Hoe leren we leerlingen waarden en zin ontdekken? Hoe brengen we op school mens en wereld doorheen vakken en methoden ter sprake? Hoe schenken we behalve inzicht in de wereld en de mens ook uitzicht op het goede en het schone leven?
Inzicht schenken, uitzicht bieden Inleiding
PRAKTISCHE INFORMATIE Inschrijvingsgeld
Tijdens het schooljaar 2011-2012 organiseerde CCS, het Centrum voor Christelijke Schoolgemeenschap (Heverlee), een seminarie met de titel Inzicht schenken, uitzicht bieden. Opvoeden en onderwijzen in christelijk perspectief. Op 1 februari, 22 maart en 9 mei 2012, telkens van 14.00 u. tot 17.00 u., ontmoetten een twintigtal deelnemers elkaar om uit te wisselen over de band tussen pedagogie en christelijke spiritualiteit. Meer in het bijzonder lag de volgende vraag op tafel: welke invloed heeft een christelijk mens- en wereldbeeld op de praktijk van opvoeden en onderwijzen?i
Die gespreksvraag steunde op een uitgangspunt: christelijke spiritualiteit raakt van nature aan onderwijs omdat beide te maken hebben met een ervaring; het gaat telkens om je € 70,00 voor sessie 1, 2 en 3 laten veranderen in en door de ontmoeting met het andere dan jezelf. Zoals christelijke spiritualiteit een kwestie is van een levensomvormende ontmoeting met Iemand, zo is leren een ontmoeting met een leerinhoud die door iemand zo ontsloten wordt dat hij het Doelgroep leven van de lerende omvormt. Onderwijs is dan de organisatie van die ontmoeting. Dat is ook de strekking van de definitie van onderwijs – tevens het motto van het seminarie – van Leerkrachten SO, Middenkader, Pedagogische de Amerikaanse theoloog Stanley Hauerwas: ‘Help leerlingen om hun leven te wijden aan Begeleiding,, Directies en iets waarvan ze vinden dat het een fantastische activiteit is die hun leven verandert.’ ii Het Leerplan-ontwikkelaars raakpunt tussen christelijke spiritualiteit en onderwijs werd achtereenvolgens filosofisch verhelderd (bijeenkomst 1), pedagogisch uitgediept (bijeenkomst 2) en inhoudelijk en methodisch geconcretiseerd (bijeenkomst 3). € 25,00 voor sessie 1
Datum
Sessie1: 20-11-2013, van 14.00 u. - 17.00 u.
Dit artikel schetst de uitgangspunten en de opbouw van het voorbije seminarie. Geheel in de lijn van de opdracht van CCS, ‘vanuit een christelijk geïnspireerd mens- en wereldbeeld het christelijk onderwijs en de christelijke opvoeding bevorderen’, willen we op die manier een bijdrage leveren aan het debat over de identiteit van een katholieke school.
Sessie 2 en 3:
-
29-11 2013, van 9.00 u. - 16.00 u. 1
‘Welke betekenis, die wij (christenen, nvdr) aan het leven geven, laat ons toe zin te geven aan de opvoeding en het onderwijs van onze leerlingen?’ iii Deze uitdagende vraag van de Franse leerkracht en religieuze C. Conturie vormde de rode draad van het seminarie. Anders gezegd, hoe ervaren christenen, in het licht van hun geloof, de wereld en de mens? En hoe bepaalt die ervaring de praktijk van opvoeden en onderwijzen? Schepping en schepsel zijn geen woorden zoals ‘evolutie’ of ‘natuurlijke selectie’. Die laatste geven een verklaring voor de oorsprong en de ontwikkeling van mens en wereld (erklären). Maar schepping en schepsel zijn geen wetenschappelijke termen die met biologische, geografische of andere verklaringsmodellen concurreren. Het zijn woorden die proberen recht te doen aan het geloof. Preciezer nog, ze vertolken een werkelijkheidservaring in het licht van dat geloof (verstehen). Meer bepaald verwoorden ze een ontmoeting met een wereld die op ‘een discrete en niet-alledaagse wijze onze gewone waarneming en onze rationele controle over de wereld te boven gaat.’ Kortom, met het woord schepping bedoelen christenen dat ze de wereld – de realiteit die hen omringt – op grond van hun geloof, vinden en ontdekken en dat er van die wereld als het ware een vraag uitgaat: neem mij als een geschenk aan en verbeter mij waar mogelijk. Natuurlijk is dat een gelovige visie op de wereld. In feite schuilt er een ganse scheppingstheologie achter dit wereld- en mensbeeld. ‘God bekeek alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het heel goed was.’ (Gn 1, 31) Maar is het uitgesloten dat andersgelovigen of niet-gelovigen (aspecten van) die visie kunnen onderschrijven? Is het uitgesloten dat mensen die niet in God geloven deze visie op het leven, met de klemtoon op verwondering, vertrouwen en verantwoordelijkheid, kunnen herkennen of zelfs delen? In elk geval, sommige hedendaagse filosofen, met hun kritiek op het moderne subject proberen net het autonome ‘ik’ te overstijgen in de richting van een mens-zijn dat zichzelf verstaat als antwoord (dus in relationele termen) op iets dat groter is en zodoende ook de noodzaak van vertrouwen inziet. Moet een mens in God geloven om die werkelijkheidservaring te onderkennen? Misschien, wierp I. Verhack op, is het mogelijk ‘een ja-zegger te zijn zonder gelovig te zijn.’ Christenen, niet-gelovige en andersgelovige mensen kunnen elkaar vinden in de overtuiging dat een mens uit het centrum moet (decentreren) om zichzelf te kunnen worden. Woorden als schepping en schepsel verwijzen naar de gegevenheid (verwondering) van ons bestaan en naar een menselijke grondhouding van ontvankelijkheid (vertrouwen) en responsiviteit (verantwoordelijkheid). Het woord schepping drukt iets uit over de wereld, in het licht van een geloof dat fundamenteel een kwestie is van ontmoeting, relatie en omvorming. En net daarom leidt dit soort ‘zien’, namelijk in termen van ontmoeten, ontvangen en responderen, naar de overtuiging dat bestaan uiteindelijk maar tot zijn volle rijkdom komt wanneer men zich leert toevertrouwen aan iets anders dan zichzelf. Maar wat kunnen we daarmee voor een katholieke school? Die vraag werd tijdens de tweede bijeenkomst aangesneden door K. Germeys en P. Raes.
2
Een katholieke school is op de eerste plaats een school. En een school is een maatschappelijke institutie die bepaald wordt door een praktijk van opvoeden en onderwijzen. Alleen, wat die school katholiek maakt – in het licht van een spiritualiteit van de schepping – is dat jongeren op die school, wat dus allereerst betekent in en door de praktijk van opvoeden en onderwijzen, voor de eerder genoemde houdingen van verwondering, vertrouwen en verantwoordelijkheid ontvankelijk worden gemaakt. En waar bovendien deze opdracht ervaren wordt als een opdracht die geldt voor elke leraar, niet enkel voor hen die godsdienstonderricht geven! Anders gezegd, op een katholieke school moet elk vak, naar inhoud en methode, het spirituele potentieel dat erin schuilt waarmaken; het vermogen benutten de wereld als gegevenheid en vraag te ontsluiten. Jean-Daniel Nordmann, voormalig directeur van L’école catholique du Valentin in Lausanne, noemt in dat licht een katholieke school ‘une école du réel’. Katholieke school zijn begint met kijken naar de wereld, met uitzicht bieden op de realiteit als een gegevenheid en een vraag, als een gave (verwondering en vertrouwen) en een opgave (verantwoordelijkheid). ‘Het reële is drager van zin en houdt een aanspraak in die elke leerling moet leren horen.’ iv Het geeft bovendien te denken dat katholieke scholen die zich in een minderheidspositie bevinden, zoals de katholieke scholen in Marokko, bijzonder gevoelig zijn voor die pedagogie van het reële. Het pedagogische project van de katholieke scholen in Marokko – het zijn er alles samen 17 – begint als volgt: ‘Als katholieke school beginnen wij met naar de wereld te kijken. Met het woord wereld bedoelen we de realiteit die ons omringt. Het is die wereld waarin onze kinderen worden geboren en opgroeien. Als we naar die wereld kijken, stellen we drie dingen vast. Ten eerste, de wereld is er vóór ons. We moeten dat erkennen en de wereld met realisme tegemoet treden, ook al is hij vaak anders dan we zouden willen. Ten tweede, de mens kan de wereld, tenminste gedeeltelijk, veranderen. Niet enkel door zijn handelen, maar ook door zijn blik. Daar ligt de oorsprong van onze verantwoordelijkheid. Ten derde, kinderen ontdekken de wereld langs de blik die de volwassenen op die wereld hebben. Zij dragen hun blik op de kinderen over. Het voorbeeld is immers de drijfveer van elke opvoeding.’v Binnen een pedagogie van het reële kunnen we van vakken en disciplines spreken als vensters. Vakken geven inzicht in de wereld, maar ze bieden ook uitzicht op de wereld. Meer nog, de wereld laten verschijnen (als levende realiteit in de biologie, als fysische grootte in de fysica, als bewoonbaar in de les bouw, als ervaarbaar in de les esthetica, enz.), en daardoor inzicht daarin bevorderen, dat is wat een vak doet, zij het telkens vanuit een andere invalshoek. ‘We kunnen de verschillende disciplines op school begrijpen als evenveel vensters op de wereld. We zien hetzelfde landschap uit verschillende invalshoeken. We proberen dezelfde mens te begrijpen vanuit verschillende denklogica’s.’ vi Met andere woorden, een katholieke school is katholiek tot in haar programma, tot in haar inhouden en methoden. Want behalve inzicht in de wereld en de mens biedt een discipline altijd ook uitzicht op de wereld en de mens. Maar laten we elkaar goed begrijpen! Dat laatste betekent niet dat op een katholieke school de profane realiteit van het vak met de voeten wordt getreden of dat een leerkracht op een katholieke school naast een klasagenda ook een verborgen agenda heeft. Het is al vaak aangehaald: er bestaat geen katholieke wiskunde. Wel wordt er wiskunde gegeven … op een katholieke school. Noten zijn noten, maar je kunt ze, in het licht van een overtuiging, op verschillende manieren spelen. Welnu, op een katholieke school worden inhouden en methoden als een soort notenleer aangeleerd (inzicht). Maar vervolgens worden die noten ook ‘gespeeld’ – lees geïnterpreteerd – op een manier dat ze leerlingen opvoeden en onderwijzen in de geest van een spiritualiteit van de schepping (uitzicht). Slechts op die wijze wordt o.i. ook de eigenlijke zin van neteigen leerplannen duidelijk. Leerplannen laten namelijk zien hoe disciplines, met hun inhouden en methoden, mee helpen het pedagogische project van een katholieke school realiseren. vii 3
Wie les geeft op een katholieke school respecteert vanzelfsprekend het objectieve kader van zijn vak. Een leerkracht houtbewerking moet houtsoorten en technieken van houtbewerking kennen. Maar een leerkracht op een katholieke school is ook bereid om dat vak te geven in het licht van een spiritualiteit van de schepping. Hoe dan ook biedt een leerkracht, behalve kennis en vaardigheden, ook uitzicht op de zin van het leven. In het bovenstaande geval kan dat heel concreet en praktisch zijn, bijvoorbeeld in de manier waarop de leraar houtbewerking met het materiaal omgaat en in die omgang getuigt van een bepaalde houding tegenover de wereld. Ook C. Conturie maakt aspecten van die zin, van dat welbepaalde uitzicht op het leven, pedagogisch heel concreet: ‘Onze wereld is mooi en goed, dus laten we er zorg voor dragen. Een Angelsaksische uitdrukking kan een levenscharter vertolken: I care! Lees: ik draag zorg, ik schenk aandacht, ik voel me betrokken, het gaat mij aan. (…) Het kan zo concreet worden in de klas: het licht is nog aan, het kraantje is niet dicht, de planten hebben water nodig. ‘I care’ is ook een houding tegenover anderen: ik ben begaan met de afwezige leerling, ik besef dat er iemand na mij de klas komt schoonmaken (ik wil die iemand als een persoon met een naam en een gezicht kennen).’viii
4
Tijdens de derde bijeenkomst maakten K. Germeys en P. Raes de idee van een vak als een venster nog concreter. Ze baseerden zich daarbij vooral op enkele intuïties van de Franse pedagoge en filosofe M. Léna. ix ‘Ja, vakken hebben een profane autonomie. (…) Precies daarom is het normaal dat men niet onmiddellijk aan vakken en methoden denkt als men de specificiteit van een katholieke school verwoordt. (…) Maar zolang het profane onderwijs niet betrokken wordt bij het spirituele doel van de school, raakt de christelijke identiteit van de school niet aan het hart van de institutie. Zodra we de valse pistes zoals integrisme, klerikalisme en misbruik van invloed uit de weg hebben geruimd, blijft de vraag naar de relatie tussen de verantwoordelijkheid van de leerkrachten, autonoom in hun competenties en in hun discipline, en de missie van evangelisatie eigen aan een katholieke school.’x Ook de kerk is sedert lange tijd zeer gevoelig voor de relatie tussen de spirituele roeping van de school enerzijds en de inhouden en methoden van onderwijs anderzijds. Ze roept alle leerkrachten op de kansen binnen hun eigen vakdomein aan te grijpen om de wereld in een christelijk perspectief te ontsluiten. ‘Menselijke cultuur is en blijft menselijk en moet met wetenschappelijke precisie worden onderwezen. Maar de lessen mogen geloof en cultuur niet scheiden. Dit zou een groot spiritueel verlies zijn. De wereld van de menselijke cultuur en de wereld van religie zijn geen evenwijdige lijnen die elkaar nooit raken. Ze kruisen elkaar in elke persoon. (…) Iedereen die deze kruispunten zoekt, zal ze vinden. Hulp bieden bij die zoektocht is niet enkel de opdracht van godsdienstleerkrachten. Hun tijd is zelfs bijzonder beperkt. Andere leerkrachten hebben meer uren per dag ter hunner beschikking. Iedereen zou moeten samenwerken. Iedereen moet zijn eigen domein professioneel en competent ontwikkelen, maar hij of zij moet gevoelig zijn voor die kansen die zich aandienen om leerlingen voorbij de begrensde horizon van de menselijke realiteit te laten kijken.’ xi We nemen een voorbeeld dat C. Conturie zelf aanhaalt in haar boek Enseigner avec bonheur (2004). Ze vertelt over een collega die aan leerlingen van het tweede jaar secundair, in het kader van een les economische en sociale wetenschappen, het begrip ‘gezin’ uitlegt. We verduidelijken hoe die leerkracht ‘inzicht’ en ‘uitzicht’ probeert met elkaar te verbinden. Op de eerste plaats werkt de leerkracht met een handboek. Dat handboek stelt een verscheidenheid aan gezinnen voor, geordend volgens afstamming en verwantschap. Conturie becommentarieert: ‘De studie van de evolutie van het gezin gebeurt aan de hand van grafieken en cijfertabellen die toelaten de vruchtbaarheidsgraad in Europese landen te vergelijken en de toename van de hersamengestelde gezinnen te zien.’ xii Deze aanpak, schrijft Conturie, ‘laat mij goed geïnformeerd achter, maar ook een beetje zwaarmoedig.’ Met een louter kwantitatieve aanpak blijft Conturie op haar honger zitten. Het handboek bekijkt het gezin ‘van buitenaf’, met de blik van de observerende socioloog. Dat is goed want verhelderend, maar toch is het onvoldoende. Die aanpak vraagt niet om een correctie, maar om een aanvulling, om een verrijking. Conturie vertelt dat haar collega daartoe de foto’s van Uwe Omer gebruikt (‘L’album de famille de la planète Terre’). Gedurende vier jaar heeft Uwe Omer de wereld doorkruist en aan gezinnen gevraagd om zich te laten fotograferen, in de samenstelling zoals zij zelf wensten. Het enige punt van overeenkomst tussen de foto’s is de cadrage: frontaal, voor een groot wit doek.
5
Op zijn minst, schrijft Conturie, ‘universaliseert’ deze aanvulling het begrip ‘gezin’. De blik van de leerlingen wordt een eerste keer verruimd en verdiept. Want als de leerlingen naar de foto’s van Uwe Omer kijken, dan wordt hen gevraagd op bepaalde elementen te letten. Ze krijgen volgende tekst mee: ‘Kijk naar de details, naar de expressie, naar de tederheid, naar de vermoeidheid, naar de bezorgdheid, de rimpels, de woorden die niet worden uitgesproken, de zweem van een glimlach. U zal ophouden te denken dat u verschilt van zij die ver van u zijn, die uw cultuur of uw overtuigingen niet delen. Zoveel details zullen u helpen zien dat we zo gelijken en zo verschillen, maar niet zoals u tot nog toe leerde, op grond van kleur, taal of religie.’ Hier ‘integreert’ de kennis in het leven van de leerling. Voor Conturie is dat een cruciale stap in de ontplooiing van de spirituele kansen die zich bij deze leerinhoud aandienen. De blik van de leerling wordt door de foto’s van Uwe Omer opengebroken: hij wordt verbreed (wereldgericht) en verdiept (mensgericht). ‘Doorheen deze verzameling van beelden van gezinnen, wordt het begrip gezin universeler. Nu voel je de verwantschap. Nu kun je de band ook raden die generaties verbindt.’ xiii Maar de blik kan nog verruimd en verdiept worden in een andere richting. Naast de breedte (het boek van de wereld ontsluiten) en de diepte (het boek van het leven toegankelijk maken) kan de leerinhoud over de gezinnen ook in de hoogte (het boek van God) opengebroken worden. Bijvoorbeeld door het thema van het gezin in relatie te brengen met hoe de Bijbel en de Traditie doorheen de eeuwen over het gezin hebben gesproken. Op dat moment laat een leerkracht, natuurlijk met respect voor het objectieve kader van zijn discipline, ook de Bijbelse openbaring en de kerkelijke traditie hun licht werpen op de leerinhoud. Op die manier wordt de wereld- en mensgerichte blik ‘getranscendeerd’. Die vorm van verruiming en verdieping gebeurt niet om leerlingen te indoctrineren of te overtuigen van een eigen, christelijk gelijk, maar net om in hen iets open te breken, om de stenen weg te nemen die beletten dat de bron van spiritualiteit, die in elke mens schuilt, zou gaan stromen (Kardinaal. C.M. Martini). ‘In tegenstelling tot een bepaald positivisme, conditioneert men jongeren niet door hen over God, over vrede, over oorlog, over liefde en dood te spreken. Integendeel, net daar waar de vraag naar zin opduikt, houdt de conditionering op en begint de dialoog. (…) Jongeren hebben recht op brood, op instructie, op waarden, maar ze hebben ook recht op betekenis.’ xiv
6
Besluit Inzicht schenken, uitzicht bieden. Met die titel wilden we als CCS aandacht vragen voor de opdracht van een katholieke school om werk te maken van de spirituele rechten van jongeren. In de praktijk van opvoeden en onderwijzen dienen er zich kansen aan om werk te maken van de identiteit van een katholieke school. Dat heeft niets met integrisme of recuperatie te maken. Het gaat om niets meer dan een actieve bereidheid om inhouden en methoden steeds opnieuw te willen ‘openbreken’, hen te verruimen in de breedte (universaliseren), in de diepte (integreren) en in de hoogte (transcenderen). Dat zijn, zo u wil, de drie richtingen van een christelijk pedagogisch project. Een dergelijke methode van openbreking steunt op een spiritualiteit van de schepping, want christenen geloven ‘dat we nooit klaar zullen zijn de rijkdom te verkennen en de beloftes waar te maken die in de mens en de wereld schuilgaan.’ (M. Léna)
I
Dit artikel concretiseert een van de competenties van een leerkracht op een katholieke school. Zie K. Germeys, Als professionaliteit en opvoedingsproject elkaar raken, competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject, PWO project Kaho Sint-Lieven, 2010, p. 23, 1.2.3: ‘Mogelijkheden zien en benutten om door eigen leerinhouden bij te dragen tot het perspectief van een christelijk geïnspireerd mens- en wereldbeeld.’ Zie ook www.katholiek-pedagogisch-project.be
Ii
S. Hauerwas, Een robuuste kerk, uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer, 2010, 27.
Iii
C. Conturie, Enseigner avec bonheur, Parole et Silence, Paris, 2004, 130: ‘Quel sens donnons-nous à la vie qui nous permet de donner sens aux études de nos élèves?’
Iv
J.-D. Nordmann, Refonder l’école catholique, Ad Solem, 2004, 47 e.v.
V
ECAM, Notre projet éducatif, 2007. http://www.sgecam.org/Docs/Articles/documents/ projet_educatif_fr.pdf
Vi
C. Conturie, o.c., 132.
Vii
Zie http://www.vlaanderen.be/nl/onderwijs-en-wetenschap/onderwijsbeleid/leerplannen-eneindtermen/leerplannen
Viii
Ibidem, 142.
Ix
M. Léna, Le passage du témoin, Parole et Silence, 1999 en M. Léna, L’esprit de l’éducation, Parole et Silence, 2004.
X
M. Léna, Le passage du témoin, Parole et Silence, 1999, 224-225.
Xi
Congregatie voor het katholiek onderwijs, De religieuze dimensie van onderwijs op een katholieke school, 1988, 51.
Xii
C. Conturie, o.c., 133 e.v.
Xiii
Ibidem, 135.
Xiv
M. Léna, Le passage du témoin, Parole et Silence, 1999, 228. 7
Sessie 1: “Wat voorbij de horizon ligt” Een filosofische verheldering van de relatie tussen christelijke spiritualiteit en onderwijs 14.00 14.30 15.15 15.30 16.30 17.00
u. u. u. u. u. u.
Verwelkoming en introductie “Wat voorbij de horizon ligt” Presentatie Pauze Gespreksgroepen Plenaire bespreking Afronding
Sessie 2: “Vensters op de mens en de wereld” Een pedagogische verheldering van hoe vakken en methoden zin en betekenis kunnen ontsluiten 09.00 09.30 10.00 11.00 11.15 12.30
u. u. u. u. u. u.
Onthaal Verwelkoming en introductie”Wat meestal verborgen blijft” interactieve werkvormen Pauze Plenaire bespreking Middagmaal
Sessie 3: “De praktijk aan het woord” Een methodische concretisering van geïnspireerd les geven 14.00 14.30 15.15 15.30 16.00
u. u. u. u. u.
Presentatie Individuele opdracht Pauze Uitwisseling in groep Afronding
LOCATIE KHLeuven—Lerarenopleiding CCS-secretariaat Campus Hertogstraat Hertogstraat 178 3001 HEVERLEE Tel: 016 37 56 22 Fax: 016 37 56 99 E-mail:
[email protected]
88