Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
Hans Voutz (Onderzoek & Statistiek, gemeente Nijmegen) oktober 2000
Inhoudsopgave Samenvatting
1
Inleiding
1.1 De aanleiding tot dit onderzoek 1.2 De opzet van het onderzoeksrapport
2
Achtergronden, probleemstelling en onderzoeksopzet
2.1 Achtergronden bij het bestaan van de allochtone zelforganisaties 2.2 Probleemstelling 2.3 Onderzoeksopzet
3
De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
3
17 17 19
21 21 25 26
29
3.1 Inleiding 3.2 Een eerste indeling op basis van herkomstland 3.3 Turkse en Marokkaanse organisaties
29 29 32
3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
Antilliaanse en Arubaanse organisaties Surinaamse organisaties Organisaties van Zuid-Europeanen Molukse organisaties en organisaties van Indische Nederlanders Organisaties van asielzoekers en vluchtelingen
49 51 54 54 57
4 Allochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun achterban
59
4.1 Inleiding 4.2 De ontwikkelingsdynamiek van de zelforganisaties in Nijmegen
59 60
4.3 De concrete invulling van de maatschappelijke emancipatie
68
3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5
Moskeeverenigingen Organisaties op het gebied van belangenbehartiging Vrouwengroepen Nieuwe groepen Andere organisaties
4.2.1 Een aantal redenen voor de grote diversiteit van de zelforganisaties 4.2.2 De ontwikkeling van Turkse en Marokkaanse zelforganisaties 4.2.3 Conclusie: organisatiedynamiek en maatschappelijke emancipatie 4.3.1 Inleiding 4.3.2 De activiteiten 4.3.3 De middelen
32 33 41 45 49
60 62 66 68 68 71
Inhoudsopgave (vervolg)
4.3.4 Conclusie: allochtone zelforganisaties en maatschappelijk emanciptie?
4.4 Suggesties voor een toekomstige samenwerking met de zelforganisaties 4.4.1 Inleiding 4.4.2 Suggesties
2
72
74 74 75
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Samenvatting
Samenvatting I
Inleiding In Nijmegen bestaan er net als in andere steden vele organisaties van en binnen de verschillende allochtone gemeenschappen. Op zich is dit niet verwonderlijk, want het gaat om inwoners die zich in een aantal opzichten onderscheiden, zowel met betrekking tot de (meeste) autochtone stedelingen, alsook ten opzichte van elkaar. Er zijn verschillen qua herkomst, etniciteit, cultuur, politiek en religie. Tevens is het voor een aanzienlijk deel van de gemeenschappen nog steeds zo dat er sprake is van ongelijke maatschappelijke kansen ten opzichte van de autochtone bevolking. Cijfers laten dienaangaande grote achterstanden zien: op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en op het gebied van sociale en politieke participatie. Welnu, het gegeven dat er vele allochtone organisaties zijn in Nijmegen getuigt zowel van het verlangen naar een plek voor zichzelf, met en onder gelijken, alsook van het streven naar een meer evenredige deelname aan het maatschappelijke verkeer. De bedoelde organisaties worden in hun omgeving (lokaal sociaal beleid en welzijnswerk) aangeduid als zelforganisaties. Het voorvoegsel zelf verwijst daarbij naar de volgende karakteristieken: specifieke belangen van een allochtone doelgroep zijn in het geding, de organisatie wordt gedragen door ‘eigen mensen’ (die op vrijwillige basis actief zijn) en als zodanig gaat het om de eigen verantwoordelijkheid die genomen wordt om daadwerkelijk in te burgeren in de Nederlandse samenleving. In sommige gevallen formuleren de organisaties zelf deze eigen verantwoordelijkheid als streven, maar veel vaker wordt dit punt naar voren gehaald door de omgeving. In Nijmegen krijgen de meeste allochtone zelforganisaties subsidie van de lokale overheid. Hiermee drukt de gemeente uit dat het bestaan van de zelforganisaties van belang gevonden wordt voor de maatschappelijke emancipatie van de verschillende doelgroepen die vertegenwoordigd worden. Om dit belang verder te onderbouwen heeft de gemeentelijke beleidsafdeling Samenlevingsopbouw, Werk en Inkomen, van waaruit de zelforganisaties gesubsidieerd worden, besloten om een evaluerend onderzoek te laten verrichten naar het functioneren van die organisaties. De afdeling Onderzoek en Statistiek is belast met de uitvoering van dat onderzoek. Globaal gesproken is er behoefte aan substantiële informatie op een tweetal gebieden: -Elk jaar weer komen er nieuwe organisaties bij, terwijl een aantal oudere organisaties niet of nauwelijks meer actief is. Wat is de dynamiek achter deze ontwikkelingen? Welke organisaties zijn er precies? Hoe zijn die te categoriseren? -Wanneer het de bedoeling is om het belang van de zelforganisaties voor de maatschappelijke emancipatie van de verschillende allochtone gemeenschappen verder te onderbouwen en in dat licht te komen tot gerichte afspraken in het kader van het lokale sociale beleid, voor welke organisaties is dat dan mogelijk? Wat doen de organisaties nu al op het gebied van de maatschappelijke emancipatie? Wat zouden ze in de toekomst kunnen doen? 1 1
Dit soort vragen is mede ingegeven door de veronderstelling dat een aantal zelforganisaties in ieder geval zorgt voor een ontmoetingsruimte, maar dat er weinig of zelfs geen specifieke activiteiten ontplooid worden op het gebied van de maatschappelijke emancipatie. Met deze activiteiten wordt gedoeld op: voorlichting, hulpverlening, belangenbehartiging e.d.
3
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
II
Achtergronden Het feit dat de allochtone zelforganisaties (in Nijmegen) evaluerend onderzocht worden staat niet op zichzelf. Er zijn verschillende maatschappelijke en theoretische ontwikkelingen die een dergelijk onderzoek legitimeren. Maatschappelijke emancipatie en eigen verantwoordelijkheid Het is nog steeds een pregnant gegeven dat de meeste allochtone gemeenschappen in Nederland geconfronteerd worden met grote sociale problemen. Om er een paar te noemen: hoge werkloosheid, achterstanden in het onderwijs, een lage participatiegraad op het vlak van voorzieningen (gezondheidszorg, welzijnswerk e.d.) en taalproblemen. Ondanks vele beleidsinspanningen en tal van onderzoeken blijven de problemen hardnekkig bestaan.2 Wat nu? Steeds vaker wordt geappelleerd aan het eigen initiatief en de eigen verantwoordelijkheid binnen de allochtone gemeenschappen zelf. De ongelijkheid van meerderheid en minderheid zou om zelforganisatie van de minderheden vragen. Uiteindelijk zouden de minderheden hun emancipatie zelf moeten bevechten. “De immigranten en minderheden in Nederland hebben een achterstand. Een belangrijk deel van die achterstand zullen ze zelf moeten inlopen. Te hopen valt dat het voorbeeld en de ervaringen van een aantal emancipatiebewegingen in Nederland hen van dienst mogen zijn. Emancipatie wordt immers nooit gegeven, maar moet worden bevochten: door zelforganisatie, door inzet en vasthoudendheid, door een duidelijk ideaal.”3 Een kentering binnen het allochtonenbeleid Het appèl op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de allochtone zelforganisaties vormt een kentering in het Nederlandse allochtonenbeleid zoals dat de laatste jaren gevoerd is. Daarin werd namelijk uitdrukkelijk geformuleerd dat allochtonen in dezelfde mate als autochtone Nederlanders dat doen gebruik moeten maken van algemene voorzieningen. Voorkomen zou moeten worden dat ze door middel van categoriale voorzieningen, alleen voor hen bedoeld, doodgeknuffeld worden. Maar inmiddels is gebleken dat de allochtone populaties veel te weinig via de algemene instituties bereikt worden. Steeds vaker hoort men nu geluiden waarin gepleit wordt voor een specifiek doelgroepenbeleid en in het kielzog daarvan voor een belangrijke(re) rol van de zelforganisaties. 4 Dit betekent overigens niet dat men voorstander is van categoriale professionele instellingen. Veeleer wordt er gedacht aan een belangrijke intermediaire rol van de verschillende zelforganisaties.
2
3 4
4
De publicist Paul Scheffer publiceerde hierover een paginagroot artikel in NRC Handelsblad (29 januari jl.) met de veelzeggende titel Het multiculturele drama. In dit verhaal, waarop in de maanden februari en maart honderden reacties volgden, wordt de maatschappelijke achterstand van veel allochtonen vergeleken met de sociale kwestie van een eeuw geleden. Scheffer betoogde dat het hoog tijd is om daadwerkelijk iets te ondernemen, omdat anders een maatschappelijke tweedeling langs sociale en etnische lijnen definitief het geval zal zijn. Roger van Boxtel, minister van grote steden- en integratiebeleid, in NRC Handelsblad van 12 februari jl. Zie bijvoorbeeld de nota Werken aan sociale kwaliteit 1999-2002 van staatssecretaris Vliegenthart (Volksgezondheid, Welzijn en Sport). In deze notitie wordt een dergelijk doelgroepenbeleid aanbevolen.
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Samenvatting
Lokaal sociaal beleid, burgerschap en civil society Het zal niemand ontgaan zijn dat de oplossing van hardnekkige sociale problemen en het benadrukken van sociale participatie hoog op de agenda staan van de verschillende overheden in ons land. Er moet voorkomen worden dat groepen burgers, waaronder ook allochtonen, maatschappelijk aan de kant (blijven) staan. Tevens wordt van moderne burgers, ook wanneer ze geen werk hebben, verwacht dat ze zich inzetten voor zaken van algemeen belang. Juist de combinatie van deze twee elementen vormt een nieuwe oriëntatie binnen het sociale beleid. De overheid draagt de verantwoordelijkheid voor een structurele betrokkenheid van alle burgers bij tal van maatschappelijke verbanden. Maar tevens zijn er diverse verbanden van burgers zelf, zoals vrijwillige associaties en zelforganisaties, die in dit opzicht van belang zijn. Niet alleen omdat ze eventuele maatschappelijke problemen kunnen oplossen, maar ook en vooral omdat ze de eigenwaarde van de betrokkenen accentueren en zorgen voor elementaire vormen van maatschappelijke participatie. De allochtone zelforganisaties zijn per definitie vrijwillige associaties van mensen en in die zin passen ze binnen moderne opvattingen van burgerschap. Daarbij zijn echter twee vragen te stellen. Op de eerste plaats de vraag hoe precies de verhouding ligt tussen eigenheid enerzijds en aanpassing (aan maatschappelijke noodzakelijkheden) anderzijds. Op de tweede plaats de vraag op welke wijze de organisaties passen binnen de hele structuur van lokaal opererende groepen en instellingen op het gebied van sociaal beleid. Zijn er bijvoorbeeld relevante communicatieprocessen tussen allochtone en autochtone organisaties? Wat is de verhouding tussen het professionalisme van de verschillende welzijnsinstellingen en het vrijwillige karakter van de allochtone zelforganisaties?
III
Probleemstelling Uitgaande van een breed maatschappelijk erkende noodzaak om daadwerkelijk iets te doen aan de achterstand van veel mensen die behoren tot de verschillende allochtone gemeenschappen willen we weten op welke wijze de functionerende zelforganisaties van betekenis (kunnen) zijn voor het proces van maatschappelijke emancipatie. Participatie van allochtonen in het maatschappelijke leven en hun emancipatie tot volwaardige burgers wordt primair gerealiseerd door het vinden van (gepast) werk of door het presteren op onderwijsniveau. Maar op weg daar naar toe, zeg maar in het emancipatiestreven zelf, kan de eigen organisatievorming een belangrijke rol spelen. Althans dit wordt verondersteld. Of dit zo is en in welke mate dit het geval is valt juist te onderzoeken. In die zin sluit het onderzoek aan bij een recent landelijk uitgevoerde studie naar het functioneren van de allochtone zelforganisaties.5 In dit theoretische onderzoek wordt het functioneren van de zelforganisaties geanalyseerd vanuit verschillende concepten met betrekking tot de maatschappelijke integratie van allochtonen. Het door ons uitgevoerde onderzoek is evenwel primair gericht op empirische praktijk in Nijmegen. De kern van het onderzoek richt zich dus op de vraag welke bijdragen de vele zelforganisaties kunnen leveren aan het emancipatieproces van de allochtonen, aan hun streven
5
Bedoeld wordt Voor elkaar? Een beschouwing over de betekenis van organisaties van migranten voor het integratie- en het vrijwilligerswerkbeleid, geschreven door Rinus Penninx en Boris Slijper (Instituut voor Migratieen Etnische Studies, Universiteit van Amsterdam), maart 1999.
5
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
naar gelijkwaardige maatschappelijke participatie. Daarbij hanteren we de volgende centrale onderzoeksvragen: 1. Welke allochtone zelforganisaties zijn er in Nijmegen? Hoe zijn die te categoriseren naar: etnische herkomst van de deelnemers, doelstelling en doelgroep, ‘gender’, leeftijd en ruimte van activiteit (stedelijk of wijkniveau)? Welke ontwikkelingen hebben zich in de loop van de tijd voorgedaan? Hoe reageren de zelforganisaties op nieuwe maatschappelijke problemen? 2. Over welke middelen kunnen de organisaties beschikken? Wat zijn de belangrijkste knelpunten? Onder middelen verstaan we: financiën, ruimte, deskundige en actieve bestuursleden, vrijwilligers en professionele ondersteuning. Kunnen de organisaties met de beschikbare middelen hun doelstellingen effectief realiseren? 3. Wat doen de organisaties specifiek op het vlak van maatschappelijke emancipatie? Hierbij worden de volgende gebieden onderscheiden: ontmoeting, individuele hulpverlening (en spreekuur), voorlichting, belangenbehartiging, cursussen en samenwerking met andere organisaties en instellingen. Ter verheldering: er wordt gesproken van integratie, wanneer een oriëntatie op de Nederlandse samenleving gepaard gaat met het behoud van de eigen culturele identiteit; de term participatie is bedoeld om aan te geven in welke mate de allochtonen daadwerkelijk deelnemen aan reguliere maatschappelijke instellingen; terwijl met emancipatie verwezen wordt naar denkbeelden en activiteiten waarmee de integratie en participatie gerealiseerd kunnen worden. 6
IV
Onderzoeksopzet Om aan de noodzakelijke informatie te komen is gekozen voor het voeren van gesprekken met bestuursleden en actieve vrijwilligers van de zelforganisaties. Daarbij gaat het niet alleen om het verkrijgen van informatie sec maar ook om het activeren van de geïnterviewden in de richting van de doelstellingen die te maken hebben met maatschappelijke emancipatie. De term perspectiefonderzoek is daarbij gebruikt om aan te duiden dat het onderzoek ook opgevat kan worden als een gebaar aan de zelforganisaties om een belangrijke rol te spelen met betrekking tot de maatschappelijke emancipatie van de verschillende allochtone doelgroepen. In totaal hebben in het afgelopen jaar 53 zelforganisaties in Nijmegen een subsidieaanvraag ingediend. Daarvan zijn er 15 van Turkse en 9 van Marokkaanse origine. De rest is verdeeld over 15 verschillende nationaliteiten. Daarnaast zijn er organisaties die om welke reden dan ook geen subsidie ontvangen en zijn er verenigingen en instellingen die de zelforganisaties ondersteunen en daarom wél in aanmerking komen voor financiële ondersteuning. Welnu, al deze organisaties zijn schriftelijk benaderd om aan het onderzoek mee te werken door middel van een te voeren gesprek met een of meerdere bestuursleden. Voor zover de organisaties daadwerkelijk bereikt konden worden hebben ze zonder uitzondering hun medewerking aan het onderzoek verleend. Dat betekent dus dat vrijwel alle organisaties, door middel van gesprekken met hun bestuursleden, zijn ondervraagd. Maar, zo blijkt achteraf, zijn er toch ook nog verenigingen waarvan het
6
6
Van Dalen kent aan emancipatie twee betekenissen toe: 1. streven naar gelijkgerechtigheid, zelfstandigheid, eerlijker maatschappelijke verhoudingen; en 2. toekenning van gelijke rechten, gelijkstelling voor de wet.
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Samenvatting
bestaan niet vermoed werd en die dus hun bijdrage aan het onderzoek niet hebben kunnen leveren. De gesprekken hebben plaats gevonden in de maanden mei, juni, augustus en september 2000. Achteraf kunnen we stellen dat het in sommige van die gesprekken moeilijk was om uit de sfeer van sociaal wenselijke of opportunistische verhalen te komen. Zou je het ‘echte’ verhaal willen horen dan zou je in ieder geval alleen al veel meer tijd moeten hebben en bovendien zou je dan in al die verschillende allochtone talen moeten kunnen communiceren. Men moet dit in het achterhoofd houden bij de interpretatie van de onderzoeksbevindingen. Daarnaast is er gebruik gemaakt van relevante literatuur. In het onderzoek wordt op tal van punten verwezen naar studies die elders zijn verricht naar allochtone zelforganisaties, maar ook naar beleidsnotities op het vlak van lokaal sociaal beleid.
V
De verschillende soorten allochtone zelforganisaties in Nijmegen Een eerste indeling op basis van de herkomstlanden De zelforganisaties vormen steeds op de een of andere wijze combinaties van een eigen identiteit (etnisch, cultureel, politiek en / of religieus) enerzijds en een streven naar de verbetering van maatschappelijke kansen anderzijds. Vooral in het opkomen voor de eigen identiteit komen tal van verbindingen tot uiting met de landen van herkomst, in sommige gevallen zelfs zo sterk dat er sprake is van directe invloeden. Desondanks is er op dit terrein geen specifiek onderzoek gedaan en heeft de nadruk primair gelegen op de vraag wat de organisaties concreet betekenen (voor hun achterban) in de Nederlandse context. Op basis van de verschillende herkomstlanden waar Nijmeegse zelforganisaties naar verwijzen is de volgende indeling gemaakt: -Turkse en Marokkaanse organisaties, -Antilliaanse en Arubaanse organisaties, -Surinaamse organisaties, -Organisaties van Zuid-Europeanen, -Molukse organisaties en organisaties van Indische Nederlanders, -Organisaties van asielzoekers en vluchtelingen. Aangezien de Turkse en Marokkaanse organisaties het overgrote deel vormen van alle in Nijmegen opererende allochtone zelforganisaties zal een aanzienlijk deel van de analyse betrekking hebben op deze twee gemeenschappen. Turkse en Marokkaanse organisaties Vanuit de historisch gegroeide migratie vanuit Turkije en Marokko naar Nederland zien we een duidelijk patroon. Allereerst betreft het gastarbeiders, vervolgens in het kader van de gezinshereniging de komst van vrouwen en kinderen, tenslotte op dit moment de maatschappelijke ontwikkeling van een tweede en derde generatie. In verschillende periodes van het vestigingsproces zijn verschillende soorten organisaties opgericht, bovendien in de meeste gevallen onderling verdeeld langs politieke en religieuze scheidslijnen. In het onderzoek hebben we de volgende soorten organisaties onderscheiden:
7
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
-moskeeverenigingen, -organisaties op het gebied van belangenbehartiging, -vrouwengroepen, -nieuwe groepen, -andere organisaties. Moskeeverenigingen Deze organisaties, waarvan er in totaal vier in Nijmegen zijn, zijn opgericht vanuit de wens een eigen gebedsruimte te bezitten. Na de gezinshereniging bij de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders zagen de mannen zich genoodzaakt om hun religieuze verplichtingen serieus te nemen. Zowel in verband met de opvoeding van de kinderen alsook om de lokale gemeenschap te sacraliseren. Om de gebedsruimte te vestigen is organisatie nodig. Er dienen verzoekschriften ingediend te worden, er moet subsidie worden aangevraagd, etc. Als de moskee er eenmaal is blijft de organisatie bestaan in de vorm van een moskeebestuur. De moskeeën zijn dan wel religieuze centra maar desondanks hebben ze tegenwoordig een belangrijke sociale functie. Sowieso omdat ze een aanzienlijk deel van de allochtone populatie organiseren, maar ook omdat er steeds meer activiteiten plaatsvinden die gericht zijn op de maatschappelijke emancipatie van de gelovigen. Zo wordt er bijvoorbeeld taalles gegeven aan vrouwen en zijn er voorlichtingsactiviteiten op de gebieden gezondheidszorg en onderwijs. In de literatuur over de islam in Nederland wordt gesproken over vermaatschappelijking (van de islam) en over een cognitive shift. Dit laatste duidt op een mentaliteitsverandering, vooral bij jonge islamieten, waardoor maatschappelijke onderwerpen steeds meer aan bod komen binnen de moskeeruimte. Organisaties op het gebied van belangenbehartiging Er zijn verschillende organisaties binnen zowel de Turkse als de Marokkaanse gemeenschap die als uitgangspunt hebben: de verdediging van maatschappelijke (en culturele) belangen van de achterban. Deze belangenbehartigingsorganisaties zijn in de loop van de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw ontstaan vanuit een politiek discours dat als links omschreven kan worden. Men sprak toen van arbeidersverenigingen, een organisatievorm die gefundeerd werd vanuit een klassenanalyse. De oprichters gingen uit van een typisch arbeidersbewustzijn. Verder voelden ze zich onderdeel van een wereldwijde socialistische beweging. In de Turkse context denken we bijvoorbeeld aan HTIB (Turkse Arbeidersgemeenschap in Nederland), in het geval van de Marokkanen aan KMAN (Komitee Marokkaanse Arbeiders in Nederland). Voor de totstandkoming van een minimale sociale structuur gericht op Turkse en Marokkaanse groepen zijn de hier bedoelde organisaties van groot belang geweest. Op dit moment bestaan de meeste organisaties nog steeds, maar hun perspectief is geringer geworden. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te geven. Bijvoorbeeld het gegeven dat hun activiteiten voor een deel door de overheid zelf zijn overgenomen, maar we denken ook aan het feit dat de belangenbehartigingsorganisaties in de loop der tijd veel actieve kaderleden zijn kwijtgeraakt. Met de oprichting van de Stichting Turkse Ouderen Nijmegen is getracht een nieuwe belangenbehartigingsorganisatie in het leven te roepen, specifiek gericht op de belangen van Turkse ouderen. Deze organisatie heeft inmiddels een tamelijk uitgebreid takenpakket.
8
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Samenvatting
De Marokkaanse vereniging El Joudor is van alle hier bedoelde organisaties de enige die participeert binnen een zogenaamde wijkpost. Het betreft hier een wekelijks spreekuur in de wijk Willemskwartier, waar deze organisatie een aantal uren (per week) aan deelneemt. Vrouwengroepen De moskeeverenigingen en de belangenbehartigingsorganisaties opereren op stedelijk niveau. Op wijkniveau, dat wil zeggen in de wijken waar veel Turken en Marokkanen wonen, is een groot aantal vrouwengroepen actief. Deze groepen worden ondersteund en begeleid door de welzijnsstichting Tandem. Hun centrale doelstelling is tweeledig: enerzijds zorgen voor een elementaire maatschappelijke participatie van Turkse en Marokkaanse vrouwen; anderzijds trachten om na verloop van tijd een kader van deze vrouwen te creëren, waardoor ze betrokken kunnen worden bij de organisatie van activiteiten. De vrouwengroepen hebben geen eigen ruimte maar huren eens per week een zaaltje in het wijkcentrum. De ene week wordt er voorlichting gegeven (bijvoorbeeld over het onderwijs, de gezondheidszorg en inbraakpreventie), de andere week is bedoeld voor een gezellig samenzijn of een uitstapje. Aangezien veel vrouwen de Nederlandse taal niet beheersen wordt er veel moeite gedaan om toch Nederlands te spreken. In Dukenburg is twee jaar geleden een Marokkaanse meidengroep, Ladies Populair Maroc, opgericht. Deze organisatie behandelt thema’s die eigen zijn aan de specifieke positie van Marokkaanse meisjes, zoals: uitgaan, trouwen, weerbaarheid en leven tussen twee culturen. Nieuwe groepen We hebben drie zogenaamde nieuwe groepen onderscheiden. Daarbij heeft de aanduiding nieuw betrekking op: een relatief jonge achterban, relatief hoog opgeleide initiatiefnemers en een vrij recente oprichtingsdatum. De Marokkaanse vereniging Anour en de Turkse stichting SEMA zijn opgericht met als doel iets te doen aan de onderwijsachterstand van de kinderen in het basisonderwijs. Bij beide organisaties is sprake van een islamitisch zelfbewustzijn; Anour verzorgt ook lessen in de koran, SEMA heeft een internaat opgezet. Beide groepen hullen zich enigszins in stilzwijgen omtrent de precieze aard van de islamitische achtergronden. Een derde nieuwe organisatie is het Turks Cultureel Centrum. Dit zouden we kunnen zien als een jonge tegenhanger van de verschillende belangenbehartigingsorganisaties. Men richt zich op Turkse jongeren, met name om hen zich bewust te laten worden van de rijke Turkse cultuur. Tevens verzorgt men informatieve programma’s (over die Turkse cultuur) voor basisscholen en politie. Het Turks Cultureel Centrum is politiek gezien chauvinistisch dan wel nationalistisch en wordt daarom door een aantal linkse groepen gemeden. Er zou iets voor te zeggen zijn om ook de onder ‘vrouwengroepen’ behandelde meidengroep Ladies Populair Maroc te karakteriseren als een ‘nieuwe groep’. Immers de achterban is jong en relatief hoog opgeleid, terwijl de vereniging nog niet zo lang geleden is opgericht. Maar anders dan bij Anour, SEMA en Turks Cultureel Centrum is er geen sprake van een ideologische lading. Elke indeling in deze kent zo zijn be-
9
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
perkingen. Zo is er bijvoorbeeld onlangs een Koerdische studentenvereniging opgericht, die trouwens niet benaderd is voor het onderzoek; waar zou die dan moeten worden geplaatst? Andere organisaties Tenslotte zijn er nog Turkse en Marokkaanse organisaties die niet eenduidig te plaatsen zijn binnen een van de vier voorafgaande categorieën. Het betreft een voetbalclub, een multiculturele sportvereniging en een groep Nederlandse vrouwen die Turks leert. Antilliaanse en Arubaanse organisaties Het vestigingspatroon van Antillianen en Arubanen in Nederland wordt gekenmerkt door een duidelijke breuk. De eerste generatie migranten bestond hoofdzakelijk uit hoger opgeleiden. Deze mensen kwamen vooral naar Nederland om hier verder te studeren. Velen bleven hier en vonden werk. Maar na verloop van tijd kwamen mensen naar Nederland vanuit hele andere achtergronden en motieven: alleenstaande moeders, kansarme jongeren e.d. De breuk is tevens zichtbaar in soort en aantal organisaties. De eerste groep hoger opgeleide Antillianen en Arubanen richtte organisaties op vanuit belangen op de gebieden sport, cultuur en studie. Van maatschappelijke achterstand was nauwelijks sprake. Heel lang was een honkbalveld de centrale ontmoetingsplek voor Antillianen en Arubanen uit Nijmegen e.o. Maar die plek is hen afgenomen, bovendien zijn verschillende organisaties opgehouden te bestaan. De nieuwe groepen zijn vooralsnog niet of nauwelijks georganiseerd. Vandaar dat de gemeente Nijmegen zelf het initiatief genomen heeft, samen met een aantal Antilliaanse en Arubaanse sleutelfiguren, om nieuwe organisaties in het leven te roepen. Het zogenaamde Trabou tin-project is opgestart, met name bedoeld om probleemjongeren maatschappelijk te begeleiden naar opleiding en werk. Een integraal bestanddeel van dit project is de oprichting van een aantal nieuwe zelforganisaties, en wel op de gebieden: cultuur, sport, emancipatie en wijkontwikkeling. Verder zou er een overkoepelende, centrale organisatie moeten komen. Momenteel wordt er een behoefteonderzoek gedaan, om te kijken of er binnen de Antilliaanse en Arubaanse gemeenschap trekkers zijn die de op te richten zelforganisaties kunnen leiden. Naast de zogenaamde probleemjongeren zijn er zoals gezegd relatief veel Antilliaanse en Arubaanse alleenstaande moeders. Een aantal van hen heeft zich spontaan georganiseerd door middel van huiskamerbijeenkomsten. Verder is er een SurinaamsAntilliaanse groep, Kreton, die zichzelf financieel bedruipt met inkomsten die door middel van muzikale en folkloristische optredens verkregen worden. Surinaamse organisaties De komst van Surinamers naar ons land vertoont nogal wat overeenkomsten met die van Antillianen en Arubanen. Aanvankelijk kwamen vooral de hoger opgeleiden, later, en dan vooral na de onafhankelijkheid in 1975, zijn er mensen met heel verschillende achtergronden gekomen. Al met al kan er niet gesproken worden van een homogene Surinaamse gemeenschap. Naast de verschillen qua maatschappelijke positie zijn er
10
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Samenvatting
vele scheidslijnen langs etnische en religieuze lijnen. Er zijn Creolen, Javanen, Hindoestanen, islamitische Hindoestanen, Chinezen e.d. Aan de ene kant is de Surinaamse gemeenschap verdeeld tussen verschillende etnische groepen en de daarbij horende organisaties. Aan de andere kant hebben die organisaties zich verenigd in de Stichting Beheer Accommodatie Surinamers, waardoor er gezamenlijk een gebouw beheerd wordt. In zijn algemeenheid geldt dat er binnen de verschillende Surinaamse groepen sprake is van een gestage maatschappelijke vooruitgang. De organisaties richten zich daarom steeds minder op hulpverlening en belangenbehartiging en steeds meer op ontmoetings- en culturele activiteiten. Als een groot probleem wordt door de organisaties ervaren het feit dat het gebouw, waar ze over kunnen beschikken, veel te klein is, terwijl de huur alsmaar stijgt. Organisaties van Zuid-Europeanen Met Zuid-Europeanen wordt gedoeld op: Grieken, Italianen, Joegoslaven, Spanjaarden en Portugezen. Indertijd kwamen deze mensen als gastarbeiders naar Nederland, maar anders dan Turken en Marokkanen hebben zij zich relatief succesvol maatschappelijk kunnen ontwikkelen. Binnen alle Zuid-Europese gemeenschappen figureert een zelforganisatie. 7 Maar net als bij de Surinamers is er geen sprake (meer) van een grote maatschappelijke problematiek. Wél is er samen met de Stichting Welzijn Ouderen Nijmegen een aantal voorlichtingsprojecten (gericht op de ouderen) opgezet. Het zijn dan ook vooral de ouderen binnen deze gemeenschappen die kampen met sociale problemen (zoals vereenzaming). Vooral voor hen hebben de zelforganisaties betekenis. Vanuit het voormalige Joegoslavië is er de laatste jaren een groep vluchtelingen gekomen die op gespannen voet leeft met de al langer hier aanwezige voormalige landgenoten. Naast het feit dat de nieuwkomers taalproblemen hebben is er veel onzekerheid omtrent de verblijfsstatus. Een typisch probleem verder betreft verschillen tussen ouders en kinderen: ouders willen meestal wel terug naar het geboorteland, terwijl hun kinderen liever in Nederland blijven. Molukse organisaties en organisaties van Indische Nederlanders De Molukse bevolkingsgroep kent van alle allochtone groepen in Nederland wellicht het meest ideaaltypische vestigingspatroon, met name omdat er na de eerste generatie, die vlak na de tweede wereldoorlog kwam, nooit aanwas is gekomen van nieuwe eerste generatie personen. Daardoor zien we een karakteristieke ontwikkeling: de eerste generatie Molukkers is vrijwel niet maatschappelijk geïntegreerd, de tweede generatie vormt als het ware een innerlijk gespleten overgangsgeneratie (tussen de Molukse identiteit en integratie in Nederland), terwijl de derde generatie sociaal gezien nauwelijks nog substantiële verschillen laat zien ten opzichte van autochtone Nederlanders. Onder andere het bestaan van vele organisaties en organisatievormen binnen de Molukse gemeenschap heeft op positieve wijze bijgedragen aan de sociale vooruitgang van de gemeenschap. Kerkelijke groepen zorgden voor een sociale infrastructuur, 7
Dit geldt niet voor de Portugezen, want die zijn er nauwelijks in Nijmegen.
11
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
evenals de vele wijkraden; daarnaast ontstonden belangenbehartigingsorganisaties en inspraakorganen. Op dit moment is er naast een aantal kerkelijke verenigingen nog één wijkraad in Nijmegen actief, de Molukse Wijkraad Hatert. Naast een gerichtheid op de specifieke problemen van de Molukse ouderen houdt de wijkraad zich de laatste tijd vooral bezig met de huidige situatie op de Molukken. Voor de Indische Nederlanders kan een soortgelijk verhaal verteld worden. De actieve zelforganisatie, Stichting Arisan Indonesia, richt zich vooral op ouderen. Daarnaast worden activiteiten ontplooid om de banden met Indonesië aan te halen. Organisaties van asielzoekers en vluchtelingen Asielzoekers en vluchtelingen, vaak aangeduid als de nieuwe etnische groepen, zullen in de nabije toekomst een steeds groter deel gaan uitmaken van de allochtone populatie als geheel. Bij asielzoekers en vluchtelingen doen zich verschillende specifieke problemen voor. Op de eerste plaats een extreem hoge werkloosheid. Op de tweede plaats lange wachttijden voordat duidelijkheid bestaat over de juridische status. Op de derde plaats psychologische problemen ten gevolge van met name oorlogservaringen. Er zijn in Nijmegen plusminus tien zelforganisaties actief binnen de gemeenschappen van asielzoekers en vluchtelingen. De meeste staan nog in de kinderschoenen, omdat het actieve kader allereerst moet zorgen wortel te schieten binnen de doelgroep. Voor de Somaliërs, veruit de grootste gemeenschap binnen de nieuwe etnische groepen, ligt de organisatieproblematiek enigszins anders. Er is momenteel een apart wekelijks spreekuur (bij inter-lokaal), waarmee mensen geholpen kunnen worden door middel van een zogenaamd hulpverleningstraject. Daarnaast is in Hatert gestart met een wijkgerichte organisatie van Somalische vrouwen.
VI
De middelen waar de zelforganisaties over kunnen beschikken Onder middelen hebben we verstaan: subsidiegelden, een eigen ruimte, een actief kader en professionele steun. De subsidiegelden gaan in overwegende mate naar de stedelijke belangenbehartigingsorganisaties. Maar het grootste deel van die bedragen gaat meteen weer op aan het betalen van de huur voor de in gebruik zijnde ruimtes. De vrouwengroepen ontvangen elk een bedrag tussen de 2.000 en 3.000 gulden per jaar. Hun uitgaven zijn aan strikte regels gebonden. Moskeeën en moskeeverenigingen ontvangen geen subsidie. Terwijl het Turks Cultureel Centrum en de stichting SEMA in ruime mate kunnen beschikken over eigen financiële middelen. Behalve de organisaties die een eigen pand in beheer hebben kampen alle zelforganisaties met een acuut ruimteprobleem. Men is aangewezen op een zaaltje in een nabijgelegen wijkcentrum. Daarnaast is er een zogenaamd kaderprobleem. Dat wil zeggen dat er veel te weinig actieve vrijwilligers zijn om activiteiten te kunnen ontplooien. Vaak is het bovendien zo dat de meest actieve en deskundige organisatieleden mensen zijn met een betaalde
12
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Samenvatting
baan, waardoor ze alleen in de avonduren en weekenden tijd hebben om iets te ondernemen. De steun in de vorm van werkgelegenheidsprojecten (WIW-banen e.d.) biedt nauwelijks soelaas, omdat de aldus werkzame personen hoofdzakelijk in de sfeer van beheer en onderhoud dienst doen en niet of nauwelijks een bijdrage kunnen leveren aan de inhoudelijke invulling van activiteiten. Verder is er steun in de vorm van medewerking die door Tandem gegeven wordt aan het invullen van (subsidie)formulieren (e.d.). Kortom, de middelen waar de zelforganisaties over kunnen beschikken zijn erg beperkt.
VII
De activiteiten van de zelforganisaties Met betrekking tot de activiteiten die de zelforganisaties ontplooien hebben we een onderscheid gemaakt tussen: ontmoeting, festiviteiten en cultuurbeleving, uitstapjes, voorlichting, individuele hulpverlening, spreekuur, belangenbehartiging en toeleiding, cursussen en activiteiten waarbij contact en samenwerking met autochtone bevolkingsgroepen gerealiseerd worden. De ontmoetingsfunctie komt bij de meeste organisaties veelvuldig tot uiting. Verder wordt er bijna overal voorlichting gegeven (aan de achterban) over verschillende maatschappelijke onderwerpen. Daarbij wordt aan reguliere maatschappelijke instellingen gevraagd om de activiteiten inhoudelijk in te vullen. Individuele hulpverlening, spreekuur, belangenbehartiging en toeleiding behoren slechts sporadisch tot het takenpakket van de zelforganisaties. Cursussen worden gegeven door: de moskeeverenigingen (godsdienstlessen aan kinderen), Anour en SEMA (onderwijsprogramma’s) en het Turks Cultureel Centrum (informatie over de achterban voor basisscholen en politie). Een aantal organisaties werkt samen met reguliere instellingen of participeert (bijvoorbeeld door middel van een voetbalelftal) binnen lokale samenlevingsverbanden.
VIII
Interpretaties en conclusies De ontwikkelingsdynamiek van de zelforganisaties We hebben het gehad over de verschillende zelforganisaties die er in Nijmegen zijn, hun middelen en de activiteiten die ze ontplooien. Gebleken is dat het overgrote deel van die organisaties werkzaam is binnen de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen. Dat er veel Turkse en Marokkaanse zelforganisaties zijn heeft te maken met een aantal factoren. Het gaat om relatief grote gemeenschappen, het zijn bovendien gemeenschappen die al lang deel uitmaken van de stad, terwijl er bovendien in beide gevallen sprake is van verschillen in politieke en religieuze zin. Er zijn niet alleen veel Turkse en Marokkaanse zelforganisaties, ze zijn bovendien onder te verdelen in verschillende categorieën, zoals we gezien hebben. Is die categorische onderverdeling nader te verklaren?
13
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
Als uitgangspunt voor een mogelijke verklaring hebben we de stedelijk opererende belangenbehartigingsorganisaties genomen. Deze zijn ooit opgericht vanuit het perspectief de gehele (Turkse of Marokkaanse) gemeenschap te vertegenwoordigen. Dit geschiedde vanuit een progressieve politieke analyse. De hier bedoelde organisaties hebben een belangrijk stempel gedrukt op de totstandkoming van een minimale stedelijke sociale infrastructuur gericht op allochtonen. Maar na verloop van tijd zijn er verschillende nieuwe organisaties opgericht, mede vanwege een diversificatie van de sociale problemen en ten gevolge van nieuwe politieke invalshoeken. Die nieuwe organisaties hebben betrekking op de volgende thematieken: ouderen, jongeren, vrouwen, religie en onderwijs. Er is een geschiedenis van migratie naar burgerschap. Daarbinnen zien we een evolutie van verschillende soorten zelforganisaties en misschien ook wel van het begrip zelforganisatie zelf. In die evolutie zien we een aantal opvallende lijnen. Op de eerste plaats het feit dat organisaties nu zeer divers van aard zijn, dat wil zeggen dat ze betrekking hebben op verschillende onderwerpen. Op de tweede plaats is er sprake van een andere ideologische kleuring. Met name de rol van de islam is belangrijker geworden. We zien dat zowel bij moskeeën en moskeeverenigingen, die in toenemende mate een sociale rol vervullen, alsook bij een aantal nieuwe organisaties dat zich op onderwijsgebied manifesteert. Op de derde plaats is de maatschappelijke en politieke context veranderd. Er is nu meer dan vroeger een op allochtonen gerichte sociale infrastructuur, waardoor een aantal werkzaamheden van de zelforganisaties door anderen wordt uitgeoefend. Met name ten gevolge hiervan is ook het concept zelforganisatie aan veranderingen onderhevig. Het feit dat er binnen de andere allochtone gemeenschappen minder zelforganisaties zijn kan betekenen dat die gemeenschappen minder participeren in het lokale maatschappelijke verkeer. Maar het meest voor de hand ligt het gegeven dat het in de meeste gevallen over veel kleinere gemeenschappen gaat. Bovendien is er in een aantal gevallen sprake van een zodanige maatschappelijke ontwikkeling dat de betrokkenen zich (kennelijk) niet meer apart organiseren. Organisaties die er wél nog zijn richten zich dan op culturele onderwerpen of op de problematiek van ouderen. In een aantal andere gevallen (Antillianen en Arubanen, asielzoekers en vluchtelingen) is er sprake van een omvangrijke sociale problematiek en wordt het ontbreken van zelforganisaties wél als een deel van die problematiek gezien. De zelforganisaties en maatschappelijke emancipatie Kunnen we concluderen dat de zelforganisaties van belang zijn voor de maatschappelijke emancipatie van hun achterban? Deze vraag kan met ja beantwoord worden, wanneer we de pretenties niet al te hoog stellen. Met name als ontmoetingscentra en als platforms voor diverse voorlichtingsactiviteiten staan de zelforganisaties aan de basis van de maatschappelijke participatie van een aanzienlijke groep mensen. In tweede instantie moeten we echter ook concluderen dat de organisaties (meestal) niet op eigen kracht in staat zijn om andere activiteiten (zoals belangenbehartiging en toeleiding naar scholing en werk) te ontplooien. Deze conclusies gelden in algemene en globale zin voor alle zelforganisaties in Nijmegen. Wanneer we specifiek verder ingaan op de betekenis van verschillende catego-
14
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Samenvatting
rieën organisaties voor een aanpak van verschillende maatschappelijke problemen zouden we het volgende beeld kunnen schetsen: •
Een aantal belangenbehartigingsorganisaties zorgt voor een ontmoetingsgelegenheid voor Turkse en Marokkaanse mannen. Tevens zijn het mogelijke aanspreekpunten voor beleid en welzijnswerk, indien contact gewenst is met de betrokken doelgroepen. Een drietal organisaties zorgt voor een meer specifieke betekenis: -De Stichting Turkse Ouderen Nijmegen bekommert zich om de belangen van Turkse ouderen in de stad. Een soortgelijk initiatief voor Marokkaanse ouderen staat in de steigers. -De Marokkaanse vereniging El Joudor profileert zich temidden van wijkgebonden initiatieven (samen met reguliere instellingen van maatschappelijk werk). -De alevitische vereniging Haci Bektas Veli Culturele Vereniging is van specifieke waarde voor de lokale emancipatie van de alevieten, aangezien dezen pas sinds kort over een eigen ruimte beschikken, terwijl ze bovendien sterk beïnvloed worden door een in meerdere Europese landen florerend alevitisch emancipatiestreven.
•
De wijkgebonden Turkse en Marokkaanse vrouwengroepen zorgen ervoor dat er een minimaal niveau gerealiseerd is waarmee allochtone vrouwen, die zich in een cumulatieve achterstandssituatie bevinden, zich op de (lokale) samenleving kunnen oriënteren. Het gaat om een uiterst laagdrempelige voorziening. Vrouwen die ervoor in aanmerking komen worden in staat gesteld om zich te ontwikkelen met betrekking tot aanpak en organisatie van activiteiten. -Er wordt gestreefd om ook voor Somalische vrouwen wijkgroepen op te zetten. Op dit moment functioneert al een dergelijke organisatie: Heegan (in de wijk Hatert). -Het Internationaal Vrouwen Centrum bedient vrouwen die niet via de bestaande kanalen bereikt worden. Dit zijn ofwel vrouwen die in wijken wonen waar geen wijkgroepen bestaan ofwel vrouwen die tot gemeenschappen behoren waarbinnen vrouwen geen gelegenheid hebben om zich apart te organiseren.
•
De religieus gefundeerde organisaties Anour en SEMA weten ouders en kinderen te mobiliseren in het perspectief van een aanpak van de onderwijsachterstand van Turkse en Marokkaanse kinderen. Dit kan een bijdrage leveren aan de maatschappelijke ontwikkeling van de betrokkenen. Het kan echter wel zo zijn dat beide organisaties vanwege hun (deels) strenge islamitische uitgangspunten een dam opwerpen tegen maatschappelijke integratie.
•
Een aanzienlijke groep Turkse jongeren wordt gemobiliseerd door het Turks Cultureel Centrum. Andere zelforganisaties blijken nauwelijks jongeren te mobiliseren. Door het Turks Cultureel Centrum worden (Turkse) jongeren aangesproken op hun (Turkse) identiteit en op de wens om samen te voetballen.
•
De moskeeverenigingen belichamen de vermaatschappelijking van de islam op Nederlandse bodem, in die zin dat ze steeds vaker ruimte bieden voor voorlichtingsen hulpverleningsactiviteiten.
•
Een aantal zelforganisaties binnen de Surinaamse, Zuid-Europese, Molukse en Indische gemeenschappen concentreert zich op de sociale problematiek van de ouderen: vereenzaming, huisvesting e.d.
15
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
•
Een aantal pas opgerichte organisatie in kringen van asielzoekers en vluchtelingen zorgt voor in ieder geval het begin van een sociale infrastructuur onder deze groepen. In de Somalische gemeenschap is sinds kort begonnen met het zogenaamde TUSMO-project. Dit is gericht op de opvang van zwerf- en andere probleemjongeren. Sleutelfiguren uit zelforganisaties doen aan dit project mee.
Zo zien we dat er sprake is van een divers spectrum waarbinnen de zelforganisaties van belang zijn of kunnen zijn voor de maatschappelijke emancipatie van de betrokken allochtone gemeenschappen. Die rol moet echter niet overdreven worden, mede in het licht van de uiterst gebrekkige middelen. 8 Suggesties voor een versterking van de rol van de zelforganisaties Het toekomstige functioneren van de zelforganisaties zal in belangrijke mate afhangen van perspectieven die vanuit de overheid (en andere participanten binnen het lokale sociale beleid) ontwikkeld worden. Er wordt een pleidooi gehouden voor de totstandkoming van integrale projecten waarbinnen de allochtone zelforganisaties participeren. Dienovereenkomstig zou het subsidiebeleid meer moeten uitgaan van projectfinanciering. De organisaties op zich worden in de huidige context naar de marge weggedrukt door geprofessionaliseerde instellingen binnen het maatschappelijk werk. Om dit enigszins te voorkomen zou het zin hebben om te organisaties meer dan nu het geval is actief te betrekken bij de totstandkoming en uitvoering van het lokale sociale beleid. In dat kader wordt tevens gepleit voor een oplossing van het ruimtegebrek waar de meeste organisaties mee kampen.
8
Van belang is de enorme diversiteit. Deze conclusie sluit aan bij de driewekelijkse discussie in NRC Handelsblad tussen minister Van Boxtel en Ahmed Aboutaleb (van multicultureel instituut Forum). Op zaterdag 21 oktober jl. concludeerden beide discussiepartners dat de doelgroepen uit de tijd zijn. Er zijn op dit moment bepaalde categorieën (binnen de allochtone gemeenschappen) die te onderscheiden zijn. Bovendien zijn er vele nieuwe gemeenschappen.
16
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Inleiding
1
Inleiding
1.1
De aanleiding tot dit onderzoek In Nijmegen bestaan er net als in andere steden vele organisaties van en binnen de verschillende allochtone gemeenschappen.9 Dat dit zo is mag min of meer vanzelfsprekend heten, aangezien we van doen hebben met inwoners die zich in een aantal opzichten onderscheiden, zowel met betrekking tot de (meeste) autochtone stedelingen alsook ten opzichte van elkaar. Hierbij denken we natuurlijk aan de vele verschillen die er zijn qua herkomst, etniciteit, cultuur, politiek en religie. Tevens zien we dat voor een aanzienlijk deel van de allochtone gemeenschappen sprake is van ongelijke maatschappelijke kansen ten opzichte van de autochtone bevolking. Nog steeds laten de cijfers schrikbarende achterstanden zien: op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en op het gebied van maatschappelijke en politieke participatie. Welnu, het feit dat er vele allochtone organisaties zijn in een stad als Nijmegen getuigt zowel van het verlangen naar een plek voor zichzelf, met en onder gelijken, alsook van het streven naar een meer evenredige deelname aan het maatschappelijke verkeer. De bedoelde organisaties worden in hun omgeving (lokaal sociaal beleid en welzijnswerk) aangeduid als zelforganisaties. Met deze term doelen we op ten minste drie eigenschappen. Op de eerste plaats de bestaansreden van een organisatie, namelijk het opkomen voor de belangen van een allochtone doelgroep. Deze belangen kunnen zeer breed omschreven worden; de behoefte aan een ontmoetingsruimte kan eronder vallen, maar ook de pleitbezorging bij een officiële instantie. Op de tweede plaats het gegeven dat de organisatie opgericht is door de leden zelf van een allochtone gemeenschap. Zo zijn er bijvoorbeeld ook verschillende organisaties van autochtone zaakwaarnemers, die opkomen voor de belangen van allochtonen, maar strikt genomen zijn dit geen zelforganisaties. Op de derde plaats tenslotte het functioneren van de zelforganisatie. Dit is primair afhankelijk van de vrijwillige inzet van de eigen mensen. Voor zover er beroepskrachten actief zijn dienen deze uitsluitend als ondersteuning van het werk van de vrijwilligers. Het voorvoegsel zelf refereert in het bijzonder aan de gedachte dat het recht van groepen burgers om volwaardig deel te nemen aan de ontwikkeling van de maatschappij niet gegeven wordt, maar steeds zal moeten worden veroverd, door eigen initiatief en eigen organisatievorming. 10 In die zin kan de zelforganisatie van groepen
9
We gebruiken het woord allochtoon in de volgende betekenis: niet hier geboren en behorend tot een andere etnische-, culturele- en / of religieuze gemeenschap. Andere termen, om hetzelfde aan te duiden (zoals etnische minderheid en migrant, zullen we ook hanteren. 10 Zo staat het bijvoorbeeld te lezen in een door minister Van Boxtel, verantoordelijk voor grote steden- en integratiebeleid, geschreven voorwoord in een doe-het-zelf handboek voor zelforganisaties van migranten: “Net als andere burgers zijn ook leden van etnische minderheden primair zelf verantwoordelijk voor hun plaats in de samenleving van de toekomst. Zij zijn zelfredzaam en autonoom, ze kennen en nemen hun rechten, zoals zij hun plichten kennen en vervullen. Wie er dan ondanks eigen inspanning niet in slaagt het burgerschap vorm te geven mag op steun van de overheid rekenen.” (Uitgave van FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling. Utrecht, 1999).
17
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
allochtone burgers ook een reactie zijn op het feit dat hun maatschappelijke positie in de loop der jaren nauwelijks verbeterd is. In Nijmegen krijgen de meeste allochtone zelforganisaties subsidie van de lokale overheid. Hiermee drukt de gemeente uit dat het bestaan van de zelforganisaties van belang gevonden wordt voor de maatschappelijke emancipatie van de verschillende doelgroepen die door de organisaties vertegenwoordigd worden. De volgende activiteiten worden daarbij in het teken van die emancipatie gesteld: -Het creëren van een ontmoetingsruimte. Hierdoor kunnen mensen zich thuis voelen en op krachten komen in een voor hen vertrouwde omgeving, dat wil zeggen in een ruimte met personen die dezelfde achtergrond kennen. -De organisatie van cursussen en voorlichtingsprogramma’s die tot doel hebben om de participatie en integratie in de lokale samenleving te bevorderen. Hierbij kan men denken aan het geven van informatie over het onderwijsstelsel, maar ook aan uitstapjes naar musea e.d. -Hulpverlening en belangenbehartiging. De organisatie kan bijvoorbeeld haar leden helpen bij het invullen van formulieren of ze kan de belangen van haar achterban bepleiten bij relevante instellingen. -Toeleiding. Hier wordt mee bedoeld: leden wegwijs maken in de bureaucratie van instellingen en stelsels, zodat ze na verloop van tijd zelfstandig gebruik kunnen maken van alle reguliere maatschappelijke voorzieningen. In de praktijk is het zo dat de subsidie gegeven wordt voor: -Kosten in verband met huisvesting, zoals: huur, energie, onderhoud, verzekeringen en kleine aanschaffingen. In een groot aantal gevallen blijkt dat de verstrekte subsidie voor maar liefst 80% opgaat aan deze kosten. -Specifieke organisatiekosten, zoals: telefoon, porti en het betalen van sprekers. -Activiteiten gericht op cultuurbeleving en voorlichting. Naast de zelforganisaties komen ook andere organisaties in aanmerking voor dezelfde subsidieregeling. Dat zijn: incidentele initiatieven in het kader van multiculturele ontwikkelingen en organisaties (zoals de welzijnsinstelling Tandem) die ten behoeve van de zelforganisaties werken. Welnu, de gemeentelijke beleidsafdeling Samenlevingsopbouw, Werk en Inkomen, van waaruit de allochtone zelforganisaties gesubsidieerd worden, heeft enige tijd geleden besloten om een evaluerend onderzoek te laten verrichten naar het functioneren van de bedoelde organisaties. Aan de afdeling Onderzoek en Statistiek is gevraagd om een dergelijk onderzoek uit te voeren. Op zich is het functioneren van de zelforganisaties langs hoofdlijnen bekend, immers alle organisaties die subsidie ontvangen rapporteren jaarlijks over hun doelstellingen en hun activiteiten, maar er is behoefte aan een systematisch overzicht, en dan met name gericht op twee hoofdpunten: -Elk jaar weer komen er nieuwe organisaties bij, terwijl sommige oudere organisaties niet of nauwelijks meer actief zijn. Wat is de dynamiek achter deze ontwikkelingen? Welke organisaties zijn er precies? Hoe zijn die te categoriseren? Kan er kortom een systematisch beeld geschetst worden van de verschillende zelforganisaties, gerelateerd aan zaken als: de herkomst van de betrokken groep, de maatschappelijke positie van de groep en generatiespecifieke kenmerken?
18
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Inleiding
-Wanneer het de bedoeling is om de zelforganisaties uitdrukkelijker dan nu het geval is te betrekken bij het lokale sociale beleid 11, gericht op de emancipatie van de verschillende allochtone groepen in de stad, voor welke organisaties gaat dat dan op? Wat doen de organisaties nu al op dit gebied? Alom wordt aangenomen dat de ontmoetingsfunctie overal wel van de grond komt, maar wat er precies op andere terreinen gebeurt is enigszins vaag. We volstaan nu met deze aanleiding om een onderzoek te verrichten naar de allochtone zelforganisaties in Nijmegen. Verderop, wanneer de probleemstelling van het onderzoek aan de orde komt, komen we uitvoerig terug op de zojuist gestelde vragen.
1.2
De opzet van het onderzoeksrapport Inmiddels is het onderzoek verricht en is dit rapport een verslag van de gedane werkzaamheden. De opbouw van het rapport is de volgende: -In hoofdstuk 2 staan we allereerst stil bij een aantal relevante (maatschappelijke en theoretische) verschijnselen die te maken hebben met allochtone zelforganisaties. Vervolgens wordt de probleemstelling van het onderzoek behandeld, evenals de onderzoeksopzet. Wat zijn precies de vragen die gesteld zijn? Hoe is naar de antwoorden gezocht? -In hoofdstuk 3 wordt verslag gedaan van het onderzoek. Hier zal vooral aan de orde komen welke allochtone zelforganisaties er zijn en hoe ze verdeeld zijn naar herkomstland, ‘gender’, leeftijd en oriëntatie. Verder wordt weergegeven wat de organisaties doen en over welke middelen ze kunnen beschikken. -Hoofdstuk 4 tenslotte bevat een verdere analyse van de onderzoeksbevindingen op het punt van de relevantie van de zelforganisaties voor de maatschappelijke emancipatie van de verschillende allochtone gemeenschappen. Gekeken wordt naar de huidige situatie, maar ook naar wenselijke toekomstige ontwikkelingen.
11
Wat er precies bedoeld wordt met de uitdrukking lokaal sociaal beleid en aanverwante termen zal in het volgende hoofdstuk aan de orde komen.
19
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Achtergronden, probleemstelling en onderzoeksopzet
2
Achtergronden, probleemstelling en onderzoeksopzet
2.1
Achtergronden bij het bestaan van de allochtone zelforganisaties Maatschappelijke emancipatie Het zal niemand ontgaan zijn dat er al geruime tijd een debat gevoerd wordt over het wel en wee van de multiculturele samenleving. Kernpunt daarbij is de bedroevende constatering dat de verschillende allochtone groepen sociaal gezien in een achterstandssituatie verkeren. Dat is al heel lang zo, ondanks diverse beleidsinspanningen om het tij te keren, bovendien ondanks de vele onderzoeksrapporten (gewijd aan allochtonen) die met een regelmaat van twee per dag aan ons voorbijtrekken. Volgens publicist Paul Scheffer12 hebben we te maken met een maatschappelijk vraagstuk dat qua omvang en importantie te vergelijken is met de sociale kwestie van een eeuw geleden. Toen ging het om de maatschappelijke integratie van de arbeidersklasse, nu om die van de verschillende etnische groepen. Nog steeds, zo betoogde Scheffer, lijkt Nederland niet echt doordrongen te zijn van de noodzaak om het multiculturele drama daadwerkelijk aan te pakken. Daardoor komt een langdurige maatschappelijke tweedeling, die vooral langs etnische lijnen loopt, akelig dichtbij. Wanneer grote groepen structureel uitgesloten worden van de maatschappelijke vooruitgang is hiermee op termijn zelfs een gevaar voor de democratie als zodanig gegeven. Niet alleen omdat de uitgeslotenen in een staat van onmaatschappelijkheid terecht kunnen komen, maar ook en vooral omdat het alom gerespecteerde ideaal van maatschappelijke gelijkheid op de tocht komt te staan. Immers wat is dat feitelijk waard als het merendeel van de allochtonen niet meeprofiteert van de maatschappelijke vooruitgang. Betrokkenen lijken het eens te zijn over de stelling dat er iets moet gebeuren, dat zelfgenoegzaam wegkijken echt niet meer kan. Maar, zo hoor je ook steeds vaker, kunnen de allochtone gemeenschappen niet zelf meer doen om een proces van maatschappelijke emancipatie tot stand te brengen? Neem bijvoorbeeld de volgende twee conclusies: “De ongelijkheid van meerderheid en minderheid vraagt om zelforganisatie van de minderheden. Uiteindelijk moeten ze hun emancipatie zelf bevechten.” 13 “De immigranten en minderheden in Nederland hebben een achterstand. Een belangrijk deel van die achterstand zullen ze zelf moeten inlopen. Te hopen valt dat het voorbeeld en de ervaringen van een aantal emancipatiebewegingen in Nederland hen van dienst mogen zijn. Emancipatie wordt immers nooit gegeven, maar moet worden bevochten: door zelforganisatie, door inzet en vasthoudendheid, door een duidelijk ideaal.”14 We zouden het bovenstaande een eerste optiek kunnen noemen met betrekking tot de maatschappelijke relevantie van allochtone zelforganisaties. Kunnen deze organisaties
12
Zie zijn artikel (met de veelzeggende titel Het multiculturele drama) in NRC Handelsblad van 29 januari jl. 13 Paul Scheffer in NRC Handelsblad van 25 maart jl. 14 Roger van Boxtel, minister van grote steden- en integratiebeleid, in NRC Handelsblad van 12 februari jl.
21
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
inderdaad iets betekenen (en wat dan) voor de emancipatie van de betrokken doelgroepen? 15 Een kentering De wens om de zelforganisaties een essentiële bijdrage te laten leveren met betrekking tot maatschappelijke emancipatie houdt een kentering in het Nederlandse allochtonenbeleid in, met name als het gaat om de beoordeling van zelforganisaties. Toen de eerste generatie (Turkse en Marokkaanse) gastarbeiders naar Nederland kwam heeft het een tijd geduurd alvorens zelforganisaties werden opgericht. Die oprichting valt te plaatsen in het verlengde van een oriëntatie op permanent verblijf in ons land. Toen de terugkeerwens nog domineerde hadden de betrokkenen genoeg aan informele ontmoetingen. Later, in de loop van de jaren zeventig van de vorige eeuw, zou blijken dat terugkeer naar het land van herkomst geen optie meer was en dat een permanent verblijf in Nederland in het vizier kwam. Het verschijnsel van gezinshereniging deed zich voor, evenals het verlangen naar een eigen, islamitische gebedsruimte. Maar bovenal begon men zich te realiseren dat collectieve maatschappelijke belangen verdedigd moesten worden. Denk aan: acties tegen dreigende ontslagen, acties voor een betere huisvesting, strijd tegen discriminatie en opkomen voor juridische gelijkheid. Aldus werden rond deze thema’s zelforganisaties opgericht. We spreken dan vooral over landelijk opererende organisaties met een duidelijke linkse politieke signatuur.16 De overheid heeft toen, om een specifiek allochtonenbeleid te ontwikkelen, in belangrijke mate gebruik gemaakt van de kennis en de ervaring die bij de zelforganisaties aanwezig waren. Denk aan de oprichting van inspraakorganen en de totstandkoming van categoriaal welzijnsbeleid. In de loop van de jaren tachtig van de vorige eeuw zien we echter dat de overheid steeds meer afstand is gaan nemen van het categoriale perspectief. De redenering won terrein dat etnische minderheden, als burgers van ons land, gewoon een beroep moesten doen op algemene voorzieningen. Voorkomen zou moeten worden dat ze eigen eilandjes binnen en naast de samenleving zouden vormen. Alleen in flankerende zin zou een specifiek allochtonenbeleid gevoerd moeten worden. Voor de zelforganisaties betekende dit dat ze een beetje op een zijspoor gemanoeuvreerd werden. De overheid vond het belangrijker dat algemene instellingen rekening zouden houden met de eigen invalshoeken en problemen van allochtonen. Op dit moment lijkt zich echter weer een nieuwe fase aan te dienen. Allerwegen wordt erkend dat door middel van algemeen sociaal beleid en algemeen maatschappelijk werk de allochtonen veel te weinig bereikt worden. De problemen zijn hardnekkig en de be15
De rol van de zelforganisaties moet niet als alleenzaligmakend gezien worden, immers we kunnen niet voorbijzien aan belangrijke structurele factoren. Neem bijvoorbeeld het gegeven dat veel industriële werkgelegenheid verloren is gegaan, juist in die sectoren waar veel allochtonen werkzaam waren. 16 Opvallend is dat organisaties die politiek rechts of religieus geïnspireerd waren zich veel minder met de belangenstrijd in Nederland bezig hielden. Zij oriënteerden zich in de eerste plaats op aansluiting bij ontwikkelingen in de landen van herkomst. Pas in de laatste jaren zien we dat ook deze organisaties aansluiting zoeken bij maatschappelijke kwesties die binnen de Nederlandse context relevant zijn.
22
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Achtergronden, probleemstelling en onderzoeksopzet
trokkenen weten nauwelijks een weg te vinden naar de hulpverlenende instanties. Dus wordt er meer en meer gesproken over een trendbreuk binnen het allochtonenbeleid, in die zin dat er weer ruimte moet komen voor categoriale perspectieven.17 Lokaal sociaal beleid De kentering waarover zojuist gesproken werd is tevens zichtbaar in het algemene kabinetsbeleid ten aanzien van sociale vraagstukken. 18 Ging het eerste paarse kabinet nog uit van een absolute prioriteit van werkgelegenheid (werk, werk en nog eens werk), nu, onder paars 2, geldt als primair aandachtspunt: de vergroting van de sociale cohesie door middel van een versterking van de sociale infrastructuur. Met het begrip sociale cohesie wordt gedoeld op de mate waarin burgers in gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden. Van belang is bijvoorbeeld het gevoel er te mogen zijn, erbij te horen en niet aan de kant te staan. Wanneer de sociale cohesie tekort schiet hebben mensen al snel het gevoel dat ze niet geaccepteerd worden en dat ze er eigenlijk niet toe doen. We weten dat allochtonen, naast langdurig werklozen en bepaalde groepen ouderen, aan het gevaar bloot staan in een proces van sociale uitsluiting en maatschappelijke marginalisering terecht te komen. Om dit tegen te gaan of zelfs te voorkomen wordt het van belang gevonden dat mensen een beroep kunnen doen op lokale sociale verbanden, het liefst zo dicht mogelijk bij huis, in hun eigen leefomgeving. Zelforganisaties kunnen in dat opzicht gezien worden als deel van de totale lokale sociale infrastructuur. Deze term wordt nergens hard omschreven; de een verstaat er alle lokale sociale voorzieningen onder, terwijl de ander alle vormen van maatschappelijke en informele zorg bedoeld. Hoe dan ook, de strekking mag duidelijk heten: de sociale infrastructuur bestaat uit alle regels, diensten, organisaties en voorzieningen (op lokaal niveau) die bevorderend werken voor het realiseren van de gewenste sociale cohesie. Binnen het grote stedenbeleid is sociale infrastructuur, naast fysieke-, economische- en kennisinfrastructuur, de vierde beleidspeiler. De zelforganisaties, als onderdeel van lokaal sociaal beleid, zouden aangesproken kunnen worden op hun vermogen mensen op te vangen, mensen concreet te helpen met hun vragen, mensen op weg te helpen naar bredere sociale participatie e.d. Civil society De vraag is evenwel, uitgaande van de verschillende lijnen waarlangs de allochtone zelforganisaties een rol kunnen spelen binnen het lokale sociale beleid, of de organisaties wel kunnen beantwoorden aan al die hooggespannen verwachtingen. We moeten niet vergeten dat ze hoofdzakelijk afhankelijk zijn van de inzet van vrijwilligers, terwijl 17
Zie bijvoorbeeld de nota Werken aan sociale kwaliteit 1999-2002 van staatssecretaris Vliegenthart. “Regelmatig blijkt dat mensen niet worden aangesproken of bereikt door algemeen beleid, dat wil zeggen door beleid dat geen onderscheid maakt naar specifieke groepen. Categoriaal, aanvullend beleid als extra stimulans is dan gewenst.” (p. 7) 18 We volgen hier een betoog van Paul Schnabel, directeur van het Sociaal Cultureel Planbureau, die onlangs publiceerde over de vraag hoe door een versterking van de (lokale) sociale infrastructuur de maatschappelijke cohesie versterkt kan worden. Zie ‘Het Sociaal Debat, Deel 1’(Elsevier bedrijfsinformatie; Den Haag, 2000).
23
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
een overwegend deel van (andere) sociale instellingen geprofessionaliseerd is en dus steunt op het werk van beroepskrachten. Is het niet zo dat de zelforganisaties in het bovenstaande te instrumenteel en te functioneel opgevat worden? In dit verband is het interessant om te wijzen op een Amsterdamse onderzoekstraditie 19 waarbinnen de zelforganisaties primair gezien worden als (culturele) organisaties van migranten en niet als verlengstukken van het overheidsbeleid. Vanuit deze optiek zouden slechts een paar zelforganisaties, althans in strikte zin, passen binnen de sociale politiek van de overheid. Maar, zo lezen we bij de aan het IMES (Instituut voor Migratie- en Etnische Studies) verbonden onderzoeker Jean Tillie 20, het feit dat die organisaties in strikte zin niet altijd even functioneel zijn binnen het vigerende overheidsbeleid hoeft geen probleem te zijn. Immers ze kunnen op een andere schaal van betekenis zijn. Het feit dat mensen elkaar kunnen ontmoeten is al relevant, of het gegeven dat actieve mensen bepaalde vaardigheden opdoen (organiseren e.d.), maar ook het feit dat mensen rekening leren houden met elkaar. In de lijn van de Amerikaanse politicoloog Robert D. Putnam 21 wordt gesproken over civil society (civiele gemeenschap); een term die in wezen veel breder is dan lokaal sociaal beleid e.d., omdat allerlei soorten organisaties meegenomen worden, ook voetbalverenigingen, gezelligheidsclubs en naaikransjes. Als mensen maar georganiseerd zijn, zo lijkt het adagium. Allochtone zelforganisaties zijn vaak wellicht niet veel meer dan vriendenclubs van louter vrijwilligers en met misschien maar een zeer beperkt bereik. In het al vermelde artikel van Paul Schnabel komt naar voren dat een behoorlijk aantal leden van etnische minderheidsgroepen met ernstige integratieproblemen kampt, ten gevolge van allerlei oorzaken, waardoor deze mensen zich alleen nog maar een klein beetje staande kunnen houden in de Nederlandse samenleving door zich op de eigen groep te richten. Dan is de aanwezigheid van een ontmoetingsruimte al heel wat. In zichzelf gekeerde eigenheid? Het denken over de allochtone zelforganisaties kent vanaf het begin een onderstroom waarbij die organisaties enigszins gewantrouwd worden. Zitten achter sommige Turkse en Marokkaanse verenigingen niet religieuze fundamentalisten aan de touwtjes te trekken? Of worden de subsidies wel aangewend voor de doelstellingen waarvoor ze bedoeld zijn? Hebben de organisaties überhaupt wel een achterban? Dit soort vragen kom je tegen in een aantal publicaties, maar vooral ook bij ambtenaren en politici die niet goed raad weten met de op het eerste oog onbekende dimensies van de organisaties. In 1982 gaf het toenmalige ministerie van WVC opdracht om onderzoek te doen naar het functioneren van de allochtone zelforganisaties. Met name wilden de beleidsvoerders weten wie precies vertegenwoordigd wordt door de organisaties. Uit een tweetal
19
Gedoeld wordt op de vele onderzoeken naar allochtone zelforganisatie(s) op het IMES (Instituut voor Migratie- en Etnische Studies) te Amsterdam. 20 ‘Zelforganisaties’ als civic communities; Lezing voor de Stichting Samenwerkingsverbanden van Marokkanen en Tunesiërs. Utrecht, 9 april 1999. (IMES, Universiteit van Amsterdam). 21 Zie bijvoorbeeld Making Democracy Work. Civic Traditions in Modern Italy (uit 1993) en Bowling Alone. The Collapse And Revival Of American Community (uit 1998).
24
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Achtergronden, probleemstelling en onderzoeksopzet
publicaties die uit dit onderzoek zijn voortgekomen22 kunnen we opmaken dat het in ieder geval in die periode zo was dat de verschillende organisaties nauwelijks naar buiten toe opereerden. In de onderzoeksrapporten wordt gesproken van: louter recreatieve activiteiten, gerichtheid op de eigen groep en niet-representatief leiderschap. In de Nijmeegse context blijkt dat veel beroepskrachten die actief zijn binnen het sociale beleid moeite hebben om in contact te komen met de allochtone zelforganisaties. Veel voorkomende kritiekpunten zijn: de organisaties zijn niet bereikbaar, ze weten nauwelijks wat er te koop is op het gebied van voorzieningen en zorg, ze houden zich niet aan afspraken e.d.23 Ook het door de gemeentelijke afdeling Onderzoek en Statistiek uitgevoerde wijkonderzoek 24 maakte melding van een probleem met betrekking tot het benaderen van de zelforganisaties: “Autochtone en allochtone bevolkingsgroepen hebben veelal hun eigen organisaties, centra, evenementen en activiteiten. Samenhang en menging komen nog weinig voor. Door het gebrek aan communicatie kunnen dan toch tegenstellingen ontstaan, op individueel of huishoudenniveau of tussen groepen.” (pag. 57)
2.2
Probleemstelling Wat willen we weten en waarom? Uitgaande van de breed maatschappelijk erkende noodzaak om daadwerkelijk iets te doen aan de achterstand van veel mensen die behoren tot de verschillende allochtone gemeenschappen willen we weten op welke wijze de organisaties die binnen de allochtone groepen zelf actief zijn van betekenis kunnen zijn in dit emancipatieproces. Participatie van allochtonen in het maatschappelijk leven en hun emancipatie tot volwaardige burgers wordt primair gerealiseerd door het vinden van (gepast) werk en / of het presteren op onderwijsniveau.25 Maar op weg daar naar toe, zeg maar in het emancipatiestreven zelf, speelt de eigen organisatievorming een belangrijke rol. Althans dit wordt verondersteld. Of dit zo is en in welke mate dit het geval is valt te onderzoeken. De kern van het onderzoek richt zich dus op de vraag welke bijdrage de vele zelforganisaties van allochtonen kunnen leveren aan het emancipatiestreven van de allochtone burgers, aan hun streven naar gelijkwaardige maatschappelijke participatie. In dat kader zijn de onderstaande onderzoeksvragen geformuleerd. De centrale onderzoeksvragen 1. Welke allochtone zelforganisaties zijn er in Nijmegen? 22
Functies eigen organisaties buitenlanders – H. de Graaf (1983) en Plaatselijke organisaties van Turken en Marokkanen – H. de Graaf (1985). Den Haag, NIMAWO. 23 Deze voorbeelden zijn gebaseerd op gesprekken die in het kader van dit onderzoek gevoerd zijn met vertegenwoordigers van Vluchtelingenwerk en Bewonersoverleg Nijmegen. 24 Wijkonderzoek 1998; afdeling Onderzoek en Statistiek – mei 1999. 25 Dit wil niet zeggen dat alleen arbeid en onderwijs als relevante integratiekaders worden gezien. Er zijn verschillende sferen van integratie; daarbij kan echter verondersteld worden dat het hebben van een baan of het behalen van positieve resultaten in het onderwijs door veel mensen gezien worden als harde indicatoren van maatschappelijke integratie.
25
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
Het antwoord op deze vraag moet een inventarisatie zijn van de organisaties die er zijn en hoe die te categoriseren zijn naar: -etnische herkomst van de deelnemers; -politieke en maatschappelijke achtergronden; -doelstelling en doelgroep; -‘gender’ (dat wil zeggen op mannen of op vrouwen gericht); -leeftijd van de deelnemers; -ruimte van activiteit (wijk- of stedelijke niveau). Het antwoord moet vervolgens verder uitgesplitst worden naar ontwikkelingen die in de tijd hebben plaats gevonden. Is het bijvoorbeeld zo dat een bepaald type organisatie een reactie is op een ander type? Is het zo dat in de loop van de tijd de belangen van jongeren gaan prevaleren? Of juist die van vrouwen? Hoe reageren de organisaties op maatschappelijke ontwikkelingen? 2. Over welke middelen kunnen de organisaties beschikken? Wat zijn de belangrijkste knelpunten hierbij? Onder middelen wordt verstaan: -financiële basis (krijgt de organisatie subsidie, wordt er contributie geheven?); -de beschikbare ruimte; -aantal deskundige bestuursleden; -aantal vrijwilligers; -professionele steun (als die aanwezig is, leidt die dan tot een vergroting van de zelfredzaamheid?). 3.
2.3
Wat doen de organisaties op het vlak van maatschappelijke emancipatie? Hier worden de volgende gebieden onderscheiden: -ontmoeting; -individuele hulpverlening / spreekuur; -voorlichting; -belangenbehartiging; -cursussen; -samenwerking met andere organisaties en instellingen.
Onderzoeksopzet Het soort onderzoek Om aan de verlangde informatie te komen is gekozen voor het voeren van gesprekken met bestuursleden en / of actieve vrijwilligers van de zelforganisaties. Deze manier van werken hebben we aangeduid met de term perspectiefonderzoek. Perspectief wil in dit verband zeggen dat niet alleen het verkrijgen van informatie (op zich) aan de orde is maar dat de informatie, en vooral ook de manier waarop die verkregen wordt, in het perspectief staat van een beter functioneren van de onderzochte organisaties. Dat wil zeggen dat, wanneer de overheid de allochtone zelforganisaties serieus wil uitnodigen om een belangrijke rol te vervullen in het lokale sociale beleid, dat dan dit onderzoek al een eerste stap is om dat perspectief te realiseren. Daarnaast is ook gesproken met vertegenwoordigers van instellingen rondom de zelforganisaties, zoals: Vluchtelingenwerk, Tandem, SWON, Inter-lokaal e.d.
26
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Achtergronden, probleemstelling en onderzoeksopzet
Aanvankelijk was het de bedoeling om niet alleen gesprekken met het organisatiekader te voeren maar om tevens een survey onder de achterban van de verschillende organisaties op te zetten. De gedachte hierachter was om na te gaan of de organisaties wel een achterban hebben en, als dat het geval is, hoe binnen die achterban geoordeeld wordt over hun bestaan en betekenis. Hier is echter van afgezien, niet alleen vanwege organisatorische en financiële overwegingen, maar ook en vooral omdat het feitelijk heel moeilijk is om representativiteit te bereiken.26 Dat neemt natuurlijk niet weg dat in de gesprekken gevraagd en gekeken kan worden naar de mate waarin een bedoelde achterban bereikt wordt. Een overzicht van organisaties die subsidie hebben aangevraagd in de loop van 1999 In totaal gaat het om 53 verschillende organisaties. De volgende tabel geeft hiervan een overzicht. Hoe is de verdeling per nationaliteit? Hoeveel organisaties zijn niet nationaal of etnisch gebonden? Tabel 1 Nationaliteit Turks Marokkaans Surinaams Somalisch Angolees / Kongolees Antilliaans en Arubaans Bosnisch Grieks Indonesisch Iraans Italiaans Joegoslavisch Koerdisch Moluks Pools Vietnamees -Internationaal -Ondersteunend
Aantal organisaties 15 9 3 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 4 7
Met ‘Internationaal’ zijn organisaties bedoeld die zich richten op allochtonen in het algemeen. De ondersteunende groepen betreffen instellingen die de allochtone zelforganisaties professioneel ondersteunen, zoals: Inter-Lokaal, SWON e.d. Verder valt ook het Internationaal Vrouwen Centrum hieronder. Dit richt zich op allochtone vrouwen die elders geen ruimte hebben om activiteiten te kunnen ontplooien. 26
Aangezien er vele zelforganisaties zijn die allemaal slechts een bepaald deel van een allochtone bevolkingsgroep representeren zou je in een survey heel veel verschillende steekproeven moeten trekken. Praktisch zou dat bijna ondoenlijk zijn. Bovendien is het bekend dat binnen allochtone gemeenschappen veel onderlinge verdeeldheid heerst, met als gevolg dat de kans groot is dat een ondervraagde persoon, die bij een bepaalde groep hoort, niet waardevrij oordeelt over een organisatie die bij een andere groep hoort.
27
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
In werkelijkheid zijn er meer zelforganisaties dan alleen de organisaties die een beroep doen op de gemeentelijke subsidieregeling. Bijvoorbeeld de moskeeverenigingen; deze komen niet in aanmerking voor overheidssteun, in verband met de strikte scheiding tussen kerk en staat. Daarnaast zijn er diverse, deels onbekende verenigingen die om welke reden dan ook geen subsidie aanvragen. Opzet en organisatie van het onderzoek Al in de eerste maanden van 1999 is door de gemeentelijke afdeling Samenlevingsopbouw, Werk en Inkomen voorgesteld om het functioneren van de allochtone zelforganisaties te evalueren. Maar door verschillende redenen kon pas in de loop van dit jaar met dat onderzoek begonnen worden. Om te beginnen is een gespreksronde gestart met een aantal vertegenwoordigers van instellingen die te maken hebben met de zelforganisaties, dit om de probleemstelling van het onderzoek te toetsen op indrukken en opvattingen van deskundigen in het veld.27 Vervolgens is er een begeleidingscommissie gevormd28, bedoeld om de probleemstelling, de voortgang van het onderzoek en de eindresultaten te beoordelen. In totaal heeft deze commissie vier keer vergaderd. In principe zijn alle relevante opmerkingen, gemaakt door leden van de begeleidingscommissie, verwerkt in het onderzoeksverslag. Volgens de opdrachtgever van het onderzoek zou het zwaartepunt moeten liggen bij de organisaties die een vijftal nationaliteiten vertegenwoordigen, te weten: Turken, Marokkanen, Antillianen, Somaliërs en Iraniërs. De eerste twee omdat ze verreweg de grootste allochtone populaties in Nijmegen vormen29, de meeste zelforganisaties kennen en al een relatief lange organisatiegeschiedenis hebben. Antillianen zijn van belang vanwege de recentelijk gegroeide zorg over de maatschappelijke marginalisering van Antilliaanse jongeren. Terwijl de laatste twee groepen prioriteit zouden moeten krijgen omdat het relatief nieuwe gemeenschappen zijn, bestaande uit politieke vluchtelingen en omdat ze volgens velen als moeilijk benaderbaar gelden. Het onderzoek zelf, dat wil zeggen het voeren van de gesprekken met bestuursleden en / of actieve vrijwilligers van de zelforganisaties, heeft plaats gevonden in de maanden mei, juni, augustus en september 2000.30 27
Zo is er gesproken met personen die aan de volgende organisaties verbonden zijn: de Stichting voor Vluchtelingen en Nieuwkomers, Tandem, de Advies Commissie Allochtonen, Ombudswerk Etnische Minderheden, Interlokaal en met de gemeentelijke procesmanager op het gebied van de multiculturele samenleving. 28 Daar maken de volgende personen deel van uit: mevr. El Guada (coördinator minderheden bij de Wetenschapswinkel), dhr. Güclü (leerkracht basisschool De Wieken), dhr. Himi (bestuurslid van de Marokkaanse vereniging El Joudor), dhr. Klomberg (beleidsambtenaar Samenlevingsopbouw, Werk en Inkomen), mevr. Solomon (Tandem), dhr. Vegt (programcoördinator Onderzoek en Statistiek) en mevr. Voeten (ambtelijk secretaris van de Advies Commissie Allochtonen). 29 Dit is trouwens niet helemaal juist, omdat de Indische Nederlanders veel groter in getal zijn dan bijvoorbeeld de Marokkanen. Maar de Indische Nederlanders vormen kennelijk niet een groot maatschappelijk probleem. Zie hierover later. 30 In het volgende hoofdstuk komt aan de orde welke organisaties benaderd zijn, hoe de gesprekken verlopen zijn e.d.
28
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
3
De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
3.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de gesprekken die gevoerd zijn met vertegenwoordigers van de allochtone zelforganisaties in Nijmegen. Het merendeel van die gesprekken is gevoerd met Turkse en Marokkaanse organisaties. De reden hiervan is eenvoudig: er zijn nu eenmaal heel veel Turkse en Marokkaanse organisaties. In de Antilliaanse gemeenschap zijn er momenteel weinig tot geen organisaties, een gegeven dat als onderdeel gezien mag worden van de huidige maatschappelijke problematiek waar deze etnische groep mee worstelt. Somaliërs en Iraniërs kennen slechts een paar organisaties. De gesprekken die gevoerd zijn werden steeds voorafgegaan door een uitnodigingsbrief, waarna vervolgens een telefonische afspraak gemaakt kon worden. Wanneer het lukte om organisaties te bereiken31 was de medewerking aan het onderzoek geen enkel probleem meer. Dat wil zeggen dat de respons zeer hoog ligt. Daar staat tegenover dat het in relatief veel gevallen moeilijk bleek te zijn om uit de sfeer van sociaal wenselijke of opportunistische verhalen te komen. Men moet zich dit zo voorstellen: het actieve kader van de zelforganisaties krijgt eens in de zoveel tijd bezoek van een officiële instantie, recentelijk bijvoorbeeld nog in het kader van het Stadsdebat, en in principe wordt dan een standaardverhaal verteld. Zou je het ‘echte’ verhaal willen horen, dan zou je op z’n minst veel meer tijd moeten hebben en bovendien zou je dan in al die verschillende allochtone talen moeten kunnen communiceren. Men moet dit in het achterhoofd houden bij de interpretatie van de informatie die volgt. Men dient zich verder te realiseren dat alle nu volgende analyses hoofdzakelijk zijn gebaseerd op de gevoerde gesprekken. Weliswaar is ook gebruikt gemaakt van relevante literatuur, maar er is niet gestreefd naar een omvattende theoretische analyse van de allochtone zelforganisaties in Nijmegen. Daarom zijn er zeker lacunes aan te wijzen in de gehanteerde indelingen en achtergrondverhalen. Daarbij komt dat in de wereld van de zelforganisaties onderlinge politieke verschillen en tegenstellingen soms een eminente rol spelen, waardoor in de betreffende gevallen elke analyse politiek (en theoretisch) ter discussie gesteld kan worden.
3.2
Een eerste indeling op basis van herkomstland Inleiding Allochtone zelforganisaties zijn steeds op de een of andere wijze een combinatie van een aparte identiteit (etnisch, cultureel, politiek en / of religieus) enerzijds en een streven naar verbetering van de sociale positie anderzijds. Vooral met betrekking tot de aparte identiteit kan gewezen worden op een groot aantal verschillen. Immers alle migrantengemeenschappen brengen verschillen en tegenstellingen (die eigen zijn aan de landen van herkomst) mee. En we weten dat het daarbij in enkele gevallen, bijvoor31
In enkele gevallen bleek dit moeilijk of zelfs onmogelijk te zijn, bijvoorbeeld omdat opgegeven telefoonnummers niet bleken te kloppen.
29
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
beeld wanneer we letten op de strijd tussen links en rechts georiënteerde Turkse organisaties, om een niet te overbruggen kloof gaat. Hoe belangrijk deze kwestie ook is (of gevonden wordt), in het onderzoek is om allerlei redenen ervoor gekozen om er niet al te diep op in te gaan.32 Dat is een beperking, maar een begrijpelijke, want het is niet de opzet van het onderzoek om een omvattende analyse te maken van de diverse achtergronden die ten grondslag liggen aan het ontstaan van de zelforganisaties. De centrale vraag was en is: op welke wijze kunnen de zelforganisaties van betekenis zijn voor de maatschappelijke emancipatie van hun achterban in Nederland. Desondanks moeten we steeds rekening houden met twee invalshoeken: dat de zelforganisaties een eigen discours33 hanteren, waarmee ze een fundamentele identiteit tot uitdrukking brengen, en dat ze reageren op een actuele maatschappelijke problematiek. De combinatie van identiteit en maatschappelijke ontwikkeling, zeg maar: van eigenheid en aanpassing, heeft kenmerken die per allochtone gemeenschap verschillend zijn. Daarom onderscheiden we zelforganisaties voor de volgende groepen:34 -Turken en Marokkanen; -Antillianen en Arubanen; -Surinamers; -Zuid-Europeanen; -Molukkers en Indische Nederlanders; en -asielzoekers en vluchtelingen. Turkse en Marokkaanse organisaties Turken en Marokkanen hebben een vestigingsgeschiedenis in Nederland die veel onderlinge overeenkomsten vertoont. Aanvankelijk waren er de gastarbeiders die in ons land het laaggeschoolde industriële werk kwamen verrichten. Vervolgens kwamen ook vrouwen en kinderen naar Nederland (gezinshereniging) en groeiden de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen vooral in de grote steden gestaag uit tot een aanzienlijk deel van de bevolking. Turkse en Marokkaanse gemeenschappen laten verder ook overeenkomsten zien met betrekking tot de betekenis van de islam (althans voor een aanzienlijk deel van de populatie) en meegenomen politieke tegenstellingen uit de landen van herkomst. De eerste zelforganisaties van Turken en Marokkanen waren landelijk opererende belangenbehartigingsorganisaties. Deze hadden voornamelijk een linkse po32
Een voor de hand liggende reden is bijvoorbeeld: gebrek aan tijd. Een andere reden is: het niet onnodig willen aanwakkeren van politieke (en andere) tegenstellingen tussen de organisaties. 33 Letterlijk wordt hiermee bedoeld: vertoog. Je zou kunnen stellen dat zelforganisaties een maatschappijvisie hanteren, gebaseerd op politieke en / of religieuze achtergronden, van waaruit een specifieke sociale of politieke strijd afgeleid wordt. Linkse groepen laten zich daarbij bijvoorbeeld leiden door een klassenstrijdschema, terwijl rechtse organisaties meestal een nationalistische of religieusfundamentalistische benadering volgen. In beide gevallen wordt een strategie gevolgd die verbonden is met politieke praktijken in het moederland. In relativerende zin kan opgemerkt worden dat lang niet alle zelforganisaties een (duidelijk) discours hanteren en dat het belang ervan vooral in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw lag. Na de val van de Berlijnse Muur is een groot aantal politieke tegenstellingen aan erosie onderhevig geraakt. 34 Nu volgt slechts een korte typering van een aantal allochtone gemeenschappen (en hun zelforganisaties). Verderop zal de indeling aan de hand van de onderzoeksbevindingen in een meer omvattende zin helder gemaakt worden.
30
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
litieke signatuur. Daartegenover stond een aantal religieuze of rechts nationalistische organisaties. De verenigingen die aan belangenbehartiging deden oriënteerden zich duidelijk op de Nederlandse situatie, terwijl de andere meer bezig waren met situaties in Turkije en Marokko. In de jaren negentig van de vorige eeuw zien we in beide gemeenschappen nieuwe organisatiepatronen ontstaan, al naar gelang eigen maatschappelijke problemen van bepaalde groepen (jongeren, ouderen en vrouwen) onderkend worden. Antilliaanse en Arubaanse organisaties De eerste generatie Antillianen en Arubanen die naar Nederland kwam bestond in hoofdzaak uit hoger opgeleiden die hier kwamen studeren. Organisatievorming had betrekking op: studie, cultuur en sport; maatschappelijke achterstand was niet aan de orde. Momenteel is dat anders; de meeste Antilliaanse en Arubaanse migranten komen tegenwoordig uit de lagere sociale klassen en deze mensen zitten in Nederland vooralsnog in een maatschappelijk isolement. Zo is er bijvoorbeeld sprake van een relatief hoge mate van criminaliteit onder Antilliaanse jongeren. Surinaamse organisaties De immigratie van Surinamers naar Nederland lijkt een beetje op die van Antillianen en Arubanen: eerst kwamen slechts hoger opgeleiden, later ook steeds meer lager opgeleiden. Vooral na de onafhankelijkheid van Suriname, in 1975, is het aandeel van de lager opgeleiden drastisch toegenomen. Surinamers zijn qua etniciteit en religie onderverdeeld in verschillende groepen. Er zijn Creolen, Hindoestanen, Javanen, Chinezen e.a. Deze verschillen zien we terug op het niveau van de Surinaamse zelforganisaties. Organisaties van Zuid-Europeanen Met Zuid-Europeanen wordt gedoeld op Joegoslaven, Italianen, Spanjaarden, Portugezen en Grieken. Deze mensen kwamen indertijd als gastarbeiders naar ons land, maar anders dan Turken en Marokkanen hebben zij zich relatief succesvol maatschappelijk kunnen ontwikkelen. Molukse organisaties en organisaties van Indische Nederlanders De Molukse bevolkingsgroep is qua organisatievorming interessant omdat ze een aantal nergens anders voorkomende kenmerken laat zien. Allereerst het gegeven dat de gemeenschap niet telkens een aanwas krijgt van nieuwe eerste generatiemensen, waardoor we een gestage maatschappelijke ontwikkeling zien per generatie. Vervolgens omdat de Molukse gemeenschap zich, na het drama van de treinkapingen, duidelijk is gaan richten op een permanent verblijf in Nederland. Tenslotte omdat Molukkers intern steeds een hoge organisatiegraad kenden: op het gebied van kerkelijke groepen, wijkraden en belangengroepen. De Indische Nederlanders worden soms niet eens (meer) als allochtonen betiteld, omdat ze zo geruisloos zijn ingeburgerd. Toch hebben ze nog steeds eigen organisaties en is er sprake van maatschappelijk isolement, vooral bij de ouderen. Organisaties van asielzoekers en vluchtelingen Hier betreft het groepen die nog niet zo lang in Nederland verblijven. Eigen kenmerken van deze gemeenschappen zijn: relatief hoog opgeleid, relatief vaak persoonlijk getrau-
31
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
matiseerd (ten gevolge van oorlogen en vluchtgedrag), aanpassingsproblemen in Nederland en vooralsnog een lage sociale positie.
3.3
Turkse en Marokkaanse organisaties We maken een onderscheid tussen de volgende soort groepen: -Moskeeverenigingen; -Organisaties op het gebied van belangenbehartiging; -Vrouwengroepen; -Nieuwe groepen; -Andere organisaties.
3.3.1
Moskeeverenigingen Achtergrond en doelstelling Voor veel Turkse en Marokkaanse gastarbeiders werd de wens om een eigen gebedsruimte te bezitten van groot belang, zeker toen eenmaal bleek dat het verblijf in Nederland permanent was. De familie kwam over, dat wil zeggen vrouw en kinderen, en mede daardoor zagen de mannen zich genoodzaakt om hun religieuze verplichtingen serieus te nemen. Zowel in verband met de opvoeding van de kinderen alsook in relatie tot het ontstaan van gemeenschappen hier, waarbij de moskee net als in het land van herkomst een middelpunt zou moeten zijn. Hoe moslim te blijven in een vreemde omgeving zou voor velen een zaak van levensbelang worden. De moskee zou niet alleen de vorming van gemeenschappen hier sacraliseren maar ook de verbinding met moederland en tradities in ere houden. 35 Ervoor zorgen dat er een gebedsruimte komt vereist organisatie en daarmee ontstaan vormen van zelforganisatie. Verzoekschriften moeten ingediend worden, subsidie aangevraagd, etc. Als de moskee er eenmaal is blijft de organisatie bestaan, bijvoorbeeld in de vorm van een moskeebestuur In Nijmegen zijn momenteel twee Turkse en twee Marokkaanse moskeeën dan wel moskeeverenigingen actief: Stichting Moskee Eyüp en Moskee Krekelstraat binnen de Turkse gemeenschap; Abi Bakr en Stichting Islamitische Moskee 36 bij de Marokkanen. De moskee aan de Krekelstraat is slechts een dag in de week open, terwijl de Marokkaanse moskee aan de Graafseweg (waar Stichting Islamitische Moskee thuis is) bedreigd wordt met sloop, dit in verband met een algehele renovatie van het gebied aldaar. Maar het bestuur van de stichting is inmiddels aan het praten met het bestuur van
35
Over de oprichting van moskeeverenigingen en over andere soorten islamitische organisatievorming in Nederland zijn vele interessante studies verschenen. Ik noem hierbij: Hoe blijf ik overeind als moslim?; Continuïteit en verandering bij Marokkaanse moslims van Martijn de Koning (lezing gehouden op de ‘Sociaal-wetenschappelijke studiedagen’, 3 mei 2000) en Een antropologische visie op islam in Nederland van J. Tennekes (in ‘Migrantenstudies’ jg. 7, no. 4, 1991). 36 De Marokkaanse organisatie El Hak, die verderop ter sprake komt, is verbonden aan de Stichting Islamitische Moskee. Nogal wat bestuursleden zijn van beide organisaties lid.
32
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
Abi Bakr om te fuseren. Aldus zijn Stichting Moskee Eyüp en Abi Bakr in het kader van de zelforganisatie het meest relevant. De sociale relevantie van moskeeverenigingen heeft vooral twee aspecten. Aan de ene kant zijn moskeeën daadwerkelijke centra waar een aanzienlijk deel van de allochtone bevolking samenkomt, zijn het met andere woorden bezielde middelpunten van allochtone gemeenschappen. Aan de andere kant is er rond de islam in Nederland en dus ook rond de moskeeën sprake van een vermaatschappelijking. Dat wil zeggen dat steeds meer maatschappelijke onderwerpen in eigen kring behandeld (moeten) worden. Dat is logisch gelet op de maatschappelijke positie van de gelovigen; wanneer deze bijvoorbeeld te kampen hebben met werkloosheid of met schooluitval van de kinderen, dan zullen deze thema’s ongetwijfeld ook binnen de moskee aan de orde komen. In dit verband spreekt onderzoeker Thijl Sunier37 van een cognitive shift bij jonge bestuurders van Turkse moskeeën in Rotterdam. Deze jongeren beseffen meer dan hun ouders dat hun toekomst in Nederland ligt en dat ze dus ook de hier bestaande problemen moeten aanpakken. Activiteiten In Nijmegen zijn er in het afgelopen jaar de volgende activiteiten rond de twee moskeeën georganiseerd: -Godsdienstlessen voor kinderen; -Taalles voor vrouwen die analfabeet zijn; -Gezondheidsvoorlichting; -Voorlichting over het onderwijssysteem in Nederland; -Festiviteiten rond de geboorte van kinderen in de gemeenschap; -Feesten rond bruiloften. Verder komt het regelmatig voor dat mensen geholpen worden bij het oplossen van hun financiële problemen. Het kan zijn dat mensen de begrafenis van een familielid niet kunnen betalen of dat ze oplopende schulden hebben. In dat soort gevallen kan men dan een beroep doen op de moskeevereniging. Middelen en knelpunten De volgende paradox doet zich voor: aan de ene kant zijn de moskeeën en moskeeverenigingen sociaal gezien van groot belang (ze hebben een relatief grote achterban, ze helpen mensen in nood en ze organiseren tal van activiteiten – deels in samenwerking met lokale sociale instellingen), terwijl ze aan de andere kant geen subsidie ontvangen en dus weinig financiële middelen hebben. Geld is afkomstig van contributie en giften.
3.3.2
Organisaties op het gebied van belangenbehartiging In zowel de Turkse als de Marokkaanse gemeenschap zijn er verschillende organisaties die als uitgangspunt hebben: de verdediging van maatschappelijke (en culturele) belangen van de achterban. Op papier wordt die achterban vaak aangeduid als de hele Turkse of Marokkaanse gemeenschap, terwijl in werkelijkheid slechts een deel daarvan vertegenwoordigd wordt. Dat deel is een bepaald segment van die gemeenschap, ge37
Zie Islam in beweging; Turkse jongeren en islamitische organisaties. Amsterdam, Het Spinhuis – 1996.
33
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
baseerd op eigenheid in politieke, etnische en / of familiaire sfeer.38 Als zodanig zijn de belangenbehartigingsorganisaties de eerste allochtone zelforganisaties in de Nederlandse context. Het zijn veelal organisaties (of vertakkingen daarvan) die in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw vanuit een links politiek discours werkten. Ze beschouwden zich toen als arbeidersorganisaties, waarmee uitgedrukt werd dat de belangen van Turkse en Marokkaanse arbeiders in het geding waren en dat de belangenstrijd die gevoerd werd vooral ook een klassenstrijd zou moeten zijn. Met dat uitgangspunt was het mogelijk om samen te werken met linkse partijen en groepen in Nederland. -DHD Achtergrond en doelstelling Deze Turkse organisatie bestaat vanaf 1995 en is een fusie van twee eerder bestaande Turkse organisaties (te weten: HTIB en TID). HTIB was aanvankelijk een socialistische organisaties. Vanuit een marxistische maatschappijanalyse werd de situatie van Turkse gastarbeiders in Nederland (en breder in Europa) in klassentermen gezien. Een aantal jongeren vond de analyse (en de daaruit voortvloeiende praktijk) te rigide en richtte als reactie op de dogmatische ouderen een organisatie van onafhankelijke progressieve jonge Turken op. Dit werd TID. De onafhankelijkheid had tevens betrekking op de onderworpenheid van HTIB aan de landelijke koepelorganisatie. In de loop van de jaren negentig kwam het tot fusiebesprekingen, omdat, zeker in het postsocialistische tijdperk, de verschillen uiteindelijk minder groot bleken dan aanvankelijk werd gedacht. Aldus werd DHD opgericht. DHD staat voor: Democratische Volksvereniging. In plaats van socialistisch noemt men zich nu democratisch links. Maar op dit moment is de identiteit van DHD minder vanzelfsprekend dan die van HTIB en TID in het verleden. Niet in de laatste plaats omdat een actieve linkse politiek op dit moment (in Nederland) andere vormen en andere inhouden heeft gekregen. Activiteiten -Er is dagelijks de mogelijkheid om elkaar te ontmoeten; er zijn plusminus twintig vaste bezoekers. -Op gezette tijden worden er feesten georganiseerd; bijvoorbeeld rond sinterklaas en het Turkse kinderfeest. Er zijn dan ongeveer vijftig bezoekers aanwezig. -Door middel van voorlichtingsactiviteiten wordt getracht de achterban wegwijs te maken op het gebied van actuele maatschappelijke problemen; met name ten aanzien van sociale wetgeving en onderwijs. Hier komen gemiddeld tussen de twintig en vijftig personen op af. -Als men dat nodig vindt wordt er geprotesteerd tegen activiteiten van het Turks Cultureel Centrum 39, omdat deze organisatie verdacht wordt van extreemrechtse achtergronden. Dit protest heeft trouwens geen andere gedaante dan een brief die naar het college van B en W gestuurd wordt wanneer het Turks Cultureel Centrum een beroep
38
In enkele gevallen (bijvoorbeeld bij de Turkse DHD) staat het lidmaatschap van de organisatie alleen open voor democratische landgenoten. 39 Het Turks Cultureel Centrum komt verderop aan de orde bij de bespreking van nieuwe organisaties.
34
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
doet op overheidssteun. DHD vindt het dan noodzakelijk om opheldering te verschaffen over de ‘ware’ achtergrond van deze organisatie. -Tot voor kort, dat wil zeggen tot afgelopen jaar, bestond er een samenwerkingsverband met de Marokkaanse vereniging El Joudor, de Turkse vrouwengroep TKD, Groen Links en Inter-Lokaal gericht op een jaarlijkse behandeling van een thema aangaande de maatschappelijke achterstelling van allochtonen. Maar dit initiatief is doodgebloed, mede door een gebrek aan actief kader.40 Middelen en knelpunten Qua middelen ziet de situatie voor DHD er als volgt uit: -Men kan beschikken over een eigen pand (aan de Waldeck Pyrmontsingel), alwaar zowel een ontmoetingszaal alsook een kantoorruimte aanwezig is. -Aan gemeentelijke subsidie wordt per jaar 38.000 gulden ontvangen, maar van dat bedrag moet 22.000 gulden aan huur betaald worden, 6.000 gulden aan energiekosten en 1.000 gulden aan belastingen. DHD-leden betalen per maand 2,5 gulden aan contributie. -Er is een bestuur van in totaal 7 personen; voor de rest zijn er nog 8 min of meer actieve vrijwilligers. Het bestuur wordt elk jaar gekozen; nadeel hiervan is dat er steeds nieuwe bestuursleden zijn, zonder ervaring, waardoor de continuïteit van het werk verloren raakt. Een extra probleem hierbij is het feit dat veel ex-kaderleden naar de Randstad verhuisd zijn. -In de kantoorruimte kan men beschikken over twee computers, een antwoord- en een faxapparaat. -Als aanvulling op de werkzaamheden van het bestuur zijn er 3 gesubsidieerde banen: 2 voor het beheer van de zaal en 1 voor kantoorwerkzaamheden.
-Haci Bektas Veli Culturele Vereniging Achtergrond en doelstelling De Haci Bektas Veli Culturele Vereniging41 is een organisatie van alevieten uit Turkije. Alevieten behoren binnen de islamitische scheiding tussen soennieten en sjiieten tot de laatste groep. In Nijmegen hangt men een typische Anatolische religie aan. Theologische kennis is weinig ontwikkeld; het gaat eerder om een volksreligie (met een orale traditie) dan om een canonieke schriftreligie. Alevieten hechten grote waarde aan de innerlijke beleving van hun godsdienst en aan het volgen van een aantal sociale regels. Zo kennen alevieten bijvoorbeeld geen sterke scheiding tussen vrouwen en mannen, zodat vrouwen kunnen deelnemen aan de belangrijkste religieuze rituelen. Ook het gebruik van alcohol is niet verboden, hoewel het wel streng gereglementeerd is. Verder behoren het moskeebezoek, het vijf maal per dag verrichten van gebedsrituelen, de bedevaart naar Mekka en de vastenmaand niet tot de religieuze verplichtingen. Zowel vanwege de aard van hun religie alsook vanwege de langdurige onderdrukking door de 40
We doelen hier op het platform mozaïek, vanaf 1993 actief in de Nijmeegse samenleving. Er is gewerkt aan de totstandkoming van een betere woningverdeling ten bate van allochtonen. Er zijn activiteiten ontplooid tegen discriminatie en racisme en is er een begin gemaakt met het geven van taallessen aan allochtone vrouwen in de verschillende wijken. 41 Haci Bektas Veli was een belangrijke religieuze voorman. Hij leefde in de dertiende eeuw en is tot op heden een inspiratiebron.
35
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
soennitische meerderheid hebben de alevieten direct belang bij de scheiding tussen kerk en staat, zoals die in Turkije sinds 1925 bestaat. Pas vanaf het midden van de jaren tachtig (van de vorige eeuw) bestaat er een alevitische emancipatiebeweging. Geschat wordt dat er in Nijmegen ongeveer 1200 Turkse alevieten wonen; daarvan zijn 170 gezinnen lid van HBVCV. Formeel heeft de oprichting in 1994 plaatsgevonden, maar jarenlang kon er feitelijk niet veel ondernomen worden omdat er geen (eigen) ruimte was. Die ruimte is er nu wel, vanaf september van het afgelopen jaar, waardoor een volwaardig bestaan mogelijk is geworden. Activiteiten -Dagelijks is er een ontmoetingsruimte; vooral werkloze mannen zijn hierdoor in de gelegenheid om te kaarten of televisie te kijken. -Voor jongeren zijn er sazlessen.42 -Samen met DHD is geld ingezameld voor de slachtoffers van de aardbeving in Turkije; tevens is er met DHD samengewerkt om te protesteren tegen activiteiten van het Turks Cultureel Centrum. -Er wordt momenteel gewerkt aan de totstandkoming van een brochure in het Nederlands, om de doelstellingen en activiteiten nader toe te lichten. Middelen en knelpunten -Omdat Haci Bektas Veli Culturele Vereniging pas sinds kort over een eigen ruimte kan beschikken en omdat er pas een nieuw bestuur is samengesteld bevinden veel (geplande) activiteiten zich in een fase van voorbereiding. Dit geldt onder andere voor voorlichtingsactiviteiten op het gebied van langdurige werkloosheid en onderwijsproblemen. -Zoals gezegd is er sinds september 1999 een eigen pand, en wel aan de Bijleveldsingel. Het huurcontract loopt evenwel tot maart 2001; wat er na die tijd met de ruimte gebeurt is nog niet zeker. -De gemeentelijke subsidie bedraagt 12.000 gulden per jaar, maar aan huur moet alleen al 16.000 gulden betaald worden. De leden betalen 2,50 gulden per maand aan contributie. -Het werk van de organisatie steunt op een paar bestuursleden / vrijwilligers. -Aan professionele ondersteuning zijn er momenteel 2 gesubsidieerde banen ter beschikking gesteld; 1 voor beheer van de ontmoetingsruimte en 1 voor schoonmaakwerkzaamheden. Er wordt gewerkt aan een derde gesubsidieerde kracht, en wel voor administratieve doeleinden.
-Stichting Turkse Ouderen Nijmegen (STON) Achtergrond en doelstelling Deze organisatie is in 1995 opgericht en heeft als centrale doelstelling: het opkomen voor de belangen van Turkse ouderen in Nijmegen en het bevorderen van het welzijn van deze mensen. 43 Specifieke zaken die in verband gebracht kunnen worden met de 42 43
Een saz is een soort gitaar. De oprichting is mede op aandringen van Inter-Lokaal en het reguliere welzijnswerk (Tandem en SWON) tot stand gekomen. Dit in verband met een
36
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
positie van Turkse ouderen zijn bijvoorbeeld de vraag of er een eigen bejaardentehuis moet komen en de vraag hoe men later begraven wil worden. In een folder kunnen we het volgende lezen: “Vijfendertig jaar geleden kwamen veel Turken naar Nederland. Zij vormen de meerderheid van alle buitenlanders die naar Nederland kwamen om te werken. Sommigen van hen zijn nu op een leeftijd gekomen dat zij met pensioen gaan. Velen zitten met de vraag of ze hier blijven of terug zullen gaan naar Turkije. Aan de ene kant is er het geboorteland. Aan de andere kant Nederland, waar de kinderen en kleinkinderen opgroeien. De ouderen hebben aan Nederland de beste jaren van hun leven gegeven. Vertrekken is moeilijk. De STON vindt het belangrijk dat de ouderen de rest van hun leven in welzijn kunnen doorbrengen. Omdat wij de situatie van de ouderen kennen, willen wij opkomen voor de belangen van onze landgenoten. Dit doen wij bijvoorbeeld door te onderzoeken welke hulp de ouderen straks nodig hebben en hoe de ouderen later willen wonen. Willen zij samen met andere landgenoten in een bejaardenhuis wonen of in een wooncentrum? Willen zij verzorgd worden door personeel dat hun taal spreekt?” Activiteiten -Dagelijkse ontmoeting vanaf 10.00 uur ’s ochtend. -Spreekuur; bijvoorbeeld in de maand maart, wanneer de belastingformulieren ingevuld moeten worden. Studenten met verstand van belastingrecht komen dan helpen. -Voorlichting op tal van gebieden; zoals gezondheidszorg, sociale verzekeringen, woonvormen. Dit steeds in samenwerking met deskundigen van desbetreffende maatschappelijke instanties. -Festiviteiten; enerzijds rond typische islamitische vieringen, anderzijds zijn er elk jaar twee algemene feesten waar ook autochtone buurtbewoners voor uitgenodigd worden. -Excursies en uitstapjes; elk jaar worden er bustochten georganiseerd naar grote steden in het buitenland, maar ook naar musea in Nederland of naar andere plekken met een recreatieve waarde. -Er is een zangkoor dat klassieke Turkse liederen ten gehore brengt. Regelmatig wordt er opgetreden bij lokale evenementen. -Bezoek brengen aan zieke mensen (thuis of in het ziekenhuis). Middelen en knelpunten -Er is de beschikking over een eigen ruimte: een voormalig politiebureau aan de Koninginnelaan. -Een jaarlijkse subsidie van de gemeente, te weten 27.000 gulden; maar 24.000 gulden moet aan huur betaald worden. Via de bar zijn er kleine verdiensten, verder door collectes bij uitstapjes. -Er zijn geen leden (want de STON is een stichting), maar bij activiteiten gaan er steevast 140 uitnodigingsbrieven de deur uit. -Het bestuur bestaat uit 11 leden, waarvan de meerderheid vrouw is. Binnen het bestuur is er een taakverdeling, dat wil zeggen dat er verschillende programmagroepjes
breed gedragen erkenning van de specifieke ouderenproblematiek. Men wilde een overkoepelende organisatie in het leven roepen, zodat de ouderen bijvoorbeeld niet de dupe zouden worden van verdeeldheid tussen de al bestaande Turkse zelforganisaties.
37
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
zijn. Professioneel worden bestuursleden ondersteund door middel van cursussen via Osmose en SWON. 44 -Er is momenteel een ‘ID-baner’ in dienst, maar slechts voor een paar uur per week. Deze is verantwoordelijkheid voor de bardienst en verricht schoonmaakwerkzaamheden. Er wordt naarstig gezocht naar nog een gesubsidieerde kracht (of een stagiaire), om een dagelijks spreekuur bemand te kunnen opzetten. -Er is een computer, maar geen fax- of antwoordapparaat.
-TKD en HTKB Achtergrond en doelstelling TKD en HTKB zijn twee Turkse vrouwenorganisaties. De vroegere verenigingen HTIB en TID hadden ieder ook een eigen vrouwengroep, maar terwijl HTIB en TID gefuseerd zijn geldt dat niet voor de twee vrouwenorganisaties. Van HTKB mogen we aannemen dat ze alleen op papier bestaat; wellicht zijn er een paar bestuursleden, maar aan activiteiten is er niets. TKD heeft als doelstelling: het geven van voorlichting aan Turkse vrouwen. Hierbij wordt een vorm van maatschappelijke bewustwording nagestreefd die de vrouwen in staat zou moeten stellen om zelfstandig in de Nederlandse samenleving te kunnen opereren.45 Activiteiten Het afgelopen jaar heeft de stichting TKD weinig tot niets ondernomen. Een aantal actieve bestuursleden is bezig geweest in verband met de aardbeving in Turkije. Voor de rest heeft men deelgenomen aan Internationale Vrouwendag op 8 maart en heeft men een voorlichtingscampagne opgezet op het gebied van drugsverslaving (in samenwerking met Nederlandse verslavingsdeskundigen). Daarbij lag de nadruk op de communicatieproblemen tussen Turkse ouders en –kinderen. Middelen en knelpunten -Eens per week, op maandagmiddag, kan TKD gebruik maken van de ruimte die voor de rest van de week door de Stichting Turkse Ouderen Nijmegen wordt beheerd. -Per jaar is er een gemeentelijke subsidie van 3.200 gulden. Huur hoeft niet betaald te worden. Inmiddels is gebleken dat voor het komende jaar, 2001, geen subsidie is aangevraagd (trouwens ook niet door HTKB), wat erop duidt dat het bestaan nog slechts een papieren aangelegenheid is. -Er zijn 3 bestuursleden; 2 daarvan hebben een fulltime baan elders. -Er is behoefte aan professionele ondersteuning, met name om brieven in het Nederlands te kunnen schrijven.
44
Stichting Osmose, in Arnhem gevestigd, is een organisatie die ten behoeve van allochtonen werkt, vooral op het gebied van voorlichting en cursussen bestuursondersteuning. SWON staat voor: Stichting Welzijnswerk Ouderen Nijmegen. 45 Op zich is dit ook de doelstelling van de verderop te behandelen wijkgebonden vrouwengroepen, maar bij TKD wil men, naar eigen zeggen, meer dan alleen samenzijn en koffiedrinken.
38
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
-El Hak Achtergrond en doelstelling Deze Marokkaanse vereniging is in 1984 opgericht en is nauw verbonden aan de moskee op de Graafseweg. De centrale doelstelling van El Hak is: opkomen voor de belangen van de Marokkaanse gemeenschap in Nijmegen. Men zegt zich te richten op de hele Marokkaanse gemeenschap in Nijmegen, maar in de praktijk is het bereik veel minder groot. Volgens informatie van het bestuur zijn er maximaal honderd leden, maar de meeste daarvan betalen geen contributie. Activiteiten -Van maandag tot en met vrijdag is de organisatie overdag bereikbaar. Je kunt echter moeilijk spreken van een ontmoetingsruimte, aangezien slechts een klein kamertje in gebruik is; de rest van het pand hoort bij de moskee. Terwijl de moskee zelf natuurlijk wel open staat voor ontmoeting. -Spreekuur; dat wil zeggen dat er elke dag minimaal één bestuurslid aanwezig is om vragen te beantwoorden of vertaalwerkzaamheden te verrichten. In beide gevallen gaat het om juridische kwesties, huursubsidie e.d. Een enkele keer komt het voor dat iemand begeleid wordt naar een reguliere maatschappelijke instelling op het gebied van hulpverlening. Middelen en knelpunten -Zoals gezegd is er een kamer binnen een groter gebouw (de moskee). Dat is niet veel en dit tekort wordt als een groot probleem ervaren, omdat El Hak, mits er een grotere ruimte zou zijn, naast het dagelijkse spreekuur ook graag andere activiteiten zou willen ondernemen, zoals: feesten (met vrouwen en kinderen), aparte vrouwenactiviteiten en voorlichting gericht op jongeren. -Een jaarlijkse subsidie ad 8.000 gulden, waarvan 6.000 gulden aan huur opgaat en 1.200 gulden aan telefoonkosten. De leden die contributie betalen maken 12,50 gulden per jaar over. -Weliswaar zijn er bestuursleden, maar die zijn nauwelijks actief. Het spreekuur wordt feitelijk draaiende gehouden door twee door de Stichting Uitzicht gestationeerde (Marokkaanse) beroepskrachten. Van belang voor een duidelijker positiebepaling van El Hak is het volgende wellicht relevant: aan het slot van het gesprek dat de onderzoeker voert met een achttal bestuursleden en andere betrokkenen ontstaat eigenlijk een heel nieuw gesprek, maar dan vanuit hetgeen de Marokkaanse mannen zelf wezenlijk vinden. Het onderwerp betreft het gegeven dat zij steeds vaker de greep kwijtraken op hun kinderen, met name hun zonen. Talrijke voorbeelden worden genoemd van jongens die de school niet hebben afgemaakt en op straat, of nog erger: in criminele circuits terecht zijn gekomen. De vaders weten niet echt welke de problemen zijn die dit allemaal veroorzaken, voor een deel schamen ze zich, zo lijkt het, en uiteindelijk zoeken ze de oorzaak in een te ver doorgeschoten vrijheid binnen de Nederlandse samenleving. Zelf staan ze heel ver af van die samenleving en weten ze bijvoorbeeld nauwelijks van het bestaan van schoolcontactpersonen, van een schooladviesdienst of van het specifiek op Marokkaanse vaders gerichte project.
39
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
-El Joudor Achtergrond en doelstelling El Joudor is een Marokkaanse vereniging die in 1990 is opgericht. De centrale doelstelling is: het verbeteren van de concrete leefomstandigheden van met name Marokkaanse migranten in Nijmegen e.o. Het met name is opmerkelijk, omdat hiermee gesuggereerd wordt dat niet alleen Marokkaanse belangen maar ook die van andere (etnische) groepen verdedigd worden. In de praktijk blijkt het echter vrijwel uitsluitend om Marokkanen te gaan. Activiteiten Wat gebeurt er precies om een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de concrete leefomstandigheden van de Marokkaanse migranten? -Allereerst is er een dagelijks spreekuur, van 9.00 tot 15.00 uur. Tijdens dit spreekuur worden vragen behandeld op het gebied van: verblijfsvergunning, huursubsidie, aanvraag kinderbijslag e.d. Uit de wijde omgeving van Nijmegen krijgt El Joudor vragen te beantwoorden. In de meeste gevallen heeft men zelf genoeg deskundigheid in huis om het een en ander af te handelen, niet in de laatste plaats door de aanwezigheid van een in het vluchtelingenrecht gespecialiseerde beroepskracht. Zelden hoeven mensen die om hulp vragen doorgestuurd te worden naar een desbetreffende reguliere maatschappelijke instelling. Vaak is het zelfs zo dat mensen bij El Joudor aankloppen omdat ze eerst elders niet verder kwamen of werden afgewezen. Tijdens het spreekuur is de ruimte tevens beschikbaar als ontmoetingsruimte. -Eens per week wordt er deelgenomen aan een zogenaamde wijkpost in het Willemskwartier. Dit is een buurtgericht spreekuur voor allochtonen; verschillende organisaties en instellingen doen daar aan mee. Het project is in februari jl. gestart en momenteel wordt gekeken hoe het precies verder ontwikkeld kan worden. Op 19 oktober zal een algehele evaluatie van de wijkpost plaatsvinden. -Er werd deelgenomen aan het reeds genoemde project samen met DHD, TKD en Groen Links. Maar zoals inmiddels bekend is dit project ter ziele gegaan. -Een bestuurslid van El Joudor is namens een aantal Nijmeegse achterstandswijken afgevaardigd in een landelijk platform binnen het grote steden-beleid. -Eens per jaar wordt er meegewerkt aan de organisatie van een intercultureel feest. Middelen en knelpunten -Er is een permanente ruimte, te weten een gedeelte van een pand aan de Pontanusstraat dat samen met een tiental andere verenigingen en stichtingen wordt gehuurd. Die ruimte betreft iets tussen een zaaltje en een woonkamer in, met de aanwezigheid van aanrecht e.d. -De gemeentelijke subsidie bedraagt ca 7.500 gulden per jaar, 4.500 gulden moeten jaarlijks aan huur betaald worden. In 1999 bedroegen de contributiegelden 300 gulden. -Er zijn drie door de Stichting Uitzicht betaalde beroepskrachten, waarvan er twee Marokkaans zijn. In feite doen deze mensen de belangrijkste werkzaamheden; daartoe wordt ook gerekend het elk jaar maken van een financieel jaarverslag.
40
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
Anders dan El Hak lijkt El Joudor opener te staan voor een oriëntatie op concrete samenwerking met anderen. Wel is het zo dat de organisatie 46 nogal kritisch staat tegenover een aantal reguliere hulpverlenende instanties. Met name Inter-lokaal moet het ontgelden; bij deze instelling zouden veel te veel onervaren stagiaires werken, waardoor vragen om hulp een onnodig lange wachttijd kennen.
3.3.3
Vrouwengroepen Anders dan de al genoemde vrouwengroepen die gelieerd waren en zijn aan bestaande zelforganisaties (van mannen) gaat het nu om nieuw opgezette, speciaal op vrouwen gerichte en wijkgebonden initiatieven, die bovendien in vrijwel alle gevallen door de welzijnsstichting Tandem ondersteund, om niet te zeggen: gestuurd en bestuurd worden. De centrale doelstelling van deze vrouwengroepen is steeds tweeledig: enerzijds zorgen voor de elementaire maatschappelijke participatie van Turkse en Marokkaanse vrouwen – deze vrouwen zijn meestal, hoewel ze soms al meer dan twintig jaar in Nederland wonen, nooit uit huis geweest, anders dan om boodschappen te doen, bovendien spreken ze niet of nauwelijks Nederlands en zijn ze soms zelfs ook in hun herkomsttaal analfabeet -; anderzijds zorgen voor de totstandkoming van een kader per groep, dat wil zeggen 3 à 4 vrouwen die op termijn de leiding kunnen nemen in de voorbereiding en de organisatie van activiteiten. Om deze doelstellingen te realiseren zorgt Tandem steeds voor een activiteitenbegeleidster die een aantal uren per week werkzaam is op dit gebied van de allochtone zelforganisaties. De op Turkse vrouwen gerichte groepen zijn de volgende: Aktifler, Bahar, Bati Kadinlar Komitesi, Cagri, Dogus, Dostlar, El Ele, Groep 2000 en Safak. Marokkaanse vrouwen kunnen zich wenden tot: Atlas, El Warda, Ladies Populair Maroc en Marokkaanse Vrouwengroep Nieuw West. Er zullen ongetwijfeld nog meer groepen zijn, maar wezenlijk gezien zullen die niets toevoegen aan de volgende beschrijving, aangezien alle wijkgebonden vrouwengroepen dezelfde opzet kennen. Laten we een aantal groepen iets nauwkeuriger bekijken. -Aktifler Bestaat al achttien jaar in de wijk Hatert. De naam betekent letterlijk: actieven. Oorspronkelijk door Turkse vrouwen uit de wijk opgezet, later onder verantwoordelijkheid van Tandem gekomen en in de loop van de tijd vaker van samenstelling verandert. Elke dinsdagochtend is er een groepsbijeenkomst, en wel van 9.30 tot 11.30 uur. Over een heel jaar genomen is er dan een afwisselend programma, dat wil zeggen: -voorlichting, in het afgelopen jaar bijvoorbeeld over het Nederlandse onderwijssysteem, drugs, inbraakpreventie en omgaan met pubers (steeds in samenwerking met daartoe deskundige vertegenwoordigers van reguliere instanties); -gezelligheidsactiviteiten, zoals bingo en sinterklaasvieringen; -uitstapjes, o.a. naar het Valkhofmuseum; -kookcursus, cursus handwerken en cursus voetverzorging. Er wordt naar gestreefd om Nederlands te spreken, maar vaak, zeker wanneer de onderwerpen wat aan de gevoelige kant zijn, schakelen de vrouwen over op het vertrouwde Turks. De groep komt bij elkaar in het wijkcentrum, maar er is geen ruimte om bijvoorbeeld een keer een feest te organiseren. Verder is het vaak te duur om uitstapjes 46
Tijdens het gesprek dat ik ter plekke voerde in het kader van dit onderzoek waren er plusminus 25 personen aanwezig.
41
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
te regelen; subsidiegelden mogen niet hiervoor gebruikt worden en eigen inkomsten zijn minimaal. -Bahar Deze Turkse vrouwengroep is actief in Hatert en Hatertse Hei.47 In wezen kan hetzelfde verhaal verteld worden als het zojuist vertelde. Tijdens het gesprek met de activiteitenbegeleidster is nader ingegaan op de achtergronden van de groep. Om te beginnen was het van belang, voor de oprichtsters, om te weten wat de vrouwen zelf willen. Vervolgens kwam aan de orde op welke wijze de initiatiefneemsters inhoudelijk en professioneel ondersteund konden worden door het welzijnswerk. Vaak is het een probleem dat de Turkse (of andere allochtone) vrouwen niet gewend zijn om hun wensen onder woorden en naar voren te brengen. Leiding nemen is al helemaal een bijna onmogelijke opgave. De vrouwen die uiteindelijk bij de voorbereiding van de activiteiten betrokken raakten en raken bleken en blijken voor een deel al eerder actief geweest te zijn in verband met andere en eerdere vormen van zelforganisatie. Naast de al beschreven activiteiten van Aktifler is hier ook sprake van een cursus waarmee vrouwen kunnen leren initiatief te nemen en een cursus met als thema: relatieverbetering in de wijk. -Dostlar Bestaat al twaalf jaar in het Willemskwartier. De activiteiten zijn de volgende: -koffie- en theemiddagen, eens per week, er komen dan tussen de 30 en 40 vrouwen; -om de andere week voorlichting en / of cursus (bloemschikken en handwerken); -uitstapjes; -een jaarlijks feest; -een kookproject samen met Marokkaanse en autochtone vrouwen. Naast de activiteitenbegeleidster wordt de groep ondersteund door een Turkse werkneemster die een gesubsidieerde (WIW-)baan uitoefent.48 Het kader van de vrouwen zelf bestaat uit vier vrijwilligsters. Maar de meeste van deze vrouwen hebben niet veel tijd, mede in verband met het hebben van een vaste baan. Maar daarnaast is er weinig tot geen organisatorische ervaring en is de beheersing van de Nederlandse taal zeer gebrekkig. Eens in de zes weken is er een vergadering van het kader. Dan worden de te ondernemen activiteiten gepland en de boekhouding bijgehouden. -El Ele Negen jaar geleden opgericht en actief in de wijk Neerbosch Oost. De begeleidster vanuit Tandem is zelf Turkse en afgestudeerd op het HBO met een eindscriptie over zelforganisatie onder Turkse vrouwen. Bovendien is er een Turkse WIW-werkneemster die vooral administratieve activiteiten ontplooit. El Ele wil vrouwen stimuleren om collectief te handelen en op langere termijn is het de bedoeling dat er netwerken ontstaan van geactiveerde Turkse vrouwen die elkaar kennen en snel weten te vinden. Maar dat zijn doelstellingen die nog ver in de toekomst verborgen liggen, omdat het momenteel nog niet echt lukt om de groep te verzelfstandigen ten opzichte van Tandem. Wel wordt er gewerkt met nieuwe methodieken waarmee vrouwen leren om 47
Hierover heb ik gesproken met Marijke Swinkels, activiteitenbegeleidster van Tandem. Naast de Turkse groep Bahar begeleidt zij ook de Somalische groep Heegan. 48 Voor de helft van haar werktijd werkt ze voor deze groep, voor de andere helft voor de Marokkaanse groep El Warda.
42
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
stapsgewijs in te grijpen in de hen omringende wereld. Zoals ook bij andere groepen het geval is is er een kader. Het uitdrukkelijke streven is dat de vrouwen die daartoe behoren (ook) elders actief worden. Op basis van geleerde vergadertechnieken (e.d.) lukt het ook vrij aardig dat vrouwen doorstromen naar andere vormen van vrijwilligerswerk. Het nadeel van een dergelijke ontwikkeling is natuurlijk dat steeds nieuwe vrouwen ingewerkt moeten worden, waardoor de continuïteit enigszins verloren gaat. Het blijkt dat activiteiten elders vrouwen een zekere status geven. De voorlichtingsactiviteiten hebben het laatste jaar vooral in het teken gestaan van het Nederlandse onderwijsstelsel. Het blijkt dat veel Turkse ouders hun kinderen graag zien slagen op school, maar dat ze vaak niets weten van het schooltype waar hun kind mee te maken heeft e.d. Kinderen kijken teveel televisie, ouders lezen niet voor, kinderen lezen te weinig, etc. Met de schooladviesdienst is over dit soort problemen een cursus opgezet, bedoeld om in dit geval de moeders een beetje wegwijs te maken. Meestal zijn er tussen de twintig en dertig bezoeksters aanwezig geweest bij deze cursus. -Atlas In de wijk Hatert, al in 1986 opgericht. De activiteitenbegeleidster via Tandem is zelf Marokkaanse. Op zich is het functioneren niet wezenlijk anders dan dat van de vele Turkse groepen. Toch is er een tweetal karakteristieke bijzonderheden van Marokkaanse vrouwengroepen in het algemeen: op de eerste plaats het gegeven dat de taalachterstand nog groter is, de vrouwen spreken niet alleen bijna geen Nederlands, maar ze zijn ook vaak in hun eigen taal analfabeet; op de tweede plaats zijn er tussen Marokkaanse vrouwen opvallend veel onderlinge tegenstellingen. 49 Naast de wekelijkse bijeenkomst is er voor een aantal vrouwen nog een tweede moment van samenzijn, namelijk dan wanneer ze via het ROC (Regionaal Opleidings Centrum) taalles ontvangen. Binnen Atlas is het gebruikelijk om aan taalvaardigheid te doen, zodat vrouwen op elementair niveau leren zich uit te drukken in het Nederlands. Men doet dat bijvoorbeeld door het schoolkrantje van de kinderen te lezen. -El Warda In het Willemskwartier, al ruim zes jaar bestaand. In principe bedoeld voor Marokkaanse vrouwen uit de wijk, maar sporadisch doen ook vrouwen van andere nationaliteiten mee, onder andere is een Somalische lid. De twee hoofdactiviteiten van de groep zijn: naailes en les in Arabische taal en –cultuur. De meeste vrouwen zijn al heel lang in Nederland, terwijl ze de Nederlandse taal nauwelijks machtig zijn. Vandaar dat een aantal van hen sinds kort taalles volgt bij het ROC. Als zodanig is alleen al het wekelijkse samenzijn van de groep van belang, omdat het een gelegenheid is om het eigen huis te verlaten en samen te zijn met anderen. Anders zitten de vrouwen maar thuis, met weinig geld en veel kinderen. Volgens de activiteitenbegeleidster is de groep niet makkelijk. Als ze zin hebben kunnen de vrouwen elkaar het leven tamelijk zuur maken; lange tirades over en weer zijn dan het gevolg. Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer geprobeerd wordt een aantal vrouwen wat meer verantwoordelijkheid te geven en anderen het daar niet mee eens zijn. 50 Volgens de leiding is het zo dat de 49
Dit moet verder niet overdreven worden, het is een soort cultureel gegeven, in de zin dat het binnen de Marokkaanse cultuur past. Marokkanen bezitten meer dan bijvoorbeeld Turken wantrouwen ten opzichte van landgenoten die niet uit de eigen streek afkomstig zijn. 50 Tijdens mijn aanwezigheid bij een bijeenkomst van El Warda moest er bijvoorbeeld gekozen worden voor twee vrouwen die de groep naar buiten toe zouden kunnen vertegenwoordigen. Dit bleek een hels karwei, omdat de ene
43
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
vrouwen wel van alles willen maar te weinig zelf verantwoordelijkheid nemen voor de uitvoering. Een aantal eisen: -tijd en ruimte om na de naailes langer te kunnen blijven (in het wijkcentrum); -opvulling van een aantal lesuren (Arabisch) dat momenteel in verband met geldproblemen is uitgevallen; -meer mogelijkheden om uitstapjes te maken. -Ladies Populair Maroc Een Marokkaanse meidengroep, voornamelijk in Dukenburg actief en in de loop van 1997 en 1998 opgericht. In die tijd werden er regelmatig Marokkaanse meidenfeesten georganiseerd in jongerencentrum Staddijk; elke keer met een speciaal feestthema. In de zomermaanden was dat thema bijvoorbeeld: trouwen, omdat in die tijd van het jaar veel Marokkaanse meisjes trouwen. De feesten trokken telkens ruim zeventig bezoeksters. Door dat succes begonnen sommige meiden eraan te denken om ook andere activiteiten te ontplooien. Op dat moment was er in Nijmegen weinig te doen voor Marokkaanse meisjes. Weliswaar waren er wijkgebonden vrouwengroepen, maar die gingen uit van de belangen van moeders. De jongere vrouwen hadden belangstelling voor: computerles, uitstapjes, themabijeenkomsten en naailessen. Maar op de achtergrond speelde en speelt heel erg de gedachte dat Marokkaanse meiden nogal streng in de gaten gehouden worden door hun ouders. Als je als meisje bijvoorbeeld ‘gewoon’ in de stad uitgaat word je al snel als een slecht meisje gezien en dan wordt er over je geroddeld. Daarom zitten Marokkaanse meiden relatief vaak in een isolement. Het is wél geoorloofd om naar aparte meidenbijeenkomsten te gaan. Het blijkt steeds vaker dat de meiden zich weerbaarder opstellen, maar ze blijven een balans zoeken tussen Marokkaanse en Nederlandse cultuur. Het standpunt van de ouders wordt gerespecteerd, terwijl er binnen dat respect gestreefd wordt naar een eigen positie. 51 Uiteindelijk is samen met Tandem Ladies Populair Maroc opgericht. In 1998 is voor het eerst subsidie aangevraagd en ontvangen. Inmiddels zijn er vijf medewerksters die op vrijwillige basis meedoen aan de voorbereiding en uitvoering van diverse activiteiten. In de afgelopen tijd ging het om de volgende zaken: -Een uitstapje naar de vrijmarkt in Beverwijk, mede omdat daar veel Marokkaanse standjes aanwezig zijn. -Een aantal themabijeenkomsten, bij deelneemsters thuis, onder andere over trouwen en uithuwelijken. -De voorbereiding en organisatie van een concert van de in eigen kring immens populaire zanger Cheb Zahouani.
Marokkaanse vrouw niet wou dat de andere de taak op zich zou gaan nemen. Vandaar dat uiteindelijke de Somalische als enige werd aangewezen om de groep naar buiten toe te representeren. 51 Over de positie van Marokkaanse (en Turkse) meisjes in Nederland bestaat een interessant artikel van de Amsterdamse onderzoekster Lenie Brouwer: Good girls, bad girls; Moroccan and Turkish runaway girls in the Netherlands. (Publicatie van Culturele Antropologie / SNWS – Amsterdam). Interessant is verder dat de activiteitenbegeleidster van de Marokkaanse groep Atlas, Zohra Zarouali, regelmatig als romanschrijfster publiceert over het leven van Marokkaanse jongeren in Nederland. De titel van haar laatste boek luidt: Een doel voor ogen. Volgens NRC Handelsblad van vrijdag 8 sept. jl. worden haar boeken verslonden door Marokkaanse meisjes.
44
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
Alleen sporadisch kan de groep gebruik maken van de ruimte in het wijkcentrum, dus is er vraag naar een eigen accommodatie. Er is nu bijvoorbeeld geen inloopvoorziening. Een ander probleem is dat de actieve medewerksters een betaalde baan hebben, waardoor ze weinig tijd hebben om het vrijwilligerswerk te doen.
Samenvattend ten aanzien van de wijkgebonden vrouwengroepen De achtergrond en doelstelling van alle zojuist genoemde organisaties is dezelfde: zorgen dat de schrikbarende achterstand op het gebied van maatschappelijke participatie door Turkse en Marokkaanse vrouwen wordt verminderd. Met medewerking van de welzijnsorganisatie Tandem komen de vrouwen minimaal eens per week bij elkaar; zowel voor de gezelligheid alsook om voorlichting te krijgen over relevante onderwerpen die betrekking hebben op de Nederlandse samenleving. Geprobeerd wordt om vanuit de doelgroep telkens drie à vier vrouwen bij het organiseren van de activiteiten te betrekken. Voor alle wijkgebonden vrouwengroepen geldt dat de gemeente jaarlijks een bedrag tussen de 2.000 en 3.000 gulden (per organisatie) aan subsidie verschaft. Dit bedrag moet besteed worden aan de organisatie van voorlichtingsactiviteiten (e.d.) en mag bijvoorbeeld niet gebruikt worden voor uitstapjes. Als de vrouwen ergens naar toe willen moeten ze dat in principe zelf betalen. Vaak blijkt dat een groot probleem te zijn. Wat de ruimte betreft: de vrouwengroepen mogen voor hun wekelijkse bijeenkomst gebruik maken van de voorzieningen in het wijkcentrum. Maar wil men bijvoorbeeld een feest organiseren, dan is daar vaak geen ruimte voor. In de wijkcentra is het bovendien duur om koffie en thee te drinken. Men is gedwongen deze drankjes in de centra te kopen, per kopje moet 1 gulden of 1,25 gulden betaald worden, en dat wordt over het algemeen erg prijzig gevonden.
3.3.4
Nieuwe groepen Wat we precies hieronder verstaan zal in het onderstaande duidelijk worden. De aanduiding ‘nieuw’ refereert vooral aan de volgende betekenissen: een jongere achterban, dat wil zeggen behorende tot de tweede of zelfs derde generatie; hoger opgeleide initiatiefnemers; maar ook over het algemeen nieuw in de tijd, dat wil zeggen nog niet zo lang geleden opgericht. -Anour Achtergrond en doelstelling Marokkaanse vereniging; in 1996 opgericht en in de weekenden (op zaterdag en zondag) aanwezig in het wijkcentrum van de wijk Heseveld. De oprichters van deze vereniging zijn hoog opgeleide Marokkanen, voor een deel bijvoorbeeld werkzaam in de reclassering, maar ook als ingenieur of leraar. Tevens zijn het religieus bevlogen personen die hun bereikte maatschappelijke status combineren met een islamitisch zelfbewustzijn. De doelstelling van Anour is tweeledig: aan de ene kant het verzorgen van lessen in de Arabische taal en –cultuur (aan kinderen), aan de andere kant het geven van voorlichting (over het Nederlandse onderwijsstelsel) aan de ouders. In de praktijk
45
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
komt het ook voor dat kinderen geholpen worden door middel van huiswerkbegeleiding. Goede prestaties in het onderwijs worden gezien als de sleutel tot een volwaardige maatschappelijke participatie later. Maar niet alleen dat, er wordt op gewezen dat Marokkaanse kinderen ook opgevoed moeten worden met een bewustzijn van waar ze vandaan komen, waar hun ‘roots’ liggen en wat de islam betekent.52 Activiteiten -Elke zaterdag en zondag, van 10.00 tot 13.30 uur, wordt er les (of huiswerkbegeleiding) gegeven aan Marokkaanse kinderen, verdeeld over een aantal verschillende leeftijdsgroepen. De lessen worden gegeven door bevoegde studenten en / of docenten, die dit werk echter vrijwillig doen. -De op de ouders gerichte voorlichtingsbijeenkomsten vinden in principe eens in de veertien dagen plaats. Hiervoor worden, indien dat nodig is, deskundigen van buiten gevraagd. Het is niet helemaal duidelijk hoeveel mensen aangesloten zijn bij de activiteiten van Anour. Volgens bestuursleden betalen zestig gezinnen contributie. Die gezinnen zijn trouwens niet alleen in Nijmegen gehuisvest maar ook in een aantal omringende gemeentes. Middelen en knelpunten -Men maakt gebruik van de ruimte in een wijkcentrum, zoals gezegd gaat het daarbij slechts om 7 uur per week, verdeeld over zaterdag en zondag. Maar mocht het zo zijn dat, en dat is vaak op zondag het geval, door het wijkcentrum een andere activiteit gepland wordt dan krijgt die prioriteit. -Aan subsidie wordt 12.600 gulden per jaar ontvangen, maar alleen al aan huur moet 12.700 gulden betaald worden. De gezinnen die contributie betalen, in totaal zestig, betalen 15 gulden per jaar. -Er zijn drie actieve bestuursleden en twee actieve vrijwilligers. Deze mensen zijn er steeds in de weekenden, waarbij de vrijwilligers zorgen voor het noodzakelijke onderhoud en de bestuursleden voor de coördinatie. Kantoorwerkzaamheden worden bij de bestuursleden thuis verricht, in de avonduren. -De bestuursleden vinden het onbegrijpelijk en ongehoord dat ze slechts in zeer marginale zin kunnen doen wat ze willen doen. De gemeente zou onvoldoende het belang onderkennen van de door Anour ontplooide onderwijsactiviteiten.
-Stichting SEMA Achtergrond en doelstelling Een Turkse vrijwilligersorganisatie, voortgekomen uit de Turkse gemeenschap in de regio. De stichting is in 1995 opgericht, de letters SEMA staan voor: Stichting Educatief en Cultureel Centrum Maasland. Net als bij Anour bestaan de oprichters voor een groot deel uit hoog opgeleide personen, dit keer met een Turkse achtergrond, en 52
Bij al deze aspecten wordt ook uitdrukkelijk gewezen op het belang om kinderen een identiteit en (zelf)bewustzijn te geven, zodat ze niet doelloos op straat zwerven of zelfs in crimineel vaarwater terechtkomen.
46
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
zijn ze religieus georiënteerd. De hoofddoelstelling van SEMA is het geven van onderwijs aan (Turkse) kinderen uit de zogenaamde kansarme groepen. Hiertoe is niet zo lang geleden in de wijk Hatert een pand aangekocht, een voormalig schoolgebouw, om er een internaat te vestigen, dat wil zeggen dat de kinderen meerdere dagen in de week kunnen (over)blijven. De initiatiefnemers van SEMA gaan er van uit dat Turkse ouders heel ambitieus zijn als het gaat om de onderwijsprestaties van hun kinderen, maar dat ze zelf meestal geen substantiële stimulans kunnen bieden om die prestaties daadwerkelijk te realiseren. Wanneer Turkse kinderen door allerlei omstandigheden achterop raken in het Nederlandse onderwijs wordt dit gezien als iets dat ook aanleiding kan zijn tot ongewenste maatschappelijke ontwikkelingen, omdat die kinderen geen gerespecteerde plaats kunnen verwerven in de samenleving. SEMA ziet zich zelf werken als aanvulling op het reguliere onderwijs. Activiteiten In strikte zin is SEMA geen organisatie maar een onderwijsinstelling. Vandaar de volgende activiteiten: leerlingbegeleiding, huiswerkbegeleiding, vergroting van onderwijsstimulerend gedrag bij de ouders e.d.53 Middelen en knelpunten -De dagelijkse leiding is in handen van twee personen. Verder is er een stichtingsbestuur en zijn er twee coördinatoren fondsenwerving. De dagelijkse werkzaamheden worden uitgevoerd door een dertigtal vrijwilligers met een HBO- of universitaire achtergrond. -Financiële middelen zijn vooral afkomstig uit giften. Daarnaast is subsidie bij de gemeente Nijmegen aangevraagd en is een bedrag van 4.000 gulden ontvangen van Stichting Steunfonds voor het Buurt- en Klubhuiswerk te Nijmegen. Opvallend is dat SEMA veel gedaan heeft om zichzelf te positioneren op de markt van onderwijs aan allochtonen. 54 -Turks Cultureel Centrum Achtergrond en doelstelling In 1995 opgericht, duidelijk het stempel dragend van jongeren die tot de tweede generatie behoren: veelal in Nederland geboren en / of hier al langere tijd op school of een schoolloopbaan achter de rug, levend tussen twee culturen en twee talen. De doelstelling van het Turks Cultureel Centrum kan op drie verschillende niveaus bepaald worden. Op de eerste plaats de opvoeding van Turkse jongeren in en met de cultuur van het herkomstland. Men wil dat de doelgroep niet alleen weet heeft van het bestaan van bepaalde feesten, bijvoorbeeld, maar ook bekend raakt met het waarom daarvan. Op de tweede plaats het introduceren van de Turkse cultuur bij reguliere maatschappelijke instellingen. Dit kan zijn de organisatie van een themadag op een basisschool, maar bijvoorbeeld ook informatie die aan de politie gegeven wordt over typische culturele achtergronden van een Turkse delinquent. Op de derde plaats het 53 54
Voor meer informatie wordt verwezen naar SEMA Jaarverslag 1999. Zie pag. 11 van het jaarverslag.
47
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
maatschappelijke bewust maken van de Turkse jongeren, dat wil zeggen: duidelijk maken hoe wetten, gebruiken en praktijken in Nederland functioneren. Wat kan wel en wat kan niet? Wat staat in de grondwet? Waar gaat het bij verkiezingen om? Dat soort vragen dus. Activiteiten -Het Turks Cultureel Centrum is gehuisvest in een voormalig schoolgebouw aan de Citroenvlinderstraat. In dit gebouw zijn er meerdere ruimtes, onder andere een ontmoetingszaal en een bibliotheek. Op het gebied van activiteiten is het volgende gedaan: -Dagelijkse ontmoeting; vanaf 12.00 uur is het centrum geopend. -De viering van typisch Turkse dan wel islamitische feesten, bijvoorbeeld het kinderfeest op 23 april. -Deelname aan een inzamelingsactie voor de slachtoffers van de aardbeving in Turkije. -Deelname met een eigen team aan de voetbalcompetitie, als elftal bij een al bestaande vereniging in Nijmegen (SJN). -Deelname met een team aan de zaaalvoetbalcompetitie. -Diverse uitstapjes. -Gezamenlijke zwemactiviteiten. -De opzet van een theatergroep. -Voorlichtingsactiviteiten op het gebied van onderwijs, gemeentepolitiek en politie. -Vertaal- en tolkwerkzaamheden in het ziekenhuis. Middelen en knelpunten -Zoals gezegd is er een eigen ruimte waarin men permanent huist. -Aan gemeentelijke subsidie wordt 8.000 gulden per jaar ontvangen. Dit bedrag wordt echter als een lachertje afgeschilderd, alleen al omdat per maand 3.000 gulden aan huur betaald moet worden. Een aantal bestuursleden denkt erover het subsidiegeld demonstratief terug te storten in de kas van de gemeente. De voornaamste inkomsten worden gegenereerd uit contributieheffingen (10 gulden per lid per maand) en uit giften. Er zouden 200 leden zijn. -Als het moet kunnen van die 200 leden 70 tot 80 personen geactiveerd worden om mee te doen aan de organisatie van een bepaalde activiteit. Elk jaar, soms is dat eens per anderhalf jaar, wordt er een nieuw bestuur gekozen op een algemene ledenvergadering. -Er is geen steun van buitenaf, noch in de vorm van professionele advisering noch in de gedaante van gesubsidieerde arbeid.55 56 55
Het Turks Cultureel Centrum wordt door een aantal andere organisaties verdacht van rechts-extremistische invloeden. Gewezen wordt dan op de lange arm van gewezen MHP-leden. In Nijmegen zijn het vooral DHD, TKD en Haci Bektas Veli Culturele Vereniging die dit punt regelmatig aan de orde stellen. Omgekeerd zegt het Turks Cultureel Centrum dat die zojuist genoemde verenigingen in de praktijk niets voorstellen, aangezien ze alleen koffiehuisachtige activiteiten zouden organiseren. De beschuldigingen in de richting van het Turks Cultureel Centrum zijn mede gebaseerd op het boek Grijze wolven; een zoektocht naar extreem rechts van Stella Braam en Mehmet Ulger. In die publicatie wordt het Turks Cultureel Centrum genoemd als een oord waar extreem rechtse invloeden samenkomen. 56 In hetzelfde gebouw aan de Citroenvlinderstraat is ook gehuisvest: Stichting Cultureel Vrouwencentrum Hilal. Dit is de vrouwelijke tak van het Turks Cultureel Centrum.
48
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
3.3.5
Andere organisaties Tenslotte is er sprake van een aantal (zelf)organisaties dat niet eenduidig te plaatsen is binnen een van de vier voorafgaande categorieën. -TGB Een Turkse voetbalploeg. Deze vereniging, waar ook autochtone Nijmegenaren lid van zijn, neemt met een aantal elftallen deel aan de voetbalcompetitie. Het eerste team speelt al een aantal jaren in de vierde of vijfde klasse van de KNVB. Oorspronkelijk is TGB opgericht door leden van de vroegere vereniging HTIB. -Güller Een organisatie van met name Nederlandse vrouwen die Turks leert. Men komt eens per week bij elkaar onder leiding van een bevoegd docente. De redenen om de Turkse taal te leren zijn zeer divers; voor de een betreft het bijvoorbeeld het gegeven dat ze getrouwd is met een Turkse man en haar kinderen tweetalig wil opvoeden, voor de ander zijn het de jaarlijkse vakanties naar Turkije en de wens om daar met de bevolking te kunnen communiceren. Doordat de vrouwen Turks spreken kunnen ze in hun eigen omgeving als tolk functioneren, bijvoorbeeld op een school tussen Turkse en Nederlandse ouders of in het ziekenhuis om een arts beter te kunnen laten spreken met een Turkse patiënt. Aanvankelijk is Güller gestart in wijkcentrum Villa Nova, vanuit de doelstelling dat ook Turkse vrouwen zich zouden aansluiten bij de groep. Dit bleek echter niet te gebeuren. Momenteel worden de Turkse lessen bij iemand thuis gegeven. De groep ontvangt een jaarlijkse gemeentelijke subsidie ter hoogte van 1.600 gulden. 57 -De Toekomst Een multiculturele sportvereniging, maar in werkelijkheid bijna uitsluitend uit Marokkaanse jongeren bestaand. Elke zondagmiddag tussen 13.00 en 16.00 uur wordt er in een zaal (IJsbergstraat) gesport, verdeeld over drie verschillende leeftijdsgroepen. De centrale doelstelling is om de jongeren op een positieve wijze een bezigheid te verschaffen en ze aldus van straat te houden. Men noemt zich multicultureel omdat gestreefd wordt naar een sportieve integratie met autochtone jongeren en andere allochtonen. De vereniging heeft tussen de 70 en 80 leden, die ieder naar vermogen tussen de 1 gulden en 2,5 gulden per maand aan contributie betalen. De gemeente geeft ongeveer 2.900 gulden per jaar aan subsidie. De zaalhuur bedraagt 43 gulden per uur. De vereniging wordt praktisch geleid door vier bestuursleden.
3.4
Antilliaanse en Arubaanse organisaties De term Nederlandse Antillen suggereert een eenheid die er feitelijk niet of nauwelijks is. Zowel qua geografische afkomst alsook qua sociaal-economische positie zijn de Antillianen (en Arubanen) een zeer heterogene bevolkingsgroep. Men is afkomstig van zes 57
Dat Güller uit dezelfde pot (‘sociaal cultureel werk’) subsidie ontvangt als alle andere organisaties wordt door de subsidieverstrekker zelf als een toevalligheid gezien, aangezien de activiteiten van Güller eerder passen binnen de zogenaamde volwasseneneducatie.
49
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
verschillende eilanden (verdeeld over twee taalgebieden) en tientallen nationaliteiten. De schrijver Boeli van Leeuwen omschreef een Antilliaan ooit als: “iemand die met zijn voeten op de rotsige bodem van zijn eiland staat, met zijn heupen in het woelige leven van Carácas en met zijn hoofd in de troebele Amsterdamse grachten.” En toen had hij het alleen nog maar over de Benedenwindse Antillianen. De organisatievorming van Antillianen en Arubanen is (in Nijmegen) van oudsher totaal anders dan die van bijvoorbeeld Turken en Marokkanen. Sowieso zijn er altijd veel minder organisaties geweest, maar de organisaties die er waren, waren vaak uitsluitend op cultuur of sport gericht, bovendien deden die niet altijd een beroep op subsidiekanalen. De eerste generatie die naar Nederland kwam bestond bijna uitsluitend uit hoog opgeleide mensen, afkomstig uit de zogenaamde hogere kringen, die hier kwamen om verder te studeren. Voor zover er organisaties werden opgericht hadden die betrekking op studentenaangelegenheden of op culturele / sportieve zaken. Is voor een groot aantal Turken en Marokkanen de moskee het culturele en religieuze middelpunt van de gemeenschap, voor Antillianen (en Arubanen) is dat het honkbalveld. Op de Antillen is honkbal veruit de meest belangrijke sport, dienovereenkomstig ontstaan er spontaan gemeenschapsleven en organisatievorming rondom het honkbalveld. Het doet nog steeds pijn dat de gemeente Nijmegen indertijd een honkbalveld, toen een centrum van Antilliaanse en Arubaanse cultuur, opdoekte door aan het terrein een andere bestemming te geven. 58 Door velen wordt dit nog steeds gezien als een aanslag op de ziel van de eigen cultuur. Op dit moment bestaan er weliswaar nog steeds Antilliaanse (en Arubaanse) zelforganisaties, maar als zodanig is hun reikwijdte onduidelijk of beperkt. Als we letten op de lijst van allochtone zelforganisaties die subsidie ontvangen, dan komen we daarop slechts één Antilliaanse groepering tegen, terwijl het daarbij dan nog niet eens om een organisatie (in strikte zin) gaat maar om een salsacafé. Bedoeld is het Caraïbisch Cultureel Centrum Nijmegen. Een groot probleem binnen de Antilliaanse en Arubaanse gemeenschap is natuurlijk het gegeven dat de eerste generatie in aantal inmiddels is overvleugeld door een volgende generatie met een geheel andere achtergrond. Het zijn nu vooral de zogenaamde kansarme jongeren die de aandacht trekken. Daar is al heel veel over geschreven, maar waar het in ons verband om gaat is vooral het feit dat deze nieuwe generatie Antillianen en Arubanen spontaan niet of nauwelijks georganiseerd is, althans niet op een wijze die gezagdragers voor ogen hebben. Dat gebrek aan organisatie wordt als een groot probleem gezien in relatie tot de enorme maatschappelijke problemen waar de jongeren mee worstelen: werkloosheid, uitval in het onderwijs, taalproblemen, aanpassingsproblemen, gebrek aan sociale vaardigheden, criminaliteit, etc. In feite heeft de gemeente Nijmegen besloten om dan maar zelf iets te ondernemen op het gebied van organisatievorming binnen de Antilliaanse en Arubaanse gemeenschap. Aldus is het zogenaamde Trabou tin-project gestart, bedoeld als duidelijk alternatief voor Antilliaanse en Arubaanse jongeren in de stad. 59 Zodat deze jongeren een 58
Het betreft de periode toen dhr. Buitenhuis wethouder was en allochtone zaken onder zijn beheer vielen. Het honkbalveld bij Neerbosch Oost werd toen als het ware onttrokken aan de Antilliaanse gemeenschap, omdat het terrein nodig zou zijn voor activiteiten van een scoutinggroep. Die scoutinggroep werd toen van belang gevonden als ‘wapen’ tegen de ontstane overlast van jongeren in de wijk. 59 Voor een verslag van dit project verwijzen we naar de brochure van de Directie Wijkaanpak en Leefbaarheid (okt. 1999).
50
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
intensieve maatschappelijke begeleiding ontvangen om te verhinderen dat ze, zoals nu vaak het geval is, snel in crimineel vaarwater terechtkomen. Een integraal bestanddeel van Trabou tin is de oprichting van een aantal nieuwe zelforganisaties, en wel op de volgende gebieden: cultuur, sport, emancipatie en wijkontwikkeling. Verder zou er een overkoepelende, centrale organisatie moeten komen. Hiertoe wordt momenteel een behoefteonderzoek gedaan, vooral om te kijken of er binnen de Antilliaanse en Arubaanse gemeenschap trekkers zijn en op welke wijze de totstandkoming van nieuwe organisaties professioneel ondersteund kan worden. 60 61 De nieuwe generatie Antillianen en Arubanen bestaat niet alleen uit zogenaamde kansarme jongeren, ook veel alleenstaande vrouwen / moeders maken er deel van uit. Een deel van deze vrouwen is georganiseerd door middel van huiskamerbijeenkomsten of sociaal-culturele groepen. Een karakteristieke organisatie is bijvoorbeeld de groep Kreton. Oorspronkelijk was dit een Surinaamse vrouwengroep, bekend in de wijde omgeving van Nijmegen in verband met zang- en dansvoorstellingen, maar inmiddels maken er ook Antilliaanse vrouwen deel van uit. Om principiële redenen wordt geen subsidie aangevraagd, aangezien men niet afhankelijk wil zijn van ‘die mallemolen’. Met optredens en modeshows kan Kreton zichzelf bedruipen, al is het slechts minimaal, en met het aldus verdiende geld kunnen elementaire vormen van hulp- en dienstverlening gerealiseerd worden. In het geval van een dreigende huisuitzetting wordt er bijvoorbeeld bemiddeld tussen slachtoffer en woningbouwvereniging, of in een ander geval begeleidt men nieuwkomers naar een hulpverlenende instantie. Een groot probleem voor Kreton is het ontbreken van een eigen ruimte. Eerst kon de groep steeds op zondag gebruik maken van het BAS-gebouw in Meijhorst 62, maar sinds een aantal maanden is dit niet meer mogelijk.
3.5
Surinaamse organisaties Net als bij de Antillianen en Arubanen bestond de eerste generatie van de Surinamers die na de tweede wereldoorlog naar Nederland kwamen voornamelijk uit hoog opgeleide personen. Velen gingen hier naar de universiteit of waren werkzaam bij de overheid of in het onderwijs. Pas in de loop van de jaren zeventig veranderde dit beeld; niet alleen kwamen er toen veel meer Surinaamse migranten, maar vooral ook mensen afkomstig uit allerlei lagen van de bevolking, waaronder ook degenen met een lage sociale status en weinig perspectief op succes in Nederland. Bovendien raakte de etnische samenstel60
Deze informatie is gebaseerd op een gesprek dat ik voerde met Michael Bak (projectcoördinator bij Trabou tin), Mario Figaroa (lid van de Advies Commissie Allochtonen) en Esther Solomon (medewerkster bij Tandem). 61 Projectcoördinator Michael Bak is heel optimistisch ten aanzien van de kansen van het project: “Ik heb het gevoel dat de Antilliaanse gemeenschap op Trabou tin zat te wachten. Overal reageerden mensen: eindelijk iets voor de Antillianen. Vooral de ouders, maar ook de jeugd was zeker niet afwijzend. Het eerste wat ik ben gaan doen is uitzoeken hoe de Antilliaanse gemeenschap in Nijmegen in elkaar stak, wie de central figuren waren en wat hun visie was. Als je een groep goed wilt bedienen, moet je weten hoe ze in elkaar steekt. Ik had natuurlijk het projectplan, maar ik wilde weten hoe de Antilliaanse gemeenschap het zelf beleefde. Al gauw kwamen mensen spontaan met ideeën en tips, en boden ze hun diensten aan.” (p. 8 van de brochure). 62 Dit is een ruimte waar alle Surinaamse groepen gebruik van kunnen maken. Je kunt het nauwelijks een gebouw noemen, de term keet is eerder op zijn plaats.
51
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
ling van de Surinaamse bevolking steeds meer gemêleerd; eerst waren het vrijwel uitsluitend Creolen die naar ons land kwamen, later ook Hindoestanen, Javanen en Chinezen. Daarom is het onmogelijk om over de Surinamers te spreken, de Surinamers zijn onderling heel erg verdeeld; enerzijds qua sociaal-economische positie, anderzijds qua etnische samenstelling. Vooral de etnische verschillen zijn vaak groot en voor buitenstaanders ondoorzichtig of onbegrijpelijk.63 De verschillen zijn ook steeds tot uiting gekomen in het grote aantal verschillende Surinaamse organisaties. Landelijk gezien werden die organisaties aanvankelijk, toen er voornamelijk Creolen hier woonden, gebundeld in de Landelijke Federatie van Surinaamse Welzijnsstichtingen. Later stichtten de Hindoestanen een eigen, overkoepelende landelijke federatie: Lalla Rookh. In de tussentijd nam de etnische en religieuze verdeeldheid toe. Een heus verzuilingsproces kwam op gang, met aan de kant van de Hindoestanen de strijd voor eigen tempels, scholen en media. De Hindoestaanse moslims, die een minderheid vormen binnen de Hindoestanen, sloten zich ofwel aan bij moslims van andere landen ofwel vormden een nieuwe zuil.
-Stichting Beheer Accommodatie Surinamers (Stichting BAS) Achtergrond en doelstelling De Surinaamse organisaties in Nijmegen hebben gezamenlijk de Stichting BAS opgericht. Dat wil zeggen dat alle organisaties van hetzelfde gebouw, een keet in Meijhorst, gebruik maken. In de praktijk betekent dit dat elke organisatie één dag per week het gebouw voor zich kan claimen. De organisaties zijn voornamelijk actief op cultureel (of religieus) gebied en niet of nauwelijks in de sfeer van hulpverlening of belangenbehartiging. De reden hiervoor zou kunnen zijn dat de Surinaamse gemeenschap als geheel, zeker ten opzichte van andere allochtone populaties, een gestage maatschappelijke vooruitgang doormaakt en in een aantal opzichten zelfs niet veel meer achterloopt bij de progressie van autochtone Nederlanders. Zo is bijvoorbeeld de werkloosheid onder Surinamers afgenomen en is de positie van Surinaamse kinderen in het onderwijs drastisch verbeterd. Activiteiten Het beheren van de ruimte; zorgen dat elke organisatie gebruik kan maken van het gebouw. Middelen en knelpunten -Het gebouw is veel te klein, waardoor voor de grotere activiteiten (feesten e.d.) steeds uitgeweken moet worden naar het veel duurdere wijkcentrum. -Als gevolg van het nieuwe gemeentelijke beleid inzake de ruimteverdeling in wijkcentra (e.d.) is het zogenaamde nultarief, waarbij voor ruimtegebruik geen huur betaald hoefde te worden, verlaten, met als gevolg dat de Surinaamse zelforganisaties nu gecon63
Vooral tussen Creolen en Hindoestanen botert het niet. Vergelijk bijvoorbeeld een aantal artikelen hierover in Contrast (van 10 december 1998): ‘Zielcontact toont racisme tussen Creolen en Hindoestanen’ en ‘Trouwen met Creolen beschouwen ze als verraad’.
52
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
fronteerd worden met kosten die ze niet of nauwelijks kunnen opbrengen. Dit probleem zit zo hoog dat overwogen wordt om de huur als zodanig op te zeggen, met alle gevolgen van dien. -Sunnet Al Rasoel Achtergrond en doelstelling Een organisatie van Hindoestaanse moslims. Op papier bestaat deze organisatie al vanaf 1989, maar pas drie jaar geleden heeft men voor het eerst subsidie ontvangen van de lokale overheid, waardoor het grootste aantal activiteiten pas sinds deze tijd van de grond is gekomen. De centrale doelstelling van de organisatie moet gezocht worden in het creëren van ontmoetingsactiviteiten voor de eigen gemeenschap. De ontplooide activiteiten hebben vooral een sociaal-cultureel en religieus karakter: Activiteiten -een toneelgroep van kinderen; -een vrouwengroep; -voorlichting over ziektes; -een zanggroep van kinderen; -lessen in het URDU; -voorlichting over de achtergronden van Hindoestanen; -ondersteuning van studenten die een scriptie schrijven over Hindoestaanse moslims; -geestelijke begeleiding van patiënten in het ziekenhuis; -lezingen verzorgen. Middelen en knelpunten -Een gemeentelijke subsidie (tussen de 2.000 en 3.000 gulden); -Een met andere groepen te delen ruimte, waar in principe een dag in de week over beschikt kan worden; -Tussen de 80 en 100 leden (niet allemaal uit Nijmegen trouwens); -7 bestuursleden. -Sport- en Ontspanningsvereniging Nijmegen (SON) Achtergrond en doelstelling Oorspronkelijk was deze organisatie bedoeld voor alle allochtonen, maar ondertussen zijn alleen Surinamers lid. De doelstelling is tweeledig: sport en ontspanning. De sport heeft betrekking op een aantal activiteiten, zoals: badminton, voetbal voor jongeren en conditietraining voor vrouwen. De ontspanning houdt in: een aantal multiculturele ontmoetingsdagen, evenals ontmoetingsbijeenkomsten speciaal voor vrouwen en jongeren. Indertijd werd gekozen voor een aparte sportbeleving, omdat de deelnemers niet in competitieverband, maar puur recreatief wilden sporten en omdat de contributie elders als te hoog beschouwd werd.
53
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
Activiteiten -Het sporten geschiedt wekelijks in een gehuurde zaal. Bij badminton en conditietraining is een gediplomeerde sportleraar aanwezig. -De sociaal-culturele ontmoetingsbijeenkomsten vinden een paar keer per jaar plaats. Middelen en knelpunten -Aan jaarlijkse contributie wordt 5.300 gulden ontvangen. Dit geld is echter sinds kort alleen bedoeld voor de zogenaamde ontspanningsactiviteiten. De deelnemers aan de sportieve bezigheden betalen contributie, voor bijvoorbeeld badminton is dat 150 gulden per persoon per jaar. Hierdoor nemen alleen mensen deel die dat kunnen betalen, terwijl het oorspronkelijk juist de opzet was om de niet-draagkrachtigen gelegenheid te bieden om te sporten. Er zijn plusminus zes actieve vrijwilligers / bestuursleden die de organisatie draaiende houden. Incidenteel worden die mensen ook wel eens aangesproken om aan hulpverlening te doen. Bijvoorbeeld om te helpen bij het schrijven van een brief naar een instantie.
3.6
Organisaties van Zuid-Europeanen Over deze groep, en dan hebben we het over Joegoslaven, Grieken, Italianen en Spanjaarden, wordt wel eens gesproken in termen van ‘de stille weg naar succes’. Hiermee wordt bedoeld dat de Zuid-Europeanen zich gestaag ontwikkeld hebben in de luwte van andere allochtone bevolkingsgroepen. Met gestage ontwikkeling wordt met name gedoeld op het gegeven dat de meeste Zuid-Europeanen redelijk harmonieus zijn geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. Elke genoemde groep in Nijmegen heeft een eigen organisatie; samen beheren die een gebouw aan de Pontanusstraat. Momenteel vallen de Zuid-Europenanen buiten het subsidiebeleid van de overheid. Bovendien is er geen sprake van een afgezonderde maatschappelijke problematiek. Hooguit is er een specifiek probleem van ouderen. Vanuit de Stichting Welzijn Ouderen Nijmegen (SWON) wordt vanaf 1993 elke twee jaar een voorlichtingsproject georganiseerd ten behoeve van de Zuid-Europese ouderen.
3.7
Molukse organisaties en organisaties van Indische Nederlanders De Molukkers hebben zich in Nederland ontwikkeld van een probleemgroep, aanvankelijk, tot een redelijk succesvolle allochtone groepering, nu. Daarom zijn ze voor het bepalen van succesfactoren – ten aanzien van de maatschappelijke participatie en integratie van allochtonen – zo interessant. Temeer daar de mate van maatschappelijk succes bij Molukkers min of meer gelijk loopt met de opvolging in generaties. De eerste generatie staat wat dat betreft model voor een absoluut kansarme maatschappelijke positie: geen werk, nauwelijks opleiding, alleen Maleis sprekend, voortdurend terug willen naar de Molukken, autoritaire gezinsstructuren, geïsoleerde woonoorden e.d. Met de tweede generatie, grotendeels in Nederland zelf geboren, verandert het beeld over een langere periode bezien drastisch. -Het Maleis maakt meer en meer plaats voor het Nederlands. -Jongeren trekken weg uit de woonoorden, mengen met autochtone Nederlanders, gaan hun huis anders inrichten en hun kinderen minder autoritair opvoeden.
54
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
-Er ontstaat een bewustzijnsproces, aanvankelijk langs hele radicale lijnen (denk aan de treinkapingen in de jaren zeventig), later meer gericht op het besef dat verblijven in Nederland een permanente zaak is. -De creatie van een groot aantal banen voor Molukkers. Bij de GAB’s gingen Molukse consulenten functioneren, er kwam onderzoek naar de werkgelegenheidssituatie van Molukkers, specifieke werkgelegenheidsprojecten kwamen van de grond, er ontstond zelfs een ‘duizend-banenplan Molukkers’ en een aantal Molukkers werd ingeschakeld in het welzijnswerk. -De landelijke overheid wist het een en ander op te pikken. In 1978 verscheen de Molukkersnota en een tijd later werd het Inspraakorgaan Welzijn Molukkers (IWM) in het leven geroepen. Qua organisatievorming is het proces van maatschappelijke emancipatie, waarmee de tweede en momenteel de derde generatie Molukkers vooruit is gekomen, mede mogelijk gebleken door de mogelijkheid om gebruik te maken van eigen bestaande verenigingen: belangengroepen, kerkelijke organisaties en wijkraden. Ook de Molukkers vallen momenteel buiten het lokale subsidiebeleid. Alleen de Molukse Wijkraad Hatert wordt door de gemeente financieel ondersteund. Dit heeft mede te maken met de nog steeds moeilijke maatschappelijke positie van Molukse ouderen.
-Molukse Wijkraad Hatert Achtergrond en doelstelling De wijkraad heeft het werk van een aantal eerder bestaande organisaties overgenomen. De doelstelling is drieledig: op de eerste plaats toezicht houden op de openbare orde in de wijk, op de tweede plaats zorgen voor een ontmoetingsruimte (en de organisatie van sociaal-culturele activiteiten), op de derde plaats het voeren van overleg (namens de gemeenschap) met de lokale politiek. Naast de wijkraad zijn er nog kerkelijke organisaties actief. Voor veel Molukkers is de wijk een lokaal integratiekader, zeg maar zoiets als een dorpsgemeenschap. Maatschappelijk gesproken zijn er geen grote problemen. Met betrekking tot werkgelegenheid, huisvesting, onderwijs en sociale participatie is er nauwelijks nog sprake van een achterstand ten opzichte van autochtone Nederlanders. Momenteel zijn de twee belangrijkste problemen: het omgaan met de situatie op de Molukken en de relatieve eenzaamheid van ouderen. Beide problemen zijn in hoge mate psychisch en emotioneel van aard. Activiteiten -Voor de ouderen wordt er samen met de SWON (Stichting Welzijn Ouderen Nijmegen) op diverse fronten gewerkt aan een verzachting van hun lijden. Er worden huisbezoeken afgelegd, voorlichtingsbijeenkomsten gehouden en uitstapjes georganiseerd. -Met betrekking tot de situatie op de Molukken is er de organisatie van een aantal stille tochten en het geven van voorlichting aan jongeren. Middelen en knelpunten -Jaarlijks ontvangt men 14.000 gulden aan gemeentelijke subsidie, maar dit bedrag is louter bedoeld voor de huur van een ruimte.
55
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
-Er zijn plusminus vijf actieve bestuursleden. Het gebrek aan kader wordt als een groot probleem gezien.
-Stichting Arisan Indonesia Achtergrond en doelstelling Veel mensen weten niet dat de Indische Nederlanders in Nijmegen tot een van de grootste allochtone groepen gerekend moeten worden. In totaal gaat het om ongeveer 5.000 personen. Er zijn blanken en kleurlingen; voor zover er sprake is van een maatschappelijke problematiek heeft deze vooral betrekking op de gekleurde Indische Nederlanders. In de jaren na de tweede wereldoorlog zijn deze mensen naar Nijmegen gekomen en zijn ze min of meer geruisloos opgegaan in de lokale samenleving. Maar achter die relatieve stilte heeft toch altijd een bron van frustratie bestaan. Allereerst door de herinnering aan problemen in het verleden. Vervolgens door met lede ogen te kijken naar de aandacht die er ontstond voor tal van andere allochtone groepen, terwijl de Indische Nederlanders nauwelijks werden opgemerkt. Bovendien waren ze nooit goed georganiseerd. Op dit moment is het zo dat vooral de ouderen in een isolement zitten of dreigen te geraken, terwijl de tweede en derde generatie relatief probleemloos maatschappelijk is geïntegreerd. De Stichting Arisan Indonesia (SARI) is opgericht vanwege twee doelstellingen: de banden met Indonesië versterken en binnen Nijmegen een brugfunctie vervullen tussen alle bestaande (grote en kleine) organisaties. Dit laatste heeft inmiddels geleid tot het ontstaan van PION: Platform Indische Organisaties Nijmegen. Hierbij zijn een negental groeperingen aangesloten Activiteiten -In het kader van de banden met Indonesië is een milieu-educatieproject opgezet, samen met de KUN en mede door het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gefinancierd. -Ter voorkoming van het isolement van de oudere Indische Nederlanders in Nijmegen is gestart met welzijnswerk onder deze mensen. Uit zichzelf doen de ouderen heel weinig een beroep op de reguliere voorzieningen. Vrijwilligers gaan bij de ouderen op bezoek en / of adviseren de Stichting Thuiszorg. Met ingang van november 2000 worden er samen met SWON maandelijkse ontmoetingsmiddagen georganiseerd voor de oudere Indische Nederlanders. -Extra aandacht wordt er geschonken aan de oorlogsgetroffenen. -De uitgave van een tijdschrift en van boeken (bijvoorbeeld: Bandoeng aan de Waal64). -Taalcursussen Indonesisch voor beginners. -Voorlichtingsdagen voor toeristische organisaties. Middelen en knelpunten -Van de gemeente ontvangt men jaarlijks een bedrag ter hoogte van plusminus 3.500 gulden.
64
56
Afgelopen mei verschenen bij boekhandel Roelants.
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen De allochtone zelforganisaties in Nijmegen
-Er is geen eigen ruimte en dit gemis is een wezenlijk knelpunt. Inmiddels is er een aanbevelingscomité van bekende Indische Nijmegenaren opgericht, met als doel de vestiging van een Indisch Huis in de stad. -Er zijn ongeveer 60 vrijwilligers die momenteel werkzaamheden verrichten voor de Stichting Arisan Indonesia.
3.8
Organisaties van asielzoekers en vluchtelingen Over het algemeen worden asielzoekers en vluchtelingen aangeduid als de nieuwe etnische groepen. In de nabije toekomst zullen zij naar alle waarschijnlijkheid een steeds groter wordend deel uitmaken van de allochtone populatie als geheel. Qua maatschappelijke positie en achtergrond kan men al op dit moment een drietal bijzondere problemen signaleren. Op de eerste plaats blijkt uit een recent door het ITS uitgevoerd onderzoek dat onder de nieuwe etnische groepen de werkloosheid nog veel hoger is dan onder bijvoorbeeld Turken en Marokkanen. Slechts 35% van de vluchtelingen uit Afghanistan, Ethiopië, Eritrea, Iran, Somalië en Vietnam heeft werk gevonden in Nederland. Maar degenen die werk hebben werken wel ver onder het niveau van hun capaciteiten. Op de tweede plaats zijn veel asielzoekers en vluchtelingen getraumatiseerd ten gevolge van oorlogen en andere vormen van geweld, waardoor een extra druk ligt op het sociale werk onder deze groepen. Op de derde plaats staat de oprichting van zelforganisaties nog in de kinderschoenen, bovendien blijkt organisatievorming in de praktijk niet makkelijk te zijn, met name door onderlinge spanningen en (politieke) tegenstellingen. Er zijn de volgende zelforganisaties in Nijmegen: -BHU (Bosnië); -Vietnamese bootvluchtelingen; -CORAC (Kongo en Angola); -Familia Dei (Zaïre en West-Afrika); -Heegan (Somalië); -Walaaleeye (Somalië); -Horseed (Somalië); -Hambasteghi (Iran); -Elbeyet Elsoudani (Soedan).
-Heegan Somalische vrouwengroep in Hatert. Op dezelfde wijze opgezet en ondersteund (door Tandem) als Turkse en Marokkaanse vrouwengroepen. Volgens begeleidster M. Swinkels is het een hels karwei om iets met Somalische vrouwen op te zetten. De meeste vrouwen zijn door de oorlog en clantegenstellingen in hun eigen land zwaar getraumatiseerd. Veel vrouwen hebben hun man of een aantal van hun kinderen verloren. Vrouwen die bij verschillende clans horen blijken elkaar ook hier het leven zuur te maken, tot en met gebruikmaking van fysiek geweld. Somalische vrouwen zijn nooit begeleid geweest en hebben nooit geleerd om zelfstandig te handelen. Niets is voor hen vanzelfsprekend. Mensen die niet bij de eigen clan horen worden systematisch gewantrouwd.
57
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
-Hambasteghi Iraanse vereniging, ongeveer twee jaar geleden opgericht. Sinds een jaar een subsidie van 2.900 gulden per jaar. Maar de vereniging draait niet goed. Dit in verband met het feit dat het niet lukt om Iraanse mensen te bereiken. Er heerst veel onderling wantrouwen in de Iraanse gemeenschap, mede door activiteiten van de geheime dienst. Verder zijn er veel verschillen qua geografisch herkomst en sociale positie. Momenteel is er een bestuur van vijf leden, maar hoe die leden precies liggen in de Iraanse gemeenschap is niet helder. Het doel van de vereniging is het verzorgen van lessen Perzisch voor Iraanse kinderen, gekoppeld aan bewustwording met betrekking tot de eigen culturele roots. De initiatiefnemers van Hambasteghi zijn van mening dat veel Iraanse mensen, wanneer ze eenmaal in het westen zijn, hun verleden zo snel mogelijk willen vergeten. -CORAC Vereniging van Kongolezen en Angolezen. Bestaat al vier jaar, maar is formeel pas twee jaar geleden opgericht. De doelgroep bestaat uit een kleine vijftig personen in Nijmegen e.o. De vereniging is primair sociaal-cultureel van karakter. Het doel is om de achterban te verenigen door middel van muziek, eten en drinken. Als dat lukt kan in tweede instantie gewerkt worden aan belangenbehartiging e.d. Op dit moment worstelen de Kongolezen en Angolezen vooral met de situatie dat ze geen kant uit kunnen. Velen hebben, terwijl ze vaak al zes of zeven jaar wachten, nog steeds geen definitieve verblijfsvergunning, waardoor ze maatschappelijk gesproken in een soort niemandsland zitten. Vooral de vrouwen hebben hier veel last van. Maar dit kan ook te maken hebben met het feit dat deze vrouwen binnen hun eigen cultuur een beperkte maatschappelijke bewegingsruimte bezitten. Met Tandem is de organisatie in het AZC bezig om een naaicursus op te zetten voor allochtone vrouwen. Er is dringend behoefte aan een ruimte, vooral bedoeld om muzikale optredens te kunnen verzorgen. CORAC ontvangt 2.000 gulden per jaar aan subsidie. Er zijn drie actieve bestuursleden en plusminus tien vrijwilligers die aan de voorbereiding van bepaalde activiteiten meedoen.
-Familia Dei Vereniging van Kongolezen en West-Afrikanen. Net als CORAC bedoeld voor sociaalculturele activiteiten. Tot voor kort zijn er dansvoorstellingen en modeshows gegeven. Verder is er een voetbalteam dat zo nu en dan een wedstrijd speelt tegen een Nederlandse tegenstander. De organisatie kreeg tot dit jaar subsidie, maar in de maand mei kreeg men te horen dat een continuering van deze subsidie niet mogelijk is, omdat Familia Dei alleen activiteiten op het gebied van feest en ontmoeting organiseert; verder betreurt de gemeente het feit dat er twee organisaties zijn voor een relatief kleine doelgroep.
58
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Allochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun achterban
4
Allochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun achterban
4.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt primair gekeken naar de vraag wat de onderzoeksbevindingen, zoals die in het vorige hoofdstuk zijn weergegeven, hebben opgeleverd voor een analyse van de betekenis die de zelforganisaties hebben voor de maatschappelijke emancipatie van hun achterban. Wanneer sommige mensen veronderstellen dat de allochtone zelforganisaties (eigenlijk) toevluchtsoorden van etnische minderheden zijn, bedoeld om de keiharde maatschappelijke realiteit te ontvluchten, kunnen we dan op basis van het gedane onderzoek in Nijmegen dit beeld bevestigen? Of zien we juist een andere richting? Namelijk dat de organisaties belangrijke vertrekpunten zijn voor de maatschappelijke participatie en integratie van de verschillende migrantengemeenschappen. In de realiteit van hun bestaan zijn de zelforganisaties, zo kunnen we nu reeds concluderen, te situeren ergens tussen die twee uitersten in. Ze zijn zowel gegroepeerd rond een culturele eigenheid alsook op basis van noodzakelijke eisen die voortkomen uit de specifieke maatschappelijke positie in Nederland. Vandaar de ondertitel van dit verslag: tussen eigenheid en aanpassing. Het balanceren tussen die twee eigenschappen geldt voor alle onderzochte organisaties. De wijze waarop dit precies plaatsvindt is echter zeer verschillend, zowel per etnische gemeenschap alsook per soort organisatie binnen de verschillende gemeenschappen. Ten aanzien van de maatschappelijke betekenis van de zelforganisaties kunnen in wezen drie verschillende perspectieven genoemd worden. We spreken van integratie als het streven is om volwaardig Nederlands staatsburgerschap te bereiken, maar dit te koppelen aan het recht een eigen culture identiteit te behouden. 65 Met participatie doelen we op de mate waarin allochtonen daadwerkelijk deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. Emancipatie heeft betrekking op geestelijke en materiële praktijken waarmee integratie en participatie dichterbij komen. Het feit alleen al dat er vele (en vooral ook vele verschillende) organisatievormen onder allochtone stadsbewoners zijn mag, bij wijze van vertrekpunt op weg naar een gelijkwaardige sociale participatie, als positief gewaardeerd worden. 66 Immers men verwacht 65
In een proefschrift van Karin Simone Prins (Van ‘gastarbeider’tot ‘Nederlander’; adaptatie van Marokkanen en Turken in Nederland – Groningen, 1996) wordt het begrip integratie op een dergelijke wijze ingevuld en daarmee afgezet tegen de begrippen assimilatie (opgaan in de Nederlandse samenleving zonder behoud van eigen cultuur), separatie (behoud van eigen cultuur zonder oriëntatie op de Nederlandse samenleving) en marginalisatie (geen eigen culturele identiteit en geen betrokkenheid op de Nederlandse samenleving). 66 In Nijmegen gaat het om tientallen verschillende organisaties, zoals we gezien hebben. Maar elk aantal is slechts bij benadering te geven, omdat lang niet alle groepen te traceren zijn, bijvoorbeeld wanneer ze geen subsidie ontvangen of wanneer ze niets te maken willen hebben met de maatschappelijke omgeving. Zou je naar een stad als Amsterdam kijken dan zou je nog veel meer verschillende organisaties tegenkomen. Vergelijk bijvoor-
59
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
van moderne burgers dat ze zich organiseren, dat ze zich inzetten voor collectieve belangen, dat ze verantwoordelijkheid nemen e.d. 67 Wat zelforganisatie evenwel precies betekent voor bredere vormen van maatschappelijke participatie moet nader bekeken worden. Daartoe zullen we in dit hoofdstuk eerst kijken naar de ontwikkelingsdynamiek die te traceren valt in het ontstaan en bestaan van de verschillende zelforganisaties. Wat is er gebeurd op dit gebied en hoe zijn (nieuwe) ontwikkelingen te plaatsen tegen de achtergrond van nationaliteit en etniciteit? Kunnen we bepaalde ontwikkelingen al in het teken plaatsen van de maatschappelijke emancipatie? Vervolgens onderzoeken we nader hoe door de verschillende organisaties invulling wordt gegeven aan die maatschappelijke emancipatie van de achterban. We doen dat door te kijken naar doelstellingen, activiteiten en middelen. Tenslotte zullen enige suggesties worden gegeven voor het (beleidsmatig) omgaan met de allochtone zelforganisaties in de naaste toekomst.
4.2
De ontwikkelingsdynamiek van de zelforganisaties in Nijmegen Uit het vorige hoofdstuk is duidelijk geworden dat er qua aantal zelforganisaties een groot verschil bestaat tussen de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen enerzijds en alle andere etnische groepen anderzijds. In het ene geval gaat het om een groot aantal zelforganisaties, die bovendien verder onder te verdelen zijn naar verschillen qua doelstelling, achterban en activiteiten. In het andere geval zijn we per etnische gemeenschap meestal maar één (of in een enkel geval twee of drie) organisatie(s) tegengekomen. Dat dit verschil er is en vooral dat het zo duidelijk zichtbaar is verdient een nadere toelichting. Daartoe trachten we eerst een aantal redenen voor dit verschil te geven (par. 4.2.1), gaan we vervolgens dieper in op de specifieke ontwikkeling van Turkse en Marokkaanse organisaties (par. 4.2.2) en maken we ten slotte een aantal concluderende opmerkingen (par. 4.2.3).
4.2.1
Een aantal redenen voor de grote diversiteit van de zelforganisaties •
Dat er veel zelforganisaties zijn binnen de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen heeft te maken met een aantal verschijnselen dat eigen is aan deze groepen. Op de eerste plaats zijn het relatief grote gemeenschappen. In Nijmegen wonen momenteel ongeveer 4.500 mensen van Turkse en 2.500 personen van Marokkaanse afkomst. Daarmee vormen zij de grootste allochtone gemeenschappen in de stad. Op de tweede plaats gaat het om twee populaties die al gedurende lange tijd, eigenlijk al vanaf de jaren zeventig, deel uitmaken van de plaatselijke bevolking. Op de derde plaats zijn er relatief veel relevante verschillen binnen elk van de twee gemeenschappen; verschillen die te herleiden zijn tot etnische afkomst, religieuze meningsverschillen, politieke tegenstellingen e.d. Allemaal potentiële beginpunten van aparte organisatievorming. Op de vierde plaats zien we bij zowel Turkse als Marokkaanse burgers de ontwikkeling van organisatiepatronen die aan leeftijd en ‘gender’ gerelateerd zijn. Op de vijfde plaats is er ook qua maatschappelijke positie van Turken en Marokkanen veel reden om zich te organiseren, immers het merendeel van deze migranten verkeert nog steeds in een achterstandssituatie. Op de zesde plaats is er
beeld de onderzoeken die door het IMES (Instituut voor Migratie- en Etnische Studies) in Amsterdam gedaan zijn naar de zelforganisaties van Turken, Marokkanen, Ghanezen, Surinamers en Antillianen. 67 Deze verwachting mogen we gerust een van de peilers van hedendaags overheidsbeleid noemen, afgaande op de vele initiatieven die op dit punt genomen worden om de burgers maatschappelijk te activeren of te reactiveren. Zie ook hoofdstuk 2 van dit onderzoeksverslag.
60
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Allochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun achterban
•
•
68
altijd vanuit Turkije en Marokko zelf, door de overheden aldaar, druk uitgeoefend op ‘hun’ onderdanen in het buitenland, onder andere door het stimuleren van aparte organisaties. Op de zevende plaats tenslotte zijn de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen al vanaf het begin speerpunten in het minderhedenbeleid, waardoor de betreffende organisaties al heel lang bekend zijn met praktijken die nodig zijn om organisaties op te richten en in stand te houden. Denk aan: het aanvragen van subsidie, het maken van jaarverslagen, de presentatie naar buiten e.d. Ter relativering van het bovenstaande kan een aantal argumenten aangevoerd worden. Op de eerste plaats is er bij de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen sprake van een groot aantal wijkgebonden vrouwengroepen. Daarbij is het de vraag of dit, in eigenlijke zin, wel zelforganisaties zijn. Op de tweede plaats zijn er dan wel op dit moment weinig zelforganisaties binnen de andere allochtone gemeenschappen, maar dat kan best in de toekomst veranderen. Bijvoorbeeld wanneer groepen langer hier verblijven en bekend raken met subsidiemogelijkheden. We zien bijvoorbeeld nu al dat een zeer kleine gemeenschap West-Afrikanen, bestaande uit ongeveer vijftig personen, al twee organisaties herbergt. Binnen de andere allochtone gemeenschappen zien we allerlei verschillen ten opzichte van het organisatiepatroon dat we bij Turken en Marokkanen hebben geconstateerd. Daarbij spelen de volgende verklaringen mee: -Sowieso gaat het om kleinere aantallen mensen die deel uitmaken van de gemeenschap. -Bij sommige gemeenschappen is er sprake van een aantoonbare maatschappelijke vooruitgang, waardoor in ieder geval op het gebied van hulpverlening en belangenbehartiging de directe noodzaak tot organisatievorming wegvalt. We kunnen dit constateren bij de Molukse, Indische, Zuid-Europese en Surinaamse gemeenschappen. De consequenties hiervan zijn evenwel uiteenlopend. Aan de ene kant zijn er bijvoorbeeld nog verschillende Surinaamse organisaties, maar hun bestaan is primair gericht op ontmoeting en cultuurbeleving. Aan de andere kant geldt voor de andere drie groepen dat bestaande (zelf)organisaties zich voornamelijk bezighouden met de problematiek van ouderen. Dit is verklaarbaar, aangezien de gestage vooruitgang van deze gemeenschappen niet of nauwelijks van toepassing is op degenen die tot de eerste generatie behoren. -De Antilliaanse en Arubaanse organisaties hebben te maken gekregen met een ingrijpende wijziging van het immigratiepatroon. De eerste generatie bestond voornamelijk uit hoogopgeleide en kansrijke personen, terwijl de huidige generatie, die qua omvang al vele malen groter is, in meerderheid bestaat uit kansloze lageropgeleiden (alleenstaande moeders, jongeren). De al langer bestaande organisaties sluiten niet aan bij de problemen van de nieuwkomers. Een geschikte structuur van zelforganisaties voor deze groep ontbreekt vooralsnog. Vandaar het initiatief (Trabou tin) om in samenwerking met verschillende instanties een aantal nieuwe organisaties op te zetten. -In de categorie asielzoekers en vluchtelingen vormt de Somalische gemeenschap de grootste groep; bovendien is het een groep die in het kader van sociale preventie nogal wat aandacht krijgt. Somaliërs zijn nog maar kort in Nederland, maar voor een groot deel van hen is er sprake van een grote maatschappelijke problematiek: werkloosheid, isolement, taalproblemen en het stigma dat men niet benaderbaar is. Daarom dat er pogingen worden ondernomen, analoog aan het Trabou tin-project onder Antillianen en Arubanen68, om Somaliërs uit hun maatschappelijke isolement Hiermee wordt bedoeld dat analoog aan het project onder Antillianen en Arubanen getracht wordt om sleutelfiguren uit de eigen gemeenschap een rol
61
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
te halen. De eigen organisatievorming gaat moeizaam. De in heel Gelderland opererende vereniging Walaaleeye heeft een aantal middagen per week een spreekuur in het gebouw van ‘Inter-lokaal’. De organisatie Horseed, uit jongens bestaand, is op zoek naar een eigen ruimte, vooral om te kunnen sporten. De vrouwengroep Heegan zou je kunnen zien als een begin, wellicht, van de ontwikkeling naar meerdere wijkgebonden organisaties van Somalische vrouwen. Maar de ervaringen van deze groep tot nu toe laten zien dat het proces van organisatievorming uiterst moeizaam verloopt.69 Eigenlijk gaat het bij Somaliërs in het algemeen vooral om het perspectief de aansluiting met de lokale samenleving niet (helemaal) kwijt te raken. -Bij asielzoekers en vluchtelingen uit andere landen zijn er met betrekking tot organisatievorming verschillende problemen. Denk aan: het niet bereiken van de achterban (de Iraanse vereniging Hambasteghi), het onderling niet eens zijn (twee organisaties van Kongolezen en West-Afrikanen), een Soedanese organisatie in opbouw e.d. Het is bekend dat de Iraanse bevolking (in Nijmegen e.o.) onderling heel erg verdeeld is, waardoor organisatievorming vooralsnog uiterst moeilijk is. Datzelfde geld voor de Afghaanse gemeenschap.
4.2.2
De ontwikkeling van Turkse en Marokkaanse zelforganisaties In hoofdstuk 3 hebben we de Turkse en Marokkaanse organisaties onderverdeeld in vijf verschillende categorieën. Binnen elke categorie blijken de organisaties op hoofdpunten met elkaar overeen te komen, qua doelstelling, achterban en soort activiteiten. Hoe moeten we het bestaan en de ontwikkeling van die vijf verschillende categorieën zien? Vanuit welke maatschappelijke, maar ook etnisch-interne ontwikkelingen zijn de verschillende organisatiecategorieën te plaatsen? Om te beginnen zou je kunnen veronderstellen dat de organisaties op het gebied van belangenbehartiging een centraal referentiepunt vormen, waarmee bedoeld wordt dat andere groepen in belangrijke mate (thematisch) verwijzen naar het bestaan van deze organisaties, en dan vooral naar activiteiten die ze zelf niet (meer) ontwikkelen. De belangenbehartigingsorganisaties opereren op stedelijk niveau en gaan in zeer algemene zin uit van de belangen van de doelgroep. In principe wordt die doelgroep bovendien zeer breed omschreven. De hier bedoelde organisaties bestaan over het algemeen al wat langer en doen al geruime tijd een beroep op het lokale subsidiebeleid. Van oudsher komen deze organisaties het dichtst in de buurt van wat je een politiek discours van zelforganisaties zou kunnen noemen. 70 Ze werden niet alleen opgericht om de belangen van de achterban te verdedigen, tevens gingen ze uit van een duidelijke politieke oriëntatie op de maatschappelijke emancipatie van de achterban. Voor een deel werd die politieke visie meegenomen uit Turkije en Marokko zelf, voor een ander deel was het een manier om zich daadwerkelijk op de Nederlandse situatie te richten. Veel religieuze organisaties deden dat aanvankelijk bijvoorbeeld niet, waardoor zij buiten het te laten spelen binnen het (lokale) sociale beleid. Maar er is ook een belangrijk verschil: Trabou tin is door de gemeente zelf opgezet, waarna vervolgens Antilliaanse sleutelfiguren benaderd zijn, terwijl de Somaliërs zelf zijn begonnen met het project. 69 De Somalische bevolking is heel erg intern verdeeld in verschillende clans; een verdeling die grotendeels nog doorwerkt in het leven buiten de landsgrenzen. 70 Zie bijvoorbeeld de toelichting hierop in hoofdstuk 2 van dit onderzoeksverslag.
62
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Allochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun achterban
streven naar participatie en integratie stonden. Voor zover er op dit moment sprake is van een sociale infrastructuur in de stad die rekening houdt met de specifieke noden van Turken en Marokkanen is dit mede te danken aan het werk van de hier bedoelde belangenbehartigingsorganisaties. Met name de Turkse organisaties HTIB en TID (nu DHD) zijn wat dat betreft van groot belang geweest. Maar op dit moment is er sprake van een zekere inzakking. Op de eerste plaats hebben vroegere kaderleden, mede dankzij de met succes gevoerde emancipatiestrategie, posities veroverd in de Nederlandse samenleving, zonder dat ze door nieuwe mensen zijn opgevolgd. Op de tweede plaats is inmiddels een elementaire sociale structuur in de stad ontstaan, waardoor de belangen van de achterban in ieder geval meer dan vroeger het geval was worden opgepakt door verschillende maatschappelijke instanties. Op de derde plaats is gebleken dat vooral de jongeren tegenwoordig weinig tot geen affiniteit meer hebben met het politieke discours waarbinnen de belangenbehartigingsorganisaties opereerden. Binnen het kader van de zojuist getypeerde organisaties blijken lang niet alle problemen waar de achterban momenteel mee worstelt adequaat aan bod te komen. Neem bijvoorbeeld de specifieke problematiek van Turkse ouderen. Op een gegeven moment diende deze zich aan, maar werd mede door onderlinge verdeeldheid tussen de bestaande organisaties niet goed opgepakt. Met als gevolg dat initiatieven ondernomen werden om te komen tot een nieuwe organisatie, in dit geval de Stichting Turkse Ouderen Nijmegen (STON). 71 In een notendop is zojuist beschreven wat met de term ontwikkelingsdynamiek bedoeld wordt: een nieuwe organisatiecategorie ontstaat dan wanneer binnen de bestaande kaders een bepaald probleem niet of onvoldoende wordt opgepakt. Zo zijn de verschillende wijkgebonden vrouwengroepen evenzeer te begrijpen als de invulling van een ruimte, namelijk gelegenheid bieden aan Turkse en Marokkaanse vrouwen om maatschappelijk te participeren, die eerst leeg bleef. Weliswaar hadden de belangenbehartigingsorganisaties in een aantal gevallen ook eigen vrouwenorganisaties, maar deze bleken na verloop van tijd te weinig aansluiting te vinden bij de nieuwe vrouwen die in het kader van de gezinshereniging naar Nijmegen kwamen. Het kader van de bestaande vrouwenorganisaties bestond voornamelijk uit hoger opgeleide vrouwen, terwijl de nieuwe vrouwen lager opgeleid en vaak zelfs analfabeet waren. Aldus werd in het kader van het lokale welzijnsbeleid het initiatief genomen om deze vrouwen op wijkniveau, dicht bij huis, te organiseren. Of konden vrouwen een beroep doen op het Internationaal Vrouwen Centrum (IVC), dat speciaal is opgericht voor die allochtone vrouwen die niet door een reeds bestaande organisatie vertegenwoordigd worden. Ook de zogenaamde nieuwe organisaties blijken in te spelen op thema’s die niet aan bod komen bij de al langer bestaande groepen. De Marokkaanse vereniging Anour en de Turkse stichting SEMA richten zich primair op het verbeteren van de onderwijsprestaties van de kinderen. De belangenbehartigingsorganisaties doen op dit punt niets, maar zijn ook niet deskundig om iets te ondernemen. Terwijl de initiatiefnemers van Anour en SEMA niet alleen die deskundigheid zelf in huis hebben, maar ook in een meer algemene zin (tweede generatie!) ontgroeid zijn aan de bestaande organisaties 71
In hoofdstuk 3 hebben we de STON gerekend tot de organisaties op het gebied van belangenbehartiging, maar eigenlijk, gezien de zojuist geschetste ontwikkeling, zou deze organisatie apart geplaatst moeten worden. Weliswaar is het ook een belangenbehartigingsorganisatie, mar ze is dat alleen voor ouderen.
63
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
(eerste generatie!). De nieuwe groepen appelleren heel duidelijk op het belang van goed onderwijs, wil je maatschappelijk verder komen, en daarbij op het nog steeds achterblijven van Turkse en Marokkaanse kinderen in het huidige onderwijsstelsel. Van Turkse en Marokkaanse ouders is bekend dat ze heel veel waarde hechten aan de onderwijsprestaties van hun kinderen, maar dat ze tegelijkertijd zelf nauwelijks op de hoogte zijn van wat er allemaal komt kijken bij die prestaties, waardoor ze de kinderen niet kunnen stimuleren.72 Voor het Turks Cultureel Centrum ligt de zaak iets anders; weliswaar is ook hier sprake van een nieuwe generatie, maar wordt er minder een exclusieve nadruk gelegd op het onderwijs. Bovendien is er anders dan bij Anour en SEMA niet zozeer sprake van een religieuze maar van een (Turks) nationalistische oriëntatie. Het Turks Cultureel Centrum werpt zich op als een volwaardig alternatief voor de bestaande belangenbehartigingsorganisaties. In de praktijk worden vooral jongeren bereikt, in een breed gebied tussen het benadrukken van de eigen Turkse identiteit enerzijds en verschillende mogelijkheden om collectief te sporten anderzijds. Opvallend is dat de drie genoemde nieuwe organisaties tamelijk eensgezind zijn op een tweetal punten. Op de eerste plaats doen ze vrij denigrerend over de bestaande organisaties binnen hun eigen gemeenschap.73 Op de tweede plaats is er bij alle drie sprake van een radicaal zelfbewustzijn. Bij Anour en SEMA moet dat in een religieuze zin begrepen worden, bij het Turks Cultureel Centrum domineert het chauvinisme ten aanzien van de Turkse identiteit. Met betrekking tot het radicale islamitische zelfbewustzijn worden wel eens vergelijkingen getrokken tussen de huidige maatschappelijke emancipatie van allochtonen en die van de katholieken een eeuw geleden. Ter rechtvaardiging van die vergelijking geldt dan vooral de aanwezigheid van een religieus gefundeerde samenhangende wereldbeschouwing. In die zin zou de katholieke emancipatiebeweging van toen op één lijn gesteld kunnen worden met de huidige vermaatschappelijking van de islam. Of dat zo is valt te bezien, maar het is wél duidelijk dat de nieuwe organisaties een ideologisch kader bezitten dat momenteel bij andere groepen afwezig is. Ze vertonen een grote mate van zelfbewustzijn. In die zin zouden ze, net als bijvoorbeeld de katholieke organisaties in de eerste helft van de vorige eeuw, van betekenis kunnen zijn voor in ieder geval de mentale kant van maatschappelijke emancipatie. Zowel binnen de Turkse alsook de Marokkaanse gemeenschap vormen de moskeeën en moskeeverenigingen binnen de zojuist geschetste dynamiek in meerdere opzichten een bijzonder organisatietype. Op de eerste plaats zijn veel mensen die bij een van de organisaties betrokken zijn ook lid van een moskee of moskeevereniging. In die zin zijn deze laatste overkoepelend ten opzichte van tegenstellingen die elders nogal eens de kop opsteken. Op de tweede plaats organiseren de twee grootste moskees in Nijmegen in 72
Er is een interessante studie van de Amerikaanse antropologie Margaret Mead op dit gebied: Culture and commitment; the new relationships between the generations in the 1970s. In dit boek verbindt Mead de kwestie van sociale vooruitgang van migranten met de ontwikkeling in generaties, en daarbij dan vooral met de betere prestaties in het onderwijs naarmate er sprake is ven tweede en derde generatie. Mead laat de eerste generatie vooral terugkijken in het verleden, de tweede bivakkeer in het hier en nu, terwijl de derde (pas) de toekomst belichaamt. 73 Bij het Turks Cultureel Centrum wordt er gesproken over de andere organisaties als ‘veredelde koffiehuizen’; Anour wil niets te maken met de bestaande verdeeldheid in de Marokkaanse gemeenschap; SEMA richt zich liever op autochtone dan op bestaande Turkse organisaties.
64
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Allochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun achterban
principe dezelfde activiteiten (zoals: voorlichting, taallessen en hulpverlening) als de andere organisaties. Daarbij is het echter zo dat de achterban omvangrijker is dan die van de andere groepen. Op de derde plaats zijn de bestuursleden van in ieder geval ‘Abi Bakr’ en ‘Stichting Moskee Eyüp’ personen die al gedurende lange tijd het vertrouwen genieten van een groot deel van de achterban. Wanneer we ons opnieuw voor de geest halen dat al verschillende keren is gesproken over een vermaatschappelijking van de islam (in Nederland), dan ligt het voor de hand om (ook) de moskeeorganisaties te beschouwen in het licht van de maatschappelijke emancipatie. 74 Globaal gezien kunnen we de (historische) ontwikkeling van Turkse en Marokkaanse zelforganisaties op twee manieren typeren: door te wijzen op ontwikkelingen in de landen van herkomst en door de ontwikkeling van verschillende vormen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland. Ontwikkelingen in de herkomstlanden Om begrijpelijke redenen zijn we hier niet of nauwelijks op ingegaan. Maar het is evident dat de zelforganisaties mede voortkomen uit een aantal ontwikkelingen in Turkije en Marokko. De Turkse en Marokkaanse overheden hebben steeds geprobeerd om greep te houden op ‘hun’ burgers in het buitenland, zowel langs politieke als religieuze lijnen. Maar er zijn veel meer relaties. Om een voorbeeld te noemen: momenteel zien we in verschillende Europese landen een opleving van alevitische organisaties; een ontwikkeling die rechtstreeks verwijst naar de onderdrukking van Alevieten in Turkije. In het algemeen zijn posities in de herkomstlanden verantwoordelijk voor politieke tegenstellingen in ons land, tussen linkse en rechtse groepen, en voor de strijd tussen fundamentalistische moslims en niet gelovige migranten. Maatschappelijke betrokkenheid in Nederland Zoals al meermaals naar voren is gebracht zijn de eerste zelforganisaties van Turken en Marokkanen politiek georiënteerde arbeidersverenigingen geweest. Deze organisaties vormden in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw een adequate betrokkenheid bij de toenmalige problematiek van de eerste generatie gastarbeiders. Er waren toen ook al religieus geïnspireerde organisaties, maar die hielden zich nauwelijks met de Nederlandse situatie bezig. Later, in de loop van de jaren tachtig, tijdens de gezinshereniging, zien we dat dit beeld verandert. Het overkomen van de families betekende voor veel Turken en Marokkanen dat ze zich openlijker als moslims gingen manifesteren. Er ontstonden islamitische scholen, omroepen, winkels, bibliotheken, videotheken, sportclubs e.d.75 Stilaan zouden ook meer en meer religieuze groeperingen gaan beseffen dat het verblijf in Nederland een meer permanent karakter droeg, waardoor zij zich uitdrukkelijker gingen richten op een maatschappelijke betrokkenheid hier. We hebben gezien dat vanuit een aantal religieuze richtingen initiatieven zijn genomen om iets te doen aan de schrikbarende onderwijsachterstand van Turkse en Marokkaanse kinderen. Tevens hebben we geconstateerd dat de moskeeën en moskeeverenigingen sociale activiteiten zijn gaan ontplooien. Een interessante studie over de verschillende integra74
Het spreekt voor zich, om volledig te zijn, dat ook de organisaties die we omschreven hebben als andere organisaties passen binnen het geschetste ontwikkelingsmodel. Organisaties ontstaan wanneer ergens anders geen ruimte is om dat te doen wat men wil doen. 75 Zie bijvoorbeeld Neder-Islam (in ‘De Groene Amsterdammer’ van 30 oktober 1996) door Aart Brouwer.
65
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
tieconcepten die ten grondslag liggen (lagen) aan de tegenstellingen tussen progressieve en islamitische Turken is een recente publicatie van Frank Buijs.76 In dit artikel wordt ingegaan op de totstandkoming van een moskee in een Rotterdamse wijk. Uiteengezet wordt hoe progressieve Turken steeds uitgingen van een aansluiting bij Nederlandse waarden en instellingen, terwijl de moslims (aanvankelijk) slechts opteerden voor integratie in een eigen, islamitische kring.
4.2.3
Conclusie: organisatiedynamiek en maatschappelijke emancipatie Herhaaldelijk is in het voorafgaande betoog naar voren gekomen dat de allochtone zelforganisaties in Nijmegen vooral aanwezig zijn onder Turken en Marokkanen. Een aantal mogelijke verklaringen van dit gegeven hebben we geopperd aan het begin van deze paragraaf. De vraag nu is in hoeverre de hoge organisatiegraad onder Turken en Marokkanen een beslissende factor is voor de maatschappelijke emancipatie van de betrokken groepen. Kun je zeggen: hoe meer (gesubsidieerde) organisaties hoe beter? Niet zonder meer, de vraag blijft voortdurend wat die organisaties precies doen. Als zodanig is bijvoorbeeld het bestaan van een kleine twintig gesubsidieerde Turkse organisaties in Nijmegen geen enkele garantie voor de maatschappelijke vooruitgang van de Turkse stadsbewoners. Andere bevolkingsgroepen, met veel minder organisaties, doen het wat dat betreft aanzienlijk beter. Daarom kan het soms zinvol zijn de relevantie van de allochtone zelforganisaties enigszins te relativeren. Maatschappelijke emancipatie blijkt vooral af te hangen van individuele factoren, zoals opleiding, motivatie en taalbeheersing 77, en in dat perspectief zou je steeds moeten kijken naar de daadwerkelijke emancipatoire betekenis van de zelforganisaties. Toch is het evident dat door het bestaan van de verschillende zelforganisaties allochtonen in ieder geval een plek hebben die hen laat participeren aan de samenleving. Daardoor kunnen ze zich thuis voelen en, in vele gevallen zelfs meer dan alleen dat: worden er pogingen ondernomen om hun maatschappelijke positie te verbeteren. We hebben gezien dat nieuwe organisaties inspelen op nieuwe behoeften en nieuwe doelgroepen, waardoor verschillende relevante onderwerpen in ieder geval door organisaties in de publiciteit worden gebracht. De kwestie van maatschappelijke emancipatie is een ingewikkelde problematiek. Aan de ene kant kun je wijzen op de individuele ontplooiing van leden van allochtone gemeenschappen. Aan de andere kant zou je kunnen uitgaan van een groepsgebonden vooruitgang. Vooruitgang op het ene terrein hoeft niet noodzakelijkerwijs gepaard te gaan met ontwikkeling op het andere. In het al vermelde artikel van Frank Buijs (Multiculturele samenleving en democratie) wordt de vraag opgeworpen: “Is de groep een steun of een belemmering voor het individu?” Het antwoord zoekt de auteur in een soort midden76
Multiculturele samenleving en democratie. In ‘Migrantenstudies’, 2000, nr. 3. 77 Hierover is nogal wat literatuur bekend. In Nederland hebben bijvoorbeeld de Amsterdamse onderzoekers M. Crul en J. Rath veel onderzoek gedaan naar (individuele) succesfactoren bij migranten die maatschappelijk als geslaagd gelden. In het kader van het onderzoek naar de zelforganisaties in Nijmegen heb ik ook zelf ontdekt dat in gevallen van succesvolle woordvoerders van allochtone organisaties, bijvoorbeeld mensen met een eigen zaak of een baan met aanzien, steeds individuele factoren daarmee te maken hebben. Bijvoorbeeld het gestimuleerd zijn door de ouders of door een oudere broer of zus.
66
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Allochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun achterban
positie: uitgaan van individuele bevrijding, maar tevens gebruik maken van de warmte van de groep (de eigen organisatie, de eigen gemeenschap). Maar de individuele kant krijgt de voorkeur. Op de eerste plaats omdat het steeds moeilijker is om gemeenschappelijke belangen helder te omschrijven: “Gemeenschappen zijn niet langer vanzelfsprekende gegevenheden en niet langer alomvattend…de relatie tussen individu en collectiviteit is in korte tijd drastisch veranderd. Traditionele ideologische concepten voldoen daardoor niet meer, maar nieuwe zijn niet beschikbaar.” (p. 139) Op de tweede plaats om tegenwicht te bieden aan het allesoverheersende denken in termen van allochtone groepen: “In de gangbare academische en politieke benadering wordt de nadruk gelegd op groepspluralisme en worden individualistische integratieconcepten vergaand genegeerd.” (p. 145) Het verschijnsel van individualisering, zo kun je het voorafgaande ook samenvatten, is niet voorbij gegaan aan de verschillende allochtone gemeenschappen en hun organisaties. Organisaties raken hun kaderleden kwijt, bijvoorbeeld omdat deze een vaste baan hebben gekregen, maar ook omdat ze meer tijd zijn gaan besteden aan het gezinsleven. Jongeren voelen zich niet geroepen hen op te volgen, mede omdat hun identiteit niet meer vanzelfsprekend en omvattend samenvalt met die van die ene organisatie. En ga zo maar door. De verschillen tussen de verschillende allochtone gemeenschappen, voor wat betreft het aantal zelforganisaties, laten zich als volgt samenvatten: -Onder de Turkse en Marokkaanse bevolkingsgroepen zien we tal van organisaties op tal van gebieden. De doelgroep bestaat uit mensen die al geruime tijd deel uitmaken van de lokale samenleving, maar die tegelijkertijd nog steeds sociaal gesproken in een achterstandspositie zitten ten opzichte van autochtone stadsbewoners. De zelforganisaties zijn aanspreekpunten, zowel vanuit culturele en religieuze eigenheden, alsook wat betreft de noodzaak om te werken aan maatschappelijke emancipatie. -Onder verschillende andere allochtone gemeenschappen (Surinamers, Molukkers, Indische Nederlanders en Zuid-Europeanen) zijn er veel minder zelforganisaties, maar daarbij gaat het dan ook om gemeenschappen die in overwegende mate in de buurt komen van een gelijkwaardige maatschappelijke participatie. De organisaties die er zijn richten zich veelal op culturele onderwerpen, of hebben betrekking op de specifieke problematiek van ouderen.78 -Onder de nieuwe groepen allochtonen (Antilliaanse en Arubaanse nieuwkomers, asielzoekers en vluchtelingen) zien we hele andere uitgangsposities. De gemeenschappen zijn nog maar kort in Nijmegen, zijn meestal gering van omvang en soms intern verdeeld als gevolg van diverse tegenstellingen. Voor veel groepen (Bosniërs, Kongolezen, Soedanezen, Iraniërs) dient een enkele organisatie zich aan, vooral om de gemeenschap enigszins bij elkaar te houden. In het geval van Antillianen en Arubanen wordt er in een gezamenlijk initiatief van beleid en welzijnswerk gewerkt aan de totstandkoming van nieuwe (vormen van) zelforganisaties. Bij de Somaliërs hebben we tenslotte te maken met een meer gedifferentieerder organisatiepatroon: een organisatie op het gebied van belangenbehartiging, verschillende aanzetten om te komen tot wijkgebonden vrouwengroepen en een jongerenorganisatie.
78
Hiermee wordt overigens niet gesuggereerd dat het bestaan van zelforganisaties louter bepaald wordt door de maatschappelijke problematiek van de betreffende gemeenschappen. We hebben gezien dat dit bestaan van vele factoren afhankelijk is.
67
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
4.3
De concrete invulling van de maatschappelijke emancipatie
4.3.1
Inleiding Op welke wijze precies invulling wordt gegeven door de zelforganisaties aan de maatschappelijke emancipatie van de allochtone gemeenschappen komt nu aan de orde. Die invulling kan op velerlei manieren gestalte krijgen. In de inleiding van dit onderzoeksverslag is daarbij gewezen op de volgende zaken: het bieden van een ontmoetingsruimte, het verzorgen van cursussen en voorlichtingsprogramma’s, hulpverlening, belangenbehartiging en toeleiding. Waar het om gaat, bij maatschappelijke emancipatie, is de vraag op welke wijze gewerkt kan worden aan het vergroten van de mogelijkheden om gelijkwaardig aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen. We zullen in het nu volgende het potentieel van de allochtone zelforganisaties onder de loep nemen, op basis van de onderzoeksbevindingen zoals die in het vorige hoofdstuk zijn weergegeven. Daarbij kijken we eerst naar de activiteiten (par. 4.3.2), vervolgens naar middelen en knelpunten (par. 4.3.3), om te eindigen met een aantal concluderende opmerkingen (par. 4.3.4).
4.3.2
De activiteiten Wanneer we een inventarisatie maken van de verschillende activiteiten, die we zijn tegengekomen in de behandeling van de zelforganisaties (zie hoofdstuk 3), zouden we de volgende indeling kunnen hanteren (althans met betrekking tot Turkse en Marokkaanse groepen): -Ontmoeting; -Festiviteiten en cultuurbeleving79; -Uitstapjes80; -Voorlichting 81; -Individuele hulpverlening82; -Spreekuur, belangenbehartiging en toeleiding; -Cursussen 83; -Activiteiten waarbij contact en samenwerking met de autochtone bevolking gerealiseerd wordt.
79
Hiertoe worden gerekend: feesten rond de geboorte van kinderen, huwelijkspartijtjes, islamitische feesten, maar ook bijvoorbeeld muzieklessen die gericht zijn op het beheersen van een muziekinstrument dat in de eigen cultuur een belangrijke rol speelt. 80 In de praktijk blijken die georganiseerd te worden naar: grote steden (meestal in het buitenland), dierentuinen, musea en andere attracties. 81 Bijvoorbeeld op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, sociale wetgeving, inbraakpreventie e.d. De voorlichtingsactiviteiten vinden steeds plaats in samenwerking met een voor het te behandelen onderwerp relevante instantie. 82 Dit kan zijn: het financieel ondersteunen van iemand (in verband met schulden of in verband met huurachterstand), ziekenbezoek, ondersteuning bieden bij het invullen van een formulier. 83 Hiermee wordt bedoeld dat de organisatie zelf de deskundigheid in huis heeft om bepaalde cursussen te geven, bijvoorbeeld op het gebied van taal, godsdienst en / of onderwijs.
68
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Allochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun achterban
De eerste drie hebben vooral betrekking op het benadrukken van eigenheid en eigen identiteit. De andere passen binnen de op maatschappelijke emancipatie gerichte doelstellingen. Tabel 2 soort activiteit ontmoeting festiviteiten en cultuur uitstapjes voorlichting individuele hulpverlening spreekuur, belangenbehartiging e.d. cursussen contact en samenwerking
1 + +
2 + +
+
3 + + + + + +
+
+
+ + +
4 + + + +
5
+
+
6 + + + +
+ +
7
+
Toelichting: 1=moskeeën en moskeeverenigingen; 2= belangenbehartigingsorganisaties; 3= Stichting Turkse Ouderen Nijmegen; 4= wijkgebonden vrouwengroepen; 5=nieuwe groepen; 6=Turks Cultureel Centrum en 7=andere groepen. Toevoegingen: - voorlichting en individuele hulpverlening komt bij de belangenbehartigingsorganisaties wél bij DHD aan de orde. -de wijkgebonden vrouwengroepen bieden cursussen aan hun zogenaamde kaderleden. Door middel van een plusteken is aangegeven welke activiteit gedaan wordt door een bepaald type organisatie. Enige nuancering is echter op zijn plaats. -De ontmoetingsfunctie komt, in dezelfde mate als het organiseren van feesten en het beleven van de eigen cultuur, bij de meeste organisaties tot uiting. Hierbij moet echter de kanttekening gemaakt worden dat dit voor de vrouwengroepen maar in beperkte mate het geval is. Dit komt omdat deze groepen gebonden zijn aan een paar uren in de week dat ze gebruik kunnen maken van een ruimte in het wijkcentrum. Door vrijwel alle vrouwengroepen wordt dit als een groot probleem ervaren; er is geen permanente inloopmogelijkheid en voor het organiseren van een feest moet uitgeweken worden naar een (meestal dure) ruimte elders. Een andere kanttekening betreft de ontmoetingsfunctie van de moskee, omdat deze gebonden is aan het samenzijn in verband met religieuze verplichtingen. -De voorlichtingsactiviteiten hebben in principe overal hetzelfde patroon: naar aanleiding van een thema, verwijzend naar een bepaald probleem binnen de gemeenschap, wordt aan een reguliere maatschappelijke instantie gevraagd om informatie en voorlichting. Er komt dan iemand langs die een of meerdere keren een voorlichtingsbijeenkomst verzorgt. Zo is er bijvoorbeeld in het afgelopen jaar bij veel vrouwengroepen voorlichting gegeven door de Schooladviesdienst, in samenwerking met de allochtone schoolcontactpersonen. Na een viertal bijeenkomsten konden de aanwezige vrouwen een certificaat verdienen, wanneer ze na afloop blijk gaven het een en ander te hebben opgestoken. Tijdens andere bijeenkomsten zijn leden van het politiekorps langs geweest om informatie te geven over inbraakpreventie e.d.
69
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
-Individuele hulpverlening zal ongetwijfeld op meerdere plekken, informeel, aan de orde zijn, maar in het kader van de gevoerde gesprekken is het slechts bij de moskees (financiële bijstand) en de Stichting Turkse Ouderen (ziekenbezoek) aan de orde gesteld. -Spreekuur, belangenbehartiging en toeleiding blijken slechts in enkele gevallen tot de activiteiten te behoren. Daarbij zijn belangenbehartiging en toeleiding eigenlijk te grote woorden voor hetgeen geschiedt. Natuurlijk zal het wel eens voorkomen dat iemand zoals dat heet: toegeleid wordt naar een reguliere maatschappelijke instantie, maar structureel is dit geen optie. Alleen in het geval van de Marokkaanse vereniging El Joudor ligt dit iets anders. Aan de ene kant heeft deze organisatie een eigen juridisch spreekuur en is ze in staat om een hoop vragen zelf te beantwoorden, aan de andere kant doet ze mee, met tal van andere organisaties, aan een wijkgericht spreekuur in het Willemskwartier. -De cursussen hebben betrekking op: • Godsdienstlessen (aan kinderen) bij de moskeeën; • Onderwijsprogramma’s bij Anour en SEMA; • Voorlichtingsprogramma’s vanuit het Turks Cultureel Centrum voor scholen en politie. -Onder ‘contact en samenwerking’ vallen verschillende zaken: • De samenwerking van DHD, TKD, El Joudor en Groen Links; • Het koor van de Stichting Turkse Ouderen, dat tijdens diverse gelegenheden in Nijmegen optreedt; • De deelname van een aantal vrouwenorganisaties aan Internationale Vrouwendag (8 maart); • Het voetbalelftal van het Turks Cultureel Centrum; • Activiteiten van de vrouwengroep Güller; • Contacten met welzijnsinstellingen (Tandem, NIM, Inter-lokaal). Kun je nu, de bovenstaande activiteiten overziend, concluderen dat er sprake is van een wezenlijke bijdrage van de zelforganisaties aan de maatschappelijke emancipatie van hun achterban? In eerste instantie zijn we geneigd om deze vraag met ja te beantwoorden, wanneer we tenminste de pretenties niet al te hoog stellen. Met name als ontmoetingscentra en als platforms voor diverse voorlichtingsactiviteiten staan de meeste allochtone zelforganisaties aan de basis van de maatschappelijke participatie van een grote groep mensen. Niet alleen is er een plek gecreëerd voor die mensen, ook het gevoel van eigenwaarde zal hoogstwaarschijnlijk toegenomen zijn. Hoeveel mensen precies door de zelforganisaties bereikt worden valt moeilijk te zeggen. Hooguit kun je een aantal indicaties bepalen: de moskees beroepen zich op honderden vaste bezoekers, de belangenbehartigingsorganisaties mobiliseren tussen de twintig en vijftig personen voor een activiteit, maar als die activiteit een religieus thema betreft (zoals bij de Alevieten) kan het aantal bezoekers drastisch toenemen, de vrouwengroepen variëren in aantal tussen de tien en twintig en het Turks Cultureel Centrum beweert rond de honderd personen (actief) te kunnen betrekken bij de activiteiten. Zou je verder kijken, in tweede instantie, dan blijken verreweg de meeste zelforganisaties niet op eigen kracht in staat te zijn om de op maatschappelijke emancipatie gerichte activiteiten inhoudelijk zelf in te vullen. Wanneer ze dat wél kunnen, zoals in de gedaante van de ‘nieuwe organisaties’, is er sprake van een hoger opgeleid actief
70
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Allochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun achterban
kader of van een deskundig netwerk waar gebruik gemaakt van kan worden. Of we zien, zoals bij de Turkse ouderen, dat bestuursleden zelf cursussen volgen, via Tandem en de stichting Osmose, waardoor ze op termijn bepaalde inhoudelijke activiteiten in eigen hand kunnen nemen.
4.3.3
De middelen Tot de middelen rekenen we: -subsidiegelden; -een eigen ruimte; -een actief kader; -professionele steun. Tabel 3 middelen subsidiegelden een eigen ruimte een actief kader professionele steun
1 + +
2 + + +/+
3 + + + +
4 +
5 + +/+
6 + + +
7 +
+/-
Toelichting: -De subsidiegelden gaan in overwegende mate naar de belangenbehartigingsorganisaties. Maar het grootste deel van dat geld gaat meteen weer op aan het betalen van de huur voor het pand. De vrouwengroepen ontvangen elk een bedrag tussen de 2.000 en 3.000 gulden per jaar. De uitgaven zijn strikt gebonden aan regels. Moskees en moskeeverenigingen krijgen geen subsidie, in verband met een strikte scheiding in Nederland tussen staat en kerkelijke aangelegenheden. Het Turks Cultureel Centrum en Stichting SEMA kunnen boven op de subsidiegelden nog beschikken over eigen financiële middelen (die onder andere door giften verkregen zijn). -Met het hebben van een eigen ruimte wordt bedoeld dat de organisatie kan beschikken over een eigen pand, al of niet gehuurd, of althans over een substantieel deel van een gebouw. Bij de moskees gaat het bijvoorbeeld om niet meer voor andere doeleinden gebruikte schoolgebouwen (e.d.). De Turkse verenigingen DHD en Haci Bektas Veli Culturele Vereniging hebben panden rondom de Wedren. De Turkse ouderen beheren een oud politiebureau aan de Koninginnelaan, terwijl het Turks Cultureel Centrum een oude school gekregen heeft. De Stichting SEMA heeft zelf een pand aangekocht, maar de Marokkaanse vereniging Anour moet het doen met een paar lokaaltjes die op zaterdag en zondag gehuurd kunnen worden in een wijkcentrum. -Wat het actieve kader betreft is er vooral gekeken naar het aantal actieve bestuursleden en naar andere vrijwilligers die ingezet kunnen worden bij activiteiten. We moeten echter bedenken dat de daadwerkelijke betekenis van het kader danig gerelativeerd moet worden. Meestal is het zo dat bestuursleden (of inhoudelijk deskundigen) werkende mensen zijn, die slechts in de avonduren, en dan ook niet altijd, tijd hebben om iets te doen voor de zelforganisatie. -Met professionele steun wordt bedoeld de aanwezigheid van werknemers in het kader van een WIW-regeling. Het gaat om personeel in eigen dienst, dat echter in de meeste
71
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
gevallen niet vakkundig is op het terrein van de sociale werkzaamheden. Bij de belangenbehartigingsorganisaties (inclusief de Turkse ouderen) gaat het in totaal om elf gesubsidieerde banen; daarvan zijn er zes geschapen voor beheer en onderhoud, terwijl er vijf gecreëerd zijn voor kantoor- en bestuurswerkzaamheden. In vrijwel alle gevallen gaat het om werknemers die tot dezelfde allochtone groep behoren als die waar de betreffende organisaties zich op richten. Verder is een aantal WIW-banen ingezet bij de wijkgebonden vrouwengroepen, deels uit het oogpunt van een sociale activering van de betrokkenen zelf. Concluderend mogen we stellen dat de middelen erg beperkt zijn. De organisaties geven dit zelf voortdurend aan. Er is altijd te weinig geld, veel groepen kampen met ruimteproblemen, terwijl ook het aantal mensen dat zich actief inzet voor de organisaties niet erg groot is.
4.3.4
Conclusie: allochtone zelforganisaties en maatschappelijk emancipatie Wat betekenen de zelforganisaties voor de maatschappelijke emancipatie van hun achterban? Is het zo dat degenen die deelnemen aan activiteiten van de organisaties vervolgens ook op breder vlak maatschappelijk kunnen participeren (en integreren)? -In zijn algemeenheid is het bestaan van vele allochtone zelforganisaties een teken van maatschappelijke participatie. De organisaties zijn er en daarmee zijn er platforms gegeven voor de organisatie van op emancipatie gerichte activiteiten. Tevens kunnen het aanspreekpunten zijn voor degenen die contact zoeken met een bepaald deel van de allochtone gemeenschap in de stad. -Op het vlak van de ontplooide activiteiten hebben we geconstateerd dat vooral twee functies uit de verf komen: aan de ene kant de ontmoeting, gepaard met festiviteiten en cultuur(beleving) en soms met uitstapjes; aan de andere kant de voorlichting, grotendeels in samenwerking met reguliere maatschappelijke instanties. Dat betekent dus dat er wel degelijk een emancipatoire rol gespeeld wordt, maar dat die rol beperkt is. Hoe beperkt precies hangt van de organisatie zelf af. Een cruciaal gegeven is echter dat op basis van de huidige middelen waar de organisaties over kunnen beschikken een grotere rol niet mogelijk is. Bovendien is het daarbij de vraag of een mogelijke grotere, substantiëlere rol (beleidsmatig) wel gewenst is. De organisaties zouden dan immers in het vaarwater terechtkomen van al bestaande professionele instellingen. Daarbij komt dat de reikwijdte van de allochtone organisaties steeds tegen een innerlijke beperktheid aanloopt. Neem bijvoorbeeld de volgende constatering: “Dit alles zijn waarschijnlijker gelegenheden voor de ontwikkeling van het sociale leven in een beschaafd samenleven dan de veelomvattende identiteiten en dichte relaties van warme verbondenheid waarin traditioneel de revitalisering van de civil society wordt gezocht.” 84 -Wanneer we terugkeren naar de gevoerde discussie over individuele en groepsgebonden maatschappelijke emancipatie moeten we constateren dat de zelforganisaties in 84
Zie een samenvatting (p. 8) van het door het Sociaal en Cultureel Planbureau gepubliceerd onderzoek naar vrijwilligerswerk in de civil society. (dinsdag 23 februari 1999) Met ‘dit alles’ wordt gedoeld op plekken in de samenleving waar mensen elkaar tegenkomen vanwege een gemeenschappelijke activiteit, zoals een schoolplein, een winkelcentrum e.d.
72
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Allochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun achterban
principe werkzaam zijn op het terrein van de groep. De paradox doet zich voor dat wanneer individuen zich ontwikkelen, bijvoorbeeld door een vaste baan of een scholingscursus, zij vaak in dezelfde mate dat ze zich ontwikkelen los komen te staan ten opzichte van de zelforganisaties. -In de sfeer van ontoereikende middelen (geld, ruimte, menskracht en professionele ondersteuning) is het van extra belang om te letten op de twee laatst onderscheiden middelen: het eigen kader en de professionele steun via gemeente en welzijnswerk. Er is geconstateerd dat er over het algemeen een gebrek is aan actieve vrijwilligers, waardoor een aantal zogenaamde sleutelfiguren overbelast dreigt te raken. Terwijl de gerealiseerde WIW-banen nauwelijks voor verlichting zorgen, omdat deze vrijwel uitsluitend een niet-inhoudelijke invulling hebben. Maar er is nog iets anders; en dat is het gegeven dat er niet echt sprake is van een allochtoon kader dat een brug kan slaan tussen de eigen achterban en de diverse maatschappelijke instanties. In het geval van een aantal Turkse zelforganisaties is dit kader naar de Randstad vertrokken, terwijl in vele andere gevallen deskundige mensen simpelweg geen tijd hebben voor de zelforganisaties, omdat ze elders een vaste baan hebben. Hoe dan ook, dit is een groot probleem, niet in de laatste plaats (ook) een communicatieprobleem. In het kader van het lokale sociale beleid 85streeft de overheid, voorop de lokale overheid zelf, naar een vergaande mate van professionalisering van het sociale beleid. Gesproken wordt bijvoorbeeld van een gezamenlijke sociale agenda, van systematische informatieoverdracht en van communicatie- en overlegstructuren. De vraag is echter of deze wijze van professionalisering wel aansluit bij het denken en werken zoals die binnen de allochtone zelforganisaties aanwezig zijn. Er lijkt sprake te zijn van een paradox. De overheid voert anders dan een tijd geleden, toen de economische ontwikkeling centraal stond, uitdrukkelijk een sociaal beleid en wil daarbij de betrokken groepen, waaronder allochtonen, betrekken. Maar de doelstellingen en vooral ook activiteiten van dat nieuwe sociale beleid zijn zodanig professioneel aangescherpt dat de groepen waar het om gaat qua belevingswereld niet (meer) op dezelfde golflengte zitten. Ze missen niet alleen de kennis en de middelen om gelijkwaardig te participeren binnen het lokale sociale beleid, het is daarenboven de vraag of ze dat in de huidige context wel willen. Het is namelijk denkbaar dat de alomtegenwoordigheid van het professionele jargon wordt opgevat als de dominantie van één bepaalde cultuur (wit en bureaucratisch) boven de culturele, politieke en religieuze identiteiten van de verschillende allochtone organisaties. -Aldus zouden we de allochtone zelforganisaties nog steeds willen situeren in het spanningsveld tussen eigenheid en aanpassing; waarbij dit spanningsveld, op een ander begripsniveau gesteld, er een is tussen vrijwilligerswerk en geprofessionaliseerd welzijnswerk. In een landelijke evaluatie van het subsidiebeleid met betrekking tot (landelijke) organisaties van migranten86 wordt dit probleem meermaals genoemd. Aan de ene kant kunnen de organisaties, wanneer ze dezelfde taal spreken als de overheid, los komen te staan van hun eigen mensen; terwijl ze aan de andere kant, wanneer ze niet meegaan met het professionele overheidsjargon, buiten de beleidsnetwerken worden gehouden. De onderzoekers die het overheidsbeleid hebben geëvalueerd waarschuwen 85
Zie bijvoorbeeld de door het ministerie van VWS(Volksgezondheid, Welzijn en Sport) uitgegeven nota Werken aan sociale kwaliteit – Welzijnsnota 1999-2000 (uitgegeven: 9.4.1999) 86 Voor elkaar? Een beschouwing over de betekenis van organisaties van migranten voor het integratie- en het vrijwilligerswerkbeleid door Rinus Penninx en Boris Slijper (Instituut voor Migratie- en Etnische Studies, Universiteit van Amsterdam, maart 1999)
73
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
voor het scheppen van zogenaamde papegaaiencircuits van gelijkgestemden: “…dat een vorm van algemeen beleid zodanig kan zijn gebonden aan mainstream-denken, dat ze blind kan zijn en blijven voor activiteiten die binnen organisaties van migranten plaatsvinden.” (p. 35) -Het is zelfs de vraag in welke mate je nog kunt spreken van zelforganisaties; daarbij een klemtoon leggend op het woordje zelf. Je kunt minimaal drie ontwikkelingen kenschetsen die het zelf van de zelforganisaties ondergraven. Op de eerste plaats is het niet meer vanzelfsprekend dat organisaties vanuit een coherente maatschappijvisie de belangen van hun achterban verdedigen. Zowel de maatschappijvisie als de achterban raken versnipperd. De nu al bijna klassieke belangenbehartigingsorganisaties reageren bijvoorbeeld niet meer adequaat op de problemen van dit moment. Bovendien bestaat de achterban allang niet meer. Veeleer zijn er verschillende groepen die hooguit op een bepaald deelpunt organisatorische initiatieven ontplooien. Op de tweede plaats is er anders dan bijvoorbeeld twintig jaar geleden een (minimale) sociale infrastructuur die rekening houdt met de belangen van allochtone gemeenschappen. Voor een deel is het zo dat inmiddels vanuit overheden en semi-overheden de zelforganisaties professioneel worden ondersteund (en soms zelfs opgericht), waardoor die organisaties in belangrijke mate afhankelijk geworden zijn van geprofessionaliseerde instellingen. Op de derde plaats blijken de zelforganisaties in de meeste gevallen over zo weinig middelen te beschikken dat ze in de praktijk nauwelijks een vuist kunnen maken.
4.4
Suggesties voor een toekomstige samenwerking met de zelforganisaties
4.4.1
Inleiding Dit slotgedeelte van het onderzoeksverslag bevat een aantal suggesties voor een betere samenwerking met de zelforganisaties in het kader van het lokale sociale beleid. Men moet echter bedenken dat het niet meer dan een paar suggesties zijn, aangezien dit onderdeel geen uitdrukkelijke opzet was van het gevoerde onderzoek. Desondanks zijn er tijdens de gesprekken punten naar voren gekomen die relevant zijn voor een toekomstige oriëntatie op de zelforganisaties. Dat wil zeggen een oriëntatie vanuit de lokale overheid en instanties die in de sfeer van hulpverlening te maken hebben met allochtone doelgroepen. Ter verduidelijking van wat bedoeld wordt keren we nog even terug naar wat in hoofdstuk 2 gezegd is over lokaal sociaal beleid en bekijken we hoe de lokale overheid op dit moment de allochtone zelforganisaties binnen dat beleid plaatst. Binnen het grote stedenbeleid, waar zoals we weten ook Nijmegen onder valt, is de sociale ontwikkeling van de stedelijke samenleving een belangrijk uitgangspunt. Als we uitgaan van de nota Werken aan sociale kwaliteit – Welzijnsnota 1999-2002 (ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) kunnen we hierbij de volgende doelstellingen formuleren: -Bevordering van participatie en toegankelijkheid (van het voorzieningenaanbod); -Voorkomen van sociale uitsluiting; -Ondersteuning van het lokaal sociaal beleid (dat wil zeggen dat alle betrokken onderdelen op elkaar zijn afgestemd); -Professionaliteit en kwaliteit van aanbieders van zorg en welzijn; -Onderzoek, monitoring en informatievoorziening.
74
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Allochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun achterban
Dat is een hele mond vol; strikt genomen is de uitvoering van een dergelijke sociale ontwikkeling alleen goed mogelijk door professionele instellingen. Vervolgens is het dus de vraag hoe de overheid dit pleidooi voor een strak en professioneel sociaal beleid wil combineren met een andere oproep, namelijk dat de zelforganisaties meer betrokken moeten worden bij dit beleid. In het voorafgaande hebben we gezien dat dit een groot probleem is, aangezien de organisaties qua middelen, maar ook qua belevingswereld niet echt passen in een strak geregisseerde sociale politiek. In Nijmegen voert de overheid een tweesporenbeleid: aan de ene kant wordt ingezet op het toegankelijker maken van algemene maatschappelijke instellingen voor allochtonen87, terwijl aan de andere kant de zelforganisaties ondersteund worden om te flankeren rondom het algemene beleid. Dat flankerende karakter, zo hebben we in het uitgevoerde onderzoek gezien, komt aardig overeen met de heersende praktijk van de zelforganisaties. Ze zorgen voor een ontmoetingsruimte en ze bieden gelegenheid om voorlichting te geven aan de achterban, naast een aantal andere praktijken. Toch spreekt de lokale overheid de organisaties steeds meer aan op het punt van wat ze nog meer te bieden hebben dan alleen dit. Ze worden geacht cijfers en andere inschattingen te maken over zaken als bereik, productontwikkeling, kwaliteit e.d. Dit roept de vraag op of dit niet te hoog gegrepen is. Zijn er andere opties denkbaar? Welke suggesties zijn er door de organisaties zelf gedaan? Ligt het niet meer voor de hand dat de zogenaamde algemene instellingen zelf meer initiatieven ontplooien in de richting van de allochtone organisaties?
4.4.2
Suggesties •
De onderzoekers die het landelijke subsidiebeleid inzake de zelforganisaties hebben onderzocht 88 concluderen aan het eind van hun rapport dat het steeds nodig blijft om een fundamentele discussie te voeren over het onderwerp. Want, zo zeggen zij, het gaat niet alleen om het functioneren van de zelforganisaties (op zich), maar ook om de vraag op welke wijze de samenleving als geheel, met handhaving van de democratische spelregels, de gelijkheid van alle ingezetenen kan waarborgen en tegelijkertijd recht kan doen aan de grotere en nieuwe verscheidenheid die migranten met zich mee brengen. Dat betekent dus dat je (ook) steeds moet kijken naar de wijze waarop de verschillende hulpverlenende instanties zelf initiatieven nemen in de richting van de allochtone bevolkingsgroepen en hun organisaties. Deze zogenaamde multiculturalisering van de instellingen laat echter nog veel te wensen over, terwijl het toch gaat om een van de belangrijkste perspectieven om een gelijkwaardige maatschappelijke participatie van allochtonen te realiseren. Kortom, wanneer er middelen vrijkomen, heeft het zin deze te gebruiken voor investeringen op het gebied van de zojuist bedoelde multiculturalisering.
•
Uitgaande van wat door maatschappelijke instellingen als relevante perspectieven beschouwd worden kunnen de zelforganisaties actief benaderd worden om mee te werken aan bepaalde programma’s. Hierbij kunnen we bijvoorbeeld denken aan de werkwijze van de Stichting Welzijn Ouderen Nijmegen (SWON). Deze belangen-
87
Dit wil niet zeggen dat dit in de praktijk ook daadwerkelijk het geval is. Integendeel, zo zouden we willen stellen, immers uit relevant onderzoek op dit gebied blijkt nog steeds dat maatschappelijke instellingen niet echt toegankelijk zijn voor allochtonen. 88 Zie noot 77.
75
Allochtone zelforganisaties in Nijmegen Tussen eigenheid en aanpassing
groep van ouderen heeft een aantal ontmoetings- en voorlichtingsprogramma’s ontwikkeld ten behoeve van allochtone ouderen en heeft met dat pakket actief een aantal betrokken zelforganisaties benaderd. Op soortgelijke wijze hebben de allochtone contactpersonen bij de Schooladviesdienst voorlichtingsprogramma’s gemaakt die in het afgelopen jaar bij diverse vrouwengroepen zijn gepresenteerd. Bij verschillende interviews, die ik gehad heb met bestuursleden van zelforganisaties, is dit aspect naar voren gekomen als een positieve wijze om invulling te geven aan het sociale beleid. Men wil meer geactiveerd worden en meer betrokken raken bij het beleid dat betrekking heeft op de achterban. Er valt bijvoorbeeld ook te denken aan een initiatief van het Internationaal Vrouwen Centrum, waarbij voorgesteld is om een gemeentebrede trajectbegeleiding voor allochtone vrouwen tot stand te brengen. Hiermee wordt bedoeld dat die vrouwen, indien ze een verzoek tot hulp doen, niet alleen worden doorverwezen naar een bepaalde instelling, maar gedurende een langdurig traject gevolgd worden, om te zorgen dat de geboden hulp niet slechts incidenteel maar substantieel is. Hier ligt nog een heel terrein braak, tussen de officiële instanties en de leefwereld van allochtone hulpbehoevenden. Denk aan vertaalwerk, intermediaire contactpersonen, bruggenhoofden e.d. •
De logische consequentie van de zojuist opgezette redenering is dat de zelforganisaties daadwerkelijk geactiveerd worden om mee te werken aan projecten die de maatschappelijke participatie en integratie van allochtonen op het oog hebben. Dit past niet alleen in het kader van het alom gepropageerde interactieve beleid, waarbij geluisterd wordt naar opvattingen, deskundigheden en perspectieven zoals die bij groepen burgers aanwezig zijn, maar het is ook een manier om organisaties, die nu enigszins een slapend bestaan leiden, weer wakker te krijgen. Het gemeentelijke subsidiebeleid gaat momenteel voornamelijk uit van het bestaan van zelforganisaties als zodanig en van de kosten die nodig zijn om een pand te onderhouden. In de lijn van het voorafgaande zou het logischer zijn om over te gaan op projectfinanciering. De hoogte van de toegekende subsidie zou dan meer in overeenstemming gebracht kunnen worden met daadwerkelijk geleverde prestaties. Op zich zit dit element ook nu al in het gevoerde beleid, immers de zelforganisaties kunnen een beroep doen op extra financiële middelen als ze bijzondere projecten realiseren. Maar daarbovenop zou er meer gedaan kunnen worden om de organisaties met gerichte voorstellen te activeren.
•
In de sfeer van de (financiële en materiële) knelpunten kun je een tweetal centrale problemen onderkennen. Het ene probleem betreft de niet altijd even heldere toewijzing van subsidiegelden. Sommige organisaties krijgen veel geld en kunnen bovendien beschikken over gesubsidieerde banen, terwijl andere gedwongen zijn op een houtje te bijten. Maar vaak is niet duidelijk waar een dergelijk verschil op gebaseerd is. Dus lijkt het logisch om heldere en uniforme criteria te formuleren met betrekking tot de lokale financiële ondersteuning van de allochtone zelforganisaties. Het andere probleem is het systematische ruimtegebrek. Uitgezonderd een paar op stedelijk niveau opererende organisaties, die over een eigen pand beschikken waar ze dagelijks gebruik van kunnen maken, heeft het merendeel van de zelforganisaties geen eigen ruimte. Ze zijn aangewezen op een achterafzaaltje van het wijkcentrum in de buurt, maar soms is zelfs die voorziening niet voorhanden. Zonder een redelijke ruimte kunnen de organisaties echter geen substantiële praktijk ontwikkelen. Daarom is het op korte termijn een allereerste prioriteit om te zorgen dat alle zelforganisaties in ieder geval een ruimte tot hun beschikking hebben.
76