BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 17 van de Mededingingswet, omdat er geen inbreuk wordt gemaakt op het verbod van artikel 6 van de Mededingingswet. Zaaknummer 346 / IntraKoop Coperatieve Inkoopvereniging voor gezondheidsen seniorenzorg U.A. I. INLEIDING 1. Op 31 maart 1998 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) een aanvraag ontvangen van IntraKoop Coperatieve Inkoopvereniging voor gezondheids- en seniorenzorg U.A. (hierna: IntraKoop) met het verzoek op grond van het bepaalde in artikel 17 van de Mededingingswet (hierna Mw), ontheffing te verlenen van het verbod zoals neergelegd in artikel 6 Mw. De aanvraag heeft in de eerste plaats betrekking op de statuten van IntraKoop, zoals die op 1 januari 1990 zijn gewijzigd en vastgesteld. Artikel 3 van de statuten verklaart IntraKoop bevoegd om namens en ten behoeve van haar leden producten en diensten in te kopen. In de tweede plaats heeft de aanvraag betrekking op de overeenkomsten die IntraKoop sluit met haar leveranciers.
II. FEITELIJKE ACHTERGROND A. Aanvrager 2. IntraKoop is op 28 april 1959 op iniatief van een aantal ziekenhuizen in Zuid-Holland en Zeeland opgericht als een coperatieve vereniging naar Nederlands recht onder de naam Protestant Christelijke Ziekenhuizen (hierna: PCZ). Op 1 januari 1990 werden de statuten van PCZ gewijzigd. Op grond hiervan werd niet alleen een nieuwe structuur ingevoerd maar ook een andere naam, te weten: IntraKoop. IntraKoop is voor onbepaalde tijd opgericht en is gevestigd te Zaltbommel. IntraKoop heeft primair tot doel, het verlenen van diensten aan haar leden, speciaal op het gebied van het verwerven van goederen en diensten (....) (zie artikel 3 lid 1 van de statuten). 3. IntraKoop heeft aangegeven dat zij in 1998 voor (ongeveer) 304 mln NLG aan producten en diensten heeft ingekocht ten behoeve van haar leden. B. Leden van IntraKoop 4. Op grond van artikel 4 van de statuten kunnen in beginsel alleen rechtspersonen, die actief zijn binnen de gezondheids- en seniorenzorg, lid worden van IntraKoop. 5. IntraKoop had per 31 december 1998 in totaal 540 leden die ruim 1200 instellingen in de gezondheids- en seniorenzorg vertegenwoordigen[1]. Categorie
Aantal leden per 31 december 1998
Ziekenhuizen
36
Geestelijke zorg
40
Gehandicaptenzorg
34
Gecombineerd[1] Verpleeghuizen Verzorgingshuizen (bejaardenoorden) Revalidatiecentra Overige
120 56 235 12 7
Tabel 1: onderverdeling leden IntraKoop, bron: IntraKoop, jaarverslag 1998 6. Nagenoeg alle leden, ongeveer 99%, zijn volgens IntraKoop instellingen in de zin van de Ziekenfondswet (hierna: ZFW) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ) (hierna gezamenlijk: de zorginstellingen). C. Wettelijk kader 7. Voor alle in tabel 1 aangegeven zorginstellingen gelden in beginsel de hieronder omschreven wettelijke bepalingen. Indien het wettelijk kader niet van toepassing is, dan wordt dat per categorie zorginstellingen vermeld. 8. In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat zorginstellingen op grond van de Wet Tarieven Gezondheidszorg (hierna: WTG) niet zelfstandig en naar eigen inzicht de hoogte van hun budget en de prijzen kunnen bepalen. De hoogte van het budget wordt aan de hand van nauwkeurig door de overheid bepaalde parameters in overleg met ziekenfondsen en particuliere verzekeraars vastgesteld (artikel 11 WTG). Vervolgens dient het budget te worden goedgekeurd of vastgesteld door het COTG[3] (titel 2 en 3 WTG). Eventuele tekorten worden in mindering gebracht op het budget van het volgende jaar. Overschotten dienen te worden gestort in een financile reserve. Deze overschotten zijn aan een maximum gebonden, en mogen slechts onder overheidstoezicht worden aangewend ten behoeve van de gezondheidszorg. Zorginstellingen mogen slechts de door het COTG goedgekeurde of vastgestelde prijzen in rekening brengen (artikel 2 WTG), zowel jegens ziekenfondsen als jegens particuliere verzekeraars en particuliere patinten. 9. Het in voorgaande overweging geschetste tariefbeleid geldt in formele zin (nog) niet voor verzorgingshuizen. Op grond van de Overgangswet verzorgingshuizen (wet van 26 september 1996, Stb. 478, laatstelijk gewijzigd bij wet van 27 maart 1999, Stb. 185) stelt het College voor zorgverzekeringen subsidies vast voor verzorgingshuizen (artikel 2, lid 1). Op basis van artikel 13 van deze wet stelt het College voor zorgverzekeringen een subsidieregeling vast. Dit is voor 2000 de Regeling College voor zorgverzekeringen subsidiring verzorgingshuizen 2000. In artikel 31 van deze Regeling is bepaald dat het College voor zorgverzekeringen over de subsidie-aanvraag het oordeel van het COTG vraagt. Voorgaande heeft tot gevolg dat verzorgingshuizen de facto niet zelfstandig en naar eigen inzicht de hoogte van hun budget en prijzen kunnen bepalen. 10. In de tweede plaats kan worden gewezen op de Kwaliteitswet zorginstellingen (hierna: Kwaliteitswet). Op grond van deze wet zijn zorginstellingen verplicht verantwoorde zorg aan te bieden (artikel 2 Kwaliteitswet). Artikel 3 van de Kwaliteitswet bepaalt dat de zorginstelling de zorgverlening op zodanige wijze organiseert, de instelling van zowel
kwantitatief als kwalitatief zodanig van personeel en materieel voorziet, en zorg draagt voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling, dat een en ander leidt tot een verantwoorde zorg. In hetzelfde artikel wordt voorzien dat zorgaanbieders (waaronder zorginstellingen) de resultaten van onderling overleg hierin betrekken. 11. Ten slotte dient te worden opgemerkt dat zorginstellingen, om op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Ziekenfondswet in aanmerking te komen voor vergoeding van hun verrichtingen, toegelaten dienen te zijn door de minister van VWS (artikel 8 AWBZ; artikel 8a ZFW). Krachtens deze wetten zijn zorginstellingen daarnaast niet vrij in de keuze tussen verzekeraars. Op grond van genoemde wetten geldt voor zorginstellingen en verzekeraars, in tegenstelling tot voor vrije beroepsbeoefenaren, een contracteerplicht (artikel 45 en 46 AWBZ; artikel 47 en 48 ZFW). Ziekenhuizen en verzekeraars kunnen elkaar in dit stelsel niet selecteren of uitsluiten; marktwerking is hier van overheidswege uitgesloten. Overigens hebben verzekerden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en Ziekenfondswet een wettelijke aanspraak op zorg waarvan de aard, inhoud en omvang van overheidswege wordt bepaald (artikel 6 AWBZ en artikel 8 ZFW). D. De aangemelde overeenkomst D.1. Inleiding 12. IntraKoop heeft aangegeven zowel ontheffing aan te willen vragen voor de overeenkomst, in casu de statuten, die ten grondslag ligt aan IntraKoop, als voor de verschillende overeenkomsten die zijn afgesloten tussen IntraKoop enerzijds en de desbetreffende leveranciers anderzijds. 13. Het onderhavige besluit oordeelt slechts over de statuten en de overeenkomsten die met leden worden gesloten en die tezamen ten grondslag liggen aan het functioneren van IntraKoop, en voorts over de mededingingsrechtelijk relevante gevolgen die het ontstaan van de inkooporganisatie IntraKoop heeft op de te onderscheiden markt(en). 14. De overeenkomsten die IntraKoop heeft afgesloten met de afzonderlijke leveranciers zullen separaat worden beoordeeld, aangezien het hier andere typen overeenkomsten betreft, namelijk verticale overeenkomsten, die geen nadrukkelijke samenhang vertonen met de horizontale samenwerking middels IntraKoop op het gebied van inkoop[4]. 15. De statuten bepalen dat IntraKoop namens haar leden raamovereenkomsten afsluit met leveranciers van primaire en facilitaire producten en voor haar leden kortingen bedingt. De inkoop brengt nauwelijks tot geen formele dan wel informele cordinatie, zoals veelvuldig overleg en onderlinge uitwisseling van informatie, tussen leden mee ten behoeve van de uitoefening van alle activiteiten die verband houden met en/of noodzakelijk zijn voor de uitoefening van inkoopwerkzaamheden door IntraKoop. D.2. Doel- en taakstelling 16. In artikel 3 lid 1 van de statuten staat vermeld (citaat): de coperatie heeft ten doel het verlenen van diensten aan haar leden, speciaal op het gebied van verwerven van goederen en diensten, en voorts al hetgeen met een en ander
rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords. 17. IntraKoop tracht de onder overweging 15 omschreven doelstelling onder meer te verwezenlijken door (zie artikel 3 lid 2 van de statuten): - het bedingen van gunstige leveringsvoorwaarden; - het afsluiten van afname-overeenkomsten met haar leden; - het uitvoeren van kwaliteitsbewaking- en controle van de ingekochte goederenstroom. 18. Bij brief van 22 december 1999 heeft IntraKoop de NMa bericht dat de samenwerking de facto is beperkt tot de gezamenlijke inkoop van producten en diensten en dat zij derhalve alleen daarvoor een ontheffing wenst te vragen. Dit blijkt overigens ook genoegzaam uit het door IntraKoop opgestelde ontheffingsverzoek en de daarbij behorende schriftelijke stukken. Deze aanpassing is evenwel niet verwerkt in de statuten, waardoor volgens IntraKoop de mogelijkheid openbleef om in de toekomst de overige activiteiten wellicht weer op te pakken. Nu IntraKoop sinds de inwerkingtreding van de Mw naast de inkoop van producten en diensten geen overige activiteiten, zoals bedoeld in de statuten heeft uitgevoerd, vormen dergelijke activiteiten geen onderwerp van de onderhavige aanvraag om ontheffing. In overleg met verzoekster is dan ook besloten dat het onderhavige besluit alleen betrekking heeft op de inkoop van producten en diensten door IntraKoop. D.3. Niet-exclusieve werking en toe- en uittredingscriteria 19. De inkoop door IntraKoop ten behoeve van leden vindt in beginsel op nietexclusieve basis plaats. De aangesloten leden kunnen derhalve ook zelfstandig, buiten IntraKoop om, inkopen (zie evenwel overweging 21). 20. Uit de resultaten van een door IntraKoop in 1996 uitgevoerde enqute onder haar leden, is gebleken dat in 1996 ongeveer 55% van de leden ook deelnam aan/in een andere inkooporganisatie. Dit percentage is nagenoeg ongewijzigd gebleven. 21. De leden van IntraKoop hebben jaarlijks de mogelijkheid om al dan niet in te schrijven op zogenaamde raamovereenkomsten die IntraKoop afsluit met leveranciers. Hierbij dient te worden aangegeven voor welke producten/diensten zij wensen te worden ingeschreven. Deze inschrijving verplicht leden om tenminste gedurende n jaar deze producten/diensten af te nemen van de betreffende producent/leverancier. Er kan dus sprake zijn van een feitelijke exclusiviteit die echter van beperkte duur is, namelijk n jaar en uitsluitend betrekking heeft op producten die het voorwerp vormen van de raamovereenkomsten. Dit is neergelegd in een tussen IntraKoop en het betreffende lid gesloten afname-overeenkomst. 22. Artikel 4 lid 1 van de statuten bepaalt dat in beginsel alleen rechtspersonen, die actief zijn binnen de gezondheids- en seniorenzorg lid kunnen worden van IntraKoop. De directeur van IntraKoop beslist omtrent toelating krachtens artikel 4 lid 4 van de statuten. 23. Opzegging van het lidmaatschap is mogelijk tegen het einde van een boekjaar, met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden en zonder betaling van uittreedgeld (zie artikel 5, leden 4 en 6 van de statuten).
III. ONTHEFFINGSPROCEDURE 24. Op 31 maart 1998 heeft de d-g NMa een aanvraag tot ontheffing gekregen. De ontheffingsvraag is als zaaknummer 346 bij de NMa geregistreerd. 25. Op 7 juli 1999 heeft de d-g NMa vragen gesteld aan IntraKoop. Op 20 augustus 1999 heeft de d-g NMa de antwoorden van IntraKoop ontvangen. 26. In de Staatscourant nummer 226 van 23 november 1999 is mededeling gedaan van de ontheffingsaanvraag. Daarbij zijn belanghebbenden opgeroepen hun zienswijze schriftelijk of mondeling naar voren te brengen. De aanvraag en de daarop betrekking hebbende stukken hebben gedurende vier weken ter inzage gelegen ten kantore van de NMa. Geen enkele belanghebbende heeft van de mogelijkheid gebruik gemaakt een zienswijze in te dienen. 27. Op 9 december 1999 heeft de d-g NMa wederom vragen gesteld aan IntraKoop. Op 22 december 1999 heeft de d-g NMa de antwoorden van IntraKoop ontvangen.
IV. BEOORDELING A. Toepasselijkheid van artikel 6 Mw op het samenwerkingsverband 28. Artikel 6 Mw luidt (citaat): 1. Verboden zijn overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst; 2. De krachtens het eerste lid verboden overeenkomsten en besluiten zijn van rechtswege nietig. 29. Blijkens het bepaalde in hoofdstuk 1 van de Memorie van Toelichting op de Mw zullen voor de interpretatie van het verbod van artikel 6 Mw de Europeesrechtelijke beschikkingenpraktijk en jurisprudentie als leidraad dienen. B. Onderneming 30. Het onderhavige ontheffingsverzoek heeft betrekking op een samenwerkingsverband tussen zorginstellingen, dat verwezenlijkt wordt door een daartoe opgerichte coperatieve inkoopvereniging. Voorts betreft het samenwerkingsverband de inkoopactiviteiten van zorginstellingen. Mitsdien dient nagegaan te worden of de zorginstellingen als ondernemingen in de zin van de Mw kunnen worden aangemerkt voor zover zij inkoopactiviteiten uitvoeren. 31. Nu de d-g NMa in zijn besluit Sophia Ziekenhuis/De Weezenlanden[5] heeft vastgesteld dat ziekenhuizen ondernemingen zijn in de zin van de Mw voor zowel de inkoop- als verkoopactiviteiten en niet valt in te zien waarom
andersoortige zorginstellingen, die in beginsel onder dezelfde wettelijke randvoorwaarden (zie overwegingen 7 t/m 11), soortgelijke economische activiteiten uitoefenen, een andere beoordeling behoeven, kunnen de aangesloten leden van IntraKoop alle beschouwd worden als ondernemingen in de zin van de Mw. 32. Gezien het bovenstaande kunnen IntraKoop en de bij haar aangesloten leden worden aangemerkt als ondernemingen, aangezien zij economische activiteiten uitoefenen. C. Overeenkomst 33. Artikel 1, sub e Mw verwijst voor de uitleg van het begrip overeenkomst naar het begrip in artikel 81, eerste lid EG-Verdrag (ex artikel 85). Blijkens de jurisprudentie met betrekking tot artikel 81 EG-Verdrag omvat het begrip overeenkomst in elk geval juridisch bindende overeenkomsten naar burgerlijk recht. Uit de Europese jurisprudentie blijkt dat statuten van een coperatie kunnen worden beschouwd als een overeenkomst die onder artikel 81 van het EG-verdrag (ex artikel 85) kan vallen[6]. De statuten van IntraKoop vormen derhalve een overeenkomst in de zin van artikel 6 Mw. D. Relevante markt(en) 34. De relevante product- of dienstenmarkt omvat de goederen ten aanzien waarvan de mededingingsrechtelijk te beoordelen gedraging van ondernemingen zich afspeelt. In algemene zin geldt dat deze markt alle producten omvat die op grond van hun kenmerken, hun prijzen en het gebruik waarvoor zij zijn bestemd, door de consument als onderling verwisselbaar of substitueerbaar kunnen worden beschouwd. Ook aanbodsubstitutie is in dat verband een relevant aspect. 35. IntraKoop is actief op het gebied van inkoop van uiteenlopende producten ten behoeve van haar leden. Haar leden zijn actief op het gebied van het aanbieden van gezondheids- en seniorenzorg. 36. De producten die IntraKoop inkoopt kunnen in twee categorien worden onderverdeeld, namelijk: 1) Zorgproducten: producten en diensten die rechtstreeks te maken hebben met het zogenaamde primaire proces van zorginstellingen (de verlening van zorg), zoals bijvoorbeeld hulpmiddelen. 2) Facilitaire producten: producten die niet rechtstreeks verband houden met de verlening van zorg, bijvoorbeeld levensmiddelen. 37. In verband met de in de voorgaande overwegingen geschetste activiteiten van zowel het samenwerkingsverband als de betrokken leden, kunnen voor het onderhavige samenwerkingsverband de volgende product- en dienstenmarkten onderscheiden worden: - de dienstenmarkt(en) voor het aanbieden van gezondheids- en seniorenzorg door instellingen; - de productmarkt(en) voor inkoop van zorg- en facilitaire producten. 38. Nadere afbakening van de dienstenmarkt(en) voor het aanbieden van gezondheids- en seniorenzorg door instellingen is gelet op de uiteindelijke beoordeling niet noodzakelijk.
D.1. Relevante productmarkt D.1.1. Inkoop van zorgproducten 39. Er is sprake van afzonderlijke productmarkten voor de inkoop van verschillende soorten zorgproducten[7]. Men denke hierbij aan verschillende soorten hulpmiddelen, zoals gehoor- en gezichtshulpmiddelen. 40. IntraKoop sloot in 1998 de navolgende overeenkomsten met leveranciers van zorgproducten. Leverancier
Producten en diensten
Omzet 1998
[ ][8]
Incontinentiemateriaal
[]
[ ]
Verplegings- en verzorgingsartikelen
[]
[ ]
Urinezakken
[]
Stomaproducten Medicijnbekers Nuticia sondevoeding [ ]
Wondverzorgingsgartikelen []
[ ]
Matrassen
[]
[]
Matrassen
[]
Keukens Sanitair
Tabel 2: omzet inkoop van zorgproducten in 1998, bron: IntraKoop en betrokken leveranciers 41. Op basis van de voorgaande tabel kunnen voor het onderhavige besluit de volgende producten en/of productcategorien onderscheiden worden: -
stomaproducten en urinezakken; verplegings & verzorgingsartikelen; medische onderhoudsdiensten; matrassen; wondverzorgingsartikelen; incontinentiemateriaal; sondevoeding; medicijnbekers; keukens; sanitair.
42. Bij voorgaande onderverdeling naar verschillende soorten producten en/of productcategorien dient opgemerkt te worden dat de meeste leveranciers van IntraKoop groothandelaren zijn en uiteenlopende zorgproducten aanbieden. De meeste van hen hebben zich daarnaast toegelegd op de verkoop van zorgproducten aan zorginstellingen. Dit betekent dat er naast omschreven productmarkten, er mogelijk een markt voor groothandel in zorgproducten kan worden onderscheiden. 43. Exacte afbakening van deze productmarkten dan wel van de markt voor groothandel in zorgproducten, is gezien het uiteindelijke oordeel niet
noodzakelijk. D.1.2. Inkoop van facilitaire producten 44. Er is sprake van afzonderlijke productmarkten voor de inkoop van verschillende soorten facilitaire producten en diensten. Hierbij dient opgemerkt te worden dat er mogelijke aparte productmarkten bestaan voor de groothandel in voorgenoemde producten. De volgende groepen facilitaire producten kunnen onderscheiden worden: - techniek en onderhoud, zoals lichtbronnen en luchtfilters; - huishouding en inrichting, zoals reinigings- en onderhoudsmiddelen; - levensmiddelen, zoals koffie en kaas; - administratie en financin, zoals kantoorartikelen. 45. Nadere afbakening is gezien de uiteindelijke beoordeling niet noodzakelijk. D.2. Relevante geografische markt(en) D.2.1. Inkoop van zorgproducten 46. Voor het inkopen door IntraKoop van zorgproducten geldt dat het geografische bereik van deze markten per type zorgproduct kan verschillen. Voor sommige hulpmiddelen is sprake van een nationale markt. Daarnaast bestaan er zorgproducten zoals matrassen, waarvoor de markt als internationaal kan worden afgebakend. Ten slotte kan er voor andere zorgproducten sprake zijn van een regionale markt. Dikwijls betreft het in dit geval zorgproducten die aangepast moeten worden aan de consument. Geen van de producten zoals weergegeven in tabel 2 zijn echter producten waarvoor nadere aanpassing, zoals omschreven, nodig is. 47. Gelet op bovenstaande kunnen de markten voor inkoop van zorgproducten als ten minste nationaal worden aangemerkt. Voor de uiteindelijke beoordeling kan in het midden worden gelaten of er ook markten zijn die ruimer zijn dan nationaal. D.2.2. Facilitaire producten 48. De markten wat betreft facilitaire producten en diensten kunnen in het algemeen als ten minste Nederlands aangemerkt worden. Afnemers, zoals IntraKoop, beperken zich bij de inkoop van deze producten en diensten niet tot de Nederlandse markt. Voor sommige facilitaire producten bestaan er echter factoren zoals specifieke Nederlandse regelgeving of relatief hoge transportkosten, op grond waarvan de markt als Nederlands gekwalificeerd kan worden. 49. Voor de uiteindelijke beoordeling kan in het midden worden gelaten of er sprake is van nationale of internationale markten voor inkoop van facilitaire producten. D.3. Marktpositie D.3.1 Markt(en) voor de inkoop van zorg- en facilitaire producten 50. De waarde van de totale omzet die de leden van IntraKoop via IntraKoop
bij de leveranciers genereerden bedroeg in 1998 NLG 304 mln.[9] Als dit wordt afgezet tegen de totale jaarlijkse inkoop door Nederlandse gezondheids- en seniorenzorginstellingen, te weten 26 miljard in 1998[10], dan blijkt het aandeel van IntraKoop zeer gering was, namelijk 1,16%. 51. Op deze markten voor inkoop van facilitaire producten, zoals voeding, is de grootste vraag afkomstig van vragers, die geen zorginstellingen zijn. Voor voeding geldt bijvoorbeeld dat de vraag van alle zorginstellingen gezamenlijk slechts een klein gedeelte van de totale vraag in Nederland is, aangezien het grootste gedeelte wordt afgenomen door ondernemingen die actief zijn in de distributie van levensmiddelen, zoals supermarkten.[11] Voor de andere categorien van facilitaire producten gelden soortgelijke overwegingen. Ten slotte kan nog verwezen worden naar de aanwezigheid van andere inkooporganisaties ten behoeve van zorginstellingen en het aandeel in de totale inkoop door zorginstellingen van IntraKoop dat tussen 1990 en 1994 gemiddeld ongeveer 8%.[12] bedroeg en waarvan aannemelijk is dat dit aandeel niet aanzienlijk is veranderd. 52. In 1994 bedroeg het aandeel van IntraKoop in de totale omzet van ingekochte zorgproducten door zorginstellingen [ ][13] Het is aannemelijk dat dit aandeel niet aanzienlijk is veranderd. Ook als men de markten voor de verschillende soorten of assortimenten zorgproducten nader beziet, is er sprake van geringe marktaandelen. 53. Uit de gegevens van het jaarboek 1997 van Vektis[14] kan worden afgeleid dat er in 1997 in geheel Nederland voor alle ziekenfonds- en particulier verzekerden tezamen in totaal voor NLG 331 mln aan incontinentie- en stomamateriaal werd gekocht.[15] Dit betekent dat IntraKoop een aandeel heeft van ongeveer ([ ][16]/331 mln) [ ]op de markt voor inkoop van incontinentie- en stomamateriaal. 54. In onderstaande tabel wordt het marktaandeel voor de overige categorien zorgproducten toegelicht. Het betreft een indicatie van de marktaandelen, zoals verkregen van de leveranciers van IntraKoop. Als indicatie voor het marktaandeel geldt (i) het aandeel dat IntraKoop in 1998 had in de in de totale omzet voor het product van de desbetreffende leverancier(s) en (ii) het aantal (gelijkwaardige) aanbieders.
Product
Aandeel Aantal omzet aanbieders in (product) NL
Matrassen
[ ]
30-40
Verplegings- en verzorgingsartikelen
[ ]
15
Wondverzorgingsartikelen
[ ]
6
Medicijnbekers
[ ]
36712
Keukens & Sanitair
[ ]
n.b.
[ ][17]
7
Sondevoeding
Tabel 3: aandeel omzet leveranciers in 1998, bron: leveranciers van IntraKoop D.3.2. Marktpositie van andere partijen 55. Op de markten voor inkoop van zorg- en facilitaire producten kunnen een
veelheid aan andere inkooporganisaties (met name regionaal georinteerd) worden onderscheiden, die exclusief, dan wel specifiek zijn toegesneden op gezondheids- en seniorenzorginstellingen. Aangezien er (in beginsel) geen exclusiviteit verbonden is aan het lidmaatschap van IntraKoop nemen vele leden ook deel andere inkooporganisaties, die overigens om dezelfde reden ook niet exclusief van aard kunnen zijn. Voorbeelden van andere inkooporganisaties in de gezondheidszorg zijn: - Nederlands Inkoopcentrum; ongeveer 30% van de leden van IntraKoop is ook aangesloten bij deze inkooporganisatie; - Regio Midden Nederland; - F.Z.C. Facilitair Zorg Collectief; - Regionale Inkoop Noord-Holland. 56. Daarnaast zijn er voor de inkoop van zowel zorg- als facilitaire producten nog andere vragers in andere sectoren, zoals zorgverzekeraars (met name ziekenfondsen) en de detail- en groothandel voor levensmiddelen. E. Mededinging op de relevante markten 57. Samenwerkingsverbanden tot gezamenlijke inkoop hebben volgens de Europese Commissie niet tot strekking om de mededinging te beperken, aangezien deze samenwerkingsverbanden de kosten voor inkoop beogen te verlagen en niet van nature de mededinging beperken[18]. Derhalve dient onderzocht te worden of de gezamenlijke inkoop een beperking van de mededinging ten gevolge heeft. 58. De beoordeling van de effecten van het samenwerkingsverband wordt uitgesplitst in twee mededingingsrechtelijke vraagstukken, te weten: - de gevolgen op de markt(en) voor het aanbieden van gezondheids- en seniorenzorg door instellingen; - de gevolgen op de markt(en) voor inkoop van zorg- en facilitaire producten en diensten. 59. De beoordeling is in belangrijke mate gebaseerd op de specifieke situatie op de betrokken geografische en productmarkt(en) en de kostenstructuur van de betrokken leden. E.1. Markt voor het aanbieden van gezondheids- en seniorenzorg door instellingen 60. Het samenwerkingsverband kan een beperking van de mededinging ten gevolge hebben op de markt voor het aanbieden van gezondheids- en seniorenzorg door instellingen, indien aangetoond wordt dat de samenwerking tussen betrokken leden aan de inkoopzijde -via IntraKoop- leidt tot een verzwakking van de prijsconcurrentie tussen de betrokken ondernemingen aan de verkoopzijde in casu op de markt voor het aanbieden van gezondheids- en seniorenzorg door instellingen. Deze doorwerking naar de verkoopzijde vindt plaats als de onderlinge concurrentieruimte tussen de betrokken partijen, ten gevolge van de gezamenlijke inkoop wordt beperkt. Deze beperking van de (onderlinge) mededinging wordt onder meer vergemakkelijkt door uniforme inkoopkosten. 61. De onder overweging 59 omschreven doorwerking naar de verkoopzijde waarop de aangesloten leden actief zijn, kan alleen tot een beperking van de
mededinging leiden, indien zij in onderlinge concurrentie staan. Dit is wat betreft de leden van IntraKoop, die nagenoeg allemaal instellingen zijn in de zin van de ZFW en de AWBZ, niet aannemelijk gezien het streng gereguleerde karakter van de economische activiteiten[19]. Als er al ruimte voor concurrentie bestaat, dan wordt deze niet zozeer bepaald door de kwaliteit en/of prijzen van de ingekochte producten en diensten, doch door de kwaliteit van de aangeboden dienstverlening, welke voornamelijk door de factor arbeid, de lokatiekeuze en andere zachte concurrentiefactoren, wordt bepaald. 62. Om voorgaande reden hoeft niet onderzocht te worden of de gezamenlijke inkoop resulteert in een doorwerking (spill-over) naar de markten waarop de zorginstellingen actief zijn. 63. Op grond van de onder 59 t/m 61 gegeven overwegingen kan worden geconcludeerd dat er ten gevolge van de gezamenlijke inkoop door IntraKoop geen beperking van de onderlinge concurrentieruimte optreedt tussen leden, zijnde instellingen in de zin van de ZFW en de AWBZ, aangezien de concurrentieruimte reeds vanwege overheidsregulering afwezig is. Mitsdien is er geen sprake van een beperking van de mededinging. E.2. Markt(en) voor de inkoop van zorg- en facilitaire producten64. Het samenwerkingsverband en de daaruit voortvloeiende bundeling van inkoop kan in een merkbare beperking van de mededinging resulteren op de markt(en) voor inkoop van zorg, indien de aanbieders van zorg- en facilitaire producten in sterke mate in hun afzetmogelijkheden beperkt worden en de concurrentie tussen de leveranciers wordt vervalst. De marktpositie van het samenwerkingsverband op de markt(en) voor inkoop van zorg, alsmede de marktstructuur aan de zijde van de aanbieders van zorg- en facilitaire producten bepalen onder meer of vooromschreven beperking van de mededinging optreedt. Het bestaan van een merkbare mededingingsbeperking vereist dus een zekere mate van afhankelijkheid van de leveranciers ten opzichte van hun afnemer(s), i.c. het samenwerkingsverband. De gevolgen van een beperking in de afzetmogelijkheden vanwege een inkoopsamenwerkingsverband worden derhalve verkleind, indien de aanbieders bij machte zijn om tegenwicht te bieden aan de gezamenlijke inkoop. E.2.1. Markt(en) voor de inkoop van zorgproducten 65. IntraKoop had in 1998 een aandeel van ongeveer [ ] in de totale omzet van stomaproducten in Nederland (zie overweging 52). De aandelen van IntraKoop in de totale omzet van de desbetreffende leveranciers voor de overige productcategorien waren in 1998 (zie overweging 54): -
matrassen [ ]; verplegings- & verzorgingsartikelen [ ]; wondverzorgingsartikelen [ ]; sondevoeding [ ]; medicijnbekers [ ]; keukens & sanitair [ ].
66. Door alle leveranciers van IntraKoop is aangegeven dat er een significant aantal andere aanbieders van zorgproducten op de markt actief zijn (zie overweging 53). Dit betekent dat de aandelen in de totale omzet van de
betrokken productcategorien in Nederland ook kleiner is dan onder overweging 65 aangegeven. Het aantal aanbieders is in verhouding tot het aantal vragers (zie onder meer het aantal inkooporganisaties onder overweging 54) evenwel niet zo groot dat de deze niet in balans is. Daarnaast zijn de aandelen mogelijk kleiner indien uitgegaan wordt van een internationale markt (zie overweging 45) en/of een markt(en) voor groothandel in zorgproducten (zie overweging 41). De aanbieders hebben in dit geval bovendien door de verkoop van andere producten mogelijk meer onderhandelingsmacht ten opzichte van de vragers, in casu IntraKoop. Ten slotte is het op grond van het gemiddelde aandeel in 1994 van IntraKoop in de totale omzet van ingekochte zorgproducten door zorginstellingen van minder dan 5% aannemelijk dat IntraKoop een geringe marktpositie inneemt (zie overweging 51). 67. Daarnaast zijn er, gezien de aanwezigheid van vele andere (gelijkwaardige) inkooporganisaties van/voor zorginstellingen (zie overweging 54) en het daarmee samenhangende ontbreken van exclusiviteit, zowel contractueel als de facto, voldoende alternatieven voor aanbieders van zorgproducten. In de praktijk is dan ook gebleken dat (de meeste van) deze inkooporganisaties geen vaste banden onderhouden met de betrokken leden, in dier voege dat deze leden altijd en in dezelfde mate bij dezelfde inkooporganisatie inkopen (zie overwegingen 19 en 20). De inkooporganisaties lijken met elkaar te concurreren om de gunst of het lidmaatschap van zorginstellingen en vertonen hierdoor veel gelijkenis met normale groothandels. 68. Op grond van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het samenwerkingsverband geen merkbare verhindering, beperking of vervalsing van de mededinging in de zin van artikel 6 Mw tot gevolg heeft op de markten voor de inkoop van zorgproducten. E.2.2. Markt(en) voor inkoop van facilitaire producten 69. Voor de inkoop van facilitaire producten kan gesteld worden dat de vraag die niet afkomstig is van zorginstellingen (zie overweging 50) meer dan aannemelijk maakt dat er geen sprake is van een merkbare beperking van de mededinging. Bovendien kunnen de geringe inkoopaandelen van IntraKoop worden aangevoerd, indien de vraagmarkt alleen bestaat uit zorginstellingen (zie overweging 50). 70. Op grond van bovenstaande wordt geconcludeerd dat het samenwerkingsverband geen merkbare verhindering, beperking of vervalsing van de mededinging in de zin van artikel 6 Mw tot gevolg heeft op de markten voor de inkoop van facilitaire producten en -diensten.
IV. Conclusie toepasselijkheid artikel 6 Mw 71. Gelet op bovenstaande punten wordt op basis van de beschikbare informatie en gezien de huidige omstandigheden geconcludeerd dat de instandhouding of werking van het samenwerkingsverband: - geen beperking van de mededinging ten gevolge heeft op de markt voor het aanbieden van gezondheids- en seniorenzorg dienstverlening; - geen merkbare beperking van de mededinging ten gevolge heeft op de markten voor de inkoop van zorg- en facilitaire producten.
72. Het samenwerkingsverband tussen betrokken partijen leidt derhalve niet tot een verhindering, beperking of vervalsing van de mededinging op de relevante markten in de zin van artikel 6 Mw.
V. Toepasselijkheid artikel 17 Mw 73. Aangezien de toepassing van artikel 17 Mw afhangt van de voorafgaande toepasselijkheid van artikel 6 Mw en deze op onderhavige overeenkomst niet van toepassing is, zal de aangemelde overeenkomst niet onder artikel 17 Mw beoordeeld kunnen worden.
VI. BESLUIT 74. Gelet op het bovenstaande wordt de aanvraag om ontheffing van het verbod van artikel 6, eerste lid Mw afgewezen. Datum: 18 augustus 2000
De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit: w.g. A.W.Kist
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, Sectie Beschikkingen, Bezwaar en Beroep, Postbus 16326, 2500 BH Den Haag. -------------------------------------------------------------------------------[1] Er zijn leden die over meerdere instellingslocaties beschikken. [2] Dit betreft leden waaronder instellingslocaties vallen met verschillende soorten activiteiten. Bijvoorbeeld: een stichting met een verzorgingshuis- en verpleeghuislocatie. [3] Thans: College Tarieven Gezondheidszorg. [4] Deze overeenkomsten zijn middels een informele zienswijze afgedaan. [5] Zie het besluit van de d-g NMa d.d. 5 juni 1998 in zaak 165 Sophia Ziekenhuis/De Weezenlanden. [6] Besluit van 5 december 1979, Stremsel, Pb L 51/19 van 25 februari 1980
en Besluit 26 oktober 1980, Industrieverband Sonhofener Natursteinplatten, Pb L 318/33 van 26 november 1980. Zie ook Besluit 30 januari 1995, COAPI, Pb L 122/37 van 2 juni 1995. [7] Zie het besluit van de d-g NMa d.d. 29 december 1998 in zaak 1165, ANOZ Verzekeringen-ANOVA-ZAO, punt 39 en het besluit van de d-g NMa d.d. 18 juni 1999 in zaak 882, Amicon Zorgverzekeraar, punt 63. [8] Vierkante haken duiden op gegevens die wegens vertrouwelijkheid zijn verwijderd. [9] De omzet voor 1997 was circa NLG 255 miljoen, bron: IntraKoop. [10] Bron: Jaaroverzicht Zorg 1998 en Inkoopmanagement in de zorgsector, J.Telgen en M. Lenselink, blz. 25-26, 1998. [11] Ter nadere onderbouwing kan verwezen worden naar het aandeel in de totale Nederlandse bevolking dat in zorginstellingen is opgenomen. [12] Bron: onderzoeksrapport Strategie Notitie, Instituut voor Commercile Beleidsvorming ten behoeve van ondernemingsplan IntraKoop, 1995. [13] Bron: onderzoek ICB ten behoeve van ondernemingsplan IntraKoop, 1995. [14] Vektis is het landelijk informatiecentrum van de zorgverzekeraars. [15] Het is niet aannemelijk dat deze omzet voor 1998 significant is gewijzigd. [16] Bij [ ] werd in 1998 [ ] aan incontinentiemateriaal afgenomen, terwijl bij [ ] slechts [ ] werd afgenomen en een klein gedeelte hiervan werd besteed aan stomamateriaal en urinezakken. [17] De leverancier voor sondevoeding is [ ]. Het aandeel van IntraKoop in de totale omzet van [ ] (groothandel) was [ ] in 1998. [18] Zie het besluit van de Europese Commissie in zaak Socemas, Pb EG 201, 1968, p.4. [19] Zie het besluit van de d-g NMa in zaak 165 Sophia Ziekenhuis/De Weezenlanden d.d. 5 juni 1998, onder ov. 35 t/m 44.
Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.