Zelforganisaties van Midden- en Oost-Europeanen
Een inventariserend onderzoek naar zelforganisaties van Polen, Bulgaren en Roemenen in de regio Rotterdam
A.M. Weltevrede Y. Seidler J. de Boom
Zelforganisaties van Midden- en OostEuropeanen
Een inventariserend onderzoek naar zelforganisaties van Polen, Bulgaren en Roemenen in de regio Rotterdam
A.M. Weltevrede Y. Seidler J. de Boom
Zelforganisaties van Midden- en Oost-Europeanen Een inventariserend onderzoek naar zelforganisaties van Polen, Bulgaren en Roemenen in de regio Rotterdam. A.M. Weltevrede, Y. Seidler, J. de Boom Rotterdam: Risbo BV / Erasmus Universiteit Rotterdam Mei 2014 Erasmus Universiteit Rotterdam/Risbo Postbus 1738 3000 DR Rotterdam tel.: 010-4082124 fax: 010-4081141 © Copyright Risbo BV. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de Directie van het Instituut .
2
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Samenvatting en conclusies
Hoofdstuk 2
Inleiding
5
13
2.1
Inleiding
13
2.2
Onderzoeksopzet
14
2.2.1
Onderzoeksvragen
14
2.2.2
Onderzoeksopzet
15
2.3
Leeswijzer
Hoofdstuk 3
Een verkenning van de behoeften
18
21
3.1
Bestaande zelforganisaties voor Midden- en Oost-Europeanen21
3.2
Behoefte, kennis en kunde
25
3.2.1
Behoefte aan zelforganisaties
25
3.2.2
Doel en activiteiten zelforganisatie
27
3.2.3
Potentieel gebruik zelforganisatie
31
3.2.4
Bereidheid tot actief zijn voor zelforganisatie
32
Hoofdstuk 4
Organisatorische aspecten
35
4.1
Knelpunten en barrières
35
4.2
Adviezen
37
4.3
Ondersteuning van gemeente
42
Literatuur
45
Bijlage 1
47
Bijlage 2
49
Bijlage 3
50
3
Hoofdstuk 1
Samenvatting en conclusies De gemeente Rotterdam heeft Risbo gevraagd een verkennend onderzoek uit te voeren naar zelforganisaties onder Midden- en OostEuropeanen. Hierbij is er enerzijds gekeken welke zelforganisaties gericht op Midden- en Oost-Europeanen er al bestaan, in hoeverre er behoefte onder de verschillende groepen is aan zelforganisaties en waar deze organisaties zich mee bezig zouden moeten houden. Anderzijds is gekeken naar hoe de groepen gestimuleerd kunnen worden zich te organiseren, welke ondersteuning men daarbij nodig heeft en wat de do’s en don’ts zijn bij het opzetten van een zelforganisatie. De onderzoeksopzet was drieledig. Voorafgaand aan het veldwerk heeft er een deskstudie plaatsgevonden naar relevante onderzoeken, artikelen, internetpagina’s, etc. Vervolgens hebben er 20 interviews plaatsgevonden met experts en sleutelpersonen die uit één van de drie herkomstgroepen afkomstig zijn of er kennis over hebben dan wel bekend zijn met het opzetten van zelforganisaties. Ook is er onder 218 migranten van Poolse, Bulgaarse en Roemeense herkomst een korte enquête afgenomen. Deze enquête is vertaald in het Pools, Bulgaars en Roemeens en afgenomen tijdens voorlichtings- en informatiebijeenkomsten, tijdens spreekuren van gemeentelijke voorlichters en na de afloop van kerkdiensten. NB: Ondanks de inspanningen om een zo divers mogelijke respondentengroep te bevragen, kan vanwege het beperkte aantal van 218 respondenten niet zonder meer gesteld worden dat deze groep respondenten representatief is voor de hele populatie. De cijfers en percentages die we in het rapport noemen, dienen met de nodige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. Bestaande organisaties Tijdens de eerste fase van het onderzoek is aan de hand van een deskstudie en interviews met sleutelpersonen gekeken welke (zelf)organisaties er reeds bestaan die gericht zijn op Midden- en OostEuropeanen in Nederland. Binnen dit onderzoek onderscheiden wij zes typen organisaties: traditionele culturele organisaties, kerkelijke instanties, (semi-)gemeentelijke organisaties, maatschappelijke organisaties, organisaties voor recente arbeidsmigranten en online media.
5
Samenvatting en conclusies
Traditionele culturele organisaties richten zich vooral op het behoud en de versterking van de nationale cultuur en organiseren culturele en sociale activiteiten. Deze organisaties zijn vaak al langere tijd actief. De laatste jaren merken deze organisaties dat de Poolse, Bulgaarse en Roemeense gemeenschap in Nederland groeit en verandert. Het is niet ondenkbaar dat deze organisaties zichzelf in de nabije toekomst gaan vernieuwen om ook aansluiting te vinden bij de nieuwere, grotere doelgroep van recente arbeidsmigranten in Nederland. Een groot deel van de Midden- en Oost-Europeanen is religieus en gaat ook in Nederland naar de kerk. Hierdoor zijn er relatief veel Midden- en Oost-Europese kerkelijke instanties in Nederland. Deze religieuze organisaties hebben een groot netwerk en een groot bereik onder de Midden- en Oost-Europese gemeenschap. Een deel van de religieuze organisaties biedt ondersteuning aan (recente) migranten bijvoorbeeld door informatie te verschaffen of culturele activiteiten te organiseren. (Semi-)gemeentelijke organisaties zijn organisaties die met gemeentelijke steun zijn opgezet en hulp bieden aan Midden- en OostEuropeanen. Het betreft hier vaak informatiecentra die praktische informatie verschaffen en doorverwijzen. De gemeente speelt vaak een rol in de voorzieningen (bijvoorbeeld de locatie) of helpt bij het opzetten van de organisatie(structuur). In sommige plaatsen wordt deze ondersteuning door een afdeling van de gemeente geboden. Door de sterk groeiende populatie Midden- en Oost-Europeanen in Nederland wordt deze doelgroep voor steeds meer al bestaande maatschappelijke organisaties relevant en actueel. Hierbij kan gedacht worden aan koepelorganisaties, vakbonden en belangenverenigingen die gericht zijn op (arbeids)migranten. Op dit moment zijn er nog maar een beperkt aantal zelforganisaties specifiek gericht op recente migranten uit Midden- en Oost-Europa. Deze organisaties voor recente arbeidsmigranten bevinden zich vooral in gebieden met een sterke regionale concentratie van Midden- en OostEuropeanen, richten zich op nieuwkomers in Nederland en hebben veelal als doel te informeren en hulp te bieden bij problemen. In de praktijk gaan de meeste vragen over huisvesting, arbeidsomstandigheden, toeslagen, belastingen, verzekeringen en vragen die betrekking hebben op kinderen. Veel van deze organisaties zijn (deels) afhankelijk van ondersteuning door de gemeente of een welzijnsorganisatie. Deze hulp is niet altijd financieel maar bestaat uit ondersteuning in de breedst mogelijke zin.
6
Samenvatting en conclusies
Een laatste context waarin Midden- en Oost-Europeanen in Nederland verenigd worden, is via online media. Deze media houden zich hoofdzakelijk bezig met berichtgeving over het thuisland of relevante informatie voor de doelgroep in Nederland. Voor een deel betreft het fora op websites en Facebook die als gemeenschappen fungeren, waar mensen samenkomen en elkaar helpen met problemen. Deze social media zijn vaak informeel van aard. Het valt op dat er een groot aantal Poolse organisaties zijn en minder Roemeense en Bulgaarse organisaties. Dit komt deels door de grootte van de bevolkingsomvang; de Poolse gemeenschap is in omvang groter dan de Roemeense en Bulgaarse gemeenschap in Nederland waardoor ook de vraag (en het aanbod) groter is onder de Poolse gemeenschap. Ten tweede komt dit doordat de Polen meer tijd en mogelijkheden hebben gehad zich te verenigen of organiseren omdat ze al langer toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt hebben en hier dus al langer zijn. Behoefte aan zelforganisatie Een van de voornaamste vragen van dit onderzoek was of er behoefte aan een zelforganisatie onder de beoogde doelgroepen bestaat. Er lijkt een grote behoefte te zijn onder recente migranten uit Midden- en OostEuropa om zich te verenigingen in zelforganisaties. Dit blijkt uit zowel de gesprekken met de sleutelpersonen als uit de door ons afgenomen enquête. Bijna 70 procent (143 personen) van de respondenten geeft aan veel behoefte te hebben aan een zelforganisatie. Ook volgens de sleutelpersonen is er behoefte onder nieuwe arbeidsmigranten aan (zelf)organisaties die hun belangen behartigen. Veel recente arbeidsmigranten zouden vragen hebben en niet weten waar ze terecht kunnen. Een organisatie die de migranten kan helpen en bekend is met hun eigen cultuur zou gewenst zijn. Hierbij plaatsen experts echter de kanttekening dat veel migranten vooral op zoek zijn naar informatie en praktische steun. De sleutelpersonen vragen zich af of er daadwerkelijk een grote behoefte is aan vereniging binnen een organisatie met een sociaal of cultureel doel. Dit blijkt ook uit de enquête waarin de respondenten gevraagd is met welke activiteiten zo’n zelforganisatie zich bezig zou moeten houden. Bijna driekwart van de respondenten geeft aan dat een zelforganisatie zich vooral met arbeidsbemiddeling en belangenbehartiging van arbeiders bezig zou moeten houden. Ook ‘taalles en inburgering’ en ‘informatie en voorlichting’ worden als belangrijke onderwerpen gezien. ‘Sociale en culturele activiteiten’
7
Samenvatting en conclusies
worden iets minder belangrijk gevonden. Uit de gesprekken met sleutelpersonen komt hetzelfde beeld naar voren. Veel sleutelpersonen geven aan dat er behoefte is aan informatie over de rechten en plichten om uitbuiting op de arbeidsmarkt en op het gebied van huisvesting tegen te gaan. Ook de behoefte aan taallessen wordt genoemd omdat dit een belangrijke voorwaarde is voor succes op de arbeidsmarkt. Naast naar de mate van behoefte, is de respondenten gevraagd hoe vaak zij gebruik willen maken van een zelforganisatie mocht er een bestaan. Meer dan driekwart van de ondervraagden geeft vaak tot zeer vaak van een zelforganisatie gebruik te willen maken. De respondenten die aan hebben gegeven dat zij zich in willen zetten voor een zelforganisatie is vervolgens gevraagd hoeveel uur per week zij dat zouden willen doen. Bijna een derde van de respondenten geeft aan niet vrijwillig actief te willen zijn voor een zelforganisatie. Ruim 20 procent van de respondenten wil zich één of twee uur per week inzetten voor een zelforganisatie. Circa 25 procent wil zich een halve of een hele werkdag per week inzetten voor een zelforganisatie. Van de ondervraagden geeft bijna 20 procent aan één à twee dagen per week als vrijwilliger te willen helpen. Ongeveer de helft van de respondenten (45 procent) heeft concreet zijn/haar contactgegevens ingevuld om benaderd te kunnen worden. Organisatorische aspecten Vervolgens is op basis van de gesprekken met de sleutelpersonen en reeds bestaand onderzoek, gekeken naar de knelpunten en barrières voor het oprichten en besturen van een zelforganisatie. Een mogelijk knelpunt van het opzetten van een zelforganisatie door en voor Midden- en Oost-Europeanen zou een gebrek aan kennis en kunde met betrekking tot zelforganisaties zijn. Aan sleutelpersonen is gevraagd in hoeverre Midden- en Oost-Europeanen bekend zijn met (zelf)organisaties en het doen van vrijwilligerswerk. Verschillende sleutelpersonen geven aan dat het doen van vrijwilligerswerk niet zo gangbaar is in Midden- en Oost-Europese landen. In sommige landen wordt wel vrijwilligerswerk gedaan, niet zozeer voor organisaties maar meer voor kerken of in de vorm van mantelzorg. Doordat er weinig tot geen zelforganisaties bestaan in de Midden- en Oost-Europese herkomstlanden is er weinig ‘kunde’ onder de nieuwe recente arbeidsmigranten. Het opzetten van een zelforganisatie in een Nederlandse context is een extra grote uitdaging en vergt veel know-
8
Samenvatting en conclusies
how. Tot slot geven sleutelpersonen aan dat de groep arbeidsmigranten die het meeste profijt heeft bij zelforganisaties waarschijnlijk de minste kennis bezit over het bestaan of oprichten ervan. Veel sleutelpersonen geven aan dat het initiatief en behoefte tot het zich organiseren of verenigen gering is omdat een groot deel van de recente migranten hier niet met een vestigingsperspectief voor langere termijn komt, maar (in eerste instantie) om hier tijdelijk te werken. Voor veel migranten is werk de eerste prioriteit. Men maakt vaak lange werkdagen. Een ander vaak genoemd knelpunt is dat veel zelforganisaties voortvarend van start gaan maar dat het moeilijk blijkt om deze langere tijd draaiende te houden. Er blijkt veel verloop en uitval onder vrijwilligers te zijn. Een andere genoemde barrière is de grote mate van heterogeniteit binnen de doelgroepen. Sommige herkomstgroepen kunnen volgens experts niet als één homogene groep gezien worden, waardoor een zelforganisatie naar herkomstland problemen op kan leveren. Dit speelt vooral bij de Bulgaarse en Roemeense bevolkingsgroepen. Adviezen In de gesprekken met sleutelpersonen en de bestudeerde documenten worden een aantal praktische adviezen gegeven die het welslagen van een zelforganisatie kunnen bevorderen. Het is belangrijk om al langer gevestigde migranten of reeds bestaande organisaties als bruggenbouwers te betrekken bij het opzetten van een zelforganisatie. Deze mensen hebben kennis van de Nederlandse maatschappij maar begrijpen ook de culturele context van nieuwe migranten en waar zij tegenaan lopen. Wanneer een zelforganisatie ook een rol als intermediair tussen de (lokale) overheid en doelgroep heeft, is het belangrijk dat er bruggenbouwers zijn die kunnen verbinden en lobbyen. De bruggenbouwers moeten een netwerk hebben in Nederland en binnen de gemeenschap en het vertrouwen hebben van de gemeenschap. Onder veel Midden- en Oost-Europese herkomstgroepen is er namelijk sprake van wantrouwen voor overheidsinstanties. Met betrekking tot zelforganisaties geldt dat de betrokkenen zich eigenaar moeten voelen van de organisatie waardoor zij meer verantwoordelijkheid zullen voelen en zich meer in willen zetten. Hierbij zal het helpen als de organisatie bottom-up ontstaat. Experts geven aan dat wanneer een zelforganisatie top-down wordt opgezet deze vaak geen lang leven beschoren is. Er moet sprake zijn van een behoefte vanuit een gemeenschap. Deze zou eerst nader en actief onderzocht
9
Samenvatting en conclusies
moeten worden. In het geval van Midden- en Oost-Europese migranten bestaat namelijk de kans dat de behoefte aan een zelforganisatie wel bestaat maar dat het sommige migranten ontbreekt aan mogelijkheden om dit kenbaar te maken. Bij het opzetten van een zelforganisatie moet vooraf goed nagedacht worden over het doel en de doelgroep van de zelforganisatie. Er kan voor gekozen worden een zelforganisatie voor een bepaalde herkomstgroep op te zetten, die op meerdere terreinen actief is. Ook kan ervoor gekozen worden om een herkomstgroepoverstijgende zelforganisatie op te zetten die zich op een bepaald terrein focust (bijvoorbeeld informatie over arbeid voor arbeidsmigranten). Het bepalen van de doelgroep is ook bijzonder relevant m.b.t. de belangenbehartiging. Veel bestaande zelforganisaties zien voor zichzelf een rol als intermediair weggelegd. Hierbij is het belangrijk dat duidelijk is wie de zelforganisatie representeert. Dit is vooral van belang wanneer er verschillende etnische groeperingen bestaan onder migranten van dezelfde nationaliteit. Ook moet de onafhankelijkheid van de zelforganisatie goed gewaarborgd worden. Er moet van te voren een duidelijk beeld zijn van de activiteiten van een zelforganisatie. De initiatiefnemers moeten duidelijk voor ogen hebben waar zij op in willen zetten en wat de doelstellingen van de organisatie zijn. In de opstartfase van een organisatie moet een goede basis gelegd worden met een specifieke focus die later uitgebreid kan worden. Het is dus raadzaam zich te richten op een beperkt aantal doelstellingen en dit ook helder naar de doelgroep te communiceren. Veel zelforganisaties beginnen klein en breiden zich langzaam uit. Dit geldt ook voor het creëren van een vrijwilligersbestand. Het vinden van vrijwilligers onder de herkomstgroepen kan een uitdaging vormen. Het is raadzaam om met een kleine kern vrijwilligers te beginnen die zich nauw betrokken voelen bij de zelforganisatie. Wanneer de basis staat en enkele van de vrijwilligers hun weg gevonden hebben, kan het vrijwilligersbestand uitgebreid worden. Bovendien dient er zuinig met vrijwilligers te worden omgegaan. Experts geven aan dat er voor gewaakt moet worden dat vrijwilligers (vooral) in de opstartfase van een zelforganisatie niet overvraagd worden. Ook wordt er aangegeven dat vrijwilligers het lastig kunnen vinden om voortdurend geconfronteerd te worden met de problemen van anderen en het scheiden van hun privéleven en hun rol als vrijwilliger een uitdaging kan zijn.
10
Samenvatting en conclusies
Aan de sleutelpersonen is gevraagd op welke wijze de gemeente een zelforganisatie zou kunnen ondersteunen. Ze geven aan dat een gemeente zou kunnen helpen bij het realiseren van de randvoorwaarden die nodig zijn bij het opzetten van een dergelijke organisatie. Een ander aspect waar de gemeente een belangrijke rol in kan spelen is bij de opzet en organisatie. Het opzetten van een organisatie vraagt kennis over de Nederlandse gang van zaken. De groep mensen die op dit moment wel een zelforganisatie zou willen opzetten ontbreekt het vaak aan know-how. De gemeenten zou daarom een grote rol kunnen spelen in de opstartfase van een zelforganisatie door bijvoorbeeld trainingen aan te bieden. Ook praktische ondersteuning bij bijvoorbeeld het zoeken naar een ruimte, het opstellen van statuten, het helpen met vergunningsaanvragen en communiceren en bekendheid creëren onder de doelgroep en naar buiten. Ondanks dat de realiteit is dat de financiële vergoeding van gemeenten voor zelforganisaties is afgenomen, geven veel sleutelpersonen aan dat financiële hulp in enige vorm wenselijk zou zijn. De gemeente zou een belangrijke rol kunnen spelen bij het faciliteren van een ruimte waar een spreekuur gehouden kan worden, financiering van de opstartkosten, etc. Ook zou er gedacht kunnen worden aan subsidie voor bepaalde (sub-) activiteiten, zoals taallessen.
11
Hoofdstuk 2
2.1
Inleiding Inleiding Sinds de uitbreiding van de Europese Unie met de Midden en OostEuropese landen zijn deze bevolkingsgroepen in Nederland sterk gegroeid. Dit geldt ook voor Rotterdam. Per 1 januari 2013 staan er 6.106 Poolse, 2.620 Bulgaarse en 993 Roemeense Rotterdammers in de GBA geregistreerd (De Boom et al. 2013). De groep Poolse Rotterdammers is tussen 1 januari 2004 en 1 januari 2013 met ruim 350 procent gestegen. Voor de Roemeense Rotterdammers is dit 225 procent. De groep Bulgaarse Rotterdammers is met meer dan 990 procent gestegen tussen 2004 en 2013 (De Boom et al. 2013). In de praktijk zijn deze bevolkingsgroepen nog veel groter. Veel Rotterdammers van Midden- en Oost-Europese herkomst worden niet in de statistieken meegenomen, doordat zij niet in de GBA geregistreerd staan. Het groeiende aantal Midden- en Oost-Europeanen in Rotterdam leidt ertoe dat het steeds belangrijker wordt voor de gemeente Rotterdam om op de hoogte te zijn van wat er leeft onder deze doelgroep en welke behoeften er zijn. De gemeente Rotterdam heeft behoefte om goed te kunnen communiceren met deze groep, maar merkt dat de groepen nieuwkomers afkomstig uit Midden- en Oost-Europa nog niet door bijvoorbeeld zelforganisaties vertegenwoordigd worden. Om deze reden heeft de gemeente Rotterdam, Risbo gevraagd een verkennend onderzoek uit te voeren naar zelforganisaties onder Midden- en OostEuropeanen. Hierbij wordt er enerzijds gekeken in hoeverre er behoefte onder de verschillende groepen is aan zelforganisaties en waar deze organisaties zich op zouden kunnen richten. Anderzijds wordt gekeken naar hoe de groepen gestimuleerd kunnen worden zich te organiseren, welke ondersteuning men daarbij nodig heeft en wat de do’s en don’ts zijn bij het opzetten van een zelforganisatie. In dit rapport worden de onderzoeksresultaten beschreven. Dit onderzoek zou niet mogelijk geweest zijn zonder de sleutelpersonen en respondenten die bereid waren hun medewerking te verlenen aan dit onderzoek. Wij danken hen voor hun inzet. Ralf Bormans, Ewelina Michalak en Igor Milovanovic danken wij voor hun hulp bij het uitvoeren
13
Inleiding
van het onderzoek, hun grote betrokkenheid en de prettige samenwerking.
2.2 2.2.1
Onderzoeksopzet Onderzoeksvragen In het onderzoek staan de volgende onderzoeksvragen centraal: 1. Zijn er in Nederland en/of Rotterdam al zelforganisaties of andere organisaties die de belangen behartigen van Midden- en Oost-Europeanen? 2. a) In hoeverre is er behoefte onder recente migranten uit Midden- en Oost-Europa om zich te verenigen in zelforganisaties? b) In hoeverre is er kennis en kunde over zelforganisaties onder de recente migranten uit Midden- en Oost-Europa? 3. Met welk doel en op welk terrein zou zelforganisatie nuttig zijn volgens de verschillende groepen en volgens de gemeente Rotterdam? 4. Welke knelpunten en barrières ervaart men om tot zelforganisatie te komen? 5. Wat voor ondersteuning verwacht men van de gemeente bij het opzetten en besturen van een organisatie? 6. Op welke manier kan de gemeente Rotterdam zelforganisatie onder de verschillende groepen Midden- en Oost-Europeanen stimuleren en kan zij hierbij hulp bieden? Omdat Midden- en Oost-Europeanen als eenduidige groep niet bestaat, maar deze groep uit verschillende herkomstgroepen bestaat, hebben wij ons op de grootste herkomstgroepen in Rotterdam gericht, namelijk Polen, Bulgaren en Roemenen. Hierbij is met name gefocust op de migranten die na de uitbreiding van de Europese Unie naar Nederland zijn gekomen.
14
Inleiding
2.2.2
Onderzoeksopzet Het onderzoek bestond uit vier delen: 1
Deskstudie van relevante schriftelijke documenten en internet
Tijdens de eerste onderzoeksfase heeft er een deskstudie plaatsgevonden waarbij relevante bronnen zijn geraadpleegd. Hierbij is reeds bestaande kennis over zelforganisaties bestudeerd en is er gezocht naar reeds bestaande zelforganisaties onder Midden- en OostEuropese herkomstgroepen, vakbonden en andere organisaties die opkomen voor de belangen van nieuwe (arbeids-)migranten, etc. 2
Interviews met experts en sleutelpersonen
Het tweede deel van het onderzoek bestond uit interviews met experts en sleutelpersonen. Er zijn 20 experts/sleutelpersonen gesproken die uit één van de drie herkomstgroepen afkomstig zijn of er kennis over hebben of bekend zijn met het opzetten van zelforganisaties. Uiteraard zijn hierbij ook de betrokkenen van de reeds bestaande zelforganisaties voor groepen Midden- en Oost-Europeanen benaderd, zoals de Poolse Zelforganisatie voor Arbeidsmigranten in Someren, het Bulgaars Informatie Centrum, Stichting Den Haag en Midden Europa, Poolse Centrum, Informatiepunt Polen Hillegom, Stichting PLON en ook organisaties als Dona Daria, Stichting Lize en het Multicultureel Platform Vrede & Vrijheid (MPVV). Doel van deze interviews was om te achterhalen wat de ‘do’s en don’ts van het opstarten van zelforganisaties zijn en wat de behoeften onder de doelgroepen zijn. Ook is er gevraagd wat de insteek van een Midden- en Oost-Europese zelforganisatie in Rotterdam zou kunnen zijn. De interviews varieerden in duur (tussen de 20 minuten en 70 minuten) en hebben telefonisch en ‘face to face’ plaatsgevonden. De respondenten zijn gevonden via het netwerk van de onderzoekers, de begeleidingscommissie, via de Expertmeeting ‘EU-migranten: Uitdagingen nu en in de toekomst’ die in december 2013 is georganiseerd door LIZE en via de ‘sneeuwbal methode’. 3
Enquêtes onder doelgroep
In overleg en in samenwerking met de begeleidingscommissie is gedurende het onderzoek besloten tevens een korte enquête af te nemen onder de doelgroepen. Vanwege de beperkte omvang van het onderzoek is er gekozen voor een surveyonderzoek onder een relatief beperkt aantal respondenten
15
Inleiding
van Poolse, Bulgaarse en Roemeense herkomst. De survey bestond deels uit gesloten vragen en deels uit open vragen. 1 Ter bevordering van de deelname aan het surveyonderzoek en de kwaliteit van de antwoorden is de enquête vertaald in het Pools, Bulgaars en Roemeens. Bij informatie- en voorlichtingsbijeenkomsten, tijdens spreekuren van gemeentelijke voorlichters en bij kerkgemeenschappen zijn enquêtes afgenomen onder Poolse, Bulgaarse en Roemeense migranten. NB: De meeste Roemeense respondenten zijn geworven via de Roemeense kerk in Schiedam. Doordat veel Roemeense respondenten op dezelfde manier zijn gevonden kan het zijn dat de respondentengroep afwijkt ten opzichte van de Roemeense populatie in de regio Rotterdam. Zo blijkt uit tabel 2.1 dat de Roemeense respondenten ten opzichte van de andere onderscheiden herkomstgroepen al relatief lang in Nederland verblijven. In de enquête is gevraagd in hoeverre respondenten behoefte hebben aan een zelforganisatie, waar zo’n organisatie zich op zou moeten richten, of ze zich ervoor zouden willen inzetten en naar achtergrondkenmerken van de respondent. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in 218 afgenomen enquêtes onder Polen, Bulgaren en Roemenen. Het betreft 124 Poolse, 46 Bulgaarse en 48 Roemeense migranten die enquête hebben ingevuld.2 Hiermee is indicatief inzicht gekregen in het thema. In tabel 2.1 worden de kenmerken van de respondentengroep beschreven. De enquêtes zijn door Risbo ingevoerd, opgeschoond en verwerkt tot een databestand waarop de analyses gedaan zijn.
1 2
16
De survey is door Risbo ontwikkeld. Drie cases die ingevuld zijn door minderjarige Bulgaarse respondenten zijn uit de data verwijderd. Deze respondenten waren jonger dan 14 jaar en vielen daardoor buiten de beoogde doelgroep.
Inleiding
Tabel 2.1: Aantal, geslacht, leeftijd en verblijfsduur van respondenten naar herkomst (aantal en percentage) Totaal Polen Bulgaren Roemenen aantal % aantal % aantal % aantal % Aantal respondenten 209 100 116 100 45 100 48 100 Geslacht
man vrouw
107 102
51,2 48,8
55 61
47,4 52,6
28 17
62,2 37,8
24 24
50,0 50,0
Leeftijd
18-26 27-44 45-64 65+
45 130 37 4
20,8 60,2 17,1 1,9
26 78 19 0
21,1 63,4 15,4 0
12 23 10 0
26,7 51,1 22,2 0
7 29 8 4
14,6 60,4 16,7 8,3
Verblijfsduur
0-6 mnd 6 mnd-1 jaar 1-2 jaar 2-5 jaar 5-7 jaar 7-10 jaar 10 jaar en langer
24 26 23 64 36 18 25
11,1 12,0 10,6 29,6 16,7 8,3 11,6
8 13 8 48 29 10 8
6,5 10,5 6,5 38,7 23,4 8,1 6,5
9 7 7 8 6 4 3
20,5 15,9 15,9 18,2 13,6 9,1 6,8
7 6 8 8 1 4 14
14,6 12,5 16,7 16,7 2,1 8,3 29,2
Bron: Risbo
De respondentengroep bestaat voor 51 procent uit mannen en 49 procent uit vrouwen. Het grootste deel van de respondenten is tussen de 27 en 44 jaar (60 procent). Ruim een vijfde is tussen de 18 en 26 jaar en 17 procent tussen de 45 en 64 jaar. Slechts een zeer klein deel is ouder dan 65 jaar (2 procent, 4 personen). Van alle respondenten is 11 procent korter dan een half jaar in Nederland. Het grootste deel van de respondenten is 2 tot 5 jaar in Nederland (30 procent). Meer dan een derde van de respondenten is 5 jaar of langer in Nederland. Van de Bulgaarse en Roemeense respondenten is een relatief groot deel meer recent naar Nederland gekomen dan van de Poolse respondenten. Zo zien we dat het aandeel Bulgaarse met 21 procent en Roemeense respondenten met 15 procent dat hier korter is dan 6 maanden, groter is dan het aandeel Poolse respondenten waarvan 7 procent korter dan 6 maanden in Nederland is. Dit heeft wellicht te maken met de veldwerkmethode of met het feit dat Roemenië en Bulgarije later dan Polen tot de EU zijn toegetreden waardoor de toestroom uit deze landen later op gang is gekomen. Opvallend is verder het grote aandeel Roemeense respondenten dat al langer dan 10 jaar in Nederland verblijft. Dit is waarschijnlijk ook het gevolg van de veldwerkmethode. NB: Bij een groot aantal enquêtes is er sprake van ‘missings’, oftewel vragen die niet ingevuld zijn door een respondent. Vandaar dat het aantal respondenten niet voor elke vraag hetzelfde is. De vragenlijsten waarbij er sprake is van ontbrekende antwoorden zijn nagekeken. Wanneer er teveel antwoorden ontbreken binnen één vragenlijst, is deze uit het databestand verwijderd wegens non-valide informatie.
17
Inleiding
4
Analyseren van informatie en rapportage
De laatste fase van het onderzoek bestond uit het analyseren van en rapporteren over de informatie die verzameld is tijdens de onderzoekdelen 1, 2 en 3.
2.3
Leeswijzer In hoofdstuk 3 en 4 worden de onderzoeksresultaten gepresenteerd. In hoofdstuk 3 wordt beschreven in welke mate nieuwe arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa bekend zijn met zelforganisaties, in hoeverre er behoefte aan is en welke activiteiten ontplooid moeten worden volgens personen uit de doelgroep en sleutelpersonen. Hiervoor is de data uit de interviews en enquêtes gebruikt. Hoofdstuk 4 richt zich op de organisatorische aspecten van zelforganisaties. Waar dient men rekening mee te houden bij het opzetten van een zelforganisatie? Wat zijn mogelijke knelpunten en wat zijn de ‘do’s and don’ts’ bij het opzetten van een zelforganisatie? Hoe kan de gemeente ondersteuning bieden? Dit zijn vragen die in dit hoofdstuk centraal staan. In de bijlagen vindt u tabellen waarin resultaten van de enquêtes worden gepresenteerd, een lijst met sleutelpersonen en een overzicht van Poolse, Bulgaarse en Roemeense organisaties. NB: Bij het lezen van de rapportage dient met de volgende punten rekening te worden gehouden. Wanneer er in het rapport wordt gesproken over respondenten dan worden hiermee de deelnemers aan de enquête bedoeld. Sleutelpersonen zijn personen waarmee een semi-open interview is gehouden (zie bijlage 2). Wanneer in dit rapport gesproken wordt over Midden- en OostEuropeanen, worden hiermee de doelgroepen van het onderzoek: Poolse, Roemeense en Bulgaarse migranten in Nederland bedoeld. Ondanks dat we veel inspanningen hebben verricht om een zo divers mogelijke respondentengroep te bereiken, kan vanwege het beperkte aantal van 218 respondenten niet zonder meer gesteld worden dat deze groep respondenten representatief is voor de hele populatie. Dit geldt in het bijzonder voor de uitsplitsingen naar herkomstgroep. De cijfers en percentages die we in het rapport noemen, dienen met de nodige
18
Inleiding
voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. Wat onder de onderzoeksgroep geldt, hoeft niet onder de hele populatie te gelden. Bovendien moet er in de figuren waar bericht wordt over de totale groep respondenten rekening mee gehouden worden dat Poolse migranten meer dan 50 procent van de respondentengroep vormen. Zij hebben daardoor een relatief groot aandeel in de totale groep respondenten.
19
Hoofdstuk 3
3.1
Een verkenning van de behoeften Bestaande zelforganisaties voor Midden- en OostEuropeanen Een van de onderzoeksvragen is in hoeverre er al zelforganisaties bestaan in Nederland en Rotterdam die zich richten op recente migranten uit Midden- en Oost-Europa. Op basis van een deskstudie waarbij internet, media en andere bronnen zijn geraadpleegd en uit gesprekken met sleutelpersonen is een lijst samengesteld van reeds bestaande organisaties (zie bijlage 3). Er lijkt sprake te zijn van grofweg zes verschillende typen organisaties. Traditionele culturele organisaties Kerkelijke instanties (Semi)-gemeentelijke organisaties Maatschappelijke organisaties Organisaties voor recente arbeidsmigranten Online media
Traditionele culturele organisaties In Nederland zijn een aantal stichtingen gevestigd die al langere tijd in Nederland actief zijn. Deze stichtingen zijn veelal opgericht door Middenen Oost-Europeanen die ten tijde van het communistische Oostblokregime naar Nederland zijn gekomen. Enkele migranten hiervan hebben, nadat zij in Nederland geworteld waren, organisaties opgezet die gericht waren op het thuisland. Deze wat langer bestaande organisaties richten zich vooral op het behoud en de versterking van de nationale cultuur en organiseren culturele en sociale activiteiten. Een deel van deze organisaties richt zich op hulp aan kwetsbaren in het thuisland, bijvoorbeeld door kleding in te zamelen voor Roemeense kinderen, hulp te bieden aan armen in Roemenië, financiële en materiële hulp te geven aan kindertehuizen in Bulgarije of hulp voor gehandicapte jongeren in Polen. De laatste jaren wordt er door deze organisaties echter ook steeds vaker gemerkt dat de Poolse, Bulgaarse en Roemeense gemeenschap in Nederland groeit en verandert. Hierdoor verandert en neemt de vraag naar (zelf)organisaties toe. Zo hebben we te maken met een nieuwe soort migranten, die vaak met een tijdelijk perspectief in Nederland zijn om te werken. Sleutelpersonen geven aan dat de nieuwe migranten nog 21
Een verkenning van de behoeften
geen aansluiting zoeken of vinden bij deze al langer gevestigde organisaties. Het is daarom niet ondenkbaar is dat deze al langer bestaande organisaties zichzelf in de nabije toekomst gaan vernieuwen om ook aansluiting te vinden bij de nieuwere, grotere doelgroep van recente arbeidsmigranten. Religieuze organisaties Er zijn relatief veel kerkelijke instanties waar Midden- en Oost-Europese migranten naar toe gaan, zoals de Pools-Katholieke kerk (o.a. in Rotterdam), Bulgaars-Orthodoxe kerk (o.a. in Den Haag) en de Roemeens-Orthodoxe kerk (o.a. in Schiedam). Een deel van de religieuze organisaties organiseert naast religieuze activiteiten, ook ondersteuningsvormen voor (recente) migranten. In Den Haag is er een Bulgaars-Orthodoxe kerk met een grote gemeenschap. Volgens een Bulgaars sleutelpersoon gaan hier ook veel recent gevestigde Bulgaarse migranten naar toe. In Rotterdam is er een Pools-Katholieke kerk die vanuit de hele regio bezocht wordt. Veel Roemeense migranten bezoeken de orthodoxe kerk in Schiedam. Sommigen van deze kerken hebben een spreekuur waar migranten met praktische hulpvragen terecht kunnen. Vaak wordt de hulp verleend door vrijwilligers die de migranten in de moedertaal te woord kunnen staan. Sommige kerken geven ook taalles aan migranten. Uit gesprekken met sleutelpersonen komt naar voren dat deze kerkgemeenschappen nuttig en waardevol kunnen zijn bij het opbouwen een netwerk en het bereiken van de doelgroep. Volgens sleutelpersonen is er een grote mate van sociale cohesie en vertrouwen binnen de kerkgemeenschappen onder Midden- en Oost-Europese groepen. Vanuit de kerkgemeenschappen is het ook mogelijk om die personen te bereiken die veelal buiten beeld van de instanties blijven en/of zorg nodig hebben. Behalve taalles, informatie en hulp, organiseren een aantal religieuze organisaties ook sociale en culturele activiteiten zoals een optreden van een artiest uit het herkomstland of een tentoonstelling van een kunstenaar uit het thuisland. (Semi-)gemeentelijke organisaties Enkele gemeenten met een concentratie van recente migranten uit Midden-en Oost-Europa, hebben zelf ondersteuning geïnitieerd. Zij hebben personen aangesteld waarbij mensen terecht kunnen met vragen in hun moedertaal, die doorverwijzen, informatie namens de
22
Een verkenning van de behoeften
gemeente communiceren met de groep, contact houden met de groep, etc. Een voorbeeld hiervan is de gemeente Rotterdam waar een aantal voorlichters in dienst zijn die Midden- en Oost-Europese groepen bedienen. In Den Haag is met behulp van de gemeente het Informatieloket voor EU-arbeidsmigranten opgezet waar migranten terecht kunnen met vragen. Ook bijvoorbeeld in Hillegom is vanuit de gemeente met een Informatiepunt Polen begonnen die de regio bedient. De huidige zelforganisatie in Someren-Asten is een voortzetting van een in eerste instantie door de gemeenten Someren en Asten opgezet informatiepunt. Maatschappelijke organisaties Behalve organisaties die zich specifiek richten op Midden- en OostEuropese arbeidsmigranten, zijn er steeds meer bestaande organisaties die de scope verbreden en zich (deels) ook gaan richten op nieuwe arbeidsmigranten. Door de sterk groeiende populatie Midden- en OostEuropeanen in Nederland wordt deze doelgroep voor steeds meer (professionele) organisaties interessant en actueel. Hierbij kan gedacht worden aan een koepelorganisatie zoals Stichting Lize. Deze stichting heeft sinds 2014 haar doelgroep uitgebreid van Zuid-Europese migranten naar alle EU-migranten en richt zich op informatieverschaffing, voorlichting en belangenbehartiging. Een ander voorbeeld is Migrada, dit is een belangenvereniging voor arbeidsmigranten en heeft als doel het structureel verbeteren van de situatie van migranten in Nederland. Veel van deze organisaties worden vanuit de praktijk aangezet om zich meer op Midden- en Oost-Europese arbeidsmigranten te richten. Dit is ook het geval bij FNV Eemshaven. De grote concentratie van Poolse arbeiders heeft ertoe geleid dat deze vakbond zich heeft moeten aanpassen. Organisaties voor recente arbeidsmigranten In Rotterdam, maar ook op nationaal niveau, zijn er op dit moment nog weinig (zelf)organisaties die zich specifiek richten op arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa. De organisaties die er al zijn, bevinden zich vooral in gebieden met een sterke regionale concentratie van Midden- en Oost-Europeanen. Bijvoorbeeld in gebieden met een grote agrarische sector zoals het Westland en Noord-Limburg. In Den Haag zijn het Bulgaars Centrum Den Haag, het Informatiecentrum Bulgaren en Roemenen en het Poolse Centrum gevestigd. Deze organisaties richten zich op nieuwkomers in Nederland en hebben als doel te informeren en
23
Een verkenning van de behoeften
hulp te bieden bij problemen. Een ander voorbeeld is de Poolse zelforganisatie Drogowskaz (NL: Wegwijzer) in Asten/Someren. In het dorp Meterik (Limburg) zijn een servicepunt Polen en een aantal Poolse winkels gevestigd. Veel van deze (zelf)organisaties houden één of twee avonden per week spreekuur waarbij iedereen met vragen terecht kan. In de praktijk hebben de meeste vragen betrekking op huisvesting, arbeidsomstandigheden, toeslagen, belastingen en kinderen (school, kinderopvang, onderwijsinspectie etc.). Het idee achter de organisaties is een plek te bieden die mensen weten te vinden, waar ze vertrouwen in hebben en waar ze op een laagdrempelige manier geholpen worden met praktische zaken. Men vindt het van belang dat de mensen geholpen kunnen worden in de eigen taal door mensen afkomstig uit hun eigen cultuur. Veel van deze organisaties zijn (deels) afhankelijk van ondersteuning door de gemeente of een welzijnsorganisatie. Deze hulp is niet altijd financieel maar bestaat uit ondersteuning in de breedst mogelijke zin. Sommige organisaties krijgen de mogelijkheid om goedkoop een locatie te huren. Een andere organisatie krijgt subsidie voor het aanbieden van taalcursussen of krijgt ondersteuning van een welzijnsorganisatie bij het opzetten van de organisatiestructuur. Bij andere stichtingen ontvangt men voor een klein deel van het personeel of één personeelslid subsidie. Deze persoon wordt ondersteund om de stichting of de organisatie draaiende te houden, vrijwilligers te werven en aan te sturen en het programma vorm te geven. Online media Een andere ontwikkeling is de opkomst van online media die zich richten op Polen, Bulgaren en Roemenen. Deze media houden zich hoofdzakelijk bezig met berichtgeving over het thuisland of relevante informatie voor de doelgroep in Nederland. Van praktische informatie tot informatie over muziek, culturele activiteiten, feesten e.d. Ook zijn er een aantal online kranten bijvoorbeeld Popolsku, Goniec Polski etc. Voor een deel betreft het fora op websites/ Facebook die als gemeenschappen fungeren en waar mensen elkaar met allerhande praktische problemen helpen, tips geven, maar ook informeren over sociale en culturele activiteiten. Zo bestaan er Facebook groepen zoals ‘The Dutch in Bulgaria or Bulgarians in the Netherlands group’ of ‘Bulgaren in NL’, het Poolse ‘Spotkania mam w Rotterdamie’ (NL: Bijeenkomsten in
24
Een verkenning van de behoeften
Rotterdam) en het Roemeense ‘Români din Olanda’ (NL: Roemenen in Nederland). Hoewel er weinig officiële Bulgaarse en Roemeense organisaties bestaan, verenigen en organiseren deze doelgroepen zich wel online. Waarschijnlijk zijn er nog meer informele groepen en kanalen waarin Midden- en Oost-Europeanen zich verenigen dan in de bijlagen vermeld staan. Overige bevindingen Wat opvalt is dat er een groot aantal Poolse stichtingen en organisaties zijn en minder Roemeense en Bulgaarse stichtingen. Deels kan dit verklaard worden uit de grootte van de bevolkingsomvang; de Poolse gemeenschap (100.775 per 1 januari 2012 in Nederland) is in omvang groter dan de Roemeense en Bulgaarse gemeenschap in Nederland (respectievelijk 16.987 personen en 19.745 personen per 1 januari 2012) (Bron: CBS). Hierdoor is de vraag (en het aanbod) groter onder de Poolse gemeenschap. Daarnaast hebben Polen langer toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt waardoor een groter deel van de Poolse migranten langer in Nederland is dan de Roemeense en Bulgaarse migranten. Als gevolg hiervan hebben Poolse migranten meer tijd en mogelijkheden gehad zich te verenigen. Sleutelpersonen geven aan dat de groep Polen die al een aantal jaar in Nederland verblijft, al beter de weg in de Nederlandse samenleving weet. Zij kunnen daardoor een voorbeeldfunctie vervullen en gericht recente migranten helpen, omdat zij weten waar nieuwkomers tegenaan lopen.
3.2 3.2.1
Behoefte, kennis en kunde Behoefte aan zelforganisaties Een eerste vraag in dit onderzoek is in hoeverre er behoefte is aan zelforganisaties onder de doelgroepen. Er lijkt een grote behoefte te zijn onder recente migranten uit Midden- en Oost-Europa om zich te verenigingen in zelforganisaties. Dit blijkt uit zowel de gesprekken met de sleutelpersonen als uit de enquête. In de vragenlijst die afgenomen is onder de doelgroep (Poolse, Bulgaarse en Roemeense migranten) konden respondenten aangeven geen, weinig, neutraal, een beetje of veel behoefte te hebben aan een zelforganisatie.
25
Een verkenning van de behoeften
Totaal
2,4 1,4
9,0
19,0
Pools 0,9 11,3
Bulgaars
6,4
Roemeens
25,2
8,5
8,3
0%
68,1
62,6
4,3 4,3
76,6
18,8
10%
Geen behoefte
20%
72,9
30%
Weinig behoefte
40%
50% Neutraal
60%
70%
80%
Beetje behoefte
90%
100%
Veel behoefte
Figuur 3.1: Heeft u behoefte aan een zelforganisatie in Rotterdam? (naar herkomst, procenten) Bron: Risbo
In figuur 3.1 zien we dat van de in totaal 210 respondenten onder Midden- en Oost-Europese migranten bijna 70 procent (143 personen) aangeeft veel behoefte te hebben aan een zelforganisatie. Bijna 20 procent geeft aan een beetje behoefte te hebben aan een zelforganisatie in de gemeente. Bijna een tiende van de ondervraagden geeft aan neutraal te zijn. Van de respondenten geeft slechts een zeer klein deel (4 procent) aan weinig of geen behoefte te hebben aan een zelforganisatie. Het gaat hier om 3 Bulgaarse respondenten (6 procent). Voor meer informatie zie de tabellen in bijlage 1. Uit de interviews met sleutelpersonen komt een zelfde beeld naar voren als uit de enquête. Volgens de sleutelpersonen is er zeker behoefte onder nieuwe arbeidsmigranten aan (zelf)organisaties die de belangen behartigen van nieuwe migranten uit Midden- en Oost-Europa. Veel recente arbeidsmigranten zouden veel vragen hebben en niet weten waar ze terecht kunnen met hun vragen. Een organisatie die de migranten kan helpen en bekend is met hun eigen cultuur, zou gewenst zijn. Hierbij plaatsen experts echter de kanttekening dat veel migranten vooral op zoek zijn naar informatie. De sleutelpersonen vragen zich af of er daadwerkelijk een grote behoefte is aan vereniging binnen een organisatie of dat arbeidsmigranten vooral behoefte hebben aan
26
Een verkenning van de behoeften
praktische steun op het gebied van huisvesting, arbeid en algemene informatievoorziening (zie ook paragraaf 3.2.2). Sleutelpersonen geven bovendien aan dat informatie verschaffen (bijvoorbeeld in een folder) niet voldoende is, maar dat er vooral behoefte is aan actieve ondersteuning. De praktijk leert dat er anders nog niets met de informatie gedaan wordt. In veel gevallen is er intensieve begeleiding nodig waarbij ze samen met een hulpverlener/vrijwilliger problemen aanpakken en oplossen. 3.2.2
Doel en activiteiten zelforganisatie Uit zowel de interviews als uit de enquête komt een eenduidig beeld naar voren over de activiteiten waar een zelforganisatie voor Midden- en Oost-Europeanen zich mee bezig zou moeten houden. Er is vooral behoefte aan praktische hulp en informatie over huisvesting, arbeidsomstandigheden, toeslagen, belastingen en kinderen. In de enquête is de respondenten gevraagd wat de voornaamste bezigheden zouden moeten zijn. Hierbij kon de respondent kiezen voor: ‘Informatie en voorlichting’, ‘taalles en inburgering’, ‘arbeidsbemiddeling en belangenbehartiging van arbeiders’, ‘sociale en culturele activiteiten’ of ze konden zelf iets invullen. De respondenten konden meerdere antwoorden geven (de percentages per doelgroep tellen dan ook op tot meer dan 100 procent). In figuur 3.2 staan de antwoorden van de respondenten weergegeven.
27
Een verkenning van de behoeften
90,0 80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 Totaal
Pools
Bulgaars
Roemeens
Informatie en voorlichting
Taalles en inburgering
Arbeidsbemiddeling en -belangenbehartiging
Sociale en culturele activiteiten
Figuur 3.2: Met welke activiteiten zou een zelforganisatie voor Midden- en Oost-Europeanen zich bezig moeten houden? (naar herkomst, procenten) Bron: Risbo
Bijna 75 procent van de ondervraagden geeft aan dat een zelforganisatie zich vooral met ‘arbeidsbemiddeling en belangenbehartiging’ van arbeiders bezig zou moeten houden. Ook ‘taalles en inburgering’ en ‘informatie en voorlichting’ worden als belangrijke onderwerpen gezien. Voor beide onderwerpen geldt dat 70 procent van de respondenten deze van belang vindt. ‘Sociale en culturele activiteiten’ wordt relatief iets minder belangrijk gevonden, hier kiest bijna 60 procent van de respondenten voor. De respondenten konden naast deze vier opties zelf aanvullen waar zij behoefte aan hadden. Dit is slechts vijf keer gedaan. Bij deze open categorie wordt een aantal keer juridische bijstand genoemd. Tussen de herkomstgroepen verschillen de uitkomsten. Onder de Roemeense doelgroep valt vooral op dat er weinig behoefte is aan ‘arbeidsbemiddeling en belangenbehartiging’ en veel behoefte aan ‘sociale en culturele activiteiten’. Waarschijnlijk is hier sprake van een vertekend beeld doordat de Roemeense respondenten grotendeels zijn verzameld binnen of via de Roemeense kerk. Een deel van deze respondenten verblijft al langer in Nederland (zie ook tabel 2.1) waardoor de behoeften logischerwijze verschillen van de migranten die hier recenter zijn gekomen. Wanneer we alleen kijken naar de resultaten van Roemeense migranten die korter dan vijf jaar in Nederland zijn, zien we
28
Een verkenning van de behoeften
dat ‘arbeidsbemiddeling en belangenbehartiging’ belangrijker wordt geacht, evenals ‘taalles en inburgering’ en ‘sociale en culturele activiteiten’ relatief minder. Uit de gesprekken met sleutelpersonen komt hetzelfde beeld naar voren. Verschillende sleutelpersonen geven aan dat het van groot belang is informatie te verschaffen over de rechten en plichten die men heeft. Er vindt veel uitbuiting plaats op het gebied van werk- en woonomstandigheden. Bij de bestaande zelforganisaties komen mensen vooral met vragen over belastingen/toeslagen, ziektekosten, medische zorg, verzekeringen, huisvesting, abonnementen (telefonie) en arbeidsvraagstukken. Bij deze laatste categorie gaat het vooral over contracten en ontslagregelingen. Een sleutelpersoon van een Poolse stichting geeft aan dat zij soms vragen hebben die voortkomen uit culturele verschillen. Zo moeten kinderen in Nederland bijvoorbeeld eerder naar school dan in het thuisland waardoor er vaak problemen met de onderwijsinspectie ontstaan of snappen migranten niet dat ze verplicht zijn een zorgverzekering af te sluiten. De nieuwe migranten zouden in eerste instantie vooral baat hebben bij praktische informatie. Waar moet je heen met kiespijn? Hoe werkt het onderwijsstelsel in Nederland? Hoe werkt de kinderopvang? Op welke toeslagen heb je recht als migrant? Deze stichting organiseert daarnaast taalcursussen tot niveau B1 waar zij een subsidie voor ontvangen. Cursisten kunnen gratis deelnemen. Volgens de sleutelpersoon is er erg veel vraag naar taalcursussen. Een aantal andere sleutelpersonen geeft aan dat sociaal isolement en mentale gezondheid ook aandacht zouden moeten krijgen. Veel jonge recente arbeidsmigranten komen hierheen en hebben weinig sociale contacten buiten het werk. Een sleutelpersoon geeft aan dat een deel van de arbeidsmigranten in een moeilijke situatie verkeert; ze werken hier in slechte omstandigheden, willen hier eigenlijk niet zijn en kunnen hierdoor ongelukkig worden. Tegelijkertijd wordt door experts aangegeven dat een zelforganisatie die in de opstartfase zit niet te breed opgezet moet worden. Het is belangrijk dat de zelforganisatie een focus kiest en zich hierin als het ware specialiseert. Wanneer de organisatie eenmaal draait en bekend raakt onder de doelgroep kan er gekeken worden naar uitbreiding van de activiteiten (zie ook paragraaf 4.2). Nagenoeg alle sleutelpersonen zijn van mening dat een zelforganisatie een belangrijke rol kan spelen voor de gemeente en de doelgroep. De
29
Een verkenning van de behoeften
zelforganisatie als intermediair of bruggenbouwer zou van grote waarde kunnen zijn. Ze kan sterker wederzijds begrip en betere communicatie tussen gemeente en doelgroep bevorderen. Belangrijk hiervoor is dat de zelforganisatie het vertrouwen van de doelgroep heeft, door de gemeente serieus genomen wordt en representatief is voor de doelgroep die zij vertegenwoordigt (zie ook paragraaf 4.2).
30
Een verkenning van de behoeften
3.2.3
Potentieel gebruik zelforganisatie Naast het in kaart brengen van de mate van behoefte onder respondenten, is hen gevraagd hoe vaak zij gebruik zouden maken van een dergelijke voorziening (zie figuur 3.3). Meer dan driekwart van de ondervraagden geeft aan vaak tot zeer vaak van een zelforganisatie gebruik te willen maken. Nog eens 20 procent geeft aan soms van een zelforganisatie gebruik te willen maken. Onder de Roemeense immigranten geeft zelfs 96 procent aan vaak tot zeer vaak van een zelforganisatie gebruik te willen maken. Sleutelpersonen zijn enigszins sceptisch over de mate waarin er gebruik gemaakt zou worden van een zelforganisatie. Zij geloven dat de vraag op dit moment groot is, maar vooral met het oog op praktische hulp en informatie, niet zozeer om een gemeenschap of belangenbehartigingsorganisatie op te bouwen.
0,5 Totaal
20
44,7
32,6
1,4
Pools 0,8
Bulgaars
Roemeens
24,4
4,4 2,2
47,9
24,4
4,2
0%
26,9
31,1
37,8
52,1
10%
20% nooit
30%
43,8
40%
bijna nooit
50% soms
60% vaak
70%
80%
90%
100%
zeer vaak
Figuur 3.3: Mocht er een zelforganisatie bestaan, zou u er dan gebruik van maken? (naar herkomst, procenten) Bron: Risbo
31
Een verkenning van de behoeften
3.2.4
Bereidheid tot actief zijn voor zelforganisatie Vervolgens de respondenten gevraagd in hoeverre men bereid is zich in te zetten voor een zelforganisatie.
Totaal
4,8
Pools
Bulgaars
7,7
7,7
7,7
2,3
41,0
10%
18,2
28,2
15,4
43,2
12,5
0%
31,1
18,2
2,3
Roemeens
38,3
34,1
50,0
20%
30%
40%
nooit
bijna nooit
27,1
50% soms
60% vaak
70%
80%
10,4
90%
100%
zeer vaak
Figuur 3.4: Hoe vaak zou u iets voor een zelforganisatie willen doen? (naar herkomst, procenten) Bron: Risbo
Figuur 3.4 geeft weer in hoeverre mensen iets zouden willen doen voor een zelforganisatie. Ongeveer de helft van de respondenten (49 procent) geeft aan vaak tot zeer vaak iets voor een zelforganisatie te willen doen. Bijna 40 procent wilt zich soms inzetten voor een zelforganisatie en ongeveer één op de acht respondenten (12 procent) wil zich nooit of bijna nooit inzetten voor een zelforganisatie. Onder de groep Bulgaarse respondenten zien we relatief veel personen die vaak of zeer vaak iets voor een zelforganisatie willen doen. Vervolgens is de respondenten gevraagd hoeveel uur per week zij zich vrijwillig, oftewel zonder dat men er geld voor krijgt in zouden willen zetten (zie figuur 3.5). Hierbij zijn alleen de respondenten meegenomen die op de vraag hoe vaak zij zich in zouden willen zetten ‘soms’, ‘vaak’ of ‘zeer vaak’ hebben geantwoord (zie figuur 3.4). Op deze manier kan gekeken worden of respondenten zich vrijwillig in zouden willen zetten.
32
Een verkenning van de behoeften
Totaal
32,2
Pools
21,9
15,2
Bulgaars
24,2
13,1
19,2
33,3
11,9
10%
20%
Geen
1 t/m 2
30%
40%
4,8
3 t/m 4
5 t/m 8
60% 9 t/m 16
70%
1,0
19,0
11,9
50%
1,6
23,2
73,8
0%
19,1
17,2
26,2
Roemeens
11,5
80%
4,8
4,8
9,5
90%
100%
Meer dan 16
Figuur 3.5: Hoeveel uur zou u zich vrijwillig per week willen inzetten voor een zelforganisatie? (naar herkomst, procenten) Bron: Risbo
Bijna een derde (32 procent) van de respondenten geeft aan zich niet vrijwillig in te willen inzetten voor een zelforganisatie. Vooral onder Roemeense respondenten zijn er veel personen die zich niet vrijwillig in willen zetten (74 procent). Ook onder de Bulgaarse respondenten zien we een relatief grote groep die zich niet vrijwillig in wenst te zetten (33 procent). Er zijn relatief weinig Poolse respondenten die zich niet vrijwillig in willen zetten (15 procent). De overige 68 procent van de respondenten geeft aan zich wel vrijwillig in te willen zetten voor een zelforganisatie. Wanneer we kijken hoeveel tijd de ondervraagden wekelijks zouden willen investeren in een zelforganisatie dan zien we grote verschillen. In de vragenlijst konden respondenten zelf aangeven hoeveel uur zij zich vrijwillig in zouden willen zetten (open vraag). In figuur 3.5 zijn deze antwoorden gecodeerd naar vijf categorieën: 1 t/m 2 uur, 3 t/m 4 uur, 5 t/m 8 uur, 9 t/m 16 uur en meer dan 16 uur per week. Ongeveer 22 procent van de respondenten wil zich 1 of 2 uur per week inzetten voor een zelforganisatie. Circa 25 procent wil zich een halve of een hele werkdag per week inzetten voor een zelforganisatie (respectievelijk 13 procent en 12 procent). Van de ondervraagden geeft 19 procent aan 9 tot en met 16 uur per week vrij te willen maken voor een zelforganisatie.
33
Een verkenning van de behoeften
Respondenten hadden de mogelijkheid om contactgegevens in te vullen wanneer zij geïnteresseerd waren om zich in te zetten voor een zelforganisatie. Ongeveer de helft van de respondenten (45 procent) heeft zijn naam, telefoonnummer en/ of mailadres achtergelaten om benaderd te kunnen worden (40 procent van de Poolse, 54 procent van de Bulgaarse en 52 procent van de Roemeense respondenten). Experts en sleutelpersonen zijn echter sceptisch over de mate waarin nieuwe arbeidsmigranten zich in willen of kunnen zetten. Een aantal sleutelpersonen geeft aan dat wanneer het gevraagd wordt, veel mensen zeggen zich in te willen zetten maar dat dit in de praktijk vaak tegen zal vallen. Daarnaast hebben sommige sleutelpersonen de ervaring dat vrijwilligers zich aanvankelijk inzetten voor een (zelf)organisatie maar dat een groot deel na korte tijd weer uitvalt. Een derde punt dat wordt genoemd is dat de mensen die als gebruiker het meeste baat zouden hebben bij een zelforganisatie, het slechtst bereikt worden. Hiermee wordt vaak verwezen naar arbeidsmigranten die onder aan de maatschappelijke ladder staan. Zij zijn vaak slachtoffer van uitbuiting, wonen onder slechte omstandigheden, leven betrekkelijk geïsoleerd, zijn niet op de hoogte van hun rechten en weten vaak de weg niet naar de instanties. Deze migranten maken vaak lange werkweken waardoor zij weinig tijd en energie zouden hebben om zich in te kunnen, of willen, zetten voor een zelforganisatie. Een Pools sleutelpersoon geeft echter aan geen moeite te hebben om vrijwilligers te vinden (zie ook paragraaf 4.2).
34
Hoofdstuk 4
Organisatorische aspecten In dit hoofdstuk gaan we in op het proces van het oprichten van een zelforganisatie. Welke knelpunten en barrières komt men tegen, wat zijn tips voor de oprichting en wat kan de gemeente in het proces betekenen?
4.1
Knelpunten en barrières Bij het opzetten van een zelforganisatie dient men met veel aspecten rekening te houden. De sleutelpersonen is gevraagd welke knelpunten en barrières zij zien bij het opzetten van een zelforganisatie onder Middenen Oost-Europeanen. Veel sleutelpersonen geven aan dat een groot deel van de recente migranten hier niet met een vestigingsperspectief voor langere termijn komt, maar (in eerste instantie) om hier tijdelijk te werken. Dit blijkt ook uit eerder onderzoek (Weltevrede et al. 2009). Men heeft de prioriteit vaak liggen bij werk en maakt lange werkdagen. Het contact tussen de arbeidsmigranten is volgens een sleutelpersoon vaak kortstondig en de groep is zeer heterogeen qua achtergrond, opleidingsniveau, etc. Onder deze recente migranten zal hierdoor wellicht minder behoefte zijn om zich te organiseren of verenigen in Nederland. Bovendien is er onder de mensen die zich wel inzetten, veel verloop. Een Poolse sleutelpersoon gaf overigens aan geen moeite te hebben om vrijwilligers te vinden. Ook uit de resultaten van de enquête ontstaat het beeld dat er onder recente migranten wel bereidheid is tot het doen van vrijwilligerswerk. Deze respondentengroep is echter niet representatief voor de gehele Midden- en Oost-Europese populatie in de regio Rotterdam. Een ander vaak genoemd knelpunt is het gebrek aan kennis en kunde. Het opzetten van een organisatie in Nederland vergt kennis over de Nederlandse gang van zaken. Hier komt bij dat een groot deel van de arbeidsmigranten laag opgeleid zijn en daardoor ook niet altijd over de basiscompetenties beschikken om een zelforganisatie succesvol op te zetten en te runnen. Verschillende sleutelpersonen vertellen dat er in Polen, Bulgarije, dan wel Roemenië niet tot nauwelijks zelforganisaties bestaan.
35
Organisatorische aspecten
Verschillende Poolse sleutelpersonen geven aan dat er in hun herkomstland geen tot weinig vrijwilligerswerk wordt gedaan voor organisaties. Ook voor Bulgarije lijkt dit te gelden. Een sleutelpersoon vertelt over Roemenië dat daar wel vrijwilligerswerk gedaan wordt, maar niet zozeer voor organisaties maar meer voor kerken of in de vorm van mantelzorg. Doordat er weinig tot geen zelforganisaties bestaan in de Midden- en Oost-Europese herkomstlanden is er een gebrek aan ‘kunde’ onder de nieuwe recente arbeidsmigranten. Een Poolse sleutelpersoon geeft aan dat ten tijde van de Sovjet-Unie geen vrijwilligers- of zelforganisaties bestonden. Hierdoor zijn veel Polen niet bekend met het fenomeen en weten ze niet wat het inhoudt. De staat reguleerde het bestaan van organisaties en reguleerde waar behoefte aan was. Dit soort verhalen worden ook door andere sleutelpersonen verteld. Deze geschiedenis heeft ertoe geleid dat weinig mensen weten hoe ze een vrijwilligersorganisatie moeten opzetten, hoe ze mensen moeten organiseren, wat ze zich moeten voorstellen bij een zelforganisatie en hoe de organisatiestructuur van een zelforganisatie eruit ziet. Dit is één van de barrières bij het opzetten van zelforganisaties voor Midden- en Oost-Europeanen. Ondersteuning bij het opzetten van zelforganisaties, is één van de punten waarbij de gemeente Rotterdam een belangrijke rol kan spelen (zie ook paragraaf 4.2). Een ander punt dat wordt aangehaald door de sleutelpersonen is dat de groep arbeidsmigranten die het meeste profijt heeft bij zelforganisaties waarschijnlijk de minste kennis bezit over het bestaan ervan. De sleutelpersonen zijn dan ook van mening dat de gemeenten zich in de eerste plaats niet op deze doelgroep moet richten omdat ze moeilijk bereikbaar zijn. De gemeente zou zich daarom moeten focussen op de migranten die iets langer in Nederland verblijven, die contact kunnen maken met de moeilijkst bereikbare groepen Een ander knelpunt is dat veel zelforganisaties voortvarend van start gaan maar moeite blijken te hebben om zich langere tijd draaiende te houden. Ondanks dat veel organisaties met een grote groep vrijwilligers starten, is er vaak veel uitval in het eerste jaar. Een van de redenen die hiervoor genoemd wordt, is dat vrijwilligers het zwaar kunnen vinden om voortdurend geconfronteerd te worden met problemen van anderen. Dit kan ertoe leiden dat een aantal vrijwilligers stopt waardoor de druk op de overgebleven vrijwilligers toeneemt. Dit leidt op zijn beurt tot mogelijk overvraging van de overgebleven vrijwilligers. Het is daarom belangrijk dat de vrijwilligers grenzen leren stellen om te voorkomen dat zij niet ook
36
Organisatorische aspecten
in hun privéleven hulpvragen krijgen. Daarnaast is het belangrijk om te starten met genoeg vrijwilligers die de taken kunnen verdelen. Een andere gehoorde barrière is de mate van heterogeniteit binnen de doelgroepen. Dit speelt vooral bij de Bulgaarse en Roemeense bevolkingsgroepen. In de praktijk kan er niet over ‘de’ Bulgaarse of Roemeense gemeenschap gesproken worden. De Bulgaarse gemeenschap bestaat onder andere uit Turkse Bulgaren, Roma en ‘etnische’ Bulgaren. In Roemenië wonen bijvoorbeeld veel ‘etnische’ Roemenen, Hongaarse-Roemenen en Roma. Deze verschillende bevolkingsgroepen kunnen of willen niet altijd goed met elkaar overweg en kunnen daardoor wellicht moeilijk samen een zelforganisatie opzetten. Uit de praktijk zijn verhalen bekend waarbij Turkse Bulgaren aansluiting zoeken bij al bestaande Turkse organisaties in Nederland. Ook hier moet voor gewaakt worden. Volgens verschillende sleutelpersonen wordt er in veel van deze gevallen misbruik gemaakt van Turkse Bulgaren door bijvoorbeeld een kleine vergoeding te vragen voor hulp bij het aanvragen van toeslagen waar ze geen recht op hebben. In het opstartproces van een zelforganisatie moet daarom goed gekeken worden wie de daadwerkelijke initiatiefnemers zijn. Tegelijkertijd moet er opgelet worden welke doelgroep een zelforganisatie bedient en met welke doelgroep men in een regio te maken heeft. Wanneer een zelforganisatie de rol van intermediair vervult tussen gemeente en de doelgroep moet er vanuit de bestuurlijke kant op gelet worden dat de zelforganisatie de beoogde doelgroep belichaamt. Een zelforganisatie opgezet door Turkse Bulgaren (een minderheid in Bulgarije) kan niet als overlegorgaan voor alle Bulgaren worden gebruikt. Wanneer dit gebeurt zou dit de relatie tussen de gemeente en etnische Bulgaren kunnen schaden. De onafhankelijkheid van de zelforganisatie moet daarom gewaarborgd worden.
4.2
Adviezen In deze paragraaf worden aspecten beschreven waarmee men rekening dient te houden bij het succesvol opzetten van een zelforganisatie. Deze zijn deels gebaseerd op de gesprekken met de experts. Een groot deel hiervan heeft ervaring met het ondersteunen van zelforganisaties en/of zijn betrokken geweest bij het opzetten van zelforganisaties. Tevens is hiervoor gebruikt van eerder onderzoek zoals de ‘Toolkit maatschappelijke waarde’ van het ACB kenniscentrum, de oratie
37
Organisatorische aspecten
‘Verlangen naar Wikitopia’ van Justus Uitermark en het onderzoek ‘Van arbeidsdeelname tot zelforganisatie’ van het Minderhedenforum. Betrek al langer gevestigde migranten of organisaties als bruggenbouwers De personen die bij de dagelijkse uitvoering van een zelforganisatie zijn betrokken, zijn cruciaal voor het succes van de organisatie. Zoals zal blijken uit deze paragraaf is het belangrijk dat de zelforganisatie bestuurd wordt door mensen die het vertrouwen van de doelgroep hebben. Bovendien moeten zij kennis van zaken hebben en begrijpen hoe de Nederlandse maatschappij in elkaar zit, zodat zij praktische hulp kunnen bieden. Uit de enquête komt naar voren dat er vooral behoefte is aan hulp op het gebied van ‘arbeidsbemiddeling en belangenbehartiging’, ‘taalles en inburgering’ en ‘informatie en voorlichting’. Anderzijds is het belangrijk dat de vrijwilligers van een zelforganisatie begrijpen welke problematiek er speelt en deze kunnen plaatsen in de culturele context. Migranten die al een aantal jaren woonachtig zijn in de regio Rotterdam/Nederland kunnen daarom een belangrijke rol spelen bij het opzetten van een zelforganisatie, omdat zij met beide culturen bekend zijn. Wanneer een zelforganisatie ook een rol als intermediair tussen gemeente en doelgroep heeft, is het belangrijk dat er bruggenbouwers zijn die een verbinding kunnen vormen. Hiervoor is het tevens belangrijk dat er mensen bij een zelforganisatie betrokken zijn die al langere tijd in Nederland wonen. Niet alleen omdat zij meer praktische kennis hebben van de Nederlandse context maar ook uit netwerktechnisch oogpunt. Een sleutelpersoon geeft aan dat om een succesvolle zelforganisatie op te zetten het cruciaal is om een Nederlands netwerk te hebben. Vooral met betrekking tot belangenbehartiging is een intensieve lobby in de politiek nodig. Het kan moeilijk zijn om bruggenbouwers te vinden. Volgens sleutelpersonen komt dit omdat veel migranten die al langere tijd in Nederland verblijven, vaak meer genesteld zijn en wellicht minder behoefte hebben aan een zelforganisatie. Ook wordt genoemd dat de migranten die hier al langer zijn andere behoeften m.b.t. zelforganisaties hebben dan recente arbeidsmigranten. Wat betreft bruggenbouwers worden door sleutelpersonen ook gewezen op de bestaande Poolse, Roemeense en Bulgaarse kerkgenootschappen. Kerken kunnen volgens sleutelpersonen een belangrijke kweekvijver of samenwerkingspartner van een zelforganisatie
38
Organisatorische aspecten
zijn. De kerken hebben over het algemeen een groot aantal leden waarvan wellicht een deel vrijwilligerswerk zou willen doen. Sommige kerken houden zich reeds bezig met activiteiten zoals taalles of een inloopspreekuur. Prominente leden uit de kerkgemeenschap krijgen vaak veel vertrouwen vanuit de gemeenschap en zijn in sommige gevallen ook actief binnen een zelforganisatie. Hiermee kunnen zij een brug vormen tussen de kerken en de zelforganisaties. Hierbij zij opgemerkt dat de kerkelijke organisaties slechts een deel van de herkomstgroepen vertegenwoordigen. Zorg dat de doelgroep zich eigenaar voelt van de zelforganisatie Een belangrijke voorwaarde voor het welslagen van een zelforganisatie is dat de organisatie bottom-up ontstaat. Experts geven aan dat wanneer een zelforganisatie top-down wordt opgezet deze vaak geen lang leven beschoren is. Er moete sprake zijn van een behoefte vanuit een gemeenschap. Deze zou eerst nader en actief onderzocht moeten worden. Het is belangrijk dat er aanbod wordt gecreëerd op een concrete vraag. In het geval van Midden- en Oost-Europese migranten bestaat de kans dat de behoefte voor een zelforganisatie wel bestaat maar dat het migranten ontbreekt aan kennis en kunde om een zelforganisatie van de grond te krijgen (zie ook paragraaf 3.2.5). Wat dit betreft kan de gemeente wederom een belangrijke rol spelen in de begeleiding. De betrokkenen bij de zelforganisatie moeten zich eigenaar voelen van de organisatie waardoor zij meer verantwoordelijkheid zullen voelen en zich meer in willen zetten. Een bottom-up benadering is ook belangrijk om het vertrouwen te winnen van de doelgroep. Hierin is volgens een sleutelpersoon wel een uitdaging gelegen, aangezien men in Roemenië bijvoorbeeld meer gewend is aan een top-down dan bottom-up cultuur. Bepaal doelgroep en doel Een zelforganisatie kan op verschillende manieren opgezet worden. Uit onderzoek blijkt dat steeds meer zelforganisaties zich op een ruimere doelgroep gaan richten (Van Hees en Butter, 2011). Waar zelforganisaties zich voorheen vaak richtten op een bepaalde herkomstgroep, lijken zelforganisaties de laatste jaren breder opgezet te worden, bijvoorbeeld voor meerdere doelgroepen. In het geval van Midden- en Oost-Europese zelforganisaties zou ook over een bredere doelgroep nagedacht kunnen worden. Enerzijds kan er gekozen worden
39
Organisatorische aspecten
om een zelforganisatie te creëren voor meerdere herkomstgroepen. Dit is bijvoorbeeld het geval met het ‘Informatiecentrum voor EUarbeidsmigranten’ in Den Haag. Uit de enquête bleek dat Polen, Bulgaren en Roemenen veelal dezelfde problemen en hulpvragen hebben. Veel vragen hebben betrekking op praktische aspecten over het leven in Nederland. Omdat de hulpvragen grotendeels overeenkomen zou er een overkoepelende zelforganisatie opgericht kunnen worden. Sleutelpersonen geven echter aan dat het belangrijk is dat mensen geholpen kunnen worden in hun eigen taal door iemand die de cultuur begrijpt. Ook is het belangrijk dat hulpbehoevenden daadwerkelijk geholpen worden bij het oplossen van problemen. Experts benadrukken dat alleen vertellen hoe iets opgelost moet worden in veel gevallen niet werkt, maar dat er meer actief geholpen moet worden. Tevens bestaat het risico dat groepen zich op een gegeven moment niet vertegenwoordigd voelen binnen de zelforganisatie omdat er één groep de overhand krijgt. Het organiseren van sociale en culturele activiteiten voor alle herkomstgroepen tegelijk kan lastig zijn binnen een overkoepelende zelforganisatie, onder andere vanwege de verschillende talen en culturen. Een overkoepelende zelforganisatie zal, volgens de experts, vooral een informatieve en toegepaste ondersteuning moeten bieden. Een andere optie is om een zelforganisatie in te richten voor een specifieke herkomstgroep. Een Poolse zelforganisatie in Someren-Asten is hier een voorbeeld van. Deze zelforganisatie wordt door een aantal Poolse vrijwilligers geleid die hierbij ondersteuning krijgen van een welzijnsorganisatie. De vrijwilligers houden spreekuur voor Poolse arbeiders en helpen hen (in hun eigen taal) bij het vinden van oplossingen voor problemen. Uit recent onderzoek blijkt dat het goed afbakenen van de doelgroep leidt tot een sterke zelforganisatie (Uitermark, 2014). De afbakening van de doelgroep wordt bepaald door de doelstelling van de zelforganisatie. Het bepalen van de doelgroep is ook bijzonder relevant met betrekking tot de belangenbehartiging. Veel bestaande zelforganisaties zien voor zichzelf een rol als intermediair weggelegd. Zij zouden kunnen bemiddelen tussen Nederlandse instanties en de zelforganisatie en haar achterban. Verschillende sleutelpersonen geven aan de rol van intermediair tussen de gemeente en doelgroep van belang te vinden, maar verwachten hier dan wel een bepaalde steun vanuit de gemeente voor (materialistisch dan wel financieel). Daarnaast is het belangrijk dat het duidelijk is wie door de zelforganisatie gerepresenteerd worden. Dit is
40
Organisatorische aspecten
vooral belangrijk wanneer er verschillende etnische groeperingen bestaan onder migranten van dezelfde nationaliteit. Een zelforganisatie van Turkse Bulgaren zal wellicht niet representatief zijn voor de andere groepen Bulgaren. Hetzelfde geldt voor Roma en andere groepen Roemenen. Het is dus belangrijk dat de zelforganisaties de verschillende subgroepen kunnen representeren. Net zoals dat het belangrijk is om van tevoren vast te stellen wat de doelgroep van een zelforganisatie is, moet er vooraf een helder beeld zijn van de activiteiten van een zelforganisatie. De initiatiefnemers moeten duidelijk voor ogen hebben waar zij op in willen zetten en wat de doelstellingen van de organisatie zijn. Hierbij is het belangrijk om klein te beginnen. In de opstartfase van een organisatie moet een goede basis gelegd worden die later uitgebreid kan worden. Het is dus van belang zich te richten op een beperkt aantal doelstellingen en dit ook helder naar de doelgroep te communiceren. Eerste voorwaarde hiervoor is dat hier binnen de zelforganisatie overeenstemming over is. Creëer vertrouwen onder de doelgroep Het is van groot belang dat de trekkers van een zelforganisatie een netwerk hebben en het vertrouwen hebben uit de gemeenschap. Sleutelpersonen geven aan dat er onder veel Midden- en OostEuropeanen sprake is van wantrouwen jegens overheidsinstanties. Deels zou dit komen door hun negatieve ervaringen in het verleden in het herkomstland ten tijde van het communisme. Deels zou dit komen door de positie waarin Roemenen en Bulgaren tot 1 januari jl. verkeerden. Zo werkte een deel zonder tewerkstellingsvergunning waardoor men juist overheidscontact meed. Juist recente migranten koesteren wantrouwen jegens de overheid en instanties, maar verkeren ook vaak in de meest kwetsbare positie en zouden waarschijnlijk baat hebben bij een zelforganisatie. Om deze groepen te kunnen bereiken is het nodig dat er outreachend gewerkt wordt en dat het vertrouwen gewonnen wordt. Wanneer hulpinstanties en zelforganisaties samenwerken kan er bijvoorbeeld aan gewerkt worden om een bepaalde doelgroep beter te bereiken, uit een isolement te halen en/of hun positie te verbeteren. Sleutelpersonen geven aan dat men geduld moet hebben bij het opzetten van een zelforganisatie. Het opbouwen van vertrouwen kost tijd en vraagt geduld van betrokkenen. Wees daarom realistisch in het bepalen van de doelstellingen en neem daar genoeg tijd voor.
41
Organisatorische aspecten
Vinden en behouden vrijwilligers Veel zelforganisaties beginnen klein en breiden zich langzaam uit. Dit geldt ook voor het creëren van een vrijwilligersbestand. Begin met een kleine kern vrijwilligers die zich nauw betrokken voelen bij de zelforganisatie. Wanneer de basis staat en de vrijwilligerskern hun weg gevonden heeft kan het vrijwilligersbestand uitgebreid worden. Dit kan het beste vanuit het netwerk van de al betrokken vrijwilligers gedaan worden. Op deze manier blijven de vrijwilligers deeleigenaar van de organisatie. Bovendien is het verstandig om te benadrukken dat betrokkenheid vrijwillig is maar niet vrijblijvend. Het is van belang de vrijwilligers te motiveren en te koesteren; door ze voor goede passende taken te vragen, leuke activiteiten voor hen te organiseren, vrijwilligers als vrienden te behandelen en niet als werknemers. Een sleutelpersoon vertelt dat een groot deel van de vrijwilligers wordt gevonden tijdens de taallessen die de stichting geeft. Experts geven aan dat er voor gewaakt moet worden dat vrijwilligers (vooral) in de opstartfase van een zelforganisatie niet overvraagd worden. Al eerder gaven we aan dat uit de enquête naar voren kwam dat er veel behoefte is aan praktische hulp onder migranten uit Midden- en Oost-Europa. Ook gaven sleutelpersonen aan dat vrijwilligers het lastig kunnen vinden om voortdurend geconfronteerd te worden met de problemen van anderen. In de praktijk blijkt dat veel vrijwilligers het moeilijk vinden om grenzen te stellen en om privé en vrijwilligerswerk te scheiden. Wanneer vrijwilligers overbelast worden, kan dit leiden tot een afname van het aantal vrijwilligers. De gemeente zou een belangrijke rol kunnen spelen bij de begeleiding van vrijwilligers en kunnen bijdragen aan de weerbaarheid van vrijwilligers.
4.3
Ondersteuning van gemeente Gemeenten stellen tegenwoordig minder financiële middelen beschikbaar voor het opzetten of draaiende houden van een zelforganisatie. Aan de sleutelpersonen is gevraagd op welke wijze, naast financiële tegemoetkoming, de gemeente een zelforganisatie zou kunnen ondersteunen. Sleutelpersonen geven aan dat een gemeente zou kunnen helpen bij het realiseren van de randvoorwaarden die nodig zijn bij het opzetten van een dergelijke organisatie. Hierbij kan gedacht worden aan het
42
Organisatorische aspecten
meehelpen bij het vinden van een ruimte, communicatie naar buiten en het creëren van bekendheid onder de doelgroep. Ook kan de gemeente een belangrijke rol spelen met betrekking tot organisatorische aspecten. Zoals al eerder bleek, zijn veel Midden- en Oost-Europeanen niet bekend met het opzetten van een organisatie. Het opzetten van een organisatie in Nederland vraagt om kennis over de Nederlandse gang van zaken. De groep mensen die op dit moment wel een zelforganisatie zou willen opzetten ontbreekt het vaak aan knowhow. De gemeente zou daarom een grote rol kunnen spelen in de opstartfase van een zelforganisatie door trainingen aan te bieden. Tijdens deze trainingen zou men kunnen leren over het opzetten van een organisatie, organisatiestructuur, administratie, verantwoording afleggen en wegwijs worden in het Nederlandse systeem. Ook praktische ondersteuning bij bijvoorbeeld statuten opstellen, wanneer men een gebouw heeft of activiteiten organiseert, bij het aanvragen van vergunningen, en dergelijke is gewenst. Een sleutelpersoon die werkzaam is bij een organisatie voor Midden- en Oost-Europeanen geeft aan dat zij hulp hadden kunnen gebruiken bij het (leren) aanvragen van subsidies. Deze organisatie probeert de maatschappelijke positie van Midden- en Oost-Europeanen te verbeteren en heeft hiervoor al meerdere keren subsidie van fondsen ontvangen. Het aanvragen van subsidies vraagt veel kennis en kunde die nieuwe migranten vaak niet hebben. Ondanks dat de realiteit is dat de financiële vergoeding van gemeenten voor zelforganisaties is afgenomen, geven veel sleutelpersonen aan dat dit in enige vorm wenselijk zou zijn. De meest genoemde ondersteuning heeft betrekking op het vinden van een locatie. De gemeente zou een belangrijke rol kunnen spelen bij het faciliteren van een ruimte waar een spreekuur gehouden kan worden. Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn dat de gemeente korting biedt op een locatie die door de zelforganisatie gehuurd wordt. Ook wordt de wens tot financiering van de opstartkosten (notaris, kamer van koophandel), sociale activiteiten voor de vrijwilligers of iets soortgelijks uitgesproken. Ook zou er gedacht kunnen worden aan subsidie voor activiteiten met een maatschappelijke waarde. Zo is er in Den Haag een stichting die taalcursussen (tot B1 niveau) gesubsidieerd krijgt, zodat zij deze gratis kunnen aanbieden. De gedachte is dat de cursisten zich hierdoor beter kunnen redden in de Nederlandse samenleving waardoor op middellange termijn winst geboekt kan worden. Een andere sleutelpersoon is van mening dat indien er een vorm van subsidie gegeven wordt, dit pas gedaan moet worden
43
Organisatorische aspecten
nadat de organisatie bewezen heeft een meerwaarde te hebben en zelfredzaam te zijn. Wel is het belangrijk dat een zelforganisatie het gevoel krijgt dat zij gewaardeerd worden. Vooral wanneer de organisatie een rol als intermediair tussen gemeente en gemeenschap vervuld, is het belangrijk dat zij ook vanuit de gemeente waardering krijgen. Ook op andere vlakken zou men (morele) steun van de gemeente wensen. Zo wordt benadrukt dat de gemeente moet blijven waken dat ook de meest geïsoleerden, kwetsbaren door haar beschermd blijven worden. De verantwoordelijk moet niet op de gemeenschap “afgeschoven” worden en steun vanuit de gemeente blijft nodig. Volgens een sleutelpersoon is het onrealistisch om van recent geïmmigreerde migranten te verwachten dat zij de weg naar zelforganisaties vinden of dat deze bottom-up ontstaan. Ook zou de beeldvorming over Midden- en Oost-Europeanen moeten verbeteren. Volgens een sleutelpersoon worden bijvoorbeeld Roemenen veelal als probleemgroep afgeschilderd in Nederland, waardoor zij minder gemotiveerd zijn zich in te zetten voor organisaties. In het keren van de beeldvorming kunnen ook landelijke en lokale overheden een rol spelen.
44
Literatuur
Boom, J. de, A. Weltevrede, S. Rezai & G. Engbersen (2008). OostEuropeanen in Nederland. Een verkenning van de maatschappelijke positie van migranten uit Oost-Europa en voormalig Joegoslavië. Rotterdam; Risbo. Boom, J. de, Y. Seidler, A. Weltevrede, P. van Wensveen & P.W. Hermus (2013). Rotterdamse Risicogroepen 2013, bijlage kleine minderheden. Een monitor van hun maatschappelijke positie 2013. Rotterdam; Risbo. Hees, S. van, & E. Butter (2010). De maatschappelijke waarde van allochtone vrijwilligersorganisaties. Amsterdam: ACB Kenniscentrum. Hees, S. van, & E. Butter (2011). Toolkit maatschappelijke waarde. Amsterdam: ACB Kenniscentrum. Messiaen, M. (red.) (2006). Van arbeidsdeelname tot zelforganisatie. Bouwstenen voor een effectief minderhedenbeleid. Brussel: Minderhedenforum vzw. Uitermark, J. (2014). Verlangen naar Wikitopia. Rotterdam: Erasmus Universiteit. Weltevrede, A.M, J. de Boom, S. Rezai, L. Zuijderwijk & G. Engbersen (2009). Arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa. Een profielschets van recente arbeidsmigranten uit de MOE-landen. Rotterdam: Risbo.
45
Bijlage 1
Tabel b1.1: Behoefte aan een zelforganisatie in Rotterdam (naar herkomst, aantallen en procenten) Totaal
Pools
Bulgaars
Roemeens
N
%
N
%
N
%
N
%
Geen
3
1,4
0
0
3
6,4
0
0
Weinig
5
2,4
1
0,9
4
8,5
0
0
Neutraal
19
9.0
13
11,3
2
4,3
4
8,3
Beetje
40
19,0
29
25,2
2
4,3
9
18,8
Veel
143
68,1
72
62,6
36
76,6
35
72,9
Totaal
210
100
115
100
47
100
48
100
Bron: Risbo (eigen bewerking) Tabel b1.2: Behoefte aan een zelforganisatie in Rotterdam naar activiteiten (naar herkomst aantallen en procenten) Totaal antwoorden
Pools
Bulgaars
Roemeens
N
%
N
%
N
%
N
%
Informatie en voorlichting
143
67,8
97
79,5
18
43,9
28
58,3
Taalles en inburgering
152
72,0
95
77,9
27
65,9
30
62,5
156
73,9
101
85,4
35
85,4
20
41,7
125
59,2
69
51,2
21
51,2
35
72,9
211
100
122
100
41
100
48
100
Arbeidsbemiddeling en belangenbehartiging Sociale en culturele activiteiten Totaal aantal respondenten Bron: Risbo (eigen bewerking)
Tabel b1.3: Mate van gebruik maken van een zelforganisatie (naar herkomst, aantallen en procenten) Totaal
Pools
Bulgaars
Roemeens
N
%
N
%
N
%
N
%
Nooit
1
0,5
0
0
1
2,2
0
0
Bijna nooit
3
1,4
1
0,8
2
4,4
0
0
Soms
43
20,0
29
24,4
11
24,4
2
4,2
Vaak
96
44,7
57
47,9
14
31,1
25
52,1
Zeer vaak
70
32,6
32
26,9
17
37,8
21
43,8
215
100
119
100
45
100
48
100
Totaal
Bron: Risbo (eigen bewerking)
47
Bijlagen
Tabel b1.4: Mate van zich willen inzetten voor een zelforganisatie (naar herkomst, aantallen en procenten) Totaal
Pools
Bulgaars
Roemeens
N
%
N
%
N
%
N
%
Nooit
10
4,8
9
7,7
1
2,3
0
0
Bijna nooit
16
7,7
9
7,7
1
2,3
6
12,5
Soms
80
38,3
48
41,0
8
18,2
24
50,0
Vaak
65
31,1
33
28,2
19
43,2
13
27,1
Zeer vaak
38
18,2
18
15,4
15
34,1
5
10,4
209
100
117
100
44
100
48
100
Totaal
Bron: Risbo (eigen bewerking)
Tabel b1.5: Vrijwillige inzet voor een zelforganisatie in uren (naar herkomst, aantallen en procenten) Totaal
Pools
Bulgaars
Roemeens
N
%
N
%
N
%
N
%
Geen
59
32,2
15
15,2
14
33,3
31
73,8
1 -2
40
21,9
24
24,2
11
26,2
5
11,9
3 -4
24
13,1
19
19,2
5
11,9
0
0
5–8
21
11,5
17
17,2
2
4,8
2
4,8
9 - 16
35
19,1
23
23,2
8
19,0
4
9,5
3
1,6
1
1,0
2
4,8
0
0
183
100
99
100
42
100
42
100
Meer dan 16 Totaal
Bron: Risbo (eigen bewerking)
48
Bijlage 2
Tabel b2.1: lijst met sleutelpersonen, typering en doelgroep3 Nummer Typering
Doelgroep
1
Voorzitter Bulgaarse stichting
Bulgaren
2
Bestuurder informatiecentrum voor Bulgaren en Roemenen
Bulgaren /Roemenen
3
Bulgaars sleutelpersoon
Bulgaren
4
Medewerker Bulgaarse stichting
Bulgaren
5
Bulgaarse migrant
Bulgaren
6
Voorlichter Bulgaren / Roemenen gemeente Rotterdam
Bulgaren / Roemenen
7
Directeur multiculturele stichting
Polen
8
Voorzitter multiculturele stichting
Polen
9
Expert Poolse gemeenschap
Polen
10
Voorzitter Poolse stichting
Polen
11
Medewerker informatiepunt Polen Hillegom
Polen
12
Vicevoorzitter Poolse stichting
Polen
13
Voorlichter Polen gemeente Rotterdam
Polen
14
Bestuurder Roemeense kerk
Roemenen
15
Expert Roemeense gemeenschap
Roemenen
16
Roemeense migrant
Roemenen
17
Medewerker stichting voor Roma
Roma
18
Expert Roma gemeenschap
Roma
19
Medewerker organisatie voor emancipatie
Allen
20
Directeur organisatie voor Europese migranten
Allen
21
Medewerker welzijnsorganisatie, begeleider zelforganisatie
Allen
Bron: Risbo
3
49
Met het oog op de anonimiteit van de sleutelpersonen zijn geen namen opgenomen in dit overzicht.
Bijlagen
Bijlage 3
Tabel b3.1: Overzicht van Poolse organisaties, naam vestigingsplaats, website en typering4
Naam
Website
Typering
Barka NL
Vestigingsplaats Utrecht/ Rotterdams team
www.barkanl.org
Poolse Centrum
Den Haag
www.poolsecentrum.nl
Polonia.nl
Den Haag
www.polonia.nl
Informatiepunt Polen Hillegom/Lisse
Regio Hillegom (Hillegom, Lisse, Noordwijkerho ut, Noordwijk, Teylingen Katwijk) Someren/ Asten
www.hillegom.nl/inwon ers/wonen/informatievoorover-polen-ipppolski-punktinformacyjny/informatie -punt-polennederlands.html
Stichting Barka is van oorsprong een Poolse organisatie die zich richt op mensen die in de maatschappij worden buitengesloten. Stichting Barka in Nederland richt zich op Poolse migranten die het moeilijk hebben in de Nederlandse samenleving. Heeft ook een Rotterdams team. Multifunctioneel ontmoetingscentrum waar men elkaar kan ontmoeten, activiteiten kan ondernemen en terecht kan met vragen en/of problemen. Webportaal van de Poolse gemeenschap in Nederland. Informeren, bevorderen en steunen van Pools-Nederlandse vraagstukken. Informatie verkrijgen vanuit en tegelijk verstrekken aan Poolse werknemers, die langere tijd in de streek verblijven. Daardoor krijgen de gemeenten via dit Informatiepunt meer inzicht in de woon- en werksituatie van deze werknemers.
Stichting Pools Podium
Utrecht
www.poolspodium.org
Stichting NederlandsPools huis
Amsterdam
www.dompolski.nl
Zelforganisatie Dorgowskaz
4
50
www.drogowskaz.nl
Zelforganisatie door en voor Polen in Asten en Someren die vragen hebben m.b.t. wonen, werken, verzekeringen, gezondheidszorg en onderwijs. Beoogt de Poolse cultuur te promoten in de breedste zin van het woord. Werd opgericht met als doel om de Polen die in Nederland wonen met elkaar in contact te brengen. Organiseren educatieve en culturele evenementen.
In dit overzicht zijn zoveel mogelijk organisaties opgenomen die bij het Risbo bekend zijn. Wellicht missen er echter ook nog organisaties. Graag vernemen we dit via:
[email protected].
Bijlagen
Tabel b3.1b: Overzicht van Poolse organisaties, naam vestigingsplaats, website en typering
Naam
Vestigingsplaats Amersfoort
Website
Typering
www.topolki.nl/
Stichting PLON
Online
www.stichtingplon.eu
PoolsNederlandse Kulturele Vereniging (PNKV)
Online
www.pnkv.nl
Moja Hollandia
Online
www.mojaholandia.nl
Goniec Polski
Online
www.goniecpolski.nl
Polonus Niedziela (NL: Zondag) Spotkania mam w Rotterdamie (Moeders ontmoetingspun t Rotterdam)
Online Online
www.polonus.nl/ www.niedziela.nl/
Ontwikkelen van een netwerk tussen vrouwen die affiniteit met Polen hebben. Uitwisselen van informatie en belangenbehartiging van Poolse vrouwen. Beoogt nauwe samenwerking met de Nederlandse autoriteiten en coördinatie van het werk van de al bestaande Poolse organisaties om zodoende de uitwisseling van ervaringen te stimuleren en informatievoorziening over de doelgroep te verbeteren. Het doel van de vereniging is het promoten van de Poolse cultuur tussen Polen en Nederlanders, integratie van beide nationaliteiten door elk jaar diverse feesten te organiseren en ‘elkaar’ zo te ontmoeten. Webportaal waar men informatie kan krijgen over leven, wonen en werken in Nederland. Gratis tweewekelijks magazine voor Polen in Nederland. Poolse ondernemers organisatie Tweewekelijkse Zondagspublicatie.
Online/ Rotterdam
www.facebook.com/pa ges/Spotkania-Mam-wRotterdamie/59659054 7032617
Vereniging van Poolse vrouwen
51
Facebookgroep (informele organisatie)
Bijlagen
Tabel b3.2: Overzicht van Bulgaarse organisaties, naam vestigingsplaats, website en typering
Naam
Vestigingsplaats Den Haag
Website
Typering
http://bgcentrum.nl/
Informatiecentru m Bulgaren en Roemenen Bulgaarse kerk Den Haag
Den Haag
www.ibrdenhaag.nl
Den Haag
www.bgorthodoxekerk.nl
Cultureelsociale Stichting Heilige Aartsengel Michael
Den Haag
n/a
Bulgaarse School
Leiden
www.bgschool.nl/nl
Bulgaarse vereniging Gent
Gent (Be)
BG Emigrant
Online
www.facebook.com/peo ple/BulgaarseVerenigingGent/100004073402386 www.emigrant-bg.com
Richt zich op het bevorderen van de integratie van Bulgaarse migranten in de Nederlandse samenleving en het in stand houden en promoten van de Bulgaarse taal en cultuur. Geven voorlichting over werken, wonen, inburgering en gezondheidszorg in Nederland. Website van de Bulgaarse Orthodoxe kerk in Den Haag. Grote actieve gemeenschap waar ook veel Rotterdammers heengaan. Heeft als doel (activiteiten van) de Bulgaars Orthodoxe kerk in Nederland te ondersteunen; het voor een breed publiek toegankelijk maken van de Bulgaarse taal, cultuur, geschiedenis en religieuze tradities; het contact leggen en onderhouden met kerkgenootschappen in Nederland alsmede het bevorderen van integratie van mensen met een Bulgaarse achtergrond in Nederland. De School geeft onderwijs in de Bulgaarse taal en literatuur & geschiedenis en aardrijkskunde van Bulgarije aan kinderen tussen 3 en 18 jaar, die woonachtig zijn in Nederland. Facebookgroep voor Bulgaren in Gent (Be). Gesloten groep.
Severen Zlatorog
Online
www.zlatorog.nl
Bulgaars Centrum Den Haag
52
Website voor Bulgaren die naar het buitenland geëmigreerd zijn en op de hoogte gehouden willen worden van gebeurtenissen in Bulgarije. Online krant voor Bulgaren in Nederland.
Bijlagen
Tabel b3.2b: Overzicht van Bulgaarse organisaties, naam vestigingsplaats, website en typering
Naam
Vestigingsplaats Online
Website
Typering
www.facebook.com/grou ps/174381145982254
Dutch in Bulgaria and Bulgarians in The NL Bulgaren in het buitenland Bulgaren in NL
Online
www.facebook.com/grou ps/14003410596
Facebookgroep voor Bulgaren die Nederland als tweede taal hebben (gesloten groep). Facebookgroep voor alle Bulgaren die in Nederland leven en werken.
Online
Vereniging Nederland Bulgarije
Online
www.facebook.com/grou ps/183441985068572 www.facebook.com/grou ps/velikitebalgarchetapo sveta www.verenigingnederlan dbulgarije.nl
Stichting Bpositive
Rotterdam
Nederlands als tweede taal
Online
53
Binnenkort beschikbaar
Facebookgroep voor Bulgaren die in het buitenland wonen/werken. Facebookgroep voor Bulgaren in Nederland. Heeft als doel om een netwerkorganisatie te zijn die meerdere aspecten van de relatie NederlandBulgarije omvat. De organisatie wil nieuwkomers uit Bulgarije voorlichten over het toekomstige leven in Nederland. Heeft als doel om de economische betrekkingen tussen Nederland en Bulgarije te versterken. Zet zich in op goed onderwijs in Bulgarije.
Bijlagen
Tabel b3.3: Overzicht van Roemeense organisaties, naam vestigingsplaats, website en typering
Naam
Vestigingsplaats Rotterdam
Website
Typering
www.stichtingdoina.nl
Stichting Speranta
Rotterdam
www.stichtingsperanta.n l
Orthodox Roemeense Kerk Schiedam Informatiecentrum Bulgaren en Roemenen Roemeense gemeenschap in Zuid-Holland
Schiedam
www.biserica.nl/
Stichting gericht op etnografie en folklore. Stichting Speranta is een kleinschalige particuliere non-profit organisatie die financiële middelen en kennis ter beschikking stelt voor: talentontwikkeling van Roemeense jongeren, kennis- en expertise uitwisseling tussen Nederlandse en Roemeense organisaties. Website van de Orthodox Roemeense kerk in Schiedam.
Den Haag
www.ibrdenhaag.nl
Zuid-Holland
Roemeens Podium
Utrecht
www.instrainatate.ro/co munitatiromanesti/olanda12/olanda-de-sud-107/ www.roemeenspodium. nl
DutchRo
Arnhem
www.dutch-ro.nl
Roemeens Consulaat
Wezep
http://haga.mae.ro
Stichting NederlandRoemenië
Online
www.netherlandsromani a.eu
Romanians.nl
Online
www.romanians.nl
Stichting Doina
54
Geven voorlichting over werken, wonen, inburgering en gezondheidszorg in Nederland. Online ontmoetingsplek voor de Roemenen in Zuid-Holland. Verbinden en bruggen bouwen tussen Roemenen en Nederlanders d.m.v. culturele activiteiten. Stichting die als doel heeft de banden in de Roemeense gemeenschap in Nederland te versterken en de Roemeense cultuur in Nederland te bevorderen. Website van het Roemeense Consulaat in Nederland. Gevestigd te Wezep. Bevorderen van interculturele, academische, sociaal-politieke en economische uitwisseling tussen Nederland en Roemenië. Online forum voor Roemenen in Nederland waar o.a. informatie wordt uitgewisseld over evenementen, cultuur en religie.
Bijlagen
Tabel b3.3b: Overzicht van Roemeense organisaties, naam vestigingsplaats, website en typering
Naam Romani din Olanda
Români din Olanda
Vestigingsplaats Online
Website
Typering
www.romanidinolanda.nl
Online
www.facebook.com/pag es/Rom%C3%A2ni-dinOlanda/1837254316870 56 www.facebook.com/LSR S.NL
Online gemeenschap website/forum waar Roemenen in Nederland waar men elkaar op de hoogte houdt van sociale en culturele evenementen. Heeft ook een android app. Facebookgroep voor Roemenen in Nederland. Wordt veel gebruikt voor praktische vragen (binnen de gemeenschap). Vereniging van Roemeense studenten in Nederland.
Liga Studenților Online Români din Străinătate Roemeense Online www.facebook.com/com Facebookgroep voor de Roemeense gemeenschap in unitatearomanilordin.ola gemeenschap in Nederland. Nederland nda Voor een overzicht van Roemeense Parochiën in Nederland zie: http://haga.mae.ro/node/847
55
Bijlagen
Tabel b3.4: Overzicht van overkoepelende organisaties, naam vestigingsplaats, website en typering
Naam
Vestigingsplaats Utrecht
Website
Typering
www.lize
Migrada belangenverenig -ing
Online/ landelijk
www.migrada.nl
Stichting Naleving Cao Uitzendkrachten (SCNU)
Rotterdam
www.sncu.nl
Lize zet zich in voor de verbetering van de maatschappelijke positie van Europese migranten, waarbij de nadruk ligt op recent in Nederland aangekomen arbeidsmigranten uit Zuid- Midden- en Oost-Europa. De kerntaken van Lize zijn informatieverschaffing, voorlichting en belangenbehartiging. Migrada is een belangenvereniging voor arbeidsmigranten met als doel het structureel verbeteren van de situatie van migranten in Nederland. Op de website is informatie te vinden over werken, wonen en leven in Nederland. Veel vrijwilligers van verschillende nationaliteiten zijn bij deze organisatie aangesloten. De SNCU is opgericht om voorlichting en uitleg te geven over de voorschriften in de cao's. In de praktijk hebben zij veel met Middenen Oost-Europeanen te maken.
Stichting Lize
56