INTERPROFESSIONELE SAMENWERKING WORKSHOP IN HET KADER VAN DE REFEREERAVOND VAN HET LECTORAAT INTEGRAAL JEUGDBELEID Donderdag 11 september 2008-09-11 Willem Hollewand
INTERPROFESSIONELE SAMENWERKING WORKSHOP IN HET KADER VAN DE REFEREERAVOND VAN HET LECTORAAT INTEGRAAL JEUGDBELEID Donderdag 11 september 2008-09-11
Willem Hollewand 1. Kenniskringlid lectoraat Integraal Jeugdbeleid (PA en Sociale Studies) 2. Docent PA, o.a. van de minor integraal jeugdbeleid (1/2 jaar studie) (PA, SPH, MWD, Verpleegkunde, Sportstudies: gastdocenten welkom) 3. Onderzoek, op initiatief van NJI (Nederlands Jeugd Instituut, voormalig NIZW)
Inhoud van de workshop 1. 2. 3. 4.
Context van het lectoraat Onderzoek Professionalisering in de Brede School Methode en eerste resultaten NJI-onderzoek Mogelijk vervolg A: de T-professional en het referentiekader voor zijn professionaliteit 5. Mogelijk vervolg B: de locale aanpak
Doelen van de workshop: • • •
Brengen van vergaarde kennis en inzichten Halen van kritische kanttekeningen, ideeën en suggesties Bevorderen van een onderzoekende houding
Doelstelling lectoraat, kenniskring, minor en refereeravond, o.a. Bevorderen van een onderzoekende houding: (mogelijk ook gewenst voor professionals in brede scholen?)
ONDERZOEKENDE HOUDING / BELANGSTELLING VOOR ONDERZOEK BASISHOUDING
VRAGENDE HOUDING
Interesse in kinderen, onderwijs en zorg
fundament van het beroep idealen
Kwaliteitsbesef + verbeterwens
verantw.heidsgevoel verantwoording afleggen zorgvuldigheid
Lerende houding
actief op zoek gaan naar informatie (van collega’s, uit onderzoek, etc.) bereid zijn tot experiment bereid zijn tot veranderen waarom, waardoor, hoezo nieuwsgierigheid observatie positieve twijfel
Ter discussie stellen, vragen:
Kritische blik
DOOR DENKEN
COMMUNICA-TIEVE OPSTELLING
Buiten begane paden treden
naar jezelf naar collega’s naar informatie naar vanzelfsprekendheden naar politiek naar onderzoek naar vakliteratuur naar persberichten out of the box origineel vernieuwend creatief
Inventief / ontwerpen / ondernemen Receptief
voorstellingsvermogen: doel- en procesgericht actief luisteren naar kinderen en ouders collega’s, onderzoekers open stellen voor andere (beroeps)opvattingen
Productief
ideeën ter discussie stellen willen delen
1. CONTEXT VAN HET LECTORAAT
Hoofddoel van het lectoraat IJB: “Bevorderen van ontwikkelingskansen voor alle kinderen vanuit hun leefwereld opdat ze nieuwe deelnemers worden in een bestaande wereld.” (Hannah Arendt) Enkele contextfactoren: • Maatschappelijke context (bijv. Rouvoet, ministerie voor jeugd en gezin, zorgen over jeugd en integraal jeugdbeleid) • HBO meer samenwerkingsgericht (bedrijfsleven, maatschapp. organisaties, MBO) • HBO meer onderzoeksgericht (lectoraten, scholing docenten en studenten: zie schema hiervoor: bevordering van een onderzoekende houding) Illustratie: thema’s van de refereeravond: • Geintegreerd curriculum • CJG • Family Learning • Ouderbetrokkenheid • Integraal kindcentrum • Interprofessionele samenwerking (“Je redt het niet meer in je eentje”) Doelen van het lectoraat: “Is een kennisinstelling die professionals opleidt en die de opleiding wil verbeteren door het verrichten van praktijkgericht onderzoek en innovaties die van waarde zijn voor de praktijk. Het gaat ons dus om kennis die bijdraagt aan beter weten welk samenhangend aanbod kinderen nodig hebben zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen.” Domein: Integraal jeugdbeleid –de vensterschool als portaal Horizontaal organiseren met nieuwe infrastructuren als brede scholen en CJG’s Uitvoeringsinstrument: Brede school en sinds kort ook Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) Focus van het (voor)onderzoek NJI: Brede school: zie uitwerking verderop Centra voor Jeugd en gezin: Een loket voor opvoed- en opgroeivragen voor ouders en jeugdigen. Landelijk voorgeschreven aan de gemeenten (Rouvoet, in het kader van de jeugdzorgketen). Veel diversiteit bij de plaatselijke invulling. Nu nog vooral gericht op jongere kinderen (tot 12 jaar) en op zorg, meer dan op preventie. Belangrijke brede-school-partner4. NB!!: Ontwikkelingsadviezen voor CJG’s van respondenten uit onderzoek (Anita Schnieders, andere workshop): • Leer van elkaar • Probeer te werken vanuit een gezamenlijke visie op opvoeding en ontwikkeling • Investeer in professionals: zij bepalen de kwaliteit van de uitvoering
2. NJI-ONDERZOEK PROFESSIONALISERING IN DE BREDE SCHOOL (in ontwikkeling)
NJI-onderzoek: “Professionalisering in de brede school - tendenzen en kwesties: verkennende notitie-“ (NJI 2007)
(in ontwikkeling)
Motto van het onderzoek: Ongenuanceerd geformuleerd: Het elan verdwijnt uit de ontwikkeling van de brede school, terwijl het belang van bredeschool-samenwerking meer dan ooit wordt onderschreven. Zou dit te maken kunnen hebben met lacunes in de professionaliteit en professionalisering van de professionals (uitvoerders en managers) Zo ja, wat kunnen we daar dan aan doen?
Uitgangspunt: algemene doel van de brede school: Bevorderen van de ontwikkelingskansen van jeugdigen via goede samenwerking tussen school en andere instellingen of mensen uit de omgeving. Kernvraag: Welke kwaliteiten moet die samenwerking dan hebben wil zij inderdaad bijdragen aan de ontwikkelingskansen van jeugdigen? Aanleiding: In het coalitieaccoord (feb 2007) van de huidige regering is opgenomen dat het concept van de brede school gestimuleerd zal worden. In een expertmeeting van de Interdepartementale Stuurgroep 0-12 is “het stimuleren van professionele ontwikkeling” met stip genoemd als landelijk aangrijpingspunt.
Hoofdkwesties: • “De brede school als beroepspraktijk (en het leren, de kennisontwikkeling daarover) is meestal nog niet erg ver ontwikkeld: noch in het veld, noch in de opleidingen. Daarom is het de te belangrijker om van beide kanten een gezamenlijke slag te maken. Daarbij moet bredeschoolexpertise zowel intersectoraal, als in de eigen sector ontwikkeld worden.” •
Tot dusver zijn er nooit speciale stimuleringsregelingen geweest om de inhoudelijke ambitie (bevorderen ontwikkelingskansen van jeugdigen) waar te maken (wel investeringen in gebouwen en dagarrangementen)
•
In alle relevante opleideidingsprofielen is de samenwerkingscompetentie opgenomen, maar doorgaans zwak uitgewerkt.
•
Er zijn cultuur- en faseverschillen in de ontwikkeling de competentie interprofessionele samenwerking bij de diverse disciplines en beroepsgroepen
•
Conclusie: daarom stagneert de brede-schoolontwikkeling als men expertiseontwikkeling alleen aan de diverse beroepsgroepen en opleidingen overlaat. Stimuli van overheidswege zijn nodig om dit stagnerend effect te doorbreken.
TERZIJDE: Twee thema’s staan hierbij centraal: Brede School en Professionalisering. Geen eenduidige begrippen. Een korte beschrijving en enkele kanttekeningen daarbij zijn noodzakelijk voor het begrip van de insteek van het onderzoek: Brede School: “Een brede school is een samenhangend netwerk van toegankelijke voorzieningen voor kinderen, ouders en buurt met de school als middelpunt. Het gaat om structurele samenwerking tussen de school of een scholencomplex en een of meer instellingen voor kinderopvang, welzijnswerk, jeugdzorg, cultuur en/of sport. Er waren in 2007 bijna 1000 brede scholen in Nederland. Dat betekent dat 1 op de 7 basisscholen een brede school is. Iets minder dan de helft van de brede scholen is in een multifunctionele accommodatie gevestigd. De doelstelling van de brede school is in de eerste plaats het vergroten van ontwikkelingskansen voor kinderen. Brede scholen zijn vooral in achterstandswijken ontstaan. Het bieden van dagarrangementen voor kinderen is in de loop van de tijd eveneens een belangrijke doelstelling geworden. Daarom zijn er nu brede scholen in alle wijken.” (Schreuder, Valkestijn en Mewissen, “School met 5 O’s”, SWP Amsterdam 2008) Globaal zijn de doelen van de brede school wel gemeengoed. De samenwerkingsambities (Sardes en NIZW, 2006) lopen uiteen: • Face to face (eigen activiteiten met organisatorische afstemming) • Hand in hand (eigen ontwikkelingsdoelen voor jeugdigen met onderlinge overdracht en afstemming) • Cheek to cheek (gezamenlijke ontwikkelingsdoelen, eigen en gezamenlijke activiteiten in doorgaande lijn) Deze ambities zijn bepalend voor de organisatie. Bijvoorbeeld alleen een coordinator of ook inhoudelijke afstemming en innovatieve samenwerking tussen zowel managers als professionals. Binnen een brede school bestaat niet altijd eenduidigheid over het gewenste en haalbare ambitieniveau Ambitie--------organisatie----------professionele eisen (m.n samenwerking) Kanttekeningen: • Sterke toename te verwachten (nota Dijksma “Scholen voor morgen”) • Proces, op weg naar integraal kindcentrum (“kinderacademie”). • Grote diversiteit in brede scholen • Verschillende namen • Sterke fase- en cultuurverschillenen (bijvoorbeeld Vensterschool Groningen is de fase van de projectorganisatie voorbij • Wel of geen pedagogische visie • Smalle (school, peuterspeelzaal, opvang, welzijn) of brede brede scholen • (Grote) stad of platteland • PO of VO • Enz.
Professionalisering: • In de opleiding, ter voorbereiding op het beroep (hierbij worden competentiesets gehanteerd die ontleend zijn aan “de professie”, bijvoorbeeld de SBL-competenties voor de leraar PO) • De ontwikkeling van het beroep (de status van de professie) (professionals zelf bepalen de eisen waaraan men moet voldoen om zich te kwalificeren voor de beroepsuitoefening) • De ontwikkeling van de professionals die erin werkzaam zijn (via na- en bijscholing jezelf ontwikkelen in het beroep) De professionaliseringsparadox Het brede-schoolconcept veronderstelt dat verschillende soorten professionals hun deskundigheden in samenwerking verbinden. Betekent dat dat zij hun eigen professionaliteit behouden, of aanpassen, of beter: aansluiten, of gezamenlijk een soort intersectorale of interprofessionele professionaliteit zouden moeten ontwikkelen? Kernwoord: samensmeden Het professionaliteitsconcept wringt in zekere zin met het bredeschoolconcept. De professional wil zijn beroep status verlenen en beschermen tegen ongekwalificeerde beoefening. Hij heeft belang bij scherp omschreven deskundigheidseisen en zo mogelijk formele certificering. Dit is een proces van in- en uitsluiting. Hij claimt eigen specialistische expertise, te ontwikkelen in eigen, aparte structuren per discipline (Van Oenen, Van der Zwaard en Huisman 1999) Kernwoord: in/uitsluiting. De brede school daarentegen wil verbinding van tot dusverre apart ontwikkelde beroepsdomeinen, specialismen en structuren. Professionals verantwoorden zich tot nu toe in het licht van hun eigen beroepscompetenties. De brede school vraagt eigenlijk om een meervoudige verantwoording en daarmee om nieuwe afspraken over (kwaliteits)verantwoording en daarmee verbonden professionaliteitscriteria.
Kanttekeningen: • Elke professie kent zijn eígen begrippenkader, onderschéidend van die van anderen • Er zijn status- en beloningsverschillen tussen professionals die in de keten samenwerken met vergelijkbare verantwoordelijkheden (MBO en HBO) • In “combinatiefuncties” wordt het verbinden van werkzaamheden toegeschoven aan lager gekwalificeerden door hoger gekwalificeerden die zelf “apart” blijven werken • Welzijnsberoepen ontwikkelen zich al een tijd lang tot zeer open beroepen, gericht op verbinding met andere sectoren • Daartegenover staat de roep om re-professionalisering: “geef de professional de zeggenschap over zijn beroep terug” TERUG NAAR DE HOOFDLIJN VAN HET ONDERZOEK
3. METHODE EN EERSTE RESULTATEN NJI-ONDERZOEK
Hoofdvragen bij het oriënterende onderzoek van het NJI: •
• • • •
Welke deskundigheden van professionals, managers en coördinatoren zijn er nodig om in brede-schoolverband met jeugdigen aan hun ontwikkeling te werken en de omgeving daarbij te betrekken? Hoe kunnen deze deskundigheden het beste worden opgebouwd? Wat gebeurt daar al aan en wat moet nog ontwikkeld worden? In welke verbanden gebeurt dat of zou het moeten gebeuren? Wat zijn bij dit alles prioriteiten?
Het NJI heeft verkend: • hoe we met deze set vragen het beste aan de slag kunnen • wie daaraan welke bijdrage kan leveren • wanneer daarmee te beginnen Voorlopig 3 resultaten van het inventariserende vooronderzoek: Resultaat A:
“Kanttekeningen bij Brede School en Professionalisering (zie hiervoor)
Resultaat B:
Een inventarisatie van het aanbod van deskundigheidsbevordering voor het werken in brede-schoolverband: • • • • • •
Professionals en management vanuit diverse sectoren samen Intersectoraal management (geïntegreerd) Brede-schoolcoördinatoren Combinatiefuncties Professionals inersectoraal Professionals sectoraal
Dit heeft opgeleverd een overzicht van wat er, voor zover bij de onderzoekers nu bekend, gebeurt aan deskundigheidsbevordering via diverse opleidingen en instellingen in den lande en in de bredeschoolpraktijken zelf. Daarbij is ook gekeken naar de ontwikkeling van kennisnetwerken tussen brede-schoolpraktijk, opleidingen en ondersteuningsinstellingen in een aantal grote steden. Resultaat: een bonte verzameling van allerlei scholingsactiviteiten, kennisallianties en cop’s. Desondanks is het overzicht allerminst uitputtend. Het gaat er nu om de gedachten te richten op mogelijkheden voor doelgerichte verdere inventarisatie met als doel de deskundigheidsbevordering te stimuleren. Conclusie: een zeer geschakeerd en nog onvolledig beeld, waar geen grote lijn uit te destilleren is. Wel vragen voor nader onderzoek. Opmerkelijk is dat het aanbod voor brede-schoolcoördinatoren het meest uitgekristalliseerd is.
Resultaat C:
Een expertmeeting (2007) die aanbevelingen heeft geformuleerd: “Deze komen voort uit de gedeelde bevinding dat de brede school als professionele beroepspraktijk nog niet genoeg is ontwikkeld: noch in het veld, noch in de opleidingen. Er moet daarom een gezamenlijke slag gemaakt worden; wat echter stagneert door cultuur- en faseverschillen in de bredeschoolontwikkeling bij de diverse betrokken disciplines en beroepsgroepen. Stimuli van overheidswege zijn nodig om deze stagnatie te doorbreken. Als prioriteiten zijn aangemerkt: -
nader bepalen van deskundigheden voor het werken in bredeschoolverband; op de onderscheiden niveaus van professionals, coördinatoren, management;
-
investeren in lokale kennisallianties (leernetwerken) brede school voor de ontwikkeling van deze deskundigheden; en in samenhang hiermee:
-
ontwikkelen van aanbod voor deskundigheidsbevordering. Bij elk van de drie punten zijn aanbevelingen geformuleerd voor stimuleringsmaatregelen van rijkswege.
TOT ZOVER HET VOORONDERZOEK VAN HET NJI
NU VOLGT MIJN POGING TOT NADERE TOESPITSING VAN DE PROBLEEMSTELLING VOOR HET VERVOLG GRAAG JULLIE COMMENTAAR
4. MOGELIJK VERVOLG A:
DE T-PROFESSIONAL En HET REFERENTIEKADER VOOR ZIJN PROFESSIONALITEIT
Stand van zaken, terugkijken op het vooronderzoek van NJI: • • • • •
Er ontstaan geleidelijk wel competentieschetsen voor brede-schoolcoördinatoren en managers Er bestaat geen eenduidigheid w.b. deskundigheden van professionals en managers voor de brede school Deskundigheidbeschrijvingen gaan doorgaans niet veel verder dan: “samenwerken tussen school en omgeving” Het idee/gevoel t.a.v. samenwerking blijft vaak steken in “overleg buiten het eigenlijke werk om, het komt er bovenop, eigenlijk hoort het niet tot mijn werk” De brede-schoolcoördinator is vaak de enige echte schakel(aar)
In schema: KERNTAKEN PROFESSIONALS Eigen specifieke beroepscompetenties, w.o. iets als: “samenwerken met de omgeving” en “zichzelf en het werk blijven ontwikkelen”
BREDEKERNTAKEN SCHOOLDESKUNDIGHEDEN MANAGERS Gewenst iets als : Kwaliteitszorg (IKZcyclus), e.a. Taken afstemmen op: managementtaken, bijv.: • Ontwikkelingsbehoeften en –wensen van • Organisatiekader jeugdigen (ouders, primair proces buurt) verzorgen • Aanbod, aanpak en • Programmering organisatieprocessen van samenhangende de andere activiteiten bredeschoolpartners • Facilitering na- en bijscholing • Gedeelde evaluatiecriteria van professionals partners • Bevorderen ondernemende, • Gedeelde ontwikkelingsdoelen naar buiten gerichte cultuur Een gezamenlijk • Vaststellen verantwoordingskader, evaluatiecriteria gezamenlijke professionele criteria
D E B R E D E-S C H O O L C O ö R D I N A T O R
ALS
A L L E S-O P L O S S E R
De brede-schoolcoordinator is op dit moment nog onmisbaar in veel zich ontwikkelende brede scholen. Zolang echter het brede-schoolwerk voor een belangrijk deel op deze “ aparte functionaris” wordt geprojecteerd, ontneemt dit het zicht op de benodigde deskundigheden die uitvoerders en managers zelf nodig hebben.
Het NJI-onderzoeksverslag formuleert in dit verband: “Er is veel voor te zeggen om het werken in bredeschoolverband niet als aparte deskundigheid te beschouwen, maar nader uit te werken als essentieel onderdeel van ieders (eigen) professionaliteit. In waarschijnlijk alle beroepsprofielen (c.q. competentieprofielen) die er nu ontwikkeld zijn of worden, is ‘samenwerking met anderen’ op een of andere manier een onderdeel. Dit onderdeel lijkt meestal niet erg uitgewerkt: en die uitwerking is nu juist voor de brede-schoolontwikkeling van groot belang. Van Vliet (Van Vliet en Onstenk 2006) heeft al een voorzet gedaan voor nadere uitwerking van leerkrachtcompetenties in het kader van brede school.”
Om dat te bereiken zijn interprofessionele competenties nodig waar elke professional (uitvoerder zowel als manager) van de brede school over moet beschikken, om interprofessionele samenwerking op het juiste moment en op de juiste manier in zijn werk te kunnen incorporeren. Elke professional binnen de brede school heeft dan een zgn. T-profiel. De brede school evolueert daarmee geleidelijk steeds meer tot een T-organisatie die te beschouwen is als Integraal Kindcentrum (workshop Janny Reitsma)
Bij deze schets: De verticalen staan voor de eigen professie en specifieke professionalisering van de bredeschoolmedewerker. De horizontalen staan voor de interprofesionele samenwerking en de daarvoor benodigde competenties.
NODIG: Een referentiekader voor de professionaliteit van de T-Professional Scholing dient doelgericht te zijn en vereist dus een referentiekader waaraan de leerdoelen worden ontleend. M.a.w.: over welke kennis, vaardigheden, houding, kortom competenties dient de T-professional in de brede school te beschikken?
Referentiekader A: De Gemeenschappelijke Basis Vaardigheden en kennis voor iedereen die met kinderen werkt (de waaier)
De waaier is gerealiseerd door een consortium van instellingen via het innovatieprogramma “Ver zien en breed kijken: een nieuwe horizon voor jeugdbeleid”, aangevraagd door het lectoraat IJB in het kader van het RAAK/SIA-stimuleringsprogramma.
De waaier is een vertaling van het programma van het Britse ministerie van Onderwijs Every Child Matters, dat consequent redeneert vanuit de centrale positie van het kind (de Vraag), i.p.v. vanuit instituties en instellingen (het Aanbod). De Gemeenschappelijke Basis weerspiegelt een reeks gemeenschappelijke waarden voor beroepskrachten die zich inzetten om de kansen van alle kinderen en jongeren te verbeteren en een effectievere en beter geintegreerde dienstverlening te realiseren. De professional erkent met de Gemeenschappelijke basis: • •
De rechten van kinderen en jongeren en De plichten/rollen van ouders, verzorgers, gezinnen en professionals om te zorgen dat kinderen en jongeren: • veilig en gezond opgroeien • hun talenten ontwikkelen en plezier hebben • hun steentje bijdragen aan de maatschappij en goed voorbereid zijn op de toekomst • in principe economische voorspoed kunnen realiseren
De waaier beschrijft vereiste kennis en vaardigheden om op basisniveau als professional werkzaam te kunnen zijn aan de hand van de volgende expertisegebieden: 1. Effectieve communicatie en betrokkenheid bij kinderen, jongeren, verzorgers, familie 2. Ontwikkeling van kinderen en jongeren 3. Bescherming en bevordering van het welzijn van het kind 4. Ondersteuning bieden bij belangrijke overgangen 5. Samenwerking van verschillende instellingen 6. Informatie-uitwisseling Voor de interprofessionele samenwerking en competentie is m.n. 5 van belang, direct gevolgd door 1 en 6 (aspecten van de horizontaal van de T-professional) VORMT SECTOR 5 VAN DE WAAIER (in samenhang met 1 en 6) EEN WERKBARE BASIS OM SCHOLING AAN PROFESSIONALS (EN IN DE OPLEIDING) OP TE KUNNEN BASEREN?
Referentiekader B: Het schema ONDERZOEKENDE HOUDING (zie inleiding van de workshop)
IS HET SCHEMA UIT DE INLEIDING MBT DE “ONDERZOEKNDE HOUDING” EVENEENS EEN BELANGRIJK, RICHTINGGEVEND REFERENTIEKADER VOOR DE INTERPROFESSIONELE COMPETENTIE?
5.
MOGELIJK VERVOLG B: DE LOCALE AANPAK
Tot slot: De beantwoording van de hiervoor opgeroepen vragen mbt het gewenste deskundigheidsprofiel en de daaraan (eventueel) te koppelen scholing is nog lang niet afgerond. De bedoeling is om dat samen met vertegenwoordigers van het werkveld te gaan doen. Daarvoor wordt een reeks zgn. expertmeetings belegd. Voor overleg, afstemming en resultaten komen we uiteraard graag weer bij jullie terug
EVENTUEEL NOG ENKELE PUNTEN HIERONDER AANSTIPPEN:
Als discussiestuk (ingekort) voor het vervolg ligt nu de volgende concepttekst voor:
PROFESSIONALISERING BREDE SCHOOL Toespitsing van de onderzoeksvragen uit “Professionalisering in de brede school”, NJI/Van Oenen en Valkestijn Juni 2007, genoemd onder punt 4.1, en het daaraan gekoppelde “Werkplan Professionalisering brede school 2008 (NJI/Valkestijn 2008-05-11 Juni 2008 Willem Hollewand
Rapport NJI Het NJI schrijft over de aanleiding voor het onderzoek kort samengevat het volgende (Inleiding NJI 2007): 1. “Het meest algemene doel van de brede school is het bevorderen van de ontwikkelingskansen van kinderen (…..)via een betere samenwerking tussen school en andere instellingen of mensen uit de omgeving.” (Op blz. 29 : ‘jeugdigen’) 2. Hoofdstuk 4 van het rapport beschrijft de aanbevelingen gebaseerd op de gedeelde bevindingen van deelnemers aan een expertmeeting. In de inleiding van het NJI-rapport worden deze als volgt wordt samengevat: “(…..) dat de brede school als professionele beroepspraktijk nog niet genoeg is ontwikkeld: noch in het veld, noch in de opleidingen. Er moet daarom een gezamenlijke slag gemaakt worden; wat echter stagneert door cultuur- en faseverschillen in de bredeschoolontwikkeling bij de diverse betrokken disciplines en beroepsgroepen. Stimuli van overheidswege zijn nodig om deze stagnatie te doorbreken.” Vervolgens worden een aantal prioriteiten aangemerkt (zie blz. 5 van de inleiding), waaronder: nader bepalen van deskundigheden en ontwikkelen van een aanbod voor deskundigheidsbevordering. Als referentiekader voor deze inventarisatie lijkt de Gemeenschappelijke Basis, gebaseerd op het Britse programma Every Child Matters heel geschikt.
Tav het inventariseren van de competentieschetsen van de diverse betrokken professies plaats ik de volgende kanttekeningen: •
Het papier is geduldig: men schrijft nogal wat op over te bereiken competenties, waarbij de vraag is of dat (in de opleidingen) ook werkelijk allemaal gerealiseerd wordt
•
Zonder indicatoren zijn competenties en dan m.n. de algemene competenties die rond samenwerken in het geding zijn (communiceren, samenwerken, informatie uitwisselen), nogal breed en diffuus. De competentiesets van diverse disciplines lijken elkaar daardoor al gauw te overlappen, wat wellicht meer overeenkomst suggereert dan waar feitelijk sprake van is. Nodig: kritische situaties / casussen uit eigen praktijk!
•
Ik vraag me af of de aangehaalde “onvolkomenheden in de samenwerking” (alleen) veroorzaakt worden door een gebrek aan competentie of (ook) door tekorten in de context, bijvoorbeeld de organisatie? Zonder nader onderzoek is het moeilijk daarover uitspraken te doen.
•
Is iedere professional in de brede school in voldoende mate overtuigd van de werkzaamheid van de idealen van de brede school en bereid daaruit consequenties voor zijn of haar handelen te trekken?
•
Veel competenties zijn waardengebonden, bijv. ‘effectieve communicatie’ (een 10minutengesprek?) en ‘betrokkenheid’. Zelfs iets ogenschijnlijk simpels als ‘informatieuitwisseling’ wordt door verschillende professionals ongetwijfeld met andere waarden omkleed (privacy, elektronisch kinddossier, bijv.)
•
Extra complicerende factor vormen de diverse functieniveaus (in elk geval MBO en HBO, wellicht ook WO) die zowel naast elkaar bestaan, als in de uitvoering door elkaar lopen.
Voorstel aanpassing onderzoeksvragen DOEL: • Bevorderen van ontwikkelingskansen MIDDEL: • Betere samenwerking, communicatie en informatie-uitwisseling; kindgericht organiseren en handelen PROBLEMEN: • Brede school als professionele beroepspraktijk onvoldoende ontwikkeld • Stagnatie in ontwikkeling OORZAKEN??: • Cultuur- en faseverschillen (tusen professies, lagen in de organisatie en individuen) • Professionalisering als proces van in- en uitsluiting • Gebrek aan concretisering (adhv indicatoren) vanuit verschillende disciplines van algemene competenties
• • • •
Problematische waardengebondenheid van competenties Onvoldoende specificiteit van wanneer “het’ goed gaat en wanneer “het’ fout gaat: waar zie je dat aan? Onvoldoende contextsensibiliteit: kán in deze context eigenlijk wel adequaat worden samengewerkt: wanneer niet, wannneer wel Beelden, voorstellingen van good practices zijn schaars, althans weinig verspreid onder professionals die niet gelieerd zijn aan beleidsvorming op brede-school-terrein
OPLOSSING??: • Impuls (van overheidswege) in de vorm, van een deskundigheidsbevorderingspakket, waarbij uitgegaan wordt van de aanname dat versterking van competenties zal leiden tot het reduceren van de geconstateerde problemen en het versterken van het ontwikkelingspotentieel tbv de brede school.
Probleemstelling en onderzoeksvragen Onderwerp van onderzoek: interprofessioneel handelen Probleemstelling: Hoe kan de competentie interprofessioneel handelen versterkt worden in de diverse varianten van de brede school? Reden van onderzoek: stagnatie in de brede-schoolontwikkeling Doelstelling van het onderzoek: een belangrijke impuls geven aan de brede-schoolontwikkeling Onderzoeksvragen onder andere: • Wat verstaan we onder interprofessioneel handelen? • Wat is het gezamenlijke doel waar de ontwikkeling van de brede school op gericht is? • Welke belemmerende en stimulerende factoren onderscheiden we? • Waarom beschouwen we de competentie interprofessioneel handelen als wezenlijk voor de brede-school-ontwikkeling? • Welke indicatoren en kritische situaties zijn verbonden met de competentie interprofessioneel handelen? • Hoe sluit de competentie aan op de bestaande competenties van professionals in de brede school? • Hoe wordt de aan- of afwezigheid van de competentie door betrokken professionals ervaren? • Is er sprake van onbewuste onbekwaamheid, bewuste onbekwaamheid, bewuste bekwaamheid en eventueel onbewuste bekwaamheid? • Waaraan schrijven zij stagnatie in de ontwikkeling toe? • Waaraan schrijven zij progressie in de ontwikkeling toe? • Welke verbetermogelijkheden hebben zij voor ogen? • Welke vorm(en) moet een deskundigheidsbevorderingspakket hebben? • Welke aanpak(ken) zijn geschikt voor de implementatie ervan? Aanpak Van Vliet en Onstenk zijn bezig competenties van leerkrachten in de brede school te beschrijven. Hun onderzoek levert wellicht in dit verband waardevolle inzichten en aangrijpingspunten op. Mogelijk valt er een beschrijvingskader aan te ontlenen dat vruchtbaar aansluit op de Gemeenschappelijke Basis. Mogelijke verdere acties: a. Uitgaande van (o.a.) de Gemeenschappelijke Basis de visie en de doelstellingen van de Brede school (nog eens) helder neerzetten, waarbij ook naar gewenste toekomstige ontwikkeling wordt gekeken (visie). Hierbij uiteraard niet het wiel opnieuw proberen uit te vinden b. Vanuit de Gem. Basis en Van Vliet en Onstenk en de bestaande competentiesets van de professies de competentie interprofessioneel handelen formuleren en specificeren (de T-professional), die specifiek betrekking heeft op het werken in een brede school, c.q. het bevorderen van de ontwikelingskansen van jeugdigen:
• •
• • •
Intersectoraal, dus aanvullend op de bestaande beroepsprofielen Zo mogelijk als onderdeel van de beroepsspecifieke competenties (dus niet langer in de wat vage algemene competenties), als specificatie van een of meer bestaande specificaties, of eventueel als nieuwe competentie Dus ook geschikt voor combifuncties Voorzien van indicatoren (in een getrapt systeem, van algemeen naar steeds specifieker) Voorzien van een of meer kritische situaties, of beroepstaken waaruit de crux van de competentie zonneklaar blijkt.
c. In directe samenhang met b: vaststellen tot op welke hoogte deze competenties al in de beroepsprofielen zijn opgenomen en in welke mate zij een aanvulling vormt (gat in de markt). Vaststellen hoe het werkveld een en ander ervaart. Dus onderzoeken bij de diverse disciplines (opstellers van de beroepsprofielen, opleidingen, beroepsorganisaties, toonaangevende brede scholen?) in hoeverre dit op bijval kan rekenen, d.w.z. actief, men moet het willen invoeren, gebruiken (verkoopbaarheid) d. Nagaan waar en hoe men deze competentie nu al kan verwerven, of er aan kan werken in enerzijds de relevante opleidingen en anderzijds in na/bijscholing. Aldus vaststellen wat de aanvullende scholingsbehoefte is (vraagsturing, marketing) e. Indien de behoefte is aangetoond, een deskundigheidsbevorderingspakket ontwikkelen voor de opleidingen en voor na/bijscholing dat in samenspraak met het werkveld zelf is samengesteld en aansluit op “de” bestaande praktijk (product maken). Uitgangspunt moet zijn beproefde opleidingsdidactiek(productverantwoording) Daarbij wordt aanbevolen dat het pakket (ook) interdisciplinair wordt opgezet en uitgevoerd en dat coördinatoren en managers de cursus mee volgen met de professionals (teach as you preach en preach what you teach). Onderzoeken van de mogelijkheden om MBO en HBO te mengen. f. Indien gewenst gebruik maken van adequate procedures uit verandermanagement (Fullan bijv.) en tbv. het creëren van een leergemeenschap (bijv. Appreciative Inquiry, van het Centrum voor Nascholing Amsterdam)