D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
DE EUCHARISTIEVIERING BIJ EEN UITVAART 1
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Inleiding Dit boek is een hulpmiddel om een uitvaartboekje zo goed mogelijk samen te stellen. Op deze pagina’s staat hoe een uitvaart in de Katholieke Kerk verloopt. Er is een volgorde in het boek die overeenkomt met de volgorde van de uitvaart. Bij elk onderdeel staan veel keuzemogelijkheden.Het is de bedoeling dat u teksten kiest uit elke rubriek die met een rood kopje in de inhoudsopage staat. Enkele teksten liggen vast; daar heeft u geen keuzemogelijkheid. Een tip: lees de teksten rustig door, laat ze op u inwerken en praat er met elkaar of de priester over. Maak dan zelf uw keuze. Op een goede manier bezig zijn met de uitvaart van uw dierbare, kan u helpen om het verlies van uw dierbare te verwerken. Tevens kan het een manier zijn om uw persoonlijk geloof te verdiepen. De teksten zijn allemaal genummerd. Deze nummers corresponderen met de teksten in een computerbestand. U hoeft dus niets te typen doch slechts de pagina’s van uw keuze uit het boekje te printen en die achter elkaar te leggen. De parochie zorgt vervolgens voor de verwerking tot een boekje.
2
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Inhoudsopgave De cijfers tussen haakjes verwijzen naar de pagina’s in het boekje. 1. 2. 3. 4.
5. 6.
7. 8. 9.
BIJ HET AFHALEN VAN DE OVERLEDENE (4) INTOCHT / LIED BEGROETING OPENINGSWOORD of IN MEMORIAM (door bijv. een familielid) OPENINGSWOORD (door de priester) LICHTRITUS (10) (door bijv. de kinderen en/of kleinkinderen) GEBED OM VERGEVING (12) PSALM 23 (14) OPENINGSGEBED (15)
U kunt ofwel drie lezingen kiezen (één lezing uit nr. 10, één uit nr. 12 en één Evangelie-lezing uit nr. 13), dan wel twee lezingen (één uit nr. 10 of nr. 12 en één Evangelie-lezing uit nr. 13). 10. LEZING (42) uit het Oude Testament (door bijv. een familielid) 11. LIED (vrij te kiezen) 12. LEZING (61) uit het Nieuwe Testament na de Kruisdood van Jezus Christus (door bijv. een familielid) 13. EVANGELIE (89) teksten over het leven van Jezus Christus; en woorden van Jezus Christus. 14. PREEK / HOMILIE (door de priester)
15. GELOOFSBELIJDENIS (125) (kan men zingen) 16. VOORBEDE (128) (uit dit boek of zelf te maken door de familie) 17. KLAARMAKEN VAN HET ALTAAR (138) 18. LIED bij het klaarmaken van het altaar (vrij te kiezen) 19. GEBED OVER DE GAVEN (139) 20. PREFATIE (145) (bij Eucharistische gebeden zonder prefatie) 21. EUCHARISTISCH GEBED (150) 22. ONZE VADER (192) (kan gezongen worden) 23. VREDEWENS (193) 24. LAM GODS (194) (kan gezongen worden) 25. COMMUNIE (195) 26. COMMUNIELIED (197) (vrij te kiezen) 27. GEBED NA DE COMMUNIE (198) 28. SLOTOVERWEGING (209) (door een familielid) 29. ABSOUTE (209) 30. SLOTLIED (217) 31. OP HET KERKHOF (218) 32. TEKSTEN OVERWEGING (221) (voor het openingswoord of de slotgedachte)
3
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
1. HET AFHALEN VAN DE OVERLEDENE Het afhalen van de overledene verloopt in stilte. In een viering met gregoriaanse zang, kan men het volgende zingen: Subvenite Subvenite, Sancti Dei Occurite, Angeli Domini: Suscipientes animam eius Offerentes eam in conspectu Altissimi.
Komt hem/haar tegemoet gij heiligen van God, gij engelen van de Heer. Komt hem/haar tegemoet en brengt hem/haar voor de Allerhoogste
Suscipiat te Christus Qui vocavit te: et in Sinum Abrahae Angeli Deducant te.
Moge Christus, die u geroepen heeft, u ontvangen, en de engelen u binnenleiden in Abrahams schoot.
Requiem aeternam dona ei Domine. Et lux perpetua luceat ei.
Heer geef hem/haar de eeuwige rust en het eeuwige licht verlichte hem/haar.
Requiem aeternam dona eis Domine. Et lux perpetua luceat eis.
Heer geef hun de eeuwige rust en het eeuwige licht verlichte hen.
Vervolgens wordt een van de volgende teksten gebeden:
4
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
1.1. BIJ HET AFHALEN VAN DE OVERLEDENE
Priester:
Genade en vrede zij u allen van God onze Vader, van Jezus Christus, die ons heeft bevrijd uit de macht van de dood, en van de heilige Geest, die ons leidt naar het eeuwig leven.
(besprenkeling van het lichaam met wijwater)
Allen:
Barmhartige God, Volgens uw wil hebt U ... uit ons midden weggenomen. Moge deze laatste tocht voor hem \ haar de weg zijn naar eeuwige vreugde. Zegen ons die hem \ haar daarbij begeleiden, en geef dat wij (bij alle droefheid) de hoop bewaren, dat U hem \ haar in uw heerlijkheid opneemt. Dat vragen wij U door Jezus Christus, uw Zoon, die met u leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
5
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
1.2. BIJ HET AFHALEN VAN DE OVERLEDENE. Priester:
Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven.
(besprenkeling van het lichaam met wijwater)
6
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
1.3. BIJ HET AFHALEN VAN DE OVERLEDENE Priester: Allen:
Genade en vrede zij met u allen. En met uw geest.
(besprenkeling van het lichaam met wijwater) Priester:
Allen:
Laat ons bidden, luister, Heer, naar ons gebed, nu wij een beroep doen op uw barmhartigheid: Gij hebt uw dienaar \ dienares geroepen uit deze wereld heen te gaan; geef hem \ haar nu een plaats in het land van licht en vrede en neem hem \ haar op in het gezelschap van uw heiligen. Door Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
7
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
1.4. BIJ HET AFHALEN VAN DE OVERLEDENE Priester:
Allen:
8
Laat ons bidden, barmhartige Vader en God van alle vertroosting, uw eeuwige liefde is ons steeds nabij, in de duisternis van onze dood daagt het licht van uw leven op. Verlies uw dienaren niet uit het oog, en laat ons niet alleen in ons verdriet. (Wees onze toevlucht , Heer, wees onze kracht, help ons opstaan uit onze droefheid en rouw: uw nabijheid schenkt ons licht en vrede!) Heeft niet uw Zoon, onze Heer door te sterven, ónze dood ontkracht en door zijn opstanding ons leven hersteld? Daarom vragen wij U: laat ons zó naar Hem op weg gaan dat wij, na dit sterfelijke leven binnengaan in het Land, waar wij verenigd worden met al wie ons lief zijn en waar al onze tranen worden gedroogd. Door Christus onze Heer. Amen.
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
2. INTOCHT / LIED (vrij te kiezen) Requiem Requiem aeternam dona eis, Domine: et lux perpetua luceat eis. Te decet hymnus, Deus, in Sion, et tibi reddetur votum in Jerusalem: exaudi orationem meam, ad te omnis caro veniet.
Geef hun de eeuwige rust, Heer: en het eeuwige licht verlichte hen. U komt lofzang toe, God van Sion: U ter ere vervult men de gelofte in Jeruzalem: Verhoort mijn gebed, tot U komt alle vlees.
3. BEGROETING Priester: In de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Allen: Amen. Priester:
Allen:
De genade van onze Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen. En met uw geest.
4. OPENINGSWOORD Ofwel kan er door een familielid een ‘In memoriam” gehouden worden; hierin kan men in het kort het leven van de overledene schetsen. Ofwel kan men een openingsgedachte / openingsgedicht lezen; op het einde van deze map staan er enkele teksten die hiervoor gebruikt kunnen worden (zie nr. 31 e.v.). 5. OPENINGSWOORD door de priester.
9
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
6. LICHTRITUS 6.1. ONTSTEKEN VAN DE PAASKAARS Dit kan door de kinderen en/of kleinkinderen gebeuren. Pr:
In naam van de mensen die zich bedreigd en angstig voelen, bidt de psalmdichter: “De Heer is mijn licht en mijn heil.” Bij het ontsteken van de paaskaars willen ook wij ons vertrouwen zichtbaar maken in de Heer die over ons zijn licht laat stralen en die het eeuwig licht wil schenken aan onze dierbare overledene.
6.2. ONTSTEKEN VAN DE KAARSEN ROND DE BAAR Dit kan door de kinderen en/of kleinkinderen gebeuren. Pr:
10
Wij ontsteken dit licht bij onze dierbare overledene …………………… Dit licht, Heer, komt van U. Moge Uw licht een licht zijn in onze duisternis, moge het ons doen en laten in de komende tijd verlichten om een leven te leiden, vol vertrouwen en hoop.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
6.3. ONTSTEKEN VAN DE ZEVENARMIGE KANDELAAR De kandelaar kan door de kinderen en/of kleinkinderen aangestoken worden. Ondertussen zegt de pastoor of iemand van de familie de volgende tekst: De zevenarmige kandelaar is van Joodse oorsprong (menora) en duidt op Gods volle aanwezigheid in ons midden. De eerste vlam: de vlam van de LIEFDE, die het eerste en het belangrijkste is, want God is liefde en liefde is God. De tweede vlam: de vlam van het LEVEN, het leven hier, het leven straks, leven voor elkaar, het eeuwig leven. De derde vlam: de vlam van LICHT, het licht van de wereld, het ware licht, het licht in de nacht dat allen verlicht. De vierde vlam: de vlam van de HOOP, de vlam van verwachting, de vlam die wanhoop verdrijft. De vijfde vlam: de vlam van GELOOF, die ziet en ziet wat jij niet ziet, die verder ziet dan de dood. De zesde vlam: de vlam van het WOORD, dat samenbrengt en vertroost, dat spreken en luisteren doet. De zevende vlam: de vlam van de GEEST, van liefde en leven, van licht, van hoop en geloof, die Alles in allen wil zijn.
11
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
7.1. GEBED OM VERGEVING Priester:
Broeders en zusters, belijden wij onze zonden, bekeren wij ons tot God om de heilige eucharistie goed te kunnen vieren.
Allen:
Ik belijd voor de almachtige God en voor u allen, dat ik gezondigd heb in woord en gedachte, in doen en laten, door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn grote schuld. Daarom smeek ik de heilige Maria, altijd maagd, alle engelen en heiligen en u, broeders en zusters, voor mij te bidden tot de Heer onze God.
Priester:
Moge de almachtige God zich over ons ontfermen, onze zonden vergeven en ons geleiden tot het eeuwig leven. Amen.
Allen:
Ofwel gelezen: Priester: Allen: Priester: Allen: Priester: Allen:
Heer, ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. Christus, ontferm U over ons. Christus, ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons.
Ofwel gezongen: KYRIE Kyrie eleison Christe eleison Kyrie eleison
12
Heer ontferm U Christus ontferm U Heer ontferm U
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
7.2. GEBED OM VERGEVING (als het Kyrie niet gezongen wordt) Priester:
Priester:
Allen: Priester:
Allen: Priester:
Allen: Priester: Allen:
Broeders en zusters, belijden wij onze zonden, bekeren wij ons tot God om de heilige eucharistie goed te kunnen vieren. Heer onze God, wij zijn geroepen om verantwoordelijkheid te dragen voor uw schepping, om mensen te doen groeien naar uw beeld en gelijkenis. Vergeef ons voor de momenten waarin wij die opdracht niet hebben verstaan. Heer ontferm U over ons. Heer ontferm U over ons. Heer onze God, in uw Zoon heeft U zich geopenbaard en bekend gemaakt als een God die grenzen doet vervagen en die geen voorkeur heeft van de een boven de ander. Vergeef ons voor die momenten waarin wij dit niet hebben willen horen. Christus ontferm U over ons. Christus ontferm U over ons. Heer onze God, uw Geest doet ons beseffen dat wij in het spoor van Jezus moeten gaan, om te verkondigen dat liefde sterker is dan haat. Vergeef ons voor die momenten dat wij dit niet willen doen. Heer ontferm U over ons. Heer ontferm U over ons. Moge de almachtige God zich over ons ontfermen onze zonden vergeven en ons geleiden naar het eeuwig leven. Amen. 13
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
8. PSALM 23 Priester: Allen:
Priester:
Allen:
Priester:
Allen:
Priester:
Allen:
Priester:
Allen:
Priester:
Allen:
14
Mijn herder is de Heer, het zal mij nooit aan iets ontbreken. Mijn herder is de Heer, het zal mij nooit aan iets ontbreken. Hij brengt mij in een oase van groen, daar strek ik mij uit aan de rand van het water, daar is het goed rusten. Mijn herder is de Heer, het zal mij nooit aan iets ontbreken. Ik kom weer tot leven, dan trekken wij verder, vertrouwde wegen, Hij voor mij uit. Want God is zijn naam. Mijn herder is de Heer, het zal mij nooit aan iets ontbreken. Al moet ik het duister in van de dood, ik ben niet angstig, U bent toch bij me, onder uw hoede durf ik het aan. Mijn herder is de Heer, het zal mij nooit aan iets ontbreken. Gij nodigt mij aan uw eigen tafel, en allen die tegen mij zijn moeten het aanzien: dat Gij mij bedient, dat Gij mij zalft, mijn huid en mijn haren, dat Gij mijn beker vult tot de rand. Mijn herder is de Heer, het zal mij nooit aan iets ontbreken. Overal komen geluk en genade mij tegemoet, mijn leven lang. En altijd kom ik terug in het huis van de Heer, tot in lengte van dagen. Mijn herder is de Heer, het zal mij nooit aan iets ontbreken.
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.1. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
Laat ons bidden, Heer, onze God, hem \ haar die wij liefhebben is ons ontnomen en wij weten niet waarom. Wij bidden U in onze droefheid: geef ons vandaag te verstaan, dat Gij niemand voorgoed vergeet, dat Gij ook nu het leven voortzet in ons midden, want bij U is niets onmogelijk: Gij zijt een God van levenden Dat vragen wij U door Jezus Christus, uw Zoon, die met u leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
15
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
9.2. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
16
Laat ons bidden, levende God, Gij zijt Heer van de schepping: al wat leeft roemt uw naam. Wij bidden U voor ..................................... die zijn \ haar aardse leven heeft volbracht; zie neer op het vele goede dat hij \ zij tijdens zijn \ haar leven heeft gedaan. Neem zijn \ haar geest in uw handen en voer hem \ haar binnen in de glorie van uw heiligen, door Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.3. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
Laat ons bidden, levende God, wij vertrouwen op uw belofte, dat niemand leeft voor zichzelf, niemand sterft voor zichzelf. Wij bidden U bij het afscheid van ................... laat zijn \ haar leven vrucht voortbrengen voor allen die hier achterblijven. Laat uw woord bewaarheid worden, dat de dood het einde niet is, maar de overgang naar uw vrede, door Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen de eeuwen. Amen.
17
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.4. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
18
Laat ons bidden, God van liefde, wij kennen uw zorg voor de wereld, wij weten, dat niemand die U trouw heeft gediend verloren gaat. Wij bidden U voor ......................... zie welwillend neer op de zorgen en moeiten die hij \ zij zich in zijn \ haar gezin heeft getroost om uw wil te volbrengen. Schenk hem \ haar het loon van een duizendvoud geluk in de heerlijkheid van uw koninkrijk, door Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.5. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
Laat ons bidden, God van liefde, Gij hebt de mens niet geschapen om hem te laten sterven, maar om hem het leven te schenken in eeuwigheid. Wij bidden U voor ...................... breng hem \ haar over naar de plaats die uw Zoon voor hem \ haar heeft bereid. Laat hem \ haar wonen in het ontoegankelijk licht van vrede. Dat vragen wij U door Jezus Christus, uw Zoon, die met u leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
19
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
9.6. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
20
Laat ons bidden, Heer, onze God, laat niets verloren gaan, laat niets tevergeefs gedaan zijn of geleden. Laat al wat gezaaid wordt uiteindelijk vrucht geven. Laat ons niet leeg en vruchteloos leven en laat ons niet bezwijken voor de bekoring van vergeefsheid of overmoed. Houd ons staande in de hoop op het beter vaderland voor alle mensen. Dat vragen wij U door Jezus Christus, uw Zoon, die met u leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.7. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
Laat ons bidden, God, onze Heer, Gij hebt uw hand op ons gelegd en ons uw eigen levensadem meegedeeld. Gij wilt niet dat wij sterven, Gij wilt dat wij leven en groeien. Bevestig ons vertrouwen dat Gij de mens blijft dragen in uw liefde en alles ten goede keert. Want Gij hebt de dood vernietigd, Gij zaait in ons het zaad van eeuwig leven: het woord van uw Zoon, Jezus Christus, onze Heiland. Die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
21
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.8. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
22
Laat ons bidden, God, geef uw heerlijkheid, uw toekomst en uw trouw aan deze gestorven mens. Wij kunnen niet geloven dat zijn \ haar leven vergeefs voorbij is gegaan, en dat alles wat hij \ zij voor mensen heeft betekend nu verloren is. Maar wij verenigen ons met het geloof waarin hij- \ zijzelf aan U heeft vastgehouden ten einde toe, aan U, zijn \ haar God en onze Vader. Dat vragen wij U door Jezus Christus, uw Zoon, die met u leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.9. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
Laat ons bidden, Heer God, Gij gunt ons het licht van onze ogen, Gij hebt onze geboorte gewild, niet voor het duister hebt Gij ons gemaakt, niet voor de dood, maar om te leven naar U toe, van ganser harte. Maar wees dan ook barmhartig en neem ons bij de hand, keer ons ten goede, ten leven, vandaag en altijd. Dat vragen wij U door Jezus Christus, uw Zoon, die met u leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
23
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
9.10. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
24
Laat ons bidden: Wij hebben weinig woorden, God, wij zijn bedroefd met deze dood voor ogen. Hoor naar onze vragen, blijf hier aanwezig nu wij zoeken naar het waarom. Laat, Heer, de doden spreken van uw belofte, dat Gij de tranen zult wissen uit onze ogen, dat er geen dood, geen rouw meer zal zijn als alles is volbracht in eeuwigheid. Dat vragen wij U door Jezus Christus, uw Zoon, die met u leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.11. OPENINGSGEBED Priester.
Allen.
Laat ons bidden, Heer onze God, wij zijn hier samen om het sterven van ......... Zij is weggenomen uit de gemeenschap die haar droeg en waaraan zij zich gewijd had. Wij vragen U, neem haar op in Uw geborgenheid, geef haar een nieuw gevoel van vertrouwdheid en rust en laat haar nu voorgoed wonen in uw hemelse vaderhuis. Dit vragen wij U door Christus onze Heer die met U en de heilige Geest leeft en heerst, God, in de eeuwen de eeuwen. Amen.
25
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
9.12. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
26
Laat ons bidden, Heer, onze God, Gij schenkt ons het leven en vraagt het van ons terug. Wij bidden U voor ................... die nog zo jong afscheid van ons moest nemen. Neem hem \ haar op in uw heerlijkheid en geef dat zijn \ haar sterven vrucht zal dragen voor hen die achterblijven. Geef hun de kracht dit verlies te overwinnen en te blijven geloven in de verrijzenis van het lichaam, door Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.13. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
Laat ons bidden, Heer, onze God, Gij alleen bepaalt het uur waarop Gij ons wilt ontmoeten. Daarom bidden wij voor ........................ die zo plotseling van ons is heengegaan: breng hem \ haar over naar uw woning in de hemel. Laat hem \ haar door de verdiensten van onze Heer Jezus Christus verrijzen uit de dood en deel hebben aan uw leven, door Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
27
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.14. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
28
Laat ons bidden, God, met dit sterven is veel wijsheid, mildheid en begrip onherroepelijk uit ons leven verdwenen. Toch past ons verwondering en dank. Blijde verwondering om het beeld dat dit leven nalaat, dank om alles wat het aan goedheid uitstraalde. God, wij geloven dat dit onvermijdelijke einde tevens het begin is van iets waarvoor menselijke woorden tekort schieten. Maar het gaat over hemel en geluk, om vrede en eeuwigheid, het gaat om U die leeft in de eeuwen der eeuwen. Amen.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.15. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
Laat ons bidden, Heer, onze God, hem \ haar die wij liefhebben is ons ontnomen en wij weten niet waarom. Wij bidden U in onze droefheid: geef ons vandaag te verstaan, dat Gij niemand voorgoed vergeet, dat Gij ook nu het leven voortzet in ons midden, want bij U is niets onmogelijk Dat vragen wij U door Jezus Christus, uw Zoon, die met u leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
29
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
9.16. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
30
Laat ons bidden, God van liefde, door Jezus, uw Zoon, hebt Gij een blijvend verbond gesloten met alle mensen, die U dierbaar zijn. Wij bidden U vandaag voor ......................... die het boek van zijn \ haar aardse leven nu voorgoed heeft afgesloten: laat hem \ haar vol vreugde binnengaan in de vrede van uw koninkrijk, waar Jezus, de Heer, ons is voorgegaan en ons een blijvende woning heeft bereid. Dat vragen wij U door Jezus Christus, uw Zoon, die met u leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.17. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
Laat ons bidden, Heer, onze God, Gij hebt ons hier samengebracht om afscheid te nemen van .................................. Wij zijn bedroefd omdat hij \ zij van ons is heengegaan. Toch willen wij, met de pijn van de droefheid in ons hart, dankbaar terugdenken aan alles wat hij \ zij voor ons betekend heeft. Leid hem \ haar binnen in uw vaderhuis, en houd ons allen op de weg van de liefde, de weg waarop hij \ zij ons is voorgegaan, in de Geest van Jezus Christus, uw Zoon, die met u leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
31
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
9.18. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
32
Laat ons bidden, Wij richten ons tot U, God, voor wie alles leeft. Wij denken aan onze overledene, die Gij uit dit leven hebt weggeroepen, en die wij erg zullen missen. Laat U vinden door hem \ haar; vervul zijn \ haar diepste verlangens, en breng hem \ haar behouden in uw koninkrijk. Laat hem \ haar rust vinden in uw nabijheid; moge uw vrede zijn \ haar deel zijn, door Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.19. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
Laat ons bidden: Wij hebben weinig woorden, God, wij zijn bedroefd met deze dood voor ogen. Hoor naar onze vragen, blijf hier aanwezig nu wij zoeken naar het waarom. Laat, Heer, de doden spreken van uw belofte, dat Gij de tranen zult wissen uit onze ogen, dat er geen dood, geen rouw meer zal zijn als alles is volbracht. Dat vragen wij U door Jezus Christus, uw Zoon, die met u leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
33
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
9.20. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
34
Laat ons bidden, Heer God, Gij gunt ons het licht van onze ogen, Gij hebt onze geboorte gewild, niet voor het duister hebt Gij ons gemaakt, niet voor de dood, maar om te leven naar U toe, van ganser harte. Maar wees dan ook barmhartig en neem ons bij de hand, keer ons ten goede, ten leven, vandaag en altijd. Dat vragen wij U door Jezus Christus, uw Zoon, die met u leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.21. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
Laat ons bidden, God, geef uw heerlijkheid, uw toekomst en uw trouw aan deze gestorven mens. Wij kunnen niet geloven dat zijn \ haar leven vergeefs voorbij is gegaan, en dat alles wat hij \ zij voor mensen heeft betekend nu verloren is. Maar wij verenigen ons met het geloof waarin hij- \ zijzelf aan U heeft vastgehouden ten einde toe, aan U, zijn \ haar God en onze Vader. Dat vragen wij U door Jezus Christus, uw Zoon, die met u leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
35
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
9.22. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
36
Laat ons bidden, God, onze Heer, Gij hebt uw hand op ons gelegd en ons uw eigen levensadem meegedeeld. Gij wilt niet dat wij sterven, Gij wilt dat wij leven en groeien. Bevestig ons vertrouwen at Gij de mens blijft dragen in uw liefde en alles ten goede keert. Want Gij hebt de dood vernietigd, Gij zaait in ons het zaad van eeuwig leven: het woord van uw Zoon, Jezus Christus, onze Heiland. Die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.23. OPENINGSGEBED Priester:
Allen:
Laat ons bidden, Heer, onze God, laat niets verloren gaan, laat niets tevergeefs gedaan zijn of geleden. Laat al wat gezaaid wordt uiteindelijk vrucht geven. Laat ons niet leeg en vruchteloos leven en laat ons niet bezwijken voor de bekoring van vergeefsheid of overmoed. Houd ons staande in de hoop op het beter vaderland voor alle mensen. Dat vragen wij U door Jezus Christus, uw Zoon, die met u leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
37
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.24. OPENINGSGEBED Priester.
Allen.
38
Laat ons bidden, God, het leven van ieder mens ligt in uw hand. Gij telt de dagen, en als het U genoeg is, laat Gij het einde komen. Zie niet voorbij aan onze droefheid om dit vroege heengaan. Laat dit jonge leven niet voorgoed geëindigd zijn, maar doe het bloeien in een eeuwige jeugd, te midden van de vreugde van uw huis, door Jezus Christus, Uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.25. OPENINGSGEBED (AM 1297) Priester.
Allen.
Laat ons bidden, God, almachtige Vader, In geloof belijden wij dat uw Zoon gestorven is en verrezen. Verleen ons goedgunstig dat onze broeder / zuster ….. die in Christus is ontslapen, door dit mysterie zal verrijzen in de kracht van onze Heer Jezus Christus. Die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
39
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
9.26. OPENINGSGEBED (AM 1297) Priester.
Allen.
40
Laat ons bidden, God, Gij zijt barmhartig en vergevingsgezind. Wij bidden U voor uw dienaar / dienares ………… die Gij (vandaag) tot U hebt geroepen. Herinner U zijn / haar godsvertrouwen en zijn / haar geloof, leid hem / haar het eeuwig vaderland binnen en maak hem / haar voor altijd gelukkig. Door onze Heer Jezus Christus, Uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Dienst van het Woord We komen nu bij het volgende onderdeel waarin God ons iets te vertellen heeft. In de Dienst van het Woord luisteren we naar woorden uit de Bijbel, naar God die tot ons spreekt. Daarom worden op deze plaats geen teksten gelezen die niet uit de Bijbel komen. Hoewel er natuurlijk ook overal op de wereld hele mooie andere teksten geschreven zijn, heeft de Bijbel voor christenen een onvervangbare plaats. De Dienst van het Woord bestaat uit minimaal twee lezingen: een eerste lezing uit het Oude of het Nieuwe Testament, en een lezing uit het Evangelie. Het Evangelie vertelt wat Jezus zelf gedaan of gezegd heeft en vormt bij de dienst van het woord het hoogtepunt. Je mag ook drie lezingen kiezen. De eerste is dan uit het Oude Testament; de tweede uit het Nieuwe Testament, en de derde uit het Evangelie. Er is een ruime keuze beschikbaar. Lees ze daarom rustig door en kijk welke lezing iets van uw gevoelens onder woorden brengt. Praat er met elkaar over welke je geschikt vindt. Er komen verschillende thema’s aan bod: geschapen zijn, liefde, verdriet, trouw, vertrouwen, verbonden zijn met Jezus Christus onze Verlosser, vrede, hoop op eeuwig leven en verrijzenis. Misschien ken je iemand die de eerste lezing(en eventueel de tweede lezing) zou kunnen voorlezen (kinderen, familie, vrienden).
41
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
9.
LEZINGEN UIT HET OUDE TESTAMENT (Dit zijn lezingen van voor de geboorte van Jezus Christus)
10.1. Ik ben er zeker van, mijn Verlosser leeft! Uit het boek Job (19,1. 23-27a) Zo luiden de woorden van Job: ach, werden mijn woorden maar opgetekend, ergens in vastgelegd, door een ijzeren stift in een rotssteen gedreven, met lood gevuld - tot blijvend getuigenis. Want ik weet: ik ben er zeker van: mijn Verlosser leeft, op het laatst zal hij deze wereld binnentreden. En al ben ik nog zo geschonden, ik zal God zien vanuit dit lichaam. Aan mijn zijde zal ik Hem zien, met eigen ogen: mijn hart smacht van verlangen. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
42
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
10.2. God heeft hen aanvaard als een gave van zichzelf. Uit het boek Wijsheid (3, 1-9) De zielen van de rechtvaardigen zijn in Gods hand en geen kwelling zal hen deren. Voor het oog der dwazen schenen zij te sterven, hun heengaan werd als een ongeluk aangezien, en hun verdwijnen uit ons midden als een vernietiging. Zij zijn echter in vrede. Ook al worden zij naar de mening van de mensen gestraft, zij zijn vervuld van één hoop: de onsterfelijkheid; God heeft hen beproefd en Hij heeft hen waardig bevonden: als goud in de smeltoven heeft Hij hen beproefd en ze aanvaard als een brandoffer. (Wanneer dan de tijd van hun oordeel komt, zullen zij schitteren als een lopend vuur in een rietveld, Zij zullen de volken oordelen en heersen over de naties. En de Heer zal hun koning zijn, in eeuwigheid.) Zij die zich aan Hem hebben toevertrouwd zullen de waarheid vatten; zijn getrouwen zullen in liefde bij Hem blijven, want genade en goedheid zijn voor zijn uitverkorenen. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
43
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
10.3. Een mens is bejaard door zijn onbesproken leven. Uit het boek Wijsheid (4,7-15 en 5,14-16) De rechtvaardige vindt rust, al sterft hij ook vóór zijn tijd. Want het aanzien van de ouderdom berust niet op een lang leven en wordt niet afgemeten naar het aantal jaren. Neen, een mens is een grijsaard door zijn verstandigheid en hij is bejaard door zijn onbesproken leven. Hij was welgevallig aan God en werd door Hem bemind; hij leefde temidden van zondaars en werd bij hen weggenomen. Hij werd weggerukt, opdat geen boosheid zijn inzicht zou vertroebelen en geen bedrog zijn ziel zou verleiden. Want de betovering van de ondeugd verduistert het goede en de roes van de hartstocht verderft een onschuldig gemoed. In korte tijd tot voleinding gekomenheeft hij de volheid van vele jaren bereikt, want zijn ziel was welgevallig aan de Heer: daarom ging hij spoedig heenuit de slechte wereld. De mensen zien dat wel, maar begrijpen het niet; in hun gedachten komt zoiets niet eens op, dat genade en barmhartigheid Zijn uitverkorenen ten deel vallen en dat er over zijn heiligen gewaakt wordt. (Een rechtvaardige die sterft zal een veroordeling zijn van de goddelozen die leven en een jongeman die vroeg tot volmaaktheid komt zal de hoogbejaarde zondaar veroordelen. Zij zullen immers het sterven van de wijze zien zonder te begrijpen wat de Heer met hem voorhad en waarom Hij hem in veiligheid heeft gebracht. Ja, de hoop van de goddeloze is als kaf dat door de wind wordt meegevoerd, als lichte rijp die door een storm wordt weggeblazen, als rook die door de wind wordt verspreid en als de vluchtige herinnering aan een gast die één dag is gebleven. De rechtvaardigen echter leven tot in eeuwigheid; zij vinden hun loon bij de Heer en de Allerhoogste draagt zorg voor hen. Daarom zullen zij de heerlijke kroon en de schone diadeem uit de hand van de Heer ontvangen: Hij zal hen met zijn rechterhand behoeden en met zijn arm beschutten.) Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
44
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
10.4. De Heer zal voor altijd de dood vernietigen. Uit het boek Jesaja (25,6a.7-9) Op die dag zal de Heer van de hemelse machten op deze berg een gastmaal aanrichten voor alle volkeren. Op deze berg verscheurt Hij de sluier die over alle volken ligt, de floers die alle naties bedekt. God de Heer zal voor altijd de dood vernietigen. Hij zal de tranen van alle gezichten afwissen, de schande van zijn volk wegnemen van heel de aarde. Want zo heeft de Heer besloten. Op die dag zal men zeggen: Dat is onze God. Wij hoopten op Hem en Hij heeft ons gered. Dit is de Heer op wie wij vertrouwen hadden gesteld; laat ons blij zijn en juichen om de redding die Hij heeft gebracht. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
45
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
10.5. Goed is het, in stilte op redding van de Heer te wachten. Uit de Klaagliederen (3,17-26) Het geluk bleef verre van mij, wat welstand is wist ik niet meer. Mijn hoop op God blijkt vervlogen, ik leef zonder hoop. Ik denk aan mijn nood en ellende, dit vergiftigt mijn leven. Ik blijf er aldoor aan denken, het weegt op mij als een last. Desondanks prent ik mij in - en dat geeft mij hoop -: Zonder einde is Gods genade, onuitputtelijk is Zijn erbarmen. Uw grote trouw is iedere morgen weer nieuw. Ik behoor aan de Heer, - zegt mijn hart Hij blijft mijn hoop. Goed is de Heer voor wie hoopt, voor iedereen die Hem zoekt. Goed is het, in stilte op redding van de Heer te wachten. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
46
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
10.6. Die slapen in het stof, zullen ontwaken. Uit de Profeet Daniël (12,1-3) In die dagen rouwde ik, Daniël, en ik hoorde dit woord van de Heer: In die tijd zal de grote vorst Michaël opstaan om de kinderen van uw volk te beschermen. Want het zal dan een tijd van nood zijn zoals er eerder nog geen is geweest zolang er volken zijn. Maar al degenen van uw volk, die in het boek staan opgetekend, zullen in die tijd worden gered. En velen van hen die slapen in het stof zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om de smaad van een eeuwige schande te ondervinden. Dan zullen de wijzen stralen als de glans van het uitspansel en degenen die de mensen tot gerechtigheid hebben gebracht, zullen schitteren als de sterren voor eeuwig en immer. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
47
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
10.7. De gedachte aan de verrijzenis had hem deze voortreffelijke daad ingegeven. Uit het tweede Boek van de Makkabeeën (12,43-46) In die dagen hield de heldhaftige aanvoerder Judas de Makkabeeër een geldinzameling bij zijn manschappen en zond het bedrag daarvan, tweeduizend drachmen, naar Jeruzalem om voor de zonden van de overledenen een offer op te dragen. Dat was een mooie en edele daad, ingegeven door de gedachte aan de verrijzenis. Want als hij niet gehoopt had, dat de gevallenen zouden verrijzen, dan was het overbodig en zinloos geweest voor de overledenen te bidden. Bovendien overwoog hij, dat voor degenen die godvruchtig ontslapen een heerlijke beloning is weggelegd; inderdaad een heilige en vrome gedachte! Daarom liet hij voor de overledenen een zoenoffer opdragen, opdat ze van hun zonden zouden worden vrijgesproken. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
48
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
10.7.1 De Heer is op deze plaats en ik wist het niet. Uit het boek Genesis (28,10-17) Jakob vertrok uit Berseba en ging naar Haran. Op een bepaalde plaats gekomen, wilde hij daar overnachten, nadat de zon reeds was ondergegaan. Een van de stenen die daar lagen nam hij als hoofdkussen en viel op die plaats in slaap. Hij kreeg een droom en zag een ladder die op de aarde stond en waarvan de top tot in de hemel reikte. Langs die ladder gingen Gods engelen op en af. Ineens stond de Heer bij hem en zei: “Ik ben de Heer, de God van uw vader Abraham en de God van Isaak. Het land waar gij op ligt, zal Ik aan u en aan uw nakomelingen geven. Uw nageslacht zal zijn als het stof van de aarde; gij zult u uitbreiden naar het westen en naar het oosten, naar het noorden en het zuiden; door u en uw nakomelingen zal zegen komen over alle geslachten van de aarde. Ik ben met u; Ik zal u behoeden waar gij ook gaat, en u terugvoeren naar dit land. Want Ik zal u niet verlaten tot Ik mijn belofte heb vervuld.” Jakob werd wakker en riep uit: “Waarlijk, de Heer is op deze plaats en ik wist het niet.” Hij werd bevreesd en zei: “Ontzagwekkend is deze plaats! Dit kan niet anders zijn dan het huis van God en de poort van de hemel.” Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
49
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
10.7.2. Vrees niet als de dood over u verordend wordt! Uit het boek Wijsheid van Jezus Sirach (Sir. 41, 1-6 en 10-13) O dood, hoe bitter is de gedachte aan u voor de mens die in vrede leeft te midden van zijn bezittingen, voor de onbekommerde, wie het in alles wel gaat en die nog de kracht heeft van lekker eten te genieten. O dood, het is goed als gij verordend wordt over een mens die gebrek lijdt, die zijn krachten ziet slinken, over een afgeleefde mens, altijd door vrees geplaagd, ontmoedigd en niets meer verwachtend. Vrees niet als de dood over u verordend wordt: denk aan hen die u zijn voorgegaan en aan hen die na u komen. De Heer heeft het zo verordend over al wat leeft. Waarom weigert gij wat de Hoogste behaagt? Of gij tien, honderd, of duizend jaar geleefd hebt, in het dodenrijk kunt gij u niet beklagen over uw levensduur. Verfoeilijk zijn de kinderen der zondaars: zij verkeren in de kringen der onvromen. Het erfdeel van de kinderen der zondaars gaat verloren en op hun geslacht rust blijvende schande. Al wat uit de leegte komt, keert naar de leegte terug; zo komen de onvromen van niet tot niet. Een zucht is het lichaam van de mens, maar de naam van de vrome wordt niet uitgewist. Pas op voor uw naam, want die is duurzamer dan duizend grote kluizen vol goud. Van een goed leven zijn de dagen telbaar, maar een goede naam duurt ontelbare dagen. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
50
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
10.7.3. Alles heeft zijn tijd. Uit het boek Prediker (3, 1-15) Alles heeft zijn uur, alle dingen onder de hemel hebben hun tijd. Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven, een tijd om te planten en een tijd om wat geplant is te oogsten,. Een tijd om te doden en een tijd om te genezen, een tijd om af te breken en een tijd om op te bouwen. Een tijd om te huilen en een tijd om te lachen, een tijd om te rouwen en een tijd om te dansen. Een tijd om stenen weg te gooien en een tijd om stenen te verzamelen, een tijd om te omhelzen en een tijd om van omhelzen af te zien. Een tijd om te zoeken en een tijd om te verliezen, een tijd om te bewaren en een tijd om weg te doen. Een tijd om stuk te scheuren en een tijd om te herstellen, een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken. Een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten, een tijd voor oorlog en een tijd voor vrede. Wat heeft iemand dan aan al zijn werken en zwoegen? Ik overzag de bezigheden die God de mens heeft opgelegd om er zich mee af te tobben. Alles wat hij doet is goed op zijn tijd; ook heeft Hij de mens besef van duur ingegeven, maar toch blijft Gods werk voor hem van het begin tot het eind ondoorgrondelijk. Daarom lijkt het mij voor een mens nog het beste om vrolijk te zijn en het er goed van te nemen Als hij kan eten en drinken en genieten van al wat hij met zijn zwoegen bereikt heeft, is dat immers een gave van God. Ik kwam tot het inzicht dat alles wat God doet voor altijd blijft: er valt niets aan toe te voegen en niets gaat er af. God maakt dat de mensen ontzag voor Hem hebben. wat is, was tevoren al; wat zal zijn is vroeger al, geweest. God haalt wat voorbij is steeds weer terug. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
51
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
10.7.4. Ik, de Heer, zal hun God zijn. Uit het boek Ezechiël (34, 23-27A.30-31) Dan zal Ik over hen één herder aanstellen die hen weiden zal: mijn dienaar David. Die zal ze weiden, die zal hun herder zijn. Ik, de Heer, zal hun God zijn, en mijn dienaar David hun vorst; Ik, de Heer, heb gesproken. Ik zal hun de vrede waarborgen en de wilde dieren uit het land doen verdwijnen, zodat ze veilig kunnen leven in de steppen en slapen in de bossen. Ik zal mijn zegen uitstorten over hen en over het gebied rondom mijn heuvel; Ik zal het op tijd laten regenen, weldadige regens zullen het zijn. De bomen in het veld zullen hun vruchten dragen en de akkers hun gewas voortbrengen. Dan zullen ze erkennen dat Ik, de Heer, hun God, hen bescherm, en dat zij, het volk van Israël, Mijn volk zijn, luidt de godsspraak van God de Heer. Gij toch zijt mijn schapen, de schapen die Ik weidt; gij zijt Mijn mensen en Ik ben uw God, luidt de godsspraak van de God de Heer. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
52
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
10.7.5. Geloofd zij God, die leeft en heerst de eeuwen door. Uit het boek Tobit (13,1-8) In die tijd schreef Tobit het volgende loflied: Geloofd zij God, die leeft en heerst de eeuwen door, want Hij kastijdt en toont erbarming, voert naar het dodenrijk en haalt er weer uit. Niemand ontkomt aan zijn hand. Dankt Hem, Israëlieten, ten aanhore van de volken, want Hij heeft ons onder hen verstrooid. Verkondigt onder hen zijn grootheid. laat al wat leeft uw loflied horen, want Hij is onze Heer en God, Hij onze Vader in alle eeuwigheid. Hij kastijdt ons om onze ongerechtigheden, maar zal zich weer over ons erbarmen en verzamelen uit alle volken, waaronder gij verstrooid zijt. Als ge u tot Hem bekeert van ganser harte en met volle overgave uw verplichtingen jegens Hem nakomt, dan zal Hij zich keren tot u en zijn gelaat niet verbergen. Geeft acht op hetgeen Hij met u doet en prijst Hem met luider stem. Looft de Heer der gerechtigheid en verheft de Koning der eeuwen. In het land waarin ik als balling leef, prijs ik Hem, verkondig ik zijn kracht en grootheid aan een volk van zondaars. Bekeert u, zondaars, betracht wat recht is in zij ogen. Wie weet, vindt Hij welgevallen in u en betoont Hij u zijn erbarming. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
53
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
10.7.6. Ja, God is mijn redder, ik vrees niet, ik ben vol vertrouwen. Uit de Profeet Jesaja (12,1-6) Die dag zult ge zeggen: “Ik loof U, Heer; Gij waart toornig op mij, maar uw toorn is bedaard en Gij hebt mij getroost. Ja, God is mijn redder, ik vrees niet, ik ben vol vertrouwen: de Heer is mijn sterkte en kracht, Hij heeft mij redding gebracht.” Die dag zult ge vol vreugde water putten uit de reddende bron. Die dag zult ge zeggen: “Loof de Heer, roep zijn Naam uit, maak onder de volken zijn daden bekend, verkondig zijn hoogverheven Naam. Zing de Heer lof, want Hij deed grootste dingen, laat het bekend zijn over heel de aarde! Juicht en jubelt, bewoners van Sion, Israëls Heilige is groot in uw midden!” Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
54
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
10.7.7. Zoals een moeder haar zoon troost, zo troost Ik u. Uit de Profeet Jesaja (66,10-14a) Verheugt u met Jeruzalem, en juicht over haar, allen die van de stad houdt. Jubelt met haar van blijdschap, allen die om haar hebt getreurd. Dan kunt gij u verzadigen en troost vinden aan haar borst, en u te goed doen aan haar overvloedige melk. Want dit zegt de Heer: “Ik laat haar de vrede toevloeien als een stroom, als een bruisende beek, de rijkdom van de volken. Haar kinderen worden op de arm gedragen en op de knieën vertroeteld. Zoals een moeder haar zoon troost, zo troost Ik u: in Jeruzalem zult ge troost vinden. Wanneer ge dat ziet, zal uw hart bonzen van vreugde.” Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
55
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
10.7.8. (45) De Heer zal voor altijd de dood vernietigen. Uit de Profeet Jesaja (25,6a. 7-9) Op die dag zal de Heer van de hemelse machten op deze berg een gastmaal aanrichten voor alle volkeren. Op deze berg zal Hij de sluier verscheuren die over de volken ligt en de doek die alles naties bedekt. God de Heer zal voor altijd de dood vernietigen; Hij zal de tranen van alle gezichten afwissen, en de schande van Zijn volk wegnemen van heel de aarde. Want zo heeft de Heer besloten. Op die dag zal men zeggen: Dat is onze God. Wij hoopten op hem en Hij heeft ons gered. Dit is de Heer op wie wij ons vertrouwen hadden gesteld: laat ons blij zijn en juichen om de redding die Hij ons heeft gebracht. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
56
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
10.7.9. (46/59) Goed is het, in stilte op redding van de Heer te wachten. Uit de Klaagliederen (3,22-26) Zonder einde is Gods genade, onuitputtelijk is Zijn erbarmen. Uw grote trouw is iedere morgen weer nieuw. Ik behoor aan de Heer, - zegt mijn hart Hij blijft mijn hoop. Goed is de Heer voor wie hoopt, voor iedereen die Hem zoekt. Goed is het, in stilte op redding van de Heer te wachten. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
57
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
10.7.10. (58) De Heer zal voor altijd de dood vernietigen. Uit de Profeet Jesaja (25,6a. 7-8a) Op die dag zal de Heer van de hemelse machten op deze berg een gastmaal aanrichten voor alle volkeren. Op deze berg zal Hij de sluier verscheuren die over de volken ligt en de doek die alles naties bedekt. God de Heer zal voor altijd de dood vernietigen; Hij zal de tranen van alle gezichten afwissen, Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
58
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
11. LIED In een viering met gregoriaanse zang wordt gezongen: Absolve Domine Absolve Domine, animas omnium fidelium defunctorum ab omni vinculo delictorum. Et gratia tua illis succurrente, mereantur evadere judicium ultionis. Et lucis aeternae beatitudine perfrui.
Heer, ontsla de zielen van alle gelovigen van alle boeien der zonden. En mogen zij door de hulp van Uw genade aan het wraakgericht ontkomen. En genieten van de zaligheid in het eeuwig licht.
59
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Ofwel: Victimae pascali laudes Victimae pascali laudes immolent christiani. Agnus redemit oves: Christus innocens Patri reconciliavit peccatores. Mors et vita duello conflixere mirando: dux vitae mortuus regnat vivus.
Mogen de christenen hun lofzang wijden aan het offerlam van Pasen. Het Lam verloste de schapen: Christus in onschuld verzoende de zondaars met de Vader. Dood en leven voerden ‘n tweestrijd: ‘n tweestrijd: de aanvoerder ten leven is gestorven en heerst nu levend.
Dic nobis Maria: quid vidisti in via? Sepulchrum Christi viventis et gloriam vidi resugentis. Angelicos testes, sudarium et vestes. Surrexit Christus spes mea: praecedet suos in Gallileam.
Zeg ons Maria, wat hebt ge gezien op uw weg? Ik zag het graf van Christus die leeft, en de glorie van de Verrezene. Ik zag de engelen als getuigen, ik zag de zweetdoek en het grafkleed. Verrezen is Christus, mijn hoop: Hij gaat u voor naar Gallilea.
Scimus Christum surrexisse a mortuis vere: Tu nobis victor Rex, miserere. Amen.
Wij weten dat Christus werkelijk van de doden is opgestaan: Wees Gij, zegevierende Koning, ons genadig. Amen.
60
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
12.
LEZINGEN UIT HET NIEUWE TESTAMENT
U I T V A A R T
(Dit zijn lezingen van na de Kruisdood en de Verrijzenis van Jezus Christus) 12.8. Jezus is de door God aangestelde Rechter over levenden en doden. Uit de Handelingen van de apostelen (10,34-43 of 34-36. 42-43) In die dagen nam Petrus het woord en sprak: “Nu besef ik pas goed, dat er bij God geen aanzien des persoons bestaat, maar dat, uit welk volk ook, ieder die Hem vreest en het goede doet, Hem welgevallig is. Het woord heeft Hij tot de zonen van Israël gezonden toen Hij door Jezus Christus de Blijde Boodschap van vrede verkondigde: Deze is de Heer van allen. (Gij weet wat er overal in Judea gebeurd is; hoe Jezus van Nazaret zijn optreden begon in Galilea na het doopsel dat Johannes predikte, en hoe God Hem gezalfd heeft met de Heilige Geest en met kracht. Hij ging weldoende rond en genas allen die onder de dwingelandij van de Duivel stonden, want God was met Hem. Wij zijn getuigen van alles wat Hij in het land van de Joden en in Jeruzalem gedaan heeft. Hem hebben ze aan het kruishout geslagen en vermoord. God heeft Hem echter op de derde dag doen opstaan en laten verschijnen, niet aan het hele volk, maar aan de getuigen die door God tevoren waren uitgekozen, aan ons die met Hem gegeten en gedronken hebben nadat Hij uit de doden was opgestaan.) Hij gaf ons de opdracht aan het volk te prediken, en te getuigen dat Hij de door God aangestelde rechter is over de levenden en de doden. Van Hem leggen alle profeten het getuigenis af, dat ieder die in Hem gelooft door zijn Naam vergiffenis van zonden verkrijgt.” Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God. 61
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
12.9. Zalig de doden die in de Heer sterven. Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes (14,13) In die dagen hoorde ik, Johannes, een stem uit de hemel die zei: “Schrijf op: Zalig de doden die in de Heer sterven, van nu af aan. Ja waarlijk, zegt de Geest, laat hen uitrusten van hun moeiten want hun werken vergezellen hen.” Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
62
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
12.10. De doden werden geoordeeld naar hun daden. Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes (20,11-21, 1) Ik, Johannes, zag een grote, witte troon en Hem die daarop gezeten is. De aarde en de hemel vluchtten weg voor Zijn aanschijn en hun plaats werd niet meer gevonden. In ik kon de doden, groot en klein, voor de troon zien staan. En de boeken werden geopend. Nog een ander boek werd geopend, het boek des levens. En de doden werden geoordeeld naar hun daden zoals die in de boeken beschreven stonden. En de zee gaf haar doden terug, en de dood en de onderwereld gaven hun doden terug en zij werden geoordeeld, eenieder naar zijn daden. Toen werden dood en onderwereld in de vuurpoel geworpen. Dit is de tweede dood, de poel van vuur. En ieder wiens naam niet stond in het boek des levens, werd geworpen in de poel van vuur. En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; de eerste hemel en de eerste aarde waren verdwenen en de zee bestond niet meer. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
63
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
12.11. De dood zal niet meer zijn. Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes (21,1-5a. 6b-7) Ik, Johannes, zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; de eerste hemel en de eerste aarde waren verdwenen en de zee bestond niet meer. En ik zag de heilige Stad, het nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel neerdalen, schoon als een bruid die zich voor haar man heeft getooid. Toen hoorde ik een machtige stem die riep van de troon: “Zie hier Gods woning onder de mensen! Hij zal bij hen wonen, zij zullen Zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen en de dood zal niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn want al het oude is voorbij.” En Hij die op de troon is gezeten, sprak: “Zie, Ik maak alles nieuw. Ik ben de Alfa en de Omega, De Oorsprong en het Einde. Wie dorst heeft, zal Ik om niet te drinken geven uit de bron van het water des levens. Wie overwint, zal dit alles krijgen en Ik zal zijn God zijn en hij Mijn zoon.” Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
64
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
12.12. Nu wij gerechtvaardigd zijn door Jezus Christus, zullen wij ontkomen aan de toorn, dank zij Hem. Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome (5,5-11) Broeders en zusters, De hoop wordt niet teleurgesteld, want Gods liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken. Want Christus is voor goddelozen gestorven op de gestelde tijd, toen wij zelf nog geheel hulpeloos waren. Men zal niet licht iemand vinden die zijn leven geeft voor een rechtvaardige, al zou misshien iemand in een bepaald geval dit van zich kunnen verkrijgen. God echter bewijst Zijn liefde voor ons juist hierdoor dat Christus voor ons is gestorven toen wij nog zondaars waren. Des te zekerder zullen wij ontkomen aan de toorn nu wij eenmaal gerechtvaardigd zijn door Zijn Bloed, dank zij Hem. Toen wij vijanden waren zijn wij met God verzoend door de dood van Zijn Zoon; des te zekerder zullen wij, eenmaal verzoend, gered worden door Zijn leven. En dat niet alleen: nu reeds juichen wij in God door Jezus Christus onze Heer door wie wij de verzoening hebben ontvangen. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
65
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
12.13. Waar de zonde heeft gewoekerd, werd de genade mateloos. Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome (5,5-11) Broeders en zusters, Door toedoen van één mens begon de dood te heersen als gevolg van de val van die mens. Zoveel heerlijker zullen wij leven en heersen omdat wij de overvloed der genade en de gave der gerechtigheid ontvangen, dank zij de ene mens Jezus Christus. Dit betekent: één fout leidde tot veroordeling van allen, maar één goede daad leidde tot vrijspraak en leven voor allen. En zoals door de ongehoorzaamheid van één mens allen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van Een allen worden gerechtvaardigd. Weliswaar is de wet erbij gekomen waardoor de overtredingen zich hebben vermeerderd. Maar waar de zonde heeft gewoekerd, werd de genade mateloos. Zo heeft de zonde haar heerschappij uitgeoefend door de dood, maar zal de genade heersen door de gerechtigheid en zij zal leiden tot eeuwig leven, dank zij Jezus Christus, onze Heer. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
66
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
12.14. Opdat wij een nieuw leven zouden leiden. Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome (6,3-9 of 3-4.8-9) Broeders en zusters, gij weet toch dat de doop, waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus, ons heeft doen delen in Zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij een nieuw leven zouden leiden, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt. (Zijn wij één met Hem geworden door het beeld van zijn dood, dan moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding, in de overtuiging dat onze oude mens met Hem gekruisigd is; daardoor is aan het bestaan in de zonde een einde gekomen, zodat wij niet langer aan de zonde dienstbaar zijn. Want wie gestorven is, is rechtens vrij van zonde.) Indien wij dan met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven; want wij weten dat Christus, eenmaal van de doden verrezen, niet meer sterft: de dood heeft geen macht meer over Hem. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
67
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
12.15. Wij wachten nog op de verlossing van ons eigen lichaam. Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome (8,4-23) Broeders en zusters, Allen die zich laten leiden door de Geest van God, zijn kinderen van God. De geest die gij ontvangen hebt, is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen. Gij hebt een geest van kindschap ontvangen, die ons doet uitroepen: Abba! Vader! De Geest van God zelf bevestigt het getuigenis van onze geest, dat wij kinderen zijn van God. Maar als wij kinderen zijn, dan ook erfgenamen, en wel erfgenamen van God, tezamen met Christus, daar wij delen in Zijn lijden, om ook te delen in Zijn verheerlijking. Ik ben er van overtuigd, dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat. Ook de schepping verlangt vurig naar de openbaring van Gods kinderen. Want de schepping is onderworpen aan een zinloos bestaan, niet omdat zij het zelf wil, maar door de wil van Hem die haar daaraan onderworpen heeft. Maar zij is niet zonder hoop, want ook de schepping zal verlost worden uit de slavernij der vergankelijkheid en delen in de glorievolle vrijheid van de kinderen Gods. Wij weten immers dat de hele natuur kreunt en barensweeën lijdt, altijd door. En niet alleen zij, ook wij zelf, die toch reeds de eerstelingen van de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten over ons eigen lot, zolang wij nog wachten op de verlossing van ons eigen lichaam. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
68
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
12.16. Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome (8,31b-35.37-39) Broeders en zusters, Indien God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard; voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd. En zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken? Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God die rechtvaardigt? Wie zal hen oordelen? Christus Jezus misschien, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en die, gezeten aan Gods rechterhand, onze zaak bepleit? Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking wellicht of nood, vervolging, honger, naaktheid, levensgevaar of het zwaard? Maar over dit alles zegevieren wij glansrijk, dank zij Hem die ons heeft liefgehad. Ik ben er van overtuigd dat noch de dood noch het leven, noch engelen noch boze geesten, noch heden noch toekomst, noch wat is noch wat zijn zal, geen macht in de hoge of in de diepte, noch enig wezen in het heelal ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, die is in Christus Jezus onze Heer. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
69
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
12.17. Of wij leven of sterven, de Heer behoren wij toe. Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome (14,7-9.10b-12) Broeders en zusters, niemand van ons leeft voor zichzelf alleen, niemand sterft voor zichzelf alleen. Zolang wij leven, leven wij voor de Heer, en sterven wij, dan sterven wij voor de Heer: of wij leven of sterven; Hem behoren wij toe. Daarvoor is Christus gestorven en weer levend geworden: om Heer te zijn over doden en levenden. Allen zullen wij verschijnen voor de rechterstoel van God. Want er staat geschreven: “Zowaar Ik leef, zegt de Heer, voor Mij zal elke knie zich buigen en elke tong zal God lofprijzen.” Zo zal dan ieder van ons rekenschap moeten afleggen voor zichzelf. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
70
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
12.18. Allen zullen in Christus herleven. Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte (15,20-24a. 25-28 of 20-23) Broeders en zusters, Christus is opgewekt uit de doden als eersteling van hen die ontslapen zijn. Want omdat door een mens de dood is gekomen, komt door een mens ook de opstanding der doden. Zoals allen sterven in Adam, zo zullen ook allen in Christus herleven. Maar ieder in zijn eigen rangorde: als eerste en voornaamste Christus, vervolgens, bij zijn komst, zij die Christus toebehoren; (daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader zal overdragen. Want het is vastgesteld dat Christus het koningschap zal uitoefenen, tot Hij al Zijn vijanden onder Zijn voeten heeft gelegd. En de laatste vijand die vernietigd wordt, is de dood. Immers, alles heeft Gij aan Zijn macht onderworpen. Maar wanneer Hij zal zeggen “Alles is onderworpen”, dan is natuurlijk Hij uitgezonderd die alles aan Hem onderworpen heeft. En wanneer alles aan Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die het al aan Hem onderwierp, opdat God alles in allen zij.) Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
71
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
12.19. De dood is verslonden, de zege is behaald! Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte (15,51-57) Broeders en zusters, Nu deel ik u een mysterie mee: wij zullen niet allen sterven maar wij zullen wel allen van gedaante veranderen, opeens, in een oogwenk, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal weerklinken en de doden zullen verrijzen in onvergankelijkheid en wij, wij zullen van gedaante veranderen. Want dit vergankelijke moet met onvergankelijkheid worden bekleed en dit sterfelijke met onsterfelijkheid. En wanneer dit vergankelijke met onvergankelijkheid is bekleed en dit sterfelijke met onsterfelijkheid, dan zal het woord van de Schrift in vervulling gaan: “De dood is verslonden, de zege is behaald! Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw angel? De angel van de dood is de zonde en de kracht van de zonde is de Wet. Maar God zij gedankt, die ons de overwinning geeft door Jezus Christus, onze Heer. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
72
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
12.20. Wat wij zien gaat voorbij; de onzichtbare dingen duren eeuwig. Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte (4,14-5,1) Broeders en zusters, Wij weten dat Hij die de Heer Jezus van de doden heeft opgewekt, ook ons evenals Jezus ten leven zal wekken om ons tot zich te voeren, samen met u. Want alles gebeurt voor u: de genade moet zich in velen vermenigvuldigen zodat steeds meer mensen dank brengen aan God, tot eer van Zijn Naam. Neen, wij geven de moed niet op. Al gaan wij ook ten onder naar de uitwendige mens, ons innerlijk leven vernieuwt zich van dag tot dag. De lichte kwelling van een ogenblik bezorgt ons een alles overtreffende, altijddurende volheid van glorie. Wij houden het oog gericht niet op het zichtbare maar op het onzichtbare; wat wij zien gaat voorbij, de onzichtbare dingen duren eeuwig. Wij weten het immers: als de tent die onze aardse woning is, wordt neergehaald, heeft God voor ons een gebouw gereed in de hemel, een onvergankelijk, niet door mensenhanden vervaardigd huis. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
73
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
12.21. God heeft voor ons een gebouw gereed in de hemel. Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte (5,1. 6-10) Broeders en zusters, Wij weten het: als de tent die onze aardse woning is, wordt neergehaald, heeft God voor ons een gebouw gereed in de hemel, een onvergankelijk, niet door mensenhanden vervaardigd huis. Daarom houden wij altijd goede moed. Wij zijn ons bewust dat wij, zolang wij thuis zijn in het lichaam ver zijn van de Heer. Wij leven in geloof, wij zien Hem niet. Maar wij houden moed en zouden liever uit het lichaam verhuizen om onze intrek te nemen bij de Heer. Daarom is onze enige eerzucht, hetzij thuis hetzij in den vreemde, Hem te behagen. Want allen moeten wij voor Christus’ rechterstoel verschijnen, opdat ieder het loon ontvangt voor wat hij in dit leven heeft gedaan, goed of kwaad. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
74
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
12.22. Hij zal ons armzalig lichaam herscheppen en het gelijkvormig maken aan Zijn verheerlijkt lichaam. Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi (3,20-21) Broeders en zusters, Ons vaderland is in de hemel en uit de hemel verwachten wij onze Verlosser, de Heer Jezus Christus. Hij zal ons armzalig lichaam herscheppen en het gelijkvormig maken aan Zijn verheerlijkt lichaam, met dezelfde kracht, die Hem in staat stelt het heelal aan zich te onderwerpen. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
75
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
12.23. Wij zullen voor altijd samen zijn met de Heer. Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Tessalonica (4,13-14. 17b-18) Broeders en zusters, Wij willen u niet in onwetendheid laten over het lot van hen die ontslapen zijn; gij moogt niet bedroefd zijn zoals de ander mensen, die geen hoop hebben. Wij geloven immers dat Jezus is gestorven en weer opgestaan; evenzo zal God hen die in Jezus zijn ontslapen levend met Hem meevoeren. (En dit kunnen wij u meedelen volgens het woord van de Heer: wij die in leven blijven tot de komst van de Heer, wij zullen de doden in geen geval vóórgaan. Want wanneer het bevel gegeven wordt, als de stem van de aartsengel weerklinkt en de bazuin van God, dan zal de Heer zelf van de hemel neerdalen, en eerst zullen de doden die in Christus zijn, verrijzen; daarna zullen wij die nog in leven zijn tegelijk met hen in een oogwenk op de wolken in de lucht worden weggevoerd, de Heer tegemoet.) En zo zullen wij voor altijd samen zijn met de Heer. Troost elkaar dus met deze woorden. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
76
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
12.24. Als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij met Hem leven. Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan Timoteüs (2,8-13) Dierbare, Houd Jezus Christus in gedachten, Davids Nazaat, die uit de dood is opgestaan. Zo luidt de boodschap die ik verkondig en waarvoor ik zelfs als een misdadiger gevangenschap heb te lijden. Maar het woord van God laat zich niet in boeien slaan. Daarom ben ik bereid alles te verdragen, terwille van de uitverkorenen, opdat ook zij het heil verwerven in Christus Jezus en eeuwige heerlijkheid. Hoe waar is dit woord: “Als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij met Hem leven. Als wij volharden, zullen wij met Hem heersen. Als wij Hém verloochenen, zal Hij óns verloochenen. Als wij ontrouw zijn, blijft Hij trouw: zichzelf verloochenen kan Hij niet.” Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
77
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
12.25. Wij zullen Hem zien zoals Hij is. Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes (3,1-2) Vrienden, Hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd en we zijn het ook. De wereld begrijpt ons niet en ze kent ons niet omdat zij Hem niet heeft erkend. Vrienden, nu reeds zijn wij kinderen van God en wat wij zullen zijn, is nog niet geopenbaard; maar wij weten dat wanneer het geopenbaard wordt, wij aan Hem gelijk zullen zijn omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
78
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
12.26. Wij zijn overgegaan van de dood naar het leven, omdat wij onze broeders en zusters liefhebben. Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes (3,14-16) Vrienden, Wij weten: wij zullen overgaan van de dood naar het leven, omdat wij onze broeders en zusters liefhebben. De mens zonder liefde is nog in het gebied van de dood. Ieder die zijn broeder of zuster haat, is een moordenaar, en gij weet dat geen moordenaar eeuwig leven in zich heeft. Wat liefde is, hebben wij geleerd van Christus: Hij heeft Zijn leven voor ons gegeven. Dus zijn ook wij verplicht ons leven te geven voor onze broeders en zusters. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
79
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
12.26.1.
B I J
E E N
Omdat gij Mijn woord standvastig hebt bewaard, zal Ik u bewaren in het uur der beproeving.
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes (3,8.10-13) Ik ken uw daden. Zie, Ik heb voor u een deur opengezet die niemand kan sluiten. Al is uw kracht gering, gij hebt Mijn woord bewaard en Mijn Naam niet verloochend. Omdat gij Mijn woord standvastig hebt bewaard, zal Ik u bewaren in het uur der beproeving, dat over heel de wereld zal komen, om de bewoners der aarde op de proef te stellen. Ik kom spoedig, houd vast wat gij hebt, laat niemand u de kroon ontroven. Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel van mijn God; die zal hij nimmer meer verlaten. En Ik grif op hem de Naam van mijn God en de naam van de stad van mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat van mijn God uit de hemel neerdaalt, en de nieuwe naam die Ik draag. Wie oren heeft, hore wat de Geest tot de kerken zegt. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
80
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
12.26.2. Hoe verrijzen de doden? Met wat voor lichaam? Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte (15,35-43) Maar, zal iemand vragen, hoe verrijzen de doden? Met wat voor lichaam? Een dwaze vraag! Ook wat gij zelf zaait moet eerst sterven voor het tot leven komt, en wat gij zaait is slechts een graankorrel of iets dergelijks, en heeft nog niet de vorm die het zal krijgen. God geeft er een lichaam aan zoals Hij dat gewild heeft, en wel aan elk zaad zijn eigen lichaam. Ook is niet alle vlees hetzelfde, er is verschil tussen het vlees van mensen en dat van dieren en dat van vogels en van vissen. En er zijn hemelse lichamen en aardse lichamen, maar de glans der hemelse is anders dan die van de aardse. De luister van de zon is anders dan die van de maan, en die van de sterren is weer anders; zelfs de ene ster verschilt van de andere in schittering. Zo is het ook met de opstanding van de doden; wat gezaaid wordt in vergankelijkheid, verrijst in onvergankelijkheid; wat gezaaid wordt in geringheid en zwakte, verrijst in heerlijkheid en kracht. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
81
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
12.26.3. (47) God zal alle tranen van hun ogen afwissen. Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes (7,9-10. 15-17) Ik, Johannes, zag een grote menigte, die niemand tellen kon uit alle rassen en stammen en volken en talen. Zij stonden voor de troon en voor het Lam, gekleed in witte gewaden en met palmtakken in de hand. En zij riepen allen luid: “Aan onze God die op de troon is gezeten en aan het Lam behoort de overwinning!” Daarom staan zij voor de troon van God en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel, en Hij die op de troon is gezeten, zal Zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen nooit meer honger of dorst lijden, geen zonnesteek of woestijngloed zal hen treffen, want het Lam in het midden van de troon zal hen weiden en voeren naar de waterbronnen van het leven en God zal alle tranen van hun ogen afwissen. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
82
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
12.26.4. (48) De dood zal niet meer zijn. Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes (21,1a. 3-5a) Ik, Johannes, zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. En ik hoorde een machtige stem die riep van de troon: “Ziehier Gods woning onder de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen Zijn volk zijn en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen en de dood zal niet meer zijn; want al het oude is voorbij.” En Hij die op de troon is gezeten sprak: “Zie, Ik maak alles nieuw.” Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
83
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
12.26.5. (49) Wij geloven dat wij ook met Christus zullen leven. Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome (6,3-4. 8-9) Broeders en zusters, Gij weet toch dat de doop waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus, ons heeft doen delen in zijn dood? Door de doop in Zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij een nieuw leven zouden leiden zoals Christus door de macht van Zijn Vader uit de doden is opgewekt. Indien wij dan met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven; want wij weten dat Christus, eenmaal van de doden verrezen, niet meer sterft: de dood heeft geen macht meer over Hem. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
84
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
12.26.6. (50) Of wij leven of sterven, de Heer behoren wij toe. Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome (14,7-9) Broeders en zusters, Niemand van ons leeft voor zichzelf alleen, niemand sterft voor zichzelf alleen. Zolang wij leven, leven wij voor de Heer, en sterven wij, dan sterven wij voor de Heer: of wij leven of sterven, Hem behoren wij toe. Daarvoor is Christus gestorven en weer levend geworden: om Heer te zijn over doden en levenden. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
85
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
12.26.7. (51) Allen zullen in Christus herleven. Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte (15,20-23) Broeders en zusters, Christus is opgewekt uit de doden als eersteling van hen die ontslapen zijn. Want omdat door een mens de dood is gekomen, komt door een mens ook de opstanding der doden. Zoals allen sterven in Adam, zo zullen ook allen in Christus herleven. Maar ieder in zijn eigen rangorde: als eerste en voornaamste Christus, vervolgens, bij Zijn komst, zij die Christus toebehoren. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
86
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
12.26.8. (52) God heeft ons in Christus uitverkoren voor de grondlegging der wereld om heilig te zijn. Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze (1,3-5) Broeders en zusters, Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelen in Christus heeft gezegend met elke geestelijke zegen. In Hem heeft Hij ons uitverkoren voor de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor Zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons voorbestemd Zijn kinderen te worden door Jezus Christus, naar het welbehagen van Zijn wil. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
87
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
12.26.9. (53) Wij zullen voor altijd samen zijn met de Heer. Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Tessalonika (4,13-14. 17b-18) Broeders en zusters, Wij willen u niet in onwetendheid laten over het lot van hen die ontslapen zijn; gij moogt niet bedroefd zijn zoals de andere mensen, die geen hoop hebben. Wij geloven immers dat Jezus is gestorven en weer opgestaan; evenzo zal God hen die in Jezus zijn ontslapen, levend met Hem meevoeren. En zo zullen wij voor altijd samen zijn met de Heer. Troost elkander dan met deze woorden. Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
88
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13. EVANGELIE. (Dit zijn teksten over het leven van Jezus Christus; en woorden van Jezus Christus, de Zoon van God.) 13.27. Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs (5,1-12a) Lof zij U, Christus.
In die tijd, toen Jezus de menigte zag, ging Hij de berg op. En, nadat Hij zich had neergezet, kwamen zijn leerlingen bij Hem. Hij nam het woord en onderrichtte hen aldus: “Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen. Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten. Zalig die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden. Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun behoort het Rijk der hemelen. Zalig zijt gij wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil: Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God. 89
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.28/60.
Gij hebt deze dingen verborgen gehouden voor verstandigen, maar ze geopenbaard aan kinderen.
Priester. Allen. Priester.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs (11,25-30 of 11,27-30) Lof zij U, Christus.
Allen.
In die tijd sprak Jezus: (“Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze heb geopenbaard aan kleinen. Ja, Vader, zo heeft het U behaagd.) Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon tenzij de Vader, en niemand kent de Vader tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren. Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt Mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
90
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.29. Daar is de Bruidegom, trekt Hem tegemoet. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs (25,1-13) Lof zij U, Christus.
In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen in gelijkenissen. Hij zei: “Het zal het met het Rijk der hemelen zijn als met tien meisjes die met hun lampen uittrokken, de bruidegom tegemoet. Vijf van hen waren dom, de andere vijf verstandig. Want de domme namen wel hun lampen mee, maar geen olie; de verstandige echter namen met hun lampen tevens kruiken olie mee. Toen nu de bruidegom op zich liet wachten, dommelden zij allen in en sliepen. Maar midden in de nacht klonk er geroep: Daar is de bruidegom! Trekt hem tegemoet! Meteen waren al de meisjes wakker en maakten hun lampen in orde. De dommen zeiden tegen de verstandigen: Geeft ons wat olie, want onze lampen gaan uit. Maar de verstandigen antwoordden: Neen, er mocht eens niet genoeg zijn voor ons en jullie samen. Gaat liever naar de verkopers en haalt wat voor jezelf. Maar terwijl zij onderweg waren om te gaan kopen kwam de bruidegom, en die klaar stonden, traden met hem binnen om bruiloft te vieren; en de deur ging op slot. Later kwamen ook de andere meisjes en zeiden: Heer, heer, doe open! Maar hij antwoordde: Voorwaar, Ik zeg u: Ik ken u niet. Weest dus waakzaam, want gij kent dag noch uur.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
91
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.30. Komt, gezegenden van Mijn Vader. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs (25,31-46) Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen, dan zal Hij plaats nemen op zijn troon van glorie. Alle volken zullen vóór Hem bijeengebracht worden en Hij zal ze in twee groepen scheiden, zoals de herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken. De schapen zal Hij plaatsen aan zijn rechterhand, maar de bokken aan zijn linker. Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld. Want Ik had honger, en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik had dorst, en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik was vreemdeling, en gij hebt Mij opgenomen, Ik was naakt, en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek, en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis, en gij hebt Mij bezocht. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? En wanneer zagen wij U als vreemdeling en hebben U opgenomen, of naakt en hebben U gekleed? En wanneer zagen wij U ziek of in de gevangenis en zijn U komen bezoeken? De Koning zal hun ten antwoord geven: Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan.” En tot die aan linkerhand zal Hij dan zeggen: gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwig vuur dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten. Want Ik had honger en gij hebt Mij niet te eten gegeven, 92
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Ik had dorst en gij hebt Mij niet te drinken gegeven, Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij niet opgenomen, naakt, en gij hebt Mij niet gekleed, Ik was ziek en in de gevangenis en gij zijt Mij niet komen bezoeken. Dan zullen ook zij antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig of als vreemdeling, of naakt, of ziek, of in de gevangenis, en hebben wij niet voor U gezorgd? Daarop zal Hij hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij niet hebt gedaan voor een van deze geringsten, hebt gij ook voor Mij niet gedaan. En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwig leven.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
93
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.31. Jongeling, Ik zeg je: sta op! Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas (7,11-17) Lof zij U, Christus.
In die tijd begaf Jezus zich naar een stad die Naïn heette; zijn leerlingen en een grote groep mensen gingen met Hem mee. Hij was juist in de nabijheid van de stadspoort gekomen toen daar een dode werd uitgedragen, de enige zoon van zijn moeder, die weduwe was. Een groot aantal mensen uit de stad vergezelden haar. Toen de Heer haar zag, gevoelde Hij medelijden met haar en sprak: “Schrei maar niet.” Daarop trad Hij op de lijkbaar toe en raakte die aan. De dragers bleven staan en Hij sprak: “Jongeling, Ik zeg je: sta op!” De dode kwam overeind zitten en begon te spreken en Jezus gaf hem aan zijn moeder terug. Allen werden door ontzag bevangen en zij verheerlijkten God, zeggende: “Een groot profeet is onder ons opgestaan” en “God heeft genadig neergezien op Zijn volk.” En dit verhaal over Hem deed de ronde door heel het Joodse land en de wijde omtrek. Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
94
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.32. Weest ook gij bereid. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas (12,35-40) Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Houdt uw lenden omgord en de lampen brandend! Gedraagt u als mensen die wachten op de terugkomst van hun heer, die naar de bruiloft is, om als hij aankomt en klopt, hem aanstonds open te doen. Gelukkig de dienaars, die de heer bij zijn komst wakende zal vinden. Voorwaar, Ik zeg u: Hij zal zich omgorden, en hij zal hen aan tafel nodigen en langs hen gaan om te bedienen. Al komt hij ook in de tweede of in de derde nachtwake, gelukkig zijn de dienaars die hij zo aantreft. Begrijpt dit wel: Als de eigenaar van het huis wist op welk uur de dief zou komen, zou hij in zijn huis niet laten inbreken. Weest ook gij bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht.’’ Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
95
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.33. Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas (23,33.39-43) Lof zij U, Christus.
Toen de soldaten op de plaats kwamen die Schedel heet, sloegen zij Jezus daar aan het kruis, en zo ook de misdadigers, de een rechts, de ander links. Een van de misdadigers die daar hingen, hoonde Hem: “Zijt Gij niet de Messias? Red dan uzelf en ons.” Maar de andere strafte hem af en zei: “Heb zelfs jij geen vrees voor God, terwijl je toch hetzelfde vonnis ondergaat? En wij ondergaan dat vonnis terecht, want wij krijgen wat we door onze daden verdiend hebben; maar Hij heeft niets verkeerds gedaan.” Daarop zei hij: “Jezus, denk aan mij, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt.” En Jezus sprak tot hem: “Voorwaar, Ik zeg u: vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
96
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.34. Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas (23,44-46. 50. 52. 53; 24,1-6a of 33,44-46. 50. 52. 53) Lof zij U, Christus.
Het was omtrent het zesde uur; er viel duisternis over heel de streek tot aan het negende uur toe, doordat de zon geen licht meer gaf. Het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor. Toen riep Jezus met luide stem: “Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.” Nadat Hij dit gezegd had, gaf Hij de geest. Nu was er een zekere Jozef, lid van de Hoge Raad, een welmenend en rechtschapen man. Deze ging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus. Na het van het kruis genomen te hebben wikkelde hij het in een lijkwade. Vervolgens legde hij Hem in een graf dat in steen was uitgehouwen en waarin nog nooit iemand was neergelegd. (Op de eerste dag van de week echter gingen de vrouwen zeer vroeg in de morgen naar het graf, met de welriekende kruiden die zij klaargemaakt hadden. Zij vonden de steen weggerold van het graf, gingen er binnen, maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet. Terwijl zij niet wisten wat daarvan te denken, stonden er plotseling twee mannen voor hen in een stralend wit kleed. Toen zij van schrik bevangen het hoofd naar de grond bogen, vroegen de mannen haar: “Waarom zoekt ge de levende bij de doden? Hij is niet hier, Hij is verrezen.”) Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God. 97
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.35. Moest de Messias dat alles niet lijden om in Zijn glorie binnen te gaan? Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas (24,13-35 of 13-16, 28-35) Lof zij U, Christus.
Op de eerste dag van de week waren er twee leerlingen op weg naar een dorp, dat Emmaus heette en zestig stadiën van Jeruzalem lag. Zij spraken met elkaar over alles wat was voorgevallen. Terwijl zij zo aan het praten waren en van gedachten wisselden, kwam Jezus zelf op hen toe en Hij liep met hen mee. Maar hun ogen werden verhinderd Hem te herkennen. (Hij vroeg hen: “Wat is dat voor een gesprek dat gij onderweg met elkaar voert?” Met een bedrukt gezicht bleven ze staan. Een van hen, die Kleopas heette, nam het woord en sprak tot Hem: “Zijt Gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem, dat Gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is? Hij vroeg hen: “Wat dan?” Ze antwoordden hem: “Dat met Jezus de Nazarener, een man die profeet was, machtig in daad en woord, in het oog van God en van heel het volk; hoe onze hogepriesters en overheidspersonen Hem hebben overgeleverd om Hem ter dood te laten veroordelen en hoe zij Hem aan het kruis hebben geslagen. En wij leefden in de hoop, dat Hij degene zou zijn die Israël ging verlossen! Maar met dit al is het reeds de derde dag sinds die dingen gebeurd zijn. Wel hebben een paar vrouwen uit ons midden ons in de war gebracht; ze waren in de vroegte naar het graf geweest maar hadden Zijn lichaam niet gevonden en ze kwamen zeggen dat zij ook nog een verschijning van engelen hadden gehad, die verklaarden dat Hij leefde. Daarop zijn enkelen van de onzen naar het graf gegaan en zij bevonden het zoals de vrouwen gezegd hadden, maar Hem zagen ze niet.” Nu sprak Hij tot hen: “O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben! Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?” Beginnend met Mozes verklaarde Hij hun uit al de profeten wat in al de Schriften op Hem betrekking had.) 98
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Zo kwamen ze bij het dorp waar ze heen gingen, maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan. Zij drongen bij Hem aan: “Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde.” Toen ging Hij binnen om bij hen te blijven. Terwijl Hij met hen aanlag nam Hij het brood, sprak de zegen uit, brak het en reikte het hun toe. Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht. Toen zeiden ze tot elkaar: “Brandde ons hart niet in ons, zoals Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?” Ze stonden onmiddellijk op en keerden naar Jeruzalem terug. Daar vonden ze de elf met de mensen van hun groep bijeen. Deze verklaarden: “De Heer is werkelijk verrezen, Hij is aan Simon verschenen.” En zij van hun kant vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend werd aan het breken van het brood. Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
99
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.36. Wie luistert naar Mijn woord en gelooft…, is reeds uit de dood naar het leven over gegaan. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (5,24-29) Lof zij U, Christus.
In die tijd nam Jezus het woord en sprak tot de Joden: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie luistert naar Mijn woord en gelooft in hem die Mij zond, heeft eeuwig leven en is aan geen oordeel onderworpen; hij is immers reeds uit de dood naar het leven overgegaan. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: er zal een uur komen, ja het is er al, waarop de doden de stem van Gods Zoon zullen horen en die haar horen, zullen leven. Zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo gaf Hij ook aan de Zoon leven in zichzelf te hebben. Hij heeft hem macht gegeven om oordeel te vellen; Hij is immers de Mensenzoon. Verwondert u niet hierover: er zal een uur komen waarop allen die in de graven zijn Zijn stem zullen horen. Dan zullen zij die het goede deden er uit te voorschijn komen tot de opstanding ten leven, maar die het kwade deden tot de opstanding ten oordeel.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
100
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.37. Ieder die in de Zoon gelooft, bezit eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (6,37-40) Lof zij U, Christus.
In die tijd richtte Jezus het woord tot de menigte en zei: “Al wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik niet buitenwerpen. Ik ben immers uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft; en dit is de wil van Hem die Mij gezonden heeft, dat Ik niets van wat Hij Mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar het doe opstaan op de laatste dag. Dit is de wil van mijn Vader, dat ieder die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven bezit; en ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.’’ Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
101
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.38. Wie dit brood eet, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (6,51-58) Lof zij U, Christus.
In die tijd sprak Jezus tot de menigte: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.” De Joden geraakten daarover met elkaar aan het twisten en zeiden: “Hoe kan Hij ons Zijn vlees te eten geven?” Jezus sprak daarop tot hen: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij. Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen die het manna gegeten hebben en niettemin gestorven zijn; wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
102
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.39. Ik ben de verrijzenis en het leven. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (11,17-27 of 21-27) Lof zij U, Christus.
(Bij Zijn aankomst te Bethanië bevond Jezus dat Lazarus al vier dagen in het graf lag. Bethanië nu was dicht bij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftig stadiën. Vele Joden waren dan ook naar Marta en Maria gekomen om hen te troosten over het verlies van hun broer. Zodra Marta hoorde dat Jezus op komst was, ging zij Hem tegemoet; Maria echter bleef thuis. Marta zei tot Jezus:) (In die tijd zei Marta tot Jezus:) “Heer, als Gij hier waart geweest zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar zelfs nu weet ik, dat wat Gij ook aan God vraagt, God het U zal geven.” Jezus zei tot haar: “Uw broer zal verrijzen.” Marta antwoordde: “Ik weet dat hij zal verrijzen, bij de verrijzenis op de laatste dag.” Jezus zei haar: “Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dit?” Zij zei tot Hem: “Ja Heer, ik geloof vast dat Gij de Messias zijt, de Zoon van God die in de wereld komt.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God. 103
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.40. Lazarus, kom naar buiten. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (11,32-45) Lof zij U, Christus.
In die tijd kwam Maria, de zuster van Lazarus, op de plaats waar Jezus zich bevond. Zodra zij hem zag, viel zij Hem te voet en zij: “Heer, als Gij hier waart geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn.” Toen Jezus haar zag wenen, en eveneens de Joden die met haar waren meegekomen, doorliep Hem een huivering, en diep ontroerd sprak Hij: “Waar hebt gij hem neergelegd?” Zij zeiden Hem: “Kom en zie, Heer.” Jezus begon te wenen zodat de Joden zeiden: “Kon Hij die de ogen van een blinde opende, ook niet maken dat deze niet stierf?” Bij het graf gekomen overviel Jezus opnieuw een huivering. Het was een rotsgraf en er lag een steen voor. Jezus zei: “Neem de steen weg.” Marta, de zuster van de gestorvene, zei Hem: “Hij riekt al wat het is al de vierde dag.” Jezus gaf haar ten antwoord: “Zei Ik u niet dat gij, als gij gelooft, Gods heerlijkheid zult zien?” Toen namen ze de steen weg. Jezus sloeg de ogen ten hemel en sprak: “Vader, Ik dank U dat Gij mij verhoord hebt. Ik wist wel dat Gij Mij altijd verhoort, maar omwille van het volk rondom Mij heb ik dit gezegd, opdat zij mogen geloven dat Gij Mij gezonden hebt.” Na deze woorden riep Hij met luide stem: “Lazarus, kom naar buiten!” De gestorvene kwam naar buiten, voeten en handen met zwachtels gebonden en met een zweetdoek om zijn gezicht. Jezus beval hun: “Maakt hem los en laat hem gaan.” Vele Joden die naar Maria waren gekomen en zagen wat Jezus gedaan had, geloofden in Hem. Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
104
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.41.a. Als de graankorrel sterft, brengt hij veel vrucht voort. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (12,23-28 of 23-26) Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Het uur is gekomen, dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen; maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort. Wie zijn leven bemint, verliest het; maar wie zijn leven in deze wereld haat, zal het ten eeuwigen leven bewaren. Wil iemand Mij dienen, dan moet hij Mij volgen; waar Ik ben, daar zal ook Mijn dienaar zijn. Als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren. (Nu is mijn ziel ontroerd. Wat moet ik zeggen? Vader, red Mij uit dit uur? Maar daarom juist ben Ik tot dit uur gekomen. Vader, verheerlijk uw Naam!” Toen kwam er een stem vanuit de hemel: “Ik heb Hem verheerlijkt en zal Hem wederom verheerlijken.”) Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
105
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.41.b. Als de graankorrel sterft, brengt hij veel vrucht voort. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (12,23-38) Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Het uur is gekomen, dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen; maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort. Wie zijn leven bemint, verliest het; maar wie zijn leven in deze wereld haat, zal het ten eeuwigen leven bewaren. Wil iemand Mij dienen, dan moet hij Mij volgen; waar Ik ben, daar zal ook Mijn dienaar zijn. Als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren. Nu is mijn ziel ontroerd. Wat moet ik zeggen? Vader, red Mij uit dit uur? Maar daarom juist ben Ik tot dit uur gekomen. Vader, verheerlijk uw Naam!” Toen kwam er een stem vanuit de hemel: “Ik heb Hem verheerlijkt en zal Hem wederom verheerlijken.” Het volk dat er bij stond te luisteren zei dat het gedonderd had. Anderen zeiden: “Een engel heeft tot Hem gesproken.” Maar Jezus sprak: “Niet om Mij was die stem, maar om u. Nu heeft er een oordeel over deze wereld plaats, nu zal de vorst dezer wereld worden buitengeworpen; en wanneer Ik van de aarde zal zijn omhooggeheven, zal ik allen tot Mij trekken. Hiermee duidde Hij aan, welke dood Hij zou sterven. Het volk antwoordde Hem: “Wij hebben in de Wet gehoord, dat de Messias in eeuwigheid blijft; hoe kunt Gij dan zeggen dat de Mensenzoon omhooggeheven moet worden? 106
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Wie is die Mensenzoon?” Daarop zei Jezus hun: “Nog een korte tijd is het licht onder u. Gaat uw weg zolang gij dat licht hebt, opdat het duister u niet moge overvallen, want wie in de duisternis loopt, weet niet waar hij heen gaat. Zolang gij het licht hebt, gelooft in het licht, opdat gij kinderen van het licht moogt zijn.” Toen Jezus dit gezegd had, ging Hij heen en verborg zich voor hen. Ofschoon Jezus zulke grote tekenen in hun tegenwoordigheid had verricht, geloofden zij toch niet in Hem, opdat het woord in vervulling zou gaan, dat de profeet Jesaja gesproken had: Heer, wie heeft onze prediking geloofd? En de kracht van de Heer, aan wie werd zij geopenbaard? Al wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik niet buitenwerpen. Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
107
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.42. In het huis van Mijn Vader is ruimte voor velen. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (14,1-6) Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van Mijn Vader is ruimte voor velen. Ware dit niet zo, dan zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar Ik ben. Gij weet waar Ik heenga en ook de weg daarheen is u bekend.” Tomas zei tot Hem: “Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe moeten wij dan de weg kennen?” Jezus antwoordde hem: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
108
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.43. Ik wil dat zij met Mij mogen zijn waar Ik ben. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (17,24-26) Lof zij U, Christus.
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en zei: “Vader, Ik wil dat zij die Gij Mij gegeven hebt, met Mij mogen zijn waar Ik ben, opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij mij gegeven hebt daar Gij Mij hebt liefgehad voor de grondvesting van de wereld. Rechtvaardige Vader, al heeft de wereld U niet erkend, Ik heb U erkend, en dezen hier hebben erkend dat Gij Mij gezonden hebt. Uw Naam heb Ik hun geopenbaard en Ik zal dit blijven doen opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad, in hen moge zijn en Ik in hen.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
109
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.44. Hij boog het hoofd en gaf de geest. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (19,17-18. 25-30)) Lof zij U, Christus.
In die tijd trok Jezus, zelf Zijn kruis dragend, de stad uit naar wat de Schedelplaats heet, in het Hebreeuws Golgota. Daar sloegen zij Hem aan het kruis, en met Hem nog twee anderen, aan elke kant een en Jezus in het midden. Bij Jezus’ kruis stonden Zijn moeder, de zuster van Zijn moeder, Maria, de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena. Toen Jezus Zijn moeder zag en naast haar de leerling die Hij liefhad zei Hij tot Zijn moeder: “Vrouw, zie daar uw zoon.” Vervolgens zei Hij tot de leerling: “Zie daar uw moeder.” En van dat ogenblik af nam de leerling haar bij zich in huis. Hierna, wetend dat nu alles was volbracht zei Jezus, opdat de Schrift vervuld zou worden: “Ik heb dorst.” Er stond daar een kruik vol zure wijn. Ze doopten er een spons in, staken die op een hysopstengel en brachten die aan Zijn mond. Toen Jezus van de zure wijn genomen had, zei Hij: “Het is volbracht.” Daarop boog Hij het hoofd en gaf de geest. Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
110
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.44.1. De Helper, de Heilige Geest, zal u alles leren. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (14,25-31) Lof zij U, Christus.
In die tijd zij Jezus tegen zijn leerlingen: Dit zeg Ik u, terwijl Ik nog bij u ben, maar de Helper, de heilige Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden, Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb. Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden. Gij heb Mij horen zeggen: Ik ga heen, maar Ik keer tot u terug. Als gij Mij zoudt liefhebben, zoudt gij er blij om zijn dat Ik naar de Vader ga, want de Vader is groter dan Ik.. Nu, eer het gebeurt, zeg Ik het u, opdat gij, wanneer het gebeurt zult geloven. Veel zal Ik niet meer met u spreken, want de vorst van de wereld is op komst. Weliswaar vermag hij niets tegen Mij, maar de wereld moet weten dat Ik de Vader liefheb en dat Ik handel zoals Hij Mij bevolen heeft. Staat op, laten we hier vandaan gaan.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
111
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.44.2. Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God.” Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (20,11-18) Lof zij U, Christus.
Maria stond buiten bij het graf te schreien. En al schreiend boog zij zich naar het graf toe en zag op de plaats waar Jezus’ lichaam gelegen had, twee in het wit geklede engelen zitten, een aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde. Zij spraken haar aan: “Vrouwe, waarom schreit ge?” Zij antwoordde: “Zij hebben mijn Heer weggenomen en ik weet niet waar zij Hem hebben neergelegd.” Toen zij dit gezegd had, keerde zij zich om en zag Jezus staan, maar zonder te weten dat het Jezus was. Jezus zei tot haar: “Vrouw, waarom schreit ge? Wie zoekt ge?” In de mening dat het de tuinman was, vroeg zij: “Heer, mocht gij Hem hebben weggenomen, zeg mij dan waar ge Hem hebt neergelegd, zodat ik Hem kan weghalen.” Daarop zei Jezus tot haar: “Maria!” Zij keerde zich om en zei tot Hem in het Hebreeuws: “Rabboeni!” wat leraar betekent. Toen sprak Jezus: “Houd mij niet vast, want Ik ben nog niet opgestegen naar mijn Vader, maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God.” Maria Magdalena ging aan de leerlingen berichten dat zij de Heer gezien had, en wat Hij haar gezegd had. Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
112
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.44.3. Niets is verborgen dat niet openbaar gemaakt zal worden. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus (4,21-34) Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Komt er soms een lamp om onder de korenmaat of onder de rustbank gezet te worden, of juist om op de standaard te worden geplaatst? Niets is verborgen dat niet openbaar gemaakt zal worden; en niets is geheim dat niet aan het licht zal komen. Als iemand oren heeft om te horen, hij luistere.” Verder zei Hij: “Let op wat gij hoort. De maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken; zelfs een toemaat zal men u geven. Aan wie heeft, zal gegeven worden; maar wie niet heeft, hem zal nog ontnomen worden, zelfs wat hij heeft.” En verder: “Het gaat met het Rijk Gods als met een man die zijn land bezaait; hij slaapt en staat op, ‘s nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe. Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de groene halm, dan de aar, dan het volgroeide graan in de aar. Zodra de vrucht het toelaat, slaat hij er de sikkel in, want het is tijd voor de oogst.” En verder: “Welke vergelijking kunnen we vinden voor het Rijk Gods en in welke gelijkenis zullen we het voorstellen? Het lijkt op een mosterdzaadje. Wanneer dat gezaaid wordt in de grond, is het wel het allerkleinste zaadje op aarde; maar eenmaal gezaaid, schiet het op en wordt groter dan alle tuingewassen, en het krijgt grote takken, zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen.” In vele dergelijke gelijkenissen verkondigde Hij hun zijn leer op de wijze die zij konden verstaan. Anders dan in gelijkenissen sprak Hij niet tot hen, maar eenmaal met zijn leerlingen alleen, gaf Hij van alles uitleg. Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God. 113
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.44.4. Het Rijk Gods gelijkt op een mosterdzaadje. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus (4,26-32) Lof zij U, Christus.
Jezus sprak: “Het gaat met het Rijk Gods als met een man die zijn land bezaait; hij slaapt en staat op, ‘s nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe. Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de groene halm, dan de aar, dan het volgroeide graan in de aar. Zodra de vrucht het toelaat, slaat hij er de sikkel in, want het is tijd voor de oogst.” En verder: “Welke vergelijking kunnen we vinden voor het Rijk Gods en in welke gelijkenis zullen we het voorstellen? Het lijkt op een mosterdzaadje. Wanneer dat gezaaid wordt in de grond, is het wel het allerkleinste zaadje op aarde; maar eenmaal gezaaid, schiet het op en wordt groter dan alle tuingewassen, en het krijgt grote takken, zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
114
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.44.5. Zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs (6,25-34) Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Ik zeg u: Weest niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult eten en wat ge zult drinken, en ook niet voor uw lichaam, wat ge zult aantrekken. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam niet meer dan de kleding? Let eens op de vogels in de lucht: ze zaaien niet en maaien niet en verzamelen niet in schuren, maar uw hemelse Vader voedt ze. Zijdt gij dan niet veel meer dan zij? Trouwens, wie van u is in staat met al zijn tobben aan zijn levensweg een el toe te voegen? En wat maakt gij u zorgen over kleding? Kijkt naar de leliën in het veld: hoe ze groeien. Ze arbeiden noch spinnen. Toch zeg Ik u: Zelfs Salomo in al zijn pracht was niet gekleed als een van hen. Als God nu het veldgewas dat er vandaag nog staat en morgen in de oven wordt geworpen, zo kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen? Maakt u dus geen zorgen over de vraag: wat zullen wij eten of wat zullen wij drinken? Want dat alles jagen de heidenen na. Uw hemelse Vader weet wel dat gij al deze dingen nodig hebt. Maar zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid: dan zal dat alles u erbij gegeven worden. Maakt u dus niet bezorgd voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen leed.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
115
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.44.6. Weest waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs (24,37-47) Lof zij U, Christus.
Zoals het ging in de dagen van Noach, zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Zoals toch de mensen in de dagen voor de zondvloed doorgingen met eten en drinken, met huwen en ten huwelijk geven, tot op de dag, waarop Noach de ark binnenging, en zij niets vermoedden, totdat de zondvloed kwam en allen wegrukte: zo zal het ook gaan bij de komst van de Mensenzoon. Dan zullen er twee op de akker zijn: de een wordt meegenomen, de ander achtergelaten; twee vrouwen zullen met de molen aan het malen zijn: de een wordt meegenomen, de andere achtergelaten. Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt. Begrijpt dit wel: als de eigenaar van het huis wist op welk uur van de nacht de dief zou komen, zou hij blijven waken en in zijn huis niet laten inbreken. Weest ook gij dus bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur, waarop gij het niet verwacht. Wie is dus de trouwe en verstandige knecht, die de heer over zijn dienstvolk heeft aangesteld om hun op tijd het eten te geven? Gelukkig die knecht als de heer bij zijn komst hem daarmee bezig vindt. Voorwaar, Ik zeg u: hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit. Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
116
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.44.7. Wat maak je je bezorgd en druk over veel dingen. Slechts een ding is nodig. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas (10,38-42) Lof zij U, Christus.
Op een dag kwam Jezus in een dorp, waar een vrouw die Marta heette, Hem in haar woning ontving. Ze had een zuster, Maria, die gezeten aan de voeten van de Heer, luisterde naar zijn woorden. Marta werd in beslag genomen door de drukte van het bedienen, maar ze kwam er een ogenblik bij staan en zei: “Heer, laat het U onverschillig, dat mijn zuster mij alleen laat bedienen? Zeg haar dan dat ze mij moet helpen.” De Heer gaf haar ten antwoord: “Marta, Marta, wat maak je je bezorgd en druk over veel dingen. Slechts een ding is nodig. Maria heeft het beste deel gekozen, en het zal haar niet ontnomen worden.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
117
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.44.8. Wij hebben alleen maar onze plicht gedaan. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas (17,5-10) Lof zij U, Christus.
De apostelen zeiden nu tot de Heer: “Geef ons meer geloof.” De Heer antwoordde: “Als ge een geloof had als een mosterdzaadje, zoudt ge tot die moerbeiboom zeggen: Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee, en hij zou u gehoorzamen. Wie van u zal tot de knecht die hij in dienst heeft als ploeger of veehoeder bij diens thuiskomst van het land zeggen: Kom meteen aan tafel en tast toe? Zal hij niet eerder zeggen: Maak mijn maaltijd klaar, omgord je en bedien mij terwijl ik eet en drink; daarna kun je zelf eten en drinken? Moet hij die knecht soms dankbaar zijn, omdat hij heeft uitgevoerd wat hem is opgedragen? Zo is het ook met u: wanneer ge alles hebt gedaan wat u opgedragen werd, zegt dan: Wij zijn onnutte knechten; wij hebben alleen maar onze plicht gedaan.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
118
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.44.9. Sta op en ga heen, uw geloof heeft u gered. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas (17,11-19) Lof zij U, Christus.
Op zijn reis naar Jeruzalem trok Hij door het grensgebied van Samaria en Galilea. Toen Hij een dorp binnenging, kwamen Hem tien melaatsen tegemoet; zij bleven op een grote afstand staan en riepen luidkeels: “Jezus, Meester, ontferm U over ons!” Hij zag hen en sprak: “Gaat u laten zien aan de priesters.” En onderweg werden ze gereinigd. Een van hen keerde terug, toen hij zag dat hij genezen was, en verheerlijkte God met luider stem. Vol dankbaarheid wierp hij zich voor Jezus’ voeten neer, en deze man was een Samaritaan. Hierop vroeg Jezus: “Zijn niet alle tien gereinigd? Waar zijn dan de negen anderen? Is er niemand teruggekeerd om aan God eer te brengen dan alleen deze vreemdeling? En Hij sprak tot hem: “Sta op en ga heen, uw geloof heeft u gered.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
119
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.44.10. Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (10,7-10) Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot de Joden: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur van de schapen. Allen die vóór Mij zijn gekomen, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd. Ik ben de deur. Als iemand door Mij binnengaat, zal hij worden gered; hij zal in- en uitgaan en weide vinden. De dief komt alleen om te stelen, te slachten en te vernietigen. Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed. Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
120
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.44.11. (54) Gij hebt deze dingen verborgen gehouden voor verstandigen, maar ze geopenbaard aan kinderen. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs (11,25-30) Lof zij U, Christus.
In die tijd sprak Jezus: “Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kinderen. Ja vader, zo heeft het U behaagd. Alles is Mij door Mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon tenzij de Vader, en niemand kent de Vader tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon hem wil openbaren. Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt Mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
121
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.44.12. (55) Dit is de wil van Mijn Vader, dat Ik niets van wat Hij Mij gegeven heeft, verloren laat gaan. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (6,37-40 of 37-39) Lof zij U, Christus.
In die tijd richtte Jezus het woord tot de menigte en zei: “Al wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik niet buitenwerpen. Ik ben immers uit de hemel neergedaald, niet om Mijn eigen wil te doen maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft, dat Ik niets van wat Hij Mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar het doe opstaan op de laatste dag. (Dit is de wil van Mijn Vader, dat ieder die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven bezit; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.”) Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
122
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.44.13. (56) Als gij gelooft, zult gij Gods heerlijkheid zien. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (11,32-40) Lof zij U, Christus.
In die tijd kwam Maria, de zuster van Lazarus, op de plaats waar Jezus zich bevond. Zodra zij Hem zag, viel zij Hem te voet en zei: “Heer, als Gij hier waart geweest zou mijn broer niet gestorven zijn.” Toen Jezus haar zag wenen, en eveneens de Joden die met haar waren meegekomen, doorliep Hem een huivering, en diep ontroerd sprak Hij: “Waar hebt gij hem neergelegd?” Zij zeiden Hem: “Kom en zie, Heer.” Jezus begon te wenen zodat de Joden zeiden: “Zie eens hoe Hij van hem hield.” Maar sommigen onder hen zeiden: “Kon Hij die de ogen van een blinde opende, ook niet maken dat deze niet stierf?” Bij het graf gekomen overviel Jezus opnieuw een huivering. Het was een rotsgraf en er lag een steen voor. Jezus zei tot Marta: “Zei Ik u niet dat gij, als gij gelooft, Gods heerlijkheid zult zien?” Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
123
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
13.44.14. (57/61) Zie daar uw moeder. Priester. Allen. Priester. Allen.
De Heer zij met U En met uw geest. Lezing uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (19,25-30) Lof zij U, Christus.
In die tijd stonden bij Jezus’ Kruis Zijn moeder, de zuster van Zijn moeder, Maria, de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena. Toen Jezus zijn moeder zag en naast haar de leerling die Hij liefhad zei Hij tot Zijn moeder: “Vrouw, zie daar uw zoon.” Vervolgens zei Hij tot de leerling: “Zie daar uw moeder.” En van dat ogenblik af nam de leerling haar bij zich in huis. Hierna, wetend dat nu alles was volbracht zei Jezus, opdat de Schrift vervuld zou worden: “Ik heb dorst.” Er stond daar een kruik vol zure wijn. Ze doopten er een spons in, staken die op een hysopstengel en brachten die aan Zijn mond. Toen Jezus van de zure wijn genomen had, zei Hij: “Het is volbracht.” Daarop boog Hij het hoofd en gaf de geest. Zo spreekt de Heer. Allen. Wij danken God.
14. PREEK / HOMILIE (door de priester)
124
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
15. GELOOFSBELIJDENIS (deze kan men weglaten) 15.1. GELOOFSBELIJDENIS (korte versie) Allen. Ik geloof in God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde, en in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer, die ontvangen is van de heilige Geest, geboren uit de maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven; die nedergedaald is ter helle, de derde dag verrezen uit de doden; die opgestegen is ten hemel; zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader. Van daar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in de heilige Geest, de heilige katholieke kerk, de gemeenschap van de heiligen, de vergeving van de zonden, de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig leven. Amen.
125
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
15.2. GELOOFSBELIJDENIS (lange versie) Ik geloof in één God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde, van al wat zichtbaar en onzichtbaar is. En in één Heer, Jezus Christus, eniggeboren Zoon van God, vóór alle tijden geboren uit de Vader God uit God, licht uit licht, ware God uit de ware God. Geboren, niet geschapen, één in wezen met de Vader, en door wie alles geschapen is. Hij is voor ons, mensen, en omwille van ons heil uit de hemel neergedaald. Hij heeft het vlees aangenomen door de heilige Geest uit de maagd Maria, en is mens geworden. Hij werd voor ons gekruisigd, Hij heeft geleden onder Pontius Pilatus en is begraven. Hij is verrezen op de derde dag, volgens de Schriften. Hij is opgevaren ten hemel: zit aan de rechterhand van de Vader. Hij zal wederkomen in heerlijkheid om te oordelen levenden en doden en aan zijn rijk komt geen einde. Ik geloof in de heilige Geest, die Heer is en het leven geeft; die voortkomt uit de Vader en de Zoon: Die met de Vader en de Zoon tezamen wordt aanbeden en verheerlijkt; die gesproken heeft door de profeten. Ik geloof in de éne, heilige, katholieke en apostolische kerk. Ik belijd één doopsel tot vergeving van de zonden. Ik verwacht de opstanding van de doden en het leven van het komend rijk. Amen.
126
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
15.3. GELOOFSBELIJDENIS (als er een koor is) Credo in unum Deum. Patrem omnipotentem, factorem caeli et terrae, visibilium omnium, et invisibilium. Et in unum Dominum Iesum Christum, Filium Dei unigenitum. Et ex Patre natum ante omnia saecula. Deum de Deo, lumen de lumine, Deum verum de Deo vero. Genitum, non factum, consubstantialem Patri: per quem omnia facta sunt. Qui propter nos homines et propter nostram salutem descendit de caelis. Et incarnatus est de Spiritu Sancto ex Maria Virgine: Et homo factus est. Crucifixus etiam pro nobis sub Pontio Pilato; passus et sepultus est. Et resurrexit tertia die, secundum Scripturas. Et ascendit in caelum: sedet ad dexteram Patris. Et iterum venturus est cum gloria iudicare vivos et mortuos: cuius regni non erit finis. Et in Spiritum Sanctum, Dominum et vivificantem: qui ex Patre Filioque procedit. Qui cum Patre et Filio simul adoratur et conglorificatur: qui locutus est per prophetas. Et unam, sanctam, catholicam, et apostolicam Ecclesiam. Confiteor unum baptisma in remissionem peccatorum. Et expecto resurrectionem mortuorum. Et vitam venturi saeculi. Amen.
127
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
16.1. VOORBEDE Priester. Lector.
Allen. Lector.
Allen. Lector.
Allen. Priester.
Allen. 128
Laten wij bidden voor alles wat ons nu ter harte gaat. Voor … dat zijn/haar leven, vreugde en lijden, zijn/haar zwakheid en vertrouwen, aanvaard mogen worden door de Heer, die barmhartig is en trouw aan Zijn belofte. Laat ons bidden, Heer onze God wij bidden U verhoor ons. Bidden wij dat er niets uit dit mensenleven verloren zal gaan; dat alles wat hij/zij geleefd en gedaan heeft ten goede zal komen aan deze wereld; dat al wat hem/haar heilig was, geëerbiedigd wordt door de mensen die na hem/haar komen, dat hij/zij in alles waarin hij groot is geweest, tot ons mag blijven spreken, juist nu hij/zij gestorven is. Laat ons bidden, Heer onze God wij bidden U verhoor ons. Voor zijn/haar familieleden die bedroefd zijn om dit afscheid, dat hun droefheid wordt verzacht door de dankbare herinnering aan alles wat hij/zij hun gegeven heeft. Laat ons bidden, Heer onze God wij bidden U verhoor ons. Omdat uw engelen, Heer God, in de nacht, waarin Jezus geboren werd, ons de verzekering hebben gegeven dat er vrede zal zijn, onvergankelijke vrede voor alle mensen van goede wil, daarom vertrouwen wij, en spreken dat uit temidden van het verdriet om de dood van …, dat deze mens nu deelt in de vrede, die niet van deze wereld is en die hem/haar nooit meer ontnomen zal worden. Dat vragen wij U, door Christus onze Heer. Amen.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
16.2. VOORBEDE: Priester. Lector.
Allen: Lector.
Allen: Lector.
Allen: Priester.
Allen:
Laten wij nu voor de Heer brengen wat ons vandaag het meest bezighoudt. God, als wij even stil worden, deze dagen, dan denken wij aan oma/opa/ …, aan alles wat we nog met hem/haar hadden willen doen, aan wat we hem/haar nog hadden willen vertellen en wat we nog aan hem/haar hadden willen vragen. We denken aan alle mooie dingen die we samen mochten meemaken. Wij vragen U: laat alle liefde die er tussen … en ons gegroeid is veilig zijn in Uw beschermende hand... Laat ons bidden. Heer onze God wij bidden U verhoor ons. God, als wij even stil worden, deze dagen, dan denken wij aan … die wij nu moeten missen. Geef ons de hoop en het vertrouwen dat wij hem/haar en oma/opa ooit bij U zullen mogen terugzien... Laat ons bidden. Heer onze God wij bidden U verhoor ons. God, als wij even stil worden, deze dagen, dan denken wij aan de familie van … en aan allen die een sterke band met hem/haar hadden. Houd ons overeind, God, schenk ons hoop in overvloed... Laat ons bidden. Heer onze God wij bidden U verhoor ons. God, Gij kent ons lachen en ons huilen, Gij verstaat ons zwijgen. Wij hebben geen mooie woorden voor de dood en we kunnen nog niet goed vatten wat er gebeurd is. Wij vragen U: troost ons in de stilte en in ons geloof in Jezus Christus, uw Zoon, in de eeuwen der eeuwen. Amen. 129
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
16.3. VOORBEDE. Priester.
Laten wij nu voor de Heer brengen wat ons vandaag het meest bezighoudt.
Lector.
Laat ons bidden voor … die heen moest gaan uit dit leven. Een leven dat altijd onvoltooid is, waaraan altijd van alles mankeert. Neem hem/haar op, Heer God, in Uw genade. Voltooi aan hem/haar wat onvoltooid is, vervolmaak wat onvolmaakt was. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons.
Allen. Lector.
Allen. Lector.
Allen. Lector.
Allen. 130
Bidden wij in het bijzonder voor zijn/haar familieleden, speciaal voor zijn/haar allernaasten, die hem/haar het meest zullen missen en die nog niet weten hoe ze zonder hem/haar verder moeten gaan. Troost hen in hun eenzaamheid en verdriet, laat hen weer een levenswijze vinden waarin ze zonder zijn/haar tastbare aanwezigheid toch gelukkig kunnen zijn. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Bidden wij ook voor de andere overledenen, voor al onze dierbaren die wij af hebben moeten staan. Geef ons de moed Heer, om zonder hen verder te leven en geef hen de eeuwige rust bij U. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Bidden wij ook voor allen onder ons die diep verdriet hebben en geen hoop meer hebben, die zich door dit sterven bedreigd voelen. Geef hen het geloof in een leven bij U, God, een leven dat niet meer overschaduwd zal worden door ziekte, pijn en gemis, door tranen, rouw en dood, een leven dat eeuwig duren zal. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
Priester.
Allen:
B I J
E E N
U I T V A A R T
God, Gij kent ons lachen en ons huilen, Gij verstaat ons zwijgen. Wij hebben geen mooie woorden voor de dood en we kunnen nog niet goed vatten wat er gebeurd is. Wij vragen U: troost ons in de stilte en in ons geloof in Jezus Christus, Uw Zoon, in de eeuwen der eeuwen. Amen.
131
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
16.4. VOORBEDE. Priester.
Bidden wij nu samen tot God, onze Vader, die ons bijeengebracht heeft in dit leven en iedere mens geroepen heeft tot eeuwig geluk.
Lector.
Wij danken U, Heer God, voor deze mens ... die zo nabij en dierbaar was, en die nu (plotseling) is weggevallen uit deze wereld. Wij danken U voor de vriendschap die van hem\haar is uitgegaan, en voor de vrede die hij\zij gebracht heeft. Wij danken U dat hij\zij, zo vergankelijk als hij\zij was, een mens geworden is om van te houden. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons.
Allen. Lector.
Allen. Lector.
Allen. Lector.
132
Wij bidden dat zijn\haar leven, zijn\haar vreugde en lijden, zijn\haar zwakheid en vertrouwen aanvaard mogen worden door de Heer die barmhartig is en trouw aan zijn belofte. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Wij bidden u, dat er niets van dit mensenleven verloren zal gaan; dat alles wat hij\zij geleefd en gedaan heeft ten goede zal komen aan deze wereld; dat al wat hem\haar heilig was, geëerbiedigd wordt door de mensen die na hem\haar komen, en dat hij\zij in alles waarin hij\zij groot is geweest, tot ons mag blijven spreken, juist nu hij\zij gestorven is. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Wij bidden voor de familieleden (man, vrouw, ouders, kinderen) die bedroefd zijn om dit afscheid, dat hun droefheid wordt verzacht door de dankbare herinnering aan al het goede,
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
Allen. Lector.
Allen. Priester.
Allen.
B I J
E E N
U I T V A A R T
aan de troost en de levensvreugde, die hij\zij velen heeft gegeven. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Voor allen die met deze overledenen verbonden waren: dat wij, ook nu, omwille van zijn\haar dood nog dieper met elkaar verbonden mogen zijn, en mogen wij zo, in saamhorigheid en vriendschap Gods belofte herkennen, dat Hij ons tot in de dood getrouw zal zijn. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Heer God, luister naar onze gebeden, luister ook naar de vele vragen die onuitgesproken blijven. Spreek Gij van uw kant, uw verlossend, uw bevrijdend woord, voor ons en voor deze dierbare. Schenk hem\haar voor altijd uw liefde, en bewaar ons in de goede geest, in de geest van Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft in de eeuwen der eeuwen. Amen.
133
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
16.5. VOORBEDE. Priester.
Lector.
Allen. Lector.
Allen. Lector.
Allen. Lector.
Allen. Lector.
Allen. Lector.
Allen. 134
Bidden wij nu samen tot God, onze Vader, die ons bijeengebracht heeft in dit leven en iedere mens geroepen heeft tot eeuwig geluk. Voor ... dat hij\zij bij God thuis moge zijn. Dat zijn\haar leven en werken, zijn\haar liefde en verlangen, geloof, gebed en twijfel, verdriet en pijn, een antwoord krijgen in Gods genade. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Dat God hem\haar overvloedig zal vergoeden, wat wij hem\haar tekort deden, en vergeven wat hij\zij mocht hebben misdaan. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Voor alle overledenen uit onze familie, voor onze overleden vrienden en kennissen en alle overledenen van de hele wereld: dat Gods barmhartigheid in hen verheerlijkt moge worden. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Voor onszelf, dat wij dankbaar zullen blijven voor de liefde, de zorgen, de vreugde en de hartelijkheid die wij van ... hebben ondervonden. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Dat wij de moed niet verliezen, maar in de herinnering aan onze overledene kracht putten om zijn\haar werk voort te zetten. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Dat wij een steun kunnen zijn voor elkaar en leren meeleven met het leed van de mensen. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
Priester.
Allen.
B I J
E E N
U I T V A A R T
God, er zijn zoveel mensen die in rouw en verdriet zijn gedommeld. Wij bidden U: dat zij in uw goedheid kunnen blijven geloven, als zij door ons niet alleen gelaten worden. Blijf in leven en sterven ons allen nabij, God, die leeft in de eeuwen der eeuwen. Amen.
135
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
16.6. VOORBEDE. Priester. Lector.
Allen. Lector.
Allen. Lector.
Allen. Lector.
Allen. Lector.
Allen. Lector.
Allen. Priester.
Allen. 136
Laat ons bidden tot God, de almachtige Vader, die wil dat alle mensen zalig worden. Voor alle christen-gelovigen, dat zij op de Heer bouwen in onwankelbare hoop. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Voor de wereld waarin wij leven, dat bij vreugde en leed de mensen elkaar nabij zijn. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Voor allen die bezocht worden door lijden, dat zij kracht naar kruis en waarachtige troost ontvangen. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Voor ..., die de Heer tot zich geroepen heeft, dat hij\zij genade en vrede vindt. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Voor allen die uit ons midden zijn heengegaan, dat de Heer hen opneemt in het licht van zijn heerlijkheid. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Voor ons allen die hier samenzijn, dat wij geloven in Jezus Christus en door Hem één zijn in liefde. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Almachtige, eeuwige God, uw goedheid is zonder maat en overtreft onze verdiensten en verwachtingen; vergeef, wat ons geweten verontrust, en schenk eeuwig leven aan hen, voor wie wij tot U bidden. Door Christus, onze Heer. Amen.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
16.7. VOORBEDE. Priester. Lector.
Allen. Lector.
Allen. Lector.
Allen. Priester.
Allen.
Laten wij nu voor de Heer brengen wat ons vandaag het meest bezighoudt: God, als wij even stil worden, deze dagen, dan spreekt ons hart van …, het vertelt van wat we nog hadden willen doen; hadden willen zeggen en horen; van veel gemiste kansen en van erg mooie dagen. Laat alle liefde die er tussen ... en ons is gegroeid, veilig zijn in Uw behoedende hand. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. God, als wij even stil worden, deze dagen, dan huilt ons hart om ... het vraagt naar hem\haar en verlangt een weerzien. Leg in ons hart het vertrouwen, dat Gij ons allen eens tot voltooiing brengt. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Als er deze dagen een stilte valt, God, dan gaat ons hart uit naar het gezin van ... (naar zijn\haar vader en moeder, zus(sen) en broer(s)) en naar allen die een sterke band met hem\haar hebben. Houd hen overeind, God, schenk hun hoop in overvloed. Laat ons bidden, Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. God, Gij kent ons lachen en huilen, Gij verstaat ons zwijgen. Wij hebben geen mooie woorden voor de dood, wij begrijpen nog helemaal niet wat er gebeurd is. Troost ons daarom in de stilte en in ons geloof in Jezus Christus, uw Zoon, onze broeder, in de eeuwen der eeuwen. Amen. 137
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Dienst van de Eucharistie 17. KLAARMAKEN VAN HET ALTAAR Pr:
Er wordt nu een collecte gehouden.
18. LIED BIJ HET KLAARMAKEN VAN HET ALTAAR In een viering met gregoriaanse zang wordt gezongen: Domine Jesu Christe Domine Jesu Christe, Rex gloriae, libera animas omnium fidelium defunctorum de poenis inferni et de profunde lacu: libera eas de ore leonis, ne absorbeat eas tartarus, ne cadant in obscurum: sed signifer sanctus Michaël repraesentet eas in lucem sanctam. Quam olim Abrahae promisisti et semini eius. Hostias et preces tibi, Domine, laudis offerimus: Tu suscipe pro animabus illis, quarum hodie memoriam facimus: fac eas, Domine, de morte transire ad vitam. Quam olim Abrahae promisisti et semini eius.
Heer Jezus Christus, Koning van de glorie leid de overleden gelovigen (…) naar de poorten van het paradijs. Laat de Heilige Michaël, Uw banierdrager hen voeren naar het eeuwig licht, dat Gij belooft hebt aan onze aartsvader Abraham en aan zijn nakomelingen. Offers en dankgebeden, Heer, dragen wij U op: wil ze aanvaarden tot heil van hen, die wij heden gedenken: Heer, laat hen van de dood overgaan naar het leven, dat Gij eertijds beloofd hebt aan onze aartsvader Abraham en aan zijn nakomelingen.
DAARNA VOLGT: Pr. Bidt, broeders en zusters, Dat mijn en uw offer aanvaard kan worden Door God, de almachtige Vader. Allen: Moge de Heer het offer uit uw handen aannemen, Tot lof een eer van zijn Naam, Tot welzijn van ons en van heel Zijn Heilige Kerk. 138
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
19. GEBED OVER DE GAVEN 19.1. GEBED OVER DE GAVEN Priester.
Allen.
Aanvaard met deze gaven, Heer, de levensarbeid van uw trouwe dienaar(es). Maak brood en wijn voor ons tot het Lichaam en Bloed van uw Zoon, kracht op onze levensweg in blijde en droeve dagen; verander het werk van uw dienaar(es) in rust en geluk bij U, de trouwe Heer die naar rechtvaardigheid beloont. Amen.
139
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
19.2. GEBED OVER DE GAVEN. Priester.
Allen.
140
Heer God, uw Zoon Jezus is met zijn vrienden aan tafel samengekomen op een uur van afscheid. Hij nam toen brood en wijn als teken van blijvende eenheid en gaf deze aan zijn vrienden. Ook wij willen in dit uur, dat in het teken staat van een naderend afscheid, hetzelfde doen. Maak brood en wijn voor ons tot tekenen van blijvende verbondenheid door de aanwezigheid van Jezus Christus, uw Zoon, die met U en de heilige Geest leeft door de eeuwen der eeuwen. Amen.
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
19.3. GEBED OVER DE GAVEN. Priester.
Allen.
Heer God, wij stellen hier dit teken van geloof in U; wil het aanvaarden, zoals Gij hebt aanvaard het leven en de dood van deze mens, zoals Gij hebt aanvaard het lijden en de dood van Jezus. Hij is door U ten leven gewekt, Hij is uw Zoon, in de gemeenschap van de heilige Geest, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
141
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
19.4. GEBED OVER DE GAVEN. Priester.
Allen.
142
Aanvaard mij, Heer; geheel mijn vrijheid, mijn geheugen, mijn verstand en mijn wil. Alles wat ik heb, heb ik gekregen; wat ik bezit: het is een gave van U. Aan U geef ik alles terug om het onder uw leiding te stellen. Als U mij alleen maar de liefde schenkt, en het welgevallen, God, dan ben ik rijk genoeg, dan vraag ik U verder niets meer, want dan leef ik bij U tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
19.5. GEBED OVER DE GAVEN. Priester.
Allen.
Goede Vader, aanvaard in dit brood en deze wijn, alles wat wij sterfelijke mensen zijn. Heilig deze gaven, en schenk aan ..................................... en aan ons allen Jezus Christus, die ons aardse leven de glans van de eeuwigheid verleent, vandaag en alle dagen, in de eeuwen der eeuwen. Amen.
143
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
19.6. GEBED OVER DE GAVEN. Priester.
Allen.
144
Goede Vader, Brood en wijn staan klaar om te eten en te drinken. U kent ons verdriet om die ene lege plaats aan tafel. Aanvaard, met deze spijs en drank, ook de pijn die mensen ondergaan, en laat hen etend van dit brood, de volheid van Uw troost en kracht tot leven ontvangen, elke dag opnieuw. Amen.
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
20 PREFATIE Prefaties gaan vooraf aan het Eucharistisch gebed. Sommige Eucharistische gebeden hebben geen eigen prefatie. U kunt een van de volgende vier prefaties kiezen en voor die betreffende Eucharistische gebeden plaatsen (zie blz. 20.1 PREFATIE Het mysterie van onze verlossing in Jezus Christus. VOOR EUCHARISTISCHE GEBEDEN (nr.21) ZONDER EIGEN PREFATIE GEWONE PREFATIE VI (Nb. idem prefatie Euch. Geb. II C) Priester. Allen. Priester. Allen. Priester. Allen. Pr.
De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig
Ja, het is een voorrecht, een hoge en heilzame plicht, dat wij U, heilige Vader, altijd en overal danken door Jezus Christus, de Zoon van uw welbehagen. Hij is uw eigen Woord waardoor Gij alles geschapen hebt. Hem hebt Gij tot ons gezonden als Heiland en Verlosser. Hij is vlees geworden door de heilige Geest en uit een maagd geboren. Om uw wil te vervullen en U een heilig volk te verwerven strekte Hij zijn handen uit, opdat Hij door zijn lijden aan de dood een eind zou maken en de verrijzenis klaar als de dag voor onze ogen zou doen stralen. Daarom stemmen wij in met de engelen en met alle heiligen roemen wij uw heerlijkheid en wij juichen en zingen:
145
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
Allen: Sanctus, sanctus, sanctus, Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra, gloria tua. Hosanna in excelsis Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis.
146
B I J
Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten! Vol zijn hemel en aarde van Uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt In de naam de Heren. Hosanna in den hoge.
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
20.2. PREFATIE De hoop op de verrijzenis in Jezus Christus. VOOR EUCHARISTISCHE GEBEDEN (nr.21) ZONDER EIGEN PREFATIE PREFATIE I van de overledenen Priester. Allen. Priester. Allen. Priester. Allen. Pr.
De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig
Heilige Vader, machtige eeuwige God, om recht te doen aan uw heerlijkheid, om heil en genezing te vinden, zullen wij U danken, altijd en overal door Christus onze Heer. Want Hij die uit de dood is opgestaan, Hij is het licht der wereld, onze enige hoop; in onze angst, omdat wij moeten sterven, troost ons uw belofte, dat wij eens onsterfelijk zullen zijn met Hem. Gij neemt het leven, God, niet van ons af, Gij maakt het nieuw, dat geloven wij op uw woord; en als ons aardse huis, ons lichaam, afgebroken wordt, heeft Jezus al een plaats voor ons bereid in uw huis, om daar voorgoed te wonen. Daarom, met alle engelen, machten en krachten, met allen die staan voor uw troon, loven en aanbidden wij U en zingen U toe met de woorden:
Allen: Sanctus, sanctus, sanctus, Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra, gloria tua. Hosanna in excelsis Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis.
Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten! Vol zijn hemel en aarde van Uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt In de naam de Heren. Hosanna in den hoge. 147
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
20.3. PREFATIE Jezus Christus is gestorven opdat wij leven. VOOR EUCHARISTISCHE GEBEDEN (nr.21) ZONDER EIGEN PREFATIE PREFATIE II van de overledenen Priester. Allen. Priester. Allen. Priester. Allen. Pr.
De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig
Heilige Vader, machtige eeuwige God, om recht te doen aan uw heerlijkheid, om heil en genezing te vinden, zullen wij U danken, altijd en overal door Christus onze Heer. Hij alleen heeft de dood aanvaard om allen voor de dood te behoeden. Meer nog: Hij alleen heeft willen sterven opdat wij allen eeuwig voor U leven. Daarom, met de koren van de engelen, loven en aanbidden wij U en zingen vol vreugde:
Allen: Sanctus, sanctus, sanctus, Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra, gloria tua. Hosanna in excelsis Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis.
148
Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten! Vol zijn hemel en aarde van Uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt In de naam de Heren. Hosanna in den hoge.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
20.4. PREFATIE Jezus Christus is ons heil en ons leven. VOOR EUCHARISTISCHE GEBEDEN (nr.21) ZONDER EIGEN PREFATIE PREFATIE III van de overledenen Priester. Allen. Priester. Allen. Priester. Allen. Pr.
De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig
Heilige Vader, machtige eeuwige God, om recht te doen aan uw heerlijkheid, om heil en genezing te vinden, zullen wij U danken, altijd en overal door Christus onze Heer. Bij Hem vindt de wereld redding: Hij is het leven van alle mensen, Hij is de verrijzenis van de doden. Door wie de engelen, die eeuwig staan voor uw troon, U vol vreugde aanbidden, Koning in majesteit. Laat nu ook onze stemmen meeklinken in dit koor, wij smeken U En dat ook onze hulde wordt gehoord als U ter eer dit lied wordt aangeheven:
Allen: Sanctus, sanctus, sanctus, Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra, gloria tua. Hosanna in excelsis Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis.
Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten! Vol zijn hemel en aarde van Uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt In de naam de Heren. Hosanna in den hoge. 149
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
21
EUCHARISTISCH GEBED
B I J
E E N
U I T V A A R T
21.1. EUCHARISTISCH GEBED I A ZONDER EIGEN PREFATIE KIES EEN PREFATIE UIT (nr. 20.1-4) Pr.
Wij bidden U, genadige God, Vader van onze Heer Jezus Christus, wij smeken U, door Hem, die is uw Zoon en onze Heer: dat Gij wilt aanvaarden en zegenen + deze gaven hier, die wij U aanbieden; dat Gij zult heiligen dit brood en deze beker, opdat zij ten goede komen aan heel de Kerk, die Gij geroepen hebt en uitverkoren overal in deze wereld. Regeer uw Kerk, Heer onze God, wees onze herder; breng ons bijeen van heinde en ver en geef ons uw vrede. Dat vragen wij U in eenheid met de bisschop van Rome, paus N., in eenheid met onze bisschop N., verenigd ook met allen die oprecht en trouw, uw Woord bewaren en het geloof belijden van uw apostelen overal in deze wereld. Herinner U de namen, Heer, van allen die U toebehoren en van alle mensen die hier voor U staan. Gij kent hun geloof, Gij weet dat ze U willen dienen. In naam van hen die U dit offer brengen van hun aanbidding en hun dankbaarheid, in naam van allen smeken wij U: houd hen in leven, want op U hopen zij, bevrijd hun hart en maak hen heilig, Gij, eeuwige en waarachtige, levende God. Zo bidden wij U met Maria, altijd maagd, die bij U verheerlijkt is, de moeder van Jezus Christus, onze Heer en onze God, met de heilige Jozef en met uw apostelen en bloedgetuigen Petrus en Paulus, Andreas (Jacobus, Johannes; met Thomas, Jacobus, Filippus, Bartolomeüs, Matteüs, Simon en Taddeüs; met Linus en Cletus, Clemens en Sixtus, met Cornelius, Cyprianus, Laurentius en Chrysogonus, met Johannes en Paulus, Cosmas en Damianus,) en met al uw heiligen.
150
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Om hunnentwil en op hun voorspraak vragen wij: wees onze toevlucht, waar wij ook gaan, wees onze kracht. Neem deze gaven van ons aan, Heer God, waarin wij onszelf willen geven en toevertrouwen aan U. Wij, die door U gekozen zijn om voor te gaan in deze dienst, wij zijn met allen die in U geloven uw volk, uw eigen bezit; beschik over ons en voer ons van dag tot dag naar uw vrede; dat wij niet eeuwig verloren gaan, maar bij uw uitverkorenen worden geteld. Ontvang uit onze handen, Heer, dit brood en deze beker; bekrachtig en voltooi en zegen deze gaven, dat zij voor ons het Lichaam worden en het Bloed van Jezus Christus, uw beminde Zoon. Die op de avond vóór zijn lijden en dood het brood in zijn handen heeft genomen, en zijn ogen opgeslagen heeft naar U, God zijn almachtige Vader, de zegen uitgesproken heeft, het brood gebroken en aan zijn leerlingen gegeven met de woorden: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Zo nam Hij ook, toen zij gegeten hadden, de beker in zijn handen, Hij sprak de zegen en het dankgebed, reikte hem over aan zijn leerlingen en zei: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED, DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN.
151
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Allen: Redder van de wereld, bevrijd ons, Gij die ons hebt verlost door uw kruis en verrijzenis. Pr.
Daarom gedenken wij, Heer, het lijden en de dood van Jezus Christus uw Zoon; dat Hij verrezen is, dat Hij is opgestegen naar de hemel. Tot uw dienst geroepen, tot uw volk gemaakt, geven wij U wat Gij ons zelf in handen hebt gelegd: dit ongebroken vlekkeloze Lam, dit Brood van eeuwig leven, en deze Beker, die onze redding is in eeuwigheid. Keer U niet af, wees ons genadig, zoals Gij in genade hebt aanvaard het offer van uw dienaar Abel en dat van Abraham, die onze vader is, het heilig offer ook van brood en wijn, dat uw priester Melchisedek U heeft gebracht. Zend dan uw engel, machtige God, om deze gaven en gebeden op te dragen naar het altaar van uw heerlijkheid; wij bidden U, dat wij die de gemeenschap vieren van deze tafel en delen in het Lichaam van uw Zoon en in zijn Bloed van U gezegend zullen zijn vol van genade. Herinner U de namen, Heer, van onze broeders en zusters, die ons in de dood zijn voorgegaan, getekend met het geloof. Dat zij, en allen die in Christus zijn ontslapen, in vrede mogen rusten en binnengaan in uw land, verlicht en vertroost. Wij zijn van U, met al ons kwaad, op uw barmhartigheid hopen wij. Neem ons op in de gemeenschap van uw heiligen, van uw apostelen en bloedgetuigen Johannes, Stefanus, Mattias, Barnabas, (Ignatius, Alexander, Marcellinus, Petrus, Felicitas en Perpetua, Agatha en Lucia, Agnes, Cecilia en Anastasia), en van al die anderen die reeds door U verheerlijkt zijn.
152
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Behandel ons niet zoals wij verdienen, maar schenk ons vergeving, opdat wij mogen delen in hun geluk. Door Christus onze Heer. In Hem hebt Gij al wat bestaat geschapen en gezegend, in Hem ontvangen wij al uw genade, Hij is ons leven. Door Hem en met hem en in Hem zal uw naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Allen. Amen.
153
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
21.2. EUCHARISTISCH GEBED II C MET EEN EIGEN PREFATIE Priester. Allen. Priester. Allen. Priester. Allen. Pr.
De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig
Ja, het is een voorrecht, een hoge en heilzame plicht, dat wij U, heilige Vader, altijd en overal danken door Jezus Christus, de Zoon van uw welbehagen. Hij is uw eigen Woord waardoor Gij alles geschapen hebt. Hem hebt Gij tot ons gezonden als Heiland en Verlosser. Hij is vlees geworden door de heilige Geest en uit een maagd geboren. Om uw wil te vervullen en U een heilig volk te verwerven strekte Hij zijn handen uit, opdat Hij door zijn lijden aan de dood een eind zou maken en de verrijzenis klaar als de dag voor onze ogen zou doen stralen. Daarom stemmen wij in met de engelen en met alle heiligen roemen wij uw heerlijkheid en wij juichen en zingen:
Allen: Sanctus, sanctus, sanctus, Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra, gloria tua. Hosanna in excelsis Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis.
154
Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten! Vol zijn hemel en aarde van Uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt In de naam de Heren. Hosanna in den hoge.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
Pr.
Gij zijt waarlijk heilig onze Heer, de bron van alle heiligheid. Heilig dan deze gaven met de dauw van uw heilige Geest, dat zij voor ons worden tot Lichaam en Bloed van Jezus Christus onze Heer.
U I T V A A R T
Toen Hij werd overgeleverd en vrijwillig zijn lijden op zich nam, nam Hij het brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het aan zijn leerlingen met deze woorden: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Zo nam Hij na de maaltijd ook de kelk, sprak opnieuw de dankzegging uit, en gaf hem zijn leerlingen met deze woorden: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED, DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Allen: Als wij dan eten van dit Brood en drinken uit deze Beker, verkondigen wij de dood des Heren, totdat Hij komt. Pr.
Zijn dood en verrijzenis indachtig, God, bieden wij U aan het levensbrood en de kelk van het heil. Wij danken U, omdat Gij ons waardig keurt om voor uw aangezicht te staan en uw heilige dienst te verrichten.
155
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Zó delen wij in het Lichaam en Bloed van Christus en wij smeken U, dat wij door de heilige Geest worden vergaderd tot één enige kudde. Denk toch, Heer, aan uw Kerk, verspreid over de hele wereld, dat haar liefde volkomen wordt, één heilig volk met N., onze paus en N., onze bisschop, en allen die uw heilig dienstwerk verrichten. Gedenk................................................................. die Gij uit deze wereld tot U geroepen hebt. Laat hem, die in de doop met Christus gestorven en herboren is nu ook verrijzen tot nieuw leven met uw Zoon. Gedenk ook onze broeders en zusters die reeds ontslapen zijn in de hoop der verrijzenis, ja alle gestorvenen dragen wij op aan uw zorg. Neem hen aan en laat hen verschijnen in het licht van uw gelaat. Wij vragen U: ontferm U over ons allen, opdat wij tezamen met de maagd Maria, de moeder van Christus, met de apostelen en alle heiligen die hier eens leefden in uw welbehagen, waardig bevonden worden het eeuwig leven deelachtig te zijn en U loven en eren. Door Jezus Christus uw Zoon. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Allen. Amen.
156
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
21.3. EUCHARISTISCH GEBED III B ZONDER EIGEN PREFATIE KIES EEN PREFATIE UIT (nr. 20.1-4) Pr.
Ja, Heer, Gij zijt werkelijk de heilige; heel uw schepping moet U wel prijzen, want door Jezus Christus, uw Zoon onze Heer, maakt Gij alles levend en heilig in de kracht van de heilige Geest. Altijd blijft Gij bezig U een volk bijeen te brengen uit alle naties en rassen en talen; want van oost tot west moet door een zuivere offergave hulde worden gebracht aan uw Naam. Wij hebben deze gaven dan ook hier gebracht om ze aan U toe te wijzen. In alle ootmoed vragen wij U ze te heiligen door uw Geest en ze Lichaam en Bloed te doen zijn van Jezus Christus, uw Zoon onze Heer, op wiens woord wij deze geheimen vieren. Want in de nacht dat Hij werd overgeleverd nam Hij brood en sprak daarover het dankgebed om uw Naam te verheerlijken. Toen brak Hij het brood, gaf het aan zijn leerlingen en zei: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Zo nam Hij ook na de maaltijd de beker en sprak een zegenbede om uw Naam te verheerlijken. Hij gaf hem aan zijn leerlingen en zei: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN.
157
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Allen: Als wij dan eten van dit Brood en drinken uit deze Beker, verkondigen wij de dood des Heren, totdat Hij komt. Pr.
Daarom, Heer, gedenken wij het heilzaam lijden en sterven van uw Zoon, zijn glorievolle verrijzenis, en zijn verheffing aan uw rechterhand; zo staan wij vol verwachting open voor uw wederkomst en bieden U vol dankbaarheid dit offer aan, zo levend en heilig. Wij vragen U, Heer: zie welwillend neer op het offer van uw Kerk en wil er uw Zoon in herkennen, door wiens dood Gij ons met U verzoend hebt. Geef dat wij mogen worden verkwikt door het nuttigen van zijn Lichaam en Bloed. Vervul ons van zijn heilige Geest opdat men ons in Christus zal zien worden tot één lichaam en één geest. Hij moge ons maken tot een blijvende offergave voor U: dan zullen wij het erfdeel verkrijgen, dat Gij ons beloofd hebt, samen met Maria, de heilige maagd en moeder van God; samen met uw apostelen en martelaren, (met de heilige N.) en met allen die in uw heerlijkheid zijn en daar voor ons bidden. Mogen de vrede in de wereld en het heil van alle mensen toenemen door dit offer van uw Zoon dat ons in handen is gegeven opdat wij met U worden verzoend. Maak uw volk onderweg hier op aarde sterk in liefde en geloof: samen met uw dienaar N., onze paus en N., onze bisschop, met alle bisschoppen, de geestelijkheid en heel het gelovige volk, dat Gij U hebt verworven. Wij vragen U welwillend te staan tegenover de wensen van deze gemeenschap die hier bij U is en waarvan Gij de Vader zijt.
158
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Goede God, breng in uw barmhartigheid al uw kinderen van overal bijeen. Gedenk ..................................................... die Gij uit deze wereld naar U toe geroepen hebt. Geef dat hij \ zij die zoals uw Zoon de dood moest ondergaan, ook zoals Hij zal verrijzen; want Hij zal de doden doen opstaan, en ons aardse lichaam aan zijn verheerlijkt lichaam gelijk doen zijn. Laat onze overleden broeders en zusters, ja laat allen die U lief waren en die van hier zijn heengegaan genadig binnen in uw Rijk. Ook wijzelf hopen daar eens te mogen zijn, om met hen samen voor altijd te mogen genieten van uw heerlijkheid. Dan wist Gij alle tranen uit onze ogen: wij zullen U zien, God van ons, zoals Gij zijt; voor eeuwig op U gelijkend zullen wij U eindeloos prijzen door Christus onze Heer. In Hem schenkt Gij alles wat goed is aan deze wereld. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Allen. Amen.
159
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
21.4. EUCHARISTISCH GEBED IV MET EEN EIGEN PREFATIE Priester. Allen. Priester. Allen. Priester. Allen. Pr.
De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig
Het is waarlijk passend U dank te zeggen, het is waarlijk goed uw heerlijkheid uit te spreken, heilige Vader; Gij zijt een God van leven en waarheid, Gij alleen, Gij bestaat van voor alle eeuwen en Gij duurt in alle eeuwigheid voort, in het ontoegankelijk licht is uw woning. Gij zijt de bron van leven, in uw goedheid hebt Gij alle dingen tot bestaan geroepen, Gij hebt al het geschapene met zegening verzadigd en uw talloze schepselen gelukkig gemaakt met de glans van uw licht. Daarom staat rond U een schare van engelen die niemand tellen kan, uw dienaren, die het gelaat van uw glorie zien en U ononderbroken lofzingen, dag en nacht. In hun koor willen ook wij onze stem doen horen, met ieder schepsel op aarde zingen wij U jubelend en juichend onze lofprijzing toe:
Allen: Sanctus, sanctus, sanctus, Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra, gloria tua. Hosanna in excelsis Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis.
160
Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten! Vol zijn hemel en aarde van Uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt In de naam de Heren. Hosanna in den hoge.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Pr.
U belijden wij, heilige Vader: groot zijt Gij en alles hebt Gij met wijsheid en liefde geschapen. Gij hebt de mens gemaakt naar uw beeld en hem de zorg over de gehele aarde opgedragen, opdat Hij in gehoorzaamheid aan zijn Schepper over alle schepselen zou bevelen. Door ongehoorzaamheid aan U heeft Hij uw vriendschap verloren, maar Gij hebt hem niet aan het geweld van de dood uitgeleverd; integendeel Gij zijt hem met alle hulp tegemoet gesneld, zodat wie U zoeken wil, U reeds heeft gevonden. Menigmaal hebt Gij aan de mensen een verbond aangeboden en hen, bij monde van uw profeten gesproken over hun heil in de verte. Heilige Vader, zozeer hebt Gij de wereld liefgehad, dat Gij, toen de tijd van wachten voorbij was, uw eengeboren Zoon als Verlosser hebt gezonden. Hij is mens geworden door de heilige Geest uit de maagd Maria. Als mens heeft Hij onder ons gewandeld, in alles aan ons gelijk, maar niet in de zonde. Aan geringen heeft Hij een boodschap gebracht van liefde en heil, aan gevangenen de vrijlating gegeven, aan bedroefden zijn blijdschap. Om uw heilsbeschikking ten volle waar te maken heeft Hij zich aan de dood uitgeleverd en door zijn opstanding alle sterven afgebroken en opgebouwd tot een nieuw bestaan. En opdat wij niet meer voor onszelf zouden leven, maar voor Hem die om onzentwil geslagen werd en tot uw rechterhand verheven, zond Hij van Uwentwege, Vader, de heilige Geest om zijn werk in deze wereld te voltooien: onze heiligmaking ten einde toe. Daarom smeken wij U, Heer, dat uw heilige Geest deze offergaven wil bezielen, opdat zij het Lichaam en Bloed worden van onze Heer Jezus Christus, tot viering van het grote heilsmysterie dat Hij ons naliet als zijn verbond-met-ons voor altijd. 161
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Toen kwam het uur dat Hij door U, heilige Vader, zou worden verheerlijkt. Hij had de zijnen in de wereld tot het uiterste toe liefgehad. Terwijl Hij de maaltijd voorzat nam Hij het brood, brak het en zegende U, en gaf het aan zijn leerlingen met de woorden: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Zo nam Hij ook de beker met wijn gevuld, sprak het dankgebed uit en gaf hem aan zijn leerlingen met de woorden: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE, ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED, DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Allen: Als wij dan eten van dit Brood en drinken uit deze Beker, verkondigen wij de dood des Heren, totdat Hij komt. Pr.
162
Daarom, Heer, vieren wij de gedachtenis van onze verlossing: wij gedenken de dood van Christus en zijn verblijf onder hen die eens waren gestorven, wij geloven en verkondigen zijn opstanding uit de dood, zijn hemelvaart bij U terug in uw Rijk zonder einde; wij zien vol verwachting uit naar zijn wederkomst in heerlijkheid. Wij brengen U het offer van zijn Lichaam en Bloed, een gave, die Gij gaarne aanvaardt, een gave van heil voor de wereld.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Heer, zie welwillend en genegen neer op dit heilig offer, dat Gij aan ons, uw Kerk, hebt toevertrouwd. Verleen genadig dat zij die van dit Brood eten en uit deze Beker drinken door uw heilige Geest tot één lichaam worden verzameld, in Christus voltooid tot een levende offerande, tot uw lof en eer. Wijd uw gedachten, o Heer, aan allen voor wie wij dit offer aan U opdragen: vooreerst voor uw dienaar onze paus N., voor onze bisschop N., voor de bisschoppen van de gehele Kerk, voor de priesters en diakens, voor allen ook die U dit offer aanbieden, voor heel het gelovige volk en voor hen die U met een oprecht hart zoeken. Denk ook aan hen die in vrede met Christus uw Zoon zijn gestorven en aan alle doden waarvan de gelovige gezindheid door U alleen was gekend. Barmhartige Vader, verleen aan ons, uw kinderen, dat wij de heerlijkheid zien die Gij ons beloofd hebt tezamen met de maagd Maria, de moeder van God, die Gij hebt verheerlijkt, met uw apostelen en heiligen in uw koninkrijk, waar wij met de gehele schepping die Gij uit zonde en dood hebt opgericht uw lof zingen door Christus onze Heer, in wie Gij aan de wereld alle goed geeft gisteren, nu en altijd. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Allen. Amen.
163
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
21.5. EUCHARISTISCH GEBED V ZONDER EIGEN PREFATIE KIES EEN PREFATIE UIT (nr. 20.1-4) Pr.
God onze Vader, wij danken U met heel ons hart, want Gij hebt ons tot leven geroepen, Gij hebt ons bestemd voor het geluk in Jezus, uw Zoon onze Heer. In Hem zien wij uw goedheid en uw wil om ons allen te redden. Hij is het verlossende Woord, uw helpende hand. Nooit willen wij vergeten, hoe Hij één werd met ons in lijden en dood. Onze last maakt Hij tot de zijne, zijn trouw werd de onze. Blijvend zijn wij U dank verschuldigd om Hem. God onze Vader, wij vragen U: zend over dit brood en deze wijn de kracht van uw heilige Geest; dat zij voor ons het Lichaam en Bloed worden van uw veelgeliefde Zoon, Jezus Christus. Toen het paasfeest op handen was, kwam zijn uur. Hij had de zijnen in de wereld bemind; nu gaf Hij hun het bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe. In het bewustzijn dat Hij van U was uitgegaan en naar U terugkeerde, heeft Hij het brood in zijn handen genomen, en zijn ogen opgeslagen naar U, God zijn almachtige Vader, de zegen uitgesproken, het brood gebroken en aan zijn leerlingen gegeven met de woorden: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Zo nam Hij ook, toen zij gegeten hadden, de beker in zijn handen, Hij sprak de zegen en het dankgebed, reikte hem over aan zijn leerlingen en zei:
164
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Allen: Als wij dan eten van dit Brood en drinken uit deze Beker, verkondigen wij de dood des Heren, tot dat Hij komt. Pr.
Trouw aan dit woord, Vader, gedenken wij Jezus Christus uw Zoon onze Heer: zijn overgave in lijden en dood, de overwinning van zijn verrijzenis en de glorie van zijn hemelvaart; wij bieden U deze gaven aan, het levende Brood en de heilzame Beker, terwijl wij vol vertrouwen uitzien naar zijn komst in heerlijkheid. Zend nu, Vader, de Trooster en Helper in ons midden, uw heilige Geest. Wek de gezindheid van Jezus Christus in ons hart. Sterk ons vertrouwen, verruim onze liefde. Raak ons met het vuur van uw Geest en breng ons elkaar nabij. Vrijmoedig in deze Geest bidden wij U, Vader, voor uw heilige Kerk. Bescherm haar en leid haar; geef haar vrede en eenheid in de hele wereld. Geef wijsheid en kracht aan onze paus N., aan onze bisschop N. en aan allen die Gij als herders in uw Kerk hebt aangesteld.
165
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
Gedenk in uw goedheid ook degenen die en bijzondere plaats innemen in ons hart en vergeet niet hen, die door de dood van ons zijn heengegaan. Samen met heel uw volk, met de maagd Maria, de moeder van de Heer, met de apostelen, martelaren en al uw heiligen; samen met allen die op U hun vertrouwen hebben gesteld, vragen wij om uw barmhartigheid, erkennen wij uw grootheid en brengen wij U onze dank, door Christus onze Heer. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Allen. Amen.
166
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
21.6. EUCHARISTISCH GEBED VI MET EEN EIGEN PREFATIE Priester. Allen. Priester. Allen. Priester. Allen. Pr.
De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig
Machtige God, met alle eerbied noemen wij uw Naam, die Gij gegeven hebt aan wat er leeft en ademhaalt. De hemel en het land, het licht van deze dag en ook wijzelf, God, zijn er dank zij U, die al van mensen houdt voor zij geboren zijn. Wij noemen U van harte onze God en Vader, die doet wat Gij zegt en ons in leven houdt, die naar ons zoeken blijft tot Gij ons in den vreemde vindt, omwille van uw Zoon, de eerste van ons allen. In stad en land in mensen en machten in levenden en doden wordt Gij vermoed en uitgesproken, tot deze aarde zal zijn omgevormd tot stad van vrede, het nieuwe Jeruzalem, waar alle leed geleden is en al ons kwaad vergeten. Luister dan ook, als wij U zegenen God en zeggen zonder einde:
Allen: Sanctus, sanctus, sanctus, Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra, gloria tua. Hosanna in excelsis Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis.
Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten! Vol zijn hemel en aarde van Uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt In de naam de Heren. Hosanna in den hoge. 167
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
Pr.
Heer onze God, Gij zijt heilig en goed en zo bekend met ons dat onze namen staan geschreven in uw hand. Geen mens zult Gij vergeten dank zij Jezus Christus, uw Zoon, die Gij hebt voortgebracht en uitgezonden hebt om tranen te drogen van mensen die geslagen zijn, om het hart te helen van mensen die gebroken zijn, om brood te worden voor vandaag en vrede zelf te zijn.
B I J
Wij danken U, dat Hij ons ruimte geeft en vrijheid schept. Wij danken U, dat Hij de naam geworden is voor heel ons leven ten einde toe. Heilig deze gaven, met de dauw van uw heilige Geest, dat zij voor ons worden tot Lichaam en Bloed van Jezus Christus onze Heer. Want in de nacht dat Hij zijn leven gaf, nam Hij brood in zijn handen, Hij zegende U, Hij brak het en gaf het aan zijn leerlingen met de woorden: NEEMT EN EET HIERVAN GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Ook nam Hij de beker, zegende U weer, en gaf hem aan zijn leerlingen met de woorden: 168
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE, ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Allen. Heer Jezus, wij verkondigen uw dood en wij belijden tot Gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt. Pr.
Heer onze God, zo gedenken wij Hem die weet wat lijden is en die de dood gezien heeft, die Gij hebt opgewekt en naam gegeven hebt hoog boven alle namen. Jezus de heer is Hij, die Is en Blijven zal, uw rechterhand, en tot Hij komt verkondigen wij Hem door deze levensbeker en door dit brood dat wordt gedeeld. Wij bidden U: zend dan de Geest in ons, die over deze aarde gaat, en maak ons tot een volk, dat recht doet om gerechtigheid. Maak leven en welzijn toch groter en sterker dan oorlog en dood; en laat ons mensen zijn die woningen bouwen voor uw stad van vrede; breek het geweld in ons en breng ons thuis bij U uit kracht van Hem, de Mensenzoon hier in ons midden. 169
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
Bevestig uw kerk die in ballingschap is en maak haar één in liefde en geloof, tezamen met uw dienaar ....., onze paus, met ....., onze bisschop, en met alle bisschoppen. Samen met heel uw volk, met Maria, altijd maagd, de moeder van de Heer, met apostelen, martelaren en met al uw heiligen, vragen wij om uw barmhartigheid voor levenden en doden, erkennen wij uw grootheid en brengen wij U onze dank. Door Hem en met Hem en in Hem, zal uw Naam geprezen zijn, Heer, onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Allen. Amen.
170
B I J
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
21.7. EUCHARISTISCH GEBED VII MET EEN EIGEN PREFATIE Priester. Allen. Priester. Allen. Priester. Allen. Pr.
De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig
Ja, het is passend en goed dat wij U dankzeggen, God, menslievend en barmhartig als Gij zijt. Gij laat nooit af ons op te roepen tot een leven vol geluk. Gij zijt een God van tederheid en mededogen; altijd staat Gij gereed om te vergeven, en al wie gezondigd heeft nodigt Gij telkens weer uit zich te verlaten op Uw barmhartigheid alleen; Hoe dikwijls werd Uw verbond door ons verbroken, maar berusting kent Gij niet: een nieuw verbond hebt Gij tot stand gebracht door Jezus, uw Zoon, onze Heer. Zo dicht hebt Gij de mensen naar U toegehaald dat niets ons nog van U kan scheiden. In deze tijd van verzoening en genade geeft Gij uw volk gelegenheid in Christus te herademen en zich tot u te keren, om meer dan ooit Uw Heilige Geest te volgen en zo in dienst te staan van heel de mensheid. Vol bewondering en dank om Uw liefde die zoveel vermag, om de vreugde der verlossing die Christus heeft gebracht, zingen en belijden wij met ontelbaar velen in de hemel en op aarde:
171
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
Allen: Sanctus, sanctus, sanctus, Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra, gloria tua. Hosanna in excelsis Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis. Pr.
B I J
E E N
Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten! Vol zijn hemel en aarde van Uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt In de naam de Heren. Hosanna in den hoge.
Van in den beginne brengt Gij tot stand wat goed is voor de mens om Hem te heiligen, zoals Gij heilig zijt. Zie naar uw volk, dat hier verzameld is, en zend de kracht van uw heilige Geest. Maak deze offergaven voor ons tot het Lichaam en Bloed van uw Zoon, uw welbeminde, Jezus Christus in wie ook wij uw kinderen zijn. Toen wij verloren waren en niet in staat U naderbij te komen, hebt Gij nog het meest getoond hoezeer Gij ons bemint: uw Zoon, de enige Gerechte, heeft zich overgeleverd in onze handen; Hij werd genageld aan een kruis. Daar heeft Hij met wijd gestrekte armen het onverwoestbaar teken opgericht van het verbond tussen de hemel en de aarde. Maar vooraleer dit alles te volbrengen heeft Hij het paasmaal willen vieren temidden van zijn leerlingen. Aan tafel nam Hij het brood, sprak de zegen en het dankgebed; toen brak Hij het en gaf het aan de zijnen terwijl Hij zei: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT.
172
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Aan het einde van dit laatste avondmaal, wel wetend dat Hij alles zou verzoenen door zijn Bloed op het kruis, nam Hij de beker wijn, sprak opnieuw het dankgebed, liet hem rondgaan bij zijn vrienden, terwijl Hij zei: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE, ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED, DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Allen: Als wij dan eten van dit Brood en drinken uit deze Beker, verkondigen wij de dood des Heren, tot dat Hij komt. Pr.
Terwijl wij Jezus Christus gedenken, ons paaslam en onze uiteindelijke vrede; terwijl wij zijn dood en opstanding vieren en uitzien naar de gezegende dag waarop Hij zal wederkomen om onze vreugde te voltooien, bieden wij U, waarachtige en getrouwe God, het offer aan waardoor de mensheid in uw vriendschap is hersteld. Algoede Vader, zie met liefde neer op allen die Gij naar U toetrekt. Gij laat hen delen in het ene offer van Christus; dat zij één lichaam worden, gaaf en onverdeeld, door de kracht van de Geest. Houd ons allen bijeen in één gemeenschap van geest en hart, samen met onze paus N. en onze bisschop N. Help ons mee te werken aan de komst van uw koninkrijk tot de dag komt en het uur waarop wij voor U zullen verschijnen. 173
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
Geef ons dan een plaats met al uw heiligen in de hemel, aan de zijde van de maagd Maria en van de apostelen, verenigd ook met onze broeders en zusters die wij hebben toevertrouwd aan uw barmhartigheid, toen zij van ons zijn heengegaan. Vanuit de vreugde om die nieuwe schepping, voorgoed gevrijwaard van de dood, zullen wij in waarheid mogen aanheffen het lied van dank van de verrezen Heer. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Allen. Amen.
174
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
21.8. EUCHARISTISCH GEBED VIII MET EEN EIGEN PREFATIE Priester. Allen. Priester. Allen. Priester. Allen. Pr.
De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig
U, God, almachtige Vader, danken en prijzen wij door onze Heer Jezus Christus voor uw werkzaamheid in de wereld. Want te midden van een mensheid die verdeeld is door onenigheid en tweespalt, ondervinden wij dat Gij ons hart ombuigt en bereid maakt tot verzoening; uw Geest immers beweegt het mensenhart, zodat vijanden weer met elkaar in gesprek gaan, tegenstanders elkander opnieuw de hand reiken en volkeren elkaar trachten te ontmoeten. Aan U is het te danken dat door de wil tot vrede twisten worden bijgelegd, haat door vergeving wordt overwonnen en wraak wijkt voor vergiffenis. Daarom danken en prijzen wij U, zonder ophouden, sluiten wij ons aan bij de lofzang van de engelen in de hemel die U, Verhevene, toejuichen zonder einde:
Allen: Sanctus, sanctus, sanctus, Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra, gloria tua. Hosanna in excelsis Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis.
Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten! Vol zijn hemel en aarde van Uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt In de naam de Heren. Hosanna in den hoge. 175
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
Pr.
U, Heer van alle machten en krachten, prijzen wij door Jezus Christus uw Zoon, die in uw naam gekomen is. Hij is uw Woord, dat ons mensen redt, de hand die Gij zondaars reikt, de weg waarlangs uw vrede ons wordt aangeboden.
E E N
God, Vader van ons allen, toen wij ons van U hadden afgewend, hebt Gij ons doen terugkeren door uw Zoon. Hem hebt Gij overgeleverd tot in de dood, opdat wij ons tot U bekeren en elkander beminnen. Daarom vieren wij de verzoening die Christus ons heeft gebracht en vragen wij U: heilig deze gaven met de dauw van uw heilige Geest, nu wij de opdracht van uw Zoon vervullen. Want voor Hij zijn leven ging geven om ons te bevrijden nam Hij tijdens de maaltijd het brood in zijn handen, dankte en zegende U, brak het brood en gaf het aan zijn leerlingen met de woorden: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Eveneens nam Hij op die avond de beker in zijn handen, prees uw liefde, vol ontferming, reikte de beker aan zijn leerlingen en sprak: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE, ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED, DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. 176
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Allen: Als wij dan eten van dit Brood en drinken uit deze Beker, verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt. Pr.
Heer onze God, uw Zoon heeft ons dit onderpand van zijn liefde nagelaten. Daarom gedenken wij zijn dood en verrijzenis en bieden wij U aan, wat Gij ons hebt gegeven: het offer van volkomen verzoening. Heilige Vader, wij smeken U: neem ook ons aan tezamen met uw Zoon en schenk ons zijn Geest in deze maaltijd. Dan zal deze Geest verwijderen wat scheiding brengt. Laat Hij ons bewaren in de gemeenschap met N. onze paus en N. onze bisschop, met alle bisschoppen en met geheel uw volk. Maak uw Kerk, zo bidden wij, tot teken van eenheid onder de mensen en tot instrument van uw vrede. Gij hebt ons hier bijeengebracht aan de Tafel van uw Zoon, samen met de heilige maagd en Moeder van God, Maria, en met alle heiligen. Breng zo de mensen bijeen van alle rangen en standen, van alle rassen en talen om in eenheid de maaltijd te vieren tot een eeuwige verzoening in een nieuwe wereld die vervuld is van uw vrede. Door Christus onze Heer. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid.
Allen. Amen. 177
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
21.9. EUCHARISTISCH GEBED XII VERSIE A MET EEN EIGEN PREFATIE De Heer leidt Zijn Kerk. Priester. Allen. Priester. Allen. Priester. Allen. Pr.
De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig
Wij danken U, God onze Vader, voor het geschenk van het leven. Nooit laat Gij ons alleen, wij staan U dag en nacht voor ogen. Eertijds hebt Gij Israël, Uw volk, door de onmetelijke woestijn geleid. Vandaag zijt Gij Uw Kerk nabij en schenkt Gij haar Uw Heilige Geest. Uw Zoon maakt wegen voor ons open en uit dit aardse leven mogen wij Uw land van eindeloze vreugde binnengaan. Daarom heffen wij met alle heiligen en engelen een loflied aan en prijzen wij Uw heerlijkheid:
Allen: Sanctus, sanctus, sanctus, Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra, gloria tua. Hosanna in excelsis Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis. Pr.
178
Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten! Vol zijn hemel en aarde van Uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt In de naam de Heren. Hosanna in den hoge.
Hemelse Vader, met eerbied noemen wij uw naam. Altijd zijt Gij met ons op weg, en dichter dan wij durven dromen, zijt Gij bij ons wanneer uw Zoon ons samenbrengt rond deze tafel, waar wij uw liefde vieren met brood en beker. Zoals eens op de weg naar Emmaüs ontsluit Hij nu voor ons de Schrift en wij herkennen Hem in het breken van het brood.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Daarom bidden wij, almachtige God: beadem met uw Geest dit Brood en deze wijn, zodat Jezus Christus in ons midden komt met de gaven van zijn Lichaam en zijn Bloed. Want op de avond voor zijn lijden nam Hij onder de maaltijd brood en sprak tot U het dankgebed. Hij brak het brood en gaf het aan zijn leerlingen terwijl Hij zei: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Zo nam Hij ook de beker met wijn en sprak opnieuw het dankgebed. Hij gaf hem aan zijn leerlingen en sprak: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE, ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Allen: Als wij dan eten van dit Brood en drinken uit deze Beker, verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt. Pr.
Oneindig goede Vader, wij vieren de gedachtenis van onze verzoening en wij verkondigen de liefde die Gij ons betoont. Uw Zoon is door het lijden en de dood gegaan, en, tot nieuw leven opgewekt, is Hij ingetreden in uw heerlijkheid. 179
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Zie met genegenheid neer op dit offer en erken erin uw eigen Zoon die zijn leven heeft gegeven en zijn bloed vergoten opdat voor alle zoekers de weg naar U, Vader, geopend en begaanbaar zij. God van eindeloos erbarmen, vervul ons met uw Geest van liefde, de Geest, die Jezus, uw beminde Zoon, bezielde. Maak ons sterk door de deelname aan dit heilig Maal; dat wij vertrouwvol en met vreugde onze wegen gaan, toenemend in geloof, vervuld van hoop en aanstekelijk door onze liefde, verbonden met heel het volk van God, met de diakens en de priesters, met onze bisschop N. en paus N. Erbarm U, Vader, over onze broeders en zusters die in de vrede van Christus naar U zijn teruggekeerd, en over alle gestorvenen waarvan Gij alleen het geloof hebt gekend. Breng hen tot het licht van de verrijzenis. En als ook onze weg ten einde loopt, neem ons dan op in uw huis, waar plaats is voor velen. Schenk ons de vervulling van onze levenslange hoop; overvloedig leven in uw heerlijkheid. Laat ons toe in de gemeenschap van uw heiligen; dat wij met Maria, de maagd en moeder Gods, met uw apostelen en martelaren, (met de heilige N.N.) en al de anderen die U genegen zijn, dankbaar uw Naam aanbidden en U prijzen door Jezus Christus onze Heer. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Allen. Amen. 180
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
21.10. EUCHARISTISCH GEBED XII VERSIE B MET EEN EIGEN PREFATIE Jezus, onze weg. Priester. Allen. Priester. Allen. Priester. Allen. Pr.
De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig
Wij danken U, heilige en sterke God. De wereld draagt Gij in Uw hand en Gij waakt over al Uw mensen. Gij brengt ons bijeen in deze gemeenschap om Uw woord te horen en met een toegewijd geloof te treden in het voetspoor van Uw Zoon. Hij is de weg die leidt naar U, Hij is de waarheid, geen andere waarheid maakt ons vrij; Hij is het leven dat ons van vreugde vervult. Wij danken U voor de liefde die Gij ons toedraagt in Jezus Christus. Wij voegen onze stem bij het gezang der engelen en prijzen Uw heerlijkheid met dit lied:
Allen: Sanctus, sanctus, sanctus, Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra, gloria tua. Hosanna in excelsis Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis. Pr.
Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten! Vol zijn hemel en aarde van Uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt In de naam de Heren. Hosanna in den hoge.
Hemelse Vader, met eerbied noemen wij uw naam. Altijd zijt Gij met ons op weg, en dichter dan wij durven dromen, zijt Gij bij ons wanneer uw Zoon ons samenbrengt rond deze tafel, 181
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
waar wij uw liefde vieren met brood en beker. Zoals eens op de weg naar Emmaüs ontsluit Hij nu voor ons de Schrift en wij herkennen Hem in het breken van het brood. Daarom bidden wij, almachtige God: beadem met uw Geest dit Brood en deze wijn, zodat Jezus Christus in ons midden komt met de gaven van zijn Lichaam en zijn Bloed. Want op de avond voor zijn lijden nam Hij onder de maaltijd brood en sprak tot U het dankgebed. Hij brak het brood en gaf het aan zijn leerlingen terwijl Hij zei: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Zo nam Hij ook de beker met wijn en sprak opnieuw het dankgebed. Hij gaf hem aan zijn leerlingen en sprak: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE, ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Allen: Als wij dan eten van dit Brood en drinken uit deze Beker, verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt. Pr.
182
Oneindig goede Vader, wij vieren de gedachtenis van onze verzoening en wij verkondigen de liefde die Gij ons betoont. Uw Zoon is door het lijden en de dood gegaan, en, tot nieuw leven opgewekt, is Hij ingetreden in uw heerlijkheid.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Zie met genegenheid neer op dit offer en erken erin uw eigen Zoon die zijn leven heeft gegeven en zijn bloed vergoten opdat voor alle zoekers de weg naar U, Vader, geopend en begaanbaar zij. Barmhartige God, laat de Geest van Jezus in ons wonen en vervul ons met uw liefde. Sterk ons door de gaven van zijn Lichaam en Bloed en maak nieuwe mensen van ons; dat wij op Jezus gelijken. Bescherm onze paus N. en onze bisschop N., leer alle gelovigen van uw Kerk de tekenen van deze tijd te verstaan en maak hen trouw in de beleving van uw evangelie. Maak ons herbergzaam van hart voor alle mensen rondom ons; dat wij, delend in hun vragen en hun pijn, in hun vreugden en hun hoop, hen de weg aantonen die naar uw liefde leidt. Erbarm U, Vader, over onze broeders en zusters die in de vrede van Christus naar U zijn teruggekeerd, en over alle gestorvenen waarvan Gij alleen het geloof hebt gekend. Breng hen tot het licht van de verrijzenis. En als ook onze weg ten einde loopt, neem ons dan op in uw huis, waar plaats is voor velen. Schenk ons de vervulling van onze levenslange hoop; overvloedig leven in uw heerlijkheid. Laat ons toe in de gemeenschap van uw heiligen; dat wij met Maria, de maagd en moeder Gods, met uw apostelen en martelaren, (met de heilige N.N.) en al de anderen die U genegen zijn, dankbaar uw Naam aanbidden en U prijzen door Jezus Christus onze Heer. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Allen. Amen. 183
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
21.11. EUCHARISTISCH GEBED XII VERSIE C MET EEN EIGEN PREFATIE Jezus gaat aan geen enkele nood voorbij. Priester. Allen. Priester. Allen. Priester. Allen. Pr.
De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig
Wij danken U, barmhartige Vader, getrouwe God, omwille van Jezus, Uw Zoon, onze Heer en broeder. Armen en zieken, zondaars en wie uitgestoten waren heeft Hij van harte liefgehad; deelgenoot was Hij in alle menselijke nood. De boodschap van Zijn leven heeft ons doen verstaan dat Gij begaan zijt met Uw mensen, en vriendelijk zorg voor hen draagt zoals een vader voor zijn kinderen doet. Daarom loven en prijzen U de hemel en de aarde en verkondigen wij Uw goedheid en Uw trouw. Met alle engelen en heiligen heffen wij de lofzang aan voor Uw grote heerlijkheid:
Allen: Sanctus, sanctus, sanctus, Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra, gloria tua. Hosanna in excelsis Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis. Pr.
184
Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten! Vol zijn hemel en aarde van Uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt In de naam de Heren. Hosanna in den hoge.
Hemelse Vader, met eerbied noemen wij uw naam. Altijd zijt Gij met ons op weg, en dichter dan wij durven dromen, zijt Gij bij ons wanneer uw Zoon ons samenbrengt rond deze tafel, waar wij uw liefde vieren met brood en beker.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Zoals eens op de weg naar Emmaüs ontsluit Hij nu voor ons de Schrift en wij herkennen Hem in het breken van het brood. Daarom bidden wij, almachtige God: beadem met uw Geest dit Brood en deze wijn, zodat Jezus Christus in ons midden komt met de gaven van zijn Lichaam en zijn Bloed. Want op de avond voor zijn lijden nam Hij onder de maaltijd brood en sprak tot U het dankgebed. Hij brak het brood en gaf het aan zijn leerlingen terwijl Hij zei: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Zo nam Hij ook de beker met wijn en sprak opnieuw het dankgebed. Hij gaf hem aan zijn leerlingen en sprak: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE, ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Allen: Als wij dan eten van dit Brood en drinken uit deze Beker, verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt. Pr.
Oneindig goede Vader, wij vieren de gedachtenis van onze verzoening en wij verkondigen de liefde die Gij ons betoont. 185
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Uw Zoon is door het lijden en de dood gegaan, en, tot nieuw leven opgewekt, is Hij ingetreden in uw heerlijkheid. Zie met genegenheid neer op dit offer en erken erin uw eigen Zoon die zijn leven heeft gegeven en zijn bloed vergoten opdat voor alle zoekers de weg naar U, Vader, geopend en begaanbaar zij. Barmhartige God, laat de Geest van Jezus in ons wonen en vervul ons met uw liefde. Sterk ons door de gaven van zijn Lichaam en zijn Bloed en laat ons één worden in liefde en geloof, verbonden met onze paus N. en onze bisschop N. Maak onze ogen open voor alle nood en leg woorden in onze mond om wie zich eenzaam en verloren voelen, te troosten in uw Naam. Maak ons vindingrijk en moedig om broederlijk bij te staan al wie berooid zijn en verdrukt. Maak uw Kerk tot een huis van waarheid die bevrijdt, van gerechtigheid die vrede schept, van hoop die alle angst verdrijft. Erbarm U, Vader, over onze broeders en zusters die in de vrede van Christus n aar U zijn teruggekeerd, en over alle gestorvenen waarvan Gij alleen het geloof hebt gekend. Breng hen tot het licht van de verrijzenis. En als ook onze weg ten einde loopt, neem ons dan op in uw huis, waar plaats is voor velen. Schenk ons de vervulling van onze levenslange hoop; overvloedig leven in uw heerlijkheid. Laat ons toe in de gemeenschap van uw heiligen; dat wij met Maria, de maagd en moeder Gods, met uw apostelen en martelaren, (met de heilige N.N.) en al de anderen die U genegen zijn, 186
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
dankbaar uw Naam aanbidden en U prijzen door Jezus Christus onze Heer. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Allen. Amen.
187
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
21.12. EUCHARISTISCH GEBED XII VERSIE D MET EEN EIGEN PREFATIE De Kerk op weg naar de eenheid. Priester. Allen. Priester. Allen. Priester. Allen. Pr.
De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig
Wij danken U, goede Vader, voor de Blijde Boodschap van Uw Zoon, want uit alle volken en talen hebt Gij zoekende mensen tot de gemeenschap van Uw Kerk geleid. Uw Geest ademt zij in en uit en zij voert de mensen tot elkaar; zij worden één van hart. De Kerk is spiegel van Uw vriendelijkheid en wekt een blijde hoop in het hart van de mensen. Zij is het teken van Uw trouw, ons toegezegd voor immer. Daarom loven en prijzen wij Uw Naam, en eenstemmig met de engelen en heiligen in Uw hemel en met de Kerk op aarde roemen wij Uw heerlijkheid:
Allen: Sanctus, sanctus, sanctus, Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra, gloria tua. Hosanna in excelsis Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis.
188
Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten! Vol zijn hemel en aarde van Uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt In de naam de Heren. Hosanna in den hoge.
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Pr.
Hemelse Vader, met eerbied noemen wij uw naam. Altijd zijt Gij met ons op weg, en dichter dan wij durven dromen, zijt Gij bij ons wanneer uw Zoon ons samenbrengt rond deze tafel, waar wij uw liefde vieren met brood en beker. Zoals eens op de weg naar Emmaüs ontsluit Hij nu voor ons de Schrift en wij herkennen Hem in het breken van het brood. Daarom bidden wij, almachtige God: beadem met uw Geest dit Brood en deze wijn, zodat Jezus Christus in ons midden komt met de gaven van zijn Lichaam en zijn Bloed. Want op de avond voor zijn lijden nam Hij onder de maaltijd brood en sprak tot U het dankgebed. Hij brak het brood en gaf het aan zijn leerlingen terwijl Hij zei: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Zo nam Hij ook de beker met wijn en sprak opnieuw het dankgebed. Hij gaf hem aan zijn leerlingen en sprak: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE, ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. Verkondigen wij het mysterie van het geloof.
189
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Allen: Als wij dan eten van dit Brood en drinken uit deze Beker, verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt. Pr.
Oneindig goede Vader, wij vieren de gedachtenis van onze verzoening en wij verkondigen de liefde die Gij ons betoont. Uw Zoon is door het lijden en de dood gegaan, en, tot nieuw leven opgewekt, is Hij ingetreden in uw heerlijkheid. Zie met genegenheid neer op dit offer en erken erin uw eigen Zoon die zijn leven heeft gegeven en zijn bloed vergoten opdat voor alle zoekers de weg naar U, Vader, geopend en begaanbaar zij. Barmhartige Vader, schenk ons de Geest van liefde die in Jezus was zodat de kerk, bemoedigd en gesterkt, opbloeit tot nieuw leven. Bevestig de band van eenheid tussen allen die tot gemeenschap geroepen en begenadigd zijn, rondom paus N. en onze bisschop N. Maak uw kerk te midden van een verdeelde wereld tot een instrument dat geloofwaardig en volhardend de eenheid en de vrede dient. Erbarm U, Vader, over onze broeders en zusters die in de vrede van Christus n aar U zijn teruggekeerd, en over alle gestorvenen waarvan Gij alleen het geloof hebt gekend. Breng hen tot het licht van de verrijzenis. En als ook onze weg ten einde loopt, neem ons dan op in uw huis, waar plaats is voor velen. Schenk ons de vervulling van onze levenslange hoop; overvloedig leven in uw heerlijkheid.
190
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Laat ons toe in de gemeenschap van uw heiligen; dat wij met Maria, de maagd en moeder Gods, met uw apostelen en martelaren, (met de heilige N.N.) en al de anderen die U genegen zijn, dankbaar uw Naam aanbidden en U prijzen door Jezus Christus onze Heer. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Allen. Amen.
191
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
22. ONZE VADER (het “Onze Vader” kan ook gezongen worden) Priester.
Laten wij nu bidden tot God onze Vader, met de woorden die Jezus ons gegeven heeft;
ofwel: Priester:
Aangespoord door een gebod van de Heer en door Zijn goddelijk woord onderricht, durven wij zeggen (zingen:)
Allen.
Onze Vader, die in de hemel zijt; Uw naam worde geheiligd; Uw Rijk kome; Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven; en leid ons niet in bekoring; maar verlos ons van het kwade.
Priester.
Verlos ons, Heer, van alle kwaad, geef vrede in onze dagen; dat wij, gesteund door Uw barmhartigheid, vrij mogen zijn van zonden en beveiligd tegen alle onrust. Hoopvol wachtend op de komst van Jezus, Messias, Uw Zoon.
Allen.
Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.
192
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
23. VREDEWENS Priester.
Allen.
Heer Jezus Christus, Gij hebt aan uw apostelen gezegd: “Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u”, let niet op onze zonden, maar op het geloof van uw kerk; vervul uw belofte: geeft vrede in uw Naam en maak ons één. Gij die leeft in eeuwigheid. Amen.
Priester. Allen.
De vrede des Heren zij altijd met u. En met uw geest.
Hierna kan de priester zeggen: Wens elkaar de vrede. We geven de mensen in onze directe omgeving de hand en zeggen daarbij: De vrede van Christus.
193
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
24. LAM GODS Ofwel: Priester. Allen. Priester. Allen. Priester. Allen.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, geef ons de vrede.
Ofwel (meestal gezongen): Pr. Allen. Pr. Allen. Pr. Allen.
194
Agnus Dei, qui tollis peccáta mundi: miserére nobis. Agnus Dei, qui tollis peccáta mundi: miserére nobis. Agnus Dei, qui tollis peccáta mundi: dona nobis pacem.
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
25 COMMUNIE 25.1. COMMUNIE Pr.
Zalig zij die genodigd zijn aan de maaltijd van de Heer. Zie het Lam Gods dat wegneemt de zonden van de wereld.
Allen. Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt, maar spréék en ik zal gezond worden.
195
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
25.2. COMMUNIE Pr.
Jezus is het brood van de hemel dat leven geeft aan deze wereld. Wie tot Hem gaat, krijgt geen honger meer, wie in Hem gelooft, krijgt nooit meer dorst. Wie eet van dit Brood, blijft in leven tot de verrijzenis op de jongste dag. Zalig zij die genodigd zijn aan de maaltijd van de Heer. Zie het Lam Gods dat wegneemt de zonden van de wereld.
Allen. Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt, maar spréék en ik zal gezond worden.
196
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
26. COMMUNIELIED(-EREN) In een viering met gregoriaanse zang wordt gezongen: Lux aeterna Lux aeterna, luceat eis, Domine: cum sanctis tuis in aeternum: quia pius es. Requiem aeternam dona eis, Domine, et lux perpetua luceat eis. Cum sanctis tuis in aeternum; quia pius es.
Het eeuwig licht verlichte hen, Heer: tezamen met uw heiligen in eeuwigheid: want Gij zijt goed. Geef hun de eeuwige rust, Heer, en het eeuwige licht verlichte hen: tezamen met uw heiligen in eeuwigheid. Want Gij zijt goed.
197
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
27. GEBED NA DE COMUNIE 27.1. GEBED NA DE COMMUNIE. Pr.
Laat ons bidden, Goede God, het leven van ................................................... was een geschenk aan ons. U hebt het van ons teruggenomen, rijker en gaver door trouwe vervulling van de aardse taak. Omgeef deze mens met het licht van uw eeuwigheid, waar duizend jaren zijn als een dag, en laat ons, voor wie de dag soms lang valt, eenmaal verenigd worden met hem\ haar die wij zo graag nog langer in ons midden hadden gehad. Dat vragen wij U door Christus onze Heer.
Allen. Amen.
198
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
27.2. GEBED NA DE COMMUNIE. Pr.
Laat ons bidden, Heer, ons leven is niet zinloos, ook als er momenten zijn dat elk uitzicht ontbreekt. Wij danken u voor het leven van ................................... de grote afwezige van dit ogenblik, omdat de zin van zijn bestaan ons duidelijk voor ogen staat en wij gelovig aanvaarde dat U er een laatste zinvolle betekenis aan gegeven hebt door als een wijze en algoede Vader uw goede en trouwe dienaar(es) op te wachten aan de deur van uw Vaderhuis. Dat vragen wij U door Christus onze Heer.
Allen. Amen.
199
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
27.3. GEBED NA DE COMMUNIE. Pr.
Laat ons bidden, Almachtige Vader, Uw trouw reikt verder dan de grenzen van de dood, wie sterft wordt opgenomen in uw vreugde, wie achterblijven ontvangen de troost van de Geest, uitzicht op nieuw geluk, de weldadige warmte van mensen die het lijden delen. In U komen de lijnen samen die levenden en doden verbinden. We leggen daarom vertrouwvol ons lot in uw handen. Want afscheid is betrekkelijk, sterven slechts voorlopig, vrede en vreugde een vaste belofte. Help ons door Christus onze Heer.
Allen. Amen.
200
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
27.4. GEBED NA DE COMMUNIE. Pr.
Laat ons bidden, Mensen sterven, overal om ons heen; toch wennen wij nooit aan de dood. Steeds weer valt er iemand weg, die niet gemist kan worden. Het doet ons pijn, telkens opnieuw. Wat kunnen wij U, God, beter vragen dan: genees de wonden die geslagen zijn, bewaar wat niet verloren mag gaan. laat niemand ongetroost blijven; Geef aan ........................................... en aan allen die gestorven zijn, een toekomst bij U tot in de eeuwen der eeuwen.
Allen. Amen.
201
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
27.5. GEBED NA DE COMMUNIE. Pr.
Laat ons bidden, Wij richten ons tot U, Heer God, voor wie alles leeft. en wij gedenken ................................................. die Gij uit dit leven hebt weggeroepen en die wij zullen blijven missen. Laat U vinden, vervul zijn \ haar diepste verlangen en breng hem \ haar behouden in uw koninkrijk. Laat hem \ haar rust vinden in uw nabijheid; moge uw vrede zijn \ haar deel zijn, door Jezus Christus, die met U leeft in alle eeuwen.
Allen. Amen.
202
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
27.6. GEBED NA DE COMMUNIE. Pr.
Laat ons bidden, Almachtige God, Heer van leven en dood, bevestig in ons het geloof, dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de toekomstige heerlijkheid, die ons beloofd is door Jezus, uw Zoon, die met U leeft in de eeuwen der eeuwen.
Allen. Amen.
203
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
27.7. GEBED NA DE COMMUNIE. Pr.
Laat ons bidden, Barmhartige God, wij danken U voor Jezus Christus, uw Zoon, die voor zijn opstanding uit de dood het eeuwig leven heeft verdiend voor allen die met Hem verbonden blijven. Wij bidden U: schenk ......................................... het eeuwig leven en doe hem \ haar opstaan tot een volmaakt geluk, dat hij \ zij hier op aarde niet kon vinden. Dat vragen wij U door Jezus Christus, uw Zoon, die met u en de heilige Geest leeft, in de eeuwen der eeuwen.
Allen. Amen.
204
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
27.8. GEBED NA DE COMMUNIE. Pr.
Laat ons bidden, Barmhartige God, Gij hebt ons gevoed met het levend Brood: Jezus Christus, uw Zoon. Wij danken U daarvoor en bidden voor ............................. dat Gij barmhartig zult zijn voor hem \ haar, die niet meer meetrekt in onze pelgrimstocht. Neem hem \ haar op in uw vreugde en geef dat wij elkaar eens zullen ontmoeten in het huis waar Gij met uw Zoon en met de heilige Geest leeft, in de eeuwen der eeuwen.
Allen. Amen.
205
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
27.9. GEBED NA DE COMMUNIE. Pr.
Laat ons bidden, God, wij hebben geen eigen zekerheid tegenover de dood. Wij hebben allen uw belofte, het teken dat Gij voltrokken hebt aan uw Zoon; Neem de vrees van ons weg: richt onze herinnering en onze verwachting op Hem die met ons is tot in het duister van de dood en die ons voeren zal naar de waterbronnen van het leven. Dat vragen wij U door Christus onze Heer.
Allen. Amen.
206
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
27.10. GEBED NA DE COMMUNIE. Pr.
Laat ons bidden, Heer, onze God, wij danken U voor de goedheid, waarmee Gij ons hebt uitgenodigd tot uw heilige maaltijd. Wij bidden U: Laat ons door de band van de liefde verbonden blijven met ....................................... Breng hem \ haar over naar de plaats die uw Zoon hem \ haar heeft bereid, waar hij \ zij deel mag hebben aan uw leven, dat vrede betekent, in de eeuwen der eeuwen.
Allen. Amen.
207
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
27.11. GEBED NA DE COMMUNIE. Pr.
Laat ons bidden, God, onze Vader, uw liefde is met ons alle dagen van ons leven. Aan uw handen vertrouwen wij deze dierbare overledene toe. Wij danken U voor het vele goede wat Gij dood deze mens in ons midden hebt bewerkt en wij bidden U: vul in uw goedheid aan wat aan zijn\haar levensweg nog ontbreekt. Zie ook welwillend neer op ons, die hier achterblijven. Versterk de eenheid die ons in deze viering heeft samengebracht en laat ons troost vinden bij Jezus Christus, uw Zoon en onze Heer, die voor ons de Weg is, de Waarheid en het Leven, in de eeuwen der eeuwen.
Allen: Amen.
208
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
28. SLOTOVERWEGING De slotoverweging kan door een familielid gehouden worden; op het einde van deze map staan er enkele teksten die hiervoor gebruikt kunnen worden (zie nr. 31 e.v.).
29.
ABSOUTE
29.1. ABSOUTE. Pr:
Nu wij als gelovige mensen onze plicht vervullen en dit menselijk lichaam gaan begraven, willen wij met vertrouwen bidden tot God, voor wie alles leeft, dat Hij het lichaam van onze dierbare overledene, dat wij in al zijn broosheid aan de aarde gaan toevertrouwen, in kracht doet opstaan, en dat Hij zijn (haar) ziel opneemt in de kring van zijn heiligen en getrouwen. Moge Gods oordeel over hem (haar) barmhartig zijn: moge Hij hem (haar) uit de dood verlossen en van zijn (haar) schulden ontslaan. En moge hij (zij) zo, verzoend met de Vader, en gedragen op de schouders van de goede herder, in het gezelschap van de eeuwige Koning, samen met Gods uitverkorenen, voor altijd gelukkig zijn.
Tijdens de besprenkeling en de bewieroking Subvenite Sancti Dei, occurite angeli Domini: Suscipientes animam eius: Offerentes eam in conspectu Altissimi. Suscipiat te Christus, qui vocavit te: et in sinum Abrahae angeli deducant te. Suscipientes... Neem hem (haar) op, en geleid hem (haar)voor het aanschijn van de Allerhoogste. Moge Christus, die U geroepen heeft, U ontvangen en mogen de engelen U geleiden in de schoot van Abraham: 209
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
(Ofwel:) Niemand leeft voor zichzelf, niemand sterft voor zichzelf: wij leven en sterven voor God onze Heer. Aan Hem behoren wij toe. Pr.
Goede Vader, Gij zijt ons steeds goedgezind, in uw handen bevelen wij onze broeder (zuster) .............................. Wij hebben het vaste vertrouwen dat hij (zij) met Christus zal verrijzen op de jongste dag, zoals allen, die in Christus zijn gestorven. Wij danken U voor alle weldaden, waarmee Gij hem (haar) in dit sterfelijke leven hebt overladen. Ze zijn voor ons een teken van uw goedheid, een teken ook, ven de gemeenschap in Christus van de heiligen. Luister dan Heer, welwillend naar ons gebed: Open voor uw dienaar(es) de poort van het paradijs en laten wij die achterblijven elkaar troosten met het geloof, totdat wij allen Christus tegemoet gaan en voor altijd met U en onze broeder (zuster) verenigd zijn. Door Christus onze Heer.
Allen. Amen.
210
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
29.2. ABSOUTE. Pr:
Broeders en zuster, familieleden en vrienden van ................................... In dit uur hebben wij willen stilstaan bij het leven van .................................... Als afscheid hebben wij in Jezus’ Naam, de Eucharistie gevierd. Het is een pijnlijk afscheid; het is juist daarom zo pijnlijk, omdat ................................... voor ons zoveel betekend heeft. Nu moeten wij hem \ haar wegdragen naar zijn \ haar graf. Wij moeten hem \ haar uit handen geven, en neerleggen in de aarde, in de handen van de levende God. Dat is een machteloos gebaar, een gedwongen overgave. Maar we leggen er wat bloemen omheen. Bloemen van troost-zonder-woorden: ze zeggen dat wijzelf een beetje meegestorven zijn. Bloemen ook van stamelend geloof: ze zeggen dat God de naam van ..................................... geschreven heeft in het boek van het leven, in de palm van zijn hand. Daarom blijven wij vertrouwen, blijven wij hopen op nieuw leven. Ten teken dat wij geloven dat God aan deze mens en aan ons allen, een nieuw en onsterfelijk lichaam zal schenken, zegen ik nu dit lichaam in de naam van de Allerhoogste God.
(Tijdens het besprenkelen met wijwater) Niemand leeft voor zichzelf, niemand sterft voor zichzelf, wij leven en sterven voor God onze Heer: aan Hem behoren wij toe! 211
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
(Tijdens het bewieroken) Niemand leeft voor zichzelf, niemand sterft voor zichzelf, Wij leven en sterven voor God onze Heer: aan Hem behoren wij toe. Pr.
Laat de herinnering aan ........................................................ voor ons allen heilig zijn; laten wij zijn \ haar naam hoog houden in ons midden en putten wij uit zijn \ haar leven de kracht om verder te gaan. Maar vooral, denken wij nooit dat hij \ zij verloren heeft: hij \ zij is ons voorgegaan en wacht ons op in de vrede van de eeuwige God, de Vader, de Zoon en de heilige Geest.
Allen. Amen.
212
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
29.3. ABSOUTE. Pr:
Broeders en zuster, om de laatste eer te bewijzen aan ................................... om recht te doen aan zijn \ haar leven, (lijden) en sterven, zijn wij hier verzameld rondom het dode lichaam dat ons van hem \ haar is overgebleven. Wij houden onze ogen gericht op het kruis van onze Heer, en spreken uit, in tastend geloof - vol geloof en ongeloof tegelijk dat dit het einde niet is, dat onze God een God van levenden is. Meer nog dan zijn \ haar lichaam is ons de naam van deze mens gebleven; die naam spreken wij hier uit met eerbied en genegenheid: ................................................. en wij bidden: Heer God, herinner U zijn \ haar naam, die naam die hij \ zij van mensen ontvangen heeft, de naam waarin hij \ zij gestorven is de naam waarmee hij \ zij gekend wordt ook na zijn \ haar dood; de naam waarvan wij weten God, dat Gij die geschreven hebt in het boek des levens en in de palm van uw hand. Ten teken van onze hoop dat God aan deze mens en aan ons allen een nieuw en onsterfelijk lichaam zal geven en om te getuigen van ons geloof in de verrijzenis, zegen ik nu dit lichaam in de naam van de Allerhoogste God.
(Tijdens het besprenkelen met wijwater) Niemand leeft voor zichzelf, niemand sterft voor zichzelf, wij leven en sterven voor God onze Heer: aan Hem behoren wij toe! 213
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
(Tijdens het bewieroken) Niemand leeft voor zichzelf, niemand sterft voor zichzelf, Wij leven en sterven voor God onze Heer: aan Hem behoren wij toe! Pr.
Laat ons nu gaan in vrede om hem \ haar, die wij in dit uur voor het laatst in ons midden hadden, weg te dragen naar het graf. Wij geven hem \ haar uit handen en leggen hem \ haar neer in de handen van de levende God. In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Moge ons gebed hem \ haar vergezellen.
Allen. Amen.
214
B I J
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
29.4. ABSOUTE. Pr:
Wij nemen nu afscheid van ....................................... een afscheid, dat voor wie gelooft toch geen afscheid voorgoed is. Wij geloven immers, dat Christus, door eens uit de dood te verrijzen, ook onze dood heeft overwonnen. In dit geloof hebben wij zojuist met elkaar deze Eucharistie gevierd. Dit geloof geeft ons de zekerheid, dat de mens, die door het doopsel met Jezus Christus is verbonden, ook over de grenzen van de dood heen blijft voortleven. Wanneer wij nu dit lichaam naar zijn \ haar laatste rustplaats begeleiden, doen wij dat met droefheid in het hart, want ieder afscheid stemt ons treurig, maar achter deze droefheid blijft toch de glans van de hoop schijnen, dat de liefde nooit sterven zal. Zijn \ haar liefde voor ons en onze liefde voor hem \ haar blijft bestaan en wij zullen elkaar eens weerzien in de grote eeuwige liefde van God. Wij willen nu een laatste eerbetoon brengen aan dit lichaam, waarin een gelovig en liefhebbend mens in ons midden heeft geleefd. Het wijwater herinnert ons daarbij aan het doopsel dat hij \ zij in dit lichaam heeft ontvangen; met wierook eren wij dit lichaam dat een tempel is geweest van de Heilige Geest. 215
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
(Tijdens het besprenkelen met wijwater) Niemand leeft voor zichzelf, niemand sterft voor zichzelf, wij leven en sterven voor God onze Heer: aan Hem behoren wij toe! (Tijdens het bewieroken) Niemand leeft voor zichzelf, niemand sterft voor zichzelf, Wij leven en sterven voor God onze Heer: aan Hem behoren wij toe! Pr.
God, onze Vader, uw liefde is met ons alle dagen van ons leven. Aan Uw handen vertrouwen wij deze dierbare overledene toe; Wij danken U voor het vele goede dat Gij door hem \ haar in ons midden hebt bewerkt en wij bidden U: vul in Uw goedheid aan wat aan zijn \ haar levensweg nog ontbreekt. Zie ook welwillend neer op ons, die hier achterblijven. Versterk de eenheid die ons in deze viering heeft samengebracht en laat ons troost vinden bij Jezus Christus, Uw Zoon en onze Heer, die voor ons de weg is, de waarheid en het leven, in de eeuwen der eeuwen.
Allen. Amen.
216
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
Pr.
Laat ons nu gaan in vrede om hem \ haar, die wij in dit uur voor het laatst in ons midden hadden, weg te dragen naar het graf. Wij geven hem \ haar uit handen en leggen hem \ haar neer in de handen van de levende God. In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Moge ons gebed hem \ haar vergezellen.
B I J
E E N
U I T V A A R T
30. SLOTLIED In een viering met gregoriaanse zang wordt gezongen: In paradisum In paradisum, deducant te Angeli: in tuo adventu suscipiant te Martyres, et perducant te in civitatem sanctam Jerusalem. Chorus Angelorum te suscipiat, et cum Lazaro quondam paupere aeternam habeas requiem.
Dat de engelen u voeren naar het paradijs: bij uw aankomst de martelaren u ontvangen en geleiden naar de heilige stad Jeruzalem. Dat het koor der engelen u ontvangen; en gij met de arme Lazarus van weleer de eeuwige rust moogt vinden.
217
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
29.
OP HET KERKHOF
B I J
E E N
U I T V A A R T
(voor het openingswoord of de slotgedachte) Goede God, op deze plaats laten wij het dode lichaam van .....................................achter. Een lichaam dat ons zo dierbaar was. Wij hopen en vertrouwen dat hij \ zij nu zelf bij U , in uw hemelse huis mag verder leven en genieten van uw rust en vrede. Spreek tot ons een bemoedigend woord en blijf bij ons, Heer, nu en alle dagen van ons leven. Amen. (Besprenkeling met wijwater.) Ik wil je dode lichaam tekenen met het teken van het kruis, want voor ons wil dat zeggen dat de dood niet het einde is, maar hoop op nieuw leven. De Heer heeft je een lichaam gegeven uit stof dat weer tot stof zal wederkeren, naar zijn woord geloven wij in de opstanding van het lichaam op de laatste dag. We zullen nu samen een Onze Vader en een Wees Gegroet bidden. God onze Vader, Gij spreekt het allerlaatste woord over allen die Gij geschapen hebt. Gij geeft en Gij neemt. Doe ons dan ook begrijpen dat Gij Liefde zijt. Schenk ons uw vrede in leven en sterven, ook als ons uur gekomen is. Dat vragen wij U door Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer, die met U en de heilige Geest leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen. 218
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
Heer, geef hem \ haar de eeuwige rust. En het eeuwig licht verlichte hem \ haar. Zegene ons de almachtige en goede God, de vader, de Zoon en de heilige Geest. Amen. Wanneer allen rond het graf verzameld zijn, leest de priester een gedeelte voor uit de eerste brief van Paulus aan de christenen van Korinte. Daarna wordt het lichaam in het graf neergelaten. Wanneer dit is gebeurd, besprenkelt de priester het met wijwater, zeggend: Pr.
Heden zult gij wonen in de stad van vrede, uw verblijf zal zijn in het heiligdom van de Heer.
Dan bewierookt de priester het graf, zeggend: Pr.
Mogen onze gebeden opstijgen tot voor de troon van God en mogen de beloften van Jezus Christus aan u in vervulling gaan.
Vervolgens tekent de priester de kist met het processiekruis of met de rechterhand, zeggend: Pr.
Ik teken uw lichaam met het teken van het heilig kruis, onderpand van onze hoop op de verrijzenis en het eeuwig leven.
Eventueel strooit de priester wat aarde op de kist, zeggend: Pr.
De Heer heeft u een lichaam gegeven uit vergankelijke aarde, maar op zijn woord zult gij verrijzen, wanneer Hij komt op de jongste dag.
Vervolgens zegt de priester: Laat ons nu enkele ogenblikken in stilte bidden. Na de gebedspauze vervolgt de priester:
219
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
Pr.
God, onze Vader, Gij spreekt het laatste woord over allen die Gij geschapen hebt. Wij bidden U voor deze dierbare overledene ..........................................., dat het voor hem\haar een woord van barmhartigheid, van vreugde en leven mag zijn. Wij bidden U ook voor onszelf: geef ons de kracht onze last te dragen en doe ons begrijpen dat Gij de Liefde zijt, wanneer Gij geeft en wanneer Gij neemt. Schenk ons uw vrede in leven en sterven, door Jezus Christus, uw Zoon en onze Broeder, die met U en met de heilige Geest leeft in de eeuwen der eeuwen.
Allen: Amen.
220
B I J
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
32. TEKSTEN TER OVERWEGING 32.1. Uit: “Het nieuwe woord” van Zink. In U zijn, Heer, dat is alles. Dat is het totale, het volmaakte, het genezende. De lichamelijke ogen sluiten, de ogen van de geest openen, en binnengaan in uw tegenwoordigheid. Ik trek mij terug uit mijn verstrooiingen en vertrouw mij aan U toe. Ik nestel mij in U, als in een hand. Ik hoef niet te praten opdat U mij zult horen, ik hoef niet meer op te sommen wat er aan mij ontbreekt, ik hoef U er niet aan te herinneren of U niet te vertellen wat er in deze wereld gebeurt, en waarvoor we uw hulp nodig hebben. Ik wil de mensen niet ontvluchten of uit de weg gaan. Het lawaai en de rusteloosheid wil ik niet haten. Ik zou ze willen opnemen in mijn zwijgen en klaar willen zijn voor U. Ik wil graag zwijgen, in plaats van hen die haast hebben, verstrooid zijn, rumoer maken. In plaats van allen die geen tijd hebben. Met heel mijn wezen wacht ik, tot U er bent. In U zijn, Heer, dat is alles wat ik voor mezelf vraag. Daarmee heb ik alles gevraagd wat ik nodig heb voor tijd en eeuwigheid. 221
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
32.2. Uit: “Tussen gisteren en morgen” van Bruynickx. Over leven en dood... Over leven en dood zei Hij nog: Ik zal zeggen tegen de mensen die goed hebben geleefd en hun geloof hebben beleefd: Treedt binnen in het geluk want toen Ik honger had heb je Mij te eten gegeven, toen Ik dorst had, kreeg Ik te drinken, toen Ik onderdak zocht, heb je Mij opgenomen, toen Ik gebrek aan kleren had, heb je Mij die gegeven, en toen Ik ziek was en oud, toen heb je Mij bezocht... Dan zullen de mensen zeggen: Wanneer was dat, Heer? Wanneer hebben wij U iets te eten gegeven of te drinken? Wanneer hebben wij U bezocht? Gaven wij U kleren? Wanneer deden wij iets voor U? Ik zal hun antwoorden: Echt waar, Ik verzeker je: al wat je aan de minste van de mensen gedaan hebt, dat heb je aan Mij gedaan. De mens is voor de mens weg tot God.
222
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
32.3. Uit: “Tussen gisteren en morgen” van Bruyninckx. Gestorven zijn is leven bij de genade van God, is er doorgehaald worden zoals Jezus en leven van tijd in eeuwigheid, is aanwezig blijven, zoals God aanwezig is, mysterievol, niet aan tijd of plaats gebonden, maar werkelijk vereend in geest en onvergankelijk geluk. Gelovig sterven is afscheid nemen van de tijd, niet van het leven, is zichzelf blijven, zoals men geworden is, is het ene mysterie verlaten om het andere in te gaan, is op het woord van Jezus de hoop verwisselen voor de zekerheid dat God liefde is.
223
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
32.4. Je jawoord is een jawoord gebleven… Nu je gestorven bent kijk ik voor het laatst naar je handen. Jaren geleden heb je die handen voor het eerst in elkaar gelegd. De handen zijn zoveel jaren ouder geworden. Ze hebben gewerkt. Ze hebben je kinderen gedragen. Ze hebben gebeden. Ze hebben leven en liefde gegeven. Ze hebben de rijkdom van je hart naar de mensen gedragen. Jaren zijn voorbijgegaan. Er was veel en diepe vreugde en ook pijn, maar in jou is gebleven, door alles heen, die onuitsprekelijke liefde en die trouw, de trouw aan elkaar, aan ons, zo stil en heel diep. Je hebt nu geen woorden meer om het ons te zeggen. Ons samenzijn was zo vanzelfsprekend geworden. Wij kunnen ons het leven niet meer indenken zonder jou. Je jawoord is een jawoord gebleven.
224
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
32.5. Uit het “Laatste dagboek” van Krishnamurti. Wandelend, rustig en vrijwel zonder denken, zag je een dood blad liggen, een geel en lichtrood blad. Het was zo dood en simpel, maar ook levendig en mooi nog vol van de schoonheid en vitaliteit van de hele boom en van de zomer. De wind had het blad van zijn moeder weggebracht naar het pad, dáár zou het nu verwelken en verdwijnen, door de wind verwaaid. Zoals je geleerd hebt kennis te verwerven, zo zou je ook kunnen leren over de grote waardigheid van de dood, die je niet hoeft te zien als iets sombers en triests, waar je te eniger tijd voor zult komen te staan, maar als iets dat bij het dagelijks leven hoort, zoals je kijkt naar een spelend kind, een dwarrelend blad. Als je het ware karakter van de dood inziet, ga je niet uitleggen dat alles sterft, stof tot stof zal weerkeren, maar dan vertel je het hartelijk, zonder enig angstgevoel en je laat op die manier voelen dat leven en sterven één geheel uitmaken en bij elkaar horen. Het is een weten, dat eigen is aan de liefde en intens mededogen. Alles op deze aarde, op deze nog altijd mooie aarde, leeft, sterft, komt ter wereld en verwelkt. Terwijl je dat dode blad in al zijn kleurige schoonheid gadesloeg, zou je héél misschien diep innerlijk aanvoelen of beseffen hoe je eigen dood zal zijn, niet aan het eind van alles, maar direct aan het begin. Sterven is niet iets beangstigends dat je moet zien uit te stellen, maar veeleer iets waar je dag in dag uit mee leeft. Daaruit ontstaat een zeldzaam gevoel van oneindigheid.....
225
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
32.6. Kijk eens om je heen…. Kijk eens om je heen.... Zie je dat? Voel je dat? De blaadjes vallen van de bomen. De wind begint steeds kouder te waaien. Het wordt al vroeg donker. De zomer is voorbij. Ik trek weer dikke kleren aan. Thuis brandt fijn de kachel. De vogels vliegen naar warme landen. Komen ze ooit nog terug? En blijven de bomen nu voor altijd kaal? Is het mooie leven voorbij? Komt er geen nieuw leven meer? Gelukkig wel! Na de winter komt de lente. Dan komt dat nieuwe leven. Dan zijn de vogels weer terug en zie je groene blaadjes aan de bomen. Zo gaat het ook met opa/oma. Zijn leven is nu voorbij, hij is dood. Komt er voor hem ook weer een lente? Is er voor hem ook nieuw leven? Ja hoor. Hij leeft nu verder bij God. Daar is het altijd zomer.
226
B I J
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
32.7. Lieve opa, Als ik nu mijn ogen sluit zie ik je weer voor me staan en denk ik aan de dingen die je met mij hebt gedaan. We speelden met de blokken, met knikkers en een bal en toen ik nog heel klein was mocht ik mee naar de stal. Daar voerden we de koeien en al het andere vee, en als je ergens heen ging, dan mocht ik met je mee. Waarom, mijn lieve opa, ben jij nu weggegaan en heb je mij hier heel alleen zomaar laten staan? Ik wil zo graag geloven dat het bij God beter is, maar dat is o zo moeilijk omdat ik je zo mis. Denk, nu je zover weg bent, ook nog eens aan mij, ooit komen wij weer samen, weer samen, ik en jij.......
227
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
32.8. Gedachte over afscheid. Afscheid nemen is met zachte vingers wat voorbij is dichtdoen en verpakken in de goede gedachten ter herinnering..... is verwijlen bij een brok leven en stilstaan op de pieken van pijn en vreugd..... Afscheid nemen is met dankbare handen weemoedig meedragen al wat waarde is om niet te vergeten..... is moeizaam de draden losmaken en uit het spinrag der belevenissen loskomen en achterlaten en niet kunnen vergeten..... Leven is - vanaf zijn geboorte voortdurend afscheid nemen. Loshaken om voort te gaan. Zichzelf verliezen om zich te vinden. Het risico nemen van de graankorrel om vruchten voort te brengen. Afscheid nemen is het moeilijkste in het leven. Men leert het nooit. Gelovigen nemen nooit afscheid van het leven.
228
B I J
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
32.9. Mensen dragen mensen.... Mensen dragen mensen, niet alleen met hun handen, of op hun rug. Je man, je vrouw, je vriend, je geliefde, je vader, je moeder, je broer of zus: ze dragen jou in het hart, dag in dag uit. Je wordt er gedragen als een kostbaar geschenk. En niet enkel dat. Kijk maar om je heen. Zoveel gezichten die je niet kunt missen. Ze dragen je - je ziet ze voor je ook al zijn ze er niet. Elke dag. Ook kinderen kun je dragen. Kijk maar eens naar die ouders, die grootouders die genieten met volle teugen van het spel van hun kinderen en kleinkinderen. Die genieten van hun kwinkslag, en trots zijn om hun groei: wat worden ze groot. Ouders worden gedragen door hun kinderen, zonder het te merken, hoe lastig deze soms ook kunnen zijn. Mensen blijven elkaar dragen, zelfs nadat ze gestorven zijn. Heb je nooit ervaren hoe je werd gedragen door iemand van de “overkant”? Door een lieve dode. En waarom zou je als gelovige, als Kerk, de doden niet blijvend dragen, niet enkel in de herinnering van hun leven, maar in het geloof dat zij nu leven opgewekt en voltooid tot wie zij eigenlijk zijn, volgens Gods oorsprong en bestemming? Zo zijn we aan elkaar gegeven in Gods naam.
229
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
32.10. .... toen heb ik jou gedragen..... Ik droomde eens en zie ik liep aan het strand bij lage tij. Ik was daar niet alleen, want Hij liep aan mijn zij. We liepen samen het leven door en lieten in het zand, een spoor van stappen, twee aan twee; Hij was aan mijn zij. Ik stopte en keek achter mij en zag mijn levensloop, in tijden van geluk en vreugd van diepe smart en hoop. Maar als ik goed het spoor bekeek, zag ik langs heel de baan, daar waar het juist het moeilijkst was, maar één paar stappen staan... Ik zei toen: “Heer, waarom dan toch? Juist toen ik U nodig had, juist toen ik zelf geen uitkomst zag op het zwaarste deel van het pad...” De Heer keek mij vol liefde aan en antwoordde op mijn vragen: “ Mijn kind, toen het zo moeilijk was, toen heb Ik jou gedragen...
230
B I J
E E N
U I T V A A R T
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
32.11. Rust nu maar uit… Rust nu maar uit, je hebt je strijd gestreden; Je hebt het als een moedig man gedaan. Wie kan begrijpen, wat je hebt geleden? Wie kan voelen, wat je hebt doorstaan? Rust nu maar uit, je taak is afgekomen; Vandaag heeft God de kroon op ‘t werk gezet dat je eenmaal in zijn kracht hebt ondernomen. De zin was af. God heeft een punt gezet. Maar het valt ons moeilijk om de zin te vatten van ‘t zwijgen van je laatste hartklop. Misschien alleen maar dit: de afgematten en moeden varen als met arendsvleuglen op ......
231
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
32.12. Liefde is geven… Sterven heeft te maken met liefde, want liefde is geven, geven van zichzelf, ja, sterven is zelfs alles geven: het is alles teruggeven aan de vrijgevige aarde van wie wij alles ontvangen hebben; sterven is het leven teruggeven aan Hem die ons het leven gaf. Dagelijks zaait de mens zijn leven uit in zijn werk. Bestendig sterft de mens in zijn werk dat vruchtbaar wordt in anderen, zoals de graankorrel, toevertrouwd aan de aarde, sterft om een nieuw leven voort te brengen. We weten allen uit onze beste momenten, dat wie zichzelf in liefde weggeeft, daardoor juist zelf een beter mens wordt. Waarom zou deze waarheid plots onwaar worden, bij de totale wegschenking van onszelf die de dood is. Het dagelijkse leven bereidt ons voor op de dood. Christus ziet zijn heengaan ook als een noodzaak tot rijker leven voor zijn volgelingen: “Het is goed voor u,” zegt Hij, dat ik heenga.”
232
D E
E U C H A R I S T I E V I E R I N G
B I J
E E N
U I T V A A R T
233