ISRAEL EN KERK een bundel artikelen
Provinciale Werkgroep Kerk en Israël Utrecht PDC Utrecht
1
ISRAEL EN KERK een bundel artikelen
De Provinciale Werkgroep Kerk & Israël Utrecht heeft in de loop der jaren regelmatig materiaal gestuurd naar de redacties van lokale kerkbladen, en naar de lokale werkgroepen. We willen dit materiaal graag bruikbaar en beschikbaar houden. In deze bundel vindt u een deel van dit materiaal, en wel dat wat gaat over de relatie tussen de kerk en het volk Israël. De artikelen hebben een beperkte omvang, zo'n 400 woorden, en binnen dat bestek kun je natuurlijk niet volledig zijn. Oudere artikelen zijn soms ingekort of licht gerenoveerd, in de inhoudsopgave aangegeven met (*). Ook deze bundel is niet volledig. Het is de bedoeling dat er nog aanvullingen komen. De spelling van Hebreeuwse woorden is altijd een probleem. We hebben geprobeerd de lijn te volgen die is uitgezet in het boek van Henk Heikens ea: Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands, (2002), Uitg SDU, ISBN 90 1209 2930. In Joodse uitgaven vind u overigens ook vaak andere wijzen van spelling. En verder: er is natuurlijk en gelukkig veel meer beschikbaar voor mensen die geïnteresseerd zijn en verder willen lezen. Enkele boeken: Rabbijn de Vries
Joodse Riten en Symbolen
(1927-32) 1968
Willem Zuidema
Gods Partner
1988 (5e druk)
Pearl e.a.
Wegwijs in het Jodendom
1985
G.H. Cohen Stuart
Joodse feesten en vasten
2003
Enkele websites: www.joods.nl www.jodendom.pagina.nl www.jhm.nl (Joods Historisch Museum) www.nik.nl (Nederlans Israëlitisch Kerkgenootschap) www.ljg.nl (Liberaal Joodse Gemeenten) www.esnoga.com (Portugese Synagoge) www.cidi.nl (Centrum Informatie en Documentatie Israël)
**** De artikelen komen ook digitaal beschikbaar via www.pkn.nl/kerk&israël > werkgroepen > Utrecht. Daar kunt u ook de vijf voorgaande bundels artikelen vinden: 'Joodse feesten en gedenkdagen', 'Joodse voorwerpen', 'Bijbel', 'Leven in Israël' en 'Joods leven in Nederland'. Bunnik, 2008
2
Inhoud
blz.
titel
auteur
verschenen
4
De Israëlzondag
Willem S. Duvekot
5
Israëlzondag
Henk Vreekamp
6
De Israelzondag, meer nog dan anders
Bert de Goede
2000 (*)
7
De kerk en de Israëlzondag
Tjitske van Winzum
2004 (*)
8
Onopgeefbare verbondenheid
Machteld de Goederen
1999
9
Onopgeefbare verbondenheid met Israël vandaag
Willem S. Duvekot
2002
10 Onopgeefbaar verbonden met Israël
Wybrand Ganzevoort
2006
11 “Niet joden, maar Joden”
Machteld de Goederen
2000
12 Daden van betrouwbaarheid
Machteld de Goederen
2000
13 Het Joods monument in Woerden
Wim de Korte
2003
14 Polen
Machteld de Goederen
2002
15 Een oude Joodse gemeente in Sjanghai
Machteld de Goederen
2008
16 Ook dat is na de opstanding...
Henk J. Huyser
1992 (*)
17 Omwille van onze broeders en naasten
Machteld de Goederen
2003 (*)
18 Respect
Willem S. Duvekot
2008
19 Vroegchristelijke beeldvorming
Tjitske van Winzum
2008
20 De mystieke molen
Lia Heemstra-de Jong
2007
21 Chagall en de bijbelse verhalen
Wybrand Ganzevoort
2006
22 Chagall en het kruis
Wybrand Ganzevoort
2006
23 Het 'Beklag Gods'
Piet Warners Martha Alderliesten
24 Zes weken de tijd voor Marquardt
Bert de Goede
2001
25 Joods leerhuis: een traditie van permanent leren
Meta van der Lee
2001
26 Jeruzalem in de Joodse liturgie
Sippy Klercq
2007
27 Jeruzalem in de liturgie van de christelijke kerk
Sippy Klercq
2007
28 Een excursie dicht bij huis
Sippy Klercq
2005
29 Een unieke rol
Martha Alderliesten
2007
30 Stichting Maimon
Martha Alderliesten
2005
3
1993 (*) 1995
2008 (2000)
De Israëlzondag Op de eerste zondag van oktober besteedt de kerk speciaal aandacht aan haar verhouding met Israël. Waarom doen we dat? We zeggen hiermee dat we als christenen uit Israël zijn voortgekomen. Jezus is een Jood. Het Nieuwe Testament is een Joods boek, waarin Lucas de enige heidense (= niet-Joodse) auteur is. Het is van wezenlijk belang dat we, om onszelf beter te begrijpen, onze wortels leren kennen. Dat betekent dus: met Israël spreken. Wij willen naar hen luisteren, van hen leren. Dus niet, zoals zoveel gebeurd is, Israël bijna ‘belagen’ met onze visie op Gods handelen in deze wereld en daarbij steeds weer proberen om de Joden te bekeren tot het geloof in Jezus. Want daar gaat het nu net niet om! Natuurlijk zijn wij ervan overtuigd dat we Jezus willen volgen. Dat behoren wij ook te doen. Maar hebben we er al eens bij stil gestaan dat Hij steeds diep verbonden was met zijn volk en dat Hij hen nergens toe dwong? Voor de Jood uit zich het volgen van God in de gewone, praktische dingen van elke dag. Zo heeft Jezus ook geleefd; daar heeft Hij ook in zijn verkondiging op gewezen. Daarom wijst de Israëlzondag ons mede op het feit dat, als we Jezus werkelijk willen volgen, we willen proberen zoals Hij te leven in een directe afhankelijkheid van de Eeuwige. Dan zou het wel eens zo kunnen zijn, dat we wat minder nadenken over alles, maar des te meer leven uit het geschenk van Zijn liefde! Veel mensen volgen leerhuizen waar in de Joodse geest de Schriften gelezen worden. Daarbij ontdekken we soms grootse vergezichten. Maar we verstaan boven alles dat we als christenen niet zo krampachtig met “de waarheid” moeten omgaan. Gods werkelijkheid overstijgt ons menselijk bevattingsvermogen. Als we dat beseffen, worden we bescheiden. De rabbijnen leren dat een tekst zeventig uitleggingen heeft. Het symbolische getal zeven, en alle veelvouden daarvan, betekent: volheid, totaliteit. Met andere woorden: alleen samen kunnen we de Bijbel verstaan. Het is niet òf die mening òf die, maar èn die èn die opvatting. Als we zo met elkaar omgaan, leren we van elkaar, in plaats van elkaar te bestrijden. Als de Israëlzondag echt beleefd wordt, zal de band met het Joodse volk en het nadenken over onze wortels vanzelf ertoe voeren dat we steeds meer daarmee rekenen in ons omgaan met de Bijbel. En dat is zegenrijk. Willem S. Duvekot
4
Israëlzondag In 1949 was het voor het eerst. Eén zondag per jaar – besloot toen de Hervormde synode – geven we onze verhouding tot het Joodse volk een bijzonder accent. Het werd de eerste zondag in oktober. Waarom een jaarlijkse Israëlzondag? In 1949 waren er drie motieven. Ze gelden nog steeds. In de eerste plaats is deze zondag bedoeld om in de gemeente liefde te wekken voor Israël. Liefde blijft een groot woord. Soms getuigen christenen met overslaande stem van hun genegenheid voor Israël. Daartegenover maken anderen hun afkeer van het Joodse volk op luide toon publiek. Het lijkt of we naar Israël toe enkel in uitersten kunnen reageren. Joden worden gehaat of ze worden omarmd. Waar ligt het goede midden? Een woord van W. Barnard schiet me te binnen: “… wat het geheim is van God met Israël, ik kom er niet tussen, ik vind het onkies om er over te redeneren.” Dàt mag de goede houding zijn van de kerk. Waarop het aankomt, is een houding van respect. Liefde groeit op de bodem van waarachtig respect voor de ander. Ten tweede; de prediking op de Israëlzondag moet de plaats en de toekomst van Israël verhelderen. Wanneer de Schriften opengaan op de dag na de sjabbat, ontdekt de gemeente de weg van God met zijn volk Israël. Hoe deelt zij in het geheim van het verbond tussen de Eeuwige en zijn volk? C.W. Mönnich schrijft ergens: “Er is een volk van God en er zijn volken, die twee zullen er altijd zijn, ook de komst van de Messias verandert daar niets aan.” Als kerk uit de volken delen in de aan Israël geschonken verwachting van het Koninkrijk van God: zo zet de kerkorde op de juiste toonhoogte in. In de derde plaats: de kerkdienst op de Israëlzondag draagt het karakter van een gebedsuur. Het hoort bij de goede verhouding met Israël: te bidden voor het Joodse volk. Hier komt op de Israëlzondag de grote verlegenheid aan het licht. Hoe bidden wij? Dat leren wij van Israël. W.G. Overbosch zegt het zo: “Gods roeping van Israël is onberouwelijk. Zij zijn voor ons uitgegaan en hebben ons de weg gewezen, anders had Jezus nooit ‘de’ weg voor ons kunnen worden. En dat spitsen wij nu toe en zeggen: zij hebben ons leren bidden.” Met Israël bidden wij om vrede voor Jeruzalem. Liefde tot, verkondiging over en gebed voor het Joodse volk. Deze drieslag geeft de Israëlzondag het bijzondere accent. Ook dit jaar. Henk Vreekamp
5
De Israëlzondag: meer nog dan anders! De eerste zondag in oktober staat op onze kerkelijke kalender aangegeven als Israëlzondag. Van ons wordt verwacht dat wij dan in de eredienst ‘meer nog dan anders’ stilstaan bij onze bijzondere relatie met het volk Israël. Toch zijn wij er niet zeker van dat overal in onze kerken ‘meer nog dan anders’ in preek en liturgie aan die bijzondere relatie gestalte wordt gegeven. De aandacht voor Israël lijkt tanende. Bovendien wordt de Israëlzondag hier en daar juist genegeerd vanwege de gedachte: in onze kerk is het elke week Israëlzondag! Het is echter misschien wel meer dan anders nodig de Israëlzondag te vieren. Aandacht te vragen voor onze onopgeefbare relatie met Israël. De kerkorde van de PKN belijdt in artikel 1 de onopgeefbare verbondenheid met het Joodse volk en het delen in de aan Israël geschonken verwachting van het koninkrijk Gods. Elk belijden van de kerk begint hier. En gaat het hier fout, dan loopt de kerk het risico dat het mis gaat in al wat verder beleden wordt. “Wie niet voldoende naar Israël leert luisteren, ontkent de zin van het bestaan van het Joodse volk” (Zuidema). Juist die ontkenning is een belangrijk element van de holocaust geweest. Als geen ander heeft Marquardt de diepste intentie van dit ‘nooit weer’ (de Sjoa, = ondergang) onder woorden gebracht. Wij laten hem aan het woord: “Nooit weer. Het is een gebod dat niet voorzien is van de belofte dat het vervulbaar is. Het is misschien het eerste werkelijk onvervulbare gebod. Daarom weten wij ook niet precies of het Gods gebod is. Maar wij horen er Gods gebod in. Het gaat ons onvoorwaardelijk aan. Wij zouden onszelf moeten kwijtraken en verloochenen, als wij er niet een gebod van de God van Abraham, Izaäk en Jacob, de vader van Jezus Christus, in zouden horen. Maar dat is het: wij horen het als een gebod van deze God na Auschwitz. Het klinkt anders, geschokter dan de geboden die we tot dusverre van God hoorden, omdat de belofte lijkt te ontbreken en het geen vertrouwen in ons wekt. ... Het is een gebod dat ons vooralsnog slechts aansprakelijk stelt en beschuldigt. ... Het herinnert ons eraan, dat wij vandaag leven als mensen, die in de gaskamers miljoenvoudig vervloekt zijn. Als de zegen ons bevalt, moeten we ook leren om de vloek te dragen.” (De gebroken hemel, 49). Vandaar de Israëlzondag: meer dan anders! Bert de Goede
6
De kerk en de Israëlzondag Soms valt onze Israëlzondag samen met één van de Joodse najaarsfeesten, zoals het Loofhuttenfeest. Het feest van een volk op reis, met uitzicht op de hemel. Het feest van een woning voor alle volken. Dit feest van Israël is een feest dat de kerk niet kent en niet viert. Jezus vierde het wèl. En Hij leefde ons voor een leven van werken aan het komende rijk van God. Dr. Marcus van Loopik heeft een prachtige ets bij het Loofhuttenfeest gemaakt. In de verte zien we als in een visioen Jeruzalem, met uiterst rechts nog de stadsmuur, die niet meer nodig zal zijn als Jeruzalem dorpsgewijs bewoond gaat worden. Jeruzalem ligt er als een loofhut met uitzicht op hemel en planeten. Links op de voorgrond trekken pelgrims op naar Jeruzalem. Herinnert u zich nog de ontroering die zich van u meester maakte, die eerste keer dat u optrok? Rechts zien we verschillende mensen met de loelav (feestbundel) in hun hand. In de drie palmtakken uiterst rechts valt de letter Sjin te herkennen. Die lijkt wel wat op onze letter W. In het witte zand links komt deze letter nog duidelijker uit. De letter Sjin staat voor Sjaddai: de Eeuwige, die als de Almachtige de deuren van Israël behoedt. Die letter Sjin is ook te zien op de mezoeza aan de deurpost waar de centrale tekst van het Sjema Jisraeel, het Hoor Israël (Deut. 6:4-9), in opgeborgen zit. Die Sjin wordt ook door de cohen (priester) met de handen gevormd, wanneer hij de Aäronitische zegen over Israël uitspreekt. En tenslotte staat de Sjin ook voor sjaloom: de vrede, harmonie tussen alle schepselen, die aan het einde der tijden vanuit deze plaats zichtbaar zal worden. Deze ets is gekozen voor de poster en voor de voorpagina van de Handreiking voor Israëlzondag in het jaar dat de Israëlzondag gevierd is tijdens het Loofhuttenfeest. Het motto van die Israëlzondag is ontleend aan I Koningen 19:15: Keer om op je weg... Is het niet een goede gedachte om als kerk omkeer te doen en zoals Elia in het boek I Koningen terug te gaan naar een woestijn om er samen met Israël te ervaren hoe het is om Loofhuttenfeest te vieren? Tjitske van Winzum
7
Onopgeefbare verbondenheid Langzaam werd de omvang van de massamoord op het Joodse volk in Europa bekend. Steeds kwamen er nieuwe feiten bij. Er ontstond behoefte om na alle verschrikkingen een teken van verbondenheid te geven. Verklaringen van Kerken kwamen stand. Een schokgolf, ontstaan na de ontdekking van dat eerste stilzwijgen. Deze bezinning bracht veel literatuur voort. Wat weten wij nu veel meer dan zo'n vijftig jaar geleden, over dat Joodse volk en zijn ongelukkige geschiedenis in christelijk Europa. In deze tijd is in Nederland een nieuwe Kerkorde ontstaan, als grondslag voor de Samen op Weg Kerken, (en later de Protestantse Kerk in Nederland – red). Het eerste artikel spreekt van een “onopgeefbare verbondenheid van de kerk met Israël” (*). Maar hoe vul je dat in, zestig jaar en langer na die moordaanslag? Die is voor de meeste van ons geen ervaringsfeit meer. Toch betreft die verbondenheid de grondslag van onze kerk, volgens de Kerkorde. Of ziet men dat te zwaar en betreft het alleen een thema, naast andere belangrijke thema’s, die in de kerk aan de orde dienen te komen? Wat heeft de kerk in feite te maken met Israël? Wat betekent eigenlijk die notie “Israël”? Het volk Israel? Het land, de staat Israël? Het geloof van Israël? Wat betekent het als je zegt: “Ik ben verbonden met Israël”? Er zullen mensen zijn die in hun hart denken: “Ik voel me met geen van vieren verbonden”. Maar dan is er ook nog het boek van Israël: de Tenach, wat wij Oude Testament noemen. Wat valt daarover te zeggen? Zijn wij misschien door het boek met Israël verbonden? “Nee”, zeggen de Joden nadrukkelijk, “want jullie denken erover baseert zich op het Nieuwe Testament en ons denken baseert zich op de Talmoeduitleg.” En toch… Hoe je ook denkt over Israël volk, geloof, land of staat – dat Boek dwingt ons tot die “onopgeefbare verbondenheid”. Het Boek is in de Hebreeuwse taal en vanuit de Hebreeuwse gedachtenwereld geschreven: Jezus’ gedachtenwereld. Over dat boek zijn wij christenen nog lang niet uitgedacht. Trouwens, ook de Joden niet. Het spreekt over God, die God met de onnoembare heilige Naam, die zijn heerschappij op deze aarde wil vestigen, zodat eeuwige vrede zal heersen. Dat Koninkrijk verwachten wij beiden, en wij werken er beiden aan om het te dienen. Het Joodse volk op zijn manier, wij op de onze. Naast elkaar en hopelijk ook steeds meer met elkaar, in verbondenheid. Tot dat Koninkrijk door zal breken en de tranen van ieders ogen zullen worden gewist. Machteld de Goederen (*) noot van de redactie: De oorspronkelijke formulering 'onopgeefbare verbondenheid met Israël' is later gewijzigd in 'onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël'.
8
Onopgeefbare verbondenheid met Israël vandaag Het lijkt tegenwoordig alsof vele christenen de concreetheid van het volk Israël willen losmaken van de staat. Maar dit kan helemaal niet! Bijbels gezien woont het volk Israël in het land Israël, omdat de Eeuwige hun dit gegeven heeft. Vanaf Abraham en na de uittocht uit Egypte hebben ze daar altijd gewoond. De Kerk heeft zich de eeuwen door sterk anti-Joods opgesteld. Dit heeft grote schade toegebracht aan de Kerk, want onze wortels liggen in Israël. Als we die doorsnijden maken we het christendom tot een aan het jodendom vreemde godsdienst. En wat moeten we dan met Jezus? Hij is een Jood, die strict volgens de Tora geleefd heeft. Dan zouden we de Bijbel, met name het O.T., niet meer als heilige Schrift kunnen aanvaarden. Dat is diverse malen geprobeerd in de geschiedenis van de Kerk. Goddank zonder succes. Naar mijn mening is het door de nog steeds heersende anti-Joodse houding van de Kerk maar een dunne draad, die ons met onze wortels verbindt, en die liggen in de openbaring aan Israël, in de geschiedenis van dit volk en in de concreetheid van hun land. De stichting van de Joodse staat kan dus geen “historische vergissing” zijn, zoals soms wordt gesuggereerd. Of we de politiek van deze staat onderschrijven is een andere zaak. Sinds jaren lees ik het N.I.W (Nieuw Israëlitisch Weekblad). Dit Joodse blad heeft vaak felle kritiek op de staat. Maar dat is altijd een kritiek vanuit diepe verbondenheid, een kritiek om te helpen, ook in bijdragen m.b.t. de Palestijnse werkelijkheid. Door de Wereldraad van Kerken en onze landelijke Raad van Kerken wordt bepaald geen blanco cheque van krediet aan de staat Israël gegeven. Ook de houding van de PKN is niet onverdeeld pro-Israël. Denken we bijvoorbeeld aan de Vredeskrant van het I.K.V. (2001), waarin vrijwel alleen Palestijnen zijn gehoord. Israël is daarin veroordeeld, zonder dat het zich kon verweren. De felle reacties van Israël op de zelfmoordaanslagen tegen hen zijn een uiting van onzekerheid en wanhoop. Begrijpen wij wel wat het betekent je op straat nergens veilig te voelen? Het uitspreken van éénzijdige visies doet de Palestijns-Israëlische problematiek geen goed. In onze kerkdiensten behoren we zowel het volk Israël als het Palestijnse volk aan de Heer op te dragen. Hij is de God van beide volken. Er is veel wijsheid voor nodig om de juiste woorden te spreken. Willem S. Duvekot
9
Onopgeefbaar verbonden met Israël (*) Dat belijdt onze kerk in haar Kerkorde (I.7), maar het is een uitdrukking die veel vragen oproept. Verbonden met welk Israël? a. Het historische Israël van (Abraham en) Mozes en David en Jesaja? Daar heeft niemand moeite mee. Wij dienen de God van Israel, op het spoor van Jezus. b. Het Israël van de ghetto’s? In de afgelopen eeuwen heeft het Jodendom in Europa naast het Christendom geleefd, en dat is een geschiedenis van verbondenheid, maar sterk negatief: de Jood als zondebok, in het ghetto. Een geschiedenis van (voor ons) schaamte en schuld. We kunnen dat maar beter erkennen, want ook daarmee zijn wij verbonden. c. Het Israël van de “Joodse traditie”? In de jaren 60 van de vorige eeuw begon een grote belangstelling op te komen voor Joodse manieren van geloven, van bijbellezen en -uitleg. Overal ontstonden leerhuizen, er werd allerlei rijkdom ontdekt. Deze verbondenheid doet niemand pijn. d. Het Israël dat na 1948 een staat vormt? Deze verbondenheid is voor veel mensen erg problematisch. De Jodenvervolging in Duitsland, de stichting van de Staat, de oorlogen sindsdien, hebben aanvankelijk een brede beweging van steun voor de staat Israël opgewekt. Maar we hebben leren vragen: mag dat ten koste van de Palestijnen gaan? Ja, wij zijn verbonden met Israël, het concrete volk: geschiedenis, traditie, volk, land en staat. Daar is niets aan te doen. We kunnen het loochenen, maar niet opgeven. Die verbondenheid vraagt van ons aandacht, meeleven, steun, voorbede, zij vraagt gezien onze geschiedenis bescheidenheid, maar zij vraagt geen kritiekloze bewondering van alles wat in Israel gedaan wordt. Er is in de staat Israel een felle discussie gaande over allerlei aspecten van de staat: de rol van de orthodoxie, de vraag hoe de staat een Joodse staat kan zijn, de verhouding met de Palestijnen, de kolonisten, en vele andere. Het is niet aan ons om ons daarin te mengen, wij zijn buitenstaanders. De Palestijnen doen een beroep op de wereld, op ons, om gerechtigheid en vrede te helpen verwezenlijken. Dat mogen we niet afwijzen. Wat hebben we dan te doen? Aandacht, meeleven, steun voor projecten van vrede en verzoening, voorbede. Daarbij hoort ook het stellen van kritische vragen naar beide zijden: aan Palestijnen, bijvoorbeeld over de terreur, en aan Israel, bijvoorbeeld over de nederzettingen. Als we dat niet doen, dan tonen we onverschilligheid, en dat kunnen we ons niet permitteren. Wybrand Ganzevoort
(*) noot van de redactie: De oorspronkelijke formulering 'onopgeefbare verbondenheid met Israël' is later gewijzigd in 'onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël'.
10
“Niet joden, maar Joden” Onder deze titel publiceerde het Dagblad Trouw op 29 nov. 1997 een artikel van emeritus hoogleraar politicologie aan de Vrije Universiteit, prof. dr. G. Kuypers, n.a.v. het nieuwe “Groene Boekje”. Het is mij nog steeds uit het hart gegrepen. De aanvang is als volgt: “Vóór de 2e wereldoorlog werden de woorden ‘Joden’ en ‘Joods’ geschreven met een hoofdletter. Velen weten niet (meer), dat het gebruik van de kleine letter dateert uit de bezettingstijd. Het gaat hier om een antisemitisch insluipsel in onze spelling.” Opmerkelijk is, dat de Nederklandse Jodenster nog met een hoofdletter J gedrukt werd! Verder merkt hij op: ”Op de genoemde kleinering der Joden volgden hun registratie, ontluistering, isolering, beroving, deportatie ...” Na hierop uitvoerig te zijn ingegaan (pas in 1954 werd de spelling met “j” officiëel!) bepleit Kuypers de terugkeer tot de schrijfwijze ‘Jood’ en ‘Joods’, zoals dat vóór de oorlog het geval was. Nu gesteund door regel 5b van het “Groene Boekje” (1995), die een uitzondering toelaat in een dergelijke kwestie, “omdat men van mening kan verschillen over de vraag of de aardijkskundige naam (in dit geval “Juda” of de Latijnse versie “Judaea” - MdG) nog als zodanig fungeert.” Jammer genoeg is dit rijk Juda van de Maccabese vrijheidsstrijders (141-37 v.Chr.) ons christenen vrijwel onbekend. Ik zou daarom als linguist het volgende willen toevoegen aan het artikel van prof. Kuypers. Je kunt als Nederlander ook uitgaan van de regel dat je landen en volken en bijbehorende adjectieven met een hoofdletter schrijft. Het Joodse volk heeft zich na de 2e wereldoorlog, in tegenstelling tot de tijd daarvoor, nu duidelijk als volk geprofileerd. De moeilijkheid hierbij is dat hun huidige staat niet “Juda” heet, maar “Israël”. Maar met “jodendom” bedoel je tegenwoordig religie/cultuur/traditie, en je spreekt van “het Joodse volk” of “de Joden”, als je alle gezamenlijke Joden bedoelt. Een zinsnede met “joden en Palestijnen” is, zoals prof. Kuypers opmerkt, natuurlijk een absurditeit; evenals “het joodse volk”. Maar – durven wij de nevenstelling “Joden en christenen” wel aan? M.i. vormt deze asymetrie ook een moeilijkheid. Met "jodendom en christendom" echter kun je die hobbel omzeilen, als je wilt. Joden hebben geen moeite met die J. Zelfs tijdens de oorlog bleef men eraan vasthouden bijvoorbeeld in het NIW. Zouden wij nu ook maar niet besluiten, ieder voor zich, daar weer toe over te gaan? Van het “Groene Boekje” mag het! Machteld de Goederen
11
Daden van betrouwbaarheid In Infocus, het blad van de Israëlische Stichting ELAH (Centrum voor psycho-sociale begeleiding van exNederlanders en hun families) vond ik twee opmerkelijke overpeinzingen n.a.v. Jom Kippoer, de laatste van de tien dagen gewetensonderzoek, die elke Jood jaarlijks doormaakt. De overpeinzingen hadden te maken met vergeven en met het Joodse trauma: het totale verlies van vertrouwen in de mensheid. De eerste begon zo: “5760 (2000 – red.) was het jaar van de excuses. De paus biedt excuses aan voor de houding, door de eeuwen heen, van de Rooms-Katholieke Kerk jegens de Joden. Hij maakt hiermee geschiedenis. Een beetje genoegdoening; maar ... is het antisemitisme daarmee uit de wereld en ons wantrouwen daarmee weg? Het zal nog generaties duren voordat het vertrouwen zal zijn hersteld.” “Banken, beurs, verzekeringen en de Nederlandse regering bieden excuses aan voor datgene wat men de Joden in de 2e wereldoorlog heeft aangedaan. Een beetje rechtvaardigheid; maar ... is daarmee het leed verdwenen en het vertrouwen hersteld? Dat zal nog generaties duren ...” De tweede overpeinzing: “Het was in de tijd dat we al niets meer mochten: niet fietsen, reizen alleen met vergunning, boodschappen van 15.00 – 17.00 uur, niet meer bij ‘arische’ mensen komen en zij niet bij ons. Eta, mijn vriendin, trok zich nergens iets van aan; ze kwam geregeld op bezoek. Op een dag kwam ze weer en zei: “Ik heb een idee!” Ze vertelde dat haar ouders een huisje aan het Vennemeer hadden, met een zeilboot en een jol. “Je gaat een weekend mee!” De grote dag kwam. Moeder tastte diep in haar voorraadkastje en vond een blikje Rademakers Hopjes; “neem dat maar mee voor Eta.” Eta’s familie vond het een prachtcadeau, maar Eta’s moeder zei: “Dat bewaren we voor later als de oorlog is afgelopen, dan eten we die samen op.” Ik had een heerlijk weekend, maar al gauw daarna zat ik in kamp Westerbork. Na de oorlog woonden mijn ouders weer in Den Haag en ik getrouwd in Deventer. Een reis naar Den Haag ging toen met militaire vrachtauto’s, pontonbruggen en trein; maar zo kwamen we een paar dagen bij mijn ouders. En wie kwam op bezoek? Eta! En wat had ze meegebracht? Het blikje Rademakers Hopjes! Zelfs in de hongerwinter hadden ze het niet opengebroken. Eta’s moeder had ze bewaard om er samen van te genieten.” Blijkbaar zijn het de daden, niet woorden, van betrouwbaarheid, die (op de lange duur) het vertrouwen van de ander kunnen herstellen. Machteld de Goederen
12
Het Joods monument in Woerden Op 30 september 2002 is aan de Prins Bernhardlaan te Woerden het monument "een familiefoto" onthuld. Het is nl. geïnspireerd op de familiefoto's die veel Joodse gezinnen lieten maken vlak voor ze op transport gesteld werden naar de kampen waaruit maar weinigen van hen terugkeerden. Het monument wil een herinnering zijn aan: − de veertien Joodse medeburgers van Woerden die tijdens de Tweede Wereldoorlog om het leven kwamen ten gevolge van hun Joodse afkomst. − de Joodse inwoners van Woerden die in de Tweede Wereldoorlog verschrikkelijke dingen meemaakten, moesten vluchten of onderduiken en tal van familieleden verloren. − de Woerdenaren die, met gevaar voor eigen leven, zich verzetten en zich inspanden voor anderen. Dit monument is ook een waarschuwing, omdat: − verzet tegen discriminatie, geweld, onderdrukking en vervolging geen vanzelfsprekendheid is. − een respectvol en vreedzaam samenleven een gezamenlijke verantwoordelijkheid is die betrokkenheid en inspanning vraagt van oud en jong. Bovendien vormt het een geheel met een educatief project dat o.a. bestaat uit het boek "Het verhaal van de Joodse inwoners van Woerden" en de videofilm "Woerden en de Tweede Wereldoorlog", die aan de nieuwe generaties Woerdenaren het verhaal willen vertellen dat bij dit monurnent hoort en ook jongeren trachten op te roepen tot blijvend verzet tegen discriminatie, onderdrukking en geweld. Dit project zal in de komende jaren doorlopen. De locatie Prins Bernhardlaan is bewust gekozen omdat veel van de Joodse inwoners van Woerden in of in de directe omgeving van deze straat woonden en er langs kwamen op weg naar het station van de, voor velen, laatste reis. Maar dit gedenkteken staat in de schaduw van een PKN-kerk. Gelukkig staat dit monument, als de zon schijnt, met de rug in de zon. Dat de zon maar veel schijnt! En gelukkig mogen we als PKN-kerken bezig zijn met de uitwerking van onze verplichting het gesprek met Israël te voeren in onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël. Want dit hebben we nodig om het evangelie te begrijpen en verder te gaan in deze wereld. Jacobus zegt: "Weest daders des woords en niet alleen hoorders". En U die dit leest, doet U mee?! Wim de Korte
13
Polen Een reisje naar Polen met de Katholieke Raad voor Israël – een bijzondere ervaring. Eén van de vragen die wij hadden was: hoe ontwikkelt zich de verhouding tussen Joden en christenen nu, nu het communisme plaats gemaakt heeft voor democratische grondbeginselen? We spraken met Joden, die zich na 45 jaar communisme nauwelijks meer bewust waren van hun Joodzijn. Men mocht destijds geen Jood, christen of Pool zijn: allen waren “gelijk”, zonder godsdienst of vrije meningsuiting. Nu zoeken Polen de weg naar hun wortels. Voor christenen: veel conservatisme, voor Joden: een moeizame zoektocht. Er zijn misschien nog 5000 Joden in het land. Wie zal het zeggen? Er is een Joodse school opgericht in Warschau en men zoekt er Joodse kinderen voor. Er zal t.z.t. een internaat bijkomen. Maar nu zijn er ook veel christelijke kinderen op, een heel uniek experiment eigenlijk. De voertalen zijn Pools en Hebreeuws, de Joodse feestdagen worden aangehouden, ze krijgen geschiedenis van het Jodendom. Wat het normale schoolprogramma betreft staat de school goed aangeschreven. Twee leraren, één Joods, één katholiek, gaven enthousiast voorlichting. In Krakow bezochten we de vroegere Joodse wijk Kazimiercz, die nu huis voor huis, soms steen voor steen, wordt herbouwd en gerestaureerd. Daar was een klein christelijk instituut, “voor het bewaren van het Joodse erfgoed”. Men tekent er o.a. verhalen op in dit verband, van Joodse en christelijke zijde. Opmerkelijk: er hangt een enorm 19e eeuws schilderij van een pogrom in... Dordrecht. Dit om ons niet te hovaardigen! Een roerend initiatief van maar enkelen, in die zee van katholiek conservatisme en nationalisme. En natuurlijk waren er de indringende ervaringen van het getto van Warschau, en Auschwitz. Het getto: geheel verdwenen onder een park en een woonwijk. Het park is rustig, met twee grote en vooral: veel kleine monumentjes, die zich voortzetten langs de hoofdstraat, tot aan de voormalige “Umschlagplatz” (treinstation). Aan de nieuwe Milastraat een heel bescheiden heuveltje met een steen, die de Joodse opstand (1943) gedenkt. Auschwitz tenslotte: een eindeloze, lege vlakte, die nog eindelozer lijkt door de schoorstenen, die laatste restanten van het kamp, en het vele prikkeldraad. Nu is de plek overgroeid met gras, hier en daar rolklaver en zelfs een vlindertje. Ik heb lang zitten peinzen, gezeten op een brok fundament. Een troosteloze, nietszeggende hemel. Maar de aarde was bezig de schanddaad der mensen in zich op te nemen. Voor een nieuwe kans, leek het wel. Machteld de Goederen
Gedenkteken op de voormalige “Umschlagplatz”, vanwaar de Gettojoden naar de vernietigingskampen werden afgevoerd
14
Een oude Joodse gemeente in Sjanghai In een radioprogramma van de EO hoorde ik het volgende: Sinds mensenheugenis wonen er Joden in Sjanghai. Het was een gemeenschap van enkele duizenden Joden. Ik vermoed dat ze ooit als handelaren aan het oostelijk eind van de zijderoute zijn gaan wonen. Ze hebben er altijd veilig gewoond. De Chinezen beschouwen hen als “slim” en “rijk”. In Europa klinkt dat antisemitisch, in China wordt het gewaardeerd. Toen vóór de 2e wereldoorlog de Europese Joden overal heen vluchtten, vonden niet weinigen een vluchthaven in het Verre Oosten, o.a. in China. De Chinezen hielpen hen en beschermden hen: 20.000 vluchtelingen die geluk hadden... Na de oorlog greep Mao Tsedong de macht en alle Joden werden in een ghetto verzameld. Het leven werd moeilijk en één voor één trokken ze weer verder. De omkeer kwam in 1990, na de Culturele Revolutie; sindsdien groeit de gemeenschap weer. De “kehilla” bestaat momenteel uit ruim duizend Joden. Er is weer behoefte aan een eigen Joodse begraafplaats; onlangs is een plek daarvoor aangekocht. Daar moet ook een monumentje voor de Chinees-Joodse oorlogslachtoffers komen, dat ter gelegenheid van een bezoek van Rabin aan de gemeenschap werd geschonken. Nu staat dat nog ergens in een park. De omwonende Chinezen zijn niet blij met die begraafplaats, want volgens traditie brengen grafstenen ongeluk. Helaas echter is het moeilijk een andere plek te vinden. Uit respect doet een Jood alles om oude Joodse grafstenen weer een plaats te geven. Daar is nu een Israëlische gids, Dvir Bar-Gal, mee bezig, vrijwillig. Er zijn veel Israëlische toeristen die hij rondleidt en dat grafstenen zoeken is tijdrovend werk. Maar hij vindt ze: in een privé-tuin als bank, in plaveisel, ingemetseld in gebouwen. In een bouwput zijn ook ettelijke grafstenen gevonden. Ze zijn meestal moeilijk identificeerbaar. Een Chinese jongen helpt hem, ook vrijwillig. Waarom, dat weet hij niet. Zomaar... Hij vindt het leuk samen die grafstenen te identificeren. Er is ook weer een rabbijn. De regering staat er niet onwelwillend tegenover, hoewel het jodendom niet tot de vijf in China erkende religies behoort. De rabbijn kreeg de raad een groot huis te kopen: daarbinnen ben je vrij. Dat huis is synagoge, school en bibliotheek tegelijk, met een koosjer restaurant in de kelder. Op sjabbat en feestdagen komen er honderden Joden. Een oeroude handelsgemeenschap, die zichzelf hervindt in de ultramoderne handelsstad Sjanghai. Machteld de Goederen website: www.chinajewish.org
15
Ook dat is na de opstanding ... Twee beelden, vastgelegd op mijn netvlies. Het eerste werd zichtbaar door tranen heen. We lopen de lange weg vanaf de ingang van AuschwitzBirkenau, waar de spoorlijnen onder de poort doorgaan. Een eindeloze weg. Hier loopt de geschiedenis van mijn christendom dood, denk ik. Barakken staan verspreid in de troosteloosheid. We komen langs het selectie-perron. Hier stonden ze. De heersers over leven of dood. We lopen tot we niet verder kunnen. Volgens de plattegrond is dat ongeveer bij de gaskamers. Bunkerbrokstukken steken omhoog als laatste onheilssporen. Hier moet dus ook as te vinden zijn onder die groenende brandnetels. Ik durf geen voet meer te verzetten. Plotseling zien we verderop tussen het puin een eenzaam Israëlisch vlaggetje. Vlag waarbij haTikwá gezongen wordt, het lied van de hoop. Am Jisraeel chai, fluister ik stem naar mijn Joodse vrouw, mijn zoon. Zij zijn levende getuigen van dat ternauwernood. Het laatste woord is niet aan de dood. Tweede beeld. We zitten hoog tegen de berg Karmel aan, bij vrienden. De avond is gekomen. Onder ons een zee van lichten. Voor ons, verspreid, lichten van schepen die de haven van Haifa aandoen. We zijn er stil van en ook onze gastheer kan niet genoeg krijgen van dit uitzicht. Dit is zijn land. Zijn vrouw doorbreekt de stilte en zegt: “Vroeger als wij als Joodse meisjes over straat liepen, riepen kinderen uit de zondagsschool ons na: jullie hebben ons godje vermoord! Wat denk jij daarvan, jij bent toch dominee?” Scherper dan ooit ontdek ik het nummer op haar arm, ingebrand in Auschwitz door barbaren uit het christelijk avondland. Heel diep weet ik: alles wat ik zeg kan alleen met een mond vol vurige kolen. Het beste zou zijn alleen maar te zwijgen. Er klinkt muziek. Ik hoor: Mah tovoe ohalee Jaäcov. Hoe goed zijn jouw tenten, o Jacob. Ik begrijp dat ik het nooit echt zal begrijpen. Sinds deze beelden in mijn herinnering gegrift staan, vermoed ik wat die grote woorden van opstaan uit de doden voor onze generatie na de grote Dood ook zouden kunnen betekenen. Die woorden wezen ooit opbeurend een richting aan Jezus en zijn ontredderde leerlingen. Ze bleken een wegwijzer voor zijn vele volgelingen uit de volkeren. “Hij laat niet varen het werk van zijn handen”. Het eenzame vlaggetje hield dat staande op de as. En de wonderlichten rond de Karmel branden nog steeds als een baken in onze zee. Dat heeft me grenzeloos getroost. Henk J. Huyser
16
Wie is mijn naaste?
Ik denk niet, dat u weet van wie deze cartoon is. Ik kocht hem als briefkaart, in Jeruzalem, tijdens één van de vele oorlogen die er alleen al voor de staat Israël geweest zijn: 1948, 1956, 1967, 1973, 1982, 1991, 2000 ... De cartoon is van een Tsjech, Josef Capek, en dateert uit: 1938. Maar hij is nog steeds zo actueel. Sinds ik de kaart kocht laat hij me niet meer los. Je krijgt er de kans niet voor, in het Midden Oosten. De kaart doet me denken aan de woorden van Psalm 34: “Zoek vrede en jaag die na.” Deze prent is er het cynische tegendeel van: de vrede, die steeds weer op de vlucht is voor het geweld in de wereld. De rabbijnen echter hebben deze tekst grote nadruk gegeven door haar als citaat te zien van woorden van Aäron, de broer van Mozes. Zo komen ze naast de “tien woorden” van Mozes te staan: “Zoek de vrede! Jaag vrede na!” Sinds 1938 (en al veel eerder!) is de vredesduif nog steeds op de vlucht. En nog steeds komen menigten gehavende mensen voor de hemelpoort aan. Moslims en Boeddhisten, Joden en Oosterse christenen, westerse christenen en Afrikanen ... Ik denk niet, dat God daar scheiding tussen maakt. Hij zal ze allen in Zijn erbarmen opnemen. Van het plaatje naar Nederland. Want de rabbijnen bedoelen dit heel persoonlijk, ook voor ons. Hoe sta ik, hoe staat u, hoe staan wij Nederlanders tegenover onze naasten, bijvoorbeeld tegenover onze minderheden, onze Joodse en moslim-broeders? “Zoek de vrede! Jaag haar na!” Dat is werken aan het messiaanse toekomstbeeld, waar Micha en Jesaja van droomden: “Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom, zonder dat iemand hen opschrikt, want de mond van de HERE der heerscharen heeft het gesproken. Want alle volken wandelen elk in de naam van zijn god, maar wij zullen wandelen in de Naam van de HERE, onze God.” (Micha 4:4v.) Leviticus zegt: “Onze naasten zijn zoals wij” (19:18). Denk aan Aäron, denk aan deze cartoon – de uiterste consequentie van het achteloos omgaan met je naasten.
Machteld de Goederen
17
Respect Soms ervaar je dat er zeker niet overal respect voor elkaar bestaat. We werden daar onlangs duidelijk op gewezen bij een bezoek aan Barcelona. Daar staat de machtige kathedraal uit de 14e eeuw en niet zo ver daar vandaan bevindt zich de oudste synagoge van Barcelona, uit de 13e eeuw. Tegenover de grootsheid, de pracht en de praal van de kathedraal staat de eenvoud, de bescheidenheid van het Joodse gebedshuis. De Joden werden in die tijd hooguit geduld. Het volkomen gebrek aan respect voor de Joodse gemeenschap door de kerk wordt helder uitgebeeld door de tegenoverstelling van deze beide Godshuizen. Als we de kathedraal binnentreden, worden we stil, overweldigd door dit gebouw. De geweldige zuilen die het gewelf dragen, zijn een kenmerk van de Catalaans-Gothische bouwstijl. Door de kerk heen lopen 2 brede gangpaden, die naar het hoofdaltaar leiden. Daaronder bevindt zich de crypte, de grafkelder gewijd aan de beschermheilige van Barcelona :Santa Eulalia. Alles is alleen met superlatieven te beschrijven! De Joden moesten genoegen nemen met een kleine, bescheiden synagoge. Het wordt niet uitgesproken, maar het is duidelijk, dat dit gebedshuis, dat hooguit het oppervlak van 2 kleine woonhuizen beslaat, zeker niet goed zichtbaar mocht zijn. De Joden moesten hun ontmoeting met de Eeuwige maar beleven in een gebouw dat alleen maar te vinden is – ook tegenwoordig nog – als je daar goed naar zoekt. Nauwelijks zichtbaar is aan de gevel een plaquette aangebracht. Daarop staat in Hebreeuwse en Latijnse letters: Sinagoga Major = de grote synagoge. Een kleine deur geeft toegang tot het interieur. Je moet wel je hoofd buigen: de ingang is nauw, je moet ook direct een paar treden naar beneden lopen. Je komt eerst in een voorruimte, waar de resten van oude Romeinse muren, onder glasplaten, zichtbaar zijn. Wat meer naar links bevindt zich de eigenlijke synagoge. Hier hebben enkele beroemde rabbijnen geleerd: Rashba, Ramban en Nissim Gerondi. De eigenlijke synagoge meet 12 bij 6 meter. Dat waren de toegestane maten voor een synagoge in die tijd! Beseffen we als Christenen wel hoe we de Joden in de achter ons liggende eeuwen pijn hebben gedaan door onze hooghartige houding? Bezinnen we ons wel op ons gebrek aan respect jegens hen? In het Jodendom liggen trouwens onze wortels! Jezus is een Jood!! Zou de achteruitgang van de kerk misschien ook iets te maken kunnen hebben met dit gebrek aan respect voor de Joden? Willem S. Duvekot
kathedraal
en
18
synagoge
Vroegchristelijke beeldvorming Handelingen beschrijft de apostelen, vooral Petrus en Paulus, bezig met het stichten van gemeenten, Petrus wervend onder Joden, Paulus onder heidenen. Er komen zodoende twee soorten gemeenten, Joods–christelijke en heiden–christelijke. In Handelingen blijkt veel goede wil nodig om de conflicten tussen die twee tot een vreedzame oplossing te brengen. Na de Joodse opstand tegen de Romeinen, waaraan de christenen niet meededen, horen we niet veel meer over de Joods-christelijke gemeenten. De kerk is uit de synagoge geboren. Het antisemitisme is uit de kerk geboren. Beelden liegen niet. Aan de hand van afbeeldingen uit onze oude kerkgeschiedenis laat Dr. E. van den Brink, kunsthistoricus en auteur van het boek “Van Romeins tot Romaans“, die vroegchristelijke beeldvorming zien. Op een eerste afbeelding zijn de kerk uit de heidenen en de kerk uit de Joden nog vrouwen van gelijke rang. Na de vijfde eeuw verdwijnen ze uit de traditie. Daarna komt de Joods-christelijke kerk nog in beeld, maar de synagoge niet meer. Een mozaïek uit San Clemente (Rome, 12e eeuw) bijvoorbeeld: onderaan het mozaïek loopt een rijtje schapen van links en van rechts naar een lam met een nimbus in het midden, onder het kruis met het lichaam van de Christus. De linkse schapen komen uit Bethlehem, de rechtse uit Jeruzalem, de heiden-christelijke en de Joodschristelijke. Maar het kerkvolk was dat allang vergeten. In de kathedraal in Straatsburg staat een geblinddoekte synagoge afgebeeld (± 1220). De wetstafels glijden uit haar linkerhand, de rechter houdt een gebroken vaandel vast, het vaandel vodderig eromheen gewonden. Na 1000 verschijnen de Joden met Joodse kenmerken: kromme neus en een punthoed, op een miniatuur uit Berlijn met als onderwerp: “Joden beramen de dood van Jezus”. Jezus en de apostelen hebben deze kenmerken niet. Maar vrijwel geen bijbelse Jood ontkomt eraan. Het Vierde Lateraans Concilie (1215) beveelt dat Joden door kledingskenmerken herkenbaar moeten zijn - de Jodenster is geen heidense uitvinding, maar van de middeleeuwse kerk. Met de kruistochten is de kerk definitief antisemitisch geworden. Een bijzondere vrouw is Hildegard von Bingen. Een miniatuur (1165) toont haar visioen: de synagoge met aan haar borst Mozes met zijn wetstafels, onder haar hart Abraham met een offermes en in haar buik andere profeten. Zij noemt de synagoge : “De moeder van de vleeswording van onze Heer, de Zoon Gods”. Wij als kerk hadden in de laatste wereldoorlog beter kunnen weten. Tjitske van Winzum – Smid (naar: “Interpretatie”, juli 2006)
kerk en synagoge kathedraal Straatsburg
19
De Mystieke Molen Christelijke beeldtaal ─ als koren op onze molen óf als een molensteen om onze nek… Zomaar, tijdens een vakantie in Frans Bourgondië, kwam ik iets tegen dat me raakte. In de Magdalenakerk van Vézelay hielden de gebeeldhouwde voorstellingen op de zuilkapitelen me behoorlijk bezig: de voorstelling van de mystieke molen. Een prachtig kunstwerk, van middeleeuwse eenvoud met directe uitdrukkingskracht. Ik pak m’n gidsje en lees: “…In de figuur links wordt Mozes verbeeld. Hij schudt het koren (de Wet van het Oude Testament, van God ontvangen op de berg Sinaï) in de molen (het molenrad is met een kruis verbeeld). De molen stelt Christus voor. In de figuur die het meel opvangt, wordt Paulus gezien en in het meel het Nieuwe Verbond, de nieuwe gerechtigheid.” Verbouwereerd lees ik verder. “De Wet van Mozes bevatte weliswaar de Waarheid, maar die was nog verborgen, zó verborgen als het meel in het koren. Pas door het Offer van Jezus aan het kruis verandert het koren in meel dat men in zich kan opnemen als het Evangelie van het nieuwe Verbond.” Brrr, wat een verheffing van het christendom boven het jodendom. En tegelijk, wat een voorbeeld van beeldtaal die de kiemen van superioriteitsgevoelens in zich draagt en die ons zo veel eeuwen heeft gevoed. Maar, zult u zeggen, wij moderne mensen weten heus wel beter. Ik hoop het. Op zo’n moment voelt het als een molensteen. De geschiedenis van het christendom heeft te veel verschrikkingen nagelaten om gevoelens van triomfalisme en verheffing ook maar een nagelbreed ruimte toe te staan. ‘Kritisch’ kijken dus, maar dat vergt oefening. Want wat eeuwenlang koren op de christelijke molen is geweest, is niet altijd als kaf te onderscheiden. Een belangrijke taak van werkgroepen Kerk en Israël is het steeds opnieuw attenderen op triomferende en/of anti-judaïstische tendensen in het christendom. Er is geen sprake van vervanging of verbetering van het jodendom. Het jodendom is een levende godsdienst en die maakt een eigen ontwikkeling door, net zoals de islam en het christendom. De werkgroepen en commissies organiseren leerhuizen en avonden om de bekendheid met de joodse religie te vergroten en om van gedachten te wisselen over actuele vragen betreffende onze verbondenheid met het volk Israël. Dat is nodig, want wat met de paplepel is ingegeven, schud je niet zomaar van je af. Dat is ook nodig, omdat de bijbel nog voor velen pas écht begint bij het Tweede Testament! Lia Heemstra-de Jong
20
Chagall en de Bijbelse verhalen In de vakantie gaan we soms ver weg. Wij zijn in Nice geweest, en hebben daar het Musée Chagall bezocht. Een rustige plek in een drukke stad, een prachtig gebouw in een park. Dat museum is gebouwd om een collectie schilderijen te bewaren en te tonen die Marc Chagall in 1966 aan de Franse staat schonk. Chagall heeft veel geschilderd, in een heel eigen stijl, maar deze schilderijen zijn alle gewijd aan Bijbelse verhalen, uit Genesis en Exodus, en aan het Hooglied. Op zijn eigen manier vertelt Chagall de verhalen, hij laat het zien en als je voor deze doeken komt te staan, dan is dat een overweldigende ervaring. De levende kleuren, de warmte, de fantastische figuren, vrij als in een droom, de telkens terugkomende motieven, het raakt je, en je komt er gemakkelijk toe om een hele tijd er voor te zitten en de verbeeldingen op je in te laten werken. Chagalls wereld is een wereld waarin het verdriet en de wanhoop bestaan, de ervaringen van de Tweede Wereldoorlog kom je in vele details tegen, maar het vertrouwen, de hoop, de liefde hebben toch de boventoon. En telkens weer de herinnering aan het Verbond: Mozes die de Twee Tafels van de Tora ontvangt, Koning David die de geloofsliederen zingt bij de harp, geliefden die samen het leven ontvangen, een rabbi met een Torarol, mensen en dieren: in het Licht van Gods Verbond mogen wij leven. Zo maken de schilderijen van Chagall heel wat bij je los. Om te beginnen, je wordt er blij van, en je weet weer: die Bijbelse verhalen zijn geen koele informatie, het zijn verhalen die je uitnodigen om te geloven en op weg te gaan. Dat laat Chagall op zijn manier heel direct zien. Wybrand Ganzevoort
21
Chagall en het kruis Marc Chagall was een Jood, een gelovige Jood uit Vitebsk in Wit-Rusland. Het veroorzaakte dan ook behoorlijk wat opschudding toen hij in zijn schilderijen Jezus ging afbeelden, Jezus aan het kruis. Joden begrepen dat niet, christenen waren verontwaardigd. Maar Chagall wist wat hij deed. Het was 1938, de tijd dat in Duitsland de Joden vervolgd en de synagoges verbrand werden, de tijd dat in Spanje de gruwelijke burgeroorlog aan de gang was en Picasso zijn Guernica schilderde. In 1938 schilderde Chagall De witte kruisiging, met daarop centraal Jezus aan het kruis en daaromheen een brandende synagoge, vluchtende mensen, klagende Joden, een woedende pogrom, een rabbi die een Torarol, een moeder die haar kind in veiligheid probeert te brengen. In het midden Jezus, wit, aan een wit kruis, met boven zijn hoofd een Aramese tekst: Jesu hanotsri, malka dejehudaja: Jezus van Nazareth, koning van de Joden. In zijn lijden heeft Chagall de haat tegen zijn volk geconcentreerd aan het werk gezien. Jezus als Jood, en daarom gekruisigd. Chagall kende het kruisbeeld natuurlijk vanuit zijn jeugd. In Vitebsk was de Russisch-Orthodoxe kerk met haar rijkdom aan beelden nadrukkelijk aanwezig. Hij heeft kennelijk in Jezus de Jood herkend, vervolgd om zijn geloof. Hij heeft Jezus afgebeeld met een lendendoek met twee strepen: de talliet, de gebedsmantel. Daarin lees ik dat Jezus door alles heen het gebed volhield, de verbinding met God. Jezus is gestorven als een gelovige Jood, en daarin is hij een ware zoon van Israël. Wybrand Ganzevoort
22
Het ‘Beklag Gods’ In het ‘Dienstboek - een proeve’ van onze kerk (1998 - deel I blz 128vv) is als onderdeel van de liturgie voor Goede Vrijdag het ‘Beklag Gods’ opgenomen. Het 'Beklag Gods' is een onderdeel van de liturgie voor Goede Vrijdag, stammend uit de OostersOrthodoxe en de Rooms-Katholieke traditie. In dit ‘beklag’ wordt steeds een zinsnede uit Micha 6 herhaald: "Mijn volk, wat heb Ik u gedaan? Of waarin heb Ik u bedroefd? Antwoord Mij!" Een aanklacht van God waarin Hij Zijn weldaden van Uittocht uit Egypte, intocht en wonen in het Land zet tegenover de verkeerde daden van zijn volk, dat steeds weer de Tora vergeet! In de Goede Vrijdag liturgie worden die verkeerde daden geïnterpreteerd als de kruisiging van Jezus. De bedoeling van het "Beklag Gods" is een oproep aan de christelijke gemeente tot inkeer en bekering. In de liturgie vindt het ‘Beklag’ plaats na de lezing van Johannes 18 en 19. Dit lijdensevangelie maakt polemisch melding van "de Joden", vaker dan enige andere tekst uit de Schrift. Ook deze tekst kan al een zeer antisemitische strekking krijgen als niet duidelijk wordt gemaakt dat dit het geschrift is van een getraumatiseerde gemeenschap die de synagoge als doodsvijand heeft ervaren, zoals de jonge kerk in Klein-Azië aan het eind van de eerste eeuw (Tomson). Maar doen we de christelijke gemeente recht door haar via deze overgeleverde teksten over de klacht van God tot omkeer op te roepen? Doen we het verbondsvolk Israël recht, als we het "Mijn volk" op de christelijke gemeente laten slaan? Misschien is de diepste vraag wel: doen we de Eeuwige recht als wij als christelijke gemeente Zijn woorden die tot Israël gericht zijn, uit het verband gerukt, overnemen? Door de keuze van deze formulering heeft het ‘Beklag’ een zeer anti-Joodse strekking - of dat nu zo bedoeld is of niet. De werkingsgeschiedenis maakt dat wel duidelijk. Het Beklag heeft in de Middeleeuwen mede geleid tot de ‘zwarte sjabbat’ - de zaterdag tussen Goede Vrijdag en Pasen, waarop christenen de Joodse wijken introkken om de Joden te straffen. Het altijd verborgen of openbaar aanwezige anti-semitisme vond en vindt er een stevige voedingsbodem in. Gezien deze werkingsgeschiedenis en de misverstanden kan dit 'Beklag Gods' niet meer, zeker niet na Auschwitz. Wèl de intentie: inkeer, schuldbelijdenis. Dit ‘Beklag Gods’ past niet in het Dienstboek van onze kerk, die in haar kerkorde de onopgeefbare verbondenheid met Israël belijdt. Piet Warners, naar artikelen van Martha Alderliesten
23
Zes weken de tijd voor F.W. Marquardt... Tijdens een zes weken durend studieverlof kreeg ik de tijd om de twee delen christologie van de Duitse theoloog Friedrich Wilhelm Marquardt te lezen. Het vermelden van één voorval is mij daarvan vooral bijgebleven. Marquardt vertelt op pg. 102 van het eerste deel van zijn christologie: “Op het vierde congres van Wipkingen (een wijk in Zürich, Zwitserland) ontstond in 1941, midden in de oorlog, een discussie over de hulp aan Joden(-christenen) tussen de bekende theologen Emil Brunner (en de meerderheid van de aanwezige congresleden) en Karl Barth. Er lag een memorandum, uit 1938, ter tafel met als titel: Het heil is uit de Joden. Brunner wilde deze tekst uit Johannes 4:22 verstaan als: het heil was uit de Joden. Barth weigerde echter hiermee in te stemmen en dreigde zelfs verdere medewerking aan de hulpverlening op te schorten. Dat laatste heeft hij uiteindelijk niet gedaan, maar de dreiging laat zien hoe belangrijk voor Barth de gedachte is dat het heil niet eens in het verleden vanuit het Jodendom gekomen is, maar dat dat tot op vandaag nog steeds geschiedt!” Wij komen de tekst: ‘Het heil is uit de Joden’ tegen in een gesprek dat Jezus heeft met een Samaritaanse vrouw. Zij spreken over levend water, de mannen uit het leven van de vrouw en de vraag op welke plaats aanbeden moet worden. Op die laatste vraag reageert Jezus: ‘U weet niet wat u aanbidt. Wij weten het, want het heil is uit de Joden.’ Het lijkt misschien op het allereerste gezicht een academische kwestie. Maar dat is het allerminst. In het ene geval – het heil was uit de Joden (Brunner en de zijnen) – is het Joodse geloof historisch van belang, maar houdt het belang ervan op een gegeven moment op. Het Jodendom is dan (slechts) van betekenis voorzover het de voorgeschiedenis van het christendom is. Eeuwenlang heeft de kerk zo gedacht: ‘De kerk is in de plaats van het Jodendom gekomen. God heeft zich afgekeerd van zijn volk en zich toegewend tot de kerk.’ In het andere geval – het heil is uit de Joden (Barth) – geldt de uitspraak van Jezus nog steeds. Wie voor vandaag op zoek is naar ‘heil’, kan volgens de Bijbel niet om het Jodendom heen. Het Jodendom van vandaag, als een levend volk onder ons. Karl Barth heeft dat scherp gezien. Misschien wel als een van de eersten – en in de dop al in 1941! Bert de Goede
24
Joods leerhuis: een traditie van permanent leren Vragen stellen is een essentieel element in het Joodse leerhuis. Wie geen vragen stelt kan geen nieuwe informatie verwerken en wie geen vragen verdraagt kan niets overdragen. In Joodse leerhuizen wordt veel informatie gegeven die voor niet-Joodse mensen vaak verrassend overkomt. Het kennismaken met oude en hedendaagse Joodse bijbel-commentaren nodigt niet alleen uit tot zelfonderzoek, maar vraagt eveneens om mijn reactie als christen. Hoe is mijn reactie op de Tora in deze generatie, in mijn leven, in mijn situatie? Deze wijze van vertrouwen in en worstelen met de Eeuwige is voor het Joodse volk van vandaag niet veranderd. Het vertrouwend worstelen om de Tora een plaats te geven in het leven van alledag heeft nog steeds de hoogste prioriteit in het traditionele Jodendom. Daarom moeten wij, christenen, blijven opletten bij het gebruik van woorden als ‘oude’ verbondsvolk, ‘oude’ testament, en: in Israël ‘was’ dit of dat ... Oude en hedendaagse bijbelcommentaren klinken ook in het tijdschrift Tenachon, een uitgave van de B. Folkertsma Stichting. Daarin wordt bijvoorbeeld de vraag gesteld (Tenachon bij de Tora, p. 392): Kan de mens God zegenen? “In Deut. 8:10 ontmoeten we voor het eerst de verplichting van de mens om God te zegenen. [...] Velen achten het ongerijmd dat de mens God zegenen kan en vertalen de woorden waarmee de berachot [zegeningen] beginnen niet met ‘Gezegend Gij, Heer onze God’, maar met ‘geloofd’, of ‘geprezen’, ook al wordt daarbij hetzelfde werkwoord gebezigd. S.R. Hirsch acht dit een overdreven bescheidenheid: ‘Wanneer God de vervulling van Zijn wil afhankelijk stelt van de vrije keuze van de mens, zegt Hij in feite: Zegen Me, bevorder Mijn bedoelingen, vervul Mijn wensen, realiseer Mijn plan, zegen Mijn werk, waarvan Ik de voltooiing op aarde in jullie handen heb gelegd. En wanneer Joden zeggen baroech ata [‘gezegend Gij’] geven ze Hem te kennnen al hun krachten te willen wijden aan de vervulling van Zijn plan. Zo bezien drukt baroech ata de grondgedachte uit die in het Joodse leven tot werkelijkheid moet worden gebracht. De hele Tora leert ons niet anders dan dát we Hem kunnen zegenen en hóe we dat moeten doen. De vertaling ‘geloofd’ of ‘gedankt’ verduistert de werkelijke bedoeling.’ In het Nederlands kunnen we de bedoeling van het woord ‘zegenen’ weergeven met ‘beamen’: God en mens beamen als het ware elkaar; en ouders die hun kinderen zegenen, beamen hun betekenis en hun onmisbaarheid.” Meta van der Lee
25
Jeruzalem in de Joodse liturgie. Zoals het Jodendom altijd een godsdienst én een manier van leven is geweest, zo is Jeruzalem altijd een religieus én een politiek centrum gebleven. Ook na de verwoesting in het jaar 70, bleef de stad zijn betekenis houden. De eeuwen door heeft de Joodse gemeenschap gebeden voor Jeruzalem: 's morgens en ’s avonds na het Sjema (“Hoor Israël”, Deut. 6), tijdens het Achttiengebed, bij feest- en treurdagen enz. Enkele voorbeelden: De gebeden in de synagoge worden uitgesproken in de richting van Jeruzalem, ter herinnering aan de Tempel. Zo is de Tempel nog steeds het middelpunt van Israëls gebeden en gezangen. Voordat de arke in de synagoge geopend wordt, bidt men: "Genadige Vader, Handel mild met Sion, Herbouw de muren van Jeruzalem...” In het Kaddiesj gebed (het gebed bij een sterfgeval) staat: “wanneer Hij de stad Jeruzalem herbouwt en daar Zijn Tempel praalt”; In het vieren van de sjabbat vindt men als het ware Jeruzalem terug: “Koninklijk heiligdom! Stad der goddelijke regering, treedt naar buiten uit de verwoesting. Genoeg hebt gij in het dal van het geween vertoefd; Hij komt zich weer over u ontfermen”. In de liturgie van de Joodse feesten wordt verwezen naar Jeruzalem. Na afloop van de Pesach-maaltijd wordt gezegd; “Jij God, wil de gemeenschap van je volk herstellen en de delen van je volk spoedig in eeuwige vrijheid samenbrengen in vreugde in Sion.” Daarna wordt gezongen: "Volgend jaar in Jeruzalem”. Dat wenst men elkaar ook na Grote Verzoendag. Tijdens de 9e Av gedenkt men de val van Jeruzalem en de Tempel in de liturgie. Na de Besnijdenis wordt een maaltijd gehouden en wordt gezongen: “… toen de Heer de gevangenen van Sion deed weerkeren". Tijdens de huwelijksvoltrekking onder de Choepa wordt een glas gebroken omdat je de verwoesting van Jeruzalem niet mag vergeten. Het tafelgebed zegt: “… en wil Jeruzalem bouwen, de heilige stad, spoedig in onze dagen...” Ook God zelf bouwt aan Jeruzalem, er staat “Gezegend Jij die Jeruzalem bouwt.” Als in het Jodendom voor herstel van Jeruzalem en de Tempel wordt gebeden, gaat het niet (alleen) om de herbouw van Jeruzalem. Men wenst dat er een spoedig einde zal komen aan de ballingschap, zodat het volk thuis zal komen. Eens zal God een plaats hebben tussen de mensen; dan zal Jeruzalem een bedehuis geworden zijn voor alle volken, om in vrede, recht en gerechtigheid God te dienen op de plaats die Hij daarvoor heeft aangewezen (Zacharia 8). Sippy Klercq
tekst op plaatje: Want van Sion zal de onderwijzing uitgaan.. (Jes. 2: 3b)
26
Jeruzalem in de liturgie van de christelijke kerk. In het Jodendom wordt de eschatologische droom van Jeruzalem nooit losgemaakt van een concreet, aards Jeruzalem, hoewel men wel gedachten heeft over een ‘hemels Jeruzalem’. De niet-Joodse christenen zagen na de val van Jeruzalem en de Tempel, en na de nederlaag van Bar Kochba, de rol van het aardse Jeruzalem als uitgespeeld. In hun visie had God mét Jeruzalem, het Joodse volk definitief verstoten. Rome werd het middelpunt van de Kerk en het aardse Jeruzalem werd vervangen door een hemels, dit werd het zinnebeeld van 'de Kerk'. De verwachting van een hemels Jeruzalem werd veel belangrijker dan de belangstelling voor het aardse Jeruzalem. De ontstane christelijke kerk heeft wel het een en ander overgenomen van de Joodse liturgische traditie. Het gebruik van de Psalmen, die in het Jodendom een plaats hadden in de tempelliturgie, is daarbij het meest in het oog springend. In eerste instantie heeft men veel gelezen uit het Oude Testament, maar in toenemende mate werden toen vooral de brieven en de evangeliën uit het Nieuwe Testament gebruikt. Liederen werden gebaseerd op psalmen en op bijbelverhalen. Het ‘hemelse Jeruzalem’ werd al snel opgenomen in de liturgie van de jonge kerken. Dit 'Jeruzalem' was weliswaar de eindbestemming voor een christen, maar deze christen zou door in de kerk te wonen als het ware ook in de hemel wonen. Deze visie is eveneens terug te vinden in de kerkgebouwen (kathedraal van Chartres). De liturgie van de kerkwijding die in de middeleeuwen tot stand kwam, identificeerde kerk, kerkgebouw en Jeruzalem met elkaar. Las men in de Psalmen over Israël of Jeruzalem, dan had dat niets met het aardse Israël of Jeruzalem te maken maar met de Kerk en de gelovigen zelf. Zo zijn Israël en Jeruzalem metaforen geworden in de christelijke liturgie en in het geloofsleven. Ook in de geloofsbelijdenis(sen) wordt niet gesproken over het aardse Israël of Jeruzalem! In de gezangen wordt vooral het ‘hemelse Jeruzalem’ bezongen; een enkele keer wordt een toespeling gemaakt op het aardse Jeruzalem. Gezang 41 van Willem Vogel is gebaseerd op Zacharia 8: “Eens zullen de volken u eren, o volk dat Ik heb gesticht; eens zullen die 't aardrijk regeren tot Mij en elkaar zich bekeren, dan wordt in mijn stad spreekt de HERE, 't verzoeningsmaal aangericht.“ Sippy Klercq
27
Een excursie dicht bij huis Elk jaar bedenkt de werkgroep Kerk & Israël waartoe ik behoor, een excursie waarin we op zoek gaan naar het Jodendom van vroeger en nu. Een grote stad als Amsterdam heeft veel te bieden, maar wat weten wij van Joods leven in onze eigen omgeving? We gaan op pad! Met 20 personen vertrekken wij in eigen auto’s. Een gemeentelid vertelt, dat in haar huis ooit een kleine (huiskamer)synagoge gehuisvest is geweest… de eerste verrassing! Ons eerste reisdoel is Schoonhoven. We bezoeken de goed onderhouden begraafplaats en bekijken de voormalige synagoge met mikwe (nu het museum Edelambacht). Door informatie die we hebben verkregen via internet en van de VVV krijgen we een aardig beeld van de voormalige Joodse gemeenschap. Via de Lekdijk rijden we naar Lekkerkerk waar een plaquette en een raampje met een Davidsster ons herinneren aan de synagoge; het boeiende verhaal over Joden uit Lekkerkerk maakt het verleden actueel. We gaan naar Gouda, waar o.a. straatnamen verwijzen naar de Joodse gemeenschap en het Joodse monument naar de vroegere begraafplaats. Ook hier is een synagoge geweest en een Joods bejaardentehuis. Bij een van de werkgroepleden eten we de zelfgemaakte Israëlische lunch die bestaat uit pita-broodjes, choemoes, salades, fruit, frisdrank. Klezmer muziek maakt de ongedwongen sfeer compleet. In Woerden bezoeken we het bijzondere Joodse monument en het Woerdense verhaal wordt verteld bij de indrukwekkende begraafplaats die verborgen ligt achter een muur en poort. Dit alles tot verbazing van deelnemers, die nóch de begraafplaats nóch het monument kennen, terwijl ze er soms vlak bij naar school gaan of er werken! Napratend met een glas frisdrank, herinneren we ons Herman de Man, een van origine Joodse schrijver, die veel boeken heeft geschreven over onze streek en over zijn inwoners. De zoektocht heeft ons veel verrassends opgeleverd en de onderlinge gesprekken hebben de Joodse gemeenschap uit onze eigen omgeving tot leven gebracht! Nieuwsgierig geworden naar (voormalig) Joods leven in uw eigen omgeving? Op de website van het Joods Historisch Museum kunt u zoeken naar informatie over uw eigen dorp of stad. Ook kan de VVV u op weg helpen en op het gemeentehuis/stadskantoor van de plaats die u wilt bezoeken, kan meestal de sleutel voor de Joodse begraafplaats worden opgevraagd. Gaat u eens op zoek naar Joods leven in uw eigen omgeving. Ik wens u een verrassende tocht toe! Sippy Klercq
Grafsteen in Woerden van iemand uit een Levieten-geslacht, met kan en waterbekken
28
Een unieke rol De Utrechtse Liberaal Joodse Gemeente was een gemeente zonder synagoge. In 2004 nam zij de gerenoveerde synagoge van het voormalige Centraal Israëlitisch Weeshuis in gebruik. Men had één eigen Tora-rol, en leende een tweede afkomstig uit een synagoge zonder gemeente... Voor een goed verloop van een synagoge-dienst zijn drie Tora-rollen, handgeschreven op perkament, gewenst. Het oecumenische Beraad Kerk en Israël Utrecht, dat jaarlijks de Sjoa-herdenking organiseert, begint een geld-inzamelingsactie en kan dan opdracht geven tot het schrijven van een Tora-rol. Waarschijnlijk is nooit eerder een Tora-rol door christenen aangeboden aan een Joodse gemeente. Op zondag 7 oktober 2007 (Israëlzondag!) vindt die unieke gebeurtenis plaats in een middagdienst, met een aantal gevers als genodigden. Na inleiding en hoofdgebed opent men de Heilige Arke (kast met Tora-rollen). Onder gezang worden de rollen naar de toegangsdeur van de synagoge gedragen: samen met de kinderen vormen ze het 'welkomstcomité' voor de nieuwe Tora-rol. Deze wordt binnengedragen, gewikkeld in een gebedsmantel, onder een gebedsmantel als baldakijn. Met de Tora-rollen in de armen danst men rond de biema (lezenaar). Terwijl de andere rollen weer in de Heilige Arke gaan, wordt de nieuwe rol op de biema neergelegd. Daar wordt hij voltooid: het perkament wordt bevestigd aan de linkerstok, waarop een tekst uit Ruth staat. De nu complete rol wordt omhooggehouden, waarna Deuteronomium 29:9-14 wordt voorgelezen. De rol wordt nogmaals hooggehouden en, zoals alle Tora-rollen, voorzien van een mantel met op iedere stok een kroon. Nadat uit Ruth gelezen is en gebeden, krijgt de rol zijn plaats in de Heilige Arke. Rabbijn Soetendorp houdt een toespraak. “De Tora is niet één keer gegeven, maar iedere keer als wij uit de Tora lezen, wordt hij opnieuw gegeven.” (zie Deuteronomium: het Verbond is gesloten “niet met jou alleen, maar met iedereen die hier aanwezig is vandaag èn ook met iedereen die vandaag niet hier aanwezig is”: d.i. verleden èn toekomst.) Hoorbaar ontroerd roept hij de kinderen in herinnering die vroeger in deze ruimte hun gebeden zeiden en er niet meer zijn. Maar ook: “de achterkleinkinderen van de kinderen die de nieuwe Tora-rol hebben binnengehaald, zullen nog uit deze rol lezen!” Na de dienst spreekt de voorzitter van het Beraad Kerk en Israël. Hij haakt in op de tekst op de linkerstok: ”uw volk is mijn volk, uw God is mijn God, en onze rol is jullie rol.” Martha Alderliesten
De middelste van deze drie Tora-rollen in de Heilige Arke is aangeboden door de kerken.
29
Stichting Maimon: brug tussen Marokkanen en Joden Tijdens de islamitische vastenmaand Ramadan werden twee Joden in Amsterdam bij een school uitgescholden door een paar Marokkaanse jongens. Eén van die twee reageerde in het Berbers: “Waar ben je mee bezig? Dit past toch niet bij de Ramadan?” Zo’n reactie hadden de jongens niet verwacht. De twee mannen vroegen aan de schoolleiding een discussie met de leerlingen te mogen organiseren. Die discussie kwam er: met leerlingen, leerkrachten en een aantal ouders. Eén van die mannen was Sami Kaspi, een Joodse Marokkaan. Met die dubbele achtergrond vervult Kaspi een geweldige brugfunktie. Hij besloot met een paar Marokkaanse vrienden (waaronder moslims) iets te ondernemen tegen de gespannen verhoudingen tussen Marokkaanse jongeren en de Joden in Amsterdam. Ze richtten samen de Stichting Maimon op, genoemd naar de beroemde Joodse arts en Torah-geleerde Mozes ben Maimon (ook bekend als Maimonides) die met zijn familie in 1160 uit Spanje naar Marokko trok. In Marokko woonden al Joden vóór de Romeinse tijd. Tijdens de vervolgingen en de Spaanse inquisitie vluchtten veel Joden uit Spanje naar Marokko. In de Tweede Wereldoorlog verhinderde koning Mohammed V de deportatie van Marokkaanse Joden. De Joden zijn altijd volledig geïntegreerd geweest in de Marokkaanse maatschappij. Joden en moslims hebben respect voor elkaars geloof. Ahmed Aboutaleb, zelf Marokkaans moslim, heeft als Amsterdams wethouder tijdens de viering van het Joods-Marokkaans Mimoena-feest gezegd: “Discriminatie is voor mij een begrip dat ik pas in Nederland heb leren kennen.” Het CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël) heeft een toenemend aantal antisemitische incidenten geconstateerd, deels door Marokkaanse jongeren veroorzaakt. Dat zegt het CIDI niet om de Marokkaanse gemeenschap in een kwaad daglicht te stellen, maar als je anti-semitisme wilt bestrijden moet je weten waar de bronnen zitten. Sami Kaspi vindt het jammer dat de Marokkaanse ouders in Nederland niet de traditie in ere hebben gehouden. Hun kinderen kennen de Marokkaanse geschiedenis niet en weten niet meer hoe in Marokko Joden en islamieten in vrede en harmonie samengeleefd hebben. Stichting Maimon probeert een brug te slaan tussen Marokkanen en Joden in Amsterdam, door voorlichting te geven aan beide groepen. De stichting organiseert lezingen op scholen, ontwikkelt lesmateriaal en schenkt aandacht aan JoodsMarokkaanse festiviteiten, zoals het Mimoena-feest. Zo leren Marokkaanse jongeren begrijpen dat van oudsher Marokkanen en Joden dicht bij elkaar staan. Anderzijds wordt aan Joden duidelijk gemaakt hoe de Marokkaanse cultuur altijd geweest is: met wederzijdse waardering en respect naast elkaar. Martha Alderliesten
30