicht bij een ijsbeer komt. Toeristen maken ook tochten over land. Drost heeft dat ook wel gedaan. Wanneer je met een groep trekt, wordt er ’s nachts wacht gelopen. Wanneer je maar met zijn tweeën bent, kan dat niet. Dan wordt er een draad om de tent gespannen verbonden aan een explosief. Wanneer een ijsbeer de tent te dicht nadert en hij raakt de draad dan gaat het explosief af. Meestal vlucht de
5
HOBBIE’S VAN DOCENTEN
ijsbeer en bovendien zijn de kampeerders dan wel wakker. Wanneer je gedwongen wordt om te schieten en de ijsbeer raakt gewond dan heb je als toerist altijd
Vanuit wetenschappelijk onderzoek is Drost poolgids geworden en vervolgens is hij gaan fotograferen en is hij zich steeds verder gaan ontwikkelen als natuurfotograaf met een grote voorliefde voor de poolgebieden. Het Poolvirus heeft bezit van hem genomen. De uitgestrekte natuur in deze streken is nog niet beïnvloed door mensenhanden. Er komen wel toeristen en de vraag is of toeristen welkom zijn of dat de ongerepte natuur ongestoord zijn gang moet kunnen gaan. Drost is van mening dat deze indrukwekkende omgeving gezien moet worden door mensen zodat wij ons bewust blijven van de schoonheid van de natuur. Drost heeft prachtige foto’s gemaakt van de landschappen en zeezoogdieren zoals ijsberen. Door de jaren heen heeft Drost vele facetten van de poolgebieden leren kennen en hij kan er boeiend over vertellen. Foto’s en zijn weblog zijn te vinden op zijn website: http://www. natureview.nl Oceanwide Expeditions is de organisatie waarmee Drost als gids op reis gaat en het motto onder de titel van dit stuk is van hen afkomstig.
iets uit te leggen aan de autoriteiten. Er wordt streng op toegezien dat er niet lichtzinnig wordt omgegaan met de voorschriften.
Arjen Drost, poolgids, fotograaf en biologieleraar
Geelgerande watertorren, schrijvertjes en allerhande libellen Naast mijn werk aan het WLG blijft er gelukkig ook nog tijd over voor meerdere hobby’s. Mijn meest geliefde vrijetijdsbesteding is onze tuin. Wij wonen in een klein dorp in een huis met tuin rondom. Vanaf de voorkant gezien lijkt onze tuin een formele tuin met een gazon met buxuscirkels met rozen en langs het huis rozenbogen en beukenhagen. Maar achter ons huis ligt ons paradijs: onze natuurvijver omgeven door knotwilgen en onze wilde wei. Het waterpeil in de vijver beweegt mee op het peil in het omliggende landschap en dat kan per seizoen wel bijna een meter zijn. Het vijverwater is kraakhelder en het krioelt er van leven: kikkers, salamanders, geelgerande watertorren, schrijvertjes en allerhande libellen. In het voorjaar verzamelen zwaluwen aan de vijverkant klei voor hun nesten en zwemmen er eendenpaartjes rond. Achter de vijver begint, op een deel van het weiland, de wilde wei. Hier proberen we een bloemenweide,
WLG Ouderinfo
zoals in onze jeugd, te realiseren. Inmiddels bloeien er al ontzettend veel bloemen: naast de ‘gewone’ weidebloemen als paarden-, boter- en pinksterbloemen, ook wilde margrieten, blauwemorgensterren, fluitenkruid en ratelaars, teveel om op te noemen. In het voorjaar komen er honderden bolgewassen op, waaronder (wilde)narcissen, kievietseitjes en camassia’s. Eigenlijk moet je een wilde wei met rust laten en maar één keer per seizoen maaien, want de grond mag niet verstoord en moet juist wel verschraald worden. Ik kan het echter niet laten er bollen en wilde planten, van een kweker in Warffum, in te zetten. Één keer per seizoen maaien doen we dan weer wel en daarna moet er gehooid worden, opdat de zaden van de uitgebloeide planten niet verloren gaan. Intusen hebben we twee hooibergen gerealiseerd en overal in ons weiland takkenrillen aangelegd. Het weiland is nu aan twee kanten omgeven door inheemse, besdragende struiken
6
HOBBIE’S VAN DOCENTEN
en zo langzamerhand is het ook een paradijs voor vogels geworden. Ons weiland ligt op zware klei en in natte perioden moet ik tuinklompen aan om droge voeten te houden, daarentegen loop ik in droge perioden over een gebarsten kleibodem. Ik verbaas me er regelmatig over dat er überhaupt in het voorjaar weer leven in de wei komt, dat de meeste bollen die ik heb gepoot ‘gewoon’ weer terugkomen en dat de planten zich uitbreiden. Op heel veel ochtenden, vóór ik naar school ga, maak ik eerst een rondje door de tuin. Als ik tot achter bij de sloot doorloop zie ik de Martinitoren: heerlijk zo’n paradijsje vlakbij de stad! Irene Ekster, docent godsdienst
Karate, maar dan anders Inmiddels is het al weer vele jaren geleden dat mijn neef me meenam naar een karateles. Er volgde een stevige conditietraining, waarbij technieken zowel links als rechts uitgevoerd moesten worden, alsof ik nu ook met mijn linkerhand moest gaan schrijven als je rechts gewend bent. Er waren de goed te herkennen zelfverdedigingstechnieken, maar ook bewegingen die te beschrijven zijn als een fysieke denksport. En er waren de Kata’s: een vast patroon van bewegingen.
Deze Kata’s vond ik in eerste instantie moeilijk te duiden. Pas vele jaren later begreep ik dat karate, voluit karatedo, een Japanse Zen-uiting is, zoals het boogschieten, zwaardvechten of de bloemschikkunst. Karate-do is feitelijk een bewegingskunst gebaseerd op Zen en Tao. In die richting ben ik me dan ook gaan oriënteren. Omdat in het Westen karate meer geïnterpreteerd wordt in termen als competitie en prestatie en dus de wedstrijd als het hoogste doel wordt gezien, heb ik, ongeveer 20 jaar geleden, besloten om een eigen karateschool op te richten. Een karateschool waarbij ik de dakpannen en planken heel wou laten en glimmende bekers ontbreken. De, uiteraard, Japanse naam van de karateschool, ‘Chushin Kyobiun Do’ heb ik bewust gekozen om aan te geven waar de school voor staat. Het betekent vrij vertaald: ‘krachtige mooie beweging vanuit een fysiek en mentaal evenwicht’ en de Weg (‘Do’) daarheen. Gegeven mijn karate-interpretatie en omdat de meeste karatescholen zich op de jeugd richten is mijn school bedoeld voor volwassenen, mannen en vrouwen, vandaar dat de school ook bekend staat onder de naam ‘Karate voor Volwassenen’. Ik besteed dan ook tijdens de karateles veel aandacht aan de warming-up en het losmaken en los houden van de stressplekken: de onderrug en schouders/nek. Uiteraard is karate een sport waarbij flink gezweet wordt, waarbij ik als docent tevens aandacht kan besteden aan de achterliggende
7
Zen-gedachte bij vele bewegingen. Elke les vormt een afgeronde eenheid voor elk niveau, waardoor je altijd op elk moment kunt beginnen, maar ook, het zijn drukke tijden, eens een les kunt overslaan, zonder achter te raken. Hoewel het prestatie-element afwezig is, geef ik wel de mogelijkheid om de bekende gekleurde banden tot en met zwart te halen. Het is leuk om te zien hoe iemand van in de 50 heel trots kan zijn op zijn behaalde gele band. Voor de overtollige kantooradrenaline pakken we de stootkussens.
Karate kan wel worden omschreven als een ‘individuele groepssport’: je laten stimuleren door de groep en de docent, maar zelf je grenzen bepalen. Ik ben bijzonder blij met mijn enthousiaste groep, waaronder twee collega’s en een ex-collega van het WLG, en hoop het nog vele jaren te kunnen instrueren en beoefenen. Op www.karate-groningen.nl is een prachtig filmpje te zien: mijn karateschoolleden en ik in actie. Karate, mijn hobby. Voor verdere informatie: www.karate-groningen.nl Eduard Hoeksma, docent scheikunde
HOBBIE’S VAN DOCENTEN
Pyreneeën Net 18 geworden, geslaagd voor mijn eindexamen, had ik geld gespaard voor een wandelreis naar de Pyreneeën. Deze reis zou het begin worden van een groot aantal voettochten door dit schitterende, ruige gebergte. Als kind ging ik altijd met mijn ouders naar Ameland, waar ik waarschijnlijk meer dan 3 jaar van mijn leven heb doorgebracht. Prachtige vakanties hebben we daar gehad, maar nu trokken de bergen. Omdat ik geen enkele ervaring had met bergwandelen zou het een groepsreis worden. Was het niet voor mijn eigen gemoedsrust, dan wel voor die van mijn ouders. Ik hield wel van een uitdaging en zocht een van de zwaarste reizen uit die ik in de gids kon vinden. Het werden 20 dagen om nooit te vergeten: met de rugzak over de hoogste passen, dagen achtereen volledig weg uit de bewoonde wereld, ons meegedragen eten bereiden aan een stil meertje bovenin de bergen, onvergetelijk. En de Pyreneeën? Die zijn werkelijk schitterend! Ruiger dan een groot deel van de Alpen, beroemd om het grote aantal bergmeren en –meertjes en ruwweg verdeeld in een zeer groene Franse kant en een veel drogere Spaanse kant. De hoogste bergkam ligt precies op de scheiding tussen beide landen. Thuis gekomen was ik volkomen verslingerd geraakt aan dit gebergte. Ik verzamelde er alle boeken over die ik te pakken kon krijgen en raakte zodoende bekend met de illustere namen GR 10, GR 11 en HRP. Dit zijn drie wandelroutes in de lengterichting van de Pyreneeën, die de Atlantische oceaan verbinden met de Middellandse zee. Routes van een ongekende lengte door één van de hoogste gebergtes van Europa.
WLG Ouderinfo
Om één van de routes in zijn geheel te lopen heb je minimaal 8 weken nodig en dan zijn rustdagen nog niet eens meegerekend. En geloof me, die heb je soms hard nodig! De GR 10 blijft geheel aan de Franse kant,
foto Jochem van Kammen
de GR 11 is zijn Spaanse tegenhanger en de HRP volgt zoveel mogelijk de centrale bergkam en steekt de grens zodoende tientallen keren over. Vele uren heb ik besteed aan het zelf samenstellen van een route, waarbij ik van elke route de mooiste stukken probeerde mee te pakken. Want dit werd mijn grote project, van kust tot kust, van west naar oost, alleen. Ik snap nog niet dat mijn moeder zo rustig bleef toen ik mijn ouders op de hoogte bracht van mijn plannen, maar waarschijnlijk besefte ze dat ze me toch niet op andere gedachten kon brengen. Verspreid over twee zomers heb ik de tocht gelopen, 58 wandeldagen in 10 weken tijd. Het is een ervaring die me mijn leven lang bij zal blijven. De zware, hete eerste dagen door
8
HOBBIE’S VAN DOCENTEN
Frans Baskenland, berucht om zijn mist, maar ik heb 10 dagen geen wolkje gezien. De rugzak, van bijna 25 kg, met daarin genoeg voorraden om een week in de bergen te blijven. Gelukkig is het water uit de beekjes goed drinkbaar, dus meer dan een paar liter hoefde ik niet mee te sjouwen. Meer in het centrale deel liep de route langs en over prachtige drieduizenders en over talloze sneeuwvelden. Overnacht heb ik in cabanes, kleine onbemande hutjes en vooral in mijn tentje hoog in de bergen. Best vreemd, om de eerste keer helemaal in je eentje in een piepklein tentje op 2000 m hoogte te overnachten, zonder een mens in de buurt. Of ik me niet eenzaam heb gevoeld, is de vraag die ik standaard kreeg. Soms wel. Maar niet als de route spannend of zwaar was, of als het slecht weer was. Dan was het vooral zaak om veilig het doel te bereiken en om mijn spulletjes droog te houden. Maar als ik een prachtig kampeerplekje had gevonden, ik ’s avonds voor mijn tentje zat en de bergen werden beschenen door het laatste daglicht, dat waren momenten waarop ik besefte dat ik dat later nooit aan iemand uit zou kunnen leggen. Het lopen gaat na verloop van tijd steeds gemakkelijker. Het is waar dat je na een aantal weken de rugzak vrijwel niet meer voelt. In totaal heb ik ongeveer 40.000 hoogtemeters geklommen en uiteraard even veel gedaald. Hemelsbreed 430 km verderop, maar door al het geslinger minstens 1000 wandelkilometers verder,
was de Canigou het laatste echt hoge obstakel voor de Middellandse zee. Het uitzicht vanaf de top zal ik nooit vergeten. Ik heb er meer dan een uur gezeten,
Mt. Canigou
me vergapend aan de eerste blik op de Middellandse zee, een heel bijzonder moment na zo’n lange tocht. Vanaf daar leek het laatste stuk een wandeling van een halve dag, maar het kostte me nog vier dagen voor ik uiteindelijk met mijn voeten in het water het eindpunt had bereikt. Vies en zweterig, in volkomen door de zon verbleekte kleren temidden van de zonaanbidders op het strand. Ik wil niet weten wat ze gedacht hebben. Nadien ben ik nog vele malen terug geweest in de Pyreneeën, waar ik inmiddels meer dan 20 weken heb rondgezworven. Voor wie houdt van stilte, een eindeloos mooie natuur en een flinke inspanning, het is er echt schitterend! Jochem van Kammen, docent wiskunde
Dit is mijn hobby: zingen! Heeft u ook zo genoten van het benefietconcert voor Edukans? Het is prachtig om te zien hoeveel muzikaal talent we hier op school hebben rondlopen. Het kost misschien veel tijd om een muziekinstrument te leren spelen, maar het resultaat is prachtig. Zelf ben ik een enthousiast amateurzanger in een koor. Op mijn oude middelbare school was een lange musicaltraditie. Nadat ik in klas 1 de schooluitvoering van de Driestuiversopera had gezien, dacht ik: “Dat wil ik ook!” Het jaar erop speelde ik mee in Joseph and The Amazing Technicolor Dreamcoat. Iets heel
anders, maar het was een prachtige ervaring. Vooral het idee dat je met zijn allen maandenlang oefende en dan een prachtige serie voorstellingen op de planken bracht, sprak me aan. De musicals op school waren zo grootschalig, dat ze in een plaatselijk theater werden opgevoerd, wat het nog bijzonderder maakte om mee te doen. Er was achter de schermen altijd een soort rivaliteit tussen de dansers en de zangers. Sommige danseressen konden heel nuffig zeggen: “Moeten wij ons tussen de zangeressen omkleden?” In mijn studententijd ben ik van pop en musical geswitcht naar klassieke muziek. Dat kwam niet door de
9
HOBBIE’S VAN DOCENTEN
Frans natuurlijk magnifique! Het bijzonderste project waaraan ik heb meegedaan, was de uitvoering van de Carmina Burana bij het lustrum van de Rijksuniversiteit Groningen. Dat was een samenwerkingsproject tussen de studentenkoren en –orkesten uit de stad. Met een enorm gezelschap stonden we op het podium van de Oosterpoort, voor een stampvolle Grote zaal.
danseressen; ik wilde gewoon eens iets anders proberen. Dat beviel zo goed, dat ik nu nog steeds met mijn oude studentenkoor meezing. We hebben elk half jaar een nieuw project, vaak rondom een componist of een thema. Een paar jaar geleden hadden we bijvoorbeeld een Frans project, met muziek van Franse componisten zoals Fauré, Gounod en Duruflé. Dat vond ik als docente
Hoewel zo’n spectaculaire uitvoering heel mooi is om mee te maken, gaat het mij toch vooral om de gezelligheid van het koor. We repeteren elke week met het hele koor en hebben daarnaast stemgroepavonden. Dan zitten we met een hele groep sopranen bij iemand thuis te oefenen en –na afloop- te kletsen. Naast het zingen bij mijn koor doe ik een enkele keer mee met een gelegenheidsproject, zoals het koortje dat Ton Tromp op school had opgericht om op te treden bij het eerste lunchpauzeconcert van dit jaar. Wie weet komt het ook nog eens van een optreden op een nieuw benefietconcert voor Edukans! Marja Rietveld, docent Frans
Wanakum! Wanakum! Een vrolijk woord met meerdere betekenissen in het Tamil: een groet, een welkom, een bedankje. Een woord dat nog steeds een grote rol in mijn leven speelt. Na mijn studie aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde, ben ik voor zes maanden naar Zuid-India gegaan om vrijwilligerswerk te doen op de Kattaikkuttu Jeugdtheaterschool in Kanchipuram. Een school waar kansarme kinderen een basisopleiding krijgen en daarnaast worden opgeleid in de traditioneel Zuid-Indiase theatervorm Kattaikkuttu. Zonder deze school zouden ze het regulier onderwijs op 10-jarige leeftijd verlaten om mee te spelen in de allnightvoorstellingen van de theatergroepen van vader of oom. Het leven op een school met 45 Indiase kinderen die dag en nacht om je heen springen, het wonen op het Indiase platteland en het beleven van het Indiase leven (en bedrijfsleven) heeft grote indruk op me gemaakt. Ik heb me na terugkomst direct aangesloten bij Stichting Kalai Manram, een Nederlandse vriendengroep die geld
WLG Ouderinfo
inzamelt en de school met raad en daad ondersteunt. In de zomervakantie van 2011 mocht ik weer naar Kanchipuram om een analyse te maken van
10
de organisatie en advies uit te brengen over het voortbestaan. Maar het leukste was wel om er gewoon weer te zijn, les te geven, spelletjes te spelen en te kletsen met de kinderen. Gelukkig, dankzij Facebook en de aanleg van internet op de school in India, is het een stuk makkelijker om contact te onderhouden. Ik zou heel graag nog een keer een project op school wijden aan dit prachtige project in India. Dus wellicht komt u het nog een keer weer tegen!
HOBBIE’S VAN DOCENTEN
Voor meer info over de school: www.kattaikkuttu.org of
[email protected] Nanda Stijntjes, docent Economie
Risk Voor mijn zevende verjaardag had ik het bordspel Risk aan mijn ouders gevraagd. Op de bewuste dag kreeg ik echter een ander bordspel, waarvan ik de naam niet eens meer weet. Ik was ontroostbaar. Bij één van mijn vriendjes thuis speelde ik vaak Risk en vond dat geweldig. Niets liever wilde ik dan een eigen bord om ook thuis het spel te kunnen spelen. Verbaasd en geschrokken hebben mijn ouders het verkeerde spel geruild bij de speelgoedwinkel. Ik kon mijn geluk niet op. Dat was de start van een eindeloos aantal speluren. Toen ik en mijn broer Sierd op het Willem Lodewijk Gymnasium zaten als leerlingen hebben wij het spel een nieuwe dimensie gegeven. We hebben een Riskkaart gemaakt van 1 bij 2,5 meter van het Middellandse Zeegebied over de oudheid. Onze vader was docent aardrijkskunde en had voor ons de betreffende wandkaart mee naar huis genomen. We hingen deze in de kamer, zetten er een paar flinke lampen achter en trokken alle lijnen over. Vervolgens hebben we, gewapend met enkele historische atlassen, de territoria van Rome, Carthago, Griekenland, Macedonië, Egypte en van de diverse diadochenrijken in Klein-Azïe daarop ingekleurd. De zee verdeelden we in hokjes (als je vijf gooide mocht je tien hokjes varen met een schip) en verzonnen spelregels. Monopolyhuisjes werden forten, damschijven gaven havens aan, kanskaarten vertelden of je leger werd uitgebreid met strijdolifanten of dat je leger werd gedecimeerd door een epidemie. Tot in klas 5 hebben we met een drietal vrienden talloze keren
de geschiedenis herschreven. Het mooiste was om als Hannibal Rome wél te verwoesten. Later volgden even grote kaarten van Europa ten tijde van de Eerste en Tweede Wereldoorlog en ook één van de Lage Landen in de middeleeuwen.
De kaart van Rome heb ik nog steeds. In mijn studententijd heb ik bij een hobbywinkel nog eens duizend houten blokjes in verschillende kleuren erbij gekocht. Op mijn eerste school in Dokkum speelde ik in (nog een kleine baan, nog geen huisje-boompje-beestje) regelmatig met een groepje bovenbouw-leerlingen het oude spel weer.
11
Een jaar of zes geleden heb ik met een onderwijsproject duizend euro in de wacht gesleept. Het grootste deel heb ik uitgegeven in spellenwinkel Wirwar, waar ik zo’n beetje alle spellen heb gekocht die met Griekenland en Rome te maken hebben. Nu speel ik in klas 1 het bordspel Avé Caesar over de wagenrennen, of Pompeii in klas 2, een soort mix van monopoly en Mens-ergerje-niet waarbij je als patronus je cliënten moet redden uit de ondergaande stad. Je kunt zelfs postuum winnen, als een puzzelstuk lava je pion bedelft voor hij de
stadspoort bereikt. Je hebt namelijk gewonnen als je in totaal de meeste waardevolle mensen hebt gered (een senator levert meer op dan een simpele pottenbakker, laat staan een slaaf). Foute mensen, die Romeinen. Het lijkt me leuk, als ik daar de tijd voor kan vinden, om eens op het WLG een spelletjesavond in de aula te organiseren voor leerlingen die net als ik verslingerd zijn aan (historische) bordspellen. Simon Roosjen, docent Klassieke talen en KCV
HOBBIE’S VAN DOCENTEN
Samen zingen: “dat geeft een kick” Ton Tromp, docent klassieke talen vroeg zich van te voren af of zijn verhaal wel interessant genoeg zou zijn voor een stukje in de Ouderinfo. Volgens mij wel omdat muziek altijd te maken heeft met passie en naar passie ben ik in deze rubriek op zoek. En jawel hoor. Tromp legde mij het een en ander uit over de functie van cantor in een kerk en hij vertelde aan welke koren hij momenteel was verbonden.
Toen hij zelf meezong in een gemengd koor vond hij dat geweldig. Het was een kick om deel uit te maken van een groep mensen die samen muziek maken. Hij besloot om zich verder te verdiepen in de zang en hij nam zich voor ooit zelf dirigent te worden. Gregoriaanse muziek, koorzang en dirigeren hadden zijn warme belangstelling. Tijdens zijn studie klassieke talen heeft Tromp bewust besloten niet naar het conservatorium te gaan maar om zijn studie af te ronden en zich naast zijn werk bezig te houden met koorzang en dirigeren. Tijdens zijn studie heeft hij zich geschoold in het dirigeren van gregoriaanse muziek. Later heeft hij zich verder geschoold tot dirigent voor gemengde koren, oratoriumkoren en kamerkoren. Door de jaren heen heeft Tromp diverse koren gedirigeerd. Kerkmuziek vormt de rode draad. Tromp vindt het belangrijk dat tijdens de kerkdienst de liederen, bijbelteksten en preken samen een geheel vormen, met elkaar verbonden zijn.
website WLG
Toen vroeg ik hem hoe zijn interesse voor muziek was ontstaan. Tromp groeide op in een muzikaal gezin. Zijn vader was organist, zijn moeder gaf zangles. Toen hij 15 jaar was hoorde hij Gregoriaanse gezangen en daar werd hij zo door gegrepen dat hij dacht “ dat wil ik ook kunnen zingen”. Via zijn moeder deed Tromp mee aan zangcursussen.
WLG Ouderinfo
Ook bestaat er een verbinding tussen zijn vakgebied en zijn muziek. Als docent klassieke talen heeft hij veel ervaring met het goed bestuderen van teksten. Deze kennis en ervaring komen hem van pas wanneer hij zijn koorleden wil uitleggen waar de teksten over gaan. Zijn muzikale kennis tenslotte biedt hem vele mogelijkheden om zijn koorzangers uit te leggen waarom componisten voor bepaalde muzikale composities hebben gekozen. Dus bijv. wat de verbinding is tussen een bepaalde toonzetting en een tekst. door Gerry van der Stege
12
WAT BEWEEGT...
Englisch ist ein Muss, Deutsch ein Plus Wat is de rol van de docent bij het aanleren van een taal? Onderwijzen, motiveren, ‘Kulturvermittler’, d.w.z de leerlingen kennis laten maken met de overeenkomsten en verschillen in cultuur. Is het erg lastig om leerlingen een taal aan te leren? Veel hangt af van de bereidheid en de mogelijkheden van de leerlingen. Receptief is het probleem nog het kleinst, productief is een lange weg, die met het aantal uren en beperkt aantal jaren dat op de middelbare scholen geboden wordt, natuurlijk maar deels gerealiseerd wordt. Het aanbod daar kan echter wel een fundament bieden, dat leerlingen later een heel eind op weg helpt om de taal te leren beheersen. Wat moet een methode op zijn minst bevatten? D.w.z.: wat maakt een lesmethode een goede methode? Mijn antwoord is sowieso te kort door de bocht, maar ik zal het proberen: uiteraard een goede verhouding tussen alle vaardigheden, Landeskunde (kennis van land en volk), aangepast zijn aan het niveau en de belevingswereld van de leerling, zeer zeker ook behapbaar zijn. Belangrijk is in ieder geval ook om evenwichtige aandacht te besteden aan taalverwerving, waarbij de natuurlijke verwervingsvolgorde van belang is (zie Advies-grammaticaleerlijn: http://www.slo.nl/ downloads/archief/Adviesgrammaticaleerlijnen.pdf/). Wanneer is een leerling voldoende geschoold in een taal? Dat hangt aan de ene kant erg af van wat de leerling zelf wil, en aan de andere kant van de formele eisen die de overheid aan de examens stelt. Als je het definieert in ERK-termen (zie verderop), kun je een redelijke inschatting maken van de verschillende niveaus, waarbij de productieve vaardigheden altijd 1 of 2 niveaus onder de receptieve vaardigheden zullen blijven. Hoe bepaalt u het instapniveau, het beginniveau, van de leerlingen? Ik ga er altijd vanuit dat dat niveau 0 is, al heb je soms te maken met tweetalige leerlingen of leerlingen die al ervaring met Duits hebben opgedaan door eventuele familie of vakantie. In dat laatste geval gaat het doorgaans om receptieve vaardigheden en wellicht een paar woorden. Hoe probeert u de leerlingen te motiveren voor de lessen? Afwisseling, behapbare toetsing, aandacht voor spreekvaardigheid. Hoe gaat u om met de verschillen tussen de
leerlingen? In interesse, persoonlijkheid, achtergrond, aanleg, etc.? Je haakt in op iets wat een leerling zelf naar voren brengt, je helpt hem met de keuze van een boek, je reikt hem extra materiaal aan of wijst hem op interessante plekken. Ook altijd aandacht besteden aan vakantiebezoek.
Over het onderwijs: Zitten er op deze school meertalige leerlingen? Zo ja, hoe wordt er hier op school omgegaan met hun meertaligheid? Ja, ik laat de leerlingen doorgaans de keus om de les te volgen of als ze het druk met andere vakken hebben daar iets voor te doen. Mijn ervaring is dat ze toch graag de lessen volgen. Daarnaast kun je deze leerlingen ook altijd goed laten meehelpen om zaken te verduidelijken. Weet dat ik doorgaans Duits cartoon door Hein de Kort spreek in de les. Er zijn scholen die meer talen aanbieden, zoals Frans of Chinees. Bent u voor het invoeren van extra (keuze) talen op de middelbare school? Waarom wel/niet? Ja, kan ik wel voor zijn, talen zijn een succesfactor, dus elk extra aanbod is meegenomen, zolang het maar niet gaat ten koste van het bestaande aanbod. Er zijn verschillende programma’s die het verwerven van een tweede taal moeten stimuleren in het basisonderwijs, zoals Early Bird voor het Engels in het basisonderwijs. Bent u een voorstander van dit soort programma’s? Ja, en ik snap ook niet zo goed waarom het Engels op de basisschool zo’n kwakkelend bestaan in Nederland leidt. Eerder substantieel met Engels beginnen maakt de weg vrij voor meer aandacht voor een tweede en derde moderne vreemde taal op de middelbare school. Waarom is dit vak zo belangrijk voor nu en de
13
WAT BEWEEGT...
toekomst? Je hoeft in deze tijd gelukkig niet meer uit te leggen waarom Duitsland in Europa en de wereld een belangrijk land is: het is een van de grote winnaars van de globalisering en Nederland profiteert daar als belangrijke handelspartner van het land – laten we niet vergeten dat wij nog altijd een overschot op de handelsbalans met Duitsland hebben – in bijzondere mate van. Taal is een succesfactor, anders zouden we geen andere talen dan onze moedertaal leren. En Duits op redelijk niveau beheersen kan je later enorm helpen, ook al zie je dat als 14-jarige wellicht niet direct. En vergeet niet dat Duits ook in Oostenrijk en Zwitserland wordt gesproken. Leerlingen wijs ik er altijd graag op dat ik in mijn jonge jaren bij elkaar een jaar in Zwitserland heb gewoond en gewerkt. Daarnaast is het Duitse taalgebied ook een cultuurruimte in Europa die heel veel heeft te bieden. Ik denk dan vooral Uit: Donald Duck aan beroemde componisten, schrijvers en filosofen. Graag wijs ik er altijd op dat je bijvoorbeeld de boekenbijlages van onze kwaliteitskranten zoveel beter begrijpt, als je ook in de laatste jaren van je middelbare schooltijd Duits hebt gehad. Leerlingen kijken je dan soms verbaasd aan, maar ik ben ervan overtuigd dat ze die zaken over een aantal jaren graag lezen. Hoe denkt u de leerlingen enthousiast te houden voor dit vak, nu de Engelse taal een steeds groter aandeel inneemt in de hedendaagse wereld. Het Engels – is het niet eerder het Amerikaans? – is uiteraard de lingua franca van onze tijd. Maar dat hoeft je niet te beletten om ook andere talen te leren, zeker als je zo getalenteerd bent als de leerlingen bij ons op school. Belangrijk is het daarom dat ook andere talen worden aangeboden en als het maar enigszins mogelijk is, zou ik iedere leerling ook willen aanraden om Frans of Duits als eindexamenvak te kiezen. Ik begrijp trouwens niet zo goed waarom in Nederland het leren van het Engels niet op veel jongere leeftijd structureel – met vakleerkrachten – op de basisschool wordt aangeboden. Dat blijft al decennia steken in de bereidheid van een enkele leerkracht, terwijl het juist zo belangrijk is om daar vroeg mee te beginnen. En in mijn
ogen zou er daardoor op de middelbare school meer tijd vrij kunnen komen voor het leren van andere talen, want als gezegd, taal is een succesfactor. En om nog even terug te komen op de plaats van Duits, een Duitse ambassadeur in ons land omschreef het ooit heel goed: Englisch ist ein Muss, Deutsch ein Plus. Misschien kunt u ook nog zeggen waarom u Duits bent gaan studeren? Wat bevalt u aan die taal? Waarom koos u niet voor Engels? In mijn jeugd werd er vooral naar Duitse televisie gekeken, mede omdat mijn vader ook leraar Duits was en wij ook erg van voetbal hielden – dat is trouwens nog altijd het geval. Het land, zijn geschiedenis en zijn bewoners fascineerden en fascineren me nog altijd, bijna iedere vakantie zijn mijn vrouw en ik dan ook ergens in Duitsland te vinden. Op de middelbare school was het direct mijn favoriete vak en hoewel ik het in eerste instantie niet heb gestudeerd – dat was bedrijfskunde – was ik heel gelukkig met mijn switch naar Duits. En wat Engels betreft: hoewel ik het beter spreek dan Frans, spreek ik de laatste taal veel liever. Dat ondervond ik in het jaar dat ik in Zwitserland heb gewoond en gewerkt, en nu nog ieder jaar in Italië. En hoe zit het met de keuze voor Duits van de leerlingen? Kiezen meer leerlingen Duits dan bv. Frans? Wat is hun motivatie daarvoor? Makkelijker? Duits is wat het begrijpen betreft natuurlijk veel eenvoudiger dan Frans. Over de keuze voor beide talen kan ik melden dat het al heel lang zo is, dat hoe lager het schoolniveau, hoe meer Duits er wordt gekozen. De verhoudingen bij ons op school zijn ongeveer fifty-fifty, waarbij het per jaar wat verschilt. Wat u zegt over receptief en productief? Snap ik wel, al heb ik het zelf altijd over passief en actief. Maar kunt u ook voorbeelden aanhalen. Wat kan een leerling gemiddeld zeggen? Ik weet dat er altijd zoiets als Sprachdorf is. Wat vindt u daarvan? Het beheersingsniveau van talen wordt tegenwoordig uitgedrukt in ERK-niveaus, het Europees Referentiekader. Zie daarvoor bijvoorbeeld de website http://www.erk.nl. De toetsing op het eindexamen Duits bevindt zich voor lezen en luisteren op het niveau B2 (onafhankelijk gebruiker) / C1 (vaardige gebruiker) en de streefniveaus voor spreken en schrijven voor vwo worden ingeschat op B1/B2. Uiteindelijk is het uiteraard de individuele prestatie van een leerling, die bepaalt op welk niveau deze zich bevindt. Daar kan ik geen
14
WAT BEWEEGT...
algemeen oordeel over geven. In de derde klassen organiseren we sinds 2001 een Sprachdorf. De leerlingen, die dan anderhalf jaar Duits hebben gehad, moeten zich daar in allerhande situaties in het Duits – doorgaans met Duitstaligen – zien te redden. Dat schat ik doorgaans in op niveau A2. Lezen jullie ook Duitse romans, of andere teksten? Welk niveau halen leerlingen bv als ze eindexamen doen? De klassiekers lezen we nog altijd. Ik ben bijvoorbeeld van mening dat alle gymnasiumleerlingen tenminste één werk van Goethe moeten hebben gelezen. Om wille van de Werther, tekening van Chodowiecki tijd is dat in klas vier dan een bewerking van Goethes Faust, in klas 5 vul ik dat altijd graag aan met Die Leiden des jungen Werther. In het boek van de vijfde en zesde klas – Neue Kontakte, waaraan ik overigens zelf heb meegewerkt – is een volledige literatuurgeschiedenis opgenomen waarin fragmenten en gedichten uit de kanon zijn opgenomen. Daarnaast behandelen we in klas 4 altijd de middeleeuwen tot en met de barok, ook hier aan de hand van fragmenten en gedichten.
opgenomen en aansluitend weer worden beluisterd. Met name in de onderbouw maak ik daar graag gebruik van bij het organiseren van de feedback van spreekvaardigheid. En wat doet Levende Talen? Levende Talen is de vakvereniging van alle docenten vreemde talen in Nederland en behartigt de belangen daarvan. Ik maak al heel lang deel uit van het sectiebestuur Duits – eerst als sectieredacteur voor Levende Talen Magazine en sinds 2005 als voorzitter. Tussen 2008 en 2012 maakte ik als vicevoorzitter tevens deel uit van het dagelijks bestuur van de vereniging. Wellicht is uw website nog interessant voor ouders en leerlingen? Geïnteresseerden nodig ik graag uit om eens een kijkje te nemen op http://www.ektekst.nl. Ik ben voor slechts een klein deel van mijn werkende bestaan verbonden aan school. Daarnaast ben ik ZZP-er – een zogenaamde hybride-ZZP-er – en houd me met name bezig als auteur, vertaler en uitgever. Zo geef ik onder andere een redelijk succesvolle literatuurgeschiedenis Duits uit, die tevens volledig op het web staat, inclusief beeld en geluid: http://www.duits.de/literatuur. Daarnaast geef ik een aantal specialistische uitgaven voor hbo en universiteit uit waaraan ik zelf ook een bijdrage heb geleverd. Het vertalen betreft hele andere branches, onder andere consumentenelektronica (Loewe), mobiliteit (BMW, Volkswagen, Deutsche Bahn) en cultuur (GoetheInstitut).
Eigen bedrijf Kunt u ook nog iets zeggen over uw werk voor uw eigen bedrijf en of u daar voordeel van hebt voor het lesgeven? De software? Kort nadat ik les ben gaan geven in 1994 ben ik door een zeker toeval – een uitvinding van mij werd opgepikt door WoltersNoordhoff, nu Noordhoff Uitgevers – in het boekenvak terechtgekomen. Ik heb voor hen altijd heel veel gedaan, in de laatste jaren als eindredacteur Neue Kontakte voor onder- en bovenbouw. Tussen het schrijven en het lesgeven vindt natuurlijk veel uitwisseling plaats. Zo hadden wij jarenlang geen boeken in de bovenbouw en ontwikkelde ik veel zelf. Veel daarvan heeft zijn plaats gevonden in genoemde boeken. Ik heb altijd veel belangstelling gehad voor audio. Met een vriend was ik actief in een geluidsstudio en samen ontwikkelden wij in 2005 het voicemailboard. Dat is een website waarop gesprekken kunnen worden
Erwin de Vries
Dat klinkt als een druk bestaan. Dat klopt. Maar ook een veelzijdig en afwisselend bestaan. En gelukkig niet alleen achter de pc, maar ook met jonge, veelbelovende mensen. Door Edith Koenders en Erwin de Vries (met dank aan Geoffrey Zonneveld voor eerste deel van het interview).
15
Meneer, wáárom bent u ooit klassieke talen gaan studeren?
WAT BEWEEGT...
Nazit van de open dagen. Een openhartig gesprek met enkele zesdeklassers: wat willen ze gaan doen als ze deze school verlaten? Dan stelt er één de vraag die erg voor de hand ligt en meteen heeft hij de aandacht van alle gesprekspartners. Meneer, wáárom bent u ooit klassieke talen gaan studeren? Goede vraag. Het simpelste antwoord is: ik vond het mooi. Met elk van beide talen had ik een eigen band, bij elk van beide een eigen gevoel. Het Grieks had zijn prachtige klank, zijn mogelijkheid om je heel precies uit te drukken en elke kleine nuance goed weer te geven. Het Grieks had de prachtig vertelde verhalen van Homerus en Herodotus en de filosofische vraagstukken van Plato. Het Grieks had ook het prettig elitaire, omdat ook op mijn school de meesten voor Latijn hadden gekozen.
Romeinse senatoren
Latijn had de heldere, hiërarchische structuur, zijn mogelijkheid om zinnen en bijzinnen te vervlechten tot een lang, maar duidelijk geheel. Het Latijn had de gepolijste poëzie van Ovidius en Vergilius en de overweldigende toespraken van Cicero. Het Latijn was ook de taal van de Romeinen, die me zo interesseerden vanwege de vreemde combinatie van verfijnde kunst en grof geweld die uit de teksten naar voren kwam. Dat ik een studiekeuze zou maken in de richting van de talen – ik had er zes in mijn eindexamenpakket van acht vakken – was me al vroeg duidelijk. Wat me nog tegenhield in de keuze voor de klassieke talen was het beroepsperspectief. Het leed geen twijfel dat je rechtstreeks afstevende op een toekomst in het onderwijs. Ik kon mijn keuze nog een jaar uitstellen
WLG Ouderinfo
omdat ik eerst een uitwisselingsjaar in Zweden ging doen en volgde toen toch mijn hart. Dat onderwijs zou ik wel weten te vermijden, dat wist ik zeker. Nog regelmatig heb ik tijdens mijn studie getwijfeld, zeker als de lat voor een tentamen hoog werd gelegd of als ik me moest verdiepen in een deelgebied dat me niet zo interesseerde (archeologie, bijvoorbeeld). Waarom deed ik dit ook al weer? Toch werd ik telkens opnieuw gegrepen, vooral toen ik mijn scriptie mocht gaan schrijven. Gedreven door een behoefte om de relevantie van de klassieke talen voor de moderne tijd aan te tonen koos ik voor de retorica (welsprekendheid) als afstudeeronderwerp. Ik schreef een vergelijking tussen ophitsende toespraken van George Bush, Tony Blair en een zekere Publius Sulpicius Galba (verwoord door Livius), die alle drie hun publiek ervan wilden overtuigen dat zij als eerste moesten toeslaan op het grondgebied van de vijand. Door de antieke wetenschap van de retorica toe te passen op moderne toespraken kon ik laten zien dat de klassieke talen er nog altijd toe doen. Nog altijd was het mijn doel om het onderwijs te vermijden, maar voor de zekerheid besloot ik wél even de bevoegdheid te halen. Daarvoor kreeg ik een stageplaats op het mij volslagen onbekende WLG en de rest is geschiedenis. Na een half jaar beleefde ik (zoals mijn oud-klasgenoten, die het allang hadden zien aankomen, spottend zeggen) een ‘coming-out’ als leraar. Ik besloot te blijven. Daarvoor was wel eerst een omslag in denken nodig: in het begin zag ik de leerlingen alleen als leerlingen en leerde ik ze Latijn of
jongen krijgt muziekles (drinkschaal)
16
WAT BEWEEGT...
Grieks omdat dat mijn taak was. Maar na verloop van tijd kregen de leerlingen een gezicht en een karakter en werden ze mensen. Toen werd het pas echt leuk. De volgende uitdaging was om zin te geven aan het leren van Latijn of Grieks. Lastiger. Als een leerling vraagt wat hij eraan heeft, zeg ik meestal maar: niets. Ook weer niet helemaal waar, natuurlijk, maar het rekent in elk geval af met de mythe van de directe toepasbaarheid (nee, ook bij geneeskunde helpt het niet direct als je Seneca hebt vertaald). Maar je leert bij de klassieke talen wel vaardigheden waar je altijd iets aan hebt. Gedetailleerd lezen en secuur omgaan met taal, doorzien van ingewikkelde teksten, een voorsprong bij het leren van nieuwe talen. Daarnaast houd je je bezig met een enorm deel van ons culturele erfgoed, waardoor je de wereld om je heen nog iets beter gaat begrijpen. Dit alles kan ik wel zeggen tegen een eerste klas – of tegen een zesde, trouwens – maar het zal ze niet motiveren voor mijn les. Wat kunnen we dan wel?
Plezier uitstralen. Plezier in de klank en de precisie van het Grieks, in de heldere structuur van het Latijn. Plezier in de verhalen van Homerus en Herodotus, in de poëzie van Ovidius en Vergilius. En plezier in je werk: in het uitleggen van een moeilijke zin, in een gesprek over de inhoud van een tekst, in een kletspraatje over wat we dit weekend hebben gedaan. Al het andere – al die vaardigheden en kennis – komt dan vanzelf. Laat ik eerlijk zijn: in die nazit van de open dagen heb ik aan de zesdeklassers een enorm ingekorte versie van dit verhaal verteld. Toch werd er instemmend geknikt. Adriaan Kegel, docent klassieke talen
oude gegraveerde Griekse tekst
Alleen brugklassers zijn kleiner dan ik Hallo, mijn naam is Coby Bessembinders. Ik geef sinds 2001 les op het Willem Lodewijk Gymnasium. Piter Holwerda en Marianne te Velde hebben mij gevraagd om een stuk voor de ouderinfo te schrijven over wat nou mijn grootste drijfveer voor mijn werk is. Nou dat antwoord is heel simpel; dat zijn de leerlingen. Ik vind het erg leuk om samen met de leerlingen aan de slag te gaan, zowel in mijn lessen lichamelijke opvoeding als daar buiten. Wanneer je als mentor/ docent/ trainer sociale vaardigheidstraining echt een verschil kan maken dan geeft dat veel voldoening. In tegenstelling tot vele ouders vind ik pubers echt geweldig, niet altijd makkelijk voor zich zelf of voor hun ouders maar in de les doen ze prima mee. Ik geef les in alle jaarlagen, die afwisseling vind ik extra
leuk, de lessen zien er in de bovenbouw en in de onderbouw ook heel anders uit, in de brugklas is (bijna) alles nieuw en daar zie je de leerlingen 4 uur in de week, in deze periode leg je de basis waar je verder mee kan in de jaren die volgen. De bovenbouwers zijn heel zelfstandig, vanaf klas 4 geven ze elkaar soms ook les in de sport waar ze zelf veel van af weten en krijgen ze te maken met keuze blokken.
17
Ook het lesprogramma met daarin sportoriëntatie in klas 5 en 6 is heel aantrekkelijk voor de leerlingen. (roeien, tennis, waterskiën, golf, klimmen etc.) Het allermooiste is wanneer je een leerling die je (gemiddeld) 6 jaar lang in de school hebt zien “groeien” (dat doen ze echt, alleen brugklassers zijn kleiner dan
ik) uiteindelijk de school mét diploma ziet verlaten. Zien hoe ze binnenkomen en volwassen worden is echt heel bijzonder en ik vind het erg fijn dat ik dat proces naar volwassenheid mag bijwonen. Coby Bessembinders, zorgcoördinator en docent lichamelijke opvoeding
Mijn hobby is mijn beroep
WAT BEWEEGT...
Eigenlijk was ik helemaal niet van plan om leraar te worden, maar een economische recessie (de tweede oliecrisis: 1979-1980) zorgde ervoor dat mijn optie om emigratieconsulent te worden in rook opging.. ........
ga zo maar door. Ik voelde het net als veel leerlingen als de toepassing van bij andere vakken geleerde kennis. Dus het leukste vak op school.
In 1979/1980 ben ik als geografiestudent aan de RUG ruim een jaar in Sydney-Australië aan de University of New South Wales geweest om samen met een studiegenoot onderzoek te doen naar de integratie/ assimilatie van Nederlandse immigranten die zich in heel Australië hadden gevestigd. De ervaringen aldaar opgedaan en het inzicht in migratiebewegingen en –redenen waren mijn motivatie om na mijn afstuderen in 1980 te kijken naar de mogelijkheden van een beroep in het internationale migratiewerk. Helaas.... maar ik had tijdens mijn studie al wel voor de zekerheid mijn onderwijsbevoegdheid gehaald. Dan maar ingaan voor een jaar of 2 op een advertentie van het WLG en Instituut Stavast in Haren om het onderwijs in te gaan en te wachten op betere tijden. Per augustus 1980 ben ik op beide scholen begonnen, en, wat het WLG betreft nooit meer weggegaan. Ik zit nu in mijn 31e jaar. Waarom het migratiewerk niet terugkwam is de schuld van de leerlingen (toen al). Wat mij motiveerde was het vanuit persoonlijke reiservaringen en (leukste) studie in Groningen kijken of ik meer mensen enthousiast kon krijgen voor alles wat er in de wereld te koop is. Daarbij speelde mee dat geografie/ aardrijkskunde een vak is waar, vanuit alle specialistische vakken op school, gebruik van wordt gemaakt: kennis van het weer = verband met natuurkunde, kennis van de bodem en vegetatie = toepassen van scheikunde en biologie, behandeling van de V.S. en Groot Brittannië vraagt informatie uit geschiedenis en het vak engels,....
Al die jaren heb ik op 2 scholen tegelijkertijd gewerkt (eerst bij Instituut Stavast, die een hele examenopleiding verzorgde voor Havo/VWO leerlingen in één jaar en een voorbereiding voor een staatsexamen in Zwolle.) Vanaf 1987 werkte ik naast het WLG ook op het Praediniusgymnasium als Ak docent. Het leuke daarvan was dat je altijd in 2 keukens keek en je kon de leuke gerechten uit de ene keuken meenemen naar de andere. (vandaar dat b.v. ook het Praedinius een derdeklas ZuidLimburg-excursie heeft, gek hè?). Vanaf 2003 kreeg ik 2 banen op het WLG, nl. naast mijn docentschap was ik een aantal jaren coördinator klas
18
WAT BEWEEGT...
3 en 4. Eindelijk eens alles op één school, maar het werk was teveel op het coördinaat gericht en mijn vak dreigde daarin geleidelijk te verdwijnen, want de school groeide en het aantal 3e en 4e klassen nam toe, terwijl mijn baanomvang voor beide onderdelen halfhalf bleef. Toen dan ook een paar jaar geleden de mogelijkheid kwam om helemaal terug te gaan in het lesgeven heb ik geen moment geaarzeld. Nu, voor het eerst heb ik één baan op één school. Ik beschouwde het als promotie, want het leraarschap is de reden waarom ik op school ben. De klik (of click) met de leerlingen zorgt voor mijn motivatie evenals het verkrijgen van de onofficiële eretitel samen met mijn collega’s als “hofleverancier” van studenten voor een studie in de geografie. Want; wat is er nu leuker om jonge mensen te laten zien in wat voor een veranderende wereld wij leven, welke ervaringen zij daar zelf mee kunnen opdoen (veel WLG-leerlingen komen bij mij langs om informatie te krijgen over hun
jaar back-packen in Australië of vrijwilligerswerk doen in Guatemala). En het mooie is dan dat soms de deurbel bij mij thuis gaat en er staat een oud-leerling op de stoep die even zijn/haar ervaringen wil komen delen. Kortom: mijn hobby is mijn beroep. Nog één anekdote: vorig jaar had ik nog niet al mijn dia’s ingescand; ik heb er ongeveer 10.000. Dus nog maar een keer mijn oude projector gezocht en meegenomen naar school om dia’s van India en Sri Lanka te laten zien......”Meneer, wat is dat voor gezoem?” “Dat, Jaap, is een diaprojector waarmee je beelden kunt weergeven, net zoals foto’s vroeger.” “Echt? Wat leuk dat U dat ouderwetse spul eens een keer hebt meegenomen.”.......... Sorry, het moest een kort stukje worden..... Tjerk van der Schaaf, docent aardrijkskunde
De veerkracht van leerlingen is enorm Vanaf het moment dat ik studeerde wilde ik het onderwijs in en daarop heb ik vervolgens gekoerst. Jarenlang heb ik met veel plezier lesgegeven op een basisschool, en toen zich vervolgens de gelegenheid voordeed om geschiedenis te kunnen geven in het voortgezet onderwijs, heb ik die stap bewust gezet en deed op het Augustinus College nieuwe positieve ervaringen op. Uiteindelijk kwam ik op het WLG terecht en kon ik opnieuw een waardevolle periode ingaan. Wat maakt het onderwijs dan zo bijzonder dat ik er geen moment aan getwijfeld heb iets anders te willen? Voor mij geldt dat actief zijn in een omgeving waar jongeren worden opgeleid stimulerend werkt.
op school het verleden levend te maken, waardoor leerlingen een historisch bewustzijn en een historische attitude ontwikkelen. Juist in een samenleving waarin snelheid een norm dreigt te worden, is deze reflectie van groot belang. Geschiedenis is daarom niet alleen
De leerlingen die wij om ons heen hebben brengen een grote hoeveelheid enthousiasme met zich mee en dat werkt aanstekelijk, het is vrijwel onmogelijk dat deze gedrevenheid en idealisme van leerlingen je onberoerd laten. Bovendien zijn ze erg nieuwsgierig, ze willen het naadje van de kous weten en dat houdt je als geschiedenisleraar scherp. Leerlingen leren bij geschiedenis te relativeren en bronnen kritisch te beoordelen; zij zijn daardoor minder vatbaar voor de waan van de dag. Op veel manieren proberen we
19
boeiend om het verleden beter te leren kennen, maar juist ook om het heden te kunnen begrijpen.
WAT BEWEEGT...
Een tijd lang met leerlingen op te mogen trekken, en mee te maken hoe ze van brugklasser uiteindelijk de volwassenheid in rollen (of struikelen), beschouw ik als een voorrecht. In dit proces maak ik het steeds minder in groepsverband mee, omdat ik minder lessen geef. Mijn werk als leerlingbegeleider bestaat steeds meer uit individuele contacten met leerlingen, overleg met zorginstellingen, mentorenoverleg enz. Met Tatjana Koltakova (mijn collega leerlingbegeleider), de coördinatoren en de mentoren proberen we het struikelen van leerlingen minder ernstig te maken en in ieder geval te voorkomen dat ze vallen. Een aanral jaren geleden werd op een schrijnende manier duidelijk dat hulpverlening in een aantal situaties niet echt mogelijk blijkt, en je eigen invloed ook maar
WLG Ouderinfo
heel betrekkelijk is. Ik moet dan vaak denken aan het bekende gedicht van Kahlil Gibran, dat begint met de zin: ‘je kinderen zijn je kinderen niet, ze komen door je, maar ze zijn niet van je, en hoewel ze bij je zijn, behoren ze je niet toe’. De veerkracht van leerlingen in moeilijke situaties is daarentegen enorm en dat geeft onmiddellijk richting bij het zoeken naar herstel. Bij het ondersteunen en richting geven waar dat nodig is, maken originaliteit, onbevangenheid en spontaniteit bij kinderen en pubers dat geen lesdag dezelfde is en het onderwijs boeiend blijft. Onderwijs saai? Steeds dezelfde dingen? Hoe komen mensen toch bij deze gedachte. Er staan al weer 125 leerlingen uit groep 8, onze nieuwe eerste klassers, te popelen om aan een spannende fase in hun leven te beginnen, en wij mogen er weer bij zijn de komende 6 jaar! Wim Plas, zorgcoördinator en docent geschiedenis
20
Interview met oud-WLG-er Aart Meijer (1991) Wat studeer je en waar? Ik studeer Natuurkunde aan de universiteit van Edinburgh.
toekomstige studenten, het is heel makkelijk om je hier thuis te voelen: in het eerste jaar worden nieuwe (eerstejaars en uitwisseling) studenten samen in huizen gestopt, zo leer je heel makkelijk mensen kennen. Ook zijn er zoveel buitenlandse studenten dat zowel de universiteit als Britse medestudenten eraan gewend zijn, laat je dus niet weerhouden door een gebrek aan Engels o.i.d. - dat wordt snel genoeg verholpen!
OUD WLG-ER
Heb je al een idee wat voor werk je wilt gaan doen? Ik heb nog niet echt een idee van wat voor werk ik ga doen. Ik studeer deze zomer af en ga volgend jaar beginnen aan een master Kunstmatige Intelligentie - ik zie wel waar het schip strandt! Welke bijzondere gebeurtenis kunt je je nog herinneren van het WLG? De meest bijzondere gebeurtenis op het WLG was voor mij (als voor zovelen) de Romereis. De hele jaarlaag kwam echt samen en we hebben een geweldige tijd gehad. Welke periode heb je op het WLG gezeten en zaten er ook kinderen op die je al kende? Ik heb van 2004 tot 2010 op het WLG gezeten, toen ik er voor het eerst kwam kende ik nog niemand. Wanneer wist je wat je ging studeren? Pas in het laatste jaar. Ik wist niet precies wat ik wilde en heb me destijds voor zowel Natuurkunde als Geschiedenis aangemeld. Uiteindelijk is het Natuurkunde geworden en ik denk dat het een goede keuze was omdat het een heel breed vak is wat nog veel mogelijkheden openlaat. Waarom ben je naar Edinburgh gegaan? Kun je dat andere mensen ook aanraden? Ik ben in Groot-Brittannië geboren dus was het niet zo’n grote stap voor mij om daar ook te gaan studeren. Waarom Edinburgh? Het is een fantastische stad, erg internationaal en de universiteit heeft een uitstekende naam (bijv. P.Higgs, de nobelprijs winnaar in Natuurkunde dit jaar is hier aan de faculteit verbonden), dit alles leidt tot een inspirerende smeltkroes van mensen waardoor er steeds weer leuke en bijzondere dingen gebeuren. Ik zou de stad en de universiteit zeer aanraden aan
Wat vond je van de sfeer? Wat heeft de school je meegegeven? Een van de leukste dingen van het WLG vond ik dat het openstond voor ideeën van leerlingen, er waren veel leerlingeninitiatieven en, vooral in de latere jaren, was er een band tussen de leerlingen en de leraren. Zijn er docenten die belangrijk voor je zijn geweest? Ik denk dat voor mij en mijn hele klas mevrouw Van der Linden belangrijk is geweest, zo zijn we met haar en de hele klas gaan picknicken in het park, is ze mee geweest met de Londenreis in klas 6 en heeft ze voor mij een referentie geschreven toen ik mij in het Verenigd Koninkrijk bij universiteiten aan het aanmelden was. Heb je nog tips voor zesdeklassers die een studie moeten kiezen? Een tip die ik zou geven is: kies iets wat je leuk vind maar let ook op banenkansen, vooral nu de stufi misschien een lening wordt. Het is belangrijk dat je geïnteresseerd bent in wat je doet maar uiteindelijk moet er wel een baan tegenover staan. Verder: de wereld houdt niet op bij de grens - geef universiteiten buiten Nederland ook een kans!
21
NIEUWE OUDERRAADSLEDEN Graag stel ik mij voor als één van de nieuwe leden van de ouderraad van het WLG. Mijn naam is Maran Olderode-Berends. Mijn dochter Annelot is dit schooljaar begonnenin klas 1E.
EVEN VOORSTELLEN ...
In mijn werk als arts weet ik dat multidisciplinair overleg (MDO) onontbeerlijk isvoor goede zorg aan de patiënt. In een MDO krijg je o.a. inzicht in verschillende facetten van de zorg, houd je elkaar scherp, en bespreek je wat al goed is en wat beter kan. Op het WLG hebben we uiteraard niet te maken met patiënten, maar met onze dierbare kinderen. De tijd op een middelbare school is uitermate belangrijk voor de vorming van een kind tot een jong-volwassene met voldoende bagage voor die levensfase. Daarom wil ik graag die ontwikkeling in de gaten houden via de ouderraad, in feiteook een soort MDO waarin verschillende gremia vertegenwoordigd zijn.
De WLG was een bewuste keuze. Op de eerste ouderavond van klas 1 ervoer ik al dat onze kinderen goed en op een respectvolle manier begeleid worden. Tijdens de eerste ouderraadvergadering heb ik gedreven mensen ontmoet. Het was tevens ook een ontspannen en gezellige avond. Ik ben heel benieuwd naar de rest van het jaar en hoop tijdens één van de ouderraadactiviteiten mijn koffieschenkdiploma te halen. Maran Olderode-Berends
IMPRESSIE LUSTRUM WLG 105 JAAR, SEPTEMBER 2014
WLG Ouderinfo
22
23