Artikelen Een uitvaart ‘tussen kerk en niets’ Het omgaan met afscheid nemen, sterven en dood is in onze samenleving aan het veranderen. Steeds vaker zie je dat mensen zelf actief betrokken willen zijn bij de manier waarop ze afscheid van hun overledene gaan nemen. Vol overtuiging worden eigen beslissingen genomen: hoe vullen we de laatste dagen in? Op welk moment laten we anderen van onze overledene afscheid nemen? Zijn er ook ‘mooie’ doodskisten? Welke muziek vertolkt onze gevoelens van woede en verdriet? Hoe geven we uitdrukking aan onze zeer persoonlijke manier van in het leven staan, aan onze eigen levensovertuiging? Hoe geven we vorm aan een uitvaart tussen ‘kerk en niets’? Elk jaar, zo blijkt bij navraag, zeggen zo’n 100.000 mensen meer zichzelf niet meer als lid van een kerk te beschouwen. Alleen al bij de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) vermindert het aantal ingeschreven leden met 60.000 per jaar. Deze kerkverlaters overleden niet allemaal en ze werden zeker niet allemaal opeens ongelovig. Integendeel. Er is een veelkleurige groep mensen die, soms na grote aarzeling, welbewust afscheid neemt van het traditionele christendom en zich schaart onder de zogenaamde ‘soloreligieuzen’. Ze zijn de grensgangers van het christendom, randkerkelijken, ietsisten en hoe we ze verder ook mogen noemen. Andere onderzoeken melden dat – ondanks de kerkverlating – zo’n 60% van de mensen zichzelf niettemin godsdienstig noemt. Mensen geven in toenemende mate zelf vorm aan hun levensovertuiging, geloven op hun eigen manier en worden daarbij vaak geïnspireerd door verschillende godsdiensten. Zij hebben één duidelijke, vastomlijnde godsdienst losgelaten en passen met hun opvattingen niet meer in de kerkelijke kaders. En de kerkelijke kaders passen niet meer bij hen! Toch vallen zij, wanneer er iemand is overleden, vaak terug op de traditionele uitvaart. Nabestaanden weten niet dat het anders kan, doen toch maar zoals het ‘hoort’ of willen een ‘nette’ uitvaart. En hebben hier vaak gemengde gevoelens over, het past hen en de overledene eigenlijk niet, maar wat moeten ze dan? Ook veel uitvaartondernemers weten vaak niet dat er meer aan te bieden valt dan een ‘geestelijke’ of ‘niets’. Er gaapt een grote leegte tussen een uitvaart verzorgd door de kerken en het ‘niets’.
In dat grote tussengebied valt heel veel te beleven en te geloven. De grote vraag is of mensen ook anders uitdrukking mogen gaan geven aan wat zij geloven dan via de voorgeschreven traditionele mis of uitvaartdienst. Het gaat hen er vaak vooral om dat zij niet meer kunnen geloven in al die grote woorden die gebruikt worden, de dogma’s waar vanuit gesproken wordt. Ze geloven wel, maar anders! Tradities hebben hun minder mooie kanten -mensen verlaten niet voor niets de kerken - , maar ook hun mooie: we komen eruit voort en bouwen erop verder. Ik pleit voor een verder bouwen vanuit de oude vorm in een nieuwe en andere vorm: het mag en kan! Nieuwe uitvaartrituelen ontstaan vanuit en naast de traditionele. Zou het niet mooi zijn wanneer voor mensen die zoeken naar een nieuw ritueel meer bekendheid komt over mooie, indringende en respectvolle manieren van afscheid nemen, passend bij de eigen levensovertuiging en die van de nabestaanden? Dan geeft men vorm aan een uitvaart waarin de eigen spiritualiteit wordt verbeeld, zonder dat er iets vanuit de kerk of een godsdienstige traditie wordt opgelegd of voorgeschreven. Waar de begrafenisondernemer de praktische en organisatorische kant van de uitvaart regelt, is de vrijgevestigde geestelijk verzorger als ritueel begeleider vooral werkzaam bij de vormgeving van het laatste afscheid. Ook als er geen kerkelijke binding meer is, zijn er rituelen of teksten te bedenken die het laatste afscheid een persoonlijke kleur en inhoud kunnen geven. De ritueel begeleider bespreekt met familie en nabestaanden de mogelijkheden en wensen, denkt mee, en zal desgewenst zelf ook een toespraak schrijven en houden. Een uitvaart is een ritueel an sich, een rite de passage. Dát ritueel wordt begeleid en uitgevoerd. Als het past in de situatie kan men gebruik maken van andere rituele handelingen, zoals het aansteken van een kaars. Ook kan een symbool gebruikt worden, bijvoorbeeld een schoen, verwijzend naar het vele wandelen dat de overledene tijdens haar leven deed. Welke rituelen, symbolen, gedichten, teksten en muziek gebruikt worden is heel persoonlijk en bij elke uitvaart weer verschillend. Het hangt af van wie de overledene was en van de wensen en ideeën van de familie en andere nabestaanden over de afscheidsviering. Er wordt wel gezegd dat het vormgeven aan een uitvaart op deze manier leidt tot een ‘u vraagt en wij draaien-uitvaart’, een ‘uitvaart à la carte’, waarbij geen enkel religieus perspectief wordt geboden zoals dat in de kerkelijke tradities wel te vinden is. Het is jammer dat men dat denkt, want dat is niet zo. Ik denk dat de professionele ritueelbegeleider bij de begeleiding van het proces van afscheid nemen
heel goed levensbeschouwelijke elementen kan aanreiken met een diepe(re) waarde. Dat kunnen elementen zijn die niet direct voortkomen uit het verhaal van de overledene en nabestaanden, maar die als het ware naadloos bij hun levensovertuiging aansluiten en het geleefde leven als het ware ‘optillen’ en in het perspectief zetten van universele waarden als hoop, saamhorigheid, liefde. Dan is het geen kwestie van een ‘u vraagt en wij draaien-uitvaart’, maar wordt er recht gedaan aan de overleden mens, met respect voor hoe de nabestaanden in het leven staan. Voor een goede rouwverwerking is het naar mijn mening noodzakelijk dat mensen ruimte krijgen voor een eigen keuze, óók in het vormgeven van de uitvaart. Zonder zich schuldig te voelen, omdat zij niet doen wat ‘hoort’. Het is goed dat deze mensen weten waar zij terecht kunnen als ze op zoek zijn naar deskundige mensen die hen kunnen begeleiden in het vorm geven van zo'n uitvaart.
Regeren tot over ‘mijn lijk’ Mijn reactie op een artikel naar aanleiding van het boek ‘Doodeerlijk’ van mevrouw Wouda in Trouw (6-11-’07) waarin zij pleit voor het tot in detail regisseren van de eigen uitvaart. Stelling: ‘wanneer alles tot in detail wordt voorgeschreven ontneem je de nabestaanden een belangrijk deel van de rouwverwerking’! Wat is het toch dat mensen aanjaagt om alles tot in detail te moeten regelen voor hun uitvaart? Doorgeschoten individualisme? Controle tot voorbij de dood? Macht, angst of zorg om mensen de last van 'mijn dood zijn' uit handen te nemen? Angst
dat er niemand voor hen wil zorgen na de dood? Angst dat er niets moois gezegd of gedaan zal worden? Wat zegt dit over de wijze waarop zij in het leven staan, over hun relaties met hun directe naasten? Het leven loslaten bij het sterven betekent ook de controle loslaten en het uit handen geven van de laatste verzorging. Deze laatste verzorging wordt sinds mensenheugenis door andere mensen gedaan, waarom kunnen we dat ineens niet meer aan hen toevertrouwen? Is het echt goed voor de rouwverwerking dat alles is voorgeschreven? Of dat op schrift wordt gesteld hoe je over diverse zaken (onopgeloste conflicten) dacht? Het lijkt mij dat dit ook of juist stagnerend kan zijn wanneer moeder of vader postuum wéér met zijn of haar mening over deze zaken op de proppen komt. Je bent als nabestaande machteloos want je kunt niet meer reageren, je kunt het gesprek niet meer aangaan. Rouwverwerking komt op gang wanneer de nabestaande moet gaan nadenken en handelen. Wie was hij of zij voor mij? Wat betekende zij? Welke band heb ik met haar, welke herinnering heb ik aan haar? En op welke manier zal ik afscheid nemen? Zelf vormgeven aan jouw manier van afscheid nemen en niet de voorgeschreven wetten slaafs opvolgen onder het mom van ‘het was haar laatste wens’ is heilzaam. Een laatste wens kan als een bevel ervaren worden. Het lijkt o zo makkelijk wanneer alles vastligt, je hoeft immers alleen maar het lijstje af te werken? Natuurlijk is het goed en prettig als er een aantal dingen duidelijk zijn of wanneer favoriete muziek opgeschreven staat. En natuurlijk denk je bij het vormgeven aan afscheid of een en ander past bij de overledene. Maar het afscheid is een ritueel dat de nabestaanden voltrekken, het is hún afscheid van de overledene! Zij hebben het – voor hun rouwverwerking – nodig om dit zélf te mogen doen. In de keuzes voor teksten, muziek, kunstzinnige uitingen of wat dan ook scheppen zij zich de mogelijkheid om hun eigen gevoelens en belevingen te uiten. Vanuit hún relatie met de overledene komen zij tot de vorm die daarvoor passend is. Al dit regelwerk vooraf gedaan kan het de nabestaanden erg moeilijk maken. Zeker wanneer de relaties met de overledene niet zo prettig waren. Is er nog wel ruimte om te kunnen zeggen dat vaders dominante karakter het hen soms moeilijk maakte. Of dat het psychisch ziek zijn van moeder negatief van invloed is geweest op de ontwikkeling van het kind? Of dat de ruzies in huis de levenssfeer behoorlijk verziekten? Juist het benoemen van wat minder goed is geweest doet recht aan de nabestaanden én aan de overledene. Dit hoeft niet in details maar kan met milde bewoordingen aangestipt worden zodat degenen die het aangaat zich gehoord en gekend weten.
Waarom wil deze mevrouw Wouda haar afscheidsbijeenkomst een week ná de crematie?? Wat zijn haar onderliggende motieven, waar is zij bang voor? Wat wil zij hiermee zeggen? En wat doet zij hiermee de nabestaanden aan? Zij ontneemt hen de mogelijkheid om het proces van afscheid nemen aan te gaan! Daarin neemt het loslaten van het lichaam, het toevertrouwen van het lichaam aan de elementen (aarde of vuur) een zeer belangrijke plaats in. Het afscheid nemen is voor de nabestaanden, niet voor de overledene! Die doet dit – hopelijk – tijdens het leven wel. Laten we proberen om onopgeloste conflicten, meningen over wat dan ook of verstoorde relaties aan te gaan tijdens het leven en niet erna wanneer het gesprek niet meer mogelijk is. Het doet pijn wanneer dingen onuitgesproken bleven, het is moeilijk om vorm te geven aan een uitvaart wanneer de relatie niet optimaal was. Zeker. Maar juist dan kan een zelf vormgegeven afscheid waarin deze zaken verwerkt worden in het ritueel dat begraven of cremeren is helend werken. Ideaal zou zijn dat wensen van de overledene enigszins bekend zijn als richtlijnen met daarbij de vrijheid voor de nabestaanden om het afscheid van de overledene ook hún afscheid te laten zijn. Hoe bont je het ook hebt gemaakt tijdens je leven, de meeste nabestaanden hebben het fatsoen in zich en kunnen meestal wel de moed opbrengen om een nette en respectvolle uitvaart te regelen. Al dan niet met hulp van een buitenstaander. Want als de angst is dat kinderen er veel werk aan hebben, of er samen niet uit zullen komen, zijn er altijd wel ritueel begeleiders beschikbaar hen de helpende hand te bieden. Regeren tot over mijn lijk? Liever niet!