Interview met Wim Oosterlinck Marquez Battles Felix Van Groeningen
Normen en waarden? Fanny op Erasmus Dirk Van Dessel is back!
Cocaïne in Leuven De mens achter Wittgenstein Gratis kringblad van NFK Oplage: 100 exemplaren
Moeder waarom streven wij?
Grote vragen zijn van alle tijden, dus ook van nu. De vraag die wij hier momenteel stellen, is de volgende: Kan deWijzer van 2006-2007 beter? Met alle respect voor onze voorganger in het hoofdredacteurschap moeten wij hier toch een gemeend en volmondig “Ja” op antwoorden. deWijzer van de vorige jaargang was allesbehalve slecht, maar enkele kritieken die het kreeg, hebben wij toch ter harte genomen. De belangrijkste hiervan is dat het te weinig ‘studentikoos’ zou zijn. Het concept is daarom lichtelijk veranderd. Ten eerste is dit kringblad minder ‘lijvig’. Vorig jaar sloeg de zin in lezen vaak om in wanhoop wanneer men de dikte van deWijzer zag. Daarom hebben we het aantal artikels drastisch ingekort, we moeten als filosofen immers al genoeg lectuur tot ons nemen. Dit wil wel zeggen dat we deWijzer graag wat meer zouden zien uitkomen. Hopelijk lukt dit ook.
dEWIJZER P. 2
Ten tweede is het aantal ‘zware artikels’ verminderd. Onze leuze is: wie echte filosofische artikels wil lezen, heeft daar in het HIW een oceaan van mogelijkheden voor. Wij willen gewoon een ontspannend blad aanbieden, zonder zwaarfilosofische kapsones te hebben. We zijn immers ‘maar’ studenten. Wil dit zeggen dat de kwaliteit van deWijzer niet meer zo hoog is dan vorig jaar? Laten wij die vraag met een vraag beantwoorden. Wat is kwaliteit? Als kwaliteit recht evenredig staat met het aantal diepzinnig wijsgerige bijdrages, dan moeten wij inderdaad vaststellen dat de kwaliteit gezakt is. Echter wij opteren voor een andere definitie van de term. Een omschrijving die ons – in de context van een kringblad – geschikter lijkt, is: afwisseling tussen ontspannende artikels die soms wel en soms niet over filosofie gaan. Maar het feit dat we dus nog wel degelijk artikels óver filosofie hebben,
wil niet zeggen dat we nog filosofische artikels gaan publiceren. De bescheidenheid dwingt ons ertoe deze taak aan proffen over te laten. We blijven echter nog wel het kringblad van filosofen, en geen gewoon vrijblijvend blad. Wanneer u verder leest in deze Wijzer dan deze saaie Editoriaal, dan zal u ongetwijfeld opmerken dat ook de layout veranderd is. De derde verandering tegenover vorig jaar is dan ook dat we het eveneens qua vormgeving wat luchtiger willen. De kritiek dat we “Ne Veto int klein,” zijn, zal daarom niet meer gepast zijn. Met Veto kunnen en willen we immers niet concurreren. Wat houdt dit concreet in? – De volgende 22 bladzijden! Hopelijk bevallen ze u. Zo niet, dan blijven we verder streven. Wannes Van Herck en Thomas Decreus
NOVEMBER 2007
Colofon deWijzer is het periodieke kringblad van de Nieuwe Filosofische Kring (NFK). Een elektronische versie kan u altijd vinden op www.nfk.be. Voor vragen, opmerkingen en lezersbrieven kan u steeds terecht op
[email protected]. HIW Kardinaal Mercierplein 2 3000 Leuven Jaargang 2007-2008 Nummer: 2 Maandag 12 november Oplage: 100 exemplaren Gratis Drukkerij: De Raaf Hoofdredacteurs Wannes Van Herck en Thomas Decreus Redactie Bart Scholiers, Katherine Valkeniers, Miguel Barrera, Gert Meyers, Johannes Van De Walle, Pieter Goubert Medewerkers Dr. Gonzo, Dirk Van Dessel, Fanny De Groot, Inès De Meirsman, Mathias Balcaen Lay-out en eindredactie Thomas Decreus en Wannes Van Herck Speciale dank gaat uit naar HIW en LOKO die dit miljoenenproject hopelijk gaan financieren, Wim Oosterlinck voor zijn bereidwillige medewerking, NFK voor de steun die ze ons gaven in barre tijden, Einstein voor ons te doen inzien dat het allemaal maar relatief is, Google voor het aanleveren van alle foto’s, de vorige hoofdredacteur van deWijzer (Maarten Goethals) die ons fantastisch heeft geholpen tijdens het opstellen van deze Wijzer, de ganse redactie en mijn mede-hoofdredacteur. Iedereen is nog steeds welkom op de redactievergaderingen. Deze zullen op tijd en stond in de lessen en in de WegWijzer aangekondigd worden. Citaten van proffen mogen altijd naar
[email protected] doorgestuurd worden, net als andere vragen, opmerkingen en lezersbrieven. De standpunten die in deWijzer worden uiteengezet, komen niet noodzakelijk overeen met de mening van het HIW, NFK of deWijzer zelf.
dEWIJZER P. 3
NOVEMBER 2007
Is er na studies wijsbegeerte nog hoop voor de gemiddelde filosofiestudent? Nee, voor de gemiddelde niet! Maar er zijn er natuurlijk toch altijd enkelen die, tegen alle statistieken in, een goede job vinden. BV’s zijn daar een mooi voorbeeld van. DeWijzer interviewt er dan ook elke editie eentje.
“Ik wil een eigen tijdschrift” Tijd voor een klein spelletje! Wij zeggen Wim Oosterlinck en u zegt spontaan: “Studio Brussel! Kippensoep!” En – tenzij u de afgelopen twee jaar op Pluto verbleef – “Q-Music.” Weinigen weten echter dat de olijke radiomaker ook een opleiding filosofie genoten heeft. Reden genoeg, vonden wij, om hem daarover eens aan de tand te voelen. Het is één van die zeldzame dagen waarop de herfst zich van zijn beste kant laat zien. Een warme najaarszon drapeert zich over de terrasjes. Het Martelaerenplein baadt in een zondagse gemoedelijkheid. Wim Oosterlinck maakt een ontspannen, joviale indruk en steekt, nog voor we hem enige vraag konden stellen, meteen van wal. WIM OOSTERLINCK: Eigenlijk ben ik geen echte filosoof hoor. In het zesde middelbaar wist ik niet wat ik ging studeren. Ik deed wetenschappelijke B en wist alleen dat ik naar de universiteit wou gaan. Maar wat ik precies aan die universiteit zou studeren, is lange tijd een vraagteken geweest. Germaanse leek voor de hand te liggen omdat ik eigenlijk wel iets met talen wou doen. Het was pas toen ik vernam dat mijn grote idool Hugo Matthijsen filosofie gestudeerd had, dat ik het plan opvatte om zelf ook wijsbegeerte te volgen.
“IK BEN NIET TEVREDEN OVER DE OPLEIDING AAN DE
UGENT”
deWijzer: Je keuze om filosofie te gaan studeren was dus geen al te bewuste keuze? WIM: Toch wel. Ook al wist ik niet precies wat de studies inhielden, toch voelde ik intuïtief aan dat het iets voor mij was. Ik wist dat het een heel theoretische en abstracte richting was en dat trok me aan. Ik heb een heel grote interesse voor alles wat abstract is en daardoor niet meteen op de werkelijkheid terug te voeren is. Ik argumenteer ook graag op een theoretisch niveau. Ik denk dat ik de theorie gewoon boven de praktijk verkies.
dEWIJZER P. 4
Als er nu één studiedomein is waarin het theoretische op het praktische primeert, is het wel de filosofie. Zodus, dan maar filosofie! deWijzer: Mogen we uit die voorliefde voor het louter abstracte de conclusie trekken dat je vooral geïnteresseerd was in logica en wetenschapsfilosofie? WIM: Nee. Zeker niet. Ik heb me nooit voor een specifiek deelgebied geïnteresseerd. Het was de filosofie op zich, in al haar rijkdom, die me interesseerde. Het besef dat er verschillende wijzen zijn waarop filosofische problemen kunnen benaderd worden, vind ik boeiender dan het zich toespitsten op één van die manieren waarmee het probleem aangepakt wordt. Eigenlijk vind ik de manier waarop de filosofie, als discipline, doorheen de tijd evolueert, een heel interessant gegeven. Het moet van het hart dat ik op dat vlak niet zo tevreden ben over de opleiding die ik aan de UGent gevolgd heb. Ik heb het gevoel dat ik daar nooit een solide basisintroductie in de filosofie gehad heb. De professoren hadden de neiging om zich nogal te beperken tot hun eigen theorieën waardoor ze het grotere plaatje uit het oog verloren. Ik had liever een objectief, historisch overzicht gehad van de filosofie. Net doordat ik de basis in de filosofie wat mis, heb ik ook niet het gevoel dat ik een goede filosoof ben. Integendeel zelfs. Vele mensen die uit pure liefhebberij bezig zijn met filosofie weten er vaak veel meer van dan ik. Dat is een paradox die je wel meer tegenkomt. Ikzelf heb bijvoorbeeld een grote passie voor hedendaagse, Amerikaanse literatuur. Schrijvers als Thomas Pynchon zijn voor mij halve goden. Vreemd genoeg weet ik soms meer over literatuur dan iemand die bijvoorbeeld Germaanse of Romaanse gestudeerd heeft. deWijzer: Heb je er dan toch geen spijt van dat je nooit Germaanse gestudeerd hebt? WIM: Nee. Waar ik wel spijt van heb, is dat ik nooit geschiedenis geleerd heb. Dat hangt samen met het gebrek aan basiskennis dat ik bij mezelf ervaar. Geschiedenis lijkt me zo’n studie te zijn waar je ongelooflijk veel
algemene kennis bij meekrijgt. Soms word ik er onnozel van als ik bepaalde zaken niet kan situeren. Laatst hoorde ik bijvoorbeeld iemand spreken over de prérafaellieten. Ik wist dat die term sloeg op een bepaalde kunststroming, maar ik kon die helemaal niet situeren. Dat vind ik dan echt jammer.
“IK HEB SPIJT DAT IK NOOIT GESCHIEDENIS HEB GESTUDEERD” Naïviteit en verwondering deWijzer: Op vlak van spelling beschik je nochtans over de nodige kennis en vaardigheden. In 2005 was je de eerste onder de bekende Vlamingen. Is filosofie en intelligentie een mooi huwelijk? WIM: Onder ons gezegd en gezwegen: eigenlijk wel. Maar nu ben ik iets heel belachelijks aan het zeggen. (lacht) Filosofie kan je natuurlijk ook op een heel domme manier bestuderen. Waar ik een enorme bewondering voor heb, zijn mensen die op een hele lange termijn durven én kunnen denken. Zoiets tref je natuurlijk vaak aan bij professoren, en niet in het minst bij filosofen. Gewone mensen denken doorgaans op de termijn van een dag of een week. Als ze hard hun best doen op een termijn van enkele tientallen jaren. Maar dat gebeurt haast enkel bij het maken van belangrijke levenskeuzes zoals het kopen van een huis. Ik vind het ongelooflijk dat sommige academici erin slagen om evoluties te schetsen en te verklaren die over honderden jaren lopen. Als gewone sterveling kan ik er vaak niet bij hoe ze daarin slagen. Voorbeelden van mensen die ik op dat gebied bewonder zijn theoretici als Spengler en Wallerstein. Zij ontwikkelden heel grote systemen waarmee ze de gehele wereldgeschiedenis trachtten te verklaren en bovendien nog voorspellingen deden naar de toekomst toe. Fantastisch! Zoals gezegd, merk ik dergelijk
NOVEMBER 2007
lange-termijn-denken vaak op bij filosofen. Niet altijd natuurlijk. Maar waar dergelijk denken zeker niét aanwezig is, is in de wereld waarin we vandaag leven. De korte termijn lijkt de enige termijn te zijn geworden. Dit hangt samen met een compleet gebrek aan nuance. Intelligentie is het tegendeel van een gebrek aan nuance. Dergelijke intelligentie is echter zeldzaam. Als er iets filosofie is, dan is het dit: nuanceren. Als iedereen naar rechts kijkt, moet de filosoof durven naar links kijken. Net om aan te tonen dat er ook nog zoiets als een andere kant, een andere visie op bepaalde zaken bestaat. Iemand waar ik op dat vlak een grote achting voor heb, is professor Jan Blommaert. Dat is iemand die alles durft te onderzoeken, zonder enige vorm van vooringenomenheid. Als je op dergelijke wijzen zaken onderzoekt, dan kom je automatisch uit op een genuanceerde visie. deWijzer: Filosofie is naast nuance ook een zeker leven vanuit de verwondering. Ben jij iemand die zich vaak verwondert? WIM: Absoluut. Maar ik weet niet of die verwondering ontstaan is door filosofie te studeren. Het is eerder omgekeerd: ik denk dat ik filosofie ben gaan studeren omdat ik me net vaak verwonder over de wereld. Ik ben van nature iemand die zich snel verwondert. Filosofie heeft zeker geholpen om die verwondering aan te
scherpen. Maar het is toch iets dat vooral in jezelf moet zitten.Verwondering is iets wat me enorm drijft. Mijn verandering van job (de overstap van Studio Brussel naar Q-music, red.), is daar ook voor een deel op terug te voeren. Ik wil weten hoe het er overal aan toe gaat. Ik lijd aan een constante nieuwsgierigheid. Mijn grootste angst is dat ik op een dag mijn haast kinderlijke verwondering zal kwijtspelen. Dat zal de dag zijn waarop ik mijn gedrevenheid verlies. deWijzer: Die verwondering is vermoedelijk ook een eigenschap die goed van pas komt in je beroep. WIM: Onder andere. Maar wat nog meer helpt, is de lef en het zelfbewustzijn om tegen om het even wie te zeggen: “Ik snap het niet.” Ik heb vrij snel de reflex om dat te zeggen. Het helpt enorm om vanuit dat standpunt vragen te stellen tijdens een radio-interview. Het werkt echt als je je heel naïef opstelt. Toch is dat niet meteen een bewuste pose. Vaak is het zo dat ik werkelijk niet snap waarover iemand het heeft. Ik schaam me dan ook niet om te zeggen dat ik het werkelijk niet vat. Ik wil daarbij niemand voor aap zetten, maar soms gebeurt dat wel natuurlijk. Als door mijn naïef gevraag bijvoorbeeld blijkt dat een minister zelf niet goed weet waarover hij het heeft, is dat natuurlijk behoorlijk gênant voor de minister in kwestie. Maar in het algemeen vind ik dat mensen al te dikwijls er van uitgaan dat iedereen begrijpt waarover ze het hebben. Dat probeer ik dan soms wat aan de kaak te stellen. Een voltijdse studentenjob deWijzer: Hoe moeten wij ons je leven als student voorstellen? WIM: Ik heb het studentenleven volledig aan me laten voorbijgaan. Ik ging altijd naar de les. Ik maakte me niet schuldig aan allerhande bacchanalen. Daar schuilt een heel rationele verklaring achter. Ik besefte gewoon ten volle dat het mijn ouders en de staat waren die mijn studies betaalden. Voor mij was dat een reden om die studies ook ernstig op te vatten. Ik wou mijn stu-dies niet laten verdrinken in het bier. Ik vind dat we de maatschappij
dEWIJZER P. 5
heel dankbaar mogen zijn omwille van de kansen die ze ons biedt op vlak van onderwijs. Ze stelt je in staat om je vier jaar in iets te verdiepen dat eigenlijk niet meteen relevant is. Dat is toch ongelooflijk! deWijzer: Kan die braafheid als student ook verklaard worden vanuit een angst om niet te slagen? WIM: Een beetje. In mijn eerste jaar was dat dan ook mijn grootste ambitie. Maar ik twijfelde aan mezelf. Ik wist niet of ik
“KORTE-TERMIJNDENKEN LIJKT HET ENIGE DENKEN TE ZIJN GEWORDEN” daadwerkelijk de capaciteiten had om universitair onderwijs aan te kunnen. Daarom deed ik heel hard mijn best. Eenmaal ik door het eerste jaar geraakt was, was ik veel meer op mijn gemak. Maar in plaats van me in het nachtleven te storten, ben ik dan beginnen schrijven voor het Gentse studentenblad ‘Schamper’. Mettertijd nam het engagement toe. In mijn laatste jaar werd ik er hoofdredacteur van. Ik was van zeven uur ’s ochtends tot negen uur ’s avonds op de redactie te vinden. Tussenin probeerde ik nog wat lessen mee te pikken en aan mijn thesis te werken. Door al de tijd die ik aan ‘Schamper’ besteed heb, is mijn thesis niet iets geworden om over naar huis te schrijven. Maar achteraf gezien kon het ook niet anders dan op die manier uitdraaien. Hoofdredacteur zijn van een studentenblad is immers een voltijdse job en het is absoluut niet vanzelfsprekend om dat te combineren met studies. deWijzer: Schreef je voor ‘Schamper’ vanuit een ambitie om iets te gaan doen in de journalisitiek? WIM: Om eerlijk te zijn, ik heb nooit een strategie gehad in mijn leven. Mijn engagement bij ‘Schamper’ kan verklaard worden door pure interesse en liefhebberij. Natuurlijk was het wel een stille wens van mij om van die hobby mijn beroep te maken, maar het was zeker niet de reden waarom ik bij ‘Schamper’ werkte. Ik heb gewoon geluk gehad dat ik dan toch bij de radio terecht gekomen heb. Dat had allemaal vrij weinig met carrièreplanning te maken. Schizofreen? deWijzer: Er is een soort vreemde tweeledigheid merkbaar in je carrière. Je werkte voor Radio Urgent, een toch
NOVEMBER 2007
behoorlijk alternatieve zender, en tegelijk ook voor Radio 2. Die tweeledigheid duikt later opnieuw op. Eerst werkte je voor Studio Brussel en dan voor Q-music. Hoe verklaar je dat patroon? WIM: Dat komt voor een deel vanuit die verwondering waarover ik het daarnet had. Maar het heeft ook veel met toeval te maken. Ik ben bijvoorbeeld niet bij Radio 2 gaan werken omdat ik dat zo’n fantastische zender vond. Op een dag kwam iemand me gewoon vragen of ik niet voor Radio 2 wou werken. Aanvankelijk dacht ik dat dat niets voor mij was. Maar vanuit een zekere nieuwsgierigheid heb ik dan toch maar toegehapt. Maar moest het me niet, per toeval, gevraagd geweest zijn, dan was ik nooit voor Radio 2 gaan werken.
“IK HEB SNEL DE REFLEX OM ‘IK SNAP HET NIET’ TE ZEGGEN” Dat ik bij Studio Brussel terechtkwam is eigenlijk ook het resultaat van puur toeval. Toen ik mijn stemtest voor de VRT deed, moest ik voor een commissie verschijnen. Zij wilden per se weten wat ik wou doen bij de VRT. Ik vertelde hen dat ik gewoon bij Radio 2 wilde blijven werken, maar dat konden ze precies niet geloven. Toch was het zo. Had het aan mij gelegen dan was ik gewoon bij Radio 2 gebleven. Ik had het daar goed, dus waarom veranderen? Tenslotte werd me gevraagd naar welke zender ik zelf luisterde. Dat was Studio Brussel. Daaruit concludeerden ze meteen dat ik voor Studio Brussel wou werken, terwijl dat helemaal niet waar was. Kort daarna belde iemand van Studio Brussel me op met de vraag of ik geen test bij hen wou afleggen. Dat heb ik dan maar gedaan en voor ik het wist had ik mijn eigen programma op Studio Brussel. De mensen van Studio Brussel hebben me daar echt moeten van overtuigen, want ik wou écht niet weg bij Radio 2. Uiteindelijk heb ik dan het programma van Chris Dusauchoit overgenomen omdat die op dat moment voor de televisie ging werken. Ook mijn overgang naar Q-music is vanuit een zelfde impulsiviteit te verklaren. Ik had negen jaar bij Studio Brussel gewerkt en kende die zender door en door. Ik wou echt iets nieuws. Ik wou eens weten hoe het er bij een andere zender aan toeging.
dEWIJZER P. 6
deWijzer: Rond je overstap naar Q-music is er grote heisa geweest. Hoe heb je die periode persoonlijk ervaren? WIM: Dat was heel zwaar. Ik had natuurlijk wel verwacht dat er wat drukte rond zou gemaakt worden, maar ik had nooit gedacht dat het zo erg ging zijn. Ik begrijp het ook niet zo goed dat mensen daar zo door ontzet over waren. Uiteindelijk veranderde ik gewóón van werk. Een heleboel mensen hebben me laten vallen. Ook dat had ik verwacht. Maar toch viel het me behoorlijk zwaar. Ik heb dat zelf ook niet gewild. Maar het was onvermijdelijk. Ik vond ook niet dat ik mijn keuze daardoor mocht laten beïnvloeden. Moest ik dat wel gedaan hebben dan ging ik daar na verloop van tijd veel spijt van gehad hebben. Dat weet ik heel zeker. Ik wou immers echt naar Q-music gaan. Het is eigenlijk pas nu dat de hele storm definitief is gaan liggen. Tot enkele maanden geleden kreeg ik nog steeds reacties op mijn overstap. Op de duur stak me dat werkelijk enorm tegen. Ik denk dat veel mensen depressief zouden geworden zijn, moesten ze in mijn situatie verkeerd hebben.
“IK WOU MIJN STUDIES NIET LATEN VERDRINKEN IN HET BIER” Het probleem is ook dat mensen de radiomaker vaak gaan vereenzelvigen met de zender. Daardoor komt het dat mensen maar niet konden begrijpen dat ik van het superhippe Studio Brussel naar het commerciële Q-music overstapte. Dergelijke mensen vergeten echter dat het
mijn job is om radio te maken. Het enige wat me daarbij interesseert is het publiek waartoe ik me richt. Ik maak geen radio voor mezelf, maar voor een bepaald doelpubliek. Persoonlijk ben ik een fan van de zogenaamde Duyster-muziek, maar geen haar op m’n hoofd dat eraan denkt om dergelijke muziek in m’n eigen programma te brengen. deWijzer: Stel dat je nooit bij de radio was terechtgekomen, welk beroep had je dan willen uitoefenen? WIM: Het liefst was ik journalist geworden bij een krant of een tijdschrift. Ik zou dat nog altijd heel graag doen. Ik had nooit gedacht dat ik voor de radio zou werken, omdat ik er van overtuigd was dat ik geen radiostem had. Maar toen ik een stemproef deed, bleek dat heel goed mee te vallen. En daarom ben ik dan toch maar geen journalist geworden. Nu ik eraan denk, eigenlijk is het niet mijn grootste droom om journalist te worden. Ik zou nog liever een eigen tijdschrift oprichten. Een beetje zoals jullie dus. (lacht) Thomas Decreus en Wannes Van Herck
NOVEMBER 2007
Een rubriek waar het eens niet gaat om het intellectueel gespierde gedachtegoed van deze of gene, door u allen ongetwijfeld devoot bewonderde, filosoof. Een rubriek waar het uitsluitend gaat om zijn soms eenzame, vaak getormenteerde, bij momenten grappige, altijd grillige en zelden grijze levensloop. Kortom een rubriek over “de mens achter de filosoof”.
Wittgenstein: een geniale wispelturigheid Ludwig Joseph Johann Wittgenstein wordt op 26 april 1889 geboren als jongste en achtste kind van een rijk Weens industrieel. Hij geniet een, uiterlijk althans, onbezorgde jeugd waarin muziek een belangrijke rol speelt. Mahler en Brahms zijn kind aan huis, Wittgenstein leert klarinet spelen en droomt van een carrière als dirigent. Als volwassene zou hij tijdens het denken volledige muziekpartituren puur uit het geheugen kunnen nafluiten.
WITTGENSTEIN KON VOLLEDIGE MUZIEKPARTITUREN UIT HET HOOFD FLUITEN Na slechts 3 jaar middelbare school in Linz te hebben afgemaakt, waar hij trouwens samen met ene A. Hitler op de schoolbanken zat, lijkt een universitaire loopbaan niet voor hem weggelegd. Het worden ingenieursstudies aan de technische hogeschool te Berlijn. Daarna gaat hij in 1908 naar Manchester om zich te bekwamen in de opkomende aëronautica. Vooral het wiskundige aspect fascineert hem, een interesse aangewakkerd door het boek “The principles of mathematics” van Bertrand Russell. Hij reist dan ook door naar Trinity College, Cambridge, alwaar hij door hem onderwezen wordt en spoedig geraken de twee bevriend. Ze voeren urenlange gesprekken over de relatie tussen logica, wiskunde en de taal. Later zou Russell zich over de nog jonge Wittgenstein van toen laten ontvallen: “Het volmaakte voorbeeld van een genie.” Zijn studies zou hij overigens niet volledig afmaken wegens de kop-
dEWIJZER P. 7
pige weigering om “een paar stomme details” als een voorwoord, notenapparaat en bronvermelding toe te voegen aan zijn doctoraatscriptie. Na een verblijf in een boerenhoeve ergens tussen de fjorden van Noorwegen meldt hij zich in 1914 vrijwillig aan bij het Oostenrijks-Hongaarse leger. Uiteindelijk belandt hij een jaar in een Italiaans kamp voor krijgsgevangenen tot het einde van de Eerste Wereldoorlog. Gedurende deze oorlogsperiode werkt hij zijn manuscript af van de “Tractatus logico-philosophicus”. Het werk dat hem beroemd zou maken. Na de oorlog belandt hij in een diepe crisis; zijn vader was in 1913 gestorven, drie van de vier broers hadden al zelfmoord gepleegd en hijzelf voelde zich eenzaam en onbegrepen. Dan ontdekt hij in de boekhandel van een bergdorpje geschriften van Tolstoj over de evangeliën. Hij besluit
“ZEG HEN DAT IK EEN FANTASTISCH LEVEN HEB GELEID” voortaan een geheel ascetisch leven te leiden. Hij geeft zijn geërfde familiefortuin weg en wordt onderwijzer, aan de school van datzelfde bergdorpje, in Neder-Oostenrijk. Daar verdient hij respect door het uitgeven van een spellingsgids, het herstellen van de stoommachine van de dorpsfabriek en het verbeteren van de naaimachines van de plaatselijke boerinnen. Na alweer een depressie verhuist hij naar de gereedschapsschuur van de abdij van Klosterneuburg. Hij wordt hulptuinman. Op aandringen van Russell en G.E. Moore keert hij terug naar Cambridge, om in 1929 te promoveren en nadien hoogst eigenzinnige voordrachten te houden. Hij begint ook aan zijn tweede boek, het postuum uitgegeven “Philosophische Untersuchungen”. Ondertussen verkrijgt hij hier in 1939 ook een leerstoel in de wijsbegeerte. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zet hij zich weer vrijwillig in; eerst als brancardier in een hospitaal en later als laborant bij een medisch onderzoeksinstituut. Na afloop neemt hij zijn hoogleraarschap te Cambridge weer op. Wittgenstein ervoer het steeds als “een soort levend begraven zijn”. Zijn laatste jaren verricht hij onderzoek. Alleen en op achtereenvolgens afgelegen boerenhoeven in Ierland en een hotel in Dublin. Hij sterft op 29 april 1951. Prostaatkanker. Zijn laatste woorden zouden zijn geweest: “Zeg hen dat ik een fantastisch leven heb gehad.” Miguel Barrera
NOVEMBER 2007
De nieuwsgierigheid van een journalist kent geen grenzen. In deze rubriek worden geen taboes geschuwd en geen grenzen gerespecteerd. De reporter dompelt zich volledig onder in de materie waarover hij wil schrijven. Gonzo-journalistiek in de traditie van H.S. Thompson!
Cocaïne: tussen hemel en hel
Cocaïne. Sinds de stof in het midden van de negentiende eeuw uit de cocaplant gesynthetiseerd werd, is ze het object van mythevorming en demonisering geworden. Freud raadde het witte poeder aan als therapeutisch middel (en dompelde er af en toe eens zelf zijn neus in onder), Britse soldaten snoven er zich moed mee in tijdens de Eerste Wereldoorlog. Sinds de opiumwetten van 1921 is het goedje definitief verboden, maar het gebruik is blijven stijgen. Tot op de dag van vandaag is het waanzinnig populair, ondanks alle gezondheidsrisico’s. Om misverstanden uit deze wereld te helpen, besloot uw reporter om zelf zijn neus eens onder te dompelen in het witte poeder. Hieronder leest u zijn ervaring. Stap één. Bevoorrading. Geen makkelijke klus. Ik ben noch manager, noch vertoef ik in een groezelige onderwereld van neonlicht, gouden kettingen en weelderig, zwart borsthaar dat uit ver opengeknoopte hawaï-hemden barst. Ik leg mijn oor te luisteren bij enkele vrienden die niet bang zijn van een nachtje stappen. Ik vraag of EW IJZERP.PX. 8 ddEW IJZER
ze mensen kennen? Eventueel zelf al? Reacties gaan van verontwaardigd tot zwijgzaam. “Over coke wordt gezwegen”, vertrouwt een vriend (hier verder K. genoemd) me toe. “Het is niet zoiets als een jointje roken. De mensen die coke snuiven zijn meestal geen pubers meer. Ze hebben jobs, belangrijke kaderfuncties of studeren vrij hard. Ze hebben er geen enkel belang bij om met cocaïne geassocieerd te worden. Vergeet ook niet dat het middel zelf absoluut geen onschuldige connotatie heeft. Het wordt beschouwd als een harddrug. En dat is het ook. Het is verslavend en gevaarlijk.” K. gaf toe dat hij zelf soms gebruikte. Iets wat me toch verbaasde van hem. Ik vroeg hem of hij aan iets kon geraken voor mij. Ik legde hem uit dat ik het middel eenmaal wou gebruiken en schreef mijn wens toe aan een journalistieke nieuwsgierigheid. En dat was het ook. Ik wou weten waarom cocaïne door zovelen gebruikt wordt terwijl het, naar verluidt, toch ook een substantie is die als heel risicovol bekend staat. K. was bereid om voor een partijtje coke te kijken. We zouden samen een gram snuiven, zo zei hij. Dan zou ik meteen weten wat cocaïne is. “OK”, zei ik.
Spiegeltje-spiegeltje aan de neus Een week later. Ik bevind me op K.’s kot. Voor me, op een ronde spiegel, ligt een klein bergje wit poeder. Ik voel me als die ‘In de gloria’- reporter. Heb de neiging om te zeggen: ‘kijk eens aan, mooimooi, cocaïne in Leuven’. Maar dat doe ik niet. Want tegelijk word ik overvallen door een groeiende nervositeit. Ik denk aan krantenkoppen die luiden als ‘twee studenten vinden dood door overmatig cocaïnegebruik’ en de scène in Pulp Fiction waarin een vrouw een adrenalineinjectie krijgt recht in het hart. K. neemt met zijn bankkaart wat poeder van het bergje en legt met enkele vlotte, draaiende bewegingen twee lijntjes klaar. Daarna haalt hij een briefje van tien euro uit zijn portefeuille en rolt dat op tot een kokertje. Als een stofzuiger snuift hij het eerste lijntje op. Uitwendig merk ik geen verschil aan hem. Ik had gedacht dat zijn ogen zouden rondtollen in zijn kassen of dat hij complete wartaal zou uitslaan. Niets van dat echter. Doodnuchter zegt hij: “Jouw beurt”. Eigenlijk dacht ik dat snuiven iets pijnlijks was. Het lijkt zo tegennatuurlijk: een poeder in je neus brengen. En vooral, dat dat poeder daar ergens blijft rotten, in god weet wat voor lichaamsholte.
NNOVEMBER OVEMBER2007 2007
Maar snuiven blijkt opvallend pijnloos en eigenlijk zelfs verfrissend te zijn. Het enige wat ik gewaar wordt in mijn neus is een soort chemische geur die me doet denken aan ultra-hygiënische, kille ziekenhuisgangen. Maar voorlopig voel ik niets. Geen enkel psychisch of fysisch effect. Ik vraag me af of ik niet gewoon kalk gesnoven heb. “Even wachten, gewoon even wachten”, vertrouwt K. me toe. Ik steek een sigaret op. Nauwelijks heb ik een trek van m’n sigaret genomen of ik voel een soort zenuwachtigheid vanuit mijn darmen opstijgen naar mijn hoofd. Een beetje verglijkbaar met het drinken
meteen ook waarom er met cocaïne is geëxperimenteerd door psychiaters. Het neemt inderdaad remmen weg. Een introvert persoon (zoals mezelf eigenlijk), wordt er heel extravert door. Dat heb je met alcohol ook natuurlijk. Maar cocaïne voelt helemaal anders aan. In tegenstelling tot de alcoholintoxicatie, voel ik me opvallend helder. Ik heb het gevoel dat ik met deze drug een perfect mondeling examen zou kunnen afleggen. Ook mijn zelfvertrouwen stijgt tot vrij ongekende hoogtes en neigt daardoor zelfs over te hellen naar een vorm van arrogantie.
IK HEB HET GEVOEL DAT IK MET DEZE DRUG EEN PERFECT MONDELING EXAMEN KAN AFLEGGEN van te veel koffie. Maar wel prettiger dan dat laatste. De nervositeit is echter niet enkel fysisch van aard. Ook mijn brein schakelt in een hogere versnelling. Ik praat sneller. Ideeën en gespreksonderwerpen flitsen aan een steeds sneller tempo doorheen mijn hoofd. Het is alsof ik uren zou kunnen doorratelen over werkelijk alles. “Dat is typisch coke,” verduidelijkt K. me, “vaak veranderen mensen in spraakwatervallen wanneer ze gesnoven hebben. Mensen zijn ook openhartiger. Soms té openhartig. Dan praten ze bijvoorbeeld over intieme details die ze in nuchtere toestand nooit zouden vertellen.” Ik snap wat K. bedoelt. En ik begrijp
dEWIJZER P. 9 dEWIJZER P.X
In de ban van de ring Cocaïne is de perfecte drug. Je wordt er vrolijk van, je bent wakker, denkt razendsnel, je bent sociaal, hebt geen honger of kou meer en je hebt het gevoel dat je werkelijk alles aankan. Tegelijk zijn er nauwelijks uiterlijke tekenen van intoxicatie. Integendeel, je komt bij anderen nuchter en bij de pinken over. Wat heb je meer nodig, vraag ik me af. “Maar net dat is het gevaar”, waarschuwt K., “je zou het overal en altijd kunnen nemen. Alles wat je doet, wordt beter. Je werkt beter, je vrijt beter, je praat beter, je denkt beter, … Maar hierin schuilt net een dubbel gevaar. Ten eerste denk je gewoon dat het allemaal beter gaat. Maar
misschien is dat niet zo. Misschien is dat net de illusie die door cocaïne gecreëerd wordt. Alleen besef je onder invloed van cocaïne niet meer dat dat een illusie is. Ten tweede is het grote gevaar van cocaïne net dat je het in iedere situatie kan gebruiken, hierdoor kan je snel heel veel gaan gebruiken.” Maar er is nog een ander nadeel. Na een half uur voel ik de energie en de euforie langzaam aan wegvloeien. Ik snuif onmiddellijk nog een lijn. En zo is het de hele nacht verder gegaan. Om het half uur is er de lokroep van een nieuwe lijn. Van extra plezier en opwinding. K. en ik barsten van de energie. We besluiten op schok te gaan en belanden in niet nader te vernoemen fakbars. Ik praat met vreemden, dans en verleid als een echte casanova. Regelmatig trek ik me met K. terug in het toilet. Mijn hart bonst alsof ik net een marathon gelopen heb. Achteraf gezien besef ik dat ik vastzat in een soort cirkel van steeds meer en meer gebruik. Volledig verglijkbaar met het verhaal van Lord of the Rings: wie de ring aanschouwd heeft, raakt er volledig door in de ban. En het is uiterst moeilijk om die ban te doorbreken. Kilte Het is dag. Mensen met hun gezicht in een al te ernstige plooi marcheren naar hun werk. K. en ik wandelen naar mijn kot. In de Aldi hebben we net een fles whisky gekocht. Om de slapeloosheid uit ons lijf te drinken. K. heeft me verzekerd dat het de snelste manier is om rustig te worden.
NOVEMBER 2007 NOVEMBER 2007
Ik voel me al te wakker, maar tegelijk onrustig en ontregeld. Deze situatie klopt niet. De dag stuikt in mijn coke-universum in als een nachtmerrie die helaas realiteit heet. Op mijn kot nemen we shots aan een razend tempo. Tot alles dooft zoals een platenspeler waarvan men de stekker uittrekt. Stemmen worden alsmaar trager en zwaarder. Net als mijn gemoed. Mijn alles. Ik val in slaap op de zetel in mijn
dEWIJZER P. 10
kamer. Met al mijn kleren aan. K. ligt op mijn bed. Ook te slapen. Het moet tegen vier uur in de namiddag zijn. Dat merk ik aan het gouden zonlicht dat langs de ramen mijn kamer binnensijpelt. K. is verdwenen ondertussen. Ik voel me niet misselijk. Maar wel leeg. Opgeleefd en gevoelloos, als een roeste robot. Ik heb in niets zin maar wil tegelijk iets doen. Dit is de ongelooflijke kilte van de afkick.
De gigantische, lege ruimtes, koud als winterse kathedralen. Ik denk maar één ding: ik wil dit nooit meer meemaken. Als een schaduw over die gedachte ligt het feit dat ik het snelst uit de kilte kan ontsnappen door opnieuw mijn neus onder te dompelen in sneeuw. Stop. Dr. Gonzo
NOVEMBER 2007
Dirk Van Dessel ontpopte zich doorheen de jaren als één van de meest actieve schrijvers van lezersbrieven van Vlaanderen. Zijn pen is vlijmscherp en zijn gal bi$er, maar dat maakt zijn mening niet minder ondoordacht. Vanuit zijn heimat in Erembodegem serveert hij ons telkens weer een staaltje van maatschappijkritiek en literatuur van het hoogste niveau.
De dans van de doden Net zoals zwermen vliegen samenklitten rond warme koeiendrek, zo klit het socialistische uitschot samen rond een gedachtegoed dat voor mijn part door de eerste de beste randdebiel geschreven zou kunnen zijn; hoogstwaarschijnlijk is dit zelfs het geval. Enkel achterlijke kuddemoraal drijft deze – vergeef me het woord – ‘mensen’, daarom verdienen ze niets anders dan hete drek!
WIJ MOETEN HET EXTREEMSTE BIJTENDE MIDDEL TER HAND NEMEN Net zoals een diarreeopwelling onze afvoerbuizen verstopt, zo verstoppen de zogenaamde ‘progressieven’ onze maatschappij met hun lachwekkende ideeën die qua zwakhoofdigheid enkel door het communisme werden overtroffen. Zij zijn
dEWIJZER P. 11
de stinkende bruine brok die de intelligentie van het rechtse orgaan verhinderen om door te breken. Daarom, mijn vrienden, moeten wij allen het extreemste bijtende middel ter hand nemen en dit conglomeraat van achterlijkheid vernietigen! Zij verdienen niet beter dan dat wij hen, desnoods met de blote hand en het blote mes, uitroeien als waren het allen dieren, gehandicapten of homofielen. Net zoals Woodstock ’69 een brandhaard was van kleingeestigheid, zedenverwildering en waanzinnig slechte smaak, zo is het hedendaagse fenomeen ‘boombal’ niets anders dan gestolde stupiditeit. Boomballers zijn niets minder dan regelrechte blunders van de evolutie, het zijn de ultieme dieptepunten in de menselijke historie; ten minste als hier nog van menselijkheid sprake kan zijn. Het is algemeen bekend dat elk boombal aanzet tot iets wat men de ‘vrije liefde’ noemt. Ik opteer hier echter voor een termverbetering: decadente poeperij! Ik wil het me vooral niet voorstellen, al die exuberante standjes die men zomaar kan vinden in satanische boeken als de kama sutra en op het internet. Het zou me zelf niets verbazen, moest er op zo’n boombal in de kont worden gebonkt; homo’s zijn dan ook de olievlek bij uitstek die heel onze fiere Vlaamse cultuur naar
de verdoemenis helpen. Door verlokkend te dansen, toont men de eigen ‘bekoorlijkheid’, iets wat ik vrij zou willen vertalen als ‘geestelijke gestoordheid’. De dans van de verleiding, laat me niet lachen!
BOOMBAL = DECADENTE POEPERIJ Wie het verschijnsel boombal nog van naderbij analyseert – iets waaraan ik me met veel angst waag, het enige waar ik namelijk bang voor ben, is ook ziek worden – merkt verder op dat het dansen in groep niets anders is dan massahypnose. Een boombal is een vulgaire sekte die een eeuw geleden zelfs nog niet door de meest zieke geest bedacht zou kunnen geweest zijn. Men predikt er ideologieën die elke zwakzinnigheid tarten en die verbazingwekkend genoeg ook nog door elke aanwezige blind wordt overgenomen door al ‘dansend’ te bevestigen in de eigen lompheid. Onderontwikkelden verkondigen het meest absurde woord dat uit de geschiedenis is voortgekomen. Voor mij is dit de dans van de doden! Ik heb enkel nog mijn ogen om te schreien als ik zie hoe het merendeel van wat zich mens noemt niet eens beseft dat het grandioos de verkeerde weg inslaat. Daarom, ik kan dit niet genoeg herhalen aan u filosofen, mijn strijdmakkers, moeten wij, als goede en echte Vlamingen, de strijdbijl opnieuw aanheffen en het gespuis uitroeien. Wie geen echte Flamingant is, verdient het niet onze lucht te vervuilen en onze leidingen te verstoppen. Raus damit! Met strijdbare groet, Dirk Van Dessel
NOVEMBER 2007
Bij grote deba$en horen grote meningen. Op deze pagina’s biedt deWijzer daar de ruimte voor. Aan u het woord!
Aanpassen of opkrassen?
Normen en waarden. Na Nederland bepalen ze nu ook in België de politieke agenda. Zogenaamd zinloos geweld wordt probleemloos gekoppeld aan een gebrek aan normen en waarden. Het volk mort en de politiek beaamt: de bandeloosheid dient bestreden te worden. Allerhande goedbedoelde acties worden georganiseerd: van stille marsen tot affichecampagnes die mensen aanmanen tot respectvol gedrag. De vraag is echter of een normen- en waardendebat wel thuishoort op de politieke agenda. En of er überhaupt een probleem is met betrekking tot die normen en waarden.
dEWIJZER P. 12
Men spreekt over ‘normen en waarden’ alsof de twee begrippen een zelfde betekenis hebben. Dit lijkt een triviale opmerking, maar het is essentieel om het onderscheid tussen een norm en een waarde te bepalen. Eén van de redenen waarom het debat over normen en waarden vaak ontaardt in een dovemansgesprek is net omdat er geen onderscheid meer gemaakt wordt tussen beide. Het begrip waarde slaat op betekenis. Iets heeft waarde voor mij als het betekenis heeft. Iets heeft geen waarde als het geen betekenis heeft. Een norm heeft op zich weinig of niets met de ervaring van betekenis of zinvolheid te maken. Een norm is een bepaalde stand van zaken of een bepaald gedrag dat als norm-aal wordt ervaren. Die norm-aliteit wordt dan het richtsnoer om andere standen van zaken of gedragingen mee te beoordelen. De norm-aliteit hangt niet noodzakelijk vast aan zinvolheid. Ik vind
het bijvoorbeeld normaal dat ik met mes en vork eet en iemand die dat niet doet zal ik abnormaal vinden. Maar dat wil niet noodzakelijk zeggen dat ik het eten met mes en vork als waardevol beschouw. Het is gewoon norm-aal zonder meer. Het verschil tussen een norm en een waarde kan ook anders bekeken worden: waarden verwijzen naar het individu. De ervaring van zinvolheid is een ervaring die altijd van binnenuit komt. Het is een hoogst individuele ervaring. Niemand kan mij opleggen iets zinvol te vinden. Men kan mij hoogstens proberen te overtuigen. En ik zal pas echt overtuigd zijn indien ik een bepaald gegeven effectief als zinvol ervaar. Normen daarentegen houden steeds verband met een collectiviteit. Een norm komt van buitenaf. Ik, als individu kan geen norm uitvinden of opleggen in de strikte betekenis van het woord, net omdat een norm altijd vanuit het collectief ontstaat.
NOVEMBER 2007
Ik kan enkel normen passief verwerpen of aanvaarden. Maar het verwerpen of aanvaarden van een norm houdt toch in dat we ook een waarde of niet-waarde kunnen toekennen aan een norm? Zeker, maar die waarde is niet intrinsiek aan de norm. Ze verwijst doorgaans naar de waarde waar de norm een concrete veruitwendiging van is. Het eten met mes en vork is bijvoorbeeld op zich waardeloos. Maar ik kan het ook als een teken van beschaving beschouwen. Op dat moment wordt het eten met mes en vork geen waarde. Het blijft een norm, maar ze verwijst naar een waarde, naar iets dat ik als betekenisvol en zinvol ervaar: het beschaafd zijn. Op die manier zijn er natuurlijk veel normen die verwijzen naar waarden. Dat is ook de reden voor de begripsverwarring die ontstaan is. Het is belangrijk in te zien dat niet àlle normen naar waarden verwijzen (en omgekeerd). Vele normen zijn bijvoorbeeld simpelweg het gevolg van praktische overwegingen of copy-cat gedrag.
dEWIJZER P. 13
Een samenleving zonder waarden? Net omdat normen en waarden twee verschillende begrippen zijn, bestaat er niet zoiets als het normen- en waardendebat. In plaats daarvan dienen er twee vragen gesteld te worden: is er een waardenprobleem? Is er een normenprobleem? Laten we beginnen met het waardenprobleem. De vraag die hier aan de orde treedt, is of er wel een probleem is. Is het zo dat mensen te weinig oog hebben gekregen voor zinvolheid of de ‘diepere’ betekenis van dingen? De cultuurpessimist zal hierop volmondig ‘ja’ antwoorden. Hij zal bijvoorbeeld zeggen dat het huwelijk in een diepe crisis verkeert. Inderdaad, er zijn vele scheidingen en het lijkt erop dat het traditionele huwelijk niet de evidente keuze is van vele koppels. Hieruit kan dan geconcludeerd worden dat de waarde van het huwelijk aan verval onderhevig is. Wat de cultuurpessimist daarbij vergeet is dat het huwelijk geen waarde is maar een norm die hoogstens verwijst naar een waarde. Die waarde heet liefde, in de meest ruime betekenis van dat woord. Een huwelijk zonder liefde is waardeloos. Er bestaat een crisis omtrent de norm van
het huwelijk. Zeggen dat de waarde van liefde in een crisis verkeert, is een brug te ver. Liefde is nog altijd een waarde. Moest dit niet het geval zijn dan zouden er geen koppels meer zijn. Dan zouden er zelfs geen scheidingen zijn want scheidingen zijn op een negatieve manier een uiting van de waarde van liefde. Van hieruit komt ook de discussie en hysterie omtrent zinloos geweld in een ander daglicht te staan. Wijzen enkele doorgeslagen enkelingen of ontaarde caféruzies met dodelijke afloop erop dat er een gebrek aan waarden is in onze samenleving? Nee. De haast hysterische reacties op dergelijke gevallen in media, politiek en publiek wijzen eerder op een overwaardering van een geweldloze, vredevolle en vooral veilige samenleving. Er is niemand, maar dan ook niemand die dergelijke vormen van geweld uitdrukkelijk goedkeurt, zelfs de daders van de misdrijven niet. De crisis speelt zich hier opnieuw af, op vlak van de normen. Men stelt zich bijvoorbeeld de vraag of het norm-aal is dat jeugdige moordenaars zomaar, onder begeleiding, naar een voetbalmatch mogen gaan kijken? Of je nu positief of negatief antwoordt op dergelijke vraag,
NOVEMBER 2007
de waarde van waarop je je antwoord baseert zal dezelfde zijn: de opbouw van een veilige samenleving. Voor de één zal een strenge straf bijdragen tot die waarde, voor de ander niet. Net zoals de één het homohuwelijk zal afwijzen en de ander niet, hoewel beiden een zelfde waardering van liefde (kunnen) hebben.
Waardenhiërarchie en democratie Vele zogenaamde waardenconflicten zijn bij nader inzien conflicten omtrent normen. Aan één waarde kunnen nu eenmaal verschillende normen te beantwoorden. Maar hiermee is de kous natuurlijk niet af. Niet alle waardencoflicten zijn herleidbaar tot normenconflicten. Er bestaan wel degelijk ook waardenconflicten. En die reiken veel verder dan normenconflicten. Een waardenconflict is meestal een botsing tussen verschillende waardenhiërarchiën. Eén van de beste voorbeelden van hoe verschillende waardenhiërarchiën met elkaar kunnen botsen is het partijpolititieke landschap. Een partij is een partij omdat ze voor een bepaalde hiërarchie van waarden staat. Socialisten laten bijvoorbeeld het
dEWIJZER P. 14
sociale als waarde primeren, liberalen de vrijheid van het individu. Dat wil niet zeggen dat socialisten de vrijheid van het individu niet respecteren of, omgekeerd, dat liberalen geen belang hechten aan het sociale. Wel is het zo dat beide waarden een andere plaats innemen in de hiërarchie van waarden die de partij vooropstelt. Verschillen in waardenhiërachiën kunnen heel hardnekkige en uiterst moeilijk op te lossen conflicten zijn. Ze zijn eigenlijk niet oplosbaar. Dit hangt samen met het moeilijk uitspreekbare karakter van waarden. Maar dat is geen reden tot wanhoop of vertwijfeling. Voor onoplosbare problemen bestaan strategieën. Een strategie handhaven houdt niet het neutraliseren van het probleem in, wel het minimaliseren van het problematisch effect van het probleem waarbij men zich ten volle bewust blijft van het blijvend bestaan van dat probleem. De strategie voor het omgaan met waardenconflicten heet democratie. De democratie is het enige politieke systeem waarin verschillende waardenhiërchiën vreedzaam naast elkaar kunnen leven. De democratie is dus geen oplossing voor botsende waarden, maar het
is wel een remedie om ermee om te gaan. De democratie is de institutionalisering van het gegeven dat mensen elkaar geen waarden kunnen opleggen. Ik kan mijn buur bijvoorbeeld niet de betekenis die familiebanden voor mij hebben opleggen. Ik kan hem enkel proberen overtuigen van de waarde die familiebanden voor mij hebben. Maar om overtuigt te worden van de waarde van familiebanden zal mijn buurman die waarde moeten ervaren. Ik kan hem enkel de weg naar dat ervaren tonen. Niets meer. Bestaan er dan samenlevingen zonder waarden? Strikt genomen niet. Want een samenleving zonder waarden is geen samenleving: het is een oorlog. Op dit moment is Darfur bijvoorbeeld een gebied waar geen waarden zijn. In alle diepmenselijke ellende is een ervaring van betekenis of zinvolheid heel ver te zoeken. In de loopgraven, achter het prikkeldraad van kampen, in een door hongersnood geplaagd woestijngebied: daar liggen de samenlevingen met waardencrisissen. Vanuit enkele ongelukkige steekpartijen tot het besluit komen dat onze samenleving een gebrek aan waarden kent, is ronduit belachelijk.
NOVEMBER 2007
Wat is nog norm-aal? Vanuit deze analyse kunnen we twee punten opmerken waar het huidige (politieke) discours over normen en waarden in de fout gaat. Het eerste punt hebben we reeds vermeld: men schakelt normen en waarden aan elkaar gelijk alsof ze een zelfde betekenis hebben. Maar er is nog een tweede, veel crucialer punt: in het normen- en waardendiscours is ook een tendens aanwezig om één norm gelijk te stellen met éénn waarde. Wie dan een bepaalde norm niet respecteert wordt dan meteen ‘beschuldigd’ van het niet hebben van een bepaalde waarde. Vanuit conservatieve hoek hanteert men het argument van de ‘gemeenschap’ om dit standpunt te rechtvaardigen. De gemeenschap is dan het tovermiddel om één bepaalde norm gelijk te stellen met één bepaalde waarde. De gemeenschap en de traditie bepalen voor de conservatief wat (de) norm(-aal) is. Iedere waarde beantwoordt aan één norm en beide zijn ook volledig identiek met elkaar: liefde is huwelijk, seksualiteit is heteroseksualiteit, … Dergelijke gelijkschakelingen van één norm met één waarde zijn een belediging voor mensen die een bepaalde norm verwerpen, of niet anders kunnen dan hem te verwerpen. Zeggen dat homo’s niet normaal zijn wil, mits de gelijkschakeling van een norm
dEWIJZER P.X15
aan een waarde, evenveel zeggen als dat homoseksuelen de waarde van ware liefde, ware verbondenheid niet zouden kunnen ervaren. Het wordt zeker problematisch als de politiek dergelijke standpunten inneemt. En dat doet ze. Vooral dan met betrekking tot minderheidsgroepen. Het verbieden van hoofddoeken in scholen bijvoorbeeld komt neer op een belediging voor alle moslimvrouwen. Het is evenveel zeggen als dat moslims niet de waarde van vrouwelijkheid kunnen ervaren omdat ze er andere normen op nahouden om die vrouwelijkheid te veruitwendigen. Er zijn ook andere, meer banale voorbeelden. De heisa rond het verbieden van roken in openbare plaatsen getuigt van een zelfde mechanisme. Wie rookt in het bijzijn van anderen wordt algauw bestempeld als iemand die geen respect voor zijn omgeving én zichzelf heeft. Nochtans weet iedereen dat een roker niet noodzakelijk iemand is die geen (zelf)respect heeft. En toch vindt dat beeld meer en meer ingang waardoor een roker zich gestigmatiseerd en op de duur ook beledigd voelt. Deze voorbeelden maken duidelijk dat het normenen waardendebat uiteindelijk uitdraait op een kinderachtige betutteling van volwassen burgers. Camera’s, boetes en allerhande controlemechanismen worden opgevoerd om ons tot een zogenaamd goed leven
voor onszelf en onze medemens te bewegen. Het is bon ton geworden om weer culturele normen op te leggen, mensen te beschuldigen van wansmaak of erop te hameren dat mensen niet omkunnen met hun vrijheid. De vraag is natuurlijk waar je dergelijke evoluties laat eindigen. Als je ze doortrekt, lijken ze tot niet anders te kunnen leiden dan een lege, conformistische samenleving van nette burgermannetjes. Zo’n maatschappij staat volledig haaks op een waar(de)achtige zinsbeleving waarin de mens als een principieel zelfstandig wezen zijn eigen zingevingsproject kan uitwerken. Tegenstanders van deze visie zullen mijn visie als een verderfelijk en failliet verklaard individualisme en cultuurrelativisme verslijten. Helaas voor hen, dat is het net niet. Deze visie vertrekt juist vanuit een fundamenteel, democratisch geïnspireerd respect voor de eigenheid van iedere mens. Ze sluit gemeenschapsvorming geenszins uit, maar veronderstelt net een grote gemeenschapszin. Ik claim enkel dat gemeenschapsvorming niet mag primeren op de betekenisgeving van het individu. Want vanuit die betekenisgeving van het individu ontstaan net waarden. En uit iets niets anders. Thomas Decreus
NOVEMBER 2007
Wat is een filosofiestudent zonder de wereld? Volstrekt niets. Daarom zijn er heel wat Daseins die werkelijk inder-Welt gaan. Met vallen en opstaan, heimwee en ontdekkingsdrang gaan zij op verkenning in een heel andere wereld. Hieronder vindt u het verslag van één van deze moedigen die ofwel als buitenlander in Leuven is verzeild geraakt, ofwel een HIW’er die in het buitenland zit.
België bier bhv Een Nederlander komt in een Belgische kroeg, bestelt een bier en vraagt aan de barkeeper: “Wat kost het?” “Eén gulden vijftig”, zegt de barkeeper. “Wat? Eén gulden vijftig?” zegt de Nederlander. “Het glas zit bijna vol schuim!” “Even wachten,” zegt de barkeeper, “het wordt zo bier.” De Nederlander drinkt zijn biertje op en wil betalen. Hij legt één gulden op de bar. Waarop de barkeeper zegt: “Alle monniken, ik heb je toch gezegd dat het één gulden vijftig kost.” Zegt de man: “Als je nu even wacht, dan wordt het vanzelf één gulden vijftig.”
dEWIJZER P. 16
Heb ik het België-virus te pakken? Misschien. Immers, na een jaar filosofie te hebben gestudeerd in Leuven woon ik inmiddels in Antwerpen, voor nog een jaar België en een Master in de Journalistiek. Wat is dat met België? Zijn het de mensen? De taal? De wafels, de bonbons, het bier? Ik kan het moeilijk omschrijven, maar feit is dat ik het nog steeds erg naar mijn zin heb en dat terwijl ik vóór ik in Leuven aan het HIW studeerde eigenlijke bar weinig van België wist; ik wist zelfs (foei Fanny!) niet dat er een deel was dat Wallonië heette en een deel dat Vlaanderen heette. Ik was er welgeteld één keer geweest, en dat was in de auto op weg
naar Frankrijk. Mijn beeld van België bestond dan ook, vlug gezien vanuit de auto, uit grijze straten. Het leek me dan ook een vrij sombere plaats om te wonen en dit ondanks het feit dat de Belgen een leuke plaats hebben in de Nederlandse moppencollectie. Gelukkig deelt Vlaanderen zijn vrolijkste sterren graag met de Ne-
WAT IS DAT MET BELGIË? derlandse televisie (ik denk aan Urbanus, Samson en Gert, K3, Goedele Liekens, Clouseau en Bart Peeters), waardoor ik mij dan toch durfde in te schrijven aan de universiteit van Leuven. Gelukkig bleken de meeste Belgen die ik ontmoette “plezant” en bovendien erg amusant, hoewel ze meestal toch wel wat bedeesder waren dan pakweg Goedele (wiens nieuwe boek overigens zelfs voor Nederlandse begrippen vrij gewaagd is). De plezantheid van de Belgen heeft, zo ontdekte ik, een verband met de uitgesproken biercultuur. Nu moet ik eerlijk toegeven dat ik niet echt een bierkenner noch een grage bierdrinker ben, dus ik heb eigenlijk er weinig verstand van. Ik neem meestal gewoon het goedkoopste (ik ben immers een Nederlander), maar volgens mijn gulle vrienden die uit Ierland bij mij op bezoek kwamen, is het in Leuven geweldig bier drinken. Ze waren vooral onder de indruk van de vele verschillende soorten die verkrijgbaar waren, en één durfde zelfs te stellen dat Guinness kon niet tippen aan een Kriekje. Boeiende informatie, maar helaas mocht ik in ruil hiervoor het resultaat van de alle-soortenbier-proberen-avond ’s ochtends uit mijn tapijt schrobben. Ronduit lullig noem ik dat, maar volgens mijn Ierse vrienden, die prat gaan op hun eigen gastvrijheid, niet
NOVEMBER 2007
meer dan mijn taak als gastvrouw. Ik kan overigens zelf nogal slecht tegen alcohol. Zo slecht dat ik volgens mijn Vlaamse vriendin Nele “Hollander in het kwadraat” wordt van een teveel aan bier (extravert² = ongegeneerd + ongeremd + ladderzat + luidruchtig). Zowel logisch, sociologisch als taalkundig een goede vondst van Nele, wat mij op een volgend punt brengt: behalve dat de Belgen relatief veel Nobelprijswinnaars produceren en over bijzonder goed onderwijs beschikken, zijn Belgen erg goed in het verslaan van Nederlanders bij het Grote Dictee en Tien voor Taal. (Dit tot de frustratie van mijn grootouders, die elk jaar fanatiek pro-oranje voor de televisie zitten). Het is dan ook niet vreemd dat Bel-
DE PLEZANTHEID VAN BELGIË ZIT HEM IN DE BIERCULTUUR gen door hun nauwe contact met Frans en Engels en een misschien wel bier-geïnspireerde vindingrijkheid ook erg goed zijn in het verzinnen van nieuwe woorden. Ik moest best aan de Vlaamse woordenschat wennen toen ik net in Leuven was, en nog steeds heb ik wel eens dingen die ik niet versta, maar het is vooral erg leuk. “Kuisen” bijvoorbeeld, maakt schoonmaken een stuk exotischer, en “goesting” geeft net wat meer zin aan je zin. “Kot” tenslotte, is misschien wel het Vlaamse woord dat ik het meeste gebruik. Bij mijn eerste bezoek aan een “Belgische Dokter” vertelde hij mij hoe dat woord ontstaan was. Hij studeerde begin jaren zeventig in Leuven, net na de splitsing van Leuven en Louvain-la-Neuve. De Vlaamssprekenden studeerden toen “á coté”, aan “de andere kant”. Het schijnt niet zo gezellig te zijn geweest tussen de Franstaligen en de Nederlandstaligen, zelfs zo ongezellig dat Leuven nogal eens van zijn Fonske werd beroofd. Fonske, officieel Fons Sapientaie, de Bron van de Wijsheid. Fonske dronk de wijsheid met een biertje naar binnen. Na een kidnapping konden de Leuvense studenten hem terug vinden in Louvain-la-Neuve, met een bordje om zijn hals waarop stond: Fonske est en blocus (Fonske is aan het blokken). Opeens begreep ik dat hele gedoe over BrusselHalle-Vilvoorde een stuk beter. Tot ik de volgende dag de krant las en er niets meer
dEWIJZER P. 17
van snapte. Maar het schijnt dat ook de Belgen zelf die ervaring hebben. Zoals de historie van “kot” aantoont, doet de etymologie van woorden je meer van een land begrijpen. Wat ik echter nog niet uit woorden heb kunnen opmaken is waarom veel van de Belgische studenten die op kot gaan nog wel elk weekend naar huis blijven gaan; het is voor buitenlandse studenten een vreemde gewaarwording dat Leuven in het weekend gewoon leegloopt! Belgische studenten lijken te logeren in Leuven en wonen eigenlijk nog thuis – heel anders dan in Nederland waar je als je op kamers gaat ook echt uit huis gaat. Misschien is het ook vanwege deze situatie dat mijn kotbaas zo de behoefte voelde mij steeds te controleren. Mogelijk voelde hij zich verantwoordelijk aangezien ik in zijn huis “logeerde”, maar voor Nederlandse begrippen is dit nogal vreemd. Overigens geldt dit gelukkig niet voor alle kotbazen. Ik ken ook mensen die het treffen met hun Vlaamse kotbaas, en de kotmadam op de Oude Markt zit daar bijvoorbeeld maar gewoon leuk te zitten, en laat alles gelaten over zich heen gaan. Een vriend van mij heeft haar zelfs na zes pintjes eens mogen zoenen. Wat mij opviel aan Belgen is dat ze meer “laisser faire” zijn dan Nederlanders. Nederlanders hebben het nogal moeilijk met zich te ontspannen; er hangt altijd iets in de lucht van “er moet nog iets gebeuren”. Waarschijnlijk heeft het nog altijd te maken met de naweeën van het protestantisme in Nederland, maar dat te weten, maakt het er natuurlijk niet relaxter op. In het nog altijd van katholicisme doordrongen België is het leven minder
GOESTING GEEFT NET WAT MEER ZIN AAN JE ZIN hectisch. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld ook voor Ierland, waar ik vier jaar gewoond heb. België en Ierland hebben overigens nogal wat gemeen. Naast hun katholieke inslag drinken de Ieren net zo graag bier als de Belgen, bestaat ook dat land uit twee delen, en kent het officieel twee talen. Het is hier niet de plaats om hele verhandelingen over de Ierse politiek te beschrijven, maar ze wordt gekleurd (en soms geteisterd) door de tweedeling
van het land zo’n honderd jaar geleden. Het is momenteel 168 dagen geleden dat men begon met de kabinetsformatie, wat neerkomt op 168 vergaderingen over BHV. Eén van de Nederlandse vooroordelen over Belgen zijn dat ze niet snel actie lijken te ondernemen. Ik denk niet, zoals de vele Belgenmoppen, dat dit komt doordat Belgen lui zijn. Het tegendeel is waar; mijn kotmadam kwam bijvoorbeeld elke week kuisen, en dan kon je van de grond eten. En op het HIW moest er echt wel flink geblokt worden voor de examens (in elk geval veel meer dan in Nederland zou moeten). Luiheid is het probleem dus niet voor de BHV-onderhandelaars. (Tenzij de Vlamingen het willen wijten aan de zogenaamd eeuwig stempelende Wallo-niërs, maar zo kun je wederzijds wel even doorgaan). Misschien is het simpelweg dat de Belgen onder invloed van Europa en een protestante werkethiek de eigen cultuur een beetje vergeten zijn. Misschien moeten Belgen in plaats van te onderhandelen iets anders doen. Bier drinken, bijvoorbeeld. “Niets verenigt dit land meer dan zijn liefde voor het bier,’’ staat in het boek Grote Belgische Bieren. Als het er na 168 dagen aan de toog niet beter op wordt, dan zal het, op z’n Nederlands gezegd, in elk geval “hartstikke gezellig” geweest zijn. Fanny De Groot
NOVEMBER 2007
De mens staat niet stil. Hij denkt, schrij%, filmt, musiceert etc. We zijn met andere woorden cultuurbeesten. Het Kritieke Woord helpt de zoekende mens. Deze rubriek neemt naast het nieuwe ook het oude onder de loep. Telkens wordt een werk of uitvoerder uit de film-, literatuur- en muziekindustrie behandeld.
Het weg willen en terug komen bij Felix Van Groeningen Felix Van Groeningen studeerde in 2000 af aan het KASK te Gent in de audiovisuele kunsten. Zeven jaar later, en die jaren mogen “zeven vette jaren” genoemd worden, staat hij voor de aanvang van zijn derde langspeelfilm. “De helaasheid der dingen”, de succesvolle roman van Dimitri Verhulst, zal dit najaar verfilmd worden en wordt volgend jaar in de zalen verwacht.
niet zo goed of wil het alleszins nog niet toegeven. Waar de verhaallijn tekort zou schieten voor de liefhebbers van mysterieuze complottheoriëen is er nog steeds de prachtige regie. In zijn debuut wil Van Groeningen duidelijk laten zien wat hij in z’n mars heeft als regisseur. Daar mogen we blij om zijn. Het resulteert in prachtig gekadreerde shots, lekker korrelige beelden en fijn gespeel met het tijdsverloop. Daar bovenop is er de geweldige
Van Groeningens eerste langspeler “Steve + Sky” ving aan in 2001. Het was Dirk Impens die hem voorstelde om een langspeelfilm te draaien, Dirk Impens was tevens de begeleider van Van Groeningens eindwerk aan het KASK. Kortfilms als “50cc” (waarvan een stukje te bewonderen valt op de site van het KASK) en “Truth or dare” doen waarschijnlijk niet meteen een belletje rinkelen. Ook de theaterstukken “Best of” en “Discotheque” zijn relatief onbekend. “Steve + Sky” betekende de grote doorbraak voor Van Groeningen. De kans die hij geboden kreeg greep hij met beide handen.
muziekkeuze in de film. Regionaal verantwoord aspect: Soulwax stak hier een handje toe.
Steve + Sky
Dagen zonder lief
Het verhaal speelt zich af in de buurt van de Kortrijksesteenweg, regio Gent. Sky, een jonge prostituee die wil kappen met haar huidige leven, en Steve, een gevangene die zijn straf net heeft uitgezeten, ontmoeten elkaar in de club van Jean-Claude. Een ontmoeting met verstrekkende gevolgen voor beiden. Sky is tot over haar oren verliefd, Steve die net hetzelfde ervaart, beseft het nog
“ ‘Steve + Sky’ ging over weg willen, terwijl ‘Dagen zonder lief’ het heeft over terugkomen”, zegt Van Groeningen zelf. Maar inderdaad, de personages uit “Dagen zonder lief” willen óók weg. Zij willen weg van het heden, naar een andere toekomst of een verleden, maar alleszins weg. Maar uiteindelijk komen zij tot het besef dat het verleden écht voorbij is en dat de toekomst vaster
dEWIJZER P. 18
ligt dan zij hoopten. Was “Steve + Sky” een zeer mooi en sterk geregisseerde film dan is “Dagen zonder lief” veel realistischer in beeld gebracht en draait alles meer rond het verhaal. Weerkerend aspect is de manier van werken. Het script wordt helemaal opgebouwd op basis van improvisaties met de acteurs. De dialogen en de personages komen dan ook zeer naturel over. De acteurs zijn eerder onbekend. Dit heeft als voordeel dat je niet het gevoel krijgt naar de zoveelste Vlaamse film te zitten kijken. Iemand als Titus De Voogdt (Steve) of Jeroen Perceval (Frederic in “Dagen zonder lief”) zijn mooie voorbeelden hiervan. Relatief onbekende acteurs die hun kans krijgen naast de canon van ons Vlaamse acteurscorps. De helaasheid der dingen Wat mogen we nu verwachten van de volgende langspeler? Wat we al weten is dat de producent opnieuw Dirk Impens zal zijn van productiehuis Menuet. En dat de uitzendrechten voor televisie zijn opgekocht door de Vlaamse Media Maatschappij. Dit wil zeggen dat wie niet naar de bioscoop wenst te gaan voor de “Helaasheid der dingen” de film zal kunnen bewonderen op VTM. De auteur van het boek zelf liet al weten dat hij niet veel inspraak eist. Enkele verkennende gesprekjes met de regisseur moeten volstaan. Wij kijken er alvast naar uit!! Bart Scholiers
NOVEMBER 2007
Een cursus in openingszinnen door GAbriel Marquez “Op de dag dat ze hem zouden doden, stond Santiago Nasar om 5 uur 30 ‘s morgens op om de komst van de boot, waarmee de bisschop zou arriveren, af te wachten.” Je hebt openingszinnen en je hebt Openingszinnen Die De Geschiedenis Ingaan, en tot die laatste categorie mag men bovenstaande frase best rekenen. Het zijn de woorden waarmee Gabriel Garcia Marquez in 1981 zijn roman Kroniek Van Een Aangekondigde Dood inzet en die meteen de toon zetten voor de rest van het boek. Het is mede voor een parel als deze dat Marquez in 1982 de Nobelprijs Literatuur krijgt. Andere veelvuldig geroemde werken van zijn hand zijn 100 Jaar Eenzaamheid, Liefde In Tijden Van Cholera en Over De Liefde En Andere Duivels. Kroniek Van Een Aangekondigde Dood is minder bekend, en dit geheel ten onrechte, want nergens anders slaagt Marquez erin
dEWIJZER P. 19
zo diep af te dalen in de menselijke ziel. Nergens anders legt Marquez zo feilloos de mechanismen van het denken bloot. In die eerste zin, die meteen z’n stempel drukt op het ganse verhaal, wordt in één moeite het onafwendbare noodlot van de brave dorpeling Santiago Nasar geschetst. Een noodlot waar hij, alle moeite van de andere dorpelingen ten spijt, niet aan onderuit komt; Santiago Nasar is in dit verhaal de verpersoonlijking van het determenisme. Zowat het halve ZuidAmerikaanse dorp waarin het verhaal zich afspeelt, is op de hoogte van de vergeldinsplannen van Pedro en Pablo Vicario, de beide broers van het vermeende verkrachte meisje. Zowat iedereen tracht hen tegen te houden of Nasar op de hoogte te brengen, maar Marquez, de gebroeders, en het noodlot zijn onverbiddelijk. Een vreemde situatie, temeer omdat je, hoewel reeds in die eerste legendarische
openingszin de uitkomst van de som aangereikt wordt, de hele sage uit wil zitten. In de stijl waarvoor hij terecht gelauwerd wordt vertelt Marquez op een rustige, maar nooit vervelende wijze het verhaal van een groot drama in een klein dorp. Hij oordeelt niet, hij neemt de rol van rechter niet aan, hij duid zelfs niet aan waar het misliep. Hij beschrijft. En zelfs dat doet hij uiterst zacht, want nergens in het boek kan een duidelijk causaal verband aangetoond worden tussen Santiago Nasar en de verkrachting van Pura Vicario. Toeval of determinisme? Feit is dat Gabriel Garcia Marquez er in een dikke honderd pagina’s in slaagt een van de meest intrigerende personages uit de Zuid-Amerikaanse literatuur om te brengen. Dat zullen wij hem nooit vergeven. Om zijn vertelkunst blijven wij hem echter eeuwig dankbaar. Johannes Van De Walle
NOVEMBER 2007
Battles speelt het depot plat
Na geslaagde passages eerder dit jaar in de AB en (vooral) op Pukkelpop kwam Battles terug naar België voor een concert in een voor de gelegenheid uitverkochte Depot. Op twaalf oktober jongstleden stonden wij dan ook klaar voor een hopelijk spetterend optreden. Battles maakt mathematische progrock. Dat is tenminste de meest gangbare term om hun muziek te omschrijven. Voor de mensen die nu luidop “?!?HUH?!?” roepen; u stelt zich dat het best voor als een soort ritmisch vraag en antwoord spelletje tussen bas, gitaren, synths en de altijd vervormde zang, dit alles in toom gehouden door de constante drum van John Stanier (ex Helmet, ex-Tomahawk). Hij wisselt in één track meer van ritme dan de gemiddelde rockdrummer op een volledig album. Op plaat klinkt dat intrigerend en complex, live altijd overweldigend (luid) en vaak zelf uiterst dansbaar. Neem nu het liedje ‘Atlas’ dat door de mokerende drums en de grappige elfenstemmetjes de kans heeft om uit te groeien tot een bom van een danstrack. Het blijft wachten op de eerste dj die de moed heeft om het in zijn set te verwerken, maar effect gegarandeerd: zo ging in pukkelpop het dak van de club er bijna af. Maar terug naar Het Depot. Het grote verschil met een uitverkochte depot en pakweg een bomvolle club op Pukkelpop is
dEWIJZER P. 20
dat zelfs wanneer het depot uitverkocht is, de zaal er nog half leeg bij lijkt te liggen. Dit heeft natuurlijk alles te maken met het feit dat de helft van de zaal uit zitplaatsen bestaat, maar het zorgt toch ongewild voor een totaal ander effect. Waar bij vorige Battles-concerten het publiek af en toe uitbundig begon mee te moshen, was dit een meer relaxt concert. Er werd wel wat bewogen en enkele moedigen waagden zich zelfs aan een dansje, maar er werd toch vooral geluisterd. Gelukkig zat het geluid dan ook goed.
Hoewel Het Depot van nature een wat galmende zaal is (er wordt aan gewerkt, werd mij onlangs verzekerd) had het concert daar op geen enkel moment last van. Integendeel, de geluidsmix klonk geweldig, hetgeen prachtig tot uiting kwam in mooie versies van ‘Leyendecker’ en vooral ‘Race: in’. Nog belangrijker: het was verdomd luid. Niet zo luid dat de oren er pijn van deden, maar toch luid genoeg om maag en darmen mee te voelen trillen met elke ritmeverandering. Het concert zelf mocht er ook wel wezen. Na een valse start in het trage openingsnummer waar de groep door een gesprongen snaar van gitarist Tyondai Brax-
ton even het noorden kwijt leek, ging het niveau alleen maar omhoog. We kregen een huppelend ‘Tonto’, een bloedmooi ‘Leyendecker’, en een nog mooier ‘Race: in’, waar de vocalen bijna letterlijk door de zaal zweefden. Hoogtepunt van elk Battles concert blijft echter ‘Atlas’, dat live dan misschien minder mathematisch klinkt, maar wel zoveel funkier en vuiler! Dit komt het lied alleen maar ten goede. Na ‘Atlas’ zakte het concert even in, maar niet voor lang. Er werd lustig verder gehamerd op drums, keyboards en gitaren. En of u het resultaat nu begreep of niet, aangrijpend was het zeker. Zo werd het publiek in de greep gehouden tot en met de trage slow jam bis waar Stanier op zijn knieën zat te drummen en de groep traag het einde naderde. Kortweg kwam het hierop neer: Battles was minder overweldigend dan op Pukkelpop, maar toch nog altijd beter dan driekwart van de andere live optredens. Voor zij die het gemist hebben, maak die fout geen tweede keer!! Pieter Goubert Meer info over Battles vindt u op de website van de groep www.bttles.com, hun myspace http://www.myspace.com/battlestheband of zelfs op wikipedia. Battles bracht eerder dit jaar zijn debuut album uit, ‘Mirrored’ genaamd. U had het eigenlijk al moeten hebben. Play it loud!
NOVEMBER 2007
Het HIW is een bakermat van nieuwe gezegden, fantastische uitspraken en schi$erende oneliners. In deze rubriek serveren we u enkele van de uitspraken van onze proffen die getuigen van puur intellect. Hier zijn de citaten à gogo!
“Systemen van baarmoederachtigheid” (De Dijn) Burms
Vandevelde
“Vrede tussen naties, vrede in menselijke relaties, vrede binnen de cultuur … Allemaal onzin natuurlijk.”
“Laten sterven is minder erg dan doden.” Pattyn “Degenen die het slechtste af zijn, zijn gehandicapten en tennisspelers.”
“Bij Kant geen gevoelens.”
Cruysberghs
Moors
“Rek voor deze les het academisch kwartiertje maar uit tot een academisch halfuurtje.”
“Er zullen wel links naar rechts zijn.”
“De verheerlijking van het utopische is een vergissing van onze cultuur.”
Cloots “Een koe kan ook aan wetenschap doen.” “In het begin van het christendom was er een strijd tussen Petrus en Paulus. Moest een christen eerst jood zijn of niet? Moest je besneden zijn om christen te worden? Maar goed dat Paulus heeft gewonnen.” “We trekken meer op bloemen dan we denken. We komen er niet alleen uit.”
“HET ACADEMISCHE HALFUURTJE” (CRUYSBERGHS) Cloots “Filosofie moet nederig zijn.” vs. Steel “Filosofie is verschrikkelijk pretentieus.”
Vergauwen “Barbara bekt lekker.” “Voor deze streep heb ik nog niet genoeg gedronken.” (Hij trok een verticale streep [-] en die streep (Sheffer) moest schuin zijn [/]. )
dEWIJZER P. 21
“Derrida, dat was een kwibus.”
“De religieuze saus.” “Ik noem deze bank voortaan Piet.” “In een debat moet je schandaliseren, anders is het niet meer leuk. Ik heb dan ook gezegd dat ik begrip heb voor Dutroux.”
“De existentialisten zeggen: ‘Maar Descartes is zo cartesiaans…’”
“BARBARA BEKT LEKKER” (VERGAUWEN)
“Een bioloog is niet geïnteresseerd in Streepje, mijn poes.”
Moyaert
De Dijn
“Alleen wie je kan liefhebben, kan je ook haten. Ik kan jullie dus niet liefhebben. We zijn dan ook nog maar drie weken ver in het academiejaar.”
“Je hebt altijd een alien nodig om te weten wat er gebeurt.” “Er kunnen systemen van baarmoederachtigheid bestaan.” “In de Renaissance zijn er te veel zotte kuren gebeurd.”
Met bijdragen van: Gert Meyers, Bart Scholiers en Wannes Van Herck. Inzen-dingen zijn altijd welkom! Gewoon een mailtje sturen naar
[email protected] of aan Wannes of Thomas geven.
“Ik heb de pre-moderne tijd nog meegemaakt.” “Gaan vissen is alles tegelijk: religie, kunst, politiek, wetenschap etcetera.” “Alle goede filosofen lijken allemaal ineens dood te gaan.”
NOVEMBER 2007
In het wilde studentenleven moet men u wegwijs maken. Anders loop je hopeloos verloren tussen de honderden cantussen, duizenden café’s en al het ander verderfelijke studentenvermaak. In deze zedenverwilderde brei is het NFK de enige garantie voor degelijk leedvermaak. Het NFK kondigt aan.
Weg met buispunten ? ! MA 12/11 Na lang wachten is het dan eindelijk zover. Onze eerste FILOSOFIECANTUS is er! Je bent al welkom vanaf 21 uur boven in het zaaltje van de Ambiorix op de Oude Markt om je in te schrijven, codex te kopen, plaats te nemen enzovoort. Zo kunnen we zeker om 21.30 uur beginnen. Een biercantus kost € 10 en voor wie water drinkt is het € 3. Wie nog geen codex heeft, kan er een exemplaar aankopen voor € 10. Dus, kom maar af met: veel dorst, een geledigde blaas (geloof mij, dat is noodzakelijk) en veel enthousiasme en zin om te zingen, want een filosofiecantus is een heus feestje! DI 13/11 Voor zij die nog dorst hebben of gewoon de roddels van de voorbije avond willen weten: FAKBAR in de Charlatan! WOE 14/11 FILM @ MSI 01.16 om 20.15 uur! Zo kunnen de mensen die tot acht uur les hebben nog zeker genieten van de hele film. De film van deze week is ons ooit eens in een les metafysica aangeraden en is genaamd “Het offer”. Alexander, een voormalig theateracteur, viert zijn verjaardag op het verlaten landgoed van zijn familie. Tezamen met zijn vrienden lijkt hij een doodnormale dag tegemoet te gaan in het mooie, rustieke huis en de omringende grasvelden. Er wordt gepraat, gelachen, nagedacht. Een bevriende postbode komt langs met een cadeautje, Alexander maakt met zijn doofstomme neefje een wandelingetje in de boomgaard, er worden herinneringen bovengehaald, enz... De dag ontvouwt zich als een rustige droom totdat een televisiejournaal het onafwendbare noodlot aankondigt: een nucleaire ramp die het leven op aarde in één slag zal vernietigen. In een daad van wanhoop - of is het hoop? - maakt Alexander een belofte aan god: hij is bereidt alles wat hem dierbaar is op te geven, in ruil voor het afwenden van de ramp. Wanneer hij de volgende dag ontwaakt lijkt het leven terug zijn normale gangetje te gaan. Zijn vrienden en familie schijnen zelfs niet meer op de hoogte te zijn van het nakende gevaar van de vorige dag. Maar Alexander, verteerd door twijfel en doodsangst, houdt zijn belofte... met alle desastreuze gevolgen van dien … Het Offer, Tarkovski’s laatste film, is een traag voortkabbelend meesterwerk met sterk poëtische inslag, die zich in het geheugen zal nestelen van iedere rechtgeaarde cinefiel. Op technisch vlak is deze film uitstekende afgewerkt, met een quasi foutloze beelden geluidskwaliteit. DO 15/11 OPEN DEBAT: WEG MET BUISPUNTEN?! Om 20.00 uur in lokaal A in het HIW. Komt allen daarheen! Het gaat over uw toekomst. Of alleszins over die van de studenten die u zullen opvolgen. En aangezien u allen geweldig sympathieke altruïsten bent, vindt u dat minstens even belangrijk. Het belangrijkste punt van discussie is of u voor of tegen deliberaties (buispunten) bent. Deze discussie duikt nu op omdat het onderwijssysteem binnenkort gaat veranderen. Het jaarsysteem wordt afgeschaft, en nog veel meer. Daardoor worden ook deliberaties in vraag gesteld. Het debat zal kort ingeleid worden om u hopelijk het nieuwe systeem een beetje te verduidelijken, waarna u naar hartelust argumenten voor en tegen te berde kan brengen. Indien nodig zal er ook een stemming volgen. VRIJ 16/11 Om gezellig te bekomen van alweer een spetterende week: BROODMAALTIJD, 13 uur, lounge.
Met bijdragen van Inès De Meirsman en Mathias Balcaen
dEWIJZER P. 22
NOVEMBER 2007