Inventarisatie Zuid-Europese zelforganisaties & Maatschappelijke positie achterban
Stichting Lize Maart 2014
Inleiding Als onderdeel van de borging zoals beschreven in het activiteitenplan 2013-2014 is in kaart gebracht wat de huidige stand van zaken is van de Zuid-Europese zelforganisaties en de maatschappelijke positie van de achterban. Ten behoeve van deze stand van zaken is in het najaar van 2013 een vragenlijst (bijlage 1) opgesteld en zijn ruim 250 landelijke en lokale organisaties per post en e-mail aangeschreven. In totaal hebben zestien organisaties (waarvan acht landelijke) de vragenlijst ingevuld en hebben acht organisaties gereageerd met de mededeling dat ze zijn opgeheven (bijlage 2). Respons Voor de lage respons zijn een aantal verklaringen te geven: 1. Als landelijke organisatie verlopen de contacten van Stichting Lize voornamelijk via de landelijke overkoepelende zelforganisaties en zijn de banden met de lokale zelforganisaties minder intensief. Van de 250 aangeschreven organisaties waren elf landelijke organisaties bij Lize aangesloten. Het overgrote deel van de overige organisaties betrof lokale organisaties. Lokale organisaties hebben door een minder nauwe band met Lize wellicht niet de motivatie gevoeld om mee te doen aan de inventarisatie. 2. In de afgelopen jaren zien we een tendens dat de zelforganisaties minder actief zijn of door omstandigheden genoodzaakt zijn de deuren sluiten. Dit heeft verschillende oorzaken, waaronder teruglopende ledenaantallen en vrijwilligers en stopzetting van subsidie. Ook organiseren jongeren en recent aangekomen migranten zich steeds vaker in informele digitale netwerken en sluiten zij zich niet aan bij bestaande zelforganisaties. 3. Zelforganisaties die zijn verhuisd of opgeheven geven dit niet altijd door met als risico dat een deel van de aangeschreven organisaties mogelijk een ander adres heeft of niet meer bestaat.
Zuid-Europese organisaties Doel & doelgroep Met uitzondering van de Bosnische jongerenorganisatie Mladi BiH die acht jaar bestaat, de Kroatische organisatie HR Mladez NL die in 2012 is opgericht en de Stichting Nuestra Casa voor Spaanssprekenden (opgericht in 2009), bestaan de organisaties die hebben gereageerd al geruime tijd, namelijk tussen de 20 en 50 jaar. Het doel van de verschillende organisaties is als volgt te omschrijven: belangenbehartiging & verbetering maatschappelijke positie achterban; informatievoorziening over wonen & werken in Nederland; ontmoeting onderling & met andere nationaliteiten; integratie & participatie; organisatie culturele, maatschappelijke en sportieve activiteiten. Sommige organisaties richten zich op alle genoemde doelen, anderen richten zich op één of meerdere doelen. De organisaties die al langer bestaan worden met name bezocht door de eerste generatie1 (veelal 50+ senioren) en soms door de tweede generatie. Van deze organisaties geven enkelen aan dat ook de recent aangekomen (arbeids)migranten en studenten uit het land van herkomst de organisatie bezoekt. Zij zien in het algemeen een toename van deze groep nieuwkomers en stellen dat sommigen van hen de weg naar hun organisaties weet te vinden. Dit geldt voor de Italiaanse, Macedonische, Sloveense, Spaanstalige en Portugeestalige organisaties. De Bosnische jongerenorganisatie richt zich op de jongeren afkomstig uit Bosnië-Herzegovina, waarvan een deel tot de eerste en een deel tot de tweede generatie behoort.2 Ondersteuning & activiteiten Alle organisaties geven aan een bestuur te hebben dat actief is, het betreffen hier geen slapende organisaties. De meeste organisaties ontvangen geen subsidie en zeggen kosten te dekken uit ledencontributie, baropbrengsten of door middel van sponsoring. Twee organisaties geven aan financieel ondersteund te worden door het land van herkomst en drie organisaties worden ondersteund door de gemeente en/ of via fondsen. Wat betreft de activiteiten die de organisaties organiseren variëren deze qua frequentie tussen een paar keer per week tot enkele keren per jaar. Het gaat dan om culturele, sportieve en ontmoetingsactiviteiten, radio-uitzendingen, onderwijs in eigen taal, ondersteuning bij het invullen en vertalen van formulieren/ brieven, activiteiten voor specifieke groepen (ouderen, jongeren, kinderen, vrouwen), thematische informatiebijeenkomsten en het uitbrengen van een clubblad. Op de vraag of er wordt samengewerkt met andere organisaties worden genoemd: Lize, NOOM, CABO, de betreffende consulaten en ambassades, andere migrantenorganisaties en de (eigen of Nederlandse) kerkgemeenschap. Knelpunten & toekomstperspectief Gevraagd naar de knelpunten die de organisaties mogelijkerwijs ervaren worden één of meer van de volgende punten genoemd:
1
In deze inventarisatie wordt de term ‘eerste generatie’ gehanteerd als verwijzing naar de eerste generatie gastarbeiders. Voor de recent aangekomen migranten wordt de term nieuwkomers gehanteerd. 2 Er bestaat ook een landelijke organisatie, het BiH Platform, die zich richt op alle burgers afkomstig uit BosniëHerzegovina. Deze organisatie heeft de vragenlijst niet ingevuld.
verloop vrijwilligers: zowel in de uitvoering als op bestuursniveau hebben de organisaties moeite met het werven, binden en behouden van (nieuwe) vrijwilligers; terugloop ledenaantallen (nieuwkomers worden bij tijdelijk verblijf geen lid en de tweede generatie heeft minder belangstelling om lid te worden van een zelforganisatie); gebrek aan permanente of incidentele ruimte; gebrek aan financiële middelen; behoefte aan deskundigheidsbevordering (bv. voor het ondervangen van de specifieke problematiek van nieuwkomers en eerste generatie).
Wat betreft het toekomstperspectief van de organisaties geven de respondenten aan dat de volgende aandachtspunten er zijn als zij willen blijven voortbestaan: betrekken van de tweede generatie en nieuwkomers als bezoekers en vrijwilligers; inspelen op de behoefte van nieuwkomers en de thema’s die deze groep bezig houdt (o.a. informatie over rechten & plichten, het leren van de NL taal, zorg, werk); investeren in het vinden en behouden van nieuwe vrijwilligers; nieuwe kanalen gebruiken om mensen te bereiken (bv. via social media). Sommige organisaties zijn somber over de toekomst, zij zien beperkte mogelijkheden om op de lange termijn te blijven bestaan en uiten hun zorgen daarover. Veel van de huidige bezoekers en vrijwilligers behoren tot de eerste generatie Zuid-Europeanen. Dit aantal neemt af omdat men terug gaat naar het land van herkomst of wegens overlijden. Tegelijkertijd constateren de organisaties dat de tweede generatie de organisaties nauwelijks bezoekt en dat het steeds moeilijker is om opvolgers te vinden. Daarnaast staat het voortbestaan onder druk omdat het structureel aanbieden van activiteiten wordt bemoeilijkt door het gebrek aan financiële middelen. Desondanks drukken ook deze organisaties de wens uit om te blijven bestaan. Organisaties geven onder deze omstandigheden blijk van een pragmatische instelling, per activiteit bekijken ze hoe ze het financieel (bijvoorbeeld met sponsoring of eigen bijdrage), en organisatorisch aanpakken. Van alle organisaties neem Stichting ZEG als inspraakorgaan een bijzondere positie in omdat het op lokaal niveau (Amsterdam) de enige overkoepelende organisatie is voor de gehele Zuid-Europese gemeenschap. Op dit moment staat de organisatie voor een aantal uitdagingen die bepalend zullen zijn voor het functioneren op de lange termijn. Voor de nabije toekomst wil ZEG zich richten op het versterken van het bestuur (waarbij het een omslag wil maken van een bestuur op afstand naar een meewerkend bestuur), het programma aanbod voor het Zuid-Europees Ouderencentrum en de band met de ZuidEuropese organisaties in Amsterdam.3 Daarnaast zal de stichting actief blijven deelnemen aan het Stedelijk Overleg Diversiteit, een gemeentelijk overleg waarin diverse migrantengemeenschappen worden vertegenwoordigd en de wethouder Diversiteit in participeert.
3
In Amsterdam zijn op dit moment negen Zuid-Europese zelforganisaties actief.
Maatschappelijke positie achterban Integratie in de Nederlandse samenleving De indruk van de verschillende organisaties is dat de eigen gemeenschap redelijk tot goed is geïntegreerd. Men weet over het algemeen de weg te vinden binnen de Nederlandse samenleving en de tweede generatie is hoger opgeleid en heeft betere banen. Bij de eerste generatie worden knelpunten benoemd op het gebied van de Nederlandse taal, pensioen, isolement en gezondheid. Doordat deze groep niet altijd de kans heeft gekregen om de Nederlandse taal goed te leren ervaren zij soms moeite in de omgang met de overheid, instellingen en diensten. Ook heeft de groep te maken met een AOW gat en vaak een klein aanvullend pensioen waardoor ze op het sociaal minimum leeft en een zwakke economische positie heeft. Daarnaast merken de organisaties dat veel ouderen door een kleiner wordend netwerk en familie die op afstand woont, kampen met gevoelens van eenzaamheid. Een voorbeeld zijn de alleenstaande Italiaanse mannen. Een meerheid van de eerste generatie Italianen is getrouwd met een Nederlandse vrouw. Een deel van deze huwelijken is gestrand waardoor zij er alleen voor komen te staan. Organisaties proberen met hun activiteiten in te spelen op dreigend isolement. In het geval van de Italiaanse gemeenschap doen zij dit door huisbezoeken te organiseren. Ook wordt door de organisaties aangegeven dat migranten die in het verleden zwaar fysiek werk hebben verricht daar nu gezondheidsproblemen van ondervinden. Nieuwe (arbeids)migranten & (digitale) netwerken Uit de antwoorden blijkt dat organisaties vooral een toename zien van Italiaanse, Portugese, Spaanse en Sloveense nieuwkomers waaronder veel studenten (zie onderstaande tabel ZuidEuropeanen in het hoger onderwijs). De Sloveense organisatie merkt op dat een groot deel van de studenten zich na de studie in Nederland vestigt. De organisaties geven aan dat nieuwkomers minder geneigd zijn de zelforganisaties te bezoeken en dat zij daarom geen goed zicht hebben op wat er concreet speelt. Wel noemen zij enkele terreinen waar problemen worden gesignaleerd, namelijk huisvesting, kennis over rechten en plichten, taal, arbeidsomstandigheden, en werken onder het genoten opleidingsniveau. Zij merken dat een deel van de nieuwkomers hoogopgeleid is en al in het bezit van een arbeidscontract als ze naar Nederland komen. Dit in tegenstelling tot de lager opgeleide nieuwkomers die volgens de organisaties pas bij aankomst in Nederland op zoek gaan naar werk. Organisaties doen hun best om binnen de mogelijkheden (kennis, menskracht en financiële middelen) de vragen van nieuwkomers te beantwoorden, lukt dit niet dan geven ze aan door te verwijzen naar de gemeente of het consulaat. Opvallend is dat de Macedonische organisatie een toename van migranten uit Macedonië met een Bulgaars paspoort signaleert. Zij geven aan dat sinds de toetreding van Bulgarije tot de EU sommige Macedoniërs de Bulgaarse nationaliteit aannemen om in Nederland te kunnen werken. Daarnaast merken zij dat sinds het mogelijk is om zonder visum te reizen ook meer Macedoniërs tijdelijk naar Nederland komen.
Tabel Zuid-Europeanen in het hoger onderwijs* Nationaliteit / Jaar SLOVEENSE GRIEKSE ITALIAANSE PORTUGESE SPAANSE * Bron: Nuffic, Mapping Mobility
2009 150 850 1350 500 1950
2010 150 900 1400 600 2000
2011 150 1100 1550 650 2050
2012 150 1550 1750 600 2200
% toename 20092012 0,00% 45,16% 22,86% 16,67% 11,36%
Verschillende organisaties benoemen het toenemende gebruik van digitale kanalen door de tweede generatie en vooral nieuwkomers voor het vinden van informatie en het vormen van netwerken. Het gaat dan om social media zoals LinkedIn en Facebook, maar ook (eigen) websites die worden gebruikt voor het uitwisselen van informatie over wonen, werken en studeren in Nederland. 4 Wensen & behoeften De organisaties geven aan de aangeboden activiteiten in de toekomst te willen voortzetten. Er wordt vooral belang gehecht aan de ontmoetingsactiviteiten, activiteiten gericht op het doorbreken van sociaal isolement, informatievoorziening en het beleven van de eigen cultuur. Uitdagingen hierbij zijn zoals eerder aangegeven het vinden van financiële middelen en vrijwilligers voor het organiseren en uitbreiden van de activiteiten, en in sommige gevallen ook het vinden van een geschikte ruimte. De organisaties zijn zich ervan bewust dat zij zich moeten gaan richten op nieuwkomers en de tweede generatie als zij het bestaan willen waarborgen. De eerste generatie wordt kleiner en dus voelen zij de noodzaak om zich te richten op de behoeften van deze groepen. Zij willen nieuwe manieren inzetten om hen te bereiken en betrekken bij de organisatie, niet alleen als bezoekers maar ook als actieve vrijwilligers. Daarbij willen ze ook gebruik gaan maken van social media om met hen te communiceren. Tenslotte noemen enkele organisaties het belang voor de gemeenschap om zich naar buiten te richten en ondernemender te worden. Zij vinden de samenwerking met andere (Nederlandse) organisaties, het nemen van eigen verantwoordelijkheid en een actieve participatie in de samenleving belangrijk. Tot slot Uit de inventarisatie blijkt dat zelforganisaties om verschillende redenen moeite hebben om het hoofd boven water te houden. Bij de eerste generatie is nog een duidelijke behoefte aanwezig om elkaar te ontmoeten, dit geldt in het algemeen in mindere mate voor de tweede generatie en nieuwkomers. Zij zoeken elkaar wel op maar doen dit vaak niet (uitsluitend) via de zelforganisaties maar ook via digitale kanalen of initiatieven die zich op een specifieke activiteit richten, zoals onderwijs in eigen taal, sport of volksdans. De organisaties beseffen dat zij zich op deze groepen moeten richten als ze willen blijven voortbestaan. Door het ontbreken van structurele financiële ondersteuning wordt een groot 4
Twee online initiatieven worden specifiek genoemd: www.italiansonline.net en de Facebook groep Slovenci na Nizozemskem (Slovenen in Nederland).
beroep gedaan op de zelfredzaamheid van de organisaties. De verwachting is dat niet elke organisatie zich onder deze omstandigheden staande zal weten te houden. De Zuid-Europese migranten die in de jaren ’60 en ’70 naar Nederland kwamen deden dat veelal in het kader van een wervingsverdrag. In de jaren ’90 ving Nederland veel vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië op. Tegenwoordig kunnen EU-burgers door de open grenzen en studiebeurzen zoals Erasmus in elk land van de Europese Unie werken, studeren of stage lopen. Ontwikkelingen als globalisering en de huidige economische crisis hebben de mate van arbeidsmigratie en mobiliteit binnen de EU in de afgelopen jaren sterk beïnvloed. Wanneer we kijken naar de recente migratie vanuit Zuid-Europa naar Nederland laten de cijfers zien dat er de afgelopen jaren sprake is van een toename. Deze groep is zeer divers: van hoog- tot laagopgeleiden op zoek naar werk, studenten, expats en avonturiers, tot mensen die voor de liefde naar Nederland komen. Hoewel er in vijftig jaar veel is veranderd zijn er ook overeenkomsten te benoemen tussen de gastarbeiders en vluchtelingen van toen en de (arbeids)migranten anno 2014. Zo zijn de uitdagingen nog steeds het leren van de Nederlandse taal en het kennen van rechten en plichten, en zijn ook huisvesting en arbeidsomstandigheden thema’s die aandacht verdienen.
Bijlage 4 Cijfers
Herkomstgroepering Verblijfsduur in Nederland 0 tot 5 jaar 5049 Griekenland 7357 Italië 5442 Voormalig Joegoslavië 1428 Kaapverdië 5854 Portugal 7195 Spanje Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek
Bijlage 2 Vragenlijst
Stand van zaken Zuid-Europese gemeenschappen Onderstaande vragenlijst wordt door Lize gebruikt voor: Het inventariseren van de stand van zaken van de landelijke Zuid-Europese gemeenschappen Het vormen van een algemeen beeld van de maatschappelijke positie van de Zuid-Europese gemeenschappen Vragen Zelforganisaties
1. Hoe lang bestaat de organisatie? 2. Wat is het doel van de organisatie? 3. Is de organisatie actief? Is er een bestuur, ontvangt de organisatie subsidie/ ondersteuning? Van wie? Worden er activiteiten georganiseerd? Wat voor soort activiteiten en hoe vaak ongeveer? 4. Wie bezoeken de activiteiten? Eerste generatie, nieuwkomers, tweede generatie? Andere gemeenschappen? 5. Tegen welke problemen loopt de organisatie aan? (bv. gebrek aan financiële ondersteuning/ vrijwilligers/ ruimte, behoefte aan deskundigheidbevordering) 6. Is er sprake van samenwerking met andere organisaties? Welke organisaties zijn dit? Waar bestaat de samenwerking uit? 7. Hoe veel lokale organisaties zijn actief schat u in? 8. Wat zijn de toekomstperspectieven van de organisatie? Maatschappelijke positie achterban 1. Wat kunt u zeggen over de ervaringen van uw gemeenschap in NL? Zijn ze naar uw idee geïntegreerd, kunnen zij de weg vinden in de NL samenleving? Hebben zij het gevoel te worden geaccepteerd? Weet u of zij discriminatie ervaren? Zo ja, graag voorbeelden hiervan geven. 2. Welke knelpunten constateert u bij de groep? Op welk gebied zijn er problemen? Gezondheid(szorg), werk/inkomen, taal, huisvesting, opvoeding, isolement, kennis over rechten en plichten, etc.? 3. Over welke groepen gaat het dan met name? (Bv. eerste generatie, nieuwkomers, tweede generatie) 4. Merkt u iets van de toename van (arbeids)migranten binnen uw gemeenschap? Zo ja, wat merkt u dan? 5. Hebben zij te maken met specifieke problemen? Welke problemen zijn dit? 6. Kan uw organisatie ze helpen bij het oplossen van deze problemen? Zo ja, hoe dan? Zo niet, wat gebeurt er dan? Verwijst u door, zo ja waarnaar toe? 7. Wat is er volgens u nodig om uw gemeenschap te ondersteunen? Wat heeft de uw gemeenschap volgens u nodig? Wat zijn hun wensen en behoeften?
Bijlage 3 Respons vragenlijst
Ingevulde vragenlijsten Landelijke organisaties 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Vereniging Vrienden van Slovenië Bosnische jongerenorganisatie Mladi BiH Kroatische stichting HR Mladez NL Stichting Macedonische gemeenschap in Nederland Associazioni Cristiane Lavoratori Italiani, ACLI Comité Italianen in het buitenland, COM.IT.ES Spaanse federatie FAEEH Federatie van de Portugese gemeenschap in Nederland
Lokale organisaties 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Spaanse vereniging Sociedad Española de Enschede Spaanse vereniging voor gepensioneerden, Hogar del Pensionista Eindhoven Vereniging Siciliani nel Mondo Oldenzaal Organisatie voor Portugeessprekenden in Rotterdam, Stichting Avanço (inmiddels opgeheven) Organisatie voor Spaanstaligen in Rotterdam en omgeving, Nuestra Casa Italiaanse vereniging Delft Stichting Zuid-Europese gemeenschappen Amsterdam Portugese vereniging APA Amsterdam
Bericht dat organisatie niet meer bestaat 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Stichting Nederland Kroatië Spaanse school, Escuela Española Amersfoort Spaanse sportvereniging, S.C.D. Compostela de Rotterdam Spaanse oudervereniging, Padres de Familia uit Almelo HKZ - Kroatische Culturele vereniging te Amsterdam Stichting Kroatiëhuis Amsterdam Stichting Nemaf, Macedonische organisatie in Wateringen HKZ Kroatische Culturele Vereniging Amsterdam