1.
Inleiding
Jeugd (kinderen en jongeren van 0 tot 23 jaar) staat de laatste jaren nadrukkelijk(er) op de politieke agenda van de diverse overheden. De aandacht voor deze doelgroep neemt steeds meer toe. Onderzoek heeft uitgewezen dat het met 85 % van de jeugd (wel) goed gaat, 15 % van de jeugd heeft echter wel problemen. Het gaat daarbij veelal om individuele problemen op terreinen als opvoeding, onderwijs, het vinden van werk en huisvesting. Algemene problemen laten zich vertalen in (langdurige) werkeloosheid, verslaving en criminaliteit. Het is de verwachting dat, indien er niets wordt ondernomen, deze groep zich zal uitbreiden, waarbij de aard van de problemen ernstiger(e) vormen zal aannemen. De aandacht van de overheden heeft zich, tot 1994, vooral gericht op het bieden van hulp aan jongeren (in de vorm van jeugdhulpverlening, zorg en bescherming) en het bestrijden van overlast veroorzaakt door jongeren (b.v. criminaliteitsbestrijding). De hulp, zorg en bescherming wordt vanuit verschillende sectoren verleend en aangestuurd door verschillende overheden met verschillende geldstromen. Het gevolg hiervan is dat de hulp versnipperd is, er te weinig samenwerking plaatsvindt tussen voorzieningen en dat het voor de jeugd en hun ouders vaak onduidelijk is waar ze moeten zijn voor hulp en soms van het kastje naar de muur gestuurd worden. Om dit te verbeteren heeft het vorige kabinet de nota “Regie in de Jeugdzorg” uitgebracht. Hierin wordt richting gegeven aan een samenhangend hulpaanbod op regionaal niveau. Daarnaast worden er in het Bansakkoord (jeugdbeleid in balans) richtlijnen genoemd waaraan de gemeente zich moet houden. Uitwerking vindt plaats in een jaarlijkse uitgave van het Beleidskader Preventieve en Curatieve Jeugdzorg. Het regeringsstandpunt verwoordt onder andere dat de lokale overheid verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van preventief jeugdbeleid. Het tot stand komen van deze nota Om gemeentelijk jeugdbeleid te kunnen ontwikkelen, heeft de gemeente allereerst globaal geïnventariseerd hoe de huidige stand van zaken is rond de uitvoering van het jeugdbeleid door instellingen in het veld. Hiervoor is gekeken naar wat er op dit moment voor de jeugd aanwezig is en welke overlegsituaties er zijn. Of niet zijn. Voor de inventarisatie is gebruik gemaakt van opgevraagde gegevens bij betreffende instellingen, gegevens bekend bij de gemeente en gegevens uit de Trendrapportage Jeugd 2000 van het Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen. Vervolgens hebben wij een visie op jeugdbeleid ontwikkeld en de huidige stand van zaken aan deze visie getoetst. Status van de nota De nota is een richtinggevend kader voor het huidige jeugdbeleid en de toekomstige ontwikkelingen. De nota heeft een looptijd van 4 jaar en zal tussentijds geëvalueerd en bijgesteld worden. Deze nota is ontwikkeld in samenspraak met het Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen (POZW), in het kader van het project Integraal Lokaal Jeugdbeleid. Het concept wordt op een werkmiddag ter behandeling en goedkeuring aan de instellingen en organisaties voorgelegd. De uitkomst van de inventarisatie vormt samen met de visie van de gemeente, de afspraken gemaakt in Bestuurs Akkoord Nieuwe Stijl (BANS) en de toevoegingen uit het werkveld, de basis voor het jeugdbeleid voor de komende periode van vier jaar. In de beleidsnota worden speerpunten en doelen op hoofdlijnen geformuleerd, waarna uitwerkingen en actiepunten worden beschreven.
1
2.
Het jeugdbeleid in een beleidsmatig kader
2.1.
Rijksjeugdbeleid
In 1994 formuleert het kabinet een regeringsstandpunt over jeugdbeleid, getiteld: “Regie in de Jeugdzorg”. Uitgangspunten van het regeringsstandpunt zijn: • de verbetering van de toegang per regio (d.m.v. bureaus Jeugdzorg); • de ontwikkeling van een integraal aanbod voor jeugdigen. Deze uitgangspunten sluiten aan bij de Wet op de jeugdhulpverlening waarin de planning en de financiering van de jeugdhulpverlening geregeld zijn en waarin de volgende randvoorwaarden voor de hulpverlening genoemd zijn: hulp zo vroeg, zo licht mogelijk, zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis. Verder moet de hulpverlening afgestemd worden op de vraag (in plaats van aanbodgericht), goed toegankelijk zijn, van goede kwaliteit zijn en moet de nadruk liggen op preventie. In het regeringsstandpunt is voor de volgende bestuurlijke rolverdeling gekozen: • het Rijk is verantwoordelijk voor een richtinggevend kader (macrokader) voor de preventieve en curatieve jeugdzorg; • de provincies en de grote steden voeren de Wet op de jeugdhulpverlening uit waarbij gezorgd wordt voor samenwerking tussen de jeugdbescherming, geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen en de jeugdhulpverlening op regionaal niveau (verwoord in de ”Regiovisie”); • de gemeenten worden verantwoordelijk voor een gericht (preventief) jeugdbeleid.
2.2.
Provinciaal jeugdbeleid
De provincies zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet op de jeugdhulpverlening en het opstellen van regiovisies. De regiovisie moet een visie bevatten op de inhoud van de zorg en aangeven welke gevolgen dit heeft voor de planning en financiering van de voorzieningen. De regiovisie Groningen is door de provincie Groningen in samenwerking met de betrokken partijen (financiers, aanbieders van zorg, cliëntenorganisaties en gemeenten) opgesteld. De regiovisie moet op regionaal niveau de hulpvraag en het aanbod bij elkaar brengen met als uitgangspunt dat de vraag bepalend is voor het aanbod. De regiovisie Groningen kent de volgende hoofduitgangspunten: • vraaggericht werken; de vraag bepaalt het aanbod; • het aanbrengen van een goede verbinding tussen de jeugdzorg en het (preventieve) gemeentelijk jeugdbeleid; • de verbetering en herkenbaarheid van de kwaliteit van de toegang tot de jeugdzorg; • het bieden van zo veel mogelijk hulp in de sociale leefomgeving, met een grotere inzet van de ambulante jeugdhulpverlening en de intensieve thuishulp; • de versterking van de samenwerking van de drie sectoren van jeugdzorg (jeugdhulpverlening, jeugd GGZ en jeugdbescherming); • het verbeteren van kwaliteits- en cliëntenbeleid. De regiegroep jeugdzorg is verantwoordelijk voor het tot uitvoering brengen van de beleidsdoelen uit de regiovisie tot 2001. De provincie Groningen heeft jeugd in achterstandssituaties benoemd tot een van de doelgroepen binnen haar beleid. Zij initieert en financiert tal van projecten om de positie van jeugdigen in onze provincie te verbeteren. Een van deze projecten is het project Integraal Lokaal Jeugdbeleid van het POZW. Onze gemeente maakt gebruik van dit project. Het betreft het adviseren en begeleiden van gemeenten bij de ontwikkeling van het integraal jeugdbeleid.
2
2.3.
Gemeentelijk jeugdbeleid
In het regeringsstandpunt “Regie in de Jeugdzorg” is de lokale overheid verantwoordelijk gesteld voor de ontwikkeling van (preventief) jeugdbeleid. Dat vraagt om initiatieven van de gemeenten om deze rol te kunnen vervullen. Het stimuleren van samenwerking tussen lokale instellingen onderling en met instellingen voor jeugdzorg is daarbij nodig. Daarnaast moet er aandacht zijn voor het signaleren van problemen, opvang, overleg, consultatie en verwijzing. De gemeentelijke rol verschuift van uitvoerder van rijksregelingen naar ontwikkelaar en regisseur van het (jeugd)beleid. Met betrekking tot jeugd dienen wij aandacht te schenken aan onderstaande beleidsterreinen: • jeugdwelzijn: voorschoolse educatie in peuterspeelzalen en kinderopvang, jeugd- en jongerenwerk, sociaal cultureel werk in buurthuizen, sportvoorzieningen, scouting, (jeugd- en school-) maatschappelijk werk, maatschappelijke opvang van zwerfjongeren, pastoraal werk voor jeugdigen; • jeugdgezondheidszorg: inclusief drugsbeleid en verslavingszorg: zuigelingenzorg, Ouder en Kind Zorg (OKZ) in consultatiebureaus en gezinszorg van de Thuiszorginstellingen, schoolartsen van Gemeentelijke Gezondheids Dienst (GGD), verslavingszorginstellingen; gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling van lokaal gezondheidsbeleid; • onderwijs: basis-, voortgezet en speciaal onderwijs; beleid Weer Samen Naar School (WSNS) voor het basisonderwijs en speciaal onderwijs; invoering van de Wet Voortgezet Onderwijs waarin de samenwerking tussen het voortgezet onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs wordt geregeld; ontwikkeling van gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOA); verantwoordelijkheid voor startkwalificatie voor de arbeidsmarkt, naleving van de leerplichtwet, aanpak schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten; • openbare orde en veiligheid: regiopolitie (afd. jeugd- en zedenpolitie), HALT-bureaus; lokaal beleid Jeugd en Veiligheid gericht op het voorkomen en bestrijden van jeugdcriminaliteit en vandalisme; • arbeidsmarkt en werkgelegenheid: arbeidsbureau, sociale dienst, WIW-organisaties, lokaal werkgelegenheidsbeleid specifiek gericht op jongeren, integrale aanpak van langdurige (jeugd)werkloosheid; • volkshuisvesting: kwaliteit van (gezins)woningen, woonruimte voor jongeren, toewijzingsbeleid en woonwijkenbeleid; • ruimtelijke ordening: speelruimte, sportaccommodaties, verkeersbeleid, sociale infrastructuur; • jeugdzorg: lokale jeugdvoorzieningen hebben te maken met problemen van jeugdigen. Afstemming met de specifieke jeugdzorg (het Bureau Jeugdzorg) is van belang. In de visie van BANS staan 5 criteria en doelgroepen centraal. De visie en criteria vormen een overkoepelend kader en zijn richtinggevend voor het jeugdbeleid van alle overheden. De 5 criteria zijn: 1. Een bottom-up benadering. Jeugdbeleid moet ontwikkeld worden op basis van communicatie met jeugd en/of hun ouders. Jeugdparticipatie en het draagvlak hiervoor moeten bevorderd worden binnen alle beleidssectoren en binnen instellingen en organisaties; 2. Jeugdbeleid moet uitgaan van een positief beeld van jeugdigen en niet overwegend vanuit een negatief beeld (overlast en criminaliteit). Dit betekent dat inspanningen van de gemeente niet alleen gericht zijn op het bestrijden van overlast, maar ook op het vergroten van kansen voor alle jeugdigen; 3. Er moet extra aandacht zijn voor risicogroepen, zowel bij overheden als bij organisaties; 4. De overheden zullen bevorderen dat de voorzieningen beter aansluiten bij de behoefte en levensstijl van jeugdigen en het aanbod onderling beter afstemmen. Integraal en de ketenbenadering zijn hierbij kernbegrippen; 5. Minder projectgebonden financiering en meer investeren in een structureel aanbod.
In december 1999 is de doelgroep 0 tot 6 jaar als eerste aandachtsgroep gekozen. Deze doelgroep is gekozen omdat achterstanden vaak al op jonge leeftijd ontstaan. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het realiseren van een integraal en vraaggerichte aanpak voor 0 tot 6 jarigen en het plegen van een bestuurlijke inspanning om samen met betrokken instellingen tot een samenhangend aanbod en sluitende aanpak te komen. In mei 2000 is de visie voor de doelgroep 6 tot 20 jarigen vastgesteld.
3
De volgende richtlijnen zijn opgesteld door BANS: Taken gemeenten 0 tot 6 jarigen: 1. Opheffen van knelpunten in de voorzieningen: a. voldoende vraaggericht aanbod van voorzieningen voor kinderen en ouders in de voorschoolse periode; b. versterken van voor- en vroegschoolse educatie voor kinderen in achterstandsposities. 2. Versterken van de samenhang tussen voor- en vroegschoolse voorzieningen: a. regie voeren over afstemming en samenwerking van instellingen en organisaties.
Uitgangspunten: • de basis is een visie over de gewenste infrastructuur; • niet vrijblijvende samenwerking tussen instellingen en eindverantwoordelijkheid voor functies vastleggen; • vraaggerichte werkwijzen; • de gemeente stelt een raamwerk op met doelstellingen en prioriteiten, de uitvoering ervan, hoe het aanbod versterkt en of vernieuwd zal gaan worden en hoe de beleidsafstemming wordt bevorderd. Taken gemeenten 6 tot 20 jarigen: 1. Aanbrengen van samenhang en afstemming tussen de voorzieningen in de jeugdketen: a. samenhang aanbrengen tussen de centrale sectoren: jeugdwelzijn, jeugdgezondheidszorg, onderwijs en arbeidstoeleiding; b. afstemming tussen gemeentelijk jeugdbeleid en provinciaal jeugdzorgbeleid: onderwijs dient hierin een centrale plaats te krijgen; c. afstemming van gemeentelijk jeugd en veiligheidsbeleid en beleid van politie en justitie.
Uitgangspunten: • de gemeente stelt een beleidsnotitie jeugdbeleid vast. Hierin wordt een visie geformuleerd op het jeugdbeleid en wordt aangegeven hoe de afstemming met het jeugdzorgbeleid en de politie en justitiebeleid is vormgegeven; • de gemeenten gaan regie voeren en actiever gebruik maken van de bevoegdheden en invloed op politie en justitie; • de gemeente geeft concreet aan welke inzet van de provinciale jeugdzorg wordt verwacht bij de uitvoering van het jeugdbeleid. De gemeente maakt hierover afspraken met de provincie en legt deze vast in haar beleidsnotitie jeugdbeleid.
2.3.1. De doelen Het Rijk en de Provincies dringen aan op versterking van het lokale jeugdbeleid. De volgende doelen worden genoemd in het beleidskader Preventieve en Curatieve Jeugdzorg: • de draagkracht van jeugdigen vergroten om de sociale binding te versterken en de draaglast verminderen om de overlast van jeugdigen te beperken; • het voorkomen van uitval van jongeren.
2.3.2. Doelgroepen Onder jeugd wordt hier verstaan iedereen in de leeftijd van 0 tot 23 jaar. Wij hanteren de volgende leeftijdscategorieën: 0 tot 4 jaar (baby’s en peuters), 4 tot 12 jaar (kinderen), 12 tot 18 jaar (tieners) en 18 tot 23 jaar (jongeren). Naast algemene doelgroepen worden in het jeugdbeleid bijzondere doelgroepen onderscheiden: jeugdigen en groepen jeugdigen die achterstanden ondervinden of extra kwetsbaar zijn (risicogroepen). Onder risicogroepen wordt verstaan: groepen van kinderen die om welke redenen dan ook de geboden kansen niet kunnen/willen benutten en daarmee een verhoogd risico op uitval lopen.
4
2.4.
Longitudinale (doorlopende) lijn
Een longitudinale lijn is een doorlopende lijn langs leeftijdsgebonden schakels. Lokaal Preventief Jeugdbeleid heeft betrekking op meerdere doelgroepen en beleidsterreinen. Om effectief en resultaatgericht jeugdbeleid te kunnen ontwikkelen waarin een doorgaande lijn, preventieve aspecten en een integraal karakter benadrukt worden, verdient het aanbeveling om bij de beleidsontwikkeling gebruik te maken van het begrip schakelverantwoordelijkheid zoals geïntroduceerd door professor Cees Schuyt1. De ontwikkeling naar volwassenheid loopt via een aantal (leeftijdsgebonden) schakels. Een kind groeit op in een gezin en gaat via de peuterspeelzaal of de kinderopvang naar de basisschool. Vervolgens gaat de tiener naar het voortgezet onderwijs om minimaal een startkwalificatie te halen voor de arbeidsmarkt. Op de arbeidsmarkt vindt de jongere een baan. Op buurtniveau ontwikkelen jeugdigen een eigen sociaal netwerk. Hierin leren ze sociale vaardigheden. Het netwerk kan ook functioneren als een vangnet. Naast school en werk zijn er vrije tijds activiteiten zoals sport, cultuur, sociaal cultureel werk en andere georganiseerde activiteiten. Op deze manier zijn er 10 schakels te onderscheiden: 1. het gezin; 2. relatie tussen gezin en school; 3. op school; 4. na school; 5. tussen school en werk, de uitval; 6. tussen school en werk, de beroepsvoorbereiding; 7. aan het werk; 8. op het werk; 9. zonder werk op pad; 10. in de maatschappij: de (multiculturele) organisaties; Professor Schuyt stelt dat jeugdigen de meeste risico’s lopen op achterstand of uitval bij de overgang van de ene schakel naar de andere schakel. Voorbeelden zijn de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs en van het voortgezet onderwijs naar werk. Het is van belang om in de beleidsontwikkeling aandacht te besteden aan een sluitende aanpak van de schakels. Afstemming en samenwerking door de organisaties binnen de schakels met elkaar en met opvolgende en voorafgaande schakels ligt dan voor de hand en zal gestimuleerd moeten worden.
3.
Visie
De gemeente Bedum wil in deze nota een kader scheppen voor het integraal (preventief) jeugdbeleid van de gemeente. Dit kader zal richtinggevend zijn voor verdere beleidsontwikkeling ten aanzien van jeugdigen. Voor het ontwikkelen van een integraal (preventief) jeugdbeleid is naast de inventarisatie van de plaatselijke situatie ook een visie van de gemeente noodzakelijk. Het gaat hierbij om een visie op jeugd en de samenleving en de eigen gemeentelijke rol daarbij. Doelen op hoofdlijnen van gemeentelijk jeugdbeleid: • kansen van jeugdigen vergroten; • achterstand en uitval van jeugdigen voorkomen; • de sociale binding van jeugdigen met de omgeving versterken; • overlast van jeugd in de gemeente verminderen. Uitgangspunten van gemeentelijk jeugdbeleid: 1. ieder kind verdient dezelfde kansen; 2. opvoeding en ontwikkeling van jeugdigen zijn primair de verantwoordelijkheid van het gezin; 3. opvoeding en ontwikkeling van jeugdigen zijn naast het gezin de verantwoordelijkheid van de sociale verbanden waarin kinderen en jongeren leven (buurt, school, werk, vrije tijd). Uiteindelijk 1
C.J.M. Schuyt, Kwetsbare jongeren en hun toekomst, Ministerie van VWS 1995 5
4. 5.
6. 7. 8.
moeten kinderen en jongeren zelf leren om te gaan met de risico’s die zij lopen tijdens het opgroeien; de gemeente is verantwoordelijk voor het welzijn van de burgers; de rol van de gemeente is het scheppen van voorwaarden binnen algemene beleidskaders (onderwijs, huisvesting, werkgelegenheid, gezondheidszorg, welzijn, sport) zodat kinderen en jongeren zo verantwoord mogelijk kunnen opgroeien in wisselwerking met de sociale verbanden (algemeen jeugdbeleid); de gemeente zal aanvullende maatregelen treffen als de sociale verbanden hun taken niet voldoende kunnen vervullen (algemeen preventief jeugdbeleid); voor specifieke achterstands- of risicogroepen is gerichte beleidsaandacht nodig (gericht preventief en gedeeltelijk curatief jeugdbeleid); de gemeente legt de nadruk op algemeen en preventief beleid en staat een integrale en doorlopende benadering voor waarbij samenhang, afstemming en samenwerking sleutelbegrippen zijn.
Randvoorwaarden: • gemeente en maatschappelijke instellingen dienen zicht op jeugd te hebben: analyse van maatschappelijke ontwikkelingen, het opsporen van knelpunten, wensen en behoeften is nodig om richting te geven aan het te voeren beleid; • de gemeente kan niet alleen jeugdbeleid maken en uitvoeren. De gemeente is zelfs voor een groot deel afhankelijk van vele anderen om het beleid vorm en inhoud te geven. Samenwerking kan maar ten dele (via subsidievoorwaarden) worden afgedwongen. De gemeente kiest echter nadrukkelijk voor de dialoog met alle betrokkenen; • bij het vormgeven van de samenwerking rond de uitvoering van het jeugdbeleid wil de gemeente een regisserende rol; • het integrale karakter en de doorlopende ontwikkelingslijn moeten door instellingen gewaarborgd worden.
Het gewenste resultaat De gemeente wil een integraal en samenhangend jeugdbeleid ontwikkelen, waarin de relaties en samenwerking tussen de verschillende beleidssectoren versterkt worden. Dit beleid moet leiden tot een vraaggericht en samenhangend aanbod dat bijdraagt aan het vergroten van de ontwikkelingskansen van jeugdigen en uitval en achterstand van jeugdigen vermindert. Dit betekent dat het beleid en de uitvoering ervan integraal en longitudinaal aangepakt moet worden. Het uitvoeren van het jeugdbeleid en de samenwerking die daarmee gepaard gaat, geldt zowel voor binnen het gemeentelijk apparaat als ook voor de instellingen daarbuiten. Zonder deze samenwerkingsverbanden wordt het uitvoeren van jeugdbeleid een onmogelijke taak. De visie van de gemeente Bedum sluit nauw aan bij de visie op het jeugdbeleid die in het kader van het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS maart 1999) door het Kabinet, de VNG en IPO ondertekend is. Enige bescheidenheid (in ambitieniveau) gezien de grootte van de gemeente is vanzelfsprekend hier op zijn plaats.
4. Invulling van de regierol van de gemeente In hoofdstuk 3 is uiteengezet dat het belangrijk is dat de gemeente een regierol vervult bij het gestalte geven aan het jeugdbeleid. Daarin werden de randvoorwaarden genoemd waaraan voldaan moet worden. In dit hoofdstuk wordt onderzocht of daaraan wordt voldaan en hoe de regierol van de gemeente gestalte kan krijgen.
4.1.
Stand van zaken
Zicht op jeugd Er is reeds een begin gemaakt met het ontwikkelen van het jeugdbeleid. Dit is gedaan door een inventarisatie te maken van wat er reeds is aan voorzieningen voor jeugd. Er is een globaal zicht op de jeugd ontstaan maar er is geen sprake van een systematische monitoring. Integraal karakter
6
Behalve het bevorderen van afstemming, samenhang en samenwerking in het veld, is interne samenwerking tussen de beleidssectoren die raakvlakken hebben met de jeugd, van groot belang. Tot nu toe is het beleid van de gemeente ten aanzien van jeugd nog voornamelijk categoraal gericht. Op onderdelen, zoals bij het ontwikkelen van jeugdvoorzieningen, wordt intern wel overleg gepleegd met meerdere sectoren. Om een effectieve aanpak voor jeugdbeleid te kunnen realiseren met instellingen die door meerdere overheden gefinancierd en aangestuurd worden, is beleidsmatige en bestuurlijke afstemming in de regio en met de provincie Groningen voor jeugdhulpverleningsbeleid belangrijk. Daartoe bestaan zowel in de regio als met de provincie ambtelijke en bestuurlijke overlegvormen rond welzijn en jeugdhulpverlening. Ook is er een provinciale Regiegroep Regiovisie. Daarnaast bestaat er in onze gemeente een overleg jeugdbeleid waarin de functies wethouder, hoofd bestuurszaken, ambtenaar jeugd en de portefeuillehouder veiligheid en orde participeren. Dit overleg zal vervangen worden door de sectorgroep jeugd. In deze groep zitten de wethouder jeugd, sectorhoofd welzijn, coördinerend ambtenaar jeugd, ambtenaar jeugd en de ambtenaar onderwijs. De gemeente Bedum heeft niet de gewoonte om doelen en gewenste resultaten voor en met instellingen duidelijk te formuleren en de instellingen en organisaties daarop te beoordelen. Het uitvoerende werk wordt nog niet in sterke mate volgens inhoudelijke criteria geëvalueerd of vanuit een richtinggevend kader aangestuurd. Er zijn in de gemeente Bedum geen integrale en sectorale werkgroepen in het veld en er is ook geen beleidsgroep jeugd. Het ligt wel in de bedoeling om als gemeente te kijken of dit te realiseren is en in welke vorm dat zou kunnen.
4.2.
De gewenste situatie
De gewenste situatie is een jeugdbeleid met een integraal karakter. Om de doelen te kunnen realiseren is een samenhangend aanbod van instellingen en organisaties noodzakelijk. Dit samenhangend aanbod moet gebaseerd zijn op de vraag van jeugd en/of hun ouders. Bovendien moet dit aanbod flexibel zijn en kunnen inspelen op veranderingen in de vraag. Dit vereist een intensieve samenwerking. Instellingen zullen dan over hun eigen grenzen en belangen heen moeten kijken en gezamenlijk de verantwoordelijkheid moeten nemen voor het ontwikkelen, uitvoeren en welslagen van de gestelde doelen binnen het jeugdbeleid. De gemeente wil een sturende en stimulerende partij zijn, die de randvoorwaarden voor het uit te voeren beleid schept en die de uitvoering controleert op resultaten. Dit vereist een wijziging van de huidige aanpak van de gemeente. Er is nu nog sprake van discrepantie tussen de huidige en de gewenste situatie. Bestuurlijk is de aansturing verdeeld over meerdere beleidsterreinen en personen. Ook overleg en samenwerking in het veld zijn minimaal. Daarom is ook binnen de gemeente coördinatie voor een goede uitvoering van het jeugdbeleid van belang.
4.3.
Invulling van de regierol
Voor het invullen van de regierol van de gemeente worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: • het beleid wordt ontwikkeld en uitgewerkt in samenspraak met de gemeente, de instellingen en jeugdigen/opvoeders. De gemeente brengt de verschillende disciplines en overheden bij elkaar; • alle partijen zijn gelijkwaardig, met inachtneming van ieders eigen rol en verantwoordelijkheid; • de gemeente heeft een regierol inzake de beleidsbepaling en is daarmee uiteindelijk verantwoordelijk voor het jeugdbeleid en de formulering daarvan; • netwerkontwikkeling en samenwerking zullen vooral in het veld moeten plaatsvinden; • de instellingen hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering en kijken dus over de eigen grenzen en instellingsbelangen heen. Methode De gemeente Bedum wil de regierol als volgt invullen: 1. De gemeente ontwikkelt een monitorsysteem waarin een inventarisatie van onderstaande punten gemaakt wordt: • zicht op jeugd: statistische gegevens, informatie van instellingen en vanuit communicatie met jongeren (wensen en behoeften); 7
2.
3.
• zicht op instellingen: inzicht in het aanbod, knelpunten, presentatie, resultaten, kwaliteit en kosten van het aanbod, waarbij de maatschappelijke resultaten en effecten beschreven worden; • analyse van maatschappelijke ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente gebruikt de gegevens bij de bepaling van haar beleidswensen. De gemeente overweegt om te gaan werken met een beleidsgroep voor het jeugdbeleid. In de beleidsgroep zouden dan onder voorzitterschap van de wethouder gemeenschappelijke doelen bepaald (concreet en meetbaar) moeten worden voor het totale terrein dat betrekking heeft op het jeugdbeleid. De gemeente stuurt aan op consensus. Er worden afspraken gemaakt over uitvoeren van het beleid door instellingen, in werkgroepen, projecten en activiteiten. De gemeente zal met instellingen afspraken gaan maken over de uitvoering van het werk. De gemeente wil meer dan in het verleden sturen op prestaties. In de subsidiebeschikkingen zal de gemeente de te verwachten prestaties en resultaten duidelijker benoemen. Daarnaast zal in de subsidiebeschikking zonodig bepaald worden wanneer de gemeente tussentijdse en eindevaluaties wil houden en hoe de instellingen de prestaties en resultaten inzichtelijk moeten maken. Te denken valt aan het opleveren van schriftelijke evaluaties waarin resultaten en processen beschreven worden. Dit om als gemeente een beter inzicht te krijgen op de verhoudingen van vraag en aanbod.
De coördinerend ambtenaar jeugdbeleid De coördinerend ambtenaar zou dan de volgende taken kunnen hebben: • het scheppen van voorwaarden voor de uitvoering (goed georganiseerde besluitvorming onder gezamenlijke verantwoordelijkheid om de voorwaarden voor de uitvoering van het beleid in de praktijk te garanderen zoals geld, materiaal, ruimte, personeel en kennis); • het creëren van draagvlak voor beleidsontwikkeling (politiek, bestuur en management van instellingen committeren zich aan de uitvoering van het integraal jeugdbeleid); • het regisseren van het beleidsproces, de voortgangsbewaking, het toetsen van (tussen)resultaten aan de vastgestelde visie en uitgangspunten, ontwikkelen van beleidsaanbevelingen. De beleidsgroep zou kunnen bestaan uit de hiervoor genoemde sectorgroep aangevuld met: de intern bij jeugd betrokkenen, directeuren, managers of stafmedewerkers van instellingen en organisaties, een afvaardiging van de gezamenlijke peuterspeelzalen, een afvaardiging van de gezamenlijke basisscholen, de leerplichtambtenaar, de politie. Als de beleidsgroep dit nodig zou vinden, kunnen voor deelactiviteiten werkgroepen ingesteld worden, die in principe voor bepaalde tijd (voor de duur van een project of activiteit) worden gevormd. In eerste instantie is het de bedoeling dat de verschillende instellingen en gemeente kennismaken met elkaar. De eerste aanzet hiertoe is gedaan op de werkmiddag. Het vervolg zal zijn dat er per sector geprobeerd zal worden contact te leggen en samenwerking zoveel mogelijk te bewerkstelligen. Als dit gerealiseerd is zal dit ook geprobeerd worden met andere sectoren. Dit om uiteindelijk naar een zo integraal mogelijke overleg structuur te komen.
Initiatieven en ontwikkelingen Nieuwe initiatieven van instellingen worden getoetst aan de volgende criteria: • het initiatief moet passen binnen het beleidskader; • het initiatief moet aanvullend zijn en aantonen dat er behoefte aan is; • er dient met minimaal één andere instelling samengewerkt te worden om een integraal karakter te waarborgen; • letten op de samenhang en noodzaak; • sluit het initiatief aan op de vraag waarop het is gebaseerd.
8
5. Het huidige jeugdbeleid in de praktijk Voor de beschrijving van het jeugdbeleid in de nota is gekozen voor een onderverdeling in een aantal thema’s. Deze zijn: 1. voorschoolse opvang en onderwijs; 2. arbeidstoeleiding; 3. gezondheidszorg en jeugdzorg; 4. welzijn en vrije tijd; 5. openbare orde en veiligheid. Per thema wordt de stand van zaken beschreven. Algemene gegevens, en ook preventieve activiteiten en ontwikkelingen komen hierbij aan de orde.
5.1.
Voorschoolse opvang: peuterspeelzalen
De gemeente Bedum heeft 3 peuterspeelzalen, verdeeld over 3 kernen te weten: Bedum, Zuidwolde en Onderdendam. De doelgroep bestaat uit peuters van 2 en 3 jaar die gemiddeld twee dagdelen per week gebruik maken van de peuterspeelzalen. Op dit moment bezoeken ca. 180 peuters de peuterspeelzalen. De peuterspeelzalen hebben daarmee een bereik van ca. 65 %. Het is niet duidelijk of peuters die behoren tot de risico- of achterstandgroepen deel uitmaken van het bereik.
Preventie Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat achterstanden op het gebied van sociale en emotionele ontwikkelingen, en ook in cognitieve ontwikkelingen, reeds op zeer jonge leeftijd ontstaan. De basisfunctie bestaan uit het bieden van opvang en speelmogelijkheden en het bijdragen aan de algemene ontwikkeling van peuters. Peuterspeelzalen kunnen ook een plusfunctie uitoefenen. Dit betekent dat men beleid heeft ontwikkeld en actief is in het signaleren van ontwikkelingsachterstanden en problemen en het bijdragen aan de bestrijding van deze achterstanden. De Onderwijsraad noemt in haar advies ”Voorschools en Buitenschools 1998” een aantal voorwaarden voor het effectief bestrijden van achterstanden bij kinderen. De peuterspeelzalen krijgen in de bestrijding van achterstanden een belangrijke rol toebedeeld. Dit is bovendien het geval in de door het rijk ontwikkelde speerpunten voor het gemeentelijk onderwijs achterstandenbeleid. De gemeente Bedum is geen onderwijs achterstands-gebied maar dat wil niet zeggen dat de speerpunten voor onze gemeente geen goede punten zouden zijn. Om daadwerkelijk een rol te kunnen spelen in het bestrijden van achterstanden, dienen de peuterspeelzalen aan enkele condities te voldoen. Deze zijn: • niet de opvangfunctie maar de ontwikkeling van kinderen moet centraal staan, een doorgaande lijn van de peuterspeelzalen naar de basisscholen is belangrijk; • er moeten meer ouders bereikt worden en de rol van ouders moet versterkt worden; • kinderen dienen zo jong mogelijk deel te nemen aan activiteiten die de ontwikkeling stimuleren, voor effect dienen kinderen minimaal 4 dagdelen de peuterspeelzaal te bezoeken; • er dient goede huisvesting te zijn. De peuterspeelzalen hebben voor zover ons bekend geen structureel overleg met elkaar, met basisscholen of met OKZ met betrekking tot een ononderbroken ontwikkelingslijn van het kind. Zij dragen derhalve nog niet specifiek bij aan het verbeteren van de positie bij binnenkomst in het basisonderwijs. In het algemeen kan er wel gesteld worden dat de deelname van peuters aan peuterspeelzalen de sociale vaardigheden van peuters vergroot.
Ontwikkelingen Aangezien de peuterspeelzalen op landelijk niveau een belangrijke rol krijgen toebedeeld in het bevorderen van het ontwikkelingsproces en het bestrijden van achterstanden en uitval, is het te verwachten dat er richtlijnen en kwaliteitseisen voor de sector ontwikkeld zullen worden (vergelijkbaar met de kinderopvang). Ook is de CAO voor peuterspeelzalen van kracht geworden, waarin kwaliteitseisen worden gesteld. Indien de gemeente Bedum de peuterspeelzalen een belangrijke rol wil toebedelen in haar jeugdbeleid, zullen wij samen met de peuterspeelzalen moeten investeren in het ontwikkelen van de basisfuncties en na verloop van tijd in de plusfuncties. 9
5.2.
Onderwijs algemeen
Het onderwijs wordt onderverdeeld in basisonderwijs voor kinderen van 4 tot 12 jaar en voortgezet onderwijs voor tieners van 12 tot 18 jaar. Binnen het onderwijs speelt ook de Onderwijs en Begeleidingsdienst (OBD) een rol. Jeugdigen in Nederland moeten minimaal 12 jaar onderwijs volgen. De meeste kinderen gaan na hun vierde verjaardag voor het eerst naar school. Dit betekent dat jeugdigen in ieder geval onderwijs volgen totdat zij 16 jaar zijn. Met 16 en 17 jaar zijn jeugdigen niet meer leerplichtig voor de volle tijd, maar wel partieel leerplichtig. Het overgrote deel van de leerlingen blijft langer onderwijs volgen. Sinds 1994 is in het Rijksbeleid het behalen van een startkwalificatie2 als speerpunt gekozen. Een startkwalificatie vergroot de kansen op het verwerven en behouden van een baan en biedt in die zin een kans op een economisch zelfstandig bestaan en een positiever toekomstperspectief dan wanneer men geen startkwalificatie heeft behaald. In het Rijksbesluit Onderwijs Achterstandenbeleid dat met ingang van 1 augustus 1998 van kracht geworden is worden als doelstellingen genoemd: • het vergroten van het percentage leerlingen dat een startkwalificatie haalt; • de schakeling naar de arbeidsmarkt verbeteren voor degenen die niet in staat zijn de startkwalificatie te behalen (via praktijk- en leerwegondersteunend onderwijs). In bovengenoemd besluit worden zes speerpunten voor beleid genoemd. Deze zijn: 1. het verbeteren van de startcondities van leerlingen bij binnenkomst in het basisonderwijs, door middel van voor- en vroegschoolse educatie in de peuterspeelzalen; 2. het verbeteren van de beheersing van de Nederlandse taal; 3. het verminderen van verwijzingen naar speciale voorzieningen; 4. verminderen van (tussentijdse) schooluitval: 5. vergroten van evenredige deelname van doelgroepen aan het vervolg onderwijs; 6. monitoring: volgen van lokale ontwikkelingen. Het beleid is gedecentraliseerd naar gemeenten omdat men ervan uit gaat dat gemeenten meer zicht hebben op de lokale situatie en ontwikkelingen. Het Rijk staat een longitudinale en integrale aanpak voor. Scholen krijgen een steeds belangrijker rol toebedeeld omdat ieder kind naar school gaat en problemen daar zichtbaar (kunnen) worden. De vraag is wie het probleem het beste kan aanpakken of hoe door middel van samenwerking en afstemming de juiste aanpak kan worden gerealiseerd.
5.3.
Basisscholen
De gemeente heeft de taak te zorgen voor onderwijsvoorzieningen. De gemeente Bedum kent drie openbare basisscholen (520 leerlingen) en vijf bijzondere basisscholen (798 leerlingen). Er zijn geen scholen voor voortgezet onderwijs in de gemeente. De meeste jeugdigen volgen het voortgezet onderwijs in Groningen.
Preventie van achterstand en uitval Middelen om achterstand en uitval te voorkomen zijn het ontwikkelen van een interne zorgstructuur per basisschool, deelname aan een samenwerkingsverband WSNS, deelname aan een Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) en een zorgplatform en de overgang naar het voortgezet onderwijs goed te begeleiden. De scholen zouden allen een interne zorgstructuur ontwikkeld moeten hebben. Deze bestaat dan uit een interne begeleider en een leerlingvolgsysteem (dit is opgezet samen met de gemeenten Zuidhorn, De Marne en Winsum) om indicaties voor achterstand en uitval zichtbaar te maken. De drie openbare basisscholen hebben daarnaast gezamenlijk een remedial teacher. Er is overleg tussen de directeuren van de basisscholen en daarnaast ook overleg met de directeuren van alle acht scholen in Bedum (openbaar en bijzonder onderwijs). Om niet alleen cognitieve achterstanden te behandelen, maar ook sociaal emotionele en gedragsproblemen te signaleren en de leerlingen te begeleiden dient 2
Startkwalificatie: een diploma voor een beroepsgerichte opleiding 10
er samenwerking te zijn met ofwel een psycholoog van de OBD ofwel Stichting Jeugdzorg Groningen. In onze gemeente is dit als volgt geregeld: er is in samenwerking met de OBD de mogelijkheid om gebruik te maken van de diensten van een schoolmaatschappelijk werker. Het WSNS is een samenwerkingsverband tussen basisscholen en het speciaal onderwijs. Het doel is de verwijzingen naar het speciaal onderwijs te verminderen. De basisscholen en de scholen voor speciaal onderwijs ontwikkelen samen een zorgsysteem waarmee leerlingen in het reguliere basisonderwijs kunnen blijven. Scholen in de gemeente Bedum nemen samen met de gemeenten Zuidhorn, De Marne en Winsum deel aan een openbaar samenwerkingsverband. Met scholen uit de gemeenten Eemsmond, Ten Boer, Winsum en De Marne aan een Protestants Christelijk samenwerkingsverband. Aan deze WSNS samenwerkingsverbanden zijn PCL’s gekoppeld. Deze PCL’s hebben tot taak leerlingen te toetsen en te verwijzen naar het speciaal onderwijs indien dit toch niet anders kan. Onze gemeente kent een smalle PCL. Dit houdt in dat er alleen verwijzingen plaatsvinden en geen verdere nazorg. Bij een brede PCL wordt er zowel verwezen als nazorg geleverd. Naast deze samenwerkingsverbanden is er ook nog een samenwerkingsverband met de gemeente Loppersum en Ten Boer. Hier wordt gekeken of het mogelijk is om voor alle betrokken openbare scholen één bestuursvorm te ontwikkelen en de meest wenselijke directievorm, daarnaast is er gezamenlijke ondersteuning. Dit heeft allemaal betrekking op schoolbestuurlijke taken en organisatorische zaken. Beleidsinhoudelijk is er geen samenwerking. In verband met taalachterstand van culturele minderheden geeft de Togtemaarschool extra aandacht aan het ontwikkelen van vaardigheden met betrekking tot de Nederlandse Taal. De OBD ondersteunt basisscholen in de gemeente bij onderwijsproblemen, het invoeren van computersystemen en bij psychologisch onderzoek van leerlingen. De scholen worden individueel begeleid. De keuzen voor de onderwerpen zijn per school verschillend.
5.4.
Voortgezet onderwijs
Activiteiten in het voortgezet onderwijs om achterstand en uitval tegen te gaan zijn de preventie-units, de Regionale Meld en Coördinatiepunten (RMC) en de leerplichtfunctie van de gemeente. Onze gemeente heeft geen scholen voor voortgezet onderwijs. Natuurlijk hebben wij wel inwoners die het voortgezet onderwijs in andere gemeenten volgen. Derhalve is het beleid ten aanzien van deze wel voor onze gemeente van belang. Preventie-units zijn samenwerkingsverbanden van VO-scholen met de jeugdhulpverlening, de jeugdzorg, de GGD en de leerplichtambtenaren. In de stad Groningen hebben slechts drie scholen een preventie-unit. Momenteel wordt er bij 8 andere scholen gewerkt aan de ontwikkeling van deze samenwerkingsverbanden. Om het aantal tussentijdse schoolverlaters en het aantal schoolverlaters dat zonder startkwalificatie de school verlaat, terug te dringen zijn de RMC’s in het leven geroepen. Tot de doelgroep behoren schoolverlaters zonder een diploma van een beroepsgerichte opleiding. De RMC’s hebben een tweeledig doel: 1. een sluitende registratie, melding en verwijzing van schoolverlaters; 2. een sluitend netwerk van partijen en een dekkend geheel van afspraken rond herplaatsing en de zorg voor schoolverlaters. Onze provincie kent drie gebieden van waaruit de RMC-taken worden uitgevoerd: Noord- Groningen, Oost-Groningen en Centraal Groningen. Bedum valt onder Noord-Groningen. Scholen dienen voortijdig schoolverlaters te melden bij de RMC. Deze waarschuwt de leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar heeft als taak de leerling terug te leiden naar school. Is dit traject te ingewikkeld, dan kan de leerplichtambtenaar de leerling verwijzen naar het RMC-verwijsteam in Winsum. Het RMC-verwijsteam neemt de intensieve begeleiding dan over. Het leerplichtbeleid is een onderdeel van het geïntegreerde jeugdbeleid en is nauw verweven met het RMC-beleid. Om voortijdig schoolverlaten en vooral tussentijds schoolverlaten te voorkomen en terug te dringen is een stevig beleid met betrekking tot handhaving van de leerplicht een noodzakelijke voorwaarde. Dit vereist niet alleen een goede leerplichtadministratie, maar ook de contacten met de scholen, de RMC en vooral de tussentijdse schoolverlaters zelf. De leerplichtambtenaar legt contacten met de aangemelde leerling. De leerplichtambtenaar stelt samen met de schoolverlater en trajectbegeleiders een traject op dat er op gericht is de voortijdig schoolverlater alsnog een startkwalificatie te laten halen. In onze gemeente zijn de leerplichtadministratie en leerplichtfunctie goed geregeld. Er wordt samen met de gemeenten Ten Boer en Loppersum zorg gedragen voor een goed verloop van 11
de leerplichtadministratie en de leerplichtfunctie. De gemeenten hebben één leerplichtambtenaar. Ook het leerlingvolgsysteem wordt gezamenlijk opgezet. Om de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs goed te laten verlopen kunnen de basisscholen een overgangsrapport, waarin behalve leerontwikkelingen ook sociaal emotionele ontwikkelingen van de leerling genoemd worden, aan het voortgezet onderwijs overhandigen. Het is op dit moment niet bekend welke scholen dit wel en niet doen. Zowel in het voorstel voor de nieuwe Wet op de jeugdzorg als in de beleidsnota’s van VWS en OCW krijgt de samenhang tussen onderwijsbeleid en jeugdzorgbeleid extra aandacht. Ook wij zullen in het kader van het BANS aan deze samenwerking gestalte moeten gaan geven.
5.5.
Arbeidstoeleiding
Het hebben van een baan en het verwerven van inkomsten zijn voor de zelfstandigheid van mensen zeer belangrijk. Dit geldt uiteraard ook voor jeugdigen. Na de schoolloopbaan volgt de intrede op de arbeidsmarkt. Werkgelegenheid en arbeidstoeleiding staan hoog op de politieke agenda’s van de verschillende overheden. Er bestaan tal van stelsels en maatregelen om de instroom in de arbeidsmarkt te bevorderen. Algemeen In de gemeente Bedum wordt het aanbod van jeugdigen op het gebied van arbeidstoeleiding en bemiddeling verzorgd door de afdeling sociale zaken en Arbeidsvoorziening (basisdienstverlening, het toekomstige Centrum Werk en Inkomen) en Kliq (voorheen onderdeel van het arbeidsbureau). De gemeente en Kliq zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor een sluitende aanpak met betrekking tot arbeidstoeleiding voor jeugdigen tot 23 jaar. De Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) geeft de gemeente meer mogelijkheden en meer beleidsvrijheid om de diverse instrumenten ten behoeve van werkzoekenden beter op elkaar af te stemmen. Hierdoor kan de gemeente tot een meer integrale aanpak van de inschakeling van de werkzoekende komen en beter gebruik maken van de hiervoor beschikbare middelen. Instrumenten zijn: • activering en scholing, waaronder scholing, sociale activering, zorg en hulpverlening, educatie en kinderopvang voor alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar; • dienstbetrekking en werkervaringsplaatsen (WIW-plaatsen; wordt uitgevoerd door de Stichting Weerwerk in Groningen). Basisvoorzieningen leidt mensen toe tot de arbeidsmarkt volgens het vier fasenmodel. De fases variëren van “direct bemiddelbaar’ tot ‘niet-bemiddelbaar’.
Preventie Werkeloze jeugdigen en schoolverlaters hebben de verplichting zich in te laten schrijven bij Arbeidsvoorzieningen. Kliq ontwikkelt een traject voor de arbeidstoeleiding. Voor jongeren die niet op eigen kracht een reguliere baan kunnen vinden en door Kliq niet binnen een half jaar bemiddeld zijn, geldt de WIW. De WIW is de sluitende benadering. Er geldt een plicht voor de gemeente om alle jeugdigen tot 23 jaar die nog niet aan het werk zijn te kwalificeren voor de arbeidsmarkt. Deze jeugdigen krijgen door de Stichting Weerwerk een WIW-baan of -ervaringsplaats aangeboden. De Stichting Weerwerk staat in dienst van de gemeente. Tijdens de baan zijn er mogelijkheden tot scholing. Voor een specifieke groep jeugdigen, die door allerlei redenen onvoldoende toegerust zijn om een WIW-baan te kunnen uitoefenen, is een speciaal voortraject ontwikkeld. Tijdens dit voortraject wordt getracht de knelpunten en oorzaken die het uitoefen van een WIW-baan belemmeren, weg te nemen. Deze jongeren krijgen geen WIW-loon maar een vergoeding (uitkering) ter hoogte van de kinderbijslag. Op dit moment zijn er 13 WIW-overeenkomsten met jongeren. Op dit moment is het zo dat jongeren korter ingeschreven staan. Daarnaast neemt het aantal jongeren dat ingeschreven staat af. Sociale activering betreft het beleid voor de kanslozen op de arbeidsmarkt van wie verwacht kan worden dat een toeleidingstraject in welke vorm dan ook niet op een overzienbare termijn tot uitstroom naar de arbeidsmarkt kan leiden. De activiteiten zijn er in eerste instantie op gericht om betrokkene een zinvolle invulling van het bestaan te geven en het contact met de maatschappij in stand te houden of te herstellen. De activiteiten kunnen nuttig zijn voor de ontwikkeling en het welzijn 12
van de betrokkene en voor de samenleving. Bij sociale activering kan het gaan om vrijwilligerswerk, buurtwerk maar ook om stages of het opdoen van werkervaring bij werkleerprojecten. Daarnaast kan het ook gaan om b.v. andere activiteiten zoals vissen, cursussen, e.d. Alles waardoor mensen betrokken worden bij de maatschappij ter voorkoming van een sociaal isolement. De sociale activering wordt uitgevoerd door een medewerker van de afdeling sociale zaken en door Borca Consult. Trajectbemiddeling gaat zowel via Kliq als via sociale zaken en Borca. Op dit moment staan er 24 jeugdigen ingeschreven bij Kliq, 5 jongeren hebben een bijstandsuitkering. De gemeente Bedum heeft ervoor gekozen om het komende jaar een beleidsplan sociale activering te ontwikkelen. Er is voor gekozen om dit niet intern te doen maar uit te besteden aan Borca Consult.
5.6.
Gezondheidszorg en Jeugdzorg
De jeugdgezondheidszorg voor 0 tot 4 jarigen is geregeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en wordt uitgevoerd door de OKZ en de GGD. De gemeente is op basis van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) verantwoordelijk voor de collectieve preventie van gezondheidsrisico’s gericht op de jeugd. De gemeenten hebben het uitvoeren van de jeugdgezondheidszorg voor 4 tot 19 jarigen uitbesteedt aan de Hulpverleningsdienst Groningen/GGD. Het Rijk heeft de gemeenten opgelegd een gemeentelijk gezondheidsbeleid te ontwikkelen. De Jeugdzorg bestaat uit de jeugdhulpverlening uitgevoerd door Stichting Jeugdzorg, de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen GGZ-jeugd (voorheen RIAGG) en de justitiële hulpverlening uitgevoerd door de Raad voor de Kinderbescherming en de instellingen voor voogdij en gezinsvoogdij: de Werkstichting jeugdbescherming van Jeugdzorg Groningen. Richtlijnen van het Rijk hebben afgedwongen dat deze partijen samenwerken in Eén Toegang (eenduidige screening, indicatie en zorgtoewijzing). Daarnaast wordt binnen de gezondheidszorg en de jeugdzorg aandacht besteed aan thema’s die van belang zijn voor de gezondheid van jeugdigen zoals preventie van verslaving, preventie van seksueel geweld en opvoedingsondersteuning aan ouders.
5.6.1. Gezondheidszorg Zowel de OKZ als de GGD voeren met name preventieve taken uit zoals signaleren van ontwikkelingsachterstanden en het geven van voorlichting en adviezen om deze achterstanden te voorkomen. De OKZ biedt voor ouders van kinderen tot 4 jaar de consultatiebureaufunctie, pedagogische hulpverlening, gezondheidsvoorlichting en opvoedingsondersteuning aan. Zodra een baby geboren wordt krijgt het consultatiebureau een melding van de gemeente. De OKZverpleegkundige bezoekt de ouder(s) 2 x aan huis: maakt kennis met de ouder(s), voert de PKU/CHT screening uit, neemt de anamnese (gezondheidsgeschiedenis) af en geeft voorlichting over wat de OKZ voor de ouder(s) en kinderen kan betekenen. Verder legt zij de werkwijze van het consultatiebureau uit. Er worden, indien de ouder(s) dit wensen in totaal 15 consulten gegeven, 9 in de zuigelingen periode en 6 in de peuterperiode. Het bereik is hoog. In Bedum zijn 148 zuigelingen en 418 peuters in de zorg. De OKZ is een laagdrempelige voorziening die dichtbij de ouders wordt aangeboden. De consultatiebureau-functie wordt in de gemeente Bedum uitgevoerde in diverse kernen, Onderdendam, Zuidwolde en Bedum. Door de OKZ wordt aangegeven dat het veranderen van plaats wel afname veroorzaakt. Hiermee wordt bedoeld dat het spreekuur van b.v. Onderdendam soms ook in Bedum wordt uitgevoerd. Dit is voor ouders een reden om dan niet heen te gaan. Het lijkt daardoor verstandig om het consultatiebureau toch zo dicht mogelijk bij de ouders te houden. En om dit ook consequent te blijven doen. De GGD voert het schoolgezondheidsbeleid uit en houdt toezicht op de volksgezondheid van alle bewoners. In het kader van het schoolgezondheidsbeleid houdt de GGD één keer per jaar individugerichte onderzoeken bij leerlingen in groep 2 en 4 van de basisscholen en bij leerlingen in de brugklas van het voortgezet onderwijs. De leerlingen worden onderzocht op zicht, gehoor en spraak en houdingsafwijkingen. Ook heeft de GGD leskisten voor scholen. De basisscholen in de gemeente Bedum maken hier geen gebruik van.
Ontwikkelingen De volgende ontwikkelingen en knelpunten worden landelijk gesignaleerd: • de opvoedingsonmacht van ouders neemt toe; • jongeren gaan op steeds jongere leeftijd roken en drinken; • het Rijk dringt er bij gemeenten op aan een gemeentelijk gezondheidsbeleid te ontwikkelen; • de samenwerking met instellingen verdient verbetering. 13
Mogelijke oplossingen/maatregelen zouden zijn: • voorlichting op basisscholen aan leerlingen m.b.t. de gezondheid in relatie tot roken, drinken en drugs; • leerkrachten trainingen geven in het signaleren van problemen; • meer lesmateriaal ontwikkelen en aanbieden; • op scholen een veilig klimaat creëren en regels afspreken; • opzetten van buurt(zorg)netwerken; • opvoedingsondersteuning in diverse vormen en op diverse plaatsen; • ontwikkelen van het “Vensterschool” idee.
5.6.2. Jeugdzorg De jeugdhulpverlening wordt in de regio’s Westerkwartier en Noord-West Groningen (waar Bedum onder valt) uitgevoerd door het ambulant bureau jeugdhulpverlening Hajon in Tolbert. Dit bureau houdt tevens spreekuur in onze gemeente en is een onderdeel van de Stichting Jeugdzorg Groningen. Hajon biedt een informatie en adviesfunctie en geeft kortdurende hulpverlening aan jeugd van 0 tot 23 jaar (gemiddeld 14,5 gesprekken). De hulp is vrij toegankelijk hetgeen betekent dat jeugdigen zonder verwijzing kunnen binnenlopen. Indien er sprake is van een complexe hulpvraag die een langduriger traject behoeft, wordt de klant op basis van indicatie en diagnose, door het zorgtoewijzingsorgaan geplaatst in de geïndiceerde jeugdhulpverlening (langdurige hulp, dag- en nachthulp, pleegzorg). De trendrapportage jeugd 2000 (POZW) laat zien dat de relatieve instroom van jeugdigen uit Bedum in de ambulante geestelijke gezondheidszorg laag is in vergelijking met de rest van de provincie. Ook de instroom van jeugdigen in de ambulante jeugdhulpverlening van het bureau Hajon is relatief laag. Hajon kan echter geen concrete cijfers leveren per gemeente in de regio Noord-West Groningen. Dit betekent dat het zicht op het aantal jeugdigen dat een beroep doet op de hulpverlening ontbreekt. Bovendien hebben wij hierdoor geen indicatoren voor problemen. De instroom van jeugdigen uit onze regio in de ambulante jeugdhulpverlening is relatief erg laag. Oorzaken hiervoor zijn niet zo zeer dat de jeugd geen problemen heeft. De lage instroom is voornamelijk te wijten aan het ontbreken van een aanbod van jeugdhulpverlening in de gemeente en aan het ontbreken van samenwerkingsrelaties tussen St. Jeugdzorg Groningen en de gemeentelijke instellingen. Derhalve vinden er nauwelijks zichtbare verwijzingen plaats van jeugdigen naar de jeugdhulpverlening en de jeugdzorg. Uit deze gegevens is het niet mogelijk om een goed beeld te krijgen van de jeugdigen die in de hulpverlening terechtkomen. Daarnaast is de kans heel groot dat door het geringe aanbod in de gemeente, één middag per week spreekuur door Hajon, jeugdigen uitwijken naar Groningen. Preventie De ambulante jeugdhulpverlening heeft ook een aantal preventieve functies. Door informatie en advies kunnen problemen worden voorkomen of tijdig gesignaleerd worden en door het aanbieden van hulp (zo vroeg mogelijk, zo kort mogelijk, zo dicht mogelijk bij huis en zo licht mogelijk) kan langdurige en geïndiceerde hulpverlening voorkomen worden. Van belang hierbij is een organisatie met een lage drempel en met zicht op en inzicht in de leef- en belevingswereld van jeugdigen en jeugdproblematiek. Een randvoorwaarde voor regionaal en provinciaal georganiseerde jeugdhulpverlening is de samenwerking van de jeugdhulpverlening met organisaties en instellingen op lokaal niveau. De lokale instellingen functioneren namelijk als vindplaats. Daar worden problemen het eerst zichtbaar. Ontwikkelingen Het terrein van de jeugdzorg is voortdurend in verandering. De Stichting Jeugdzorg Groningen richt zich steeds meer op het uitvoeren van kerntaken. De organisatie van de ambulante bureaus jeugdhulpverlening is gewijzigd met als gevolg dat deze bureaus zich steeds meer terugtrekken uit samenwerkingsverbanden. Voor de gemeente Bedum houdt dit in dat als er een zorgnetwerk gerealiseerd zou worden, het moeilijk wordt om daarbij de ambulante jeugdhulpverlening te betrekken. Dit is alleen nog mogelijk voor het eerste half jaar. Gezien de gegevens die er nu beschikbaar zijn van Hajon is het maar de vraag of het noodzakelijk is een spreekuur te blijven houden in Bedum. Wil de gemeente goede hulpverlening kunnen bieden, dan betekent dat onder anderen goed bereikbaar zijn en dicht bij huis, dan voldoet één keer in de week een spreekuur daar niet aan. Om dat te kunnen bieden is het noodzakelijk om vaker open te zijn en beter bereikbaar. Als daar de cijfers naast gelegd
14
worden van Hajon dan blijkt dit niet haalbaar. Dus zou de gemeente kunnen overwegen om de hulpverlening te richten op Groningen.
5.6.3. Thema’s In het kader van het geïntegreerde jeugdbeleid zijn de thema’s preventie van verslaving, seksueel geweld en opvoedingsondersteuning aan ouders van belang. Landelijk wordt vastgesteld dat jeugdigen op jongere leeftijd meer gaan roken en drinken. Ook is gebruik van softdrugs normaal geworden en steeds meer toegenomen. Daaruit zou kunnen worden afgeleid dat er meer voorlichting moet komen over verslaving aan jeugdigen, bij voorkeur op de basisscholen. Voorlichting over verslaving behoort tevens tot het takenpakket van de afdeling preventie van de Algemene Verslavingszorg Groningen (AVG). Deze organisatie heeft voor zover bekend nog geen voorlichtingsbijeenkomsten gegeven in onze gemeente. Dit zou voor de komende periode een goede manier kunnen zijn om voorlichting te geven aan jeugdigen en/of hun ouders. Een landelijke ontwikkeling die gesignaleerd wordt is de toename van het aantal kinderen met gedragsproblemen. Oorzaken liggen volgens de landelijke instellingen bij de steeds groter wordende onmacht van ouders om hun kinderen adequaat op te voeden. Eén van de kerntaken van de OKZ, en daarmee ook van de verpleegkundige discipline binnen de OKZ, is het ondersteunen van ouders bij hun vragen en problemen in de opvoeding van hun kinderen. Als zodanig is opvoedingsondersteuning een belangrijk onderdeel van het basispakket Jeugdgezondheidszorg. Vormen van opvoedingsondersteuningen binnen de OKZ zijn: huisbezoeken op indicatie, consulten op indicatie, thema’s en cursussen, b.v. “als je pas een baby hebt” of “opvoeden zo”. OKZ verpleegkundigen zijn getraind in het werken met video als ondersteunend middel hierbij. Aan de OKZ zijn consulenten opvoedingsondersteuning verbonden. Zij trainen en ondersteunen de medewerkers op dit gebied. Wanneer de problematiek de competentie van de OKZ te boven gaat of als de problematiek meervoudig is of nog niet eenduidig genoeg is te benoemen, dan kan de OKZ verwijzen naar het VTO/vroeghulpteam (vroegtijdige onderkenning van ontwikkelstoornissen), de Stichting Jeugdzorg of de GGZ. Stichting Jeugdzorg Groningen heeft opvoedingsondersteuning tot haar kerntaken benoemd. Ook zij houdt zich bezig met signaleren, bespreken en verwijzen. Naast deze instellingen zijn er tal van andere instellingen die te maken hebben met opvoedingsvragen en problemen met ouders, zoals de basisscholen, de peuterspeelzalen en de kinderopvang. Deze zijn echter niet altijd in staat de problemen te signaleren of de vragen te beantwoorden. Het is niet bekend in hoeverre de peuterspeelzalen en de kinderopvang in onze gemeente gekwalificeerd zijn om deze uit te voeren. De GGD pleit provinciaal voor trainingen voor peuterspeelzalen, kinderopvang en basisscholen en voor het opzetten van buurt(zorg)netwerken om signalen en problemen te kunnen bespreken en afspraken te kunnen maken over begeleiding. Landelijk is de jeugdgezondheidszorg volop in ontwikkeling. De staatssecretaris heeft onlangs de beleidsnota “Positionering jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar” aangeboden. Het voorstel is om de diensten van de OKZ en de GGD integraal te ontwikkelen en aan te bieden in plaats van gescheiden. Dit betekent dat de gemeente meer zeggenschap en mogelijkheden voor regie zal krijgen over het beleid en de diensten van de OKZ en GGD samen. De gemeenten zijn in regioraad verband reeds bezig met het gezamenlijk ontwikkelen van een gezondheidsbeleid. Jeugd zal hierin speciale aandacht krijgen.
5.7.
Welzijn en vrije tijd
In 1994 is de Welzijnswet van kracht geworden. Verantwoordelijkheid voor de uitvoering van onderdelen van het welzijnsterrein is daarbij aan het lokale niveau overgedragen. Op basis van deze Wet is het welzijnswerk volledig gedecentraliseerd. In artikel 2 van deze Wet is de gemeente primair de bemoeienis met het jeugdwelzijn, de peuterspeelzalen en de kinderopvang opgedragen. In de nota’s “Naar eigen vermogen 1995” en de beleidsbrief “Lokaal Sociaal Beleid 1997” van het Ministerie van VWS, worden de volgende speerpunten en sleutelbegrippen voor het welzijnsbeleid genoemd: • het op individueel niveau bevorderen van zelfstandigheid, onafhankelijkheid en sociale participatie; • het op niveau van de samenleving bevorderen van stabiliteit, sociale cohesie en solidariteit, met andere woorden: het voorkomen en oplossen van maatschappelijke problemen samen met anderen; • de zelfredzaamheid en ontplooiingsmogelijkheden van mensen vergroten en hun deelname aan de samenleving stimuleren om te voorkomen dat mensen in een achterstandssituatie raken; • mogelijkheden bieden aan personen in achterstandssituaties om deze te verbeteren of op te heffen. 15
Het behoort tot de taak van de gemeente om in het kader van het algemeen jeugdbeleid, basisvoorzieningen te organiseren die bijdragen aan het welzijn van de jeugd en die de jeugd de mogelijkheid biedt zich te kunnen ontwikkelen. Deze voorzieningen hebben naast hun basisfunctie ook een preventieve functie: zij bevorderen de sociale binding en maatschappelijke participatie van jeugdigen en dragen bij aan een versterking van het besef van normen en waarden van de jeugd. De gemeente Bedum kent de volgende basisvoorzieningen: peuterspeelzalen (reeds beschreven bij de voorschoolse periode in 4.1.), de speel-o-theek, de kinderopvang (kinderdagverblijven, naschoolse opvang en gastouderopvang), sociaal cultureel werk, het zwembad en de sportverenigingen.
5.7.1. Kinderopvang en speel-o-theek Met de decentralisatie van de middelen voor de kinderopvang per 1 januari 1996, zijn gemeenten volledig verantwoordelijk geworden voor de vormgeving van het kinderopvangbeleid op lokaal niveau. Aspecten zijn de handhaving en uitbreiding van de capaciteit, toezicht op de kwaliteit, de spreiding van de voorzieningen, de samenhang tussen voorzieningen, doelgroepenbeleid, opzet en uitbreiding van naschoolse opvang, maatschappelijke inbedding, subsidie- en accommodatiebeleid en de relatie tussen lokaal jeugdbeleid en kinderopvang. De speel-o-theek voorziet in de uitleen van speelgoed voor kinderen in de ontwikkelingsleeftijd van 0 tot 8 jaar. De kinderopvang richt zich afhankelijk van de aard van de opvang op kinderen van 0 tot 13 jaar. De gemeente Bedum heeft kinderdagverblijven voor 0 tot 4 jarigen, gastouderopvang voor kinderen van 0 tot 13 jarigen en naschoolse opvang voor 4 tot 13 jarigen. Er zijn in de gemeente Bedum 3 kinderdagverblijven, 1 naschoolse opvang en er zijn op dit moment 41 kinderen geplaatst in de gastouderopvang. De kinderdagverblijven hebben samen 48 kindplaatsen, hier kunnen tussen de 96 en 144 kinderen gebruik van maken. Het aantal kinderen is afhankelijk van het aantal dagdelen dat er afgenomen worden. Op dit moment is het niet duidelijk hoeveel dagdelen er gemiddeld worden afgenomen. De naschoolse opvang is in juni 2000 gestart. Op dit moment zijn van de 18 plaatsen 8 gevuld. De primaire doelen van de kinderopvang zijn: • ouders de mogelijkheid bieden tot het toe treden tot de arbeidsmarkt; • opvangen van kinderen; • speelmogelijkheden bieden aan kinderen; • bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen. Secundaire doelen zijn: • signaleren van ontwikkelingsachterstanden en sociaal emotionele problemen; • in samenwerking met anderen het voorkomen en bestrijden van achterstanden.
De kinderopvang in Bedum (“Holle Bolle Gijs”) wordt door de gemeente (30 %) en de bedrijven (70 %) gefinancierd. De ouders betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage. De kinderopvangfaciliteiten in Bedum (Beertje Paddington) en in Zuidwolde zijn particulier. Beertje Paddington heeft 70 á 75 % bedrijfsplaatsen. Preventie De kinderopvang houdt zich vooral bezig met de primaire doelen. De kinderopvang is historisch gezien opgezet om ouders de mogelijkheid tot arbeidsparticipatie te bieden. De preventieve functies zoals signaleren, bestrijden en voorkomen van achterstanden worden niet standaard uitgeoefend. Het ministerie van SoZaWe heeft de regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders vastgesteld. De regeling voorziet in een tegemoetkoming van de kosten via de subsidieregeling van het rijk. In Bedum maken op dit moment 3 ouders gebruik van de alleenstaande ouderregeling. Zowel vorig jaar als dit jaar is er door alleenstaande ouders alleen gebruik gemaakt van de gastouder-opvang. Het gebruik maken van de gastouderopvang heeft vermoedelijk te maken met het, op dat moment, nog niet aanwezig zijn van naschoolse opvang. Het is niet duidelijk of groepen in achterstand- of risicosituaties gebruik maken van de kinderopvang.
Ontwikkelingen De kinderopvang is een terrein dat sterk in ontwikkeling is. Tal van initiatieven en beleidsmaatregelen zijn de laatste jaren geïnitieerd en vastgesteld zoals: 16
• het ontwikkelen van een kwaliteitsstelsel dat uiterlijk in 2001 moet worden ingevoerd; • het ontwikkelen en invoeren van een andere bedrijfsvoering, gericht op producten, vraag en aanbod en flexibiliteit; • de tijdelijke stimuleringsregeling 4 tot 12 jarigen (buitenschoolse opvang); • de tijdelijke stimuleringsregeling 12 tot 16 jarigen (buitenschoolse opvang).
5.7.2. Sociaal cultureel werk Het Sociaal Cultureel Werk wordt in onze gemeente uitgevoerd door Stichting de Meenschaar. De meeste activiteiten in de Meenschaar zijn gericht op de leeftijdsgroep 4 tot 12 jaar. Er is 3 á 4 keer per jaar een kinderdisco voor kinderen van 8 jaar en ouder. Er worden cursussen gegeven, o.a. zelfverdediging voor meisjes (10 tot 12 jaar), handvaardigheid (9 tot 12 jaar) en tekenen (9 tot 12 jaar). Daarnaast worden er in de vakantie vakantiespeeldagen georganiseerd en zijn er filmdagen (6 tot 12 jaar). Voor de oudere jeugd, 14 tot 24 jaar, is er een jeugdsoos. Deze jeugdsoos is elke week op zaterdagavond geopend. Het bestuur hiervan bestaat uit 7 jongeren, zij opereren zelfstandig. Ook is er een cultureel educatief netwerk voor de basisscholen. Dit is een samenwerkingsverband tussen muziekschool, bibliotheek, de Meenschaar en alle basisscholen in Bedum. Er is op dit moment geen jeugd- en jongerenwerker werkzaam in de gemeente Bedum.
Preventie Incidenteel worden er door de Meenschaar wel problemen gesignaleerd en er wordt dan ook geprobeerd dit op te lossen. Bij gebrek aan een jeugd- en jongerenwerker is het moeilijk om daar consequent op in te springen. Daarnaast is er gekeken naar een oplossing voor de “hangjongeren” in de vorm van de “Beemteener”. De “Beemteener” is een container die geplaatst zou worden als verblijf voor jongeren. In eerste instantie was het vinden van een plek moeilijk en later bleek de jeugd geen vertegenwoordiger te kunnen vinden die een afsprakenlijstje wilde ondertekenen.
Ontwikkelingen De Meenschaar heeft in de begroting extra geld gevraagd om weer een jeugd- en jongerenwerker aan te kunnen nemen voor een aantal uren. Daarnaast is het de bedoeling dat het gebouw van de Meenschaar verbouwd gaat worden. In de planning is meegenomen dat er dan ook een ruimte komt die specifiek voor de jeugd is. Dit zou betekenen dat de jeugdsoos vaker open zou kunnen zijn en dat er meerdere activiteiten voor jeugdigen gedaan zouden kunnen worden. In de plannen van de ruimte voor jeugdigen is ook het bestuur van de jeugdsoos betrokken geweest. Daarnaast worden er door kerkelijke groepen ook activiteiten voor jeugdigen georganiseerd, op dit moment hebben we geen zicht op hoeveel en hoe vaak.
5.7.3. Sport Sport draagt bij aan een gezonde, actieve en betrokken levensstijl. Daarnaast nemen jeugdigen via sportverenigingen deel aan maatschappelijke en sociale verbanden, wat de binding met de maatschappij versterkt en derhalve preventief kan zijn met betrekking tot voorkomen van uitval. Het Rijk en de provincie Groningen voeren een actief sportstimuleringsbeleid, ook ten aanzien van jeugdigen. Ook onze gemeente onderkent het grote belang van deelname van jeugdigen aan sportactiviteiten. Stimulering vindt plaats door indirecte subsidiering onder andere in het beschikbaar stellen van accommodaties. Maar ook bijvoorbeeld in de vorm van het realiseren van een skatebaan in Zuidwolde. Daarnaast is er in de gemeente Bedum geen schoolzwemmen maar het is wel mogelijk voor kinderen in groep 8 die nog geen diploma hebben. Deze kosten hiervan komen voor rekening van de gemeente. In de gemeente Bedum functioneren 20 sportverenigingen. Het is niet duidelijk hoeveel jeugdigen lid zijn van een sportvereniging en welke sporten zij beoefenen buiten het verenigingsverband. Wel is het een algehele trend dat ook in de sport de individualisering toeslaat. In de sport wordt ook steeds meer waarde gehecht aan het kunnen sporten op tijden wanneer het de jeugd uitkomt. Hierdoor zijn de sportscholen in opkomst.
Preventie
17
Zoals hierboven beschreven kan sport de sociale bindingen van jeugdigen vergroten. Daarnaast vervult sportbeoefening een rol in het vergroten van sociale vaardigheden, omgaan met competitie en agressie en draagt bij aan lichamelijke ontwikkeling en hygiëne. Ontwikkelingen Landelijk kunnen enkele ontwikkelingen geconstateerd worden ten aanzien van de deelname aan sport bij jeugdigen. Deze zijn: • het aantal jeugdleden vanaf 16 jaar van sportverenigingen loopt snel terug; • jeugdigen gaan in snel tempo over van de ene naar de andere sport en wisselen snel van vereniging; • jeugdigen sporten steeds minder in verenigingsverband; het aantal individuele sportactiviteiten zoals skateboarden, skaten en skeeleren neemt toe. Dit worden tegenwoordig funsporten genoemd.
5.7.4. Vrije tijd Behalve deelname aan sport en georganiseerde sociaal culturele activiteiten, zijn er tal van andere manieren waarop jeugdigen de vrije tijd kunnen invullen. Jeugdigen vinden het vaak van belang dat zij in de vrije tijd kunnen spelen en omgaan met vrienden en vriendinnen, dicht bij huis en op die plekken waar zij elkaar kunnen ontmoeten of activiteiten kunnen ondernemen die zij zelf leuk vinden. Jeugd wil graag onder elkaar zijn, niet op de vingers gekeken worden en de mogelijkheid hebben om hun eigen cultuur te beleven en uit te dragen. Een groot gedeelte van de jeugd wil ontmoeten hetgeen letterlijk betekent: ontdaan van alle moeten. De gemeente voorziet in deze behoefte door middel van het aanleggen en onderhouden van speelterreinen en speelplaatsen, het subsidiëren van kindervakantieactiviteiten en het subsidiëren van de exploitatie van jeugdsozen. Diverse kerkelijke gemeenten hebben daarnaast eigen clubs voor kinderen, tieners en jongeren. Over de gemeente verspreid liggen ca. 22 speelterreinen. Deze speelterreinen zijn vooral bedoeld voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar. Ook de onderdelen van het sociaal cultureel werk vallen onder de vrije tijdsbesteding.
Preventie Een zinvolle dagbesteding en het omgaan met leeftijdsgenoten zijn belangrijk voor de ontwikkeling van jeugdigen. Het zorgt voor ontspanning en bevordert de lichamelijke ontwikkeling, sociale vaardigheden, zelfredzaamheid en zelfvertrouwen van jeugdigen. Het is belangrijk dat jeugdigen buiten de gezinssituatie en de school, mogelijkheden krijgen voor tijdsbesteding die aansluit bij de eigen leef- en belevingswereld. Ontwikkelingen Bij de verbouwing van de Meenschaar is een ruimte voor jeugdigen meegenomen, dit om meer mogelijkheden te creëren voor ruimte voor en door jeugdigen. Daarnaast is kort geleden de skatebaan in Zuidwolde aangelegd, dit op verzoek van de jeugdigen. Ook zijn er gesprekken geweest met betrekking tot de “Beemteener”. Wat hierin een knelpunt is gebleken is de plaats. Er is geen buurt die graag een ontmoetingsplek voor jongeren in de achtertuin wil. Ook in het jeugdbeleid heeft de omgeving een belangrijke rol. In de omgeving van jeugdigen zal ook gewerkt moeten worden aan acceptatie van jeugdigen en hun gedrag. Daarnaast vinden veel jeugdigen dat er te weinig mogelijkheden zijn in de gemeente en in de eigen kern voor “vrije vormen van ontmoeten”. Daarbij valt te denken aan een jongerencentrum, disco enz.
5.8. Openbare orde en veiligheid Bij dit thema zijn vooral de jeugdcriminaliteit en overlast door jongeren van belang. Jeugdcriminaliteit is een ruim begrip waaronder delicten worden geregistreerd die lopen van (winkel)-diefstal en vandalisme tot en met gewelds- en zedendelicten. Landelijk wordt geconstateerd dat de jeugdcriminaliteit, na een periode van stabilisatie in de tweede helft van de jaren 80’, sinds 1990 zowel in absolute als in relatieve zin weer stijgt. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de toename ook voor een deel toe te schrijven is aan de verhoogde aandacht voor de aanpak van jeugdcriminaliteit en aan de verbeterde registratie.
18
Uit de gegevens van de politie in Bedum komt het volgende naar voren: • criminaliteit is een zaak voor jongens. Het percentage meisjes dat te maken krijgt met de politie vanwege een delict is klein. Alhoewel dit percentage in de afgelopen jaren wel langzaam aan verhoogd is; • de leeftijdsgroepen die het meest met de politie in aanraking komen zijn de 16 en 17 jarigen; • diefstal, inbraak, vandalisme en geweld tegen personen komt het meest voor (provinciaal gezien trendrapportage 2000); • de delicten die door jeugdigen gepleegd worden, worden voor 72 % in de eigen gemeente gepleegd (provinciaal gezien trendrapportage 2000). Volgens de gegevens van de politie in Bedum zou het aantal delicten dalen, in de trendrapportage wordt aangegeven dat regionaal gezien het aantal delicten stijgt. Jeugdigen tussen de 12 en 18 jaar, die voor het eerst met de politie in aanraking komen voor het plegen van een (licht) strafbaar feit, worden verwezen naar het bureau HALT. Doelen van het bureau HALT zijn: het voorkomen en terugdringen van jeugdcriminaliteit en het voorkomen van recidive. De aanpak is drieledig: 1. het justitiële gedeelte: jeugdigen worden gestraft door middel van taak/alternatieve straffen; 2. de begeleiding en verwijzing naar hulpverlenende instanties; 3. preventie door middel van voorlichting waaronder het vuurwerkproject. Het preventieve gedeelte is facultatief voor de gemeente en dient apart door de gemeente betaald te worden. De gemeente Bedum neemt bij HALT het vuurwerkproject af. Dit houdt in dat er aan de hoogste klassen van het basisonderwijs voorlichting wordt gegeven over de gevaren van vuurwerk. Van 1 januari 2000 tot en met 30 september 2000 zijn er 5 verwijzingen naar HALT geweest van Bedumse jeugdigen, deze verwijzingen zijn allen in het eerste half jaar gedaan. Preventie Op provinciaal niveau functioneert het project Integrale Aanpak Jeugdcriminaliteit Groningen 19992002. Dit project wordt aangestuurd door een provinciale beleidsgroep met daarin vertegenwoordigers van politie, justitie, provincie, VGG en de jeugdzorg. Het doel van dit project is de jeugdcriminaliteit in de provincie Groningen terug te dringen. Dit gebeurt door middel van een integrale aanpak en langs drie sporen: preventie, curatie en repressie. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het preventieve spoor. Daarnaast kent men in de provincie, verdeeld over districten Regiopolitie Groningen, de werkgroepen Integraal Veiligheidsbeleid. Deze werkgroepen ontwikkelen regionale beleidsplannen integraal veiligheidsbeleid, waarvan jeugd en veilgheid/jeugdcriminaliteit een onderdeel is. Veel (geweldsdelicten) worden gepleegd onder invloed van alcohol en komen voort uit impulsief gedrag in de vrije tijd. Jeugdcriminaliteit staat echter nooit op zichzelf. Jeugdcriminaliteit hangt samen met de positie van jeugdigen in de samenleving en de problemen die jeugdigen in hun groei naar volwassenheid ondervinden. Uit onderzoek3 45 komt steeds weer naar voren dat (chronische) criminaliteit een eindstadium is van een lange ontwikkeling, die vaak al in de vroege kinderjaren begonnen is en gerelateerd is aan diverse vormen van risicogedrag. Risicofactoren zijn: • persoonskenmerken (aangeboren of verworven reactiestijlen, moeilijk temperament, stoornissen, individuele gedragskenmerken); • gezinskenmerken (ineffectieve opvoedingsstijl, onderlinge conflicten, tekortkomingen in de opvoeding, isolement, ontbreken van sociale steun van familie, vrienden en buren, weinig binding met school, welzijn etc.); • omgevingsfactoren (geringe buurtcohesie, slechte woonomstandigheden, werkeloosheid, geen of gebrekkige buurtvoorzieningen op terrein van zorg, welzijn, onderwijs, toezicht, vrije tijds besteding, etc.). Het bovenstaande pleit voor samenwerking tussen de uitvoerders van het jeugdbeleid en politie en justitie.
3
Tijdschrift Comenius, themanummer criminaliteitspreventie en opvoedingsondersteuning, 1998 nummer 1 Jongeren en risicogedrag, definities, trends en factoren. Interdepartementaal jeugdonderzoek, Rijswijk 1998 5 Signaleren voor toekomstig crimineel gedrag, Ferwerda e.a. 1996 4
19
Samenwerking Jongeren met een procesverbaal worden door politie en Openbaar Ministerie gemeld bij de Snelle Beslis Eenheid (SBE). Indien hulp nodig en mogelijk is, legt de SBE via de jeugdbeschermer (in dienst bij de Werkstichting Jeugdbescherming) contact met het ambulant bureau jeugdhulpverlening. In Bedum is dit Hajon. Hajon ontwikkelt en begeleidt het hulpverleningstraject of plaatst indien nodig in de geïndiceerde jeugdhulpverlening. Jongeren zonder procesverbaal worden in het kader van een sociale melding direct verwezen naar het ambulant bureau jeugdhulpverlening.
Ontwikkelingen De politie heeft een jeugdagent aangetrokken voor meerdere gemeenten. Het betreft de gemeenten Bedum, Ten Boer, Winsum en Loppersum. Hiermee wordt een aanspreekpunt gecreëerd voor jeugdigen. Dit is in het kader van het project “Politionele jeugdzorg”. Daarnaast wordt er vanuit de gemeente geprobeerd om meer zicht en grip op de jeugd te krijgen. Ook hierin zal de politie een belangrijke rol hebben met betrekking tot signaleren, melden en proberen vroegtijdig te voorkomen. In het BANS is afgesproken dat er meer samenhang moet komen tussen het gemeentelijk jeugdbeleid, het gemeentelijk jeugd- en veiligheidsbeleid en het beleid van de politie en justitie. Wij zullen als gemeente deze samenhang moeten gaan vormgeven.
6.
Participatie
Eén van de thema’s bij het ontwikkelen en vorm geven van jeugdbeleid is participatie van jeugdigen en/of hun ouders. Jeugdparticipatie is onlosmakelijk verbonden met jeugdbeleid. Immers, om vraaggericht te kunnen werken moet bekend zijn welke maatschappelijke ontwikkelingen zich voordoen en welke wensen, behoeften en interesses jeugdigen en/of ouders hebben. Bovendien is participatie van jeugdigen noodzakelijk als middel om de doelen van het jeugdbeleid te kunnen realiseren, namelijk: vergroten van de kansen, de sociale binding en de draagkracht van jeugdigen om achterstand, uitval en overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Participatie kan in twee categorieën worden verdeeld: 1. Maatschappelijke participatie: het deelnemen van jeugdigen aan allerlei maatschappelijke voorzieningen zoals onderwijs, arbeid, vrije tijdsvoorzieningen. Dit kan een passief karakter hebben maar ook een actief: het leiden of beïnvloeden van die voorzieningen, bijvoorbeeld als lid van een medezeggenschapsraad, als vrijwilliger of bestuurslid in een jeugdorganisatie, als actief lid van een milieuorganisatie. 2. Politieke, bestuurlijke en beleidsmatige participatie: de deelname van jeugdigen aan activiteiten gericht op het beïnvloeden van het overheidsbeleid. Dit valt onder te verdelen in deelname aan politieke partijen of stemmen daarop en betrokkenheid bij beïnvloeding van het overheidsbeleid. Participatieniveaus Participatie kent vele definities en niveaus. Participatie van jeugdigen kan zich concentreren op: • medeweten; • meepraten; • meebeslissen; • meedoen. En is te onderscheiden in de onderstaande niveaus: • informatie: informatie over en weer uitwisselen; • consultatie: de ander bevragen over een bepaald onderwerp; • overleg: meningen uitwisselen en discussiëren; • medezeggenschap: een stem hebben, kunnen meebeslissen. Huidige stand van zaken In hoofdstuk 5 blijkt dat het niet altijd even inzichtelijk is hoeveel jeugdigen en ouders door de instellingen bereikt worden en of de jeugdigen en ouders in risico- en achterstandssituaties bereikt worden. Daarnaast ontbreekt het momenteel aan zicht op participatie van jeugdigen en/of hun ouders aan het instellingenbeleid. Werken de instellingen in overleg met de jeugdigen en gaan de instellingen bij de beleidsbepaling en uitvoering uit van de leef- en belevingswereld van de jeugd? Maken de 20
instellingen uitgebreide doelgroepanalyses als basis voor het beleid? Werken zij daarmee vraaggericht? Worden ouders betrokken bij de peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen? Geconcludeerd moet worden dat participatie aan beleid niet structureel plaatsvindt. Wel worden groepen jeugdigen incidenteel bij beleidsontwikkeling betrokken. Voorbeelden hiervan zijn de besturen van de jeugdsozen die zelfstandig werken en de overleggen die er zijn geweest om te komen tot de mogelijke plaatsing van de Beemteener. Communicatie met jeugdigen is een sleutelbegrip maar tegelijkertijd wordt dit erg moeilijk gevonden. Jeugd communiceert anders dan volwassenen. Jeugdigen kunnen in hun reacties spontaan, impulsief en pragmatisch zijn. Zij willen dat er snel besluiten worden genomen en deze ‘op papier’ zetten hoeft niet zonodig. Volwassenen communiceren meer afstandelijk, abstract en strategisch. Om in het kader van jeugdparticipatie sneller aan wensen en initiatieven van jeugd en onszelf tegemoet te komen zonder ingewikkelde en langdurige beleids-processen te moeten doorlopen, heeft het College fl. 3.000, = per jaar beschikbaar gesteld.
Activiteiten rond jeugdparticipatie Wij vinden het van belang dat jeugdigen maatschappelijk en beleidsmatig participeren om hun kansen en sociale binding te vergroten en uitval en achterstand te voorkomen. Daarnaast willen we een methode zien te vinden om jeugd te informeren over beleidsontwikkelingen die voor jeugdigen van belang zijn en hun mening horen over het te voeren beleid. Hiertoe willen wij de volgende acties ondernemen: • inventariseren in welke mate jeugdigen en ouders uit risicogroepen bereikt worden door het huidige aanbod; • nagaan in welke mate de instellingen bottum-up werken; • inventarisatie van wensen, behoefte en belangen van verschillende groepen jeugdigen; • jeugd betrekken bij ons beleid en bij dat van instellingen; • initiatieven naar aanleiding van bovenstaande van jeugdigen honoreren d.m.v. jaarlijkse subsidie jeugdparticipatie, eventueel aangevuld met provinciale subsidie in het kader van jeugdparticipatie. Visie: Participatie is voornamelijk maatschappelijke participatie. Instellingen dienen vraaggericht en bottomup te werken. De instellingen zullen een rol krijgen om de gemeente te voeden met zicht op jeugd. Zicht op vraag, aanbod, bereik, wensen en behoeften. Daarnaast zullen wij zelf ook met groepen jeugd overleggen. Het is voor de gemeente echter ondoenlijk om jeugd als vertegenwoordiger van alle jeugdigen in Bedum, bij alle facetten van de beleidsontwikkeling te betrekken. Hierin krijgen de instellingen en maatschappelijke organisaties een rol toebedeeld. Deze visie is in regionaal verband ontwikkeld op ambtelijk niveau.
21
7.
Samenvattingen en conclusies
Het gaat redelijk goed met de jeugd in de gemeente Bedum. Het aantal jeugdigen dat problemen heeft en/of veroorzaakt ligt onder het provinciaal gemiddelde. Ook behoort de gemeente niet tot de gemeenten waar de risico’s voor achterstand en uitval van jeugdigen hoog zijn. Dit betekent niet dat wij als gemeente geen beleid behoeven te ontwikkelen. Wij hebben het vergroten van kansen voor iedereen en het voorkomen van uitval en achterstand van jeugdigen benoemd tot hoofddoelen van het gemeentelijk jeugdbeleid. Dit betekent dat ons beleid bestaat uit algemeen beleid voor alle jeugdigen en preventief beleid voor specifieke groepen jeugdigen in onze gemeente. Wij steken derhalve niet alleen in op het oplossen van problemen maar ook op het vergroten van kansen voor iedereen en daarmee ook op het voorkomen van problemen. Als gemeente willen wij hierbij een regierol vervullen. Wij hebben echter tegelijkertijd duidelijk gemaakt dat de gemeente niet alleen in staat is de gestelde doelen te realiseren. Dat zou te hoge verwachtingen wekken die door ons niet waargemaakt kunnen worden. Wij willen aansturen op een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gemeente en de instellingen met betrekking tot het realiseren van de doelen en het behalen van de gewenste resultaten. Kernbegrippen voor de uitvoering van het beleid zijn: een integraal karakter, een doorlopende lijn en een vraaggericht en flexibel aanbod. Deze kernbegrippen leiden tot een sluitende aanpak. Voor de beleidsontwikkeling en uitvoering van de komende periode is het van belang om de huidige stand van zaken van het jeugdbeleid in de gemeente te toetsen aan onze visie en de genoemde kernbegrippen. Daarnaast dienen ontwikkelingen bij de doelgroep en instellingen in onze gemeente goed gevolgd en geanalyseerd te worden.
7.1.
Regierol
Tot nu toe is het beleid van onze gemeente ten aanzien van jeugd voornamelijk nog categoriaal gericht. Dit geldt zowel voor de benadering van de instellingen als voor de eigen organisatie. Momenteel wordt voornamelijk bilateraal overleg gevoerd met instellingen. Politiek en bestuurlijk is het aansturen van instellingen verdeeld over meerdere beleidsterreinen en personen. Ook binnen het gemeentelijk apparaat zelf is een vorm van coördinatie van het integraal jeugdbeleid mogelijk. In de komende periode willen wij samen met de jeugd zoeken naar methodes om de jeugd bij het beleid van de gemeente te betrekken. Intern: gezamenlijk ontwikkelen van integraal jeugdbeleid. Wij zullen overgaan tot de aanstelling van een coördinerend ambtenaar jeugdbeleid. Extern: partijen bij elkaar brengen en aansturen op een integrale en longitudinale aanpak van het werk.
7.2.
Algemeen aanbod aan basisvoorzieningen
De gemeente Bedum heeft voor verschillende leeftijdscategorieën een algemeen aanbod van basisvoorzieningen. De gemeente heeft peuterspeelzalen, een speel-o-theek en kinderopvang voor kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 12 jaar. Voor de 4 tot en met 12 jarigen zijn er 8 basisscholen verspreid over de gemeente. Naschoolse opvang voor deze leeftijdsgroep wordt door de Stichting Kinderopvang Noord-Groningen (SKNG) uitgevoerd in de kern Bedum. De gemeente Bedum kent geen scholen voor voortgezet onderwijs. De 12 tot en met 18 jarigen volgen voortgezet onderwijs in andere gemeenten. De OKZ en de GGD houden zich bezig met het jeugdgezondheidsbeleid. Jeugdhulpverlening wordt op regionaal niveau verzorgd door het ambulant bureau jeugdhulpverlening Hajon. Kliq en de gemeente verzorgen de sluitende aanpak met betrekking tot het verkrijgen van betaald werk. De verschillende kerkelijke gemeenten, het sociaal cultureel werk en sportverenigingen verzorgen een aanbod in vrije tijd. Daarnaast heeft de gemeente voor 2 tot en met 12 jarigen tal van speelveldjes en speelplaatsen en worden kindervakantie activiteiten georganiseerd. Maar ook zijn er allerlei sportvoorzieningen, zoals sportvelden, sportzalen en het overdekte zwembad.
7.3.
Vraaggericht en flexibel aanbod
In hoofdstuk 5 blijkt dat het niet altijd even inzichtelijk is hoeveel jeugdigen en ouders door de instellingen bereikt worden en of de jeugdigen en ouders in risico- en achterstandsituaties bereikt worden. Daarnaast ontbreekt het momenteel aan zicht op participatie van jeugdigen en hun ouders aan het instellingenbeleid. Instellingen en organisaties laten weten dat ouders steeds meer problemen en vragen hebben met betrekking tot de opvoeding. Het is onduidelijk of het aanbod van opvoedingsondersteuning die ouders bereikt waarbij de behoefte het grootst is. Bovendien is niet duidelijk of dit 22
aanbod en de manier van aanbieden aansluit bij de vraag van ouders. Jeugdigen en volwassenen klagen dat er te weinig mogelijkheden zijn voor de invulling van de vrije tijd in de gemeente Bedum. Dit geldt voornamelijk voor tieners en jongeren. Er is te weinig aanbod of een niet op de groepen afgestemd aanbod van sociaal culturele activiteiten. Jeugdigen maken minder gebruik van sportverenigingen en richten zich meer op individuele ongebonden sporten en andere sportieve activiteiten, zoals skaten. Om een beeld te hebben van de instellingen in de regio Noord-West, die zich begeven op het terrein van opvoedingsondersteuning en jeugdhulpverlening, heeft de gemeente mee gedaan aan het project PION (Project Intersectorale Opvoedingsondersteuning Noord- West Groningen) en is er nu een samenwerking Humanitas. Het project PION is gericht op opvoedingsondersteuning en hulpverlening aan gezinnen met jonge kinderen (0 tot en met 12 jaar) in Noord- West Groningen (gemeenten de Marne, Bedum, Winsum en Ten Boer). De samenwerking met Humanitas gaat in de vorm van het project “Home-Start”. Dit project biedt ook opvoedingsondersteuning aan gezinnen met jonge kinderen. Deze ondersteuning wordt geboden door vrijwilligers (over het algemeen moeders met oudere kinderen) die via Humanitas een cursus hebben gevolgd. In deze cursus leren de vrijwilligers hoe ze het beste ondersteuning en advies kunnen bieden.
7.4.
Sluitende aanpak
Voor het behalen van de doelen van het jeugdbeleid is een sluitende aanpak noodzakelijk. Naast het uitoefenen van basisfuncties kunnen instellingen zich richten op preventie van problemen, achterstand en uitval van jeugdigen. Omdat problemen van jeugdigen bijna nooit op zichzelf staan maar samenhangen met meerdere problemen op meerdere terreinen is een integrale aanpak noodzakelijk. Het gebeurt te vaak dat meerdere instellingen met een zelfde kind of jongere werken zonder dat zij dat van elkaar weten. Dit kan tot inefficiënte behandeling en tot verwarring leiden bij degene die hulp ontvangt. Een integraal karakter vinden wij tevens van belang om een overlappend aanbod of een tekort in aanbod zichtbaar te maken en te voorkomen. De peuterspeelzalen en de kinderopvang werken niet structureel samen. De peuterspeelzalen en de kinderopvang oefenen de basisfuncties van het werk uit. De plusfuncties: het signalerende van problemen en ontwikkelingsachterstanden, deze met ouders bespreken en vroegtijdig verwijzen, worden niet standaard uitgevoerd. Met de OKZ wordt niet structureel samengewerkt. Deze organisatie heeft bij uitstek preventieve taken. Deze gezamenlijke instellingen die opereren in de voorschoolse periode van 0 tot en met 3 jarigen hebben geen structurele samenwerking met de basisscholen. De basisscholen kennen meerdere preventieve activiteiten. Voorbeelden zijn WSNS, logopedische zorg, leergericht onderwijs en een remedial teacher. De basisscholen kennen geen structurele samenwerking met de jeugdhulpverlening. Voor leer- en onderwijsachterstanden is er samenwerking met de OBD. Hoe de samenwerking met het voortgezet onderwijs vorm gegeven wordt is (nog) niet duidelijk. Ook is niet duidelijk of er sprake is van een evenredige deelname van de doelgroepen aan het vervolgonderwijs. De ouders hebben een primaire verantwoordelijkheid ten aanzien van een gezonde ontwikkeling en een adequate opvoeding voor hun kinderen. Daarnaast kunnen peuterspeelzalen, kinderopvang, basis-onderwijs en de scholen voor voortgezet onderwijs een belangrijke bijdrage leveren aan die gezonde ontwikkeling. Het is van groot belang dat tussen ouders en instellingen een goed contact bestaat. Het is momenteel nog niet duidelijk hoe de relaties met de ouders liggen, of de ouders bereikt worden en of de ouders bij het beleid en de uitvoering van het werk van instellingen betrokken zijn. Bij het basisonderwijs wordt dit wel vorm gegeven door middel van een ouderraad en medezeggenschapsraad. Knelpunten Een groot knelpunt is dat de ambulante bureaus van de stichting Jeugdzorg Groningen zich terugtrekken uit de lokale netwerken. Bij het opzetten van een zorgnetwerk is juist de deelname van Hajon van cruciaal belang voor een sluitende aanpak tussen algemeen, preventief en curatief beleid. Hajon is de provinciale partner die zorg moet dragen voor de aansluiting met de lokale instellingen door middel van signalering, consultatie en advies aan de lokale instellingen en het organiseren van de hulpverlening in een zo vroeg mogelijk stadium. Zo kort mogelijk, zo dicht mogelijk bij huis en zo licht mogelijk. Bij het opzetten van b.v. een zorgnetwerk wil de stichting Jeugdzorg daar nog wel een half jaar aan deelnemen, dit is in elk geval voor de eerste periode een goede ondersteuning.
23
7.5.
Ontwikkelingen
De belangrijkste ontwikkelingen bij de jeugd en hun ouders en de ontwikkelingen en knelpunten bij instellingen die genoemd zijn in hoofdstuk 5 en de inspanningen van de gemeente, worden hieronder beschreven. Toename van het aantal jeugdigen met problemen Landelijk gezien constateren zowel de peuterspeelzalen, de kinderopvang als het basisonderwijs dat het aantal kinderen met problemen toeneemt. Het gaat vooral om sociaal emotionele problemen die zich uiten in gedragsproblemen, leer- en concentratieproblemen, storend groepsgedrag en pesten van medeleerlingen. De oorzaak heeft een relatie met de problemen van ouders zelf en de moeilijkheden die ze ondervinden met de opvoeding. Jeugdigen staan minder onder invloed van sociale verbanden dan de familie, het dorpsleven en het kerkelijk leven. Dit gaat voornamelijk spelen als de jeugdigen overstappen van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. Het experimenterende gedrag van jeugdigen neemt toe Landelijk gezien gaan jeugdigen steeds meer en op steeds jongere leeftijd roken en drinken. Ook is een toename te zien in het experimenteren met softdrugs. Dit wordt geconstateerd door de GGD en de AVG. De GGD noemt de volgende bijdragen aan de oplossing van deze problemen: leerkrachten trainen in het signaleren van problemen, het geven van voorlichting en op scholen een veilig klimaat creëren door regels en afspraken. Onderwijs en arbeid: • landelijk gezien wordt de werkdruk van leerkrachten hoger door de toename van het aantal leerlingen met problemen en het invoeren van onderwijsvernieuwende methodes; • her- en bijscholing is op beide gebieden noodzakelijk; • het zicht op leerlingen in het voortgezet onderwijs is niet optimaal doordat de scholen in het voortgezet onderwijs de schooluitval vaak te laat melden bij het RMC; • van preventie: vroegtijdige signalering, verwijzing en hulpverlening is dan geen sprake meer; • de taken van de leerplichtambtenaar t.a.v. de administratie en begeleiding van schooluitval worden zwaarder en intensiever; • landelijk gezien is er een tekort aan laaggeschoold werk vooral schoolverlaters van voortgezet speciaal onderwijs zijn hier de dupe van; • het percentage werkeloze jongeren is laag. Jeugdgezondheidszorg en jeugdhulpverlening: • het experimenterende gedrag van jeugdigen met alcohol en drugs neemt toe; • het terugtrekken uit netwerken door de ambulante jeugdhulpverlening is een bedreiging voor het bereik van jeugdigen uit onze gemeente, dit geldt met name voor de leeftijdscategorie 0 tot en met 12 jaar; • ook blijven de basisscholen en instellingen in de voorschoolse periode daarmee verstoken van consultatie, advies en een partner voor verwijzing. Vrije tijd • er is een tekort aan mogelijkheden voor vrije tijdsbesteding voor tieners en jongeren; • onder andere hierdoor neemt overlast veroorzaakt door jeugdigen toe; • er is geen duidelijke doelgroepanalyse die een indicatie geeft voor het te ontwikkelen van vrije tijdsbeleid; • jeugdigen maken steeds minder gebruik van sportverenigingen, de interesses verschuiven naar andere sportieve activiteiten, zoals skaten. Hiervoor zijn in de gemeente niet veel mogelijkheden; • het is nog niet gebruikelijk dat scholen, sociaal cultureel werk en sportverenigingen met elkaar samenwerken aan buitenschoolse opvang en georganiseerde vrije tijdsbesteding.
24
8.
Speerpunten voor het integraal jeugdbeleid 2001 – 2004
Wij komen tot de volgende speerpunten en acties met betrekking tot het jeugdbeleid door onze visie op het jeugdbeleid af te zetten tegen de huidige stand van zaken. Invullen van de regierol van de gemeente 1. nagaan of het instellen van een beleidsgroep jeugd te realiseren is en in welke vorm; 2. nagaan of het ontwikkelen van een interne organisatie m.b.t. het integraal jeugdbeleid te realiseren is en vorm geven en vast stellen van de taken van de coördinerend ambtenaar jeugdbeleid; 3. het ontwikkelen van een monitorsysteem (in een niet al te uitgebreide vorm); 4. nagaan of de gemeente met instellingen afspraken kan maken over de doelen, gewenste resultaten en uitvoering van het werk en zal dan meer dan in het verleden aansturen en beoordelen op prestaties; 5. rapportages van instellingen (b.v. halfjaarlijks en jaarlijks in de gemeenteraad); 6. de gemeente zal proberen samen met de jeugd een methode te ontwikkelen om de jeugd bij het beleid te betrekken.
Aansturen op een sluitende aanpak, integraal en longitudinaal 1. stimuleren van bestuurlijke en inhoudelijke samenwerking van de peuterspeelzalen; 2. het regisseren door de gemeente van samenwerking tussen de peuterspeelzalen, kinderopvang, OKZ en basisscholen, om een ononderbroken ontwikkelingslijn te ontwikkelen en de positie van leerlingen bij binnenkomst in het basisonderwijs te verbeteren; 3. nagaan of het opzetten van een ”zorgnetwerk”, of voor de gehele gemeente of per kern te realiseren is; 4. in gesprek gaan met stichting Jeugdzorg Groningen en zo nodig met de provincie om de sluitende aanpak met de ambulante jeugdhulpverlening te waarborgen en te verbeteren m.b.t. vroegtijdig signaleren, adviseren en consulteren, verwijzen en begeleiden.
Opvoedingsondersteuning 1. inzicht krijgen in de mate en de kwaliteit van de ondersteuning van ouders bij de opvoeding, zoals dat gegeven wordt door de OKZ, ambulante jeugdhulpverlening Hajon, de peuterspeelzalen en de kinderopvang; 2. sluitende aanpak taalontwikkeling peuterspeelzalen en basisonderwijs.
Gezondheid en leefstijl Jeugdigen experimenteren op steeds jongere leeftijd en steeds meer met alcohol en drugs. Om daar preventief iets aan te doen valt te denken aan o.a. het ontwikkelen van lespakketten voor basisscholen en het trainen van de leerkrachten door de GGD. Ook zouden nieuwe methodes voor voorlichting ontwikkeld kunnen worden.
Vrije tijdsbesteding Naast de vele goede voorzieningen voor de jeugd en jongeren op het gebied van sport en cultuur wordt het als een gemis ervaren dat er naast deze geïnstitutionaliseerde verenigingen weinig mogelijkheden zijn voor “vrije vormen van ontmoeten” zoals een jongerencentrum, disco enz. De gevolgen daarvan hebben vrije tijdsbesteding tot een speerpunt van het jeugdbeleid gemaakt. Wij willen de volgende acties ondernemen: 1. meer aandacht besteden aan jeugd- en jongerenwerk, d.m.v. contactlegging, ontmoeten en recreatie, jeugd betrekken, bijdragen op opvoeding en ontwikkeling, verzorgen van advies en informatie, signaleren van problemen, begeleiden, verwijzen en bemiddelen; 2. de gemeente zal een plan ontwikkelen waarin de gewenste resultaten, doelen en activiteiten benoemd worden.
25
Participatie Met betrekking tot het verbeteren van de maatschappelijke en beleidsmatige participatie staan in hoofdstuk 6 de volgende acties genoemd: 1. inventariseren in welke mate jeugdigen en ouders uit de risicogroepen bereikt worden door het huidige aanbod; 2. inventariseren in welke mate de instellingen bottom-up werken; 3. inventariseren van wensen, behoeften en belangen van verschillende groepen jeugdigen; 4. jeugd betrekken bij het overheidsbeleid en instellingenbeleid; 5. initiatieven naar aanleiding van bovenstaande van jeugdigen honoreren door middel van de jaarlijkse subsidie jeugdparticipatie, eventueel aangevuld met provinciale subsidie in het kader van jeugdparticipatie. Overlast en jeugdcriminaliteit Proberen zoveel mogelijk samenwerking tot stand te brengen met de omliggende instellingen.
Speerpunten: • uitvoeren BANS-afspraken; • ontwikkelen interne en externe regie; • aansturen op sluitende aanpak; integrale en longitudinale lijn; • ontwikkelen samenhangend beleid 0 tot 6 jarigen in de voor- en vroegschoolse periode; • ontwikkelen aanbod van vrije tijd, ontmoeting en jeugd- en jongerenwerk.
26
9.
Financiële onderbouwing.
In hoofdstuk 5 van de notitie is per thema de stand van zaken beschreven. Idealiter ware het inzichtelijker geweest indien per thema de te onderscheiden componenten van de diverse onderdelen uit de productenbegroting die rechtstreeks – dan wel indirect raakvlakken hebben met het jeugd- en jongerenwerk konden worden geëxpliciteerd. Na ampel beraad is daarvan afgezien. Het is welhaast ondoenlijk om die producten die direct toe te schrijven zijn aan het jeugd- en jongerenwerk dan wel die producten die indirect dan wel procentueel aangewend worden zuiver en correct in een staat weer te geven. Gekozen is derhalve voor het vermelden van de direct aan de nota toe te schrijven nieuwe, dan wel extra kosten die ermee gemoeid zijn. Wanneer de ononderbroken ontwikkelingslijn van de jongeren van 0 tot 23 jaar wordt gevolgd mag duidelijk zijn dat met de realisatie en exploitatie van voorzieningen er, volgens de productenbegroting 2001, in voorwaardescheppende zin is/wordt geïnvesteerd. • •
• • • • • • • •
Te denken valt hierbij aan de voorschoolse periode (het instandhouden van drie peuterspeelzalen). De kosten voor het instandhouden van het basisonderwijs vallen primair aan het onderwijs toe. In algemene zin maakt het onderwijs(beleid) deel uit van het Lokaal Integraal Preventief Jeugdbeleid. Ten behoeve van het onderwijs en de kosten/subsidiëring van de Onderwijs Begeleidingsdienst Groningen en het Gereformeerd Pedagogisch Centrum (50%). Het opzetten van een sluitende aanpak met betrekking tot de arbeidstoeleiding voor jongeren tot 23 jaar. Binnen het preventieve karakter past de jeugdgezondheidszorg. Aangezien de gemeente Bedum circa 30% van haar inwoners tot de groep van 0 tot 23 moet rekenen valt een substantieel deel toe aan de jongeren. De jeugdhulpverlening wordt gefinancierd door de provincie. De organisatie en voornamelijk huisvesting om gebruik te kunnen maken van de diensten van de jeugdhulpverlening komen doorgaans wel weer ten laste van de gemeente. Binnen de kaders van welzijn dient gedacht te worden aan de kinderopvang, de exploitatie van de speel-o-theek, de bibliotheek, de muziekschool. Als exponent van het sociaal-cultureel werk de instandhouding van “De Meenschaar”. Hierbinnen valt het kinder- en jongerenwerk. Voor een niet onaanzienlijk deel komen de middelen die toevallen aan “de“ sport ook tegemoet aan de jeugdige sporters. Mede onder invloed van het integrale karakter dat deze notitie voorstaat dienen ook de kosten voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van speelterreinen bij de (her)inrichting van woonwijken worden meegenomen. Ook themagericht wordt binnen de gemeente aandacht besteed aan het jeugd- en jongerenwerk. Zo wordt in het kader van het project HomeStart in samenwerking met Humanitas opvoedingsondersteuning aangeboden voor ouders met jonge kinderen die, om welke reden dan ook een steuntje in de rug nodig hebben. Er liggen verbanden met het bureau Halt. Niet louter en alleen alternatieve afdoeningen worden door bureau Halt geregeld, maar ook in preventieve zin het vuurwerkproject rondom oud en nieuw. Op dit moment worden gesprekken gevoerd om bureau Halt, met hun expertise, breder inzetbaar te maken binnen organisaties en instellingen met jeugd als vindplaats.
In hoofdstuk 8 wordt de speerpunten van het Lokaal Integraal Preventief Jeugdbeleid 2000 – 2004 benoemd. Teneinde deze speerpunten te kunnen realiseren zijn extra middelen nodig, naast de middelen die nu reeds beschikbaar zijn voor dit beleid. 1. Invullen van de regierol. Geraamde kosten (0,5 fte) ƒ 50.000, = 2. Aansturen op een sluitende aanpak d.m.v. opzet zorgnetwerk ƒ 2.000, = 3. Deskundigheidsbevordering peuterspeelzaalleid(st)ers ƒ 4.000, =
27