Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 5
Voorwoord Na de overwinning van de Sandinisten van Nicaragua op dictator Somoza op 19 juli 1979, stond de nieuwe regering van dit Midden-Amerikaanse land voor een enorme uitdaging. Het land was totaal leeg geplunderd en verwoest en het door deze dictator veroorzaakte aantal slachtoffers onder de bevolking bedroeg naar werd geschat omstreeks 40.000 mensen. Maar al heel snel stroomde uit alle delen van de wereld hulp toe. De Verenigde Staten boden tenslotte hulp aan in de vorm van wapenleveranties. Nicaragua wees dit echter vriendelijk van de hand en verzocht het berooide land te helpen met humanitaire hulp in de vorm van projecten in de gezondheidszorg of het onderwijs. Medio november 1979 bleek door een schermutseling aan de grens met Honduras tussen Nicaraguaanse diplomaten en CIA-agenten, dat de VS over deze afwijzing gepikeerd waren. Kort daarop bleek dat zij plannen ontwikkelden om het nieuwe Nicaragua via een contra-revolutie te heroveren. Verontwaardigd hierover ben ik vanaf dat moment de ontwikkelingen in en om Iran gaan volgen in de verwachting dat daar iets vergelijkbaars, maar dan veel grootschaliger zou volgen, met Nicaragua en Chili (1973) als voorbeeld. De kans daarop was groot: immers de door de islamitische revolutie verloren gegane Amerikaanse belangen in Iran waren vele malen groter dan die in Nicaragua, waardoor contrarevolutionaire activiteiten van de VS in en om Iran zeker te verwachten waren. En dit was ook zo. In november/december 1979 was er al sprake van een enorme vlootopbouw van de VS in de Golf van Oman en de Arabische Zee, terwijl in een grote halve maanvormige cirkel om Iran een enorm Amerikaans aanvalsapparaat in opbouw was in onder andere de Hoorn van Afrika met Djibouti als centrale haven en Saoedie-Arabië. Zes en twintig Amerikaanse oorlogsschepen, waarvan twee vliegdekschepen patrouilleerden toen al in de voornoemde wateren. Het was voorspelbaar, dat hier iets groots stond te gebeuren. Maar de Sovjets waren de Amerikanen voor door hun inval in Afghanistan (eind december 1979). De Amerikaanse en Europese verontwaardiging hierover was enorm. De Olympische spelen in Moskou werden geboycot. Vervolgens werden er door de VS plannen beraamd om via Irak een snelle inval in Iran uit te voeren en daarbij tevens de Amerikaanse gijzelaars uit de VS-ambassade in Teheran te bevrijden (september/oktober 1980). Het probleem was dat Irak op de hand was van de Sovjet Unie en Europa in eerste instantie er niets voor voelde zich met het Amerikaanse avontuur om Iran te gaan bezig houden. Uiteindelijk deed Europa onder sterke druk van president Carter toch mee in de vorm van politieke steun, onder voorwaarde dat het de wapens mocht leveren. Saddam Hoessein werd een bevriende relatie. Aanvankelijk dacht men in circa 8 weken in Teheran te zijn, maar de hele operatie duurde ongeveer 8 jaar, zonder het gewenste resultaat. De Iran-Contra affaire, met de uiteindelijke bedoeling om in 5
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 6
de Iraanse regering door te dringen en deze ten val te brengen, mislukte doordat een Libanese journalist vroegtijdig de geheimen in een Libanese krant publiceerde. De politieke consequenties hiervan dreunden nog vele jaren in Washington na. In en om Iran vonden tot 1990 meerdere Amerikaanse contra-revolutionaire activiteiten plaats, maar zij mislukten allemaal. In de eerste weken van 1989, ongeveer twee maanden na de verkiezing van Georg Bush sr als president van de VS, dreigden de protesten wereldwijd over Salman Rushdies boek “De Duivelse Verzen” volledig uit de hand te lopen. Niet alleen in Iran was het tumult zeer groot, maar ook in het hele Midden Oosten en de hele wereld. Wij waren bang dat het deze keer grandioos mis zou gaan. Minister George Sjevernadze van Buitenlandse Zaken van de Sovjet-Unie reisde om die reden in februari 1989 langs de belangrijkste hoofdsteden van het Midden Oosten en zou deze reis afsluiten met een bezoek aan Teheran. Deze gebeurtenissen brachten mij er toe de 1e secretaris van de Sovjet ambassade op te bellen en hem te informeren over mijn ervaringen in het Midden-Oosten sinds 1979. Dat luchtte niet alleen op, maar ik werd ook bloedserieus genomen. De Sovjet Unie en Iran sloten bij hun ontmoeting in Teheran enkele dagen later een voor mij historisch vredesverdrag af. Als gevolg en op grond hiervan waren de VS voorlopig genoodzaakt af te zien van verdere pogingen om de macht in Iran te grijpen. Voorlopig was “de Waanzin om Iran” voorbij. De benoeming tot “schurkenstaat” van Iran door de nieuwe president van de VS G.W. Bush jr in 2001 luidde een hernieuwde poging in van de VS om Iran met geweld te overmeesteren en voor een regeringswisseling in Teheran te zorgen. Want dat was en bleef het belangrijkste doel van de buitenlandse politiek van de VS. Deze poging zou begin december 2005 bijna tot een wereldoorlog hebben geleid, onder andere volgens kringen rondom de vice-president van de VS, Dick Cheney op 19 januari 2005. Eeuwenlang stond Iran onder vreemde of dictatoriele overheersing en poogde het zich daarvan te ontdoen. In 1906 was er de Constitutionele Revolutie, in 1951/1953 de contra-revolutie van de VS, die Mossadeq ten val bracht en van 1963 tot 1964 de Witte Revolutie. Na een periode van hevige onderdrukking door de SAVAK vond de zwaar bevochten Islamitische Revolutie van 19781979 plaats. Het zag er kortstondig naar uit, dat een vorm van democratie en onafhankelijkheid een nieuwe periode in de geschiedenis van Iran zou inluiden. De reactie van de Iraanse bevolking op de overwinning op de Sjah en de zijnen was overweldigend. Nog voor de revolutie een jaar oud was, bleek echter dat Khomeini’s in Parijs uitgebroede ideeën over een islamitische regering in Iran niet strookten met democratische beginselen. Hem stond een theocratie voor ogen of een hoogste geestelijk leider met een Raad van Hoeders. Hij trok daarmee alle macht naar zich toe. Van democratie kon hierdoor geen sprake 6
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 7
meer zijn. Hij ontwikkelde hiermee uiteindelijk een felle reactie bij de oppositie waardoor de oorspronkelijke eenheid was gebroken. Het goedkeuren van de gijzeling door studenten van 52 diplomaten en ander personeel van de Amerikaanse ambassade in Teheran door Khomeini, plaatste hem en Iran in een absoluut isolement. Het was de grootste blunder van Khomeini. De vele executies zonder behoorlijk proces versterkten dit. De oorlog Iran-Irak en de “Waanzin om Iran”, maakten een proces van ontspanning in Iran bovendien onmogelijk. Het aan de macht komen van president Khatami in mei 1997 bood een hoopvolle toekomst: “De Praagse lente van Iran”. Met ongeveer 80 % van de Iraanse bevolking achter zich, beloofde zijn presidentschap gedurende 8 jaar een omwenteling ten goede. De Raad van Hoeders en de geestelijk leider Khamenei hadden op grond van het door Khomeini bedachte regeringssysteem, echter alle macht in handen waardoor Khatami nagenoeg niets heeft kunnen bereiken. Van democratie was weer geen sprake. Vanaf 1995 tot 2006 was Iran in de ban van de agressie van Israël en de VS en het navolgzame Europa. Zij bepaalden dat Iran kernwapens produceerde of zou gaan produceren en stelden “hun geschut” daarop in. Vervolgens namen de westerse media en regeringsleiders deze stelling te simpelweg over. Alleen president Poetin gaf zijn vertrouwen aan Iran, dat volhield dat het uit principe geen massavernietigingswapens zou produceren of inzetten. Ook de IAEA, de atoomwaakhond van de VN, stelde tot viermaal toe vast, dat er bij de inspecties van nucleaire installaties in Iran geen bewijzen waren gevonden op grond waarvan men kon aantonen dat Iran atoomwapens produceerde. Daardoor kon president Bush jr tenslotte niet beschikken over een veroordeling van Iran door de VN-Veiligheidsraad inclusief de vurig verlangde sancties tegen Iran, omdat de rapportage van de IAEA daartoe geen aanleiding gaf. De bedachte militaire aanvallen op Iran met de sancties als alibi, konden daardoor niet plaats vinden. Mohammed El-Baradei, directeur van de IAEA te Wenen, bleef met zijn rechtschapen karakter overeind te midden van de zogenaamde voorvechters van de vrede in het Midden-Oosten. In januari 2005 spraken de Amerikaanse regeringsleiders in hun nieuwjaarsspeeches een duidelijke agressieve oorlogstaal. Tony Blair deed daar op 8 februari 2005 nog een schepje boven op en bestempelde Iran tot “sponsor en exporteur van het wereldterrorisme”. Op het NOS-TV- journaal van 14 februari, van 20.00 uur, werd een Israëlische propaganda filmpje getoond, dat was gericht op een mogelijke aanval op de nucleaire installaties in Iran op één van de volgende dagen. Deze aanvallen gingen niet door als gevolg van sterke diplomatieke druk op Israël. Gelet op de gespierde oorlogstaal van de diverse regeringsleiders, kwam president Bush op 22 februari naar Brussel om de klokken met Europese partners gelijk te zetten. Eind september besloot Europa onder het tijdelijk voorzitterschap van Tony Blair zich aan te sluiten bij het “Israëlisch-Amerikaanse” agressieve front in verband met de geplande militaire 7
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 8
optredens tegen Iran. Omdat deze zeer gevaarlijk ontwikkelingen in het Midden Oosten niet in de media werden vermeld is het aannemelijk, dat ook toen de publieke opinie werd gemanipuleerd “van hogerop”. Vanaf 1980 tot 1990 vonden dit soort manipulaties van de publieke opinie over Iran veelvuldig plaats. Omdat de Iraanse president Ahmadinejad hoogstwaarschijnlijk op de hoogte is geweest van de mogelijke Israëlische aanvalsplannen op zijn land, is het waarschijnlijk dat hij om die reden zo negatief uitviel naar Israël. De tweede reeks aanvallen op Iran waren gepland 4 december 2005. Waarschijnlijk door koortsachtig diplomatiek overleg zijn deze aanvallen op het nippertje afgelast. De plannen voor een militair optreden bleven voorlopig bestaan. Sinds november 1979 hebben de VS beleidsmatig geprobeerd “hun” Iran te heroveren. Iran heeft en zal er alles aan doen om dat te voorkomen. Met alle gevolgen van dien voor de mensenrechten in Iran zelf. Tijdens het bewind van de sjah hadden de VS weinig of geen respect voor de Iraanse samenleving en buitten het economisch uit met hun grootse wapenleveringen in ruil voor olie. Zeven en twintig jaar later is de “Waanzin in, zowel als om Iran” nog steeds aanwezig. Het is duidelijk dat deze twee waanzinnige situaties niet opgelost kunnen worden zonder respect voor elkaar. Beleidswijzigingen in het Westen en vooral in de VS zijn nodig. De VS zullen eindelijk Iran moeten erkennen als een onafhankelijke staat. Pas daarna kunnen de onderlinge verhoudingen verbeteren, de spanningen verminderen, ook in Iran. De aanpak van de mensenrechtenschendingen kan pas succesvol zijn als de “Waanzin in en om Iran” ten einde is gekomen. De haat voor Amerika in Iran is groot zoals ook het gebrek aan respect voor Iran groot is. Europa zou een belangrijke rol kunnen spelen bij de zo broodnodige toenadering van de twee staten.
8
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 9
Inhoudsopgave Geraadpleegde bronnen Landkaart Iran Drang naar onafhankelijkheid (1906 - 1962) Stilte voor de storm (1963 - 1978) Verzetsbewegingen: • Het Nationale Front • Fedayan-i Khalq • Moedjahedin-é Khalq • Ali Shariati Ayatollah Khomeini De storm Komen en Gaan Khomeini, Bani Sadr en het verzet De gijzeling De oorlog met Irak (grond- en stedenoorlog) De tankeroorlog De Iran-contra affaire Van oorlog naar oorlog • Waanzin in Iran • Salman Rushdie affaire • Dood van Khomeini • De Golfoorlog Bewapening van Iran en Irak Wederopbouw Kernenergie of Kernwapens Epiloog
9
10 12 13 27 37 38 42 44 50 53 63 79 105 119 141 183 229
243 244 249 261 265 281 313 349 382
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 10
Geraadpleegde bronnen - Amnesty International, Jaaroverzicht Iran, Amsterdam 1978 - Ruud Hoff, Het Midden-Oosten, een politieke geschiedenis, Utrecht, 1991 - William Shawcross, The Sjah’s last Ride, New York, 1979 - Karen Armstrong, Islam, geschiedenis van een wereldgodsdienst, Londen, 2001 - H.B. Dehquani Tafti, The Hard Awaking bisschop van Iran, Londen, 1981 - Baquer Moin, Khomeini: Life of the Ayatollah, New York, 1982 - J. ter Haar, Mystiek, het andere gezicht van de Islam, Bussum, 1999 - Barry Brinkleman e.a., Atlas van Wereldgeschiedenis pag. 248/249 en 284/285, Utrecht/Antwerpen, 1978 - William Mc Elwee Miller, What is the Baha’i Faith, Grand Rapids, Michigan, 1972 - Min. Voorlichting, Bahaisme, its Origin and his Role, Teheran, 1984 - Ledeen en Lewis, Carter and the Fall of the Sjah, Washington Quarterly, Spring 1980 - J.J. Waayers, Iraanse Gijzelaarsaffaire, Groningen, 1983 - Anton Wessels, De ware Islam verdedigt zichzelf, pag. 22 en 23, HN 25-2-1989 - Anton Wessels, Arabieren en Christenen, Baarn, 1983 - Anton Wessels, De Renaissance van de Islam, Baarn, 1980 - Adam Tarrock, The Superpowers Involvement in the Iran-Iraq war, New York, 1998 - Harold Moller, Der Krieg Iran-Irak - Leonard C. Biegel e.a., Het Midden Oosten ontsluierd, Waddinxveen, 1983 - Imam Khomeini, Selected messages and speeches, Teheran, 1980 - dr. Norman A. Horner, Handbook Christian Communities in Iran, Beirut, 1970 - Nikki R. Keddie, Roots of Revolution, New Haven/Londen, 1981 - mr. Wa’il Kheir, Iran Brown revolution, Beirut, 1980 - Robert Soeterik e.a., Het Midden Oosten, een politiek handboek, Amsterdam, 1980 - Marc Geilleit, Peter Vlek, Nini van Rossum, De Iraanse Revolutie, Amsterdam, 1980 - Marc Geilleit, Iran, Novib, Amsterdam, 1980 en 1982 - Marc Guillet, Gijzelingsaffaire Teheran, Groningen, 1988 - Marc Guillet, Islam-fundamentalisme in Iran en Egypte, Amsterdam - Leyla Hamidi, Iran Landenreeks Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam, 1998 - Jan Keulen, Weg van God, Amsterdam, 1999 - Ali Shariati, On the Sociology of Islam, Mizian Press VS 1979 - Salman Rushdie, De Duivelse Verzen, Wikipedia, 1988 - Ulrich Albrecht, Rustung und Unterentwicklung, Hamburg, 1976
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 11
- K.R. Timmerman, The Death Lobby (De Judaskus), de waanzinnige bewapening van de Golfstaten en Irak door het Westen, Baarn, 1990 - I.F. Dekker, The Iran-Iraq war in international perspective, 1992 (Nijhoff) - Jan Wijkstra, Koninklijke laadruimte voor militairen, H.N. : 26-11-1980 - Nazir Fanza, Destin de l´Occident, Teheran, 1987 - Sunday Times, Interview met president Sadat van Egypte, 16-08-1981 - Geiko Müller-Fahrenholz, Krieg nach Gottes Willen? (religiöse Wurzeln der amerikanischen Politik), Deutsches Pfarrerblatt 6/2003 - Nationale dagbladen en Keesings Historisch Archief
11
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 12
12
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 13
Drang naar onafhankelijkheid
13
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 14
Algemene Informatie Landoppervlak 1.648.000 km2 (ruim 47 x Nederland). Ongeveer 63% van het totale oppervlak van Iran wordt gevormd door een reusachtig bergplateau, dat 1000 tot 1500 boven de zeespiegel ligt. Er zijn twee lang uitgestrekte gebergten: het Zagros gebergte en het Elboers gebergte (bij Teheran). Deze bergketens liggen tussen de Kaspische Zee en de Perzische Golf en bereiken spitsen tot 5671 meter hoog (de top van de Damâvand ten noord-oosten van Teheran). Bevolking Er wonen naar schatting 69 miljoen mensen in Iran (2005) De grootste stad is de hoofdstad Teheran met naar schatting 7,4 miljoen inwoners (agglomeratie: ca 13 miljoen). Andere grote steden zijn Mashad (2 miljoen), Isfahan (1,2 miljoen),Tabriz (1,2 miljoen) en Shiraz (1 miljoen). De bevolking is voor 50% Perzisch of Farsi. De Turkse Azeris (36% van de bevolking ofwel omstreeks 25 miljoen) vormen de 2e bevolkingsgroep gevolgd door de Koerden met naar schatting 5 miljoen. De bevolkingsdichtheid is 41 inwoners per km2. De totale stedelijke bevolking bedraagt 59%. De groei van de stedelijke bevolking in de periode 1960-1994 bedroeg 5% per jaar. Godsdienst Nagenoeg alle Iraniërs zijn moslim. (91% van hen zijn sji’iten (vooral Perzen en Azeris). Het shi’itisme is tevens staatsgodsdienst. Er zijn ongeveer 8% soenieten, vooral onder de arabische bevolking in het zuid-westen. Religieuze minderheden zijn: de christenen (0,7%) en de Joden (0,3). De shi’iten hebben een eigen clerus. Deze bestaat uit ongeveer 180.000 mollah’s (de laagste trap in de shi’itische clerus), een honderd tal ayatollah’s en zes groot-ayatollah’s. Behalve in Iran leven er aanzienlijke shi’itische minderheden in Irak (ongeveer 40%), in Libanon en in een aantal Golfstaten. De heilige steden van het shi’itisme liggen alle drie in Irak: Kerbela, Samara en Najaf. Staatsvorm Sinds de revolutie van 1977/1979 is Iran een islamitische, presidentiële Republiek. De hoogste leider is de opvolger van ayatollah Roehollah Khomeini: ayatollah Ali Khamenei. President is de opvolger van ayatollah president Khatami: president Ahmadinejad. Het Iraanse parlement, dat sinds 1906 bestaat, telt 270 zetels. Economie Iran is potentieel één van de rijkste landen ter wereld. Het bezit 14% van de bewezen OPEC reserves aan olie. Na de voormalige Sovjet-Unie heeft Iran de grootste gasvoorraad ter wereld. Daarnaast heeft het steenkool, koper, lood, tin, goud en uranium als grondstoffen in de bodem zitten. In de jaren ‘70 werd Iran, dank zij de sterk verhoogde olieprijzen, één der rijkste en meest geïndustrialiseerde landen van het Midden-Oosten. Op landbouwgebied is Iran een arm land. De helft van het landoppervlak is voor de landbouw volkomen ongeschikt. Dertig procent van de bevolking 14
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 15
werkt in de landbouw. Minstens 15,7% van de beroepsbevolking is werkeloos, ongeveer 30% van de Iraanse bevolking is analfabeet. Infrastructuur. De lengte van het wegennet bedraagt ongeveer 158 000 km (1995) waarvan circa 460 km autosnelwegen. Er zijn 5332 km spoorwegen van de Iranian Islamic Republic Railways. Er bestaat een uitgebreid net van pijpleidingen (ca 14.300 km), waarmee olie, olieproducten en aardgas vanuit de vindplaatsen naar de belangrijkste steden en havens worden vervoerd. Belangrijke haven zijn: Khorramshahr, Abadan, Bandar-e Khomeini, Kharg, Bushehr, Kangan, Bandar-e Lengeh en Bandar-e Abbas. Internationale luchthavens Teheran, Abadan en Isfahan. Daarnaast zijn er nog 236 kleine vliegvelden. (uit: “Iran” van Leyla Hamidi/Kon. Instituut v.d. Tropen)
De Aanloop
In de voorgeschiedenis van de Islamitische Iraanse Revolutie (1977 tot 1979) tekent zich een rode draad af van een volksverlangen naar onafhankelijkheid van de monarchie en buitenlandse invloeden. De groeiende ondergeschiktheid aan het buitenland bereikte in 1890 een voorlopig hoogtepunt. In dat jaar kreeg de Britse majoor Gerald Talbot van de Iraanse monarchie een concessie, die een monopolie inhield van de productie, de verkoop en de export van alle Iraanse tabaksprodukten, voor een periode van vijftig jaar. Talbot moest hiervoor 15 miljoen pond per jaar betalen plus 25% van de netto winst. Deze tabaksconcessie bleek voor de ontevreden Iraanse bevolking de lont in het kruidvat. De explosie zou snel volgen en de gevolgen zouden zeer lang voelbaar zijn. Onder leiding van de islamitische geestelijkheid, voerde de hele bevolking een jaar lang acties, inclusief een algehele rookstaking, die de sjah dwong de concessie weer in te trekken. De tabaksbeweging, zoals deze volksbeweging tegen de uitverkoop van Iraanse inkomstenbronnen aan buitenlanders werd genoemd, markeerde een beslissend keerpunt in de geschiedenis van Iran. Voor de eerste maal in de geschiedenis was het mogelijk gebleken, een autocratische monarchie te verslaan. De tabaksbeweging, die een alliantie vormde tussen de moslim-geestelijkheid, de moderne hervormers en de ontevreden bevolking (met name de handelaren van de bazaar), zou nog driemaal een succesformule zijn: ten eerste in de Constitutionele Revolutie van 1906 tot 1911, ten tweede tijdens de beweging voor de nationalisatie van de olie-industrie in 1953 en ten derde tijdens de Iraanse Islamitische Revolutie van 1977 tot 1979.
Constitutionele Revolutie
In 1906 groeide het volksverlangen naar onafhankelijkheid uit tot de zogenaamde Constitutionele Revolutie. Deze was gericht tegen het haast almachtige wereldlijke gezag van de sjah. De revolutie slaagde erin de absolute macht van de monarchie van Sjah Mozafar ed-Din te vervangen door een constitutionele monarchie. De sjah werd gedwongen voor de eerste keer het parlement, de 15
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 16
Majlis, samen te roepen. Op 30 december 1906 kondigde de Majlis een eerste grondwet af. Vijf, later zes Groot-Ayatollah’s zouden waken over de toepassing van de wetten. Vijf dagen na de ondertekening van de grondwet, op 5 januari 1907, stierf de sjah. Groot-Brittannië en Rusland verdeelden volgens een Anglo-Russische overeenkomst van 31 augustus 1907 Iran in twee invloedszones. Over heel Azië streefde Groot-Brittannië, bevreesd voor de opkomst van Duitsland, naar betere betrekkingen met het overigens verzwakte Rusland. Sjah Mozafar ed-Din werd na zijn overlijden een week na de ondertekening van de nieuwe grondwet (constitutie), opgevolgd door zijn zoon, Mohammed Ali Mirza. Deze bleek echter weinig respect te kunnen opbrengen voor de constitutie en het parlement. Op 23 juni 1908 liet hij het parlement (Majlis) door ongeveer duizend Russische kozakken en soldaten in puin schieten. Aldus werden de jonge democratie en de dadendrang van vele jonge democratische activisten dodelijk gewurgd. Na interventie van Britse en Russische troepen, vluchtte de sjah naar Rusland. Kort daarna werd de grondwet in eer hersteld en in november 1909 kwam de Majlis voor de 2e keer bijeen. Na de Russische revolutie van 1917 ging de steun van het tsaristische Rusland verloren en verviel door verspilling, wanbeheer en corruptie, de macht aan de sjah. Door steeds weer oplaaiende burgeroorlogen en buitenlandse interventies ontstond er een politieke chaos.
De Pahlavi Dynastie (1925 - 1979)
In de Eerste Wereldoorlog brokkelde de macht van de sjah steeds verder af en kwam Iran onder Duitse invloed te staan. In 1921 pleegde een commandant van de Iraanse kozakken brigade, Reza Khan, met Britse steun een geslaagde staatsgreep. Hij werd aanvankelijk eerste minister. In 1925 werd hij tot sjah geproclameerd en op 26 april 1926 kroont hij zich zelf tot Reza Sjah Pahlavi onder de bewonderende blikken van zijn toen 6 jaar oude zoon Mohammed Reza. Reza Sjah Pahlavi was sterk onder de indruk van Mustafa Kemal Atatürk, de bevrijder van Turkije. Hij wilde ook Iran volgens diens voorbeeld de moderne wereld binnenloodsen. De Pahlavi-dynastie was een feit en zou tot 1979 voortduren. Reza Sjah Pahlavi zou zijn land 16 jaar lang met ijzeren vuist regeren. De naam van deze dynastie bracht deze in symbolische verwantschap met de vóór-islamitische tijd. Pahlavi was toen namelijk de benaming van de Perzische taal. Ook anderszins trachtte Reza Sjah Pahlavi zijn dynastie met deze glorieuze tijd van de Perzen onder Cyrus de Groote en Xerxes in verband te brengen. Zo werden bijvoorbeeld met grote inzet de historische schatten van die vervlogen tijd blootgelegd. Archeologen moesten Perzië anno 1926 letterlijk en figuurlijk een ander gezicht geven: Roemrijk, invloedrijk en beducht, zoals het 2500 jaar daarvoor ook had geschitterd. Perzië werd “Iran”, omdat het etnisch gezien een betere betekenis had dan Perzië en het de samenstelling van de bevolking beter weerspiegelde. In circa 2000 jaar vóór Christus trokken Indo-Europese volken vanuit Centraal-Europa 16
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 17
naar West-Europa en het Midden-Oosten. Vooral oostelijke groepen van deze Indo-Europeanen trokken toen vanuit het noorden Iran binnen. Zij bepaalden in belangrijke mate de etnische en culturele opbouw van onder andere het huidige Iran met de Arabische volken in het westen en de overzijde van de Perzische dan wel Arabische Golf. Deze oostelijke Indo-Europeanen staan bekend als de zogenaamde “arische” Indo-Europeanen. Door verbasteringen van het woord “arisch” zou “Iran” zijn ontstaan. (Atlas van de Wereldgeschiedenis-Spectrum/Times blz. 60) Iran heeft door zijn etnische bevolkingsopbouw een grotere verwantschap met vooral Oost-Europese volken, dan zijn Arabische of Hethietische en Semietische buurlanden. Of deze verwantschap met Europa Sjah Reza Khan tot zijn oriëntatie op Duitsland heeft gebracht, is niet bekend. Een feit is wel, dat tussen de beide wereldoorlogen, zowel de diplomatieke als de economische activiteiten tussen Iran en Duitsland sterk groeiden. Dit viel uiteraard in slechte aarde bij de Britten, die via hun Anglo-Persian Oil Company daar grote olie concessies verkregen hadden. De sjah koesterde in het begin van de inmiddels uitgebroken 2e wereldoorlog een te warme sympathie voor zijn arische vrienden in Duitsland. Na de Duitse militaire successen tegen de Russen in de Kaukasus, oefenden zowel de Britten als de Russen sterke druk uit op de sjah om de toen in Iran verblijvende Duitsers het land uit te zetten. De sjah weigerde dit, omdat hij zogenaamd neutraal wilde blijven. Op 26 augustus 1941 bezetten daarop het Britse en het Rode leger Iran. De sjah werd naar Zuid-Afrika verbannen. Zijn dan 21 jarige zoon Mohammed Reza volgde hem als 2e monarch van de Pahlavi’s op. (De Iraanse Revolutie-Iran Komitee-Amsterdam blz. 13 en Iran- Brown Revolution blz.20 en 21 M.E.C.C.-Beirut) Onder het regiem van Sjah Reza Khan werden enkele belangrijke hervormingen doorgevoerd. De belangrijkste daarvan was: het opzetten van een modern en gecentraliseerd leger naast een gemoderniseerd bureaucratisch regeringsapparaat. Dit stelde de machtsbasis van de sjah veilig, waardoor hij onder andere de geestelijke macht (ulama) kon neutraliseren en de macht van de verschillende stammen kon uitschakelen. Mede daardoor was hij in staat de Trans-Iraanse spoorweg vanaf het zuiden tot aan de grens met de Sovjet-Unie aan te leggen, evenals diverse nieuwe wegen. Verder werden vele staatsbedrijven opgezet. De weerstand bij de geestelijkheid werd echter vooral opgewekt en vergroot, door een aantal hervormingen, die meer specifiek op het terrein van de geestelijkheid lagen. Zo werd het vanaf 8 januari 1936 vrouwen verboden gesluierd in het openbaar te verschijnen in het kader van een emancipatie-wetgeving. Het aantal religieuze feestdagen werd verminderd en religieuze optochten werden verboden. De sjah tastte bovendien ook de fundamentele en historische machtspositie van de geestelijkheid aan in het onderwijs, het rechtssysteem en het landeigendom. Aldus creëerde hij ook een conflict met de boerenstand. In plaats van een noodzakelijke hervorming van de achterlijke landbouw en een evenzo 17
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 18
belangrijke herverdeling van de landbouwgrond ten gunste van de boeren door te voeren, nam hij bij velen van deze boeren grote stukken land in beslag ten gunste van het grootgrondbezit. Hij zelf en zijn familie groeiden uit tot de grootste groot-grondbezitters. (Iran-Brown Revolution, blz. 20-M.E.C.C.-Beiroet)
Sjah Mohammed Reza Pahlavi (1941 - 1979)
Door zijn zwakke lichamelijke gezondheid en zijn politieke onervarenheid, straalde er van de eerste jaren van zijn heerschappij weinig kracht uit. Bovendien waren zijn ontplooiingskansen tot 1946 niet optimaal, omdat het tot mei van dat jaar duurde, voordat alle buitenlandse troepen het land hadden verlaten. Door dit zekere machtsvacuüm van de sjah enerzijds en de reactie op het despotische gezag van zijn vader voor hij verbannen werd anderzijds ontstond er in die jaren een zekere opleving van politieke activiteiten. Er ontstonden politieke groeperingen en het parlement herkreeg meer grip op het bestuur. Er was zelfs van enig herstel van burgerrechten sprake. De belangrijkste politieke partijen of groeperingen die in deze jaren ontstonden waren: 1. Het Nationale Front van dr. Mohammed Mossadeq (nationalisten), 2. De Tudeh Partij (communisten) en 3. de fanatieke zich op de islam funderende Fedayani-Islam onder leiding van Nawab-i Safawi. Deze groepering werd vooral bekend door een reeks van moordaanslagen. In deze eerste jaren van sjah Mohammed Reza werd ook de grondslag gelegd van het Amerikaanse imperialisme in Iran. Het zou uiteindelijk de Britse rol in Iran geheel overnemen (1967) en die van Rusland sterk doen afnemen. Overigens was die Russische invloed al sinds de 1e wereldoorlog sterk afgenomen tijdens het gezag van Sjah Reza Khan. Deze machtsverschuiving ontstond tijdens de 2e wereldoorlog bij het sluiten van de overeenkomsten met de buitenlandse mogendheden die in Iran bezettingstroepen gelegerd hadden (1942). Men kwam overeen, dat die troepen binnen 6 maanden zouden vertrekken, nadat de gevechten met de Duitsers waren beëindigd. In ruil voor de erkenning van de soevereiniteit en de politieke onafhankelijkheid van Iran namen de betrokken mogendheden de verplichting op zich deze soevereiniteit en onafhankelijkheid met alle middelen te zullen verdedigen. Iran verplichtte zich, in verband daarmee, alle middelen daartoe ter beschikking te zullen stellen, zoals het gebruik en de instandhouding, controle en bewaking van alle verdedigingsmiddelen. (Iran-Brown Revolution-blz.21-M.E.C.C.-Beirut)
Olieconcessies
In 1943 en 1944 dienden een Britse en twee Amerikaanse oliemaatschappijen verzoeken in bij de Iraanse regering voor verder strekkende olieconcessies. Rusland bleef daarop niet achterwege en diende een olieconcessie in voor het noorden van Iran. Er deden zich daarbij zodanige problemen voor, dat Rusland zich genoodzaakt zag de overeengekomen troepenterugtrekking uit te stellen. 18
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 19
Iran wendde zich tot de volkenbond, waarna er na intensief diplomatiek overleg een akkoord werd bereikt. In mei 1946 trokken de Russen hun troepen terug, twee maanden nadat de Amerikanen en de Britten dit hadden gedaan. De Sovjet-Unie zou in principe de olie in de noordelijke provincies gaan exploiteren. In het najaar van 1947 werd het olieverdrag met de Russen in het parlement afgestemd, terwijl de Amerikanen niet alleen hun olieconcessie binnensleepten, maar bovendien een overeenkomst sloten, dat in de vestiging van een militaire missie in Iran voorzag. Deze missie zou in samenwerking met het Iraanse ministerie van Defensie de efficiency van het Iraanse leger gaan vergroten. (Iran-Brown Revolution, blz.21 en 22). De Amerikaanse Sandard Oil of New Jersey en Socony Vacuüm sloten met de Anglo-Iranian Oil Company tenslotte een overeenkomst voor de verkoop van de Iraanse olie (Iraanse Revolutie, Iran Komité, blz. 20). Kort na het sluiten van deze de V.S. zeer welgevallige overeenkomsten ontving Iran haar eerste krediet van 25 miljoen dollar van de Export and Import Bank te Washington, ten behoeve van de aanschaf van wapens, direct gevolgd (najaar 1947) door een lening van 10 miljoen dollar.
Dr Mohammed Mossadeq
In juli 1949 werd een wetsvoorstel bij het parlement ingediend dat een aanvullende olieovereenkomst inhield met de Anglo Iranian Oil Company (A.I.O.C.). Ondanks de aanzienlijke financiële bedragen die hiermee ten gunste van Iran gemoeid waren, groeide de oppositie tegen dit voorstel enorm uit. De emoties en spanningen laaiden daarbij zeer hoog op. Op 4 november 1949, werd de vroegere premier Hoeshir door de Fedayan-i-Islam vermoord. Hij werd beschouwd als de man achter deze nieuwe olie overeenkomst en bovendien als aanhanger van de “ketterse” baha’i sekte. Op 4 februari 1949, had voornoemde terreurbeweging bij een mislukte moordaanslag op de sjah voor wereldnieuws gezorgd. Van dichtbij werden toen door een persfotograaf 5 schoten op de sjah afgevuurd. De man zelf kwam hierbij om en bleek een verslaggever te zijn geweest van het orgaan van de Fedayan-iIslam (Het Midden-Oosten Ontsluierd, blz.15 Biegel/Marc Guillet). In verband met de toenemende oppositie gaf de sjah in 1950 de leiding van de regering over aan de opperbevelhebber van de strijdkrachten, generaal Ali Razmara. Hij moest de nieuwe olieovereenkomst met de Britse A.I.O.C. door de majlis loodsen. Hij vond echter vooral het Nationale Front onder leiding van dr.Mossadeq en Mehdi Bazargan tegenover zich. Dr.Mossadeq eiste nationalisatie van de olie en beschuldigde Razmara ervan zijn land aan buitenlanders te willen verkopen. Het Nationale Front werd in deze oppositie gesteund door de Fedayan-i-Islam, de Tudeh partij, de geestelijkheid (clerus) en de Bazaar. Een dag voor de parlementaire behandeling van het betreffende wetsvoorstel van Razmara, werd hij door een lid van de Fedayan-i-Islam in Teheran vermoord (7 maart 1951). De dag daarop werd met grote meerderheid het wetsvoorstel voor de olieconcessies verworpen en het voorstel tot nationalisatie van de olie 19
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 20
aangenomen. Dr.Mossadeq werd daarop premier van Iran. (Het Midden-Oosten Ontsluierd, blz.15) De rol van de Fedayan-i-Islam speelde bij dit verzet een grote rol. Zij organiseerde enorme massademonstraties en campagnes, waaraan in het hele land miljoenen mensen deelnamen, ongeacht hun politieke voorkeur en sociale status. Zij was in feite de meest effectieve politieke kracht achter de regering Mossadeq en haar pogingen Iran te bevrijden uit de Britse en Amerikaanse oliehoudgreep (idem, blz.16). De Fedayan verkreeg in zijn regering bij lange na niet de invloed, die zij tenminste opeiste: drie ministersposten en een vergaande islamisering van de samenleving. Het leidde tot een politieke breuk met Mossadeq, parlementsvoorzitter ayatollah Kashani en het Nationale Front die tot een interne revolte uitgroeide. Een jaar later werd zelfs een mislukte aanslag gepleegd op Mossadeq, nadat hij en Kashani van landverraad waren beschuldigd. De grote Britse en Amerikaanse druk van buitenaf na de olienationalisatie, bracht Mossadeq voor enorme problemen. De Britten stelden een totale boycot in van de Iraanse economie, die door de Amerikanen zeer tactisch werd gesteund. Zij zouden n.l. hierdoor hun invloed in Iran vergroten ten koste van die van de Britten. Toen Mossadeq om deze economische problemen de baas te blijven, absolute volmachten opeiste, kwam hij ook in conflict met parlementsvoorzitter Kashani. Op 19 maart 1953 brak deze met Mossadeq. Deze totale uitholling en verzwakking van Mossadeq’s politieke macht, maakte de weg vrij voor een staatsgreep, voorbereid en uitgevoerd door de legerleiding, de CIA en de Amerikaanse militaire en politieke macht.
Staatsgreep van 19 augustus 1953
Op 16 augustus 1953 zond de sjah generaal Nassiri naar Mossadeq om hem zijn ontslag aan te zeggen. Mossadeq aanvaarde dit ontslag echter niet en liet Nassiri in de gevangenis zetten. Dit was niet voorzien. De sjah raakte hierdoor in paniek en vluchtte met zijn vrouw Soraya Esfandiari naar Rome. Met 40 miljoen dollar op zak was inmiddels Kamit Rooseveld (kleinzoon van de voormalige president van de V.S.) in Iran aangekomen. Samen met 12 CIA medewerkers en de onderwereld van Teheran werd een plan van de Amerikaanse staatssecretaris John Foster Dulles en de CIA chef Allan Dulles uitgevoerd. In de zuidelijke sloppenwijken van Teheran werd de bevolking omgekocht en er toe gebracht massaal de straat op te gaan om ten gunste van de sjah te demonstreren. De Amerikaanse generaal Schwartzkopf (tijdens de 2e wereldoorlog Amerikaans militair adviseur in Iran en vader van Norman Schwartzkopf junior, de latere held van de Golfoorlog in 1991) die “toevallig” voor een militaire missie in Iran verbleef, zette samen met generaal Zahedi van het Iraanse leger en opvolger van generaal Razmara, op 19 augustus 1953, de staatsgreep kracht bij. Het Nationale Front werd verslagen, dr.Mohammed Mossadeq werd gevangen gezet en met hem vele leden van het Nationale Front en de communistische Tudeh-partij. Vele duizenden werden geëxecuteerd of na 20
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 21
martelingen ter dood gebracht. De sjah keerde naar zijn land terug. Dank zij deze actie van de CIA had Amerika haar politieke invloed krachtig versterkt ten koste van de Britten, maar vooral ten koste van de Iraanse bevolking. Binnen een maand werd een Amerikaanse lening van 23 miljoen dollar verstrekt en een gift van 45 miljoen dollar in het vooruitzicht gesteld. Deze financiële steun en afhankelijkheidsgroei zette zich vooral de eerste 3 jaar sterk door. Binnen 5 jaar ontving de sjah 1500 miljoen dollar aan Amerikaanse hulp. Vanaf de staatsgreep van 1953, regeerde de sjah met absolute macht onder leiding van generaal Zahedi, d.w.z. zonder enige parlementaire controle via een afgekondigde “staat van beleg”. In het najaar van 1955 werd de Fedayan-i-Islam geliquideerd, nadat deze een aantal jaren nog was getolereerd. Deze aanslag volgde op een mislukte aanslag op premier Hoessein Ala op 16 november 1955 door de theoreticus van de Fedayan-i-Islam, Abdul Hoesein Vahedi. Alle leiders met inbegrip van de oprichter en voorzitter Nawab-i-Safawi werden gearresteerd en na een schertsproces van de militaire rechtbank ter dood veroordeeld en ter dood gebracht op 18 december 1955. De politieke beschermheer, de voormalige parlementsvoorzitter ayatollah Kashani, trok zich terug, nadat zijn oudste zoon was ontvoerd en later door de SAVAK werd vermoord. (Het Midden-Oosten Ontsluierd, blz. 18)
Savak
Nadat in 1957 met behulp van de CIA en de Israëlische geheime dienst (MOSSAD) de ultra moderne Iraanse geheime dienst (SAVAK) was opgericht, werd de staat van beleg opgeheven. Het totalitaire karakter van het regiem werd er echter niet minder om, in tegendeel. Deze SAVAK groeide uit tot de meest gevreesde inlichtingendienst ter wereld. Haar systematische praktijken van mensenrechten schendingen werden internationaal berucht. In 1974 concludeerde de voorzitter van Amnesty International, “dat er geen land ter wereld een dergelijk verschrikkelijk record van mensenrechten schendingen had als Iran” (Annual Report Amnesty International 1974-1975, blz. 8). De SAVAK was op den duur met medewerking van de diverse westerse geheime diensten in de gehele wereld actief om iedere kritiek op en/of verzet tegen het sjah regiem in en buiten Iran in de kiem te smoren. Aldus kon het plaatje van de beminnelijke en sportieve vorst van Iran met zijn gezin (beelden van zijn wintersport vakanties in St.Moritz in Zwitserland) tot diep in de jaren ‘70 blijven voortbestaan. In Iran werd de oppositie en het verzet door het optreden van de SAVAK praktisch onmogelijk gemaakt. Desalniettemin sluimerde de oppositie niet alleen, maar groeide uit naar mate het regiem onpopulairder werd. De eerste SAVAK-chef was generaal Timer Bakhtiar, verwant met de tweede vrouw van de sjah, Soraya Esfandiari. In 1958 trouwde de shah voor de derde keer, nadat hij zich van koningin Soraya had laten scheiden. Zijn derde vrouw werd Farah Diba. Zij zou in 1960 de lang verwachte kroonprins Reza baren. 21
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 22
Internationaal Consortium
Na de staatsgreep van 1953 werd de oliekwestie geregeld. Onder leiding van de Nationale Iraanse Olie Maatschappij (N.I.O.C) werd een consortium van 8 Britse, Amerikaanse, Nederlandse en Franse maatschappijen gevormd. Dit consortium verkreeg een 25 jaar geldende concessie. De vorderingen van de Anglo Iranian Oil Company (A.I.O.C.) werden hoofdzakelijk door de Iraanse regering en voor een deel door het consortium aan de Britse maatschappijen uitbetaald. Van de in Iran gemaakte winsten ontving de Iraanse staat de helft, terwijl de andere helft ten goede kwam aan het consortium. De N.I.O.C. mocht voor het binnenlands verbruik het Naft-i-Sjah olieveld exploiteren en de raffinaderij in Kermanshah gebruiken. Iran financierde en verzorgde de gehele infrastructuur en equipage voor de oliewinning, met uitzondering van die van de productie, raffinage en het transport van de olie. (Iran-Brown Revolution blz. 23) De waarde van de geëxporteerde olie kwam daardoor voor minder dan de helft aan Iran zelf ten goede. Bovendien werd die waarde door het Westen bepaald en kwam een steeds kleiner deel van het Iraanse bestanddeel aan de eigen bevolking ten goede. Meer en meer zou n.l. dit geld besteed gaan worden voor de aanschaf van wapens om daarmee zowel de eigen bevolking als nietAmerikaanse belanghebbenden onder de duim te kunnen houden. Het belang van die Iraanse wapenaankopen zou uitgroeien tot een steeds groter wordend belang van vooral Amerikaanse, doch ook van Europese wapenproducenten en hun nationale regeringen. In het olieconsortium hadden Engeland en Amerika elk voor 40% hun belangen verdeeld, waarmee het Engelse economische aandeel zeer aanzienlijk was verminderd ten opzichte van vóór de nationalisatie. Ook militair verdrong Amerika vanaf 1953 Groot-Brittannië. In 1954 werd Iran op aandrang van de Verenigde Staten lid van het Baghdad-pact. Het Amerikaanse militaire hulpprogramma, in ruil voor geleverde olie, stelde Iran in staat een nog sterker leger, vloot en luchtmacht op te bouwen. In 1960 was door Amerika al voor 800 miljoen dollar aan wapens geleverd. In de 10 jaar, die volgden op de staatsgreep van 1953 was het volksverzet nauwelijks in staat zich te weer te stellen tegen de harde aanpak van iedere kritiek of verzet onder de toestand van de “staat van beleg” van 1953 tot 1957 en het daarna zeer harde optreden van de in 1957 opgerichte Iraanse geheime dienst, de SAVAK, onder leiding van de beruchte generaal Taimur Bakhtiar. De onvrede was daarmee niet verdwenen. Zij groeide, maar kwam niet openlijk naar buiten. Vanuit de regering werden na 1957 achtereenvolgend twee acties gevoerd om deze onvrede te ontkrachten. (Roots of Revolution- N.R.Keddie blz.154). Het waren voornamelijk de Amerikaanse regering en de CIA die de sjah er toe brachten verkiezingen uit te schrijven. Daartoe werd in 1957 een twee-partijen systeem naar Amerikaans model opgezet. De twee partijen, de Oppositionele Volkspartij en de Nationale Regeringspartij, werden respec22
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 23
tievelijk in 1958 en 1957 opgericht, maar stelden nauwelijks iets voor. In augustus 1960 werden er voor het eerst verkiezingen uitgeschreven. Als reactie daarop gaf de echte oppositie blijk van zijn brede bestaansgrond. Volgens deze oppositie was er geen sprake van vrije verkiezingen en eiste zij na de uitslag hertelling van de uitgebrachte stemmen en ongeldig-verklaring van deze verkiezingen wegens massale fraude. Bij deze oppositie speelde ayatollah Bebeani, een hoog vereerd geestelijk leider, een voorname rol. De oppositie had succes: vier maanden later werden er herverkiezingen gehouden. Maar ook dan is er weer sprake van “gerommel” bij de tellingen. Als gevolg van de daarop volgende oppositie verlangt de sjah een grondige herziening van de verkiezings-wetgeving. (Iran-Brown Revolution, p. 24 en “De Iraanse Revolutie” van het Iran Komité, A’dam, blz. 15) Niet zozeer de geboekte successen, maar vooral de gebleken massale weerstand onder de bevolking tegen gemanipuleerde verkiezingen, waren in deze jaren de belangrijkste winst voor een herlevend volksbesef.
De Witte Revolutie
Een tweede poging van de sjah om zijn beleid meer weerklank te laten vinden onder de bevolking, ofwel het groeiend verzet daartegen de wind uit de zeilen te nemen, was het landhervormingsplan of de “Witte Revolutie”. Assadollah Alam formeerde in juli 1961 als 5e regeringsleider vanaf 1957, een nieuwe regering. De grootste problemen die hij wilde aanpakken waren naast de uitvoering van de landhervormingsplannen van de vorige regering een hoog nodige aanpak van de corruptie in het regeringsapparaat en decentralisatie van haar taken, strengere controle op de overheidsuitgaven en beperking van de invoer van luxe goederen. Tenslotte beloofde hij nieuwe verkiezingen, die in de zomer van 1963 gehouden zouden worden. (Iran-Brown Revolution, pag. 24 M.E.C.C.-Beirut) In november 1962 besloot de regering in Teheran dat voortaan eedsafleggingen in gerechtzalen ook met de hand op het heilige boek van Zoroaster mocht gebeuren, dus naast de Koran. Ayatollah Khomeini liet naar aanleiding hiervan voor het eerst van zich horen. Hij riep op tot een staking van de geestelijkheid als verzet tegen deze regeringsbeslissing. Het geloof in Zoroaster werd vóór de komst van de Islam hoofdzakelijk in Iran beleden. Slechts ongeveer 0,1% van de Iranese bevolking belijdt dit geloof nu nog. Het was vooral de “Witte Revolutie”, die de weerstand opriep bij de bevolking. Het hoofddoel van deze “revolutie” was n.l. het verkrijgen van meer invloed op de grote meerderheid van de plattelandsbevolking om aldus de stabiliteit van de regering te verzekeren. Het effect van deze revolutie bleek echter niet ten goede te komen aan die plattelandsbevolking van hoofdzakelijk ongeletterde deelboeren (circa 50%). Het hield hoofdzakelijk in dat het groot grondbezit, ongeveer 10 tot 15%, zou opschuiven naar de bovenste lagen van de boerenstand. Bovendien leverde deze revolutie niets op ten aanzien van een minder 23
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 24
van het Westen ofwel van Amerika afhankelijke politiek waarbij de bevolking met een groeiend westers productie areaal te maken kreeg. En die politiek tastte steeds meer de eigen identiteit van het islamitische Iraanse volk aan. Het was dan ook niet verwonderlijk dat juist vanuit het religieus theologisch centrum in Qom de oppositie tegen deze ‘Witte Revolutie” gestalte kreeg. In 1960 had de toenmalige geestelijk leider, ayatollah Borujerdi, zich al kritisch uitgelaten over deze plannen. Hij stond bekend als traditioneel en a-politiek. Zijn kritiek werd op het theologisch centrum van Qom overgenomen, doch vond weinig weerklank bij de regering. In januari 1963 werd ayatollah Roehollah Khomeini als de opvolger van ayatollah Borujerdi gearresteerd, nadat hij zich kort voor het te houden referendum over het programma van de “Witte Revolutie” in pamfletten in sterke bewoordingen daartegen had gekeerd. Begin maart demonstreerden daarop in Qom talloze theologische studenten van het religieuze centrum ten gunste van ayatollah Khomeini en de belangen van de plattelandsbevolking. Er volgden weer arrestaties. Op 24 maart 1963 waren er ter gelegenheid van een religieuze feestdag duizenden mensen in het theologisch centrum bijeen. Onder hen waren agenten van de SAVAK en soldaten in burgerkleding. Er ontstond een tumult dat resulteerde in een overval van het leger op de weerloze mensen. De universiteitsruimten werden vernield, boeken verbrand en honderden mensen gewond. Bovendien waren er 10 doden te betreuren. De daarop volgende dag vonden soortgelijke taferelen plaats.
Khomeini gaat in verzet
In een schriftelijk manifest klaagde Khomeini deze optredens van de SAVAK en het leger van de sjah aan en stelde daarbij onder andere het volgende vast: “Trouw aan de sjah betekent plundering en minachting van alle islamitische principes”. Hij besloot met de woorden: “Ik heb nu mijn hart voor jullie bajonetten ter beschikking gesteld, ik zal echter nooit voor jullie onderdrukking en tirannie buigen. Ik zal Gods wetten met Zijn hulp op ieder geschikt moment verkondigen en zolang ik een pen in mijn hand heb, zal ik jullie daden, die tegen de wetten van het land gericht zijn, openbaren”. Dit manifest werd over geheel Iran verspreid, waardoor het de bevolking duidelijk werd wat er zich werkelijk in Qom had afgespeeld. Het lokte in vele steden demonstraties en tegen-acties uit. Begin juni 1963 trokken vele tienduizenden door de straten van Teheran met het veelal opklinkende parool “Khomeini is overwinnaar”. Tijdens de heilige rouwdag van Ashoera, 4 juni, hingen in alle bazaars in Iran foto’s van Khomeini als symbool van het verzet tegen het gezag van de sjah. Khomeini hield een door het regiem verboden toespraak (hem was een spreekverbod opgelegd). De autoriteiten wachtten tot de vroege ochtenduren van de volgende dag om Khomeini te arresteren. Massale demonstraties waren het gevolg, zowel in Teheran als in Qom, Isfahan, Mashad en 24
Iran_binnenwerk
09-10-2006
20:28
Pagina 25
Shiras. De parolen waren verbitterder, zoals b.v. ”Of dood, òf Khomeini vrij!” De sjah liet het leger daartegen optreden: er vielen duizenden doden en talloze arrestaties volgden. Verscherpte militaire veiligheidsmaatregelen waren daarvan weer het gevolg. Maar ondanks dat, braken er twee dagen later in de meeste grote steden zoals Teheran, Qom, Isfahan, Mashhad en Shiraz massale demonstraties uit. Voor het eerst klonk massaal het: “Dood aan de Sjah”. Die dag toonde het sjah-regiem het tot dan toe wreedste en bloedigste gezicht. Het leger kreeg de opdracht “Schieten om te doden”. En dat gebeurde. Er vielen vele duizenden doden in dit bloedbad. Tientallen moela’s werden onder dorpsarrest geplaatst. Khomeini verdween voor twee maanden de gevangenis in en kreeg daarna huisarrest opgelegd. (De Iraanse Revolutie-Iran Komite-A’dam blz. 16 en 73) Het bloedbad van juni 1963 markeerde een keerpunt in de relatie tussen de sjah en de oppositie. Zij vormde de basis van de revolutie van 11 februari 1979 die tot het uitroepen van Islamitische Republiek Iran op 1 april 1979 zou leiden Enerzijds demoraliseerde dit bloedbad de bevolking en anderzijds wist de sjah zich gesterkt door de gebleken stootkracht van het leger. De verzetsbeweging en de oppositie waren verzwakt door de talloze arrestaties en executies van hun leiders.
Wapeninport
President Kennedy voerde in 1961 op advies van zijn minister van Defensie Mc Namara ten aanzien van wapenleveranties aan Iran in, dat deze voortaan niet meer gratis werden aangeboden, maar moesten worden betaald. Zo verkochten de VS in de periode van 1962 tot 1968 voor 515,4 miljoen dollar aan wapens aan Iran, ofwel 24% van alle VS wapenverkopen aan niet westerse landen. Vanaf 1946 tot 1970 werden er door de Verenigde Staten ter waarde van 1,5 miljard miljard dollar aan wapens aan Iran geleverd.
25