Inzicht in drijfveren als vertrekpunt voor vernieuwing H arry Com m ande ur, Paul van Geest en Peter van Egmond
Door veranderingen in de sociaal-maatschappelijke omgeving of technologische ontwikkelingen kunnen zich in een bedrijf management- en organisatievragen aandienen die de opmaat vormen tot verandering en vernieuwing. Of deze innovatie succesvol zal zijn, hangt van een aantal factoren af. De inzichten en kwaliteiten van de leider zijn bijvoorbeeld van groot belang. Als leiders voeling hebben met alle geledingen in hun organisaties, kennis hebben van de vragen vanuit de samenleving, hieruit waarschuwingssignalen opvangen en bovendien uitstekend weten te communiceren, dan is de kans groot dat zij de sociale innovatie tot stand kunnen brengen die de basis vormt voor technologische innovatie en uiteindelijk voor omzetvergroting.1 Investeringen in saamhorigheid zijn hier dus een essentieel onderdeel van. De interactie – in het bovenstaande voorbeeld tussen de leider en de medewerkers van zijn organisatie – is dus bepalend voor het succes van een innovatie. De kwaliteit van de menselijke interactie hangt evenwel weer af van hun drijfveren: de beweegredenen waarom zij denken zoals zij denken en handelen zoals zij handelen. Innerlijke drijfveren zijn minstens zo bepalend voor het welslagen van een onderneming als de menselijke interactie. In dit themanummer staan de drijfveren centraal.
Prof. dr. Harry R. Commandeur bekleedt de F.J.D. Goldschmeding-leerstoel Industriële Economie en Bedrijfshuishoudkunde bij de capaciteitsgroep Toegepaste Economie aan de Erasmus School of Economics van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Prof. dr. Paul van Geest is hoogleraar kerkgeschiedenis en geschiedenis van de
Inleiding Dit themanummer heeft als titel Inzicht in drijfveren II meegekregen. Wij willen namelijk andermaal inzicht bieden in de verschillende aspecten en facetten die in menselijke drijfveren te onderscheiden zijn. Wij bouwen daarbij voort op de bijdragen die in 2009 gebundeld zijn onder de titel Inzicht in drijfveren.2 Hierin zochten wij vooral naar oplossingen voor dilemma’s die zich aandienen bij management- en organisatievraagstukken als er drijfveren meespelen waarvan men zich niet geheel bewust is. Wij besteedden
theologie aan Tilburg University en bijzonder hoogleraar Augustijnse Studies aan de VU. Dr. Peter van Egmond is als onderzoeker verbonden aan het interuniversitaire Centre for Patristic Research van de VU Amsterdam en Tilburg University.
3
N U M M E R 5/6 - SE PT E MBE R/ DE CE MBE R 2 0 1 4
INZICHT IN DRIJFVEREN ALS VERTREKPUNT VOOR VERNIEUWING
hierin aandacht aan de dilemma’s van individuele bestuurders uit het bedrijfsleven, openbaar bestuur en semipublieke organisaties en, in samenhang hiermee, hun drijfveren bij majeure strategische beslissingen. Verder werd een aantal grote denkers bevraagd op de manier waarop zij hun publiek inzicht gaven in de eigen drijfveren, die al dan niet in dilemma’s aan het licht traden. Ten slotte streefden wij naar een koppeling tussen wat deze klassieke denkers en filosofen te berde hadden gebracht over drijfveren en wat de bestuurders proefondervindelijk hadden onderkend.
Harry Commandeur, Paul van Gee st e n Pe t e r van Egm ond
In dit nummer streven we er in het eerste deel, getiteld ‘Schuldbesef en solidariteit’, naar het schuldbesef en in samenhang hiermee het streven naar solidariteit als drijfveren te verklaren. In het tweede deel, ‘Markten, moraal en mensbeeld’, hebben wij de bijdragen samengebracht waarin onderzoek is gedaan naar de wijze waarop een marktbeeld, een mensbeeld of een moraal de drijfveren kan bepalen. De studies in het derde deel van dit themanummer, ‘Leiderschap, bestuur en zelforganisatie’, beogen alle meer concreet de ethische dilemma’s in management en organisatievraagstukken te bespreken die een bestuurder te overdenken heeft alvorens te beslissen en te handelen. Dat inzicht in drijfveren vergroot wordt door een interdisciplinaire benadering komt uit meerdere bijdragen naar voren. Zo betogen Herman Wijffels en Helen Toxopeus bijvoorbeeld dat fundamentele veranderingen in onze economie en financieel systeem worden voorafgegaan door een verschuiving in levensbeschouwing en bewustzijn. In meerdere bijdragen is er sprake van interferentie tussen economie, management en organisatie, rechten, filosofie en theologie. Deze interdisciplinaire benadering heeft oude papieren. Zij heeft in een ver verleden al vruchten afgeworpen. Teneinde het belang van deze interdisciplinariteit in het onderzoek naar drijfveren te benadrukken, geven wij een frappante ontwikkeling uit dit verleden weer.
1. Scholastiek en humanisme; economie en levensbeschouwing. Over de nadelen van de teloorgang van interdisciplinariteit en fragmentarisatie Er zijn periodes in de geschiedenis van de mensheid geweest waarin uitsluitend filosofen en theologen economische vragen oplosten. Beschouwingen over de macht en het nut van geld waren vóór de zestiende eeuw vervlochten in filosofische verhandelingen of in theologische handboeken. Zo stelde Aristoteles (322 v. Chr) in zijn Nicomachische ethiek geld voor als een waardevast ruil- en betalingsmiddel, een rekeneenheid ook, waarin de waarde van zaken en prestaties wordt gemeten. De scholastieke theoloog Thomas van Aquino (†1274) raakte vertrouwd met Aristoteles’ inzichten door zijn leermeester Albertus Magnus. Hij doordacht ze in zijn Summa Theologiae. Ook hij wijdde aan monetaire en economische vraagstukken 4
N U M M E R 5/6 - S E P TEMBE R/ DE CE MBE R 2 0 1 4
INZICHT IN DRIJFVEREN ALS VERTREKPUNT VOOR VERNIEUWING
geen afzonderlijk traktaat. Maar hij stelde wel dat het vragen van rente voor geleend geld onrechtvaardig is, omdat daarmee iets wordt verkocht dat niet bestaat. De ongelijkheid tussen mensen die hierdoor veroorzaakt werd, zag hij als in strijd met gerechtigheid. In de geest van Aristoteles achtte hij geld een goed ruilmiddel en benadrukte hij dat het onwettig was om geld te vragen voor het gebruik van geleend geld.
H arry Com m ande ur, Paul van Geest en Peter van Egmond
Zelfs toen vanaf de 12e eeuw de economische situatie zich ten voordele van de handel en dus de burgerij had gewijzigd en koopmanskapitalisten vooral in de vrije stadstaten in Noord-Italië en Hanzesteden in Noord-Europa het agrarisch-feodalisme ondermijnden, bleven theologen het meest met gezag spreken over economische aangelegenheden. Bisschop Nicolaas van Oresme (†1382), de Galileo Galilei en de Adam Smith van de veertiende eeuw tegelijk, schreef zijn zeer invloedrijke Tractatus de origine, natura, iure et mutationibus monetarum (‘Verhandeling over de oorsprong, de natuur, de wetten en de veranderingen van geld’), waarin hij stelde dat het slaan van lichte munten tot inflatie en ontwrichting van de economie leidt. En aan het einde van de 15e eeuw schreef de Tübinger hoogleraar in de godgeleerdheid Gabriel Biel een groot theologisch handboek: het Collectorium. In quaestio 9, distinctio 15 van het vierde boek van het Collectorium komt hij, in het kader van zijn boeteleer, over geld te spreken. Biel wordt wel de laatste der scholastieke theologen genoemd. Maar dit neemt niet weg dat de voornoemde distinctio uit zijn Collectorium in de tijd van het humanisme als zelfstandig traktaat werd uitgegeven onder de titel De potestate et utilitate monetarum (‘De macht en het nut van geld’) door Johannes Adler (Aquila), hoogleraar in de rechten aan de universteit van Tübingen, bewonderaar van Biel en tegelijk een overtuigd humanist.3 Nu blijken er in deze heruitgave van Adler evenwel vele passages geschrapt. Uitvoerig behandelt Biel in zijn theologische handboek het bedrog dat mensen plegen in geldzaken: bedrog dat concreet wordt in onjuiste berichtgeving, leugens, valse beloften, huichelarij, valstrikken, vluchtige aanduidingen, het verzwijgen van zaken of het sjoemelen met materialen, afmetingen, gewicht of aantallen. Juist de passages waarin Biel dit doet zijn systematisch uit De potestate et utilitate monetarum weggelaten. Hierdoor is een heel ander traktaat ontstaan: een traktaat waarin veel minder aandacht is voor excessen in de geldmarkt die gevoed worden door veranderingen in vertrouwen, verlokkingen, afgunst, wrok en illusies. De confrontatie met de donkere kanten van de mens is geheel verdonkeremaand. Dit leidt tot een eenzijdig mensbeeld, waarin de mens in zijn maatschappij of organisatie te eendimensionaal wordt belicht. Het is mogelijk dat Adler zijn werk wilde laten aansluiten op dat van de gezaghebbende Gabriel Biel en verder ‘gewoon’ een praktisch handboek wilde schrijven, waarin het schuld- en obligatierecht was weergegeven. Dit kan de reden zijn waarom hij werkelijk alle passages heeft weggelaten 5
N U M M E R 5/6 - SE PT E MBE R/ DE CE MBE R 2 0 1 4
INZICHT IN DRIJFVEREN ALS VERTREKPUNT VOOR VERNIEUWING
waarin Biel zijn lezer confronteert met de meest gevarieerde vormen van menselijke leugenachtigheid, de meest gevarieerde vormen van frauduleus handelen of met zijn onoprechtheid in intenties, woorden en daden met betrekking tot geld. Maar het blijft een feit dat Adler in zijn streven naar een minder interdisciplinaire benadering van het verschijnsel geld zijn lezer de mogelijkheid ontnam inzicht te krijgen in de drijfveren die aan zijn handelen met geld ten grondslag lagen.
Harry Commandeur, Paul van Gee st e n Pe t e r van Egm ond
Wellicht schrapte Adler in zijn bewerking van quaestio 15 de passages over de menselijke falsitas dus structureel omdat zijn humanistische vorming en vormingsideaal dit hem ingaf. De eerste humanisten gingen ervan uit dat de mens in zijn queeste naar vorming, beschaving en zelfverbetering niet gebaat is bij een confrontatie met zijn eigen onvolkomenheid, valsheid en oneerlijkheid. Er is in het humanisme immers sprake van een nieuw esthetisch vormgevoel, en van een nieuw ethisch normbesef, van richtlijnen voor ‘aards’ geluk, en van een positieve waardering van datgene wat een mens met zijn arbeid bewerkstelligt. Het is natuurlijk op basis van de analyse van een enkel traktaat moeilijk te zeggen of ‘het’ humanisme de confrontatie met de donkere kanten van de mens niet aan wilde gaan. Dit neemt evenwel niet weg dat Biel, de scholasticus, in zijn streven naar moraliteit deze juist wil bewerkstelligen door aandacht te vragen voor drijfveren, woorden en daden die getuigen van onoprechtheid en het gebrek aan integriteit. In de scholastiek lijkt de interferentie tussen economie en theologie en dus interdisciplinariteit uitgerekend in het kader van een boeteleer te leiden tot een spiegel waarin de irrationele processen en duistere drijfveren in de mens zelf goed onder ogen kunnen worden gezien. Ook dit dient de vorming tot een beschaafd mens, maar is meer confronterend dan de weg die in het humanisme werd ontwikkeld. De confrontatie met de eigen onvolkomenheid lijkt inherent aan de scholastiek. Of het humanisme de mensheid een dienst bewezen heeft door deze confrontatie met minder volmaakte drijfveren niet te laten aangaan blijft vooralsnog een grote en open vraag.
2. Hernieuwde aandacht voor drijfveren dankzij economen? In 2009 gingen psychologen, filosofen, theologen en economen in Inzicht in drijfveren (M&O, 2009-2) achter het humanisme langs door aandacht te besteden aan de drijfveren waarvan managers zich al dan niet bewust zijn als zich in organisatiekwesties dilemma’s aandienen. Zoals gezegd, gingen de auteurs voor een groot deel te rade bij wat ‘oude denkers’ als Augustinus, Thomas More, Spinoza en Nietzsche aan inzichten hadden ontwikkeld in motieven, gedachten, gevoelens en drijfveren die voorafgaan aan beslissingen en handelingen. Ook de dilemma’s die bestuurders in zichzelf ontwaren alvorens zij een beslissing nemen, werden zo goed mogelijk in kaart gebracht. In 6
N U M M E R 5/6 - S E P TEMBE R/ DE CE MBE R 2 0 1 4
INZICHT IN DRIJFVEREN ALS VERTREKPUNT VOOR VERNIEUWING
bijna elke bijdrage kwam de vraag aan de orde in hoeverre men zich in verleden en heden van de drijfveren bewust was die ten grondslag lagen aan bepaalde beslissingen. In de geest van Biel kwam ook expliciet aan de orde dat niet alle drijfveren nobel of zuiver zijn: extreme geldingsdrang, jaloezie, vergeldingsdrang werden als bron onderkend waaruit drijfveren voortkomen die naar dwang en onvrijheid kunnen leiden.
H arry Com m ande ur, Paul van Geest en Peter van Egmond
Dat deze discussie over drijfveren nog niet ten einde is, lijkt in de 21e eeuw weer vooral te danken aan economen, al blijven religieuze leiders als paus Franciscus wereldwijd gehoord. Maar het is in de kringen van economen en managers dat in de geest van Thomas van Aquino, Nicolaas van Oresme en Gabriel Biel aandacht wordt besteed aan drijfveren. In The (Honest) Truth about Dishonesty. How we Lie to Everyone –Especially Ourselves legt Dan Ariely, om maar één voorbeeld te noemen, eigenlijk ieder fundament bloot van elke crisis die wij ons maar kunnen voorstellen: de bankencrisis, de crisis in het vertrouwen in politici, crises in het persoonlijke leven enzovoorts. Hij spreekt over de zogenaamde Fudge Factor. Bepalend voor onze waarachtigheid is onze cognitieve instelling en vorming. Hoe cognitiever wij zijn, des te meer wij in staat zijn het valse spel dat wij spelen om voor onszelf het beste uit een bepaalde situatie te halen, als geoorloofd te oormerken. Zo blijft de mens zichzelf dus toch als goed beschouwen. Hoe flexibeler en creatiever wij in cognitief opzicht zijn, des te groter is ons vermogen verhalen te verzinnen om te rechtvaardigen wat wij doen. Die zogenaamde creativiteit heeft echter wel tot gevolg dat wij steeds minder goed conflicterende belangen en hun invloed onderkennen en ook steeds minder het belang van anderen zien. Ten slotte is er ook een verband tussen de toename van de Fudge Factor en het zogenaamde spiegelgedrag (‘anderen doen het ook’), zoals er ook een link is met het streven mensen te behagen die bovenaan de hiërarchische ladder staan. Deze behaagziekte heeft weer tot gevolg dat de keuzes van superieuren niet op de moraliteit ervan worden getoetst en wij dit vervolgens bij onze eigen beslissingen ook meer achterwege laten. De crises zijn dus te herleiden tot het feit dat bankiers, politici, kerkelijke leiders en wetenschappers zich laten bepalen door de Fudge Factor. Woningcorporaties, banken, kerken: zij zijn door wie ook gesticht om een algemeen belang te dienen, waarvan de invulling problematisch is als de juiste drijfveren er niet aan ten grondslag liggen. Cognitief ingestelde leiders kunnen de reden van stichting in herinnering brengen. Maar als zij zich hierop beroepen kan tegelijk het gevaar aanwezig zijn dat zij hiermee hun streven naar zelfverrijking of hun hang naar een academische prijs steeds minder onder ogen zien en zij zichzelf in moreel opzicht in slaap sussen. Over aandacht voor drijfveren gesproken. Het dient opgemerkt: al ver voordat Fudge Factor op noemer was gebracht hebben grote Griekse denkers (Socrates, Plato en Aristoteles) diep nagedacht over drijfveren. Augustinus heeft de implicaties hiervan begre7
N U M M E R 5/6 - SE PT E MBE R/ DE CE MBE R 2 0 1 4
INZICHT IN DRIJFVEREN ALS VERTREKPUNT VOOR VERNIEUWING
Harry Commandeur, Paul van Gee st e n Pe t e r van Egm ond
pen. Hij wijdt maar liefst twee hele traktaten uitdrukkelijk aan de leugen: De mendacio (395) en Contra mendacium (420). Het eerste traktaatje was al baanbrekend. In de eeuwen vóór die van Augustinus was in het christendom namelijk de gedachte gegroeid dat een leugentje om bestwil in een aantal omstandigheden was geoorloofd. De woestijnvaders en Johannes Cassianus vonden het bijvoorbeeld te rechtvaardigen dat men loog uit liefde voor degene tegen wie men loog. In De mendacio (‘De leugen’) blijkt al dat Augustinus met deze traditie radicaal wil breken. Weliswaar veroordeelden ook zij de leugen waarmee iemand onrechtvaardig benadeeld wordt, of de leugen waarbij de een baat heeft maar de ander geschaad wordt. Maar dat was Augustinus niet genoeg. De Fudge Factor bestrijdend voordat deze goed en wel was ontdekt, veroordeelt hij in De mendacio, eveneens voorloper van het principe van de Pareto-optimaliteit of allocatieve efficiëntie, zelfs de leugen die niemand schaadt en wel iemand baat. De gedachte dat liegen onder bepaalde omstandigheden geoorloofd is, acht Augustinus dus ontoelaatbaar. Al ver voor Ariely was hij tot het inzicht gekomen dat de grens tussen leugens om bestwil en leugens waarmee de mens zichzelf moreel in slaap sust en waarmee de mens zijn valse spel legitimeert om voor zichzelf het beste uit een bepaalde situatie te halen, flinterdun is. Daarom veroordeelt hij elke vorm of gradatie van een leugen ondubbelzinnig. Zo kan de Fudge Factor geen rol spelen. Feit lijkt dat door reflecties van middeleeuwse theologen en, in hun geest, moderne economen zich de conclusie opdringt dat de economie geen proces van autonome wetten is die te bestuderen zijn als natuurwetten. In vroeger tijden werd gedacht dat het proces van marktwerking als vanzelf een goede maatschappij opleverde. De ‘onzichtbare hand’, al dan niet van God, zou aan het werk zijn in het marktmechanisme. In een dergelijke opvatting gaan levensbeschouwing en economie in zekere zin al samen. Maar scholastieke theologen in de middeleeuwen zagen al dat in dit idee een groot gevaar school. De suggestie wordt namelijk gewekt dat alles wat de economie voortbrengt, losstaat van menselijke drijfveren, besluiten of ingevingen. Zo wordt een beeld versterkt van de economie als een kolos die zich geheel volgens eigen wetmatigheden voortbeweegt; wetmatigheden die geen verband houden met de menselijke vrijheid, het geweten, de begeerte, het vertrouwen en verlangen naar geluk. Misschien is het wel in de interactie met filosofen en theologen dat economen ontvankelijk raken voor de gedachte dat de economie geen proces van natuurwetten is maar bepaald wordt door drijfveren, die op hun beurt weer verankerd zijn in een levenshouding die al dan niet bepaald is door deugden als geloof, hoop en liefde. Lezing van bijvoorbeeld Augustinus’ Confessiones (‘Belijdenissen’) of diens De Civitate Dei (‘De Stad Gods’) leert dat in ieder handelen, dus ook het economische, de human factor meespeelt, in de vorm van keuzes, ethische overwegingen, culturele en levensbeschouwelijke achtergronden, en dat hieraan idealiter de caritas als drijvende kracht ten 8
N U M M E R 5/6 - S E P TEMBE R/ DE CE MBE R 2 0 1 4
INZICHT IN DRIJFVEREN ALS VERTREKPUNT VOOR VERNIEUWING
grondslag ligt. Daarnaast maakt hij duidelijk dat antropologische en theologische categorieën als ‘schuld’, ‘schaamte’, ‘vertrouwen’, de afwezigheid van liefde (angst) en het streven naar geluk meespelen in beslissingen.
H arry Com m ande ur, Paul van Geest en Peter van Egmond
In Inzicht in drijfveren II wordt in zekere zin dus ook zo goed mogelijk datgene in beeld gebracht waarmee in de economie reeds lange tijd rekening gehouden is: namelijk met de begrensde rationaliteit (‘bounded rationality’), op grond van onder meer de cognitieve beperkingen van een mens. Door contacten met psychologen kwam bij economen vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw (beperkt) inzicht in de begrensde rationaliteit tot stand. Er werd onderkend dat deze begrensde rationaliteit ten grondslag ligt aan markt- en overheidsfalen en zelfs ook soms samengaat met de morele onvolmaaktheid van de mens. Juist dit laatste inzicht nodigde en nodigt uit tot een herbronning in het vakgebied van de economie die gevoed wordt vanuit de filosofie en theologie. Niet alleen het onderkennen van de begrensde rationaliteit maar vooral van de begrensde moraliteit bieden aanknopingspunten voor een betekenisvolle koppeling van deze vakken met de economische wetenschappen, management en organisatie. Voor ons ligt de sleutel voor het doorgronden van ‘bounded morality’ in het afstoffen van het begrip ‘agapè’ of ‘caritas’ (liefde). Deze veelomvattende term dient verder doordacht te worden ten behoeve van de economische wetenschappen. In de bijdrage van Buijs wordt een eerste zet hiertoe aangeduid “... ‘iemands concrete commitment aan het openbloeien van iemand of iets anders op weg naar gedeelde vreugde (ook en juist wanneer die bloei en daarmee die vreugde bedreigd wordt’.” (p. 77). Dit is een waardevolle werkdefinitie, op basis waarvan verder gedacht kan worden.
3. Inzicht in drijfveren II In dit nummer van M&O streven wij ernaar het inzicht in drijfveren te verdiepen door deze in wisselwerking te zien met vier grondgevoelens – deels ook morele categorieën – te weten: (1) schuld (guilt) (debt), (2) vertrouwen en solidariteit, (3) liefde als tegengif voor angst en (4) geluk. Een drieluik van negen artikelen is het fundament van dit themanummer. Schuldbesef en solidariteit De wijze waarop schuld, schuldbesef en solidariteit – of het ontbreken hiervan – drijfveren kunnen bepalen, is vooral verklaard in de bijdragen van Herman Wijffels en Helen Toxopeus, Coen Teulings en ten slotte van Marcel Canoy. Deze bijdragen vormen het eerste luik van dit nummer. Wijffels en Toxopeus expliciteren de dynamiek die bij Unilever (‘generally reckoned to have the most comprehensive strategy of enlightened capitalism of any global firm’) ertoe heeft geleid dat men schuld ervaart ten opzichte van de aarde en de toekomstige generaties.4 De rol die de financiële sector in het intensiveren van een dergelijk bewustzijn kan spelen, stellen zij eveneens aan de orde. Dat 9
N U M M E R 5/6 - SE PT E MBE R/ DE CE MBE R 2 0 1 4
INZICHT IN DRIJFVEREN ALS VERTREKPUNT VOOR VERNIEUWING
Harry Commandeur, Paul van Gee st e n Pe t e r van Egm ond
zij daarbij maatschappelijke veranderingen vooraf zien gaan door veranderingen in levensbeschouwing en bewustzijn is hiervoor al aangestipt. Teulings toont aan dat de politieke, monetaire en economische fragmentarisatie die ontstaan is door de schuld (in harde euro’s) van Griekenland, de roep om schuldvergeving omwille van de solidariteit allerminst uitsluit. Ondanks het ontstane gebrek aan vertrouwen en de hierdoor gegroeide behoefte aan regels, dienen leiders vanuit de ‘Europese solidariteitsgedachte’ (en idealen) te vertrekken, hoe lastig dit ook is. Maar solidariteit dient het gemeenschappelijk belang eerder dan wantrouwen dit doet. Canoy verdiept in zijn bijdrage het inzicht in wat solidariteit precies behelst. Hij onderscheidt vijf drijfveren – paternalisme, het streven naar een fatsoenlijke samenleving, mededogen, reciprociteit en efficiëntie – die ten grondslag liggen aan de solidariteit als drijfveer. Ook gaat hij in op de verschillende wijzen waarop de solidariteit kan worden ‘afgedwongen’ zonder de ‘individuele vrijheid’ te veronachtzamen. Markten, moraal en mensbeeld In het tweede luik van dit themanummer herneemt Lans Bovenberg in zekere zin de inzichten van Wijffels en Toxopeus door inzichten uit de economie en de theologie aan elkaar te ontsluiten, en zo economisch en moreel handelen met elkaar in verband te brengen. Op microniveau kunnen economen en theologen elkaar van dienst zijn door samen het streven naar geluk van de individu te doordenken, op mesoniveau door te reflecteren op de wijze waarop relaties liefdevol kunnen worden aangegaan en ten slotte op macroniveau door de gezamenlijke bezinning op het ontwerp van win-winarrangementen. Bovenberg pleit voor een duurzame samenwerking van economie en geesteswetenschappen. Ook Aloys Wijngaards en Esther-Mirjam Sent werken de samenhang tussen (gedrags)economie en zingeving nader uit. Aan de hand van drie concrete voorbeelden geven zij aan dat in het expliciteren van het eigen zingevingskader en in de onderkenning van de begrensde rationaliteit en moraliteit een verrijking van inzicht in het aangehangen mensbeeld besloten kan liggen. Op basis daarvan kan economisch gedrag mogelijk ‘zinvoller’ worden. De laatste bijdrage in dit tweede luik is gewijd aan ‘publieke liefde’ als drijfveer. Govert Buijs benadrukt hierin dat vrijblijvendheid in het economische domein ten opzichte van moraal ten einde is en moreel handelen zelfs een harde economische noodzaak is geworden. In zijn idee van de publieke liefde zijn in feite de ideeën van Adam Smith, de grondlegger van de economische wetenschappen, verdisconteerd waarin menselijke welwillendheid en eigenbelang tezamen een plaats hebben. Leiderschap, bestuur en zelforganisatie In het derde en laatste luik van deze bundel is vooral aandacht besteed aan de drijfveren van de leider en van degene die anderszins voor anderen zorgt. Patrick Nullens presenteert aan de hand van vier klassieke ethische theorieën een (normatief) raamwerk voor de praktijk van de bestuurders. Daarnaast geeft hij de ‘lagen’ weer die onderscheiden kunnen worden in 10
INZICHT IN DRIJFVEREN ALS VERTREKPUNT VOOR VERNIEUWING
N U M M E R 5/6 - S E P TEMBE R/ DE CE MBE R 2 0 1 4
Tabel 1.
Thema’s
Synthese van thema’s in bijdragen
Schuld Vertrouwen/ (debt) (guilt) Solidariteit
Liefde
Geluk
9
9
9
9
Herman Wijffels en Helen Toxopeus De rol van levensbeschouwing en het financiële systeem in de transitie naar een duurzame, circulaire economie Bespiegelend essay 9
9
Coen Teulings De toekomst van Europa Een essay over schuld, moraal en solidariteit
9
9
Marcel Canoy Solidariteit ontrafeld
9
9
9
9
9
9
Auteurs + Titel Harry Commandeur, Paul van Geest en Peter van Egmond Inzicht in drijfveren als vertrekpunt voor vernieuwing Schuldbesef en solidariteit
H arry Com m ande ur, Paul van Geest en Peter van Egmond
Markten, moraal en mensbeeld Lans Bovenberg Economie en het goede leven De economische wetenschap in christelijk perspectief Aloys Wijngaards en Esther-Mirjam Sent De wisselwerking tussen zingeving en economie
9
9
Govert Buijs Publieke liefde als kern van de economie Een plausibele interpretatie (hoe absurd dit ook voor economen moge lijken!)
9
Leiderschap, bestuur en zelforganisatie Patrick Nullens Slim omgaan met ethische dilemma’s Een hermeneutisch model
9
9
Albert Koers Recht en Bestuur: liefdevol of liefdeloos?
9
9
9
9
Werner Brouwer, Job van Exel en Renske Hoefman Zorgen voor geluk
11
N U M M E R 5/6 - SE PT E MBE R/ DE CE MBE R 2 0 1 4
INZICHT IN DRIJFVEREN ALS VERTREKPUNT VOOR VERNIEUWING
Harry Commandeur, Paul van Gee st e n Pe t e r van Egm ond
ethische kwesties. Leiderschapsprofessionaliteit, het morele ‘zelf’, directe relaties, samenleving en ten slotte de transcendente context, die steeds aan de andere lagen ten grondslag ligt, zijn de lagen die leiders en beslissers scherp op het netvlies dienen te hebben om in concrete situaties goed te kunnen denken en handelen. Albert Koers start aan de hand van twee voorbeelden uit het onderwijs en openbaar bestuur op het terrein van windenergie een zoektocht naar de wijze waarop aandacht voor de menselijke maat even geleidelijk als onbewust uit het zicht raakt bij het opstellen van wetten, regels en protocollen. Hij pleit ervoor om, voorafgaand aan elke beleidsbeslissing, te reflecteren op de essentie van de theologale deugden van geloof, hoop en liefde en deze te verdisconteren in elke wetgeving. In het laatste artikel van deze bundel nemen Werner Brouwer, Job van Exel en Renske Hoefman in een empirisch onderzoek het geluk van mantelzorgers onder de loep. Met behulp van de CarerQol-instrument (zorggerelateerde kwaliteit van leven) geven zij het welzijn van mantelzorgers weer door de voldoening, steun, relationele, mentale, financiële, fysieke en dagelijkse problemen in kaart te brengen die het geluk van de mantelzorger bepalen. Aldus leveren zij een belangrijke bijdrage aan het inzicht in de drijfveren die mantelzorgers bepalen. Zonder uitzondering hebben de auteurs gestreefd naar een overbrugging van de kloof tussen het klassieke idee van de homo economicus en het mensontwerp van bijvoorbeeld de scholastici, waarin het bestaan van goede en slechte drijfveren in de mens verdisconteerd is.
4. Tot besluit Zoals gezegd: in de bijdrage van Wijffels en Toxopeus, evenals in de bijdrage van Wijngaards en Sent is heel expliciet gesteld dat fundamentele veranderingen in onze economie en financieel systeem worden voorafgegaan door een verschuiving in levensbeschouwing en bewustzijn. Maar niet alleen in deze bijdragen wordt duidelijk dat levensbeschouwing, zingeving, beroepshouding en de persoonlijke drijfveren onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Aan alle bijdragen ligt het streven ten grondslag inzicht te verschaffen in de wijze waarop bepaalde waarden die van belang worden geacht in de beroepsuitoefening, verankerd zijn in een mens- en maatschappijbeeld, een levensbeschouwing of zingevingskader dat over het algemeen impliciet gelaten wordt, maar wél steeds aan de basis ligt van onze intenties, drijfveren en handelen. Het lijkt ons moeilijk een beroepshouding te ontwikkelen waarin verbondenheid met anderen wordt ontwikkeld zonder inzicht in de eigen drijfveren en de ‘ruis’ hierin. Het lijkt ons eveneens ingewikkeld om je zonder schuld-(besef), vertrouwen, liefde en (het streven naar) geluk op een respectvolle wijze naar anderen te openen. Het besef van de eigen onvolmaakt12
N U M M E R 5/6 - S E P TEMBE R/ DE CE MBE R 2 0 1 4
INZICHT IN DRIJFVEREN ALS VERTREKPUNT VOOR VERNIEUWING
heid, evenals het bewustzijn bij leiders dat zij slechts een deel van een geheel zijn en geen absolutistische despoten, behoedt een samenleving of een bedrijf er bijvoorbeeld voor de brokstukken van ‘cowboy’-kapitalisme bij elkaar te moeten vegen, onder druk naar oplossingen te moeten zoeken, schuldigen te moeten aanwijzen. Tegelijkertijd kunnen evenwel ook dergelijke ontwikkelingen leiden tot verdiepte inzichten in het eigen falen of in de eigen identiteit. Dit blijkt bijvoorbeeld uit The Economist van 9 augustus 2014, waarin gesteld wordt dat Unilever in het spanningsveld van verlicht kapitalisme en graaicultuur zichzelf in moreel opzicht opnieuw aan het uitvinden is: H arry Com m ande ur, Paul van Geest en Peter van Egmond
‘For the second time in its 120-year history, Unilever is trying to redefine what it means to be a virtuous company … Milton Friedman’s view that business should focus on maximising shareholder value has been “interpreted way too narrowly”, Paul Polman (CEO Unilever) argues.’ (p. 51-52) Kortom: er wordt dus gewerkt aan management- en organisatieconcepten, methoden, technieken en instrumenten om te voorkomen dat het streven naar resultaatverhogingen en economische groei losgezongen blijft van het inzicht in drijfveren. Wat helpt om dit te verhinderen is de constante reflectie in een organisatie op de vragen: ‘Wie zijn we? Wie willen wij zijn? Wat drijft ons echt?’ Dit zijn de vragen, waarin, als zij eerlijk worden gesteld, ‘schuld’, ‘vertrouwen’, ‘liefde’ en ‘geluk’ op noemer worden gebracht. Het zijn weerbarstige en moeizame processen, waarin mensen tot zelfinzicht komen. De rol van de leider is hier ook cruciaal in. Wie van de leiders heeft de durf in het DNA van zijn of haar bedrijf het streven naar inzicht in de collectieve en individuele drijfveren in te voegen?
Noten 1. Cf. Henk Volberda, Frans van den Bosch, Kevin Heij (2014). Re-inventing business. Hoe bedrijven hun business-model innoveren (pp. 13-17). Assen: Van Gorcum. 2. P. van Geest, H. Commandeur en M. Meijer (Eds.). (2009). Inzicht in drijfveren. M&O Tijdschrift voor Management en Organisatie, 63(2). 3. Cf. P. van Geest (2013). Een keerzijde van het humanisme? De geldtheorie van Gabriel Biel, in: P. van Geest, M. Poorthuis, Th. Wagenaar en A. Warringa (Eds.). Vrienden met de Mammon. De levensbeschouwelijke dimensie in de economie, pp. 141-164, Almere: Parthenon. 4. Cf. The Economist, 9 augustus 2014, pp. 51-52.
13