INTI Werkplan 20082008-2010 Behorend bij Ontwerp Bedrijfsplan INTI dec. 2007 Dr. M. Provoost, oktober 2008 Achtergrond en aanleiding Sinds 2006 wordt er gewerkt aan de oprichting van het INTI, het kennisinstituut over nieuwe steden in Almere. Er is inmiddels een groot aantal activiteiten vanuit het INTI-in-oprichting geïnitieerd: zo zijn er onder meer congressen gehouden, werkgroepen opgericht, er zijn initiatieven genomen om excursies te organiseren, cursussen aan te bieden, samenwerkingen te starten, archieven te verwerven, personeel aan te nemen. Dit veelzijdige programma is gebaseerd op de verwachtingen van een groot en groeiend INTI, waarvan de contouren werden neergelegd in een Ontwerp Bedrijfsplan gedateerd 20 december 2007. De vraag die nu voorligt is hoe INTI de komende drie jaar een hecht fundament kan leggen onder de toekomstige uitbouw van het instituut. INTI zal op de korte termijn -binnen drie jaarresultaten en projecten moeten produceren die overtuigen van haar inhoudelijke waarde en daarmee een argument geven voor financiering van de organisatie in de periode na 2010. Tegelijkertijd zal zij moeten anticiperen op de langere termijn door relevante samenwerkingsverbanden te starten, netwerken op te bouwen, en diverse financieringsmogelijkheden te verkennen. De kleine organisatie van INTI moet daarom kiezen voor een efficiënte werkwijze en een activiteitenprogramma dat zowel op de korte termijn aansprekende resultaten oplevert als op de lange termijn afgestemd is door voor te sorteren op de periode na 2010. Naast deze financiële en organisatorische motieven is er een derde reden om tot nadere precisering van de INTI-plannen te komen: de aanstelling als directeur van INTI van de opsteller van dit Werkplan, Michelle Provoost. Een nieuwe directeur moet zich natuurlijk allereerst het programma eigen maken, en vanuit haar eigen achtergrond prioriteiten stellen om tot een beredeneerde invulling van het programma te komen waarin een eigen stempel duidelijk wordt. In mijn geval gaat het om een studie-achtergrond in de architectuurgeschiedenis en een praktijk-achtergrond in de herstructurering van naoorlogse wijken, om een brede interesse in stedenbouw, stadscultuur en stadsgeschiedenis, in architectuur en stedenbouw(historisch) onderzoek en met name hoe de resultaten daarvan productief te maken zijn in de hedendaagse ontwerppraktijk. Dit voorstel is opgesteld vanuit deze invalshoeken en leidt tot een inhoudelijk profiel van INTI als kennisinstituut dat zich richt op het integrale, internationale en multidisciplinaire onderzoek naar nieuwe steden wereldwijd en door de eeuwen heen. Het is mijn bedoeling om hiervoor een samenhangend, inhoudelijk en organisatorisch overtuigend en enthousiasmerend programma te
presenteren, waarmee INTI de komende jaren een fundament kan leggen voor haar verdere bestaan. De activiteiten en de publieksevenementen zijn erop gericht dat INTI vanaf het begin af aan een aantrekkelijke plek is om te bezoeken, door de plek, het kantoor, de exposities en evenementen die het instituut omringen. Geleidelijk, in de loop van enkele jaren, kan het uitgroeien tot een druk gebruikte plek; een laboratorium waar studenten en PhD kandidaten graag komen, omdat ze elkaar er kunnen treffen in een bijzondere setting; een plek waar andere professionals en het Almeerse publiek op afkomen omdat er altijd iets bijzonders te doen of te zien is.
Visie op INTI Wat voor instituut wordt het? 1. Kennisinstituut De redenen voor het oprichten van een nieuw instituut, exclusief gewijd aan nieuwe steden, is de afgelopen jaren helder geschetst in een reeks notities en beleidsdocumenten. INTI wordt een zelfstandig wetenschappelijk instituut, waarin de Universiteit van Amsterdam (UvA), de Technische Universiteit Delft (TUD), de Hogeschool van Amsterdam (HVA), Erfgoedcentrum Nieuw Land in Lelystad (NLE) en de Openbare Bibliotheek Almere (OBA) samenwerken. Daaraan zullen in de toekomst meerdere partners in Nederland en daarbuiten worden toegevoegd. Als kennisinstituut heeft INTI verschillende doelgroepen: wetenschappelijke onderzoekers, studenten, en professionals in binnen en buitenland. De belangrijkste onderliggende motieven voor de oprichting van het instituut zijn de wereldwijde verstedelijking, die met name in de ontwikkelende wereld tot een nieuwe hausse van New Towns heeft geleid en in de tweede plaats de herstructurering van de ‘oude’ New Towns met name in West-Europa, die een halve eeuw na hun stichting aan vernieuwing toe zijn. Beide fenomenen zijn van groot belang: ze vertegenwoordigen aanzienlijke investeringen, hebben ingrijpende sociale implicaties, en zullen leiden tot boeiende culturele verschuivingen. Dat geldt bijvoorbeeld zowel in het geval van de toekomstige miljoenensteden in China als van de grootschalige transformatieprojecten in de Franse banlieues. Er zijn bovendien veel parallellen en overeenkomsten tussen het ontwerp en de bouw van de oude New Towns en die van de huidige generatie New Towns. Toch is er weinig of geen uitwisseling van kennis en onderzoek. Het beschikbaar maken en stellen van kennis over de bouw, de ontwikkeling en de vernieuwing van New Towns aan professionals in al die (bestaande en toekomstige) nieuwe steden op de wereld moet daarom een van de bestaansredenen van INTI zijn. Echter, voor een wetenschappelijk instituut als INTI kan de operationele betekenis van kennis en onderzoek niet de enige doelstelling zijn. De integriteit van het onderzoek vraagt om een brede benadering die de functionaliteit of toepasbaarheid van het onderzoek niet voorop stelt, maar vooral het onderzoek zelf serieus neemt. Ook moet INTI zich niet alleen richten op technische en planningsaspecten van New Towns, maar ook vooral de sociaal-economische en maatschappelijke factoren in de bouw en transformatie
2
van steden voor het voetlicht brengen. In de eeuw van New Town planning die we achter de rug hebben is steeds weer gebleken dat de rationele verwachtingen van planners en ontwerpers zich loszongen van het stedelijk leven dat zich in de nieuwe steden ontwikkelde. Soms leidde dat tot desastreuze gevolgen, maar soms was het resultaat beter of interessanter dan de planner ooit had kunnen bedenken: er bestaat geen 1:1 relatie tussen de kwaliteit van het ontwerp en de kwaliteit van de stad die er het gevolg van is. Het koppelen van de harde aan de softe factoren is een van de interessante en innovatieve aspecten die in onderzoeksprojecten van INTI (met name ook die uitgevoerd zullen worden m.b.v. de New Town Simulator) een rol kan spelen. 2. Internationaal Het denken over en de ontwikkeling van New Towns heeft in de twintigste eeuw de lijnen gevolgd van een sterk internationaal discours, beginnend met de garden city theorieën van Ebenezer Howard. Gezien de populariteit en de verspreiding van diens ideeën is het niet verwonderlijk dat de New Towns herkenbaar zijn als een grote familie met veel overeenkomstige kenmerken. Om die reden is het vanzelfsprekend dat onderzoek naar de stedenbouwkundige, sociale, culturele of economische aspecten van New Towns binnen INTI-onderzoeken zich in internationale context zullen afspelen. Het werkterrein van INTI zal dus internationaal zijn, evenals de onderwerpen die in onderzoek en onderwijs aan de orde worden gesteld, het netwerk van instellingen, docenten en studenten, en de manifestaties die door INTI zullen worden georganiseerd. 3. Integrale benadering Een brede en veelomvattende inhoudelijke benadering van een welomschreven en afgebakend onderzoeksterrein, namelijk dat van de New Towns, wordt datgene wat INTI onderscheidt van andere enigszins vergelijkbare instituten. Juist omdat INTI de komende jaren een startende en kleine organisatie zal zijn is het noodzakelijk dat INTI zich een duidelijk inhoudelijk profiel aanmeet dat een positie verwerft als het kennisinstituut op het gebied van New Towns en niet teveel afdwaalt naar de terreinen waar ook al vele andere instituten of commerciële bedrijven actief zijn. De keuze van onderzoeksterreinen, het aanbod van onderwijs en de activiteiten zal afgestemd moeten worden op het vormen van dit inhoudelijke profiel, zodat voor alle betrokken doelgroepen duidelijk is waar INTI voor staat. INTI streeft in onderzoek, onderwijs en publieksactiviteiten naar een integrale benadering van het vraagstuk van de New Towns, waarin historische, sociologische en sociaal-culturele onderzoeken gekoppeld worden aan ontwerp, milieu en planningsstudies. INTI wil hierin vernieuwend zijn en experimenteel; zij wil verbindingen leggen tussen verschillende continenten, tussen verschillende disciplines, tussen verschillende New Towns en tussen verschillende opvattingen over het ontwerp en de planning van New Towns. Deze integrale benadering moet het visitekaartje worden van INTI. Daarin onderscheidt zij zich ook van de New Townsplanning zoals die in de naoorlogse periode tot vrij recent –of zelfs tot nu toe- gebruikelijk was; een planning die vooral technisch en kwantitatief geïnspireerd was en waarin onderliggende stedelijke idealen al snel ingehaald werden door een technocratisch beleids en uitvoeringsapparaat. Daar waar ook nu nog over nieuwe steden vooral in cijfers, getallen en bedragen wordt gepraat ligt een opgave voor INTI om
3
het denken over New Towns integraler en veelomvattender te maken en ook andere vormen van kennis –uit de sociologie, de geschiedenis etc- in te zetten. 4. In Almere Almere is de vestigingsplaats en mede-subsidiegever van INTI. De relatie Almere-INTI biedt wederzijds enkele voordelen. 1. De aanwezigheid van een over het algemeen internationaal als succesvol beschouwde New Town geeft legitimiteit aan INTI. 2. Er is altijd een studieobject bij de hand; Almere is een vooralsnog onuitputtelijk onderwerp van onderzoek. 3. Almere is door haar toekomstige uitbreidingsplannen interessant voor andere New Towns en wellicht kan zij zelfs een voorbeeldfunctie vervullen 4. Almere dient ook als opdrachtgever voor INTI, dat aan de gemeente gevraagde en ongevraagde adviezen verstrekt en projectvoorstellen doet. Vanuit Almere gezien zijn de voordelen: 1. De internationale netwerken en onderzoeken van INTI werken voor de stad als katalysator en als inspiratie, als ‘venster op de wereld’. 2. INTI kan als aanjager fungeren voor Almere op het gebied van innovatie. 3. INTI vertegenwoordigt een broodnodige aanvulling op het onderwijsaanbod in Almere. 4. INTI draagt bij aan het stedelijke prestige van Almere, net zoals andere culturele en onderwijsinstellingen zoals Casla, Paviljoens en IIE. 5. INTI fungeert internationaal als ‘uithangbord’ voor Almere. De relatie met Almere is om deze redenen per definitie hecht en dat zal op verschillende manieren tot uiting komen. De genoemde culturele instellingen worden tevens samenwerkingspartners, waarmee INTI in de komende jaren twee exposities wil organiseren, de een gericht op vakpubliek van architecten en stedenbouwers, de ander met een thema uit de stadscultuur van de New Towns. Daarnaast zal INTI voor Almere een aantal adviezen en projecten uitvoeren, variërend van een masterclass tot een Urban Simulation in het kader van de Schaalsprong. Tenslotte worden voor het Almeerse publiek jaarlijks activiteiten of lezingen georganiseerd. 5. Spin in het web INTI is een kenniscentrum waarin verschillende institutionele partners participeren. INTI fungeert als verbindend element, als een platform voor de aangesloten partners. Daarnaast is het wenselijk om tot een uitbreiding van samenwerkingsverbanden te komen om daarmee de scope van onderzoeksvelden te kunnen vergroten, maar ook om de gewenste internationale profilering van INTI te bereiken. Als buitenlandse partners kan gedacht worden aan: Harvard GSD, TU Berlijn, TU Wenen, University of Kentucky, Columbia University, Arhus School of Architecture. In Nederland is samenwerking wenselijk met: VU, Rijksuniversiteit Groningen, ITC Enschede, Universiteit Utrecht, Academies van Bouwkunst Rotterdam en Amsterdam. Het heeft in het eerstkomende jaar prioriteit om met deze mogelijke partners te overleggen over mogelijkheden tot samenwerking. INTI is een onderzoeksschool waar promovendi uit binnen en buitenland elkaar kunnen vinden. Het aantal en de aanwezigheid van promovendi zal de komende jaren groeien, en de aanwezigheid van buitenlandse studenten en de beschikbaarheid van een documentatiecentrum zullen het instituut tot een levendige plek maken.
4
6. Concreet: de basisvoorzieningen Vanaf oktober 2008 zal INTI aanwezig en zichtbaar zijn in Almere met een kantoor in de binnenstad, dat een werkruimte voor studenten en promovendi omvat, een college annex cursuszaal en een expositie die deels op de glazen puien van het kantoor en deels in het interieur te zien zal zijn. Daarnaast wordt begonnen met de opbouw van een documentatiecentrum, dat zal bestaan uit een bibliotheek en een archief. De website zal worden uitgebouwd tot het belangrijkste middel tot communicatie en kennisuitwisseling met professionals en wetenschappers in binnen en buitenland. Deze basisfaciliteiten voor onderzoek, onderwijs, computeronderzoek en informatie zullen gebruikt worden voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, het toepassen en ontwikkelen van stedelijke simulatiemodellen (New Towns Simulator), het bieden van hoger onderwijs, het fungeren als kenniscentrum en het organiseren van publieksgerichte activiteiten in het culturele leven van Almere. 7. ToekomstperspectiefToekomstperspectief- INTI na 2010 Het INTI zal zich de komende jaren profileren als een instituut waar onderzoek op hoog niveau wordt verricht binnen een duidelijke omschreven niche, dat duidelijk geworteld is in Almere en van daaruit haar tentakels over de hele wereld uitspreidt. Het wordt een onderzoeksinstituut met een duidelijke onderwijsfunctie, waardoor zij betrokken blijft bij de onderwijsinstellingen en ook haar eigen promovendi ‘kweekt’. Het wordt een onderzoeksschool die aantrekkelijk is voor architecten, architectuurhistorici, sociologen en economen in opleiding, omdat ze er een integrale opleiding vinden, die hen in aanraking brengt met studenten uit andere disciplines, waarmee ze samen kunnen onderzoeken, ontwerpen en leren en tot gezamenlijke resultaten kunnen komen. Aan die combinatie van disciplines, de intensiteit van de projecten en de actualiteit en relevantie van haar thema’s moet INTI een duidelijke aantrekkingskracht, misschien zelfs een zekere glamour kunnen ontlenen. INTI gaat onderzoeken uitvoeren die diepgang hebben en daardoor van belang zijn voor de ontwikkeling of de herontwikkeling van New Towns in Nederland en West-Europa. Via haar netwerken in andere delen van de wereld zal zij ook in Afrika, Azië of Latijns Amerika onderzoeksprojecten formuleren en uitvoeren. Aan dit instituut zal door middel van Urban Simulation een bijdrage worden geleverd aan New Towns planning, omdat (speciaal ontwikkelde) simulatietechnieken het mogelijk maken ook de ongeplande ontwikkeling van een stad na oplevering in scenario’s te voorspellen en daardoor weerstand te leveren tegen een al te eendimensionale planning. Op termijn zal het netwerk van INTI groeien. Er zullen meer partners in Nederland en in het buitenland gevonden worden voor de onderwijs en onderzoeksprogramma’s. Als centrum in Almere zal het INTI steeds toonaangevende buitenlandse wetenschappers aantrekken, die betrokken worden bij onderwijs en onderzoeksprogramma’s en die aantrekkelijk
5
zijn voor studenten. Zo zal INTI het centrum worden van een clubje studenten in Almere, die aldaar aan hun dissertaties werken, gebruik makend van het documentatiecentrum, en die behalve in Almere colleges volgen in Amsterdam en Delft. Wat gaat INTI doen? Activiteiten 20082008-2010 Als kenniscentrum ontwikkelt en manifesteert INTI zich op drie terreinen: onderzoek, onderwijs, en publieksactiviteiten. Hieronder volgt een beschrijving van de activiteiten die op elk van deze werkterreinen ontplooid zal worden. 1. Onderzoek In een kennisinstituut als INTI dient het onderzoek de kern te zijn van alle activiteiten, waarvan de andere werkzaamheden afgeleid zijn. Het onderzoek richt zich op nieuwe steden in de breedste zin van het woord, zowel chronologisch (van de oudste nieuwe steden uit het begin van de geschiedenis, via de herstructurering van de naoorlogse New Towns tot de toekomstige steden in Azië bijvoorbeeld) als disciplinair (architectuur, stedenbouw, civiele techniek, geschiedenis, sociologie, economie). De personele basis voor het onderzoekswerk wordt gevormd door de staf van het instituut en vooral door de promovendi, waarover hieronder meer. Het onderzoeksonderwerp zal altijd specifiek moeten zijn voor nieuwe steden of voor de opgaven waarmee deze maken hebben. Met onderzoek naar meer algemene stedelijke vraagstukken kan INTI zich niet onderscheiden ten opzichte van de vele stedelijke onderzoeksinstituten die -alleen al in Nederland- werkzaam zijn. Het verdient dus de voorkeur om onderzoeksonderwerpen scherp te selecteren binnen de thematiek van nieuwe steden. Inhoudelijk zal het INTI onderzoek gekenmerkt worden door zijn integrale en multidisciplinaire karakter. Dit wordt allereerst ingegeven door de verschillende achtergronden en netwerken van de aangesloten partners, waarin zulke diverse disciplines vertegenwoordigd zijn als de sociologie, geografie, politicologie, economie, antropologie, civiele techniek, architectuur, stedenbouw, geschiedenis en architectuurgeschiedenis. Daarnaast is het onderwerp van onderzoek, de New Town, een ondanks zijn overzichtelijke scope een thema dat zeer veelomvattend is en vele fascinerende thema’s omvat. Dat vergt een benadering die zich enerzijds niet uitsluitend richt op de planning, de bouw of de technische aspecten, maar anderzijds ook niet op de sociale, bewoners of culturele aspecten. Het zal een van de innovatieve aspecten van INTI zijn dat deze verschillende en schijnbaar ver van elkaar verwijderde invalshoeken bij elkaar worden gebracht. Bij de keuze van onderzoeksvelden en de selectie van onderzoekers zal hiermee rekening gehouden worden. In het onderzoek zijn vier belangrijke invalshoeken te onderscheiden, die in wisselende combinaties in alle onderzoeksprojecten aanwezig zullen zijn: history-design-construct-culture. -history: de totstandkoming en ontwikkeling van nieuwe steden in het (recente) verleden, van de oudheid tot en met de twintigste eeuw, in al zijn facetten. Dit kan de vorm aannemen van casestudies die een specifieke New Town onderzoeken of van een thematische aanpak -design: stedenbouwkundige, plannings en architectonische concepten die de totstandkoming van New Towns hebben bepaald of zullen gaan bepalen
6
-construct: alle facetten die voor de daadwerkelijke uitvoering van de New Town noodzakelijk zijn; bestuurlijke, civieltechnische, milieukundige of waterhuishoudkundige concepten, vastgoed, financiële processen, grondexploitatie en grondeigendom -culture: sociaal-culturele, politieke en economische processen: de ontwikkeling van een stadscultuur binnen de contouren van de nieuwe stad; de wisselwerking tussen de ruimtelijke vorm van de stad (de hardware) en de maatschappelijke ontwikkelingen (software). 1A. Onderzoek door promovendi Een belangrijk deel van de onderzoekstaak wordt vervuld door promovendi bij de partnerinstellingen van INTI. Het is van belang om het aantal promovendi de komende jaren snel uit te breiden, om daarmee de reikwijdte van onderzoek van INTI te verbreden, de internationale oriëntering te versterken en het volume van onderzoeksprojecten te vergroten. In 2008-2009 ligt dan ook een prioriteit bij het zoeken van geschikte kandidaten in overleg met (toekomstige) partnerinstellingen en onderwijsinstituten, mogelijk ook in het buitenland. Het streven is om in het studiejaar 2010-1011 minstens negen promovendi aan INTI verbonden te hebben. Daaronder zullen in ieder geval twee promovendi moeten zijn die een onderzoek starten op het gebied van digitale simulatiemodellen, als onderdeel van de New Town Simulator. Onderwerpen voor dissertaties van toekomstige promovendi zullen natuurlijk in samenspraak met de onderwijsinstellingen en de kandidaten geformuleerd moeten worden, maar in het kader van dit Werkplan kan gedacht worden aan: -Simulatie van bewonerskeuzen als instrument in urban planning (bijvoorbeeld i.s.m. TU Delft). Welke bijdrage kan vanuit het veld van de Urban Simulation geleverd worden aan grootschalige planning en de rol van bewoners daarin? -Nieuwe steden in Iran, het Iraanse New Townsprogramma (bijvoorbeeld i.s.m. TU Berlijn). Hoe verhoudt de grootschalige planning van New Towns zich tot de dynamiek van het land waarin sociaal-economische, politieke en religieuze conflicten de toon zetten? -Ecologie in het ontwerp van nieuwe steden (bijvoorbeeld i.s.m. TU Delft). Een kritische beschouwing van de huidige ‘state of the art’ concepten (Foster, cradle to cradle, ecocities Londen) tegen een historisch perspectief (Ian McHarg, ecosteden). Wat is werkelijk de toegevoegde waarde van de nieuwe concepten en welke bieden toekomstperspectief? -Nieuwe hoofdsteden in Afrika, export van westers modernisme in architectuur en stedenbouw naar Afrikaanse nieuwe natiestaten (bijvoorbeeld i.s.m. Rijksuniversiteit Groningen of KU Leuven). In hoeverre heeft de moderne stedenbouw en architectuur bijgedragen aan het vormgeven van de nieuwe nationale identiteiten? -New Towns, immigrants and the politics of restructuring (bijvoorbeeld i.s.m. University of Lancaster). Hoe wordt er vanuit de kritische sociologie gekeken naar recente fenomenen als herstructurering van New Towns, de bijbehorende sociale problematiek en de uitoefening van macht bij dergelijke operaties?
7
-Self Organizing City (bijv. i.s.m. universiteiten in Bogota, Harvard GSD, Slum Lab van Columbia University en Mumbai). Welke regels liggen er ten grondslag aan de schijnbaar ongeplande informal cities? Een vergelijkende analyse van ‘slums’ in Latijns Amerika, Afrika en Azië om de ongeschreven wetten van dergelijke steden in kaart te brengen en te systematiseren. -De socialistische New Town, stedelijke concepten in Oost-Europa (bijvoorbeeld i.s.m. Architecturalia). Hoe zijn de socialistische New Towns verder ontwikkeld na de val van de Muur, welke opgaven liggen er nu en welke scenario’s zijn er voor de toekomst denkbaar? -‘New Towns in Town’, sociale planning in een liberale context in de Verenigde Staten (bijvoorbeeld i.s.m. Harvard GSD of Fordham University, NY). De New Towns in Town zijn in de VS een vreemde eend in de bijt, door de overheid ontwikkeld als alternatieve vorm van urban renewal. Welke invloed heeft de ’revival van downtown’ (bijv. Manhattan) gehad op deze goedkope woningvoorraden dichtbij downtown, en hoe kunnen deze New Towns zich verder ontwikkelen? -Nieuwe steden in China (bijvoorbeeld i.s.m. Universiteit Shanghai). De snelle verstedelijking in China roept talloze vragen op van grondexploitatie en grondeigendom tot milieutechnische vragen en van bevolkings en migratievraagstukken tot sociaal-economische en culturele opgaven. Een aantal promovendi in het INTI netwerk houdt zich reeds met deelaspecten bezig. Naar verwachting zullen aan de New Towns in China meerdere onderzoeksprojecten gewijd gaan worden. 1B. Samenwerking Samenwerking in onderzoeksprojecten Naast het onderzoek van de promovendi participeert INTI in een aantal onderzoeksprojecten die door derden zijn geïnitieerd. Tot nu toe is samenwerking met twee partijen afgesproken; te verwachten valt dat de komende jaren deze categorie onderzoeksprojecten nog verder wordt uitgebreid. Het is dan ook raadzaam om ruimte in de begroting te houden voor op dit moment nog onvoorziene initiatieven en kansen. In samenwerking met het Planbureau voor de Leefomgeving (voorheen: Ruimtelijk Planbureau) zal Arnold Reijndorp een onderzoeksproject starten waarin een vergelijking wordt gemaakt een zestal groeisteden wiens ontstaan het gevolg was van het groeikernenbeleid in de jaren zestig. Het doel van het onderzoek is om de concepten van de suburbane stedelijkheid die in de groeisteden werd nagestreefd te analyseren en in kaart te brengen. Het resultaat zal een publicatie zijn met de werktitel ‘Atlas van de Nederlandse nieuwe steden’. In samenwerking met Crimson Architectural Historians zal een wereldwijd onderzoek naar 20ste eeuwse New Towns uit de naoorlogse periode worden ondernomen, waarin naast een twintigtal casestudies een aantal analytische essays geschreven zullen worden. In het onderzoek wordt de conceptuele en stedenbouwkundige ontwikkeling van de New Towns gekruist met de politieke en culturele ontwikkelingen in de betreffende periode, zodat de relatie tussen de planning en de ongeplande, organische ontwikkeling van de steden belicht kan worden. Het resultaat zal een publicatie zijn met de werktitel: ‘What were they thinking... New Towns in the Cold War Era’.
8
1C. Han Lammers Leerstoel Sinds september 2005 is aan de Universiteit van Amsterdam (Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen) de door de gemeente Almere gefinancierde Han Lammers Leerstoel ingesteld, die vervuld wordt door Arnold Reijndorp. Het programma van deze leerstoel, dat zich richt op sociaal-economische en ruimtelijke ontwikkelingen van nieuwe stedelijke gebieden, sluit nauw aan bij dat van INTI. Bovendien is Reijndorp sinds de oprichting nauw betrokken bij INTI en is hij inmiddels aangesteld als coördinator onderzoek voor 0,2 fte. Het verdient aanbeveling om op termijn de Han Lammers Leerstoel op te nemen in INTI. Op korte termijn ligt, vanwege de inhoudelijke verweving van thema’s en onderzoeksvelden, een nauwe samenwerking op het gebied van onderwijs en onderzoek voor de hand. In het onderwijs liggen met name in de bachelorfase, maar ook voor masterstudenten aansluitingsmogelijkheden. De Leerstoel heeft een aantal modules, collegereeksen en onderzoeken gestart waarin INTI kan participeren. Zo doen bachelorstudenten onderzoeken naar en maken ze scripties over Almeerse onderwerpen als jongerencultuur, netwerken van hoogopgeleiden, publieke sexualiteit etc. Interessant is ook het onderzoek dat door de Leerstoel i.s.m. Almere is gestart naar de generatie van in Almere geboren en getogen stedelingen. Hun levensverhaal, dat geheel verbonden is met de nieuwe stad, wordt onderzocht op de netwerken die ze hebben gevormd, de manier waarop ze naar de stad kijken en haar gebruiken, de identiteit van de ‘echte’ Almeerder, etc. Dergelijke vragen hebben grote relevantie voor de kennis over New Towns en de specifieke stadsculturen die daarin tot ontwikkeling komen. Wellicht is het mogelijk dit onderzoek ook in andere steden in West-Europa een pendant te geven om op die manier op zoek te gaan naar de cultuur van de nieuwe stad. Via de Leerstoel kan ook met andere instituten en departementen binnen de Universiteit van Amsterdam contact en samenwerking worden gezocht. Dat geldt met name voor het CEDLA, Centre for Latin American Research and Documentation, dat zowel in het onderwijsaanbod (collegereeks ‘Framing the Latin American City’), als in het researchprogramma (cursus ‘Steden en stedelijkheid in Latijns Amerika’) onderdelen heeft die focussen op de stad en op thema’s die aan verstedelijking zijn gelieerd. Daarnaast is er het instituut voor Human Geography, Planning and Development Studies, waar veel kennis aanwezig is over relevante stedelijke thema’s; bovendien worden vele colleges aangeboden die liggen op het snijvlak van globalisering, verstedelijking en milieuvraagstukken, vooral in Zuidoost-Azië en Afrika. Ook de studierichtingen sociologie en antropologie bieden een programma dat deels aansluit op het inhoudelijke profiel van INTI en waarmee een samenwerking wenselijk is. 1D. Onderzoek naar en voor Almere Voor Almere zal INTI dienen als een venster op de wereld, waarbij vanuit INTI ongevraagde adviezen en project of onderzoeksvoorstellen zullen worden gedaan en waarbij vanuit de gemeente vragen aan INTI kunnen worden gesteld. Deze opdrachten zullen worden uitgevoerd door INTI en gefinancierd door Almere. Aan drie concrete opdrachten zal al in 2008/9 gewerkt worden:
9
-Een masterclass voor ambtenaren en beleidsmakers van Almere om kennis te maken met de meest innovatieve en recente inzichten op het gebied van stedelijke economie, ecologie en waterhuishouding, bevorderen van sociale stijging etc. -Het opstellen van een innovatieagenda voor Almere, om daarmee vernieuwende initiatieven te kunnen sturen en de voorbeeldfunctie van Almere voor andere New Towns waar te maken. -Een vergelijkend onderzoek naar de verhouding tussen nationale en lokale overheden in een aantal groeiende nieuwe steden in West-Europa die vergelijkbaar zijn met Almere. Daarnaast zal ook in het huidige jaar 2008-2009 onderzocht worden welke rol de New Town Simulator kan spelen als bijdrage aan het denken over de grootschalige uitbreiding van Almere. In de eerste plaats wordt een inventarisatie gemaakt van bestaande simulatiemodellen die in Almere bij de diverse gemeentelijke diensten worden gebruikt op het gebied van water, verkeer en andere utilitaire aspecten. Afhankelijk van de uitkomsten van deze inventarisatie zal vervolgens gekozen worden voor een advies aan de gemeente over de integrale toepassing van deze modellen, of het opzetten van een studentencursus met een overzicht van de bestaande simulatieprogramma’s. In de tweede plaats wordt samen met Juval Portugali en Egbert Stolk (TU Delft) nagedacht over de mogelijkheid een onderzoeksproject uit te voeren rondom de vraag van Almere om een ‘sociaalduurzame’ wijk; onderzocht kan worden hoe simulatiemodellen kunnen bijdragen aan de vraag welke mechanismen er spelen bij de planning, en de ontwikkeling op langere termijn van 60.000 huizen in particulier opdrachtgeverschap. 1E. Documentatiecentrum De materiele basis voor het onderzoekswerk wordt gevormd door het documentatiecentrum dat vanaf heden opgebouwd wordt en voornamelijk zal bestaan uit publicaties en boeken. Daarnaast is er begonnen met de aanleg van een archief, waaraan de archivalia van de INTA als eerste zijn toegevoegd. Na ordening dient een dergelijk archief beschreven, geanalyseerd en toegankelijk gemaakt te worden. Wil INTI over enkele jaren fungeren als een trefpunt voor iedereen met interesse of een belang in de planning van New Towns, dan moet de komende jaren een bibliotheek opgebouwd worden met een verzameling titels over New Towns en gerelateerde onderwerpen, die verder niet in Nederland te vinden is. Natuurlijk gaat het hierbij ook om standaardwerken die wellicht ook in de bibliotheek van de TU Delft of de UvA aanwezig zijn, maar voor het overgrote deel gaat het om internationale literatuur op het gebied van planning, economie, historie, stedenbouw, politiek, bevolkingsvraagstukken, sociologische, antropologische studies en natuurlijk casestudies. In de Nederlandse bibliotheken is slechts een klein deel van de bestaand literatuur voorhanden (nog geen honderd titels over New Towns op de TU), terwijl bijvoorbeeld in de Loeb Library in Harvard meer dan 500 titels op het trefwoord New Towns gevonden worden en een veelvoud aan relevante literatuur te vinden is op gerelateerde termen. Het zou zeer nuttig zijn wanneer deze literatuur ook in Nederland te vinden was. Wanneer INTI wil uitgroeien tot een centrale kennisplek is het nodig deze te verwerven. Behalve de verwerving is ook de ontsluiting van deze collectie een belangrijk aandachtspunt en een middel om een publiek in binnen en buitenland beter te bedienen. In ieder geval dient er een catalogus te komen (van boeken én tijdschriftartikelen) die via Internet te raadplegen is. Nog
10
beter zou het zijn wanneer in ieder geval de handboeken als pdf’s te raadplegen zijn via Internet, dat verhoogt de effectiviteit aanzienlijk en vergroot het publiek en het netwerk van INTI. Vanwege het belang van het documentatiecentrum zal de manier waarop de acquisitie van de collectie tot stand komt en de samenwerking met de bibliotheek op dit onderdeel goed besproken en georganiseerd moeten worden. Ook de inzet van stagiaires (bijvoorbeeld van de Hogeschool Amsterdam) of het geven van externe opdrachten is een mogelijkheid het collectiebeleid te ‘kickstarten’. 1F. Database Database Om het thema van de New Towns als een zelfstandig onderwerp te positioneren is het nodig te beginnen bij een inventarisatie en een database van New Towns. Daarmee is al een begin gemaakt, en deze database is gekoppeld aan de website. De samenwerking met Crimson biedt nu een mogelijkheid om de database ineens sterk uit te breiden door de gegevens uit de Crimson database over te nemen. Ook daarna blijft echter de noodzaak bestaan om de inventarisatie verder uit te breiden, om de verspreide kennis die overal aanwezig is te selecteren, bewerken en presentabel te maken op een manier die het mogelijk maakt New Towns onderling te vergelijken en gegevens uit te wisselen. Het aanvullen van de database kan wellicht in samenwerking met universiteiten gedaan worden (stageplaatsen) en voor wat betreft New Towns in de Arabische en moslimwereld kan aansluiting gezocht worden bij de website van de Agha Kahn Foundation, die vanuit MIT in Cambridge (US) georganiseerd en onderhouden wordt. De website zal met name voor studenten en professionals in het buitenland de belangrijkste manier zijn om informatie van INTI te verkrijgen en uit te wisselen, om een netwerk op te bouwen en te onderhouden. De website zal dan ook veel ambitieuzer opgezet moeten worden: op een aantal onderdelen zal hij uitgebreid moeten worden en voorzien van meer ingangen, items en informatie. Op deze manier kan de website ook daadwerkelijk als een voorportaal van INTI gaan functioneren. Daarbij hoort natuurlijk dat de informatie regelmatig geactualiseerd wordt, dat er ook voor het documentatiecentrum ingangen bestaan om de boekencollectie en de archieven van INTI digitaal te raadplegen etc. Op de website zullen ook eventuele artikelen van de promovendi en de previews van het onderzoek van Crimson gepubliceerd worden. 2. Onderwijs In het komende jaar 2008-2009 zal het opzetten van een zowel gespecialiseerd als gevarieerd onderwijsprogramma prioriteit zijn, zodat de cursussen, studio’s en colleges met ingang van het academisch jaar 2009-2010 ingang kunnen vinden. Voor de organisatie en de inbedding van de onderwijsmodules in de programma’s van de partner-onderwijsinstituten wordt vanaf november 2008 een onderwijscoördinator aangesteld. Het onderwijs volgt de thema’s en invalshoeken van het onderzoek: history, design, construct, culture. De onderwijsmodules zullen zo opgezet worden dat deze aspecten alle aan de orde komen. Natuurlijk moet de gedetailleerde uitwerking van de onderwerpen en de opgaven in samenspraak met de partnerinstellingen worden uitgewerkt. 3. New Town Simulator
11
Digitale simulatiemodellen worden als een vanzelfsprekend onderdeel beschouwd van onderzoek en onderwijs; als een van de manieren om kennis te verwerven over de aspecten van New Towns die het INTI als haar werkterrein beschouwt (history, design, construct, culture) omdat digitale simulaties zowel als analytisch middel ingezet kunnen worden, een belangrijk middel zijn in cartografisch onderzoek, als dat ze kunnen bijdragen aan nieuwe inzichten in het ontwerp, de planning of het beleid rondom toekomstige nieuwe steden. Het ontwikkelen of toepassen van simulatiemodellen (in analyse of planning) is interessant voor INTI wanneer het leidt tot nieuwe inzichten, of nieuwe methoden in planning en ontwerp. De komende twee jaren zullen gebruikt worden om de mogelijkheden van de NTS om bij te dragen aan de inhoudelijke versteviging van INTI uit te testen. Voor grote investeringen in hardware en sofware is op dit moment nog geen directe noodzaak, omdat INTI kan samenwerken met haar partnerinstellingen en ernaar streeft de eerstkomende twee jaar gebruik te maken van de daar aanwezige infrastructuur. Voor deze investeringen moet echter voorzichtigheidshalve wel vanaf 2009-2010 een reservering in de begroting gemaakt worden. Simulatiemodellen zullen onderdeel uitmaken van zowel het onderwijs als onderzoek. Ze zullen tevens een projectmatige toepassing krijgen, door opgaven in Almere als concrete testcase te gebruiken. Na 2010 kunnen uit deze eerste toepassingen, onderwijs en onderzoeksprojecten de conclusies worden getrokken en kan bezien worden hoe en in welke richting de NTS verder kan worden uitgebouwd. 3A. Onderzoek In het onderzoek met betrekking tot de NTS wordt een onderscheid gemaakt tussen twee verschillende soorten urban simulation models. Ten eerste zijn er de programma’s die al gemeengoed zijn bij gemeenten, overheidsdiensten en ingenieursbureaus en die betrekking hebben op civieltechnische aspecten van planning, bijvoorbeeld water, bodem en verkeer. Wat betreft deze categorie wordt op dit moment een inventarisatie gemaakt van programma’s die al in gebruik zijn bij de diverse afdelingen van de gemeente Almere door twee studenten van IIE. Deze inventarisatie kan vervolgens leiden tot een cursus waarin studenten een overzicht krijgen van de bestaande programma’s en er ervaring mee op kunnen doen. Ten tweede zijn er de ‘state of the art’ urban simulation models, de innovatieve programma’s die veelal aan (buitenlandse) universiteiten of aan universiteiten gelieerde onderzoeksbureaus worden ontwikkeld, en die slechts onder gespecialiseerde leiding te leren zijn. De inhoud van deze programma’s heeft bijvoorbeeld betrekking op ruimtegebruik en ruimtelijke patronen of de koppeling van economische trends aan verstedelijkingstendenzen. Het zal de taak worden van de binnenkort aan te stellen NTS-coördinator om een selectie te maken van de modellen die het meest relevant zijn voor de specifieke New Towns-opgaven. Deze selectie zal vervolgens als cursus, geleid door de experts die de programma’s hebben ontwikkeld, aangeboden worden in het INTI onderwijsprogramma. Wellicht bestaan hier ook mogelijkheden voor de NTS coördinator om deze modellen in samenwerking met de gespecialiseerde instituten die ze hebben geproduceerd, verder te ontwikkelen en toe te spitsen op New Towns vraagstukken. 3B. Onderwijs
12
In het onderwijs zal de NTS allereerst (vanaf voorjaar 2009) toepassing krijgen in een introductiecursus van een semester, gedurende welke een overzicht wordt gegeven van de principes en de achtergronden van Urban Simulation, GIS en Virtual Reality en hun onderlinge samenhang en toepassingen. Deze cursus wordt ontwikkeld samen met de TU Delft en de doelgroep bestaat in eerste instantie uit studenten. Vanaf 2009-2010 kan deze cursus wellicht voor een breder publiek worden aangeboden, met name voor vakmensen uit de praktijk van stedenbouwkundige en ingenieursbureaus. Een verdere samenwerking met de TU Delft en eventueel met IIE in Almere ligt voor de hand. Hier werkt INTI als platform samen met bestaande instituten die de benodigde infrastructuur paraat hebben. Vanaf het academische jaar 2009-2010 kunnen ook de andere twee cursussen (‘overzicht integrale toepassing civieltechnische simulatieprogramma’s’ en ‘kennismaking state of the art urban simulation programs’) georganiseerd worden. Hetzelfde geldt voor een mogelijke cursus ‘modellenbouw’ waarin cursisten kennis maken met simulatieprogramma’s en er zelf een bouwen, die in samenwerking met bureau ABF uit Delft ontwikkeld gaat worden. 3C. Concrete toepassing In het huidige jaar 2008-2009 zal onderzocht worden welke rol de New Town Simulator kan spelen als bijdrage aan het denken over de grootschalige uitbreiding van Almere. De eerste jaren van INTI zullen gebruikt worden om de waarde en de mogelijke toepassingen van stedelijke simulatiemodellen in de planning van nieuwe steden te onderzoeken. Dat zal gebeuren aan de hand van concrete opgaven, met name in Almere. In samenwerking met Juval Portugali en Egbert Stolk (TU Delft) wordt nagedacht over de mogelijkheid een onderzoeksproject uit te voeren rondom de door de gemeente Almere geformuleerde vraag om tot een ‘sociaal-duurzame’, organisch groeiende en flexibele wijk te komen. Daarnaast kan onderzocht worden hoe simulatiemodellen kunnen bijdragen aan de vraag welke mechanismen er spelen bij de planning, en de ontwikkeling op langere termijn van 60.000 huizen in particulier opdrachtgeverschap. 4. Publieksactiviteiten en publiciteit Het publiek van INTI bestaat uit een aantal sterk van elkaar verschillende doelgroepen. -ontwerpers: architecten, stedenbouwkundigen e.d. -wetenschappers: historici, architectuurhistorici, sociologen, cultuurhistorici e.d. -studenten hoger onderwijs en PhD kandidaten -bestuurders, politici, beleidsmakers -professionals uit Almere -geïnteresseerd publiek uit Almere De verschillende publiciteitsuitingen van INTI, de publieksactiviteiten en de publicaties zullen rekening moeten houden met de diverse behoeften en verwachtingen van deze publieksgroepen. 4A. Vakwereld De activiteiten die in de eerste plaats bij de interessen van de vakwereld van de ontwerpers en wetenschappers aansluiten zijn de jaarlijkse seminars, waarmee in 2006 en 2007 al ervaring is opgedaan. Hiermee worden actuele onderwerpen en nieuwe inzichten op het gebied van New
13
Towns planning en geschiedenis besproken die voortkomen uit of aansluiten op het INTI onderzoek. In 2009 wordt een congres georganiseerd over het thema ‘Planning vs SelfOrganization’, in aansluiting op de PhD onderzoeken van de drie promovendi, verbonden aan INTI. Voor de PhD kandidaten zijn de speciale PhD uitwisselingsdagen georganiseerd, waardoor de promovendi kennis kunnen uitwisselen en hun onderlinge netwerk kunnen opbouwen en versterken. Een workshop zoals ‘The Responsive City’, in de herfst van 2008 georganiseerd door Ekim Tan, spreekt studenten uit binnen en buitenland aan. Een kleine groep wordt in staat wordt gesteld om actief en intensief met Almere kennis te maken en tegelijk bij te dragen aan een van de onderzoeksonderwerpen van INTI. De workshop die in 2009 wordt georganiseerd zal ‘The Unplanned New Town’ als onderwerp nemen en het gelijknamige congres voorbereiden. De jaarlijkse lezingenavond staat in het teken van actuele New Towns vraagstukken en spraakmakende projecten; deze werd in 2008 goed bezocht door een groter publiek, dat was samengesteld uit alle bovengenoemde doelgroepen. Het voor 2010 geplande congres en de workshop, die in samenwerking met Crimson georganiseerd zal worden, heeft vooral een internationale doelgroep op het oog, bestaand uit professionals, ontwerpers en beleidsmakers. De workshop zal dienen om de internationale uitwisseling van kennis over vernieuwing van de 20ste eeuwse New Towns te bevorderen. 4B. Excursie Afhankelijk van de sponsoringmogelijkheden zal bekeken worden of zelfstandig, dan wel in samenwerking met derden een tweejaarlijkse excursie kan worden georganiseerd naar steden die New Towns zijn, of ze aan het (her)ontwikkelen zijn, te beginnen in 2010. Deelnemers kunnen zijn studenten, professionals, journalisten etc. 4C. Activiteiten in Almere Voor het grotere publiek van ‘geïnteresseerde leken’ zullen behalve de lezingen ook tentoonstellingen (mede)georganiseerd worden in al dan niet in samenwerking met Architectuurcentrum CASLa en Museum De Paviljoens. Voor het grote publiek dat in de binnenstad het kantoor van INTI aan de Blekerstraat passeert zal er een mini-tentoonstelling op de glazen pui van het kantoor te bezichtigen zijn, waarin kort maar krachtig getoond wordt wat INTI is en waar zij zich mee bezig houdt. Eveneens voor het Almeerse publiek worden in samenwerking met de Openbare Bibliotheek/Wsf cursussen ‘Almerekunde’ georganiseerd, een reeks bijeenkomsten of lezingen waarin allerlei onderwerpen aan de orde komen, zoals ‘bewoners en hun stad’, ‘bedrijven en hun stad’, milieubeheer van een stad, stadsuitbreiding en herinrichting etc.
14
Het zou ook een goed idee zijn wanneer de totstandkoming en het ontwerp van Almere in de stad zelf onderwerp zou zijn van een tentoonstelling. Gedacht kan worden aan 3D presentaties die de wording van de stad vanaf de zeebodem op een heldere en spectaculaire manier in beeld brengen, of aan een ‘Panorama Almere’, waarin de stad in een grote maquette wordt gepresenteerd. INTI zou dergelijke initiatieven willen steunen. 4D. 4D. Publiciteit Op verschillende manieren zal INTI op passende wijze de publiciteit zoeken. De resultaten van de seminars worden in een publicatie gebundeld, zoals in 2006 al gebeurd is en ook voor dat van 2007 gepland staat. Natuurlijk wordt de publiciteit gezocht en een actief uitnodigingenbeleid gevoerd voor openbare activiteiten van INTI, alsmede voor het onderwijsaanbod. Drie maal per jaar wordt een digitale nieuwsbrief verspreid. In 2011 worden de resultaten van het onderzoek van Crimson gepubliceerd en ook van de andere onder handen zijnde onderzoeken moeten de resultaten op een passend moment openbaar gemaakt worden. De belangrijkste manier voor INTI om met haar publiek te communiceren, met name het publiek in het buitenland, is de website. Deze zal dan ook op een aantal onderdelen veranderd en uitgebreid moeten worden. Hij zal voorzien worden van meer ingangen, items, informatie en ook daadwerkelijk als een voorportaal van INTI gaan functioneren. Daarbij hoort natuurlijk dat de informatie regelmatig geactualiseerd wordt en dat er ook voor het documentatiecentrum ingangen bestaan om de boekencollectie en de archieven van INTI digitaal te raadplegen. Op de website zullen ook eventuele artikelen van de promovendi en de previews van het onderzoek van Crimson gepubliceerd worden.
15