Introductie Optimus advies door middel van
Melkveewet en GLB 2015 Bijeenkomst 26 januari P.G. Kusters land- en tuinbouwbenodigdheden B.V, Dreumel
Optimus advies • Gestart in 2014 als samenwerkingsverband tussen Joep Visser, Mark Bosch en Toon van der Putten; • Adviseren ondernemers bij fiscale, juridische, bedrijfskundige en organisatorische vraagstukken; • Vanuit verschillende disciplines, maar vanuit dezelfde visie op zakelijke dienstverlening: deskundig, betrokken, flexibel en proactief; • Expertise en procedures op het gebied van de Meststoffenwet, via www.mestboete.nl;
Inleiding • Hoofdlijnen van: • Wet verantwoorde groei melkveehouderij: • Melkveewet; • Fosfaatreferentie; • Kringloopwijzer. • GLB 2015; • Betalingsrechten; • Vergroeningseisen; • Ecologisch aandachtsgebied.
Uitbreidingsverbod (nationaal) • Verbod op uitbreiding in (met name) de varkens- en pluimveehouderij: • Gebaseerd op fosfaat, later gespecificeerd naar pluimveeen varkensrechten; • Geografische differentiatie: overschotgebied (Oost en Zuid) en niet-overschotgebied; • Melkvee: melkquotum (tot 1 april 2015), daarna fosfaatreferentie (Melkveewet); • Gekoppeld aan derogatiebeschikking (max 173 miljoen kg fosfaatproductie, waarvan 85 miljoen kg van rundvee).
Wet verantwoorde melkveehouderij • Anticiperend op afschaffing melkquotum; • Alternatief voor koe- of dierrechten;
• Doel: • Fosfaatproductie van de melkveehouderij binnen de met de EU afgesproken plafond houden (85 miljoen kg fosfaat); • Behoud derogatie; • Behouden ruimte voor ontwikkeling. • Voorkomen van ‘industrialisatie’ van melkveesector: • Verankeren grondgebondheid; • Verhogen ambitie weidegang.
Fosfaatreferentie (1) • Fosfaatreferentie: Aantal dieren (cat. 100, 101 en 102) gehouden in 2013 vermenigvuldigd met:
• Forfaitaire normen voor de fosfaatproductie per diercategorie op het moment van ingaan van de wet; Verminderd met: • Oppervlakte landbouwgrond in 2013
vermenigvuldigd met: • Gebruiksnorm voor fosfaat in 2013
Uitkomst is minimaal 0
Fosfaatreferentie (2) • Bij een hogere fosfaatproductie dan de fosfaatreferentie: • Door middel van extra grond in het bedrijf; • Boven de referentie alles verwerken; • Hoeveelheid mestverwerking is gelimiteerd, waarschijnlijk (moet nog worden vastgelegd in AmvB) begrensd tot 50 (tot 100) kg fosfaat per ha (boven de referentie); • Grond opgegeven bij de GDI telt mee (mogelijk iets met regionale mestafzet);
• Fosfaatreferentie is niet verhandelbaar, wel overdraagbaar bij voortzetting ter plaatse en onder bepaalde voorwaarden: • Overdracht aan familie tot en met 3e graad; • Binnen juridische entiteiten;
Een voorbeeld (1) • Een melkveebedrijf had in 2013 gemiddeld 100 melkkoeien (melkproductie: 8.800 kg), 40 stuks jongvee > 1 jaar en 40 stuks jongvee < 1 jaar. • De fosfaatproductie van 2013 op basis van de normen van 2014: • 100 melkkoeien x 45,5 kg = 4.550 kg • 40 jongvee > 1 jr x 23,5 kg = 940 kg • 40 jongvee < 1 jr x 10,2 kg = 408 kg • De fosfaatgebruiksruimte op landbouwgrond was in 2013: 4.400 kg fosfaat; • De melkveefosfaatreferentie voor dit bedrijf is: 5.900 kg – 4.400 kg = 1.500 kg fosfaat.
Een voorbeeld (2) Bedrijven die vanaf 2015 meer melkvee houden dan de referentie, moeten het extra overschot voor 100% verwerken. Dit wordt het ‘melkveefosfaatoverschot’ genoemd. Stel dat de fosfaatproductie van het voorbeeldbedrijf stijgt in 2015 naar 6.500 kg fosfaat; Er komt ook wat extra grond: de fosfaatgebruiksruimte neemt toe tot 4.500 kg. Fosfaatproductie melkvee 2015 Fosfaatgebruiksruimte 2015 Melkveefosfaatreferentie (2013) Melkveefosfaatoverschot
6.500 kg 4.500 kg -/1.500 kg -/500 kg
Een voorbeeld (3) Fosfaatproductie 2015 Fosfaatgebruiksruimte 2015 Bedrijfsoverschot Melkveefosfaatreferentie
6.500 4.500 -/2.000 1.500
Melkveefosfaatoverschot ‘Resterend’ bedrijfsoverschot
500 -/1.500 -/-
Verwerkingsplicht melkveefosfaatoverschot
100% x 500 kg = 500 kg 10% x 1.500 kg = 150 kg
Verwerkingsplicht ‘resterend’ bedrijfsoverschot
Totale verwerkingsplicht
650 kg
Een voorbeeld (4) Fosfaatproductie 2015 Fosfaatgebruiksruimte 2015 Bedrijfsoverschot Melkveefosfaatreferentie
10.000 4.500 -/5.500 1.500
Melkveefosfaatoverschot ‘Resterend’ bedrijfsoverschot
4.000 -/1.500 -/-
Verwerkingsplicht melkveefosfaatoverschot
100% x 4.000 kg = 4.000 kg 10% x 1.500 kg = 150 kg
Verwerkingsplicht ‘resterend’ bedrijfsoverschot Totale verwerkingsplicht Bij 55 ha grond is dit
4.150 kg 75 kg per ha
BEX
Kringloopwijzer •
Uitbreiding van de berekening Bedrijfsspecifieke excretie (BEX)
•
Met BEX berekening wordt beginpunt vastgesteld voor interne stromen (ruwvoer gevoerd), zodat kan worden rondgerekend;
•
Per 2015 verplicht voor bedrijven met een P2O5-overschot (invullen en bijhouden in eigen administratie);
•
Intentie om ook bedrijfsspecifieke fosfaatgebruiksnormen te berekenen (pilot)
Het ‘nieuw’ GLB-beleid (1) • Vanaf 2015 worden betalingsrechten toegekend. Het aantal betalingsrechten is gelijk aan de oppervlakte subsidiabele grond die een aanvrager in 2015 in gebruik heeft en als zodanig registreert bij de GDI. • De waarde van een betalingsrecht bestaat uit de zogenaamde basispremie. Deze bestaat feitelijk uit 2 delen, te weten:
• Een ‘grondgebonden’ deel. • Een overgangsbetaling. • Daarnaast heeft de aanvrager recht op vergroeningspremie ter hoogte van 44,6% van de waarde van het betalingsrecht (de basispremie incl. de overgangsbetaling).
Het ‘nieuw’ GLB-beleid (2) • Het ‘grondgebonden’ deel van de basispremie is voor iedereen gelijk en bedraagt ca. € 260 per betalingsrecht vanaf 2019. Tijdens de overgangsperiode 2015 t/m 2018 groeit deze van € 56,- in 2015 naar ca € 260,- in 2019;
• De ‘overgangsbetaling’ is gebaseerd op de waarde van de toeslagrechten zoals een bedrijf die op 15 mei 2014 in eigendom had en wordt in 2015 vastgesteld op bedrijfsniveau. • Deze overgangsbetaling wordt in de overgangsjaren 2015 t/m 2018 afgebouwd naar € 0 in 2019: • Het percentage van de referentie (de waarde van de toeslagrechten per 2014) dat wordt uitbetaald in de basispremie als overgangsbetaling bedraagt voor 2015: 53,2%, 2016: 39,2%, 2017: 25,7%, 2018: 12,7% en 2019: 0%.
Vergroeningseisen • Bij de uitbetaling van de betalingsrechten ruim € 115 per hectare extra bij voldoen aan de vergroeningseisen. Wie mee doet met de basisbetalingsregeling is ook verplicht zich aan deze vergroeningseisen te houden: • gewasdiversificatie op bouwland • ecologisch aandachtsgebied (EA) • behoud van blijvend grasland • Graasdierpremie aanvragen: Een aantal natuurdoeltypen (heide, duinen en kwelders) telt niet meer mee als subsidiabele landbouwgrond. Bij begrazing door schapen of zoogkoeien kan graasdierpremie worden aangevraagd.
Gewasdiversificatie (1) • Eén van de vergroeningseisen: twee- of drie-gewassen-eis; • alleen van toepassing op bouwland; • Definities: • Bouwland: ‘alle landbouwgrond excl. blijvend grasland en blijvende teelten’;
• Blijvend grasland: ‘landbouwgrond dat vijf jaar of langer als grasland wordt gebruikt’; • Blijvende teelten: ‘landbouwgrond met een gewas met een teeltduur van vijf jaar of langer die een regelmatige oogst opleveren, incl. houtachtige kwekerijproducten en hakhout met een korte omlooptijd’.
Gewasdiversificatie (2) Twee gewassen: Bedrijven die meer dan 10 ha en maximaal 30 ha bouwland hebben, moeten minimaal twee gewassen telen. Het grootste gewas mag maximaal 75% van de oppervlakte bouwland bedekken. Drie gewassen: Bedrijven die meer dan 30 ha bouwland hebben, moeten minimaal drie gewassen telen. Hierbij geldt één van de volgende eisen: • Het grootste gewas mag maximaal 75% van de oppervlakte bouwland bedekken. De twee grootste gewassen samen mogen maximaal 95% van de oppervlakte bouwland beslaan. • In geval dat tijdelijk grasland het grootste gewas is, mag de oppervlakte hiervan wel meer dan 75% bedragen. De oppervlakte van het tweede gewas mag dan niet meer dan 75% zijn van de resterende oppervlakte.
Gewasdiversificatie (3)
Ecologisch aandachtsgebied (1) • Wie meer dan 15 hectare bouwland heeft moet 5% van de oppervlakte bouwland gebruiken als ecologisch aandachtsgebied. • Jaarlijks kan de keuze voor de invulling van de vergroeningseis worden aangepast. • Voor de invulling van ecologisch aandachtsgebied zijn verschillende mogelijkheden: • een keuze uit de algemene lijst • duurzaamheidcertificaat • collectieve invulling
Ecologisch aandachtsgebied (2)
Behoud blijvend grasland • Grasland is blijvend grasland als het tenminste vijf jaar achter elkaar grasland is. In het zesde jaar is het blijvend grasland; • Eén van de uitgangspunten van het nieuw Gemeenschappelijk landbouwbeleid is dat het aandeel blijvend grasland in ons land niet meer dan 5% daalt ten opzichte van het referentieaandeel. • Daarom kent het nieuw GLB de volgende maatregelen: • Ploegverbod Natura 2000-gebieden • Landelijke monitoring en mogelijk ploegverbod. • Ook kan het zijn dat landbouwers die blijvend grasland hebben omgezet naar bouwland, deze grond weer moeten omzetten naar blijvend grasland.
Heeft u nog vragen ? Anders later via……
Optimus advies Kantsingel 16t 5349 AJ Oss Tel. 0412 – 622005 Email:
[email protected]