12 1
Monitor Diversiteit in het Jeugdbeleid Vervolgmeting
Esther Vieveen, Sita Tan en Caroline van Weert (CBS) Angela van den Broek en Ellen Kleijnen (SCP)
Centraal Bureau voor de Statistiek
Verklaring van tekens .
gegevens ontbreken
*
voorlopig cijfer
**
nader voorlopig cijfer
x
geheim
–
nihil
–
(indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0)
het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
niets (blank)
een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2011–2012
2011 tot en met 2012
2011/2012
het gemiddelde over de jaren 2011 tot en met 2012
2011/’12
oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2011 en eindigend in 2012
2009/’10– 2011/’12
oogstjaar, boekjaar enz., 2009/’10 tot en met 2011/’12 In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.
Colofon Uitgever Centraal Bureau voor de Statistiek Henri Faasdreef 312 2492 JP Den Haag Prepress Centraal Bureau voor de Statistiek Grafimedia Omslag Teldesign, Rotterdam Inlichtingen Tel. (088) 570 70 70 Fax (070) 337 59 94 Via contactformulier: www.cbs.nl/infoservice
60185201201 X-42
Bestellingen E-mail:
[email protected] Fax (045) 570 62 68 Internet www.cbs.nl ISSN: 1877-3028 © Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen, 2012. Verveelvoudiging is toegestaan, mits het CBS als bron wordt vermeld.
Inhoud
1. Inleiding
2.
4
1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek 1.2 Bereik van de monitor 1.3 Indeling van het rapport
4 4 4
Opzet van de monitor
6
2.1 Dimensies en onderzoekspopulatie 2.2 Herkomstgroepering 2.3 Voorwaarden, peilmomenten en opmerkingen bij de tabellen 2.4 Overzicht indicatoren
6 6 7 8
3.
Beschrijving van de indicatoren
11
4.
Beperkingen en lacunes in de monitor
24
4.1 Inleiding 4.2 Beperkingen 4.3 Lacunes
24 24 25
Begrippen en afkortingen
26
5.1 Begrippen 5.2. Afkortingen
26 29
5.
Tabellenset
30
Aangepaste cijfers nulmeting
61
Centrum voor Beleidsstatistiek
68
1
1. Inleiding
1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek De Monitor Diversiteit in het Jeugdbeleid beoogt een beeld te geven van de leefsituatie en het voorzieningengebruik van allochtone en autochtone jongeren op terreinen als gezin, school, vrije tijd en arbeidmarkt. Ook biedt de monitor informatie over de diversiteit van personeel in de jeugdsector. In 2009 hebben het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) met financiering van ZonMw de nulmeting van de monitor uitgevoerd. Aan de hand van een 60-tal indicatoren werd een beeld geschetst van de diversiteit in het jeugdbeleid. De resultaten hiervan verschenen begin 2010.1) Eind 2010 bracht het SCP een verdiepende studie uit, waarin werd ingezoomd op het gebruik van hulp bij opvoeding, onderwijs en gezondheid door autochtonen en migranten. In 2011 heeft ZonMw het CBS en het SCP gevraagd een vervolgmeting uit te voeren. In deze meting is voor een groot deel van de indicatoren weergegeven wat de huidige stand van zaken is. Waar mogelijk wordt daarbij een beeld geschetst van de ontwikkelingen in de diversiteit van het jeugdbeleid in de afgelopen periode. In dit rapport beschrijven we de opzet van de monitor en geven we de resultaten van de vervolgmeting in de vorm van een tabellenset. Net als in 2010 komt tegelijkertijd een rapport uit waarin we de resultaten beschrijven.2) De monitor is tot stand gekomen met financiering van het programma Diversiteit in het Jeugdbeleid (2008–2011) van ZonMw.
1.2 Bereik van de monitor De monitor levert een schat aan gegevens over de leefsituatie van migrantenjongeren in vergelijking met autochtone jongeren en de ontwikkelingen daarin. Ook ontstaat een beeld van (de ontwikkeling in) het gebruik van voorzieningen door verschillende etnische groeperingen. De vraag of bepaalde voorzieningen, zoals het leerwegondersteunend onderwijs, meer of minder gebruikt worden door allochtone jongeren kan met de monitor beantwoord worden. Ook bevat de monitor informatie over de diversiteit in het personeel dat in de jeugdsector werkt. Zo wordt in deze vervolgmeting onder andere nagegaan of er meer allochtonen in de kinderopvang zijn gaan werken.
1.3 Indeling van het rapport De indeling van de publicatie is als volgt. In hoofdstuk 2 beschrijven we in het kort de opzet van de monitor, de dimensies in de monitor en de voorwaarden die aan de indicatoren zijn gesteld. In dit hoofdstuk geven we ook een beknopt overzicht van de indicatoren. Een uitgebreide beschrijving per indicator staat in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 beschrijven we de beperkingen en lacunes in de monitor. In Hoofdstuk 5 staat een toelichting op de begrippen en afkortingen. Tot slot staan achter in deze publicatie de uitkomsten van de ver-
1)
2)
2
W. de Jong, A. de Rijk en L. Schreven, Opgroeien in diversiteit, CBS, 2010 en W. de Jong, K. Geertjes, A. de Rijk, L. Schreven, S. Keuzenkamp, J. Dagevos en F. Bucx, Monitor Diversiteit in het Jeugdbeleid, Nulmeting, CBS, 2010. E. Vieveen, S. Tan en C. van Weert, Opgroeien in Diversiteit. Beschrijving van de vervolgmeting Monitor Diversiteit in het Jeugdbeleid, CBS, 2011.
volgmeting in de vorm van een uitgebreide tabellenset. In de nulmeting bevatte een aantal tabellen fouten en zijn er drie tabellen niet gepubliceerd. Deze tabellen zijn achter in deze publicatie opgenomen. Voor een beschrijving van de belangrijkste uitkomsten van de vervolgmeting verwijzen we naar de publicatie ‘Opgroeien in Diversiteit. Beschrijving van de vervolgmeting Monitor Diversiteit in het Jeugdbeleid’.3)
3)
E. Vieveen, S. Tan en C. van Weert, Opgroeien in Diversiteit. Beschrijving van de vervolgmeting Monitor Diversiteit in het Jeugdbeleid, CBS, 2011.
3
2. Opzet van de monitor
2.1 Dimensies en onderzoekspopulatie De leefsituatie van jongeren is van invloed op hun ontwikkeling. De monitor bevat dan ook veel aspecten die te maken hebben met de leefsituatie van jongeren, zoals gezin, vrije tijd, vrienden en arbeidsmarkt. De nadruk in de monitor ligt echter op de relevante ondersteunende voorzieningen voor jeugd, zoals onderwijs, jeugdzorg en verenigingen en het personeel dat werkzaam is in deze voorzieningen. Dimensies In overleg met ZonMw hebben het CBS en SCP, na een verkennende studie, de indicatoren voor de monitor vastgesteld. Deze indicatoren hebben betrekking op een zestal dimensies of meetbare concepten: –– hoe gaat het met de gezondheid van de jeugd?; –– opgroeien in het gezin; –– talenten ontwikkelen: prestaties en participatie in het onderwijs; –– gewenst en ongewenst gedrag in de vrije tijd; –– vriendschappen (sociale contacten), relaties en seksualiteit; –– de overgang naar werk. De dimensies zijn steeds vanuit drie invalshoeken beschreven: de feitelijke situatie en het voorzieningengebruik van de autochtone, westers allochtone en niet-westers allochtone jongeren, en het aandeel van allochtonen en autochtonen werkzaam in die voorzieningen. In paragraaf 2.4 geven we een overzicht van alle dimensies, invalshoeken en indicatoren. Onderzoekspopulatie De monitor richt zich hoofdzakelijk op jongeren van 0 tot en met 24 jaar die in Nederland wonen. Daarnaast bestaat de onderzoekspopulatie van enkele indicatoren uit de ouders van deze jongeren. Een derde specifieke groep vormen de werknemers in de voorzieningen voor de jeugd. Over deze drie groepen zijn gegevens berekend en verzameld.
2.2 Herkomstgroepering Bij alle indicatoren zijn de gegevens weergegeven per etnische groepering. De etnische groep ofwel de herkomstgroepering geeft weer met welk land een persoon verbonden is op basis van zijn of haar geboorteland of dat van de ouders. Een gangbare driedeling bestaat uit autochtonen, westerse allochtonen en niet-westerse allochtonen. Deze begrippen zijn als volgt gedefinieerd: –– Autochtoon - een persoon van wie de beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het land waar men zelf is geboren. –– Westerse allochtoon - een persoon van wie ten minste één ouder in een van de landen in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika en Oceanië, of Indonesië of Japan is geboren. Op grond van hun sociaal-economische en sociaal-culturele positie worden allochtonen uit Indonesië en Japan tot de westerse allochtonen gerekend. Het gaat vooral om mensen die in het voormalig Nederlands-Indië zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin. –– Niet-westerse allochtoon - een persoon van wie ten minste één ouder in een van de landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije is geboren.
4
In de monitor wordt de herkomstgroep niet-westerse allochtonen verder uitgesplitst naar vier herkomstlanden plus een restgroep, zodat de volgende indeling ontstaat: –– Autochtonen; –– Westerse allochtonen; –– Niet-westerse allochtonen, waaronder: –– Turkije; –– Marokko; –– Suriname; –– Voormalig Nederlandse Antillen en Aruba; –– Overige niet-westerse allochtonen. Gegevens zijn echter niet altijd op dit niveau beschikbaar. Als ze ontbreken of als het aantal steekproefwaarnemingen uit een herkomstland te klein is om dit aantal te kunnen publiceren, wordt de beperkte indeling autochtonen, westerse allochtonen en niet-westerse allochtonen toegepast. Per indicator zijn cijfers berekend over het aantal personen en/of het percentage personen naar herkomstgroepering. Voor zover mogelijk zijn de gegevens ook uitgesplitst naar leeftijdsgroep en geslacht.
2.3 Voorwaarden, peilmomenten en opmerkingen bij de tabellen
Voorwaarden De monitor is gericht op diversiteit. Om een indicator te kunnen opnemen is het dan ook een vereiste dat de gegevens kunnen worden weergegeven per etnische groepering. Voor een monitor is de actualiteit van de gegevens en de periodiciteit waarmee ze beschikbaar komen van groot belang. Voor de meeste indicatoren uit de nulmeting zijn in deze vervolgmeting dan ook cijfers beschikbaar. Voor 19 van de 62 indicatoren geldt dit echter niet. Welke dat zijn kunt u zien in de tabel in paragraaf 2.4 (zie ook hoofdstuk 4). Alle indicatoren zijn gebaseerd op bestaande gegevensverzamelingen. Zowel registraties als enquêtes zijn als gegevensbron voor de monitor gebruikt. Een registratie is een administratie van de te onderzoeken groep. Kenmerkend voor een enquête is dat de gegevens worden verzameld door middel van een steekproef uit de te onderzoeken groep. Als die steekproef op verantwoorde wijze is getrokken en de respons voldoende is, kunnen toch betrouwbare uitspraken worden gedaan over de groep als geheel. Bij de keuze van de indicatoren is rekening gehouden met de criteria validiteit (ze meten wat beoogd wordt te meten) en betrouwbaarheid (de gemeten waarde is de beste benadering van de werkelijke waarde). Indicatoren die zijn berekend op basis van CBS databronnen zijn verrijkt met persoonsgegevens zoals herkomstgroepering uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Peilmoment Het peilmoment is de dag of de periode waarop de uitkomsten van een indicator betrekking hebben. Voor de nulmeting is een peilmoment gekozen zo kort mogelijk voor de start van het ZonMw-programma Diversiteit in het jeugdbeleid in december 2008. Het oudste peiljaar in de nulmeting is 2005; de meest recente peildatum is 1 januari 2009. Voor de vervolgmeting is een zo recent mogelijk peilmoment gekozen. Hier geldt als het oudste peiljaar 2008 en hebben de meest recente gegevens betrekking op 15 januari 2011. Gegevens voor 4 indicatoren komen uit 2008, voor 15 indicatoren uit 2009, voor 19 indicatoren uit 2010 en voor 5 indicatoren uit 2011. 5
Opmerking bij de tabellen In de monitor is bij de indicatoren de categorie ‘onbekend’ niet opgenomen, tenzij het een substantieel aandeel heeft in het totaal. Uitsplitsingen tellen hierdoor niet altijd op tot het totaal. De percentages zijn berekend op onafgeronde absolute aantallen. Onder elke tabel wordt de bron van de gegevens vermeld en wordt het aangegeven of de cijfers voorlopig zijn.
2.4 Overzicht indicatoren In de onderstaande tabel geven we een overzicht van de indicatoren per dimensie. Er zijn drie invalshoeken per dimensie gekozen: –– indicatoren die de feitelijke situatie van een dimensie weergeven; –– indicatoren die informatie geven over het voorzieningengebruik binnen een dimensie; –– indicatoren die de diversiteit meten van het personeel werkzaam binnen een dimensie. Van elke indicator is het peilmoment van de nulmeting en de vervolgmeting aangegeven. Voor sommige indicatoren die in de nulmeting zijn opgenomen, zijn (nog) geen gegevens van een recenter peilmoment beschikbaar. Er staat dan een streepje bij ‘Peilmoment vervolgmeting’. Ook zijn er indicatoren waarover de gegevens tijdens de nulmeting ontbraken en die ook nu niet kunnen worden gemeten. In die gevallen staat er een streepje in de kolom ‘Indicator’. Deze aspecten zijn toch genoemd, omdat ze weergeven van welke dimensies we geen compleet beeld hebben (zie ook hoofdstuk 4). Een uitgebreide beschrijving van elke indicator in deze vervolgmeting, zoals informatie over de bron en de operationalisering, wordt gegeven in hoofdstuk 3.
Dimensie en invalshoek
Indicator
Peilmoment nulmeting
Peilmoment vervolgmeting
0. Jongeren van 0 tot en met 24 jaar
1-1-2009
1-1-2011
1.1 Jongeren van 0 tot en met 24 jaar met een positieve beoordeling van de gezondheid
2008
2010
1.2 Jongeren van 10 tot en met 16 jaar die psychische problemen rapporteren
2005
2009
1.3 Zuigelingensterfte (0 tot 1 jaar)
Hoe gaat met de gezondheid van jeugd? Feitelijke situatie 0. Aantallen jeugdigen naar leeftijd 1. Gezondheid
2008
2010
2. Overgewicht
2. Overgewicht bij jongeren van 2 tot en met 24 jaar
2008
2010
3. Jeugd met beperkingen
3. Jongeren van 4 tot en met 24 jaar met een lichamelijke beperking
2007
–
Voorzieningengebruik
4. Bezoek instelling gezondheidszorg
4. Medische consumptie van jongeren van 0 tot en met 24 jaar
2008
2009
5. Jeugd in instellingen
5. Jongeren van 0 tot en met 24 jaar in instellingen
1-1-2008
1-1-2010
Personeel
6. Personeel jeugdgezondheidszorg
–
Opgroeien in het gezin
Feitelijke situatie
7. Kinderen in eenoudergezinnen
7. Jongeren van 0 tot en met 24 jaar in eenoudergezinnen
1-1-2008
1-1-2010
8. Kinderen in arme gezinnen
8. Jongeren van 0 tot en met 24 jaar in een huishouden met een laag inkomen
2006
2008
9. Beleving van de opvoeding
9. Ouders die tevreden zijn over de opvoeding van hun thuiswonende jongeren tot en met 17 jaar
2007
–
10. Kerkelijke gezindte
10. Kerkelijke gezindte van jongeren van 0 tot en met 24 jaar
2008
2009
Voorzieningengebruik
11. Peuterspeelzalen
11. Huishoudens naar voornaamste vorm van kinderopvang
2007
2009
12. Kinderopvang
–
13. Opvoedings-ondersteuning
13. Ouders van thuiswonende jongeren tot en met 17 jaar die hulp hebben gezocht bij de opvoeding
2007
–
14. Gebruik Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)
–
15. Voogdij en ondertoezichtstelling
–
6
Dimensie en invalshoek
Indicator
16. Inkomenstoeslagen
Peilmoment nulmeting
Peilmoment vervolgmeting
16.1 Kinderen van 0 tot en met 11 jaar waarvoor kinderopvangtoeslag is aangevraagd
2008
2010
16.2 Personen die kindgebonden budget (in 2008 kindertoeslag) ontvangen
2008
2010
Personeel
17. Leidsters peuterspeelzaalwerk en kinderopvang
17. Werknemers in de kinderopvang (inclusief peuterspeelzaalwerk)
29–9–2006
26-9-2008
18. Voogden
–
Talenten ontwikkelen
Feitelijke situatie
19.1 Leerlingen in het 3e leerjaar in het voortgezet onderwijs naar onderwijssoort
Schooljaar 2008/’09
Schooljaar 2010/’11
19.2 Onderwijsdeelname van jongeren van 12 tot en met 24 jaar naar onderwijssoort
School-/studiejaar 2007/’08
School-/studiejaar 2010/’11
19.3 Positieve beleving schoolprestaties van jongeren van 12 tot en met 16 jaar in het voortgezet onderwijs
2005
2009
19.4 Jongeren van 18 tot en met 24 jaar, onderwijsvolgend of met een startkwalificatie
2008
2010
20.1 Geslaagden in het voortgezet onderwijs van 12 tot en met 22 jaar
Schooljaar 2006/’07
schooljaar 2009/’10
20.2 Geslaagden in het middelbaar beroepsonderwijs van 15 tot en met 24 jaar
Schooljaar 2006/’07
schooljaar 2009/’10
20.3 Geslaagden in het hoger onderwijs van 18 tot en met 24 jaar
Studiejaar 2006/’07
studiejaar 2009/’10
20.4 Slagingspercentage in het voortgezet onderwijs
Schooljaar 2007/’08
schooljaar 2009/’10
19. Schoolprestaties
20. Schooldiploma’s
21. Taalachterstanden
–
22. Schoolverlaters/ Schoolverzuim
22.1 Voortijdig schoolverlaters van 12 tot en met 22 jaar
Schooljaar 2007/’08
schooljaar 2009/’10
22.2 Jongeren van 12 tot en met 17 jaar met een Halt-afdoening voor overtreden van de Leerplichtwet
2008
2009
Voorzieningengebruik
23. Deelname aan VVE-programma’s
–
24. Speciaal onderwijs
24. Leerlingen in het vmbo met leerwegondersteunend onderwijs, leerjaar 3–4
Schooljaar 2008/’09
schooljaar 2010/’11
Personeel
25. Onderwijspersoneel
25. Werknemers in het onderwijs
29-9-2006
26-9-2008
Vrijetijdsbesteding
Feitelijke situatie
26.1 Aantal dagen dat jongeren van 10 tot en met 16 jaar voldoende bewegen
2005
2009
26.2 Aantal dagen dat jongeren van 15 tot en met 24 voldoende bewegen
2006
–
27.1 Jongeren van 12 tot en met 16 jaar die één keer of minder per week buiten schooltijd sporten of buiten spelen
2005
2009
27.2 Jongeren van 15 tot en met 24 jaar die ten minste een keer per week in zijn of haar vrije tijd sport
2006
–
2007
–
29.1 Alcoholgebruik onder jongeren van 12 tot en met 16 jaar
2005
2009
29.2 Gebruik van harddrugs door jongeren van 12 tot en met 18 jaar
2007
–
29.3 Gebruik van cannabis door jongeren van 12 tot en met 18 jaar
26. Voldoende bewegen
27. Sportdeelname
28. Cultuurparticipatie
28. Jongeren van 4 tot en met 24 jaar die wel eens naar een museum, bibliotheek of feest met live optreden zijn geweest
29. Alcohol, roken en drugs
2007
–
30. Verdachten
30. Jongeren van 12 tot en met 24 jaar in aanraking met politie
2007
2009
Voorzieningengebruik
31.1 Jongeren van 10 tot en met 16 jaar die lid zijn van een sportvereniging
2005
–
31.2 Jongeren van 15 tot en met 24 jaar die lid zijn van een sportvereniging
31. Sportvoorzieningen
2006
–
32. Cultuurvoorzieningen
32. Jongeren van 12 tot en met 24 jaar die in het bezit zijn van een Museum Jaarkaart en/of CJP pas
2007
–
33. Bibliotheken
33. Jongeren van 4 tot en met 24 jaar die lid zijn van de openbare bibliotheek
2007
–
34. Lidmaatschap verenigingen
34. Jongeren van 16 tot en met 24 jaar die lid zijn van een vrijetijdsvereniging, jeugdvereniging, clubhuis of padvinderij
2007
–
35. Gebruik buurthuis, jongerencentrum en wijkcentrum
35. Jongeren van 16 tot en met 24 jaar die in de afgelopen 12 maanden wel eens een buurthuis, jongerencentrum, wijkcentrum, dorpshuis of gemeenschapshuis hebben bezocht
2007
–
7
Dimensie en invalshoek
Indicator
36. Halt en justitiële jeugdinrichtingen
Peilmoment nulmeting
36.1 Verblijf in justitiële jeugdinrichtingen
2007
2010
36.2 Halt-jongeren van 12 tot en met 17 jaar naar delict
2008
2009
Personeel
37. Personeel
37. Werknemers in de sport
29-9-2006
26-9-2008
Vriendschappen, relaties en seksualiteit
Feitelijke situatie
38. Aantal goede vrienden
38. Jongeren van 10 tot en met 16 jaar die aangeven meer dan twee goede vrienden/vriendinnen te hebben
2005
2009
39.1 Omgang van jongeren van 10 tot en met 16 jaar met autochtone en/of allochtone jongeren
2005
2009
39.2 Jongeren van 15 tot en met 24 jaar die ten minste één keer in de week contact hebben met autochtone vrienden of kennissen
2006
–
40.1 Jongeren van 11 tot en met 24 jaar die wel eens verkering (een vaste vriend of vriendin) hebben gehad
2005
–
40.2 Jongeren van 11 tot en met 24 jaar die op dit moment een vaste vriend of 2005 vriendin hebben
–
41.1 Jongeren van 12 tot en met 16 jaar die aangeven ooit seksuele gemeenschap te hebben gehad
2009
39. Interetnische contacten
40. Relatievorming
41 Seksuele ervaringen
2005
41.2 Jongeren van 11 tot en met 24 jaar die aangeven geslachtsgemeenschap 2005 te hebben gehad
Peilmoment vervolgmeting
–
Voorzieningengebruik
42. Gebruik voorbehoedsmiddelen
42. Jongeren van 12 tot en met 16 jaar die aangeven tijdens de laatste keer seksuele gemeenschap een condoom en/of de pil te hebben gebruikt
2005
2009
43. Abortus
43. Meisjes van 11 tot en met 24 jaar die het afgelopen jaar zwanger zijn geweest
2005
–
Personeel
–
De overgang naar werk
Feitelijke situatie
44. Werkloosheid
44. Werkloze beroepsbevolking van 15 tot en met 24 jaar naar onderwijsniveau
2008
2010
45. Werkend
45. Werkzame beroepsbevolking van 15 tot en met 24 jaar naar onderwijsniveau
2008
2010
46. Niet-werkend werkzoekend
46. Niet-werkende werkzoekende jongeren van 15 tot en met 22 jaar
15-1-2008
15-1-2011
Voorzieningengebruik
47. Wajong
47. Jongeren van 18 tot en met 24 jaar met een Wajong-uitkering
26-9-2008
30-9-2010
48. Bijstand
48. Jongeren van 15 tot en met 24 jaar met een WIJ-uitkering
26-9-2008
30-9-2010
49. WW
49. Jongeren van 15 tot en met 24 jaar met een WW-uitkering
26-9-2008
30-9-2010
Personeel
–
8
3. Beschrijving van de indicatoren
Het vorige hoofdstuk bevatte een beknopt overzicht van de onderwerpen en indicatoren van de monitor. Dit hoofdstuk geeft van alle indicatoren van de vervolgmeting een uitgebreidere beschrijving. Onderstaande tabel laat zien welke informatie per indicator is opgenomen.
Indicator
Naam indicator
Bron
De naam van de bron waarin informatie over deze indicator te vinden is.
Beschrijving van de bron
Hierin staat beknopt beschreven of het gaat om een tabel, een databestand of een andere vorm. Daarnaast wordt kort iets gezegd over het doel van de bron.
Peilmoment
Hier wordt aangegeven op welke datum of periode de gegevens in de vervolgmeting betrekking hebben.
Oorspronkelijke berichtgever
Hier worden de leveranciers van de registratie of de berichtgevers in het steekproefonderzoek genoemd.
Operationalisering
Hier wordt de operationalisering van de indicator in de monitor beschreven.
Bijzonderheden
Als er bijzonderheden zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot de vergelijkbaarheid van nul- en vervolgmeting, dan wordt dat hier vermeld.
Indicator
0 Jongeren van 0 tot en met 24 jaar
Bron
Gemeentelijk Basisadministratie (GBA) persoonsgegevens / Landelijke Jeugdmonitor (LJM).
Beschrijving van de bron
De Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens is in werking sinds 1 oktober 1994. Alle inwoners van een gemeente behoren in de basisadministratie te zijn ingeschreven, met uitzondering van: in Nederland woonachtige personen die gebruik maken van uitzonderingsregels die gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregistraties (niet-Nederlandse diplomaten en niet-Nederlandse NAVO militairen). Zij mogen zelf bepalen of zij in de GBA worden ingeschreven of niet; asielzoekers die korter dan zes maanden in de centrale opvang verblijven en nog geen verblijfsvergunning hebben gekregen. De Landelijke Jeugdmonitor geeft weer hoe het met de jongeren in Nederland gaat. In deze monitor staan ruim 70 onderwerpen beschreven, afkomstig uit verschillende bronnen. Deze indicator is ook opgenomen in de Landelijke Jeugdmonitor.
Peilmoment
1-1-2011.
Oorspronkelijke berichtgever
Gemeenten.
Operationalisering
Het aantal jongeren van 0 tot en met 24 jaar, uitgesplitst naar herkomstgroepering en verder uitgesplitst naar geslacht en de volgende leeftijdsgroepen: 0 tot 4 jaar, 4 tot 12 jaar, 12 tot 15 jaar, 15 tot 18 jaar, 18 tot 23 jaar en 23 tot 25 jaar. Ook de procentuele aandelen zijn vermeld.
Bijzonderheden
De gegevens zijn overgenomen uit de LJM.
Indicator
1.1 Jongeren van 0 tot en met 24 jaar met een positieve beoordeling van de gezondheid
Bron
Gezondheidsenquête / Landelijke Jeugdmonitor (LJM).
Beschrijving van de bron
De Gezondheidsenquête (voorheen Permanent Onderzoek LeefSituatie (POLS)) is een enquête met als doel een zo volledig mogelijk overzicht geven van ontwikkelingen in de gezondheid, medische consumptie, leefstijl en preventief gedrag van de Nederlandse bevolking. Zie indicator 0 voor een beschrijving van de Landelijke Jeugdmonitor.
Peilmoment
2010.
Oorspronkelijke berichtgever
Personen van 0 jaar en ouder in particuliere huishoudens in Nederland.
Operationalisering
Het percentage jongeren van 0 tot en met 24 jaar dat zijn gezondheid als “goed” of “zeer goed” beoordeelt, uitgesplitst naar herkomstgroepering (beperkt).
Bijzonderheden
De gegevens zijn overgenomen uit de LJM. De uitkomsten van de Gezondheidsenquê zijn gebaseerd op een steekproef. Zoals in ieder steekproefonderzoek hebben de uitkomsten een onnauwkeurigheidsmarge. Hiermee moet rekening gehouden worden bij het interpreteren en vergelijken van de uitkomsten. Kinderen onder de 12 jaar worden bevraagd via de ouder. Kinderen vanaf 12 jaar worden zelf geïnterviewd. Personen die geen Nederlands spreken, vallen onder de non-respons vanwege de taalbarrière. Dit speelt vooral een rol bij eerste generatie niet-westerse allochtonen en dan voornamelijk bij Marokkanen en Turken. De totale respons is 68 procent. Onder de eerste generatie niet-westerse allochtonen ligt de respons rond 50 procent, onder de tweede generatie is de respons niet lager.
9
Indicator
1.2 Jongeren van 10 tot en met 16 jaar die psychische problemen rapporteren
Bron
Health Behaviour in School-aged Children (HBSC)
Beschrijving van de bron
Het HBSC is een studie (steekproef) naar de gezondheidsbeleving, de psychische gezondheid, de mate van sociale integratie en het risicogedrag van Nederlandse scholieren in de leeftijd van 10 tot en met 16 jaar. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van een gestratificeerde clustersteekproef onder scholen (basisonderwijs, vmbo basis- en kader-beroepsgerichte leerweg, vmbo gemengde en theoretische leerweg, havo en vwo) en de klassen daarbinnen. Drie partijen nemen deel aan het onderzoek: het Trimbos-instituut, de Universiteit Utrecht (UU) en het SCP.
Peilmoment
2009.
Oorspronkelijke berichtgever
Scholieren van 10 tot en met 16 jaar in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs.
Operationalisering
Percentage jongeren van 10 tot en met 16 jaar met psychische problemen, uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht. Voor psychische problemen wordt de volgende onderverdeling toegepast: –– emotionele problemen; –– gedragsproblemen; –– hyperactiviteit; –– problemen met leeftijdgenoten.
Bijzonderheden
De respons onder de basisscholen bedroeg 54% (77 scholen) en in het voorgezet onderwijs bedroeg 48% (68 scholen). In totaal zijn 7434 vragenlijsten ingevuld: 1792 in het basisonderwijs en 5642 in het voortgezet onderwijs. De scholieren vulden de vragenlijst klassikaal in onder begeleiding van een onderzoeksassistent van het Trimbos-instituut. Voor deze indicator wordt de Strenght and Difficulties Questionnaire (SDQ) gebruikt. De SDQ is nog niet goed genormeerd, waardoor moeilijk vast te stellen is hoeveel procent van de jongeren een zorgelijke score heeft. De indicator is wel geschikt om de mate van psychische problemen tussen groepen personen te vergelijken. Vanwege te kleine aantallen in de steekproef is de groep Antillianen en Arubanen niet verder uitgesplitst naar jongens en meisjes.
Indicator
1.3 Zuigelingensterfte (0 tot 1 jaar)
Bron
Gemeentelijk Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) persoonsgegevens / Landelijke Jeugdmonitor (LJM).
Beschrijving van de bron
Zie indicator 0 voor een beschrijving van de GBA persoonsgegevens. Deze indicator is ook opgenomen in de Landelijke Jeugdmonitor. Zie indicator 0 voor een beschrijving van de Landelijke Jeugdmonitor.
Peilmoment
2010.
Oorspronkelijke berichtgever
Gemeenten.
Operationalisering
Het aantal en promillage kinderen jonger dan één jaar dat is overleden (excl. doodgeborenen), uitgesplitst naar herkomstgroepering (beperkt).
Bijzonderheden
De gegevens zijn overgenomen uit de LJM.
Indicator
2 Overgewicht bij jongeren van 2 tot en met 24 jaar
Bron
Gezondheidsenquête / Landelijke Jeugdmonitor (LJM).
Beschrijving van de bron
Zie indicator 1.1 voor een beschrijving van de Gezondheidsenquête. Deze indicator is ook opgenomen in de Landelijke Jeugdmonitor. Zie indicator 0 voor een beschrijving van de Landelijke Jeugdmonitor.
Peilmoment
2010.
Oorspronkelijke berichtgever
Personen van 0 jaar en ouder in particuliere huishoudens in Nederland.
Operationalisering
Het percentage jongeren van 2 tot en met 24 jaar met matig of ernstig overgewicht, uitgesplitst naar herkomstgroepering (beperkt). Om te bepalen of een jongere matig of ernstig overgewicht heeft, wordt de Body Mass Index (BMI) gebruikt.
Bijzonderheden
De gegevens zijn overgenomen uit de LJM. Zie 1.1. voor de bijzonderheden van de Gezondheidsenquête.
Indicator
4 Medische consumptie van jongeren van 0 tot en met 24 jaar
Bron
Gezondheidsenquête.
Beschrijving van de bron
Zie indicator 1.1 voor een beschrijving van de Gezondheidsenquête.
Peilmoment
2009
Oorspronkelijke berichtgever
Personen van 0 jaar en ouder in particuliere huishoudens in Nederland.
Operationalisering
Het percentage jongeren van 0 tot en met 24 jaar dat in het verslagjaar: –– een huisarts heeft bezocht; –– een specialist heeft bezocht; –– een tandarts heeft bezocht; –– contact heeft gehad met het algemeen maatschappelijk werk; –– bij het consultatiebureau is geweest (0 tot en met 4 jaar). De gegevens zijn uitgesplitst naar herkomstgroepering (beperkt).
Bijzonderheden
Zie 1.1. voor de bijzonderheden van de gezondheidsenquête.
10
Indicator
5 Jongeren van 0 tot en met 24 jaar in instellingen
Bron
Gemeentelijk Basisadministratie (GBA) persoonsgegevens en huishoudensgegevens.
Beschrijving van de bron
Op basis van het GBA-huishoudensbestand, dat eens per jaar de standgegevens op 1 januari van het betreffende jaar weergeeft, kunnen huishoudensgegevens worden bepaald. Zie indicator 0 voor een beschrijving van de GBA persoonsgegevens.
Peilmoment
1-1-2010.
Oorspronkelijke berichtgever
Gemeenten.
Operationalisering
Het aantal en percentage jongeren van 0 tot en met 24 jaar in institutionele huishoudens naar soort instelling op 1 januari van het verslagjaar, uitgesplitst naar herkomstgroepering, geslacht en de leeftijdsgroepen 0 tot 4 jaar, 4 tot 12 jaar, 12 tot 15 jaar, 15 tot 18 jaar, 18 tot 23 jaar en 23 tot 25 jaar. De institutionele huishoudens zijn verder onderverdeeld in: –– gezinsvervangend tehuis (geen medische behandeling); –– inrichting verstandelijk gehandicapten; –– jeugdinternaat (niet voor gehandicapten); –– opleidingsinternaat; –– opleidingsschool politie/krijgsmacht; –– opvangcentrum volwassenen (niet voor gehandicapten); –– penitentiaire inrichting; –– psychiatrische ziekenhuizen; –– verpleeghuis/verzorgingshuis; –– woonvorm religieuze gemeenschap; –– woonvorm zintuiglijk gehandicapten (geen medische behandeling).
Bijzonderheden
Alleen personen die op 1 januari van het verslagjaar op een adres van een institutioneel huishouden staan ingeschreven in de GBA worden geteld. Personen die gedurende een korte tijd in een institutioneel huishouden verblijven, kunnen ontbreken.
Indicator
7 Jongeren van 0 tot en met 24 jaar in eenoudergezinnen
Bron
Gemeentelijk Basisadministratie (GBA) persoons- en huishoudensgegevens / Landelijke Jeugdmonitor (LJM).
Beschrijving van de bron
Zie indicator 0 voor een beschrijving van de GBA persoonsgegevens. Deze indicator is ook opgenomen in de Landelijke Jeugdmonitor. Zie indicator 0 voor een beschrijving van de Landelijke Jeugdmonitor.
Peilmoment
1-1-2010.
Oorspronkelijke berichtgever
Gemeenten.
Operationalisering
Het aantal en percentage jongeren van 0 tot en met 24 jaar in eenouderhuishoudens op 1 januari van het verslagjaar, uitgesplitst naar herkomstgroepering.
Bijzonderheden
De gegevens zijn overgenomen uit de LJM.
Indicator
8 Jongeren van 0 tot en met 24 jaar in een huishouden met een laag inkomen
Bron
Regionaal Inkomensonderzoek (RIO).
Beschrijving van de bron
Het RIO is een steekproefonderzoek dat vanaf 1994 in een longitudinale vorm is opgezet met als doel inkomensgegevens op laagregionaal niveau samen te stellen. Omdat gekozen is voor een longitudinale onderzoeksopzet, wordt voor de bepaling van de RIO-steekproef voor de onderzoeksjaren uitgegaan van de steekproef in RIO 1994, waaraan als gevolg van veranderingen in de bevolkingsaantallen een bijtrekking plaatsvindt. Deze personen vormen de “kernpersonen” van de steekproef. Bij deze kernpersonen worden de overige huishoudensleden bijgetrokken om het huishoudensinkomen te bepalen.
Peilmoment
2008.
Oorspronkelijke berichtgever
Ministerie van Financiën.
Operationalisering
Het aantal en percentage jongeren van 0 tot en met 24 jaar in particuliere huishoudens met een laag besteedbaar inkomen, uitgesplitst naar herkomstgroepering, geslacht en de leeftijdsgroepen 0 tot 12 jaar, 12 tot 18 jaar en 18 tot 25 jaar. De lage-inkomensgrens is vastgesteld op 9 250 euro in prijzen van het jaar 2000. Dit bedrag komt in koopkracht ongeveer overeen met de koopkracht van een Bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979, toen deze op zijn hoogst was. Het inkomensbegrip dat in deze publicatie wordt gehanteerd, is het besteedbaar inkomen verminderd met eventueel ontvangen huursubsidie. Om te bepalen hoe het inkomen van een huishouden zich verhoudt tot de lage-inkomensgrens, wordt het inkomen van een huishouden gecorrigeerd voor verschillen in huishoudenssamenstelling en voor de prijsontwikkeling. De correctie voor verschillen in samenstelling vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de inkomensniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt. Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met consumentenprijsindices) herleid naar het prijspeil in 2000. Het resulterende inkomen is laag wanneer het minder is dan 9 250 euro.
Bijzonderheden
Het RIO is een steekproefonderzoek, waardoor de uitkomsten een schatting zijn van de werkelijke, maar onbekende waarden. Bij de interpretatie van de gegevens en bij het vergelijken tussen de nul- en vervolgmeting dient hiermee rekening gehouden te worden.
11
Indicator
10 Kerkelijke gezindte van jongeren van 0 tot en met 24 jaar
Bron
Permanent onderzoek leefsituatie (POLS).
Beschrijving van de bron
POLS is een enquête (steekproef) met als doel het doorlopend verzamelen van hoogwaardige en coherente gegevens over de leefsituatie van de Nederlandse bevolking. POLS is de opvolger van de voorheen afzonderlijk uitgevoerde CBS onderzoeken naar aspecten van de leefsituatie. Zie indicator 0 voor een beschrijving van de Landelijke Jeugdmonitor.
Peilmoment
2009.
Oorspronkelijke berichtgever
Personen van 0 jaar en ouder in particuliere huishoudens in Nederland.
Operationalisering
Het percentage jongeren van 0 tot en met 24 jaar per kerkelijke gezindte, uitgesplitst naar herkomstgroepering (beperkt). Kerkelijke gezindte is als volgt onderverdeeld: –– Geen kerkelijke gezindte; –– Rooms-katholiek; –– Protestant; –– Islam; –– Anders. Tot de categorie “protestant” behoren personen die zich identificeren met de Protestantse Kerk in Nederland, de Nederlands Hervormde Kerk of een gereformeerde kerk.
Bijzonderheden
De gegevens zijn overgenomen uit de LJM. De uitkomsten van POLS zijn gebaseerd op een steekproef. Zoals in ieder steekproefonderzoek hebben de uitkomsten een onnauwkeurigheidsmarge. Hiermee moet rekening gehouden worden bij het interpreteren en vergelijken van de uitkomsten. Kinderen onder de 12 jaar worden bevraagd via de ouder. Kinderen vanaf 12 jaar worden zelf geïnterviewd. Personen die geen Nederlands spreken, vallen onder de non-respons vanwege de taalbarrière. Dit speelt vooral een rol bij eerste generatie niet-westerse allochtonen en dan voornamelijk bij Marokkanen en Turken. De totale respons is 68 procent. Onder de eerste generatie niet-westerse allochtonen ligt de respons rond 50 procent, onder de tweede generatie is de respons niet lager.
Indicator
11 Huishoudens naar voornaamste vorm van kinderopvang
Bron
Extra module in de Enquête Beroepsbevolking (EBB).
Beschrijving van de bron
De EBB is een steekproefonderzoek dat door het CBS wordt uitgevoerd om informatie te verzamelen over de relatie tussen mens en arbeidsmarkt. Vanaf 2005 is de module Arbeid en Zorg in de EBB opgenomen. Deze module gaat over de combinatie van betaald werk met de zorg voor kinderen of de zorg voor ernstig zieke of hulpbehoevende familieleden. Onderwerpen die aan de orde komen zijn bijvoorbeeld: gebruik van verlofregelingen, behoefte aan verlofregelingen en gebruik van kinderopvang. De module is uitgevoerd in 2005, 2007 en 2009.
Peilmoment
2009.
Oorspronkelijke berichtgever
Personen van 15 jaar en ouder in particuliere huishoudens.
Operationalisering
Het aantal huishoudens met kinderen dat in het verslagjaar wel/geen gebruik maakt van kinderopvang, naar voornaamste vorm van kinderopvang en herkomstgroepering (beperkt). Kinderopvang is als volgt onderverdeeld: –– formele opvang (hierin is opgenomen gastouder, BSO en dagverblijf); –– betaalde oppas of peuterspeelzaal; –– onbetaalde oppas door familie; –– huishoudens zonder opvang.
Bijzonderheden
Alleen huishoudens waar ten minste één van de ouders 12 uur of meer per week betaald werk heeft, zijn meegenomen. De uitkomsten van de EBB zijn gebaseerd op een steekproef. Zoals in ieder steekproefonderzoek hebben de uitkomsten een onnauwkeurigheidsmarge. Hiermee moet rekening gehouden worden bij het interpreteren en vergelijken van de uitkomsten. Bij de EBB is er sprake van non-respons door de taalbarrière onder allochtonen. Deze speelt echter minder een rol dan bij de Gezondheidsenquête, doordat proxy-interviewen mogelijk is. Dit betekent dat wanneer de te interviewen persoon niet thuis is of geen Nederlands spreekt, een andere persoon ouder dan 15 jaar binnen hetzelfde huishouden de vragen mag beantwoorden.
Indicator
16.1 Kinderen van 0 tot en met 11 jaar waarvoor kinderopvangtoeslag is aangevraagd
Bron
Toeslagenadministratie en Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) persoonsgegevens.
Beschrijving van de bron
Via het Inkomens Informatiesysteem ontvangt het CBS van de Belastingdienst maandelijks de administratie van de voorlopig en definitief uitgekeerde toeslagen. Zie indicator 0 voor een beschrijving van de GBA persoonsgegevens.
Peilmoment
2010.
Oorspronkelijke berichtgever
Belastingdienst.
Operationalisering
Het aantal en percentage kinderen van 0 tot en met 11 jaar waarvoor kinderopvangtoeslag is aangevraagd, uitgesplitst naar herkomstgroepering, geslacht en de leeftijdsgroepen 0 tot 4 jaar en 4 tot 12 jaar.
Bijzonderheden
Omdat de cijfers in zowel de nulmeting als de vervolgmeting voorlopig zijn, kan geen vergelijking worden gemaakt tussen de nul- en de vervolgmeting.
Indicator
16.2 Personen die kindgebonden budget ontvangen
Bron
Toeslagenadministratie en Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) persoonsgegevens.
Beschrijving van de bron
Zie indicator 16.1 voor een beschrijving van het Inkomens Informatiesysteem. Zie indicator 0 voor een beschrijving van de GBA persoonsgegevens.
Peilmoment
2010.
Oorspronkelijke berichtgever
Belastingdienst.
Operationalisering
Het aantal en percentage personen dat kindgebonden budget ontvangt, uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht. Zowel de aanvragers als de partners van de aanvragers worden geteld.
Bijzonderheden
Om twee redenen kan geen vergelijking worden gemaakt tussen de nul- en de vervolgmeting. 2008 was het eerste jaar van de regeling (toen kindertoeslag) en van 2008 op 2009 is de regeling veranderd (naar kindgebonden budget). Dit kan effect hebben op het aantal aanvragen. Daarnaast zijn de cijfers in de nul- en de vervolgmeting voorlopig.
12
Indicator
17 Werknemers in de kinderopvang (inclusief peuterspeel-zaalwerk)
Bron
Sociaal Statistisch Bestand component banen op basis van de polisadministratie (SSB-banen).
Beschrijving van de bron
Het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) is een stelsel van koppelbare registers en enquêtes. Per jaargang worden meer dan 50 registers gebruikt. Daarnaast is ook informatie opgenomen uit enkele enquêtes. De SSB-banen component bevat werknemersgegevens. De component is gebaseerd op de zogenaamde Polisadministratie. De Polisadministratie wordt beheerd door het UWV en is gevuld met werknemersgegevens uit de loonaangiften die werkgevers bij de Belastingdienst indienen. De Polisadministratie bevat alle werknemers in dienst van bedrijven en instellingen die in Nederland loonbelasting- en premieplichtig zijn.
Peilmoment
26-9-2008.
Oorspronkelijke berichtgever
De Polisadministratie wordt beheerd door het UWV en is gevuld met werknemersgegevens uit de loonaangiften die werkgevers bij de Belastingdienst indienen.
Operationalisering
Het aantal werknemers in de kinderopvang (inclusief peuter-speelzaalwerk), uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht.
Bijzonderheden
Deze indicator is niet uit te splitsen in het aantal banen in de het peuterspeelzaalwerk en het aantal banen in de kinderopvang. Er is sprake van een trendbreuk tussen de nulmeting en de vervolgmeting, in verband met de overgang naar een nieuwe onderliggende databron (polisadministratie). De invloed van deze trendbreuk op de verdeling naar geslacht en herkomst is beperkt.
Indicator
19.1 Leerlingen in het 3e leerjaar in het voortgezet onderwijs naar onderwijssoort
Bron
SSB-component inschrijvingen in het voortgezet onderwijs (vo).
Beschrijving van de bron
Het Vo-bestand geeft informatie over het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs en is gebaseerd op het ééncijferbestand Voortgezet onderwijs.
Peilmoment
Schooljaar 2010/’11.
Oorspronkelijke berichtgever
Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
Operationalisering
Het aantal leerlingen (ingeschreven in het GBA) in het 3e leerjaar van het voortgezet onderwijs dat wordt bekostigd door het ministerie van OCW of het voormalig ministerie van LNV (de zogenaamde vmbo-afdelingen van de Agrarische Opleidingscentra), uitgesplitst naar onderwijssoort en verder uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht. Voor onderwijssoort wordt de volgende onderverdeling toegepast: –– vmbo basis- en kaderberoepsgerichte leerweg; –– vmbo theoretische en gemengde leerweg; –– havo; –– vwo; –– algemeen leerjaar. Het vmbo is inclusief het leerweg ondersteunend onderwijs (lwoo).
Bijzonderheden
Het betreft voorlopige cijfers. Leerlingen in het niet-bekostigd onderwijs (privé scholen of opleidingen aan commerciële opleidingsinstituten) zijn niet in de uitkomsten opgenomen. Leerlingen die niet staan ingeschreven in de GBA zijn niet meegenomen in de tabel.
Indicator
19.2 Onderwijsdeelname van jongeren van 12 tot en met 24 jaar naar onderwijssoort
Bron
SSB-component inschrijvingen in het voortgezet onderwijs (vo), SSB-component inschrijvingen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), SSB-component inschrijvingen in het hoger onderwijs (ho) / Landelijke Jeugdmonitor (LJM).
Beschrijving van de bron
De drie SSB-componenten geven informatie over het aantal leerlingen/deelnemers/studenten in respectievelijk het voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs. Deze componenten zijn gebaseerd op de ééncijferbestanden vo/mbo/ho. Naast de onderwijscomponenten is gebruik gemaakt van de personencomponenten en verblijfsgemeentencomponenten in het SSB die zijn gebaseerd op het GBA. Voor de Landelijke Jeugdmonitor zie indicator 0.
Peilmoment
School-/studiejaar 2010/’11.
Oorspronkelijke berichtgever
Onderwijs: Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). GBA: gemeenten.
Operationalisering
Het aantal leerlingen/deelnemers/studenten ingeschreven in de GBA van 12 tot en met 24 jaar in het door het ministerie van OCW of het voormalig ministerie van LNV (de zogenaamde vmbo- en mbo-afdelingen van de Agrarische Opleidingscentra) bekostigd onderwijs, uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht. Ook is het percentage leerlingen/deelnemers/studenten dat onderwijs volgt vermeld. Voor onderwijssoort wordt de volgende onderverdeling toegepast: –– voortgezet onderwijs; –– middelbaar beroepsonderwijs; –– hoger beroepsonderwijs; –– wetenschappelijk onderwijs. Voor het voortgezet onderwijs wordt de volgende onderverdeling toegepast: –– algemene leerjaren (jongeren die deelnemen aan de eerste twee leerjaren en de groep jongeren in het derde leerjaar die nog geen keuze heeft gemaakt voor één specifieke onderwijssoort (meestal combinatie havo/vwo)) –– vmbo 3-4; –– havo 3-5; –– vwo 3-6. Het vmbo is inclusief het leerweg ondersteunend onderwijs (lwoo). De mbo-gegevens zijn exclusief deelnemers die uitsluitend staan ingeschreven voor het doen van examen.
Bijzonderheden
Het betreft voorlopige cijfers. Leerlingen/deelnemers/studenten in het niet-bekostigd onderwijs (privé scholen of opleidingen aan commerciële opleidingsinstituten) zijn niet in de uitkomsten opgenomen. Leerlingen/deelnemers/studenten die niet staan ingeschreven in de GBA zijn niet meegenomen in de tabel. Leerlingen/deelnemers/studenten in het praktijkonderwijs en op speciale scholen zijn niet in de uitkomsten meegenomen. Dit is een verschil in operationalisering van deze indicator ten opzichte van de nulmeting. De leeftijd van de jongeren in het VO en MBO is vastgesteld op 31 december van het betreffende onderwijsjaar. Voor jongeren in het HBO en WO is dit vastgesteld op 1 januari van het betreffende onderwijsjaar.
13
Indicator
19.3 Positieve beleving schoolprestaties van jongeren van 12 tot en met 16 jaar in het voortgezet onderwijs
Bron
Health Behaviour in School-aged Children (HBSC).
Beschrijving van de bron
Zie indicator 1.2 voor de beschrijving van de HBSC.
Peilmoment
2009.
Oorspronkelijke berichtgever
Scholieren van 10 tot en met 16 jaar in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs.
Operationalisering
Het percentage scholieren in het voortgezet onderwijs dat zijn of haar schoolprestaties (heel) goed vindt, uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht.
Bijzonderheden
Zie indicator 1.2 voor de bijzonderheden van de HBSC.
Indicator
19.4 Jongeren van 18 tot en met 24 jaar, onderwijsvolgend of met een startkwalificatie
Bron
Enquête Beroepsbevolking (EBB) / Landelijke Jeugdmonitor (LJM).
Beschrijving van de bron
De EBB is een steekproefonderzoek dat door het CBS wordt uitgevoerd om informatie te verzamelen over de relatie tussen mens en arbeidsmarkt. Voor de Landelijke Jeugdmonitor zie indicator 0.
Peilmoment
2010.
Oorspronkelijke berichtgever
Personen van 15 jaar en ouder in particuliere huishoudens.
Operationalisering
Het percentage jongeren van 18 tot en met 24 jaar dat onderwijs volgt of al een startkwalificatie heeft, uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht.
Bijzonderheden
De gegevens zijn overgenomen uit de LJM. Zie indicator 11 voor de bijzonderheden van de EBB.
Indicator
20.1 Geslaagden in het voortgezet onderwijs van 12 tot en met 22 jaar
Bron
Eéncijfer Vo-examenbestand/ Landelijke Jeugdmonitor (LJM).
Beschrijving van de bron
Het bestand geeft informatie over het aantal geslaagden in het door de overheid bekostigde voortgezet onderwijs en over de persoonskenmerken van de examenkandidaten. Voor de Landelijke Jeugdmonitor zie indicator 0.
Peilmoment
Schooljaar 2009/’10.
Oorspronkelijke berichtgevers
VO: Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) GBA: Gemeenten.
Operationalisering
Het aantal geslaagde examenkandidaten van 12 tot en met 22 jaar, uitgesplitst naar herkomstgroepering, geslacht en de leeftijdsgroepen 12 tot 15 jaar, 15 tot 18 jaar en 18 tot 23 jaar. Ook is het percentage jongeren met een diploma vermeld. Voor soort diploma wordt de volgende onderverdeling toegepast: –– vmbo; –– havo; –– vwo.
Bijzonderheden
Het betreft voorlopige cijfers. De gegevens zijn overgenomen uit de LJM. Voor het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs ontbreekt het aantal geslaagden, omdat deze vormen van onderwijs doorgaans niet worden afgesloten met een examen. Voor de vrije school is het aantal geslaagden niet opgenomen omdat de vrije school veelal wordt afgesloten met een staatsexamen. De leeftijd van de geslaagden is vastgesteld op 31 december van het betreffende schooljaar.
Indicator
20.2 Geslaagden in het middelbaar beroepsonderwijs van 15 tot en met 24 jaar
Bron
SSB-component diploma’s in het middelbaar beroepsonderwijs op basis van Mbo-bestand / Landelijke Jeugdmonitor (LJM).
Beschrijving van de bron
Het bestand geeft informatie over het aantal geslaagden in het door de overheid bekostigde middelbaar beroepsonderwijs en de persoonskenmerken van deze geslaagden. Naast de onderwijscomponent is gebruik gemaakt van de personencomponenten en verblijfsgemeentecomponenten in het SSB die zijn gebaseerd op het GBA. Voor de Landelijke Jeugdmonitor zie opmerking bij indicator 0.
Peilmoment
Schooljaar 2009/’10.
Oorspronkelijke berichtgever
Mbo: Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO.) GBA: gemeenten.
Operationalisering
Het aantal geslaagden van 15 tot en met 24 jaar in het mbo, uitgesplitst naar herkomstgroepering, geslacht en de leeftijdsgroepen 15 tot 18 jaar, 18 tot 23 jaar en 23 tot 25 jaar. Ook is het percentage jongeren met een diploma vermeld. Daarnaast wordt de volgende onderverdeling in niveau toegepast: –– assistentopleiding (niveau 1 volgens de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB); –– overige niveaus (niveau 2 – niveau 4 volgens de WEB).
Bijzonderheden
Het betreft voorlopige cijfers. De gegevens zijn overgenomen uit de LJM. De leeftijd van de geslaagden is vastgesteld op 31 december van het betreffende schooljaar.
14
Indicator
20.3 Geslaagden in het hoger onderwijs van 18 tot en met 24 jaar
Bron
SSB-component diploma’s in het hoger onderwijs (ho) op basis van Ho-bestand.
Beschrijving van de bron
Het bestand geeft informatie over het aantal geslaagden in het door de overheid bekostigde hoger beroepsonderwijs (hbo) en wetenschappelijke onderwijs (wo) en over de persoonskenmerken van deze geslaagden. Naast de onderwijscomponent is gebruik gemaakt van de personencomponenten en verblijfsgemeentecomponenten in het SSB die zijn gebaseerd op het GBA.
Peilmoment
Studiejaar 2009/’10.
Oorspronkelijke berichtgever
Ho: Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ELI). GBA: gemeenten.
Operationalisering
Het aantal en percentage geslaagden van 18 tot en met 24 jaar in het hoger onderwijs, uitgesplitst naar herkomstgroepering, geslacht en de leeftijdsgroepen 18 tot 23 jaar en 23 tot 25 jaar. Daarnaast wordt de volgende onderverdeling in diplomasoort toegepast: –– hbo bachelordiploma; –– wo bachelordiploma; –– wo master-/doctoraaldiploma. Geslaagden zijn mensen die in een studiejaar met goed gevolg een afsluitend examen in het hbo of wo hebben afgelegd. Bij het hbo gaat het daarbij om degenen die een opleiding “oude stijl”, een bachelor-, een vervolg- of een masteropleiding succesvol hebben voltooid. Bij het wo gaat het om ingeschrevenen die met goed gevolg hun doctoraal-, bachelor-, master- of beroepsdiploma hebben behaald. Bij de telling van geslaagden worden zowel in het hbo als in het wo alle geslaagden in het betreffende studiejaar geteld. Als iemand in het hbo of in het wo meerdere examens op hetzelfde niveau in één studiejaar aflegt, telt alleen het examen van de hoofdinschrijving mee.
Bijzonderheden
Het betreft voorlopige cijfers. De gegevens zijn overgenomen uit de LJM. Om een trendbreuk bij de diplomasoorten te voorkomen, tellen de masterdiploma’s voor de beroepsopleidingen geneeskunde, diergeneeskunde, tandheelkunde, farmacie of accountancy en alle universitaire lerarenopleidingen niet mee bij de wo-masters maar bij de vervolgopleidingen. De leeftijd van de geslaagden is vastgesteld op 31 december van het betreffende studiejaar.
Indicator
20.4 Slagingspercentage in het voortgezet onderwijs
Bron
SSB-component examenresultaten in het voortgezet onderwijs (vo) op basis van het ééncijferbestand Examens Voortgezet Onderwijs en de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) persoonsgegevens.
Beschrijving van de bron
Het bestand geeft informatie over het aantal geslaagden in het door de overheid bekostigde voortgezet onderwijs en over de persoonskenmerken van de examenkandidaten.
Peilmoment
Schooljaar 2009/’10.
Oorspronkelijke berichtgevers
VO: Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). GBA: Gemeenten.
Operationalisering
Het aantal leerlingen dat een diploma vmbo, havo en vwo heeft gehaald als percentage van het aantal examenkandidaten (i.e. geslaagden plus afgewezenen) in de betreffende onderwijssoort. Dit uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht.
Bijzonderheden
Het betreft voorlopige cijfers. Voor het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs ontbreekt het slagingspercentage, omdat deze vormen van onderwijs doorgaans niet worden afgesloten met een examen. Voor de vrije school is het slagingspercentage niet opgenomen omdat de vrije school veelal wordt afgesloten met een staatsexamen. Deze geslaagden tellen dus niet mee.
15
Indicator
22.1 Voortijdig schoolverlaters van 12 tot en met 22 jaar
Bron
Voortijdig schoolverlaters-bestand (VSV). Dit bestand bestaat uit een combinatie van de bestanden Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) persoonsgegevens, ééncijferbestand voortgezet onderwijs, ééncijferbestand middelbaar beroepsonderwijs, Onderwijsnummerbestand volwasseneneducatie (BRON-VE), ééncijferbestand hoger onderwijs, Onderwijsnummerbestand/ ééncijferbestand VO examens en het Sociaal Statistisch Bestand (SSB).
Beschrijving van de bron
De statistiek over voortijdig schoolverlaters geeft inzicht in de achtergrondkenmerken van voortijdig schoolverlaters in vergelijking tot niet-voortijdig schoolverlaters. Het gaat hierbij om de nieuwe voortijdig schoolverlaters in een schooljaar, ook wel de jaarlijkse aanwas genoemd. Doelpopulatie: alle leerlingen tot 23 jaar in het door de overheid bekostigde voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs die zowel eind september van het jaar als eind september van het daaropvolgende jaar staan ingeschreven in de GBA, met uitzondering van leerlingen in het praktijkonderwijs en Engelse Stroom/Internationaal Baccalaureaat, het voortgezet onderwijs aan speciale scholen, het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en mbo’ers die geen les volgen, maar uitsluitend staan ingeschreven voor het doen van examen. Zie indicator 0 voor een beschrijving van de GBA persoonsgegevens.
Peilmoment
1-10-2010 (het gaat om de personen die in schooljaar 2009/’10 nog wel op school zaten).
Oorspronkelijke berichtgever
VSV: Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). GBA: gemeenten.
Operationalisering
Het aantal en percentage schoolverlaters van (12 tot en met 22 jaar) die niet in het bezit zijn van een startkwalificatie, uitgesplitst naar herkomstgroepering en de leeftijdsgroepen 12 tot 18 jaar en 18 tot 23 jaar. Schoolverlaters: Leerlingen/deelnemers uit het schooljaar die het volgende schooljaar geen bekostigd onderwijs meer volgen. Het gaat om alle personen die op 1 oktober van het schooljaar staan ingeschreven in het door de overheid bekostigde voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs (met uitzondering van leerlingen in het praktijkonderwijs, het voortgezet onderwijs aan speciale scholen, het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en mbo’ers die geen les volgen, maar uitsluitend staan ingeschreven voor het doen van examen) en die op 1 oktober van het volgende schooljaar (t+1) jonger zijn dan 23 jaar en niet meer staan ingeschreven in het door de overheid bekostigde onderwijs (voortgezet onderwijs, inclusief praktijkonderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, middelbaar beroepsonderwijs, inclusief mbo’ers die geen les volgen, maar uitsluitend staan ingeschreven voor het doen van examen, en hoger onderwijs). Daarnaast betreft het alleen de leerlingen die zowel eind september van het schooljaar als eind september van het volgende schooljaar (t+1) staan ingeschreven in de GBA. Startkwalificatie: Een leerling heeft een startkwalificatie bij ten minste een afgeronde havo- of vwo-opleiding of een basisberoepsopleiding (mbo niveau 2 ).
Bijzonderheden
Het betreft voorlopige cijfers. Deze publicatie heeft niet tot doel het totaal aantal voortijdig schoolverlaters in Nederland weer te geven. Cijfers hierover zijn berekend door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Leerlingen die de school verlaten met alleen een vmbo-diploma hebben geen startkwalificatie en worden dus als voortijdig schoolverlaters beschouwd. Leerlingen zonder startkwalificatie die overstappen naar het niet-bekostigde onderwijs (privé scholen of opleidingen aan commerciële opleidingsinstituten) hebben we niet goed in beeld en worden daarom (ten onrechte) als voortijdig schoolverlaters beschouwd. Een deel van de voortijdig schoolverlaters haalt na een paar jaar alsnog een startkwalificatie.
Indicator
22.2 Jongeren van 12 tot en met 17 jaar met een Halt- afdoening voor overtreden van de Leerplichtwet
Bron
SSB-component Halt-jongeren op basis van Halt-registratie (Het Alternatief) en Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) persoonsgegevens.
Beschrijving van de bron
In de SSB-component bevinden zich alle personen die in een bepaald jaar naar Halt verwezen zijn. Halt Nederland registreert van alle jongeren die naar Halt verwezen worden de persoonskenmerken, de kenmerken van het delict waarvoor de jongere naar Halt verwezen is, en enkele kenmerken van de Halt-afdoening die de jongere opgelegd heeft gekregen. Het betreft jongeren van 12 tot en met 17 jaar. Deze SSB-component bevat een selectie van variabelen uit de Halt-registratie (AuraH). Halt is de “Lik-op-stuk”-benadering van een strafrechtelijk minderjarige, die voor het eerst met de politie in aanraking komt voor het plegen van bepaalde vormen van lichte criminaliteit. De politie stuurt het dossier niet door naar het Openbaar Ministerie als de betrokken persoon voldoet aan de voorwaarden die voor een Halt-verwijzing gelden. De strafbare feiten die voor een Halt-project in aanmerking komen zijn vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur. Zie indicator 0 voor een beschrijving van de GBA persoonsgegevens.
Peilmoment
2009.
Oorspronkelijke berichtgever
Halt: Halt Nederland. GBA: gemeenten.
Operationalisering
Het aantal Halt-jongeren van 12 tot en met 17 jaar (op moment van plegen) dat op 1 januari 2008 tot de bevolking van Nederland behoorde, met overtreding Leerplichtwet (schoolverzuim), uitgesplitst naar herkomstgroepering. Een delict valt in de categorie “Overtreding van de Leerplichtwet” in geval van schoolverzuim.
Bijzonderheden
Het betreft voorlopige cijfers. Een jongere die meer dan één keer naar Halt is verwezen voor hetzelfde soort delict, wordt maar één keer geteld.
Indicator
24 Leerlingen in het vmbo met leerwegondersteunend onderwijs, leerjaar 3-4
Bron
SSB-component inschrijvingen in het voortgezet onderwijs (VO) op basis van ééncijferbestand Voortgezet Onderwijs.
Beschrijving van de bron
Zie indicator 19.1 voor een beschrijving van het vo bestand.
Peilmoment
Schooljaar 2010/’11.
Oorspronkelijke berichtgever
Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
Operationalisering
Het percentage leerlingen in het derde en vierde leerjaar vmbo met leerwegondersteunend onderwijs (lwoo), uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht. Het vmbo is onderverdeeld in de volgende leerwegen: –– basis- en kaderberoepsgerichte leerweg; –– theoretische en gemengde leerweg.
Bijzonderheden
Het betreft voorlopige cijfers. Lwoo is geen speciaal onderwijs. Toch is ervoor gekozen deze indicator bij aspect “24 Speciaal onderwijs” van de dimensie “Talenten ontwikkelen” onder te brengen, omdat er over het speciaal onderwijs voor deze monitor geen cijfers beschikbaar zijn. Zie indicator 19.1 voor de bijzonderheden van het vo bestand.
16
Indicator
25 Werknemers in het onderwijs
Bron
Sociaal Statistisch Bestand (SSB) component banen op basis van de polisadministratie (SSB-banen).
Beschrijving van de bron
Zie indicator 17.1.
Peilmoment
26-9-2008.
Oorspronkelijke berichtgever
De Polisadministratie wordt beheerd door het UWV en is gevuld met werknemersgegevens uit de loonaangiften die werkgevers bij de Belastingdienst indienen.
Operationalisering
Het aantal werknemers in het onderwijs, uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht. Voor het onderwijs wordt de volgende onderverdeling toegepast: –– primair onderwijs voor leerplichtigen; –– speciaal basisonderwijs; –– speciaal onderwijs in expertisecentra; –– secundair onderwijs en educatie; –– tertiair onderwijs.
Bijzonderheden
Het betreft voorlopige cijfers. Werknemers kunnen tegelijkertijd in meerdere onderwijssoorten werken. Zie bijzonderheden indicator 17 voor de bijzonderheden bij SSB-banen.
Indicator
26.1 Aantal dagen dat jongeren van 10 tot en met 16 jaar voldoende bewegen
Bron
Health Behaviour in School-aged Children (HBSC).
Beschrijving van de bron
Zie indicator 1.2 voor een beschrijving van de HBSC.
Peilmoment
2009.
Oorspronkelijke berichtgever
Scholieren van 10 tot en met 16 jaar in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs.
Operationalisering
Het gemiddelde aantal dagen per week dat een jongere van 10 tot en met 16 jaar ten minste 1 uur beweegt, uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht.
Bijzonderheden
Zie indicator 1.2 voor bijzonderheden van de HBSC.
Indicator
27.1 Jongeren van 12 tot en met 16 jaar die één keer of minder per week buiten schooltijd sporten of buiten spelen
Bron
Health Behaviour in School-aged Children (HBSC).
Beschrijving van de bron
Zie indicator 1.2 voor een beschrijving van de HBSC.
Peilmoment
2009.
Oorspronkelijke berichtgever
Scholieren van 10 tot en met 16 jaar in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs.
Operationalisering
Het percentage jongeren van 12 tot en met 16 jaar dat één keer of minder per week buiten schooltijd sport of buiten speelt, uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht.
Bijzonderheden
Zie indicator 1.2 voor bijzonderheden van de HBSC.
Indicator
29.1 Alcoholgebruik onder jongeren van 12 tot en met 16 jaar
Bron
Health Behaviour in School-aged Children (HBSC).
Beschrijving van de bron
Zie indicator 1.2 voor een beschrijving van de HBSC.
Peilmoment
2009.
Oorspronkelijke berichtgever
Scholieren van 10 tot en met 16 jaar in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs.
Operationalisering
Het percentage jongeren van 12 tot en met 16 jaar dat: –– in de afgelopen 4 weken ten minste één keer alcohol heeft gedronken; –– in de laatste vier weken ten minste eenmaal vijf of meer drankjes met alcohol gedronken bij één gelegenheid. De gegevens zijn uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht.
Bijzonderheden
Zie indicator 1.2 voor de bijzonderheden van de HBSC.
Indicator
30 Jongeren van 12 tot en met 24 jaar in aanraking met de politie
Bron
De Herkenningsdienst-Systemen (HKS) van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) en het SSB / Landelijke Jeugdmonitor (LJM).
Beschrijving van de bron
Het Herkenningsdienstsysteem (HKS) is een landelijk dekkend systeem dat sinds 1986 door de politie gebruikt wordt om gegevens over verdachten van misdrijven te registreren. Overtredingen worden niet in de HKS geregistreerd. Het bevat zowel de aangiftegegevens als de persoonsgegevens van de verdachten. Het SSB is gebruikt voor de persoonskenmerken. Voor de Landelijke Jeugdmonitor zie indicator 0.
Peilmoment
2009.
Oorspronkelijke berichtgever
KLPD.
Operationalisering
Het aantal en percentage jongeren van 12 tot en met 24 jaar dat in aanraking is geweest met de politie (verdachten), uitgesplitst naar herkomstgroepering, geslacht en de leeftijdsgroepen 12 tot 15 jaar, 15 tot 18 jaar, 18 tot 23 jaar en 23 tot 25 jaar. De verdachten zijn verder onderverdeeld naar soort delict: –– geweldsdelict (excl. Halt); –– vermogenscriminaliteit (excl. Halt); –– vernieling (excl. Halt); –– overige delicten (excl. Halt).
Bijzonderheden
Het betreft voorlopige cijfers. De gegevens zijn overgenomen van de LJM.
17
Indicator
36.1 Verblijf in justitiële jeugdinrichtingen
Bron
Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) / Landelijke Jeugdmonitor (LJM).
Beschrijving van de bron
Het betreft een registratie waarin alle jongeren vanaf 12 jaar, die in bewaring zijn in een justitiële jeugdinrichting, zijn opgenomen. Voor de Landelijke Jeugdmonitor zie indicator 0.
Peilmoment
2010.
Oorspronkelijke berichtgever
Directie Justitieel Jeugdbeleid (DJJ) van het ministerie van Justitie.
Operationalisering
Het aantal en percentage jongeren vanaf 12 jaar dat in een justitiële jeugdinrichting is geplaatst, uitgesplitst naar herkomstgroepering (beperkt) en geslacht. De instroom is verder onderverdeeld naar verblijfstitel: –– strafrechtelijke titel.
Bijzonderheden
De gegevens zijn overgenomen uit de LJM. De justitiële jeugdinrichtingen zijn bedoeld voor jongeren van 12 tot en met 17 jaar, maar oudere jongeren (< 5%) stromen in bepaalde gevallen ook in. Vanaf 2008 worden jongeren met alleen een civiele maatregel niet meer in een justitiële inrichting geplaatst. Daarom geeft deze indicator -in tegenstelling tot de nulmeting- alleen nog de jongeren met een strafrechterlijke maatregel weer.
Indicator
36.2 Halt-jongeren van 12 tot en met 17 jaar naar delict
Bron
SSB-component Halt-jongeren op basis van Halt en de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) persoonsgegevens.
Beschrijving van de bron
Zie indicator 22.2 voor de beschrijving van Halt.
Peilmoment
2009.
Oorspronkelijke berichtgever
AuraH: Halt Nederland. GBA: gemeenten.
Operationalisering
Het aantal en percentage jongeren van 12 tot en met 17 jaar met een Halt-overtreding (leeftijd op het moment van plegen) dat op 1 januari 2009 tot de bevolking van Nederland behoorde, uitgesplitst naar herkomstgroepering, geslacht en de leeftijdsgroepen 12 tot 15 jaar en 15 tot 18 jaar. Daarnaast wordt de volgende onderverdeling in soort delict toegepast: Misdrijven: –– geweldsdelicten; –– vernieling en openbare orde; –– vermogensmisdrijven; –– overige misdrijven. Overtredingen: –– baldadigheid; –– vuurwerkovertredingen; –– overige overtredingen, uitgezonderd overtreding van de Leerplichtwet.
Bijzonderheden
Het betreft voorlopige cijfers. Zie indicator 22.2 voor de bijzonderheden van Halt.
Indicator
37 Werknemers in de sport
Bron
Sociaal Statistisch Bestand component banen op basis van de polisadministratie (SSB-banen).
Beschrijving van de bron
Zie indicator 17.1.
Peilmoment
26-9-2008.
Oorspronkelijke berichtgever
De Polisadministratie wordt beheerd door het UWV en is gevuld met werknemersgegevens uit de loonaangiften die werkgevers bij de Belastingdienst indienen.
Operationalisering
Het aantal werknemers in de sport, uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht. Zie bijzonderheden indicator 17 voor de bijzonderheden bij SSB-banen.
Indicator
38 Jongeren van 10 tot en met 16 jaar die aangeven meer dan twee goede vrienden/vriendinnen te hebben
Bron
Health Behaviour in School-aged Children (HBSC).
Beschrijving van de bron
Zie indicator 1.2 voor de beschrijving van de HBSC.
Peilmoment
2009.
Oorspronkelijke berichtgever
Scholieren van 10 tot en met 16 jaar in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs.
Operationalisering
Het percentage jongeren van 10 tot en met 16 jaar dat aangeeft meer dan twee goede vrienden/vriendinnen te hebben, uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht.
Bijzonderheden
Zie indicator 1.2 voor de bijzonderheden van de HBSC.
18
Indicator
39.1 Omgang van jongeren van 10 tot en met 16 jaar met autochtone en/of allochtone jongeren
Bron
Health Behaviour in School-aged Children (HBSC).
Beschrijving van de bron
Zie indicator 1.2 voor de beschrijving van de HBSC.
Informatie in bron
Omgang in de vrije tijd met autochtonen/allochtonen, geslacht en herkomstgroepering.
Peilmoment
2009.
Oorspronkelijke berichtgever
Scholieren van 10 tot en met 16 jaar in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs.
Operationalisering
Het percentage jongeren van 10 tot en met 16 jaar dat aangeeft: –– goede vrienden/vriendinnen te hebben die van autochtoon Nederlandse herkomst zijn; –– goede vrienden/vriendinnen te hebben die van allochtone herkomst zijn. Dit uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht.
Bijzonderheden
Zie indicator 1.2 voor de bijzonderheden van de HBSC. In de nulmeting was een andere indicator over dit onderwerp opgenomen. Daarbij ging het om jongeren die aangeven meer met autochtone jongeren om te gaan dan met allochtone jongeren en andersom. Deze indicator was niet beschikbaar voor de huidige meting.
Indicator
41.1 Jongeren van 12 tot en met 16 jaar die aangeven ooit seksuele gemeenschap te hebben gehad
Bron
Health Behaviour in School-aged Children (HBSC).
Beschrijving van de bron
Zie indicator 1.2 voor de beschrijving van de HBSC.
Peilmoment
2009.
Oorspronkelijke berichtgever
Scholieren van 10 tot en met 16 jaar in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs.
Operationalisering
Het percentage jongeren van 12 tot en met 16 jaar in het voortgezet onderwijs dat aangeeft ooit seksuele gemeenschap te hebben gehad, uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht.
Bijzonderheden
Zie indicator 1.2 voor de bijzonderheden van de HBSC.
Indicator
42 Jongeren van 12 tot en met 16 jaar die aangeven tijdens de laatste keer seksuele gemeenschap een condoom en/of de pil te hebben gebruikt
Bron
Health Behaviour in School-aged Children (HBSC).
Beschrijving van de bron
Zie indicator 1.2 voor de beschrijving van de HBSC.
Peilmoment
2009.
Oorspronkelijke berichtgever
Scholieren van 10 tot en met 16 jaar in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs.
Operationalisering
Het percentage jongeren van 12 tot en met 16 jaar in het voortgezet onderwijs dat bij de laatste seksuele gemeenschap anticonceptie (condoom en/of pil) heeft gebruikt, uitgesplitst naar herkomstgroepering (beperkt) en geslacht. Het percentage is weergegeven als percentage van degenen die seksuele gemeenschap hebben gehad.
Bijzonderheden
Zie indicator 1.2 voor de bijzonderheden van de HBSC.
Indicator
44 Werkloze beroepsbevolking van 15 tot en met 24 jaar naar onderwijsniveau
Bron
Enquête Beroepsbevolking (EBB)
Beschrijving van de bron
De EBB is een steekproefonderzoek dat door het CBS wordt uitgevoerd om informatie te verzamelen over de relatie tussen mens en arbeidsmarkt.
Peilmoment
2010.
Oorspronkelijke berichtgever
Personen van 15 jaar en ouder in particuliere huishoudens.
Operationalisering
Het aantal en percentage werkloze jongeren van 15 tot en met 24 jaar, uitgesplitst naar onderwijsniveau, herkomstgroepering en geslacht. Het betreft jongeren die actief op zoek zijn naar betaald werk voor 12 uur of meer per week en die direct voor de arbeidsmarkt beschikbaar zijn. De onderverdeling naar onderwijsniveau is: –– basisonderwijs; –– vmbo, mbo 1, avo onderbouw; –– havo, vwo, mbo 2-3-4; –– hbo, wo bachelor; –– wo masters/doctor.
Bijzonderheden
Zie indicator 11 voor de bijzonderheden van de EBB.
19
Indicator
45 Werkzame beroepsbevolking van 15 tot en met 24 jaar naar onderwijsniveau
Bron
Enquête Beroepsbevolking (EBB).
Beschrijving van de bron
De EBB is een steekproefonderzoek dat door het CBS wordt uitgevoerd om informatie te verzamelen over de relatie tussen mens en arbeidsmarkt.
Peilmoment
2010.
Oorspronkelijke berichtgever
Personen van 15 jaar en ouder in particuliere huishoudens.
Operationalisering
Het aantal werkzame jongeren van 15 tot en met 24 jaar met betaald werk voor 12 uur of meer per week, uitgesplitst naar onderwijsniveau, herkomstgroepering en geslacht. De onderverdeling naar onderwijsniveau is: –– basisonderwijs; –– vmbo, mbo 1, avo onderbouw; –– havo, vwo, mbo 2-3-4; –– hbo, wo bachelor; –– wo masters/doctor.
Bijzonderheden
Zie indicator 11 voor de bijzonderheden van de EBB.
Indicator
46 Niet-werkende werkzoekende jongeren van 15 tot en met 22 jaar
Bron
UWV WERKbedrijf -NWW / Landelijke Jeugdmonitor (LJM).
Beschrijving van de bron
Een registratie van het UWV WERKbedrijf waarin personen zijn opgenomen die ingeschreven staan bij het CWI als niet-werkend werkzoekende (NWW). Voor de Landelijke Jeugdmonitor zie indicator 0.
Peilmoment
15-1-2011.
Oorspronkelijke berichtgever
UWV WERKbedrijf.
Operationalisering
Het aantal en percentage jongeren van 15 tot en met 22 jaar dat staan ingeschreven als niet-werkende werkzoekende, uitgesplitst naar herkomstgroepering en geslacht.
Bijzonderheden
De gegevens zijn overgenomen van de LJM.
Indicator
47 Jongeren van 18 tot en met 24 jaar met een Wajong-uitkering
Bron
SSB-component personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering (SSB-AO). Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) persoonsgegevens.
Beschrijving van de bron
De SSB-AO bevat personen met een AO-uitkering. Dit wordt door het CBS samengesteld uit de informatie die van het UWV wordt ontvangen. Zie indicator 17 voor een beschrijving van het SSB. Zie indicator 0 voor een beschrijving van de GBA persoonsgegevens.
Peilmoment
30-9-2010.
Oorspronkelijke berichtgever
SSB- AO: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). GBA: gemeenten.
Operationalisering
Het aantal en percentage jongeren van 18 tot en met 24 jaar met een Wajong-uitkering, uitgesplitst naar herkomstgroepering, geslacht en de leeftijdsgroepen 18 tot 23 jaar en 23 tot 25 jaar. Het gaat hierbij om personen die op het peilmoment recht op een uitkering hadden op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Per 1 januari 2010 is de Wajong vervangen door de Wet Werk en Arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong)
Bijzonderheden
Het betreft voorlopige cijfers. Er wordt geen rekening gehouden met administratieve vertraging, waardoor een kleine onderschatting plaatsvindt van het aantal Wajongers. De bron van deze indicator is gewijzigd ten opzichte van de nulmeting (dit was voorheen de Arbeidsongeschiktheidsregistratie). De invloed hiervan op de verdeling naar geslacht en herkomst is beperkt.
Indicator
48 Jongeren van 15 tot en met 24 jaar met een WIJ-uitkering
Bron
SSB-component personen met een bijstandsuitkering (SSB-bijstand) en Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) persoonsgegevens.
Beschrijving van de bron
In de SSB-bijstand staan personen met een bijstandsuitkering, waaronder de WIJ-uitkering. Dit wordt door het CBS samengesteld uit de informatie die van de gemeenten wordt ontvangen. Zie indicator 17 voor een beschrijving van het SSB. Zie indicator 0 voor een beschrijving van GBA persoonsgegevens.
Peilmoment
30-9-2010.
Oorspronkelijke berichtgever
Gemeenten.
Operationalisering
Het aantal en percentage jongeren van 15 tot en met 24 jaar met een uitkering in het kader van de Wet Investeren in Jongeren (WIJ), uitgesplitst naar herkomstgroepering, geslacht en de leeftijdsgroepen 15 tot 18 jaar, 18 tot 23 jaar en 23 tot 25 jaar. Het gaat hierbij om personen die op het peilmoment recht op een uitkering hadden op grond van de WIJ.
Bijzonderheden
Het betreft voorlopige cijfers. Voorheen ging het hierbij om jongeren met een bijstandsuitkering, nu om jongeren met een WIJ-uitkering. De WIJ is vastgesteld in 2009. Doel is om jongeren tot 27 jaar aan werk of scholing te helpen. Om jongeren een grotere kans op de arbeidsmarkt te geven is in 2006 de Leerplichtwet aangepast en is de kwalificatieplicht ingevoerd. Tot 18 jaar moeten zij, zolang ze nog geen startkwalificatie hebben naar school. De komst van de WIJ moet voorkomen dat jongeren na hun 18e alsnog zonder diploma thuis komen te zitten. In plaats van direct een uitkering te verstrekken, wordt er eerst geprobeerd via een werkleeraanbod om de jongere aan het werk/scholing te krijgen. Als dat niet lukt kunnen zij alsnog een uitkering krijgen. Er wordt geen rekening gehouden met administratieve vertraging, waardoor een kleine onderschatting plaatsvindt van het aantal personen met een bijstandsuitkering. De bron van deze indicator is gewijzigd (dit was voorheen den bijstandsuitkeringenstatistiek) ten opzichte van de nulmeting. De invloed hiervan op de verdeling naar geslacht en herkomst is beperkt.
Indicator
49 Jongeren van 15 tot en met 24 jaar met een WW-uitkering
Bron
SSB-component personen met een WW-uitkering (SSB-WW) en Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) persoonsgegevens.
Beschrijving van de bron
In de SSB-WW staan personen met een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Dit wordt door het CBS samengesteld uit de informatie die van het UWV wordt ontvangen Zie indicator 0 voor een beschrijving van de GBA persoonsgegevens.
Peilmoment
30-9-2010.
Oorspronkelijke berichtgever
SSB-WW: UWV. GBA: gemeenten.
Operationalisering
Het aantal of percentage jongeren 15 tot en met 24 jaar met een WW-uitkering, uitgesplitst naar herkomstgroepering, geslacht en de leeftijdsgroepen 15 tot 18 jaar, 18 tot 23 jaar en 23 tot 25 jaar. Het gaat hierbij om personen die op het peilmoment recht op een WW-uitkering hadden.
Bijzonderheden
Het betreft voorlopige cijfers. Er wordt geen rekening gehouden met administratieve vertraging, waardoor een kleine onderschatting plaatsvindt van het aantal personen met een WW-uitkering. De bron van deze indicator is gewijzigd (dit waren voorheen de WW-registraties) ten opzichte van de nulmeting. De invloed hiervan op de verdeling naar geslacht en herkomst is beperkt.
21
4. Beperkingen en lacunes in de monitor
4.1 Inleiding Zoals beschreven in hoofdstuk 2, zijn onderwerpen alleen in de Monitor Diversiteit in het Jeugdbeleid opgenomen als aan enkele voorwaarden wordt voldaan. Allereerst dient over het onderwerp actuele informatie beschikbaar te zijn die ook periodiek wordt geactualiseerd. Ook moet een onderscheid gemaakt kunnen worden naar herkomstgroepering. Daarbij dienen de gegevens steeds te voldoen aan de kwaliteitseisen validiteit en betrouwbaarheid. Voor enkele onderwerpen betekent dit dat er geen indicatoren berekend kunnen worden die aan deze voorwaarden voldoen (zie paragraaf 2.4). Voor 19 van de 62 indicatoren waren wel gegevens beschikbaar bij de nulmeting, maar zijn sindsdien geen recentere data verschenen. In paragraaf 4.3 worden deze lacunes beschreven. Ook in het geval dat over een onderwerp wel gegevens zijn opgenomen, is soms sprake van beperkingen. Hierover gaat paragraaf 4.2.
4.2 Beperkingen Bij het lezen van de monitor dient met een aantal zaken rekening gehouden te worden. Allereerst gaat het om beperkingen met betrekking tot survey-onderzoek in het algemeen en bij allochtonen in het bijzonder. Daarnaast is in sommige gevallen voorzichtigheid geboden bij het vergelijken van cijfers van de vervolgmeting met die van de nulmeting. Indien bij een indicator sprake is van een of meer beperkingen is dit vermeld bij de uitgebreide beschrijving van de indicatoren in hoofdstuk 3 (onder het kopje ‘bijzonderheden’). Beperkingen van survey-onderzoek Een deel van de indicatoren is gebaseerd op survey-onderzoek. Kenmerkend voor een survey is dat de gegevens worden verzameld door middel van een steekproef uit de te onderzoeken groep. Als die steekproef op verantwoorde wijze is getrokken en de respons voldoende is, kunnen betrouwbare uitspraken worden gedaan over de groep als geheel. Er is echter altijd sprake van onnauwkeurigheidsmarges. Hoe kleiner het aantal waarnemingen, hoe groter deze marges zijn. Om iets te kunnen zeggen over verschillende subgroepen moet de steekproef zo worden getrokken, dat elke subgroep voldoende vertegenwoordigd is. De combinatie van jongeren en herkomst in deze monitor levert bij sommige indicatoren een te klein aantal waarnemingen per subgroep op om schattingen mogelijk te maken. In dat geval wordt de beperkte indeling autochtonen, westerse allochtonen en niet-westerse allochtonen toegepast. Bij survey-onderzoek kan het niet spreken van de Nederlandse taal door de te interviewen persoon zorgen voor (selectieve) non-respons, waardoor de gegevens minder valide zijn. Er kan dan een te eenzijdig beeld ontstaan van de betreffende herkomstgroep. Dit speelt vooral een rol bij de eerste generatie niet-westerse allochtonen en dan voornamelijk bij Marokkanen en Turken. In bepaalde voor deze monitor gebruikte survey-onderzoeken, zoals de Enquête Beroepsbevolking (EBB) wordt rekening gehouden met de taal door vragenlijsten in meerdere talen beschikbaar te stellen of door andere gezinsleden als tolk te gebruiken (proxy-interviewen). Bij onderzoeken als de Gezondheidsenquête en de survey Health Behaviour in School-aged Children (HBSC) wordt hier echter geen rekening mee gehouden.
22
Vergelijken tussen nul- en vervolgmeting Voor 43 van de 62 indicatoren die in de nulmeting zijn beschreven, zijn recentere cijfers opgenomen in deze vervolgmeting. Voor de indicatoren 16.1 (kinderen van 0 tot en met 11 jaar waarvoor kinderopvangtoeslag is aangevraagd) en 16.2 (personen die kindgebondenbudget ontvangen) raden wij het vanwege het voorlopige karakter van de cijfers af om de vervolgmeting met de nulmeting te vergelijken. Voor andere onderwerpen is het voorlopige karakter van de cijfers geen reden om geen vergelijking te maken. Ook is voorzichtigheid geboden bij het beschrijven van een ontwikkeling bij alle indicatoren die zijn gebaseerd op een steekproef. Hierbij gaat het vaak om een gering aantal respondenten, waardoor grote marges kunnen ontstaan. Bij de uitgebreide beschrijving van de indicatoren in hoofdstuk 3 staat vermeld wanneer een indicator is gebaseerd op steekproef.
4.3 Lacunes In het overzicht van indicatoren in paragraaf 2.4 hebben we aangegeven voor welke 19 indicatoren geldt dat er wel gegevens beschikbaar waren bij de nulmeting, maar sindsdien geen recentere data zijn verschenen. Daarom kunnen deze indicatoren niet in de huidige meting worden opgenomen. Het gaat hierbij om de indicatoren die zijn gebaseerd op het Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek (AVO), het Jongerenonderzoek seks onder je 25e (JOS), de Survey Integratie Minderheden (SIM) en het Peilstationonderzoek. Bij de nulmeting zijn we uitgebreid ingegaan op onderwerpen die ontbreken omdat er geen indicatoren kunnen worden berekend die aan de voorwaarden van de monitor voldoen. In deze paragraaf volstaan we daarom met een opsomming van deze onderwerpen per invalshoek Feitelijke situatie –– taalachterstanden; –– kindermishandeling en partnergeweld; –– fysieke en mentale gezondheid vanuit Jeugdzorg en GGZ. Voorzieningengebruik –– het gebruik van Jeugdzorg; –– het aantal contacten met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK); –– het aantal jongeren dat aanspraak maakt op voogdij of voorlopige voogdij en het aantal jongeren dat onder toezicht is gesteld; –– de deelname aan speciale scholen en speciaal basisonderwijs; –– prestaties en adviezen binnen het basis- en voortgezet onderwijs; –– het gebruik van formele kinderopvang naar soort opvang, zoals dagopvang, buitenschoolse opvang (BSO) en naschoolse activiteiten; –– deelname aan voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Personeel –– –– –– –– ––
personeel in de jeugdzorg; personeel in het jongerenwerk; personeel bij consultatiebureaus in de opvoedings- en onderwijsondersteuning; personeel in het jeugdwelzijnswerk en buurthuiswerk; het aantal voogden.
23
5. Begrippen en afkortingen
5.1 Begrippen Allochtoon – Persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Autochtoon – Persoon van wie de beide ouders in Nederland zijn geboren. Beroepsbevolking – Volgens de nationale definitie worden tot de beroepsbevolking gerekend personen van 15 tot en met 64 jaar die: –– ten minste twaalf uur per week werken, of –– verklaren ten minste twaalf uur per week te willen werken, daarvoor beschikbaar zijn en activiteiten ontplooien om werk voor ten minste twaalf uur per week te vinden. Van de beroepsbevolking worden personen die ten minste twaalf uur per week werken tot de werkzame beroepsbevolking gerekend. Personen die niet werken of minder dan twaalf uur per week werken, maar aangeven ten minste twaalf uur per week te willen werken, beschikbaar zijn en activiteiten ontplooien om een baan te vinden, behoren tot de werkloze beroepsbevolking. Personen van 15 tot en met 64 jaar die aangeven niet te willen werken, of niet ten minste twaalf uur per week te willen werken, of niet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt of niet voldoende activiteit ontplooien om een baan te vinden, behoren tot de niet-beroepsbevolking. Eenouderhuishouden – Particulier huishouden bestaande uit één ouder met thuiswonende kind(eren). Eenpersoonshuishouden – Particulier huishouden bestaande uit één persoon. Eerste generatie allochtoon – Persoon die in het buitenland is geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Gestandaardiseerd huishoudinkomen – Het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Herkomstgroepering – Personen kunnen worden uitgesplitst naar land van herkomst. Hiervoor kan de CBS-indeling naar autochtonen, westerse allochtonen, Turkije, Marokko, Suriname, voormalig Nederlandse Antillen en Aruba, en overige niet-westerse allochtonen worden gebruikt, of de driedelige indeling naar autochtonen, westerse allochtonen en nietwesterse allochtonen. De herkomstgroepering van een persoon wordt vastgesteld aan de hand van diens geboorteland en dat van zijn ouders. Huishouden – Een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in dagelijkse levensbehoeften. Institutioneel huishouden – Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats. Laag inkomen – Deze categorie van inkomen is bepaald aan de hand van de decielen voor Nederland. Decielen verdelen alle personen in Nederland in 10 even grote groepen op basis van hun besteedbaar inkomen. De eerste vier decielen (40 procent van de personen) vormen de groep met een laag inkomen. De volgende vier decielen vormen de groep met een midden inkomen en de laatste twee decielen vormen de groep met een hoog inkomen. Leerplicht – De wettelijke verplichting kinderen onderwijs te laten volgen. De leerplicht begint op de eerste dag van de maand na de vijfde verjaardag van een kind en duurt tot de achttiende verjaardag. Bij ziekte, schoolsluiting en vervulling van plichten die voortvloeien uit godsdienst of levensovertuiging kunnen/hoeven leerlingen de school niet te bezoeken. Leerlingen voor wie het volgen van volledig dagonderwijs niet haalbaar is, kun24
nen gebruikmaken van de vervangende leerplicht. Hieraan zijn strenge regels verbonden. De vervangende leerplicht geldt voor jongeren vanaf 14 jaar. Migrant – Zie Allochtoon. Niet-westerse allochtoon – Allochtoon met als herkomstgroepering een van de landen in de werelddelen Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije. Niet-werkend werkzoekend – Een persoon is niet-werkend werkzoekend als hij of zij tussen de 15 en 64 jaar is, ingeschreven staat bij het UWV WERKbedrijf en geen werk heeft. Non-respons – Het verschijnsel dat we van iemand die in de steekproef is getrokken de gewenste informatie niet krijgen. Nulmeting – Een meting met als doel inzicht te krijgen in de stand van zaken op een bepaald beleidsterrein op een peilmoment. Dit peilmoment ligt meestal op/vóór de start van nieuw beleid om het beleid met een vervolgmeting te kunnen evalueren. Primair onderwijs –Omvat het basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs en het onderwijs op speciale scholen. Schoolverlaters – Leerlingen die het volgende schooljaar jonger zijn dan 23 jaar en geen bekostigd onderwijs meer volgen. Daarnaast betreft het alleen de leerlingen die zowel eind september van het schooljaar als eind september van het volgende schooljaar staan ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens. Secundair onderwijs – Omvat het voortgezet onderwijs en de beroepsopleidende en beroepsbegeleidende leerweg van het mbo en de daarmee vergelijkbare oudere en particuliere onderwijsvormen. Startkwalificatie – Een leerling heeft een startkwalificatie met ten minste een afgeronde havo- of vwo-opleiding, of een basisberoepsopleiding (mbo niveau 2). Steekproef – Een selectie uit een totale populatie ten behoeve van een meting van bepaalde eigenschappen van die populatie. Tertiair onderwijs – Omvat hoger beroepsonderwijs, wetenschappelijk onderwijs, onderwijs van de Open Universiteit (voorzover examenprogramma’s) en ander, veelal particulier, beroepsonderwijs op dit niveau. Tweede generatie allochtoon - Persoon die in Nederland is geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Vervolgmeting - Een meting met als doel inzicht te krijgen in de stand van zaken na invoering van het beleidsprogramma. Voortijdig schoolverlater – Een schoolverlater die niet in het bezit is van een startkwalificatie. Werkloze beroepsbevolking – Zie Beroepsbevolking. Werkzame beroepsbevolking – Zie Beroepsbevolking. Westers allochtoon – Allochtoon met als herkomstgroepering een van de landen in de werelddelen Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika en Oceanië of Indonesië of Japan. Werkloosheidswet – De wet heeft tot doel werknemers te verzekeren tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. De wet voorziet in een uitkering die gerelateerd is aan het laatstverdiende inkomen uit dienstbetrekking. De duur van de uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden van de verzekerde. 25
Wet Werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten – Een sociale voorziening voor iedereen die ingezetene van Nederland is. De verzekering keert uit aan een verzekerde indien deze voor zijn zeventiende verjaardag arbeidsongeschikt is geworden, en dat op zijn achttiende verjaardag nog steeds is. De verzekering geldt ook voor mensen die tussen hun achttiende en dertigste verjaardag arbeidsongeschikt zijn geworden tijdens een studie. De duur van de studie moet minimaal zes maanden zijn. Wet Investeren in Jongeren – Deze wet verplicht gemeenten om jongeren van 18 tot 27 jaar die een bijstandsuitkering aanvragen een aanbod te doen. Dat kan een aanbod zijn voor werk, scholing of een combinatie van beide. Jongeren die een baan accepteren krijgen salaris in plaats van een uitkering. Voor jongeren die een leeraanbod aanvaarden, vult de gemeente het inkomen aan tot de hoogte van de bijstandsuitkering. Wordt het aanbod van de gemeente niet geaccepteerd, dan ontvangt de jongere geen uitkering. Het werkleertraject stopt wanneer de jongere een betaalde baan heeft gevonden, een opleiding is gaan volgen waarvoor hij studiefinanciering krijgt of wanneer hij 27 jaar wordt. Loopt een werkleertraject af dan moet de gemeente, zolang de jongere nog geen werk heeft en onder de 27 jaar is, een nieuw aanbod doen.
26
5.2. Afkortingen AMK AO AVO Avo onderbouw AuraH BMI BRON BSO CBS CvB CWI DJI DJJ DUO EBB ELI GBA Halt Havo Hbo HBSC HKS Ho JOS KLPD LJM Lwoo Mbo NAVO NWW OCW PKN POLS RIO SCP SDQ SIM SSB SWL Trimbos UU UWV VE Vmbo Vo VROM VSV VVE Vwo Wajong WEB WIJ Wo WW
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Arbeidsongeschiktheid Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek Algemeen voortgezet onderwijs: theoretische of gemengde leerweg vmbo of de eerste drie jaren van havo / vwo De applicatie AuraH ondersteunt de administratieve organisatie rond de Halt-procedure Body Mass Index Basisregister Onderwijs Buitenschoolse opvang Centraal Bureau voor de Statistiek Centrum voor Beleidsstatistiek Centrum voor Werk en Inkomen (vanaf 1 januari 2009 onderdeel van UWV onder de naam UWV WERKbedrijf) Dienst Justitiële Inrichtingen Directie Justitieel Jeugdbeleid Dienst Uitvoering Onderwijs Enquête Beroepsbevolking (Ministerie van) Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens Het Alternatief Hoger algemeen voortgezet onderwijs Hoger beroepsonderwijs Health Behaviour in School-Aged Children Herkenningsdienst-Systemen Hoger onderwijs Jongerenonderzoek seks onder je 25e Korps Landelijke Politiediensten Landelijke Jeugdmonitor Leerwegondersteunend onderwijs Middelbaar Beroepsonderwijs Noord-Atlantische Verdragsorganisatie Niet-werkend werkzoekende (Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Protestantse Kerk in Nederland Permanent onderzoek naar de leefsituatie Regionaal Inkomensonderzoek Sociaal en Cultureel Planbureau Strenghts and Difficulties Questionnaire Survey Integratie Minderheden Sociaal Statistisch Bestand Statistiek Werkgelegenheid en Lonen Landelijk kennisinstituut voor geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en maatschappelijke zorg Universiteit Utrecht Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Volwasseneneducatie Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs Voortgezet onderwijs (Ministerie van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Voortijdig schoolverlaters Voor- en Vroegschoolse Educatie Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Wet Werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten Wet Educatie en Beroepsonderwijs Wet Investeren in Jongeren Wetenschappelijk onderwijs Werkloosheidswet
27
28
Tabellenset
29
Tabel 0 Jongeren van 0 tot en met 24 jaar, 1 januari 2011 x 1 000
% van totaal
Totaal
4 949
100
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
3 771 367 811 165 171 121 62 291
76 7 16 3 3 2 1 6
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
2 525 1 927 184 414 85 87 62 32 149
51 39 4 8 2 2 1 1 3
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
2 424 1 844 183 397 80 84 60 31 142
49 37 4 8 2 2 1 1 3
Leeftijdsklasse 0 tot 4 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
737 555 56 126 22 30 14 9 51
15 11 1 3 0 1 0 0 1
4 tot 12 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
1 580 1 214 105 261 52 61 36 17 94
32 25 2 5 1 1 1 0 2
12 tot 15 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
590 458 38 94 22 19 15 7 31
12 9 1 2 0 0 0 0 1
15 tot 18 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
595 463 39 93 21 19 15 7 31
12 9 1 2 0 0 0 0 1
18 tot 23 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
1 033 778 87 168 36 31 29 15 57
21 16 2 3 1 1 1 0 1
23 tot 25 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
414 303 43 68 13 11 12 6 25
8 6 1 1 0 0 0 0 1
Bron: Landelijke jeugdmonitor, CBS-GBA.
30
Tabel 1.1 Jongeren van 0 tot en met 24 jaar met een positieve beoordeling van de gezondheid, 2010 % van jongeren Totaal
93
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen
94 90 90
Bron: Landelijke Jeugdmonitor, CBS-Gezondheidsenquête.
Tabel 1.2 Jongeren van 10 tot en met 16 jaar die psychische problemen rapporteren1), 2009 Jongeren met emotionele problemen
Jongeren met gedrags-problemen
Jongeren met hyperactiviteit
Jongeren met problemen met leeftijdgenoten
% van jongeren Totaal2)
14
13
23
12
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
15 13 11 10 9 13 15 11
12 13 19 20 20 19 22 16
24 20 16 14 11 18 25 19
11 13 15 21 17 14 17 11
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
8 8 5 5 2 7 8 . 4
18 17 17 25 25 29 22 . 23
24 26 17 16 12 13 14 . 21
13 12 15 18 20 21 13 . 15
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
20 21 21 16 19 11 19 . 18
8 8 9 13 14 12 14 . 9
22 23 24 17 15 10 23 . 18
10 10 12 13 21 14 15 . 7
Bron: Trimbos/UU/SCP, HBSC (2009), SCP-bewerking. 1) 2)
Hiervoor is de Strenght and Difficulties Questionnaire (SDQ) gebruikt. De SDQ is nog niet goed genormeerd, waardoor moeilijk vast te stellen is hoeveel procent van de jongeren een zorgelijke score heeft. De indicator is wel geschikt om de mate van psychische problemen tussen groepen personen te vergelijken. Het aantal waarnemingen is 7 293: bij autochtonen 5 831, bij westerse allochtonen 350 en bij niet-westerse allochtonen 1 112.
Tabel 1.3 Zuigelingensterfte (0 tot 1 jaar), 2010 absoluut
per 1 000 levendgeborenen
Totaal
695
4
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen
518 29 148
4 2 5
Bron: Landelijke Jeugdmonitor, CBS-GBA.
31
Tabel 2 Overgewicht bij jongeren van 2 tot en met 24 jaar, 2010 % van jongeren Totaal1)
15
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen
13 16 26
Bron: Landelijke jeugdmonitor; CBS-Gezondheidsenquête. 1)
Het aantal waarnemingen is 16 341: bij autochtonen 13 683, bij westerse allochtonen 1 327 en bij niet-westers allochtonen 1 333.
Tabel 4 Medische consumptie van jongeren van 0 tot en met 24 jaar, 2009 Afgelopen jaar huisarts bezocht
Afgelopen jaar specialist bezocht
Afgelopen jaar tandarts bezocht
Afgelopen jaar contact met algemeen maatschappelijk werk gehad
Afgelopen jaar consultatiebureau bezocht1)
% van jongeren Totaal2)
69
33
82
2
92
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen
68 69 75
32 28 34
84 85 73
2 1 2
93 92 88
Bron: CBS-Gezondheidsenquête. Dit percentage heeft uitsluitend betrekking op kinderen van 0 tot en met 4 jaar die bij het consultatiebureau zijn geweest in de 12 maanden voorafgaand aan het vraaggesprek. 2) Het aantal waarnemingen is 2 979: bij autochtonen 2 393, bij westerse allochtonen 185 en bij niet-westers allochtonen 401. 1)
Tabel 5 Jongeren van 0 tot en met 24 jaar in instellingen, 1 januari 2010 Totaal1)
Soort instelling Gezinsvervangend tehuis (geen medische behandeling)
Inrichting verstandeliijk gehandicapten
Jeugdin- Opleiternaat dings(niet internaat voor gehandicapten)
Opleidingsschool politie/ krijgsmacht
Opvang- Penicentrum tentiaire volwas- inrichting senen (niet voor gehandicapten)
Psychiatrische ziekenhuis
Verpleeghuis/ verzorgingshuis
Woonvorm religieuze gemeenschap
Woonvorm zintuiglijk gehandicapten (geen medische behandeling)
% van absoluut jongeren absoluut Totaal
23 100
0,5
6 380
4 070
4 530
1 540
50
2 580
950
1 220
970
260
550
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
15 770 2 170 5 160 650 830 950 830 1 910
0,4 0,6 0,6 0,4 0,5 0,8 1,3 0,7
4 860 460 1 060 140 110 200 190 420
3 040 300 730 130 110 140 100 250
2 980 470 1 080 130 160 220 190 390
1 100 250 200 60 20 10 10 100
40 0 10 0 0 0 0 10
1 250 230 1 100 100 190 180 160 460
400 70 490 50 140 80 90 120
870 100 250 20 40 80 40 80
640 190 150 20 20 20 40 60
170 60 30 0 10 10 0 10
430 40 70 20 10 10 10 20
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
13 630 9 250 1 230 3 150 430 550 560 500 1 110
0,5 0,5 0,7 0,8 0,5 0,6 0,9 1,6 0,8
3 600 2 740 260 610 80 70 120 110 240
2 580 1 940 180 460 80 70 90 70 160
2 550 1 640 270 640 90 100 120 100 220
840 600 110 130 50 20 10 0 50
40 30 0 10 0 0 0 0 0
1 350 670 130 550 50 110 80 80 220
800 320 60 420 40 120 70 90 100
870 620 70 190 10 30 50 30 60
510 330 90 90 10 20 10 20 40
160 100 40 20 0 10 0 0 10
340 270 30 40 10 10 10 0 10
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
9 470 6 520 940 2 010 220 280 390 330 800
0,4 0,4 0,5 0,5 0,3 0,3 0,6 1,1 0,6
2 780 2 120 210 450 50 50 90 80 180
1 490 1 110 120 270 40 40 60 30 90
1 980 1 340 200 440 40 50 100 90 170
700 490 140 70 20 0 0 10 50
10 10 0 0 0 0 0 0 0
1 240 580 100 550 40 90 100 80 240
150 80 10 70 10 20 10 10 20
350 250 30 70 0 10 20 10 20
460 310 90 60 10 10 10 20 20
110 70 20 10 0 10 0 0 0
210 160 10 30 10 0 10 10 10
32
Tabel 5 Jongeren van 0 tot en met 24 jaar in instellingen, 1 januari 2010 (slot) Totaal1)
Soort instelling Gezinsvervangend tehuis (geen medische behandeling)
Inrichting verstandeliijk gehandicapten
Jeugdin- Opleiternaat dings(niet internaat voor gehandicapten)
Opleidingsschool politie/ krijgsmacht
Opvang- Penicentrum tentiaire volwas- inrichting senen (niet voor gehandicapten)
Psychiatrische ziekenhuis
Verpleeghuis/ verzorgingshuis
Woonvorm religieuze gemeenschap
Woonvorm zintuiglijk gehandicapten (geen medische behandeling)
% van absoluut jongeren absoluut Leeftijdsklasse 0 tot 4 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
910 490 70 350 20 60 40 70 160
0,1 0,1 0,1 0,3 0,1 0,2 0,3 0,7 0,3
230 150 20 60 10 10 10 20 30
50 40 0 10 0 0 0 0 0
60 40 0 20 0 0 0 10 10
0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0
500 230 40 230 10 50 30 40 110
0 0 0 0 0 0 0 0 0
20 10 0 10 0 0 0 0 0
20 10 0 0 0 0 0 0 0
20 10 10 0 0 0 0 0 0
10 10 0 0 0 0 0 0 0
4 tot 12 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
2 770 1 850 230 680 90 110 110 90 290
0,2 0,2 0,2 0,3 0,2 0,2 0,3 0,5 0,3
820 560 70 190 20 30 30 30 70
430 310 30 100 20 10 20 20 30
760 610 60 90 20 10 10 10 40
40 10 10 20 0 0 0 0 20
0 0 0 0 0 0 0 0 0
410 130 40 240 30 40 40 20 110
0 0 0 0 0 0 0 0 0
70 60 0 10 0 0 0 0 0
110 90 10 20 0 0 10 0 10
50 30 20 0 0 0 0 0 0
80 60 10 10 0 0 0 0 10
12 tot 15 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
2 470 1 710 200 560 110 50 110 80 200
0,4 0,4 0,5 0,6 0,5 0,3 0,8 1,2 0,7
630 480 50 110 20 10 10 20 50
560 380 40 130 30 10 30 20 50
820 570 70 180 40 10 50 20 60
90 50 10 30 20 10 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0
120 50 20 50 10 0 20 10 20
50 20 0 30 0 10 0 10 20
60 50 0 10 0 0 0 0 0
70 60 10 10 0 0 0 0 0
10 10 10 0 0 0 0 0 0
60 50 0 10 0 0 0 0 0
15 tot 18 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
5 350 3 610 410 1 330 170 220 260 220 450
0,9 0,8 1,1 1,4 0,8 1,2 1,7 3,0 1,5
1 230 910 80 250 30 20 50 40 110
1 120 800 70 250 40 40 50 50 70
1 820 1 180 180 460 50 80 100 80 160
250 190 10 50 30 10 0 0 10
0 0 0 0 0 0 0 0 0
190 90 20 80 10 0 20 20 40
340 150 30 170 20 60 30 30 40
200 130 10 50 0 10 20 10 10
90 70 10 20 0 0 10 0 10
20 20 0 0 0 0 0 0 0
90 80 0 10 0 0 0 0 0
18 tot 23 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
8 770 6 210 920 1 640 180 280 310 280 590
0,9 0,8 1,1 1,0 0,5 0,9 1,1 1,9 1,1
2 530 1 990 200 340 40 40 80 60 120
1 390 1 090 120 180 30 30 30 20 70
940 550 110 290 30 50 60 60 90
1 100 810 200 80 10 0 0 10 60
40 30 0 10 0 0 0 0 0
970 560 70 340 20 70 70 60 120
380 150 30 200 20 60 40 40 40
600 440 50 100 10 20 30 20 40
540 340 130 70 10 10 0 20 30
90 60 20 10 0 0 0 0 10
210 170 10 30 10 0 10 0 10
23 tot 25 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
2 830 1 900 330 600 70 100 120 90 230
0,7 0,6 0,8 0,9 0,5 0,9 0,9 1,5 0,9
940 770 50 120 20 10 30 20 50
530 410 50 70 10 10 20 10 20
140 30 50 50 10 0 10 10 30
60 20 20 20 0 0 0 0 10
10 10 0 0 0 0 0 0 0
390 190 40 150 20 40 20 20 60
180 80 20 90 10 20 20 20 20
280 180 30 70 10 10 20 10 20
140 80 40 20 0 0 0 10 10
60 40 10 10 0 0 0 0 10
110 70 20 10 0 0 0 0 10
Bron: CBS-GBA. 1)
Het betreft personen die op de adressen van de instellingen staan ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Tot de instellingen worden geen asielzoekerscentra gerekend.
33
Tabel 7 Jongeren van 0 tot en met 24 jaar in eenoudergezinnen, 1 januari 2010 absoluut
% van jongeren
Totaal
641 930
13
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
406 970 54 350 180 610 25 200 23 360 44 790 23 620 63 650
11 15 22 15 14 36 38 22
absoluut
% van jongeren
Totaal
384 110
8
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
188 600 35 150 160 350 31 990 43 380 15 000 9 480 60 490
5 12 23 21 28 13 20 26
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
192 820 93 430 17 090 82 290 16 460 22 310 7 340 4 920 31 280
8 5 11 23 21 29 13 20 26
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
191 290 95 170 18 060 78 060 15 530 21 070 7 670 4 570 29 220
9 6 13 23 21 28 14 20 26
Leeftijdsklasse 0 tot 12 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
212 620 103 040 17 460 92 120 18 040 26 140 7 590 4 940 35 400
9 6 12 25 23 31 15 22 28
12 tot 18 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
94 350 44 260 7 810 42 270 9 360 12 110 3 670 2 410 14 730
8 5 11 24 23 33 12 19 27
18 tot 25 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
77 140 41 300 9 880 25 960 4 590 5 130 3 750 2 130 10 360
7 5 13 16 13 16 12 18 21
Bron: Landelijke Jeugdmonitor, CBS-Bevolkingsstatistiek. Tabel 8 Jongeren van 0 tot en met 24 jaar in een huishouden met een laag inkomen1), 2008
Bron: CBS-RIO. 1)
De lage-inkomensgrens is vastgesteld op 9 249 euro in prijzen van het jaar 2000. Dit bedrag komt inkoopkracht ongeveer overeen met de koopkracht van een Bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979, toen deze op zijn hoogst was. Het inkomensbegrip dat in deze publicatie wordt gehanteerd, is het besteedbaar inkomen verminderd met eventueel ontvangen huursubsidie. Om te bepalen hoe het inkomen van een huishouden zich verhoudt tot de lage-inkomensgrens, wordt het inkomen van een huishouden gecorrigeerd voor verschillen in huishoudenssamenstelling en voor de prijsontwikkeling. De correctie voor verschillen in samenstelling vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de inkomensniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt. Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met consumentenprijsindices) herleid naar het prijspeil in 2000. Het resulterende inkomen is laag wanneer het minder is dan 9 249 euro.
34
Tabel 10 Kerkelijke gezindte van jongeren van 0 tot en met 24 jaar, 2009 Kerkelijke gezindte Geen
Rooms-katholiek
Protestant
Islam
Anders
% van jongeren Totaal1)
51
19
15
9
6
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen
58 51 20
20 27 13
18 6 4
0 6 48
4 10 14
Bron: CBS-POLS. 1)
Het aantal waarnemingen is 2 979: bij autochtonen 2 393, bij westerse allochtonen 185 en bij niet-westerse allochtonen 401.
Tabel 11 Huishoudens naar voornaamste vorm van kinderopvang, 2009 Totaal huishoudens met kinderen
Vormen van kinderopvang Formele opvang
Betaalde oppas of peuterspeelzaal
Onbetaalde oppas door familie
Overig
x 1 000 Totaal
1 374
313
63
362
634
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Onbekende herkomst
1 047 129 180 18
247 32 31 3
49 6 7 .
293 26 32 11
458 65 109 3
Bron: CBS-EBB.
35
Tabel 16.1 Kinderen van 0 tot en met 11 jaar waarvoor kinderopvangtoeslag is aangevraagd, 20101) absoluut
% van kinderen
Totaal
797 970
34
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
646 090 54 550 97 330 10 530 11 640 20 490 13 760 40 910
36 35 25 14 13 40 52 29
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
410 580 332 890 28 120 49 560 5 270 5 960 10 570 6 950 20 830
34 36 35 25 13 13 40 52 29
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
387 400 313 200 26 430 47 770 5 260 5 690 9 930 6 810 20 080
34 36 35 25 14 13 40 52 29
353 470 287 610 24 210 41 650 4 410 5 430 7 460 5 570 18 780
48 52 45 33 20 18 52 62 38
444 500 358 480 30 340 55 680 6 110 6 210 13 030 8 200 22 130
28 29 29 21 11 10 35 47 24
Leeftijdsklasse 0 tot 4 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen 4 tot 12 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen Bron: CBS-Toeslagenadministratie en GBA. 1)
De cijfers zijn voorlopig.
36
Tabel 16.2 Personen1) die kindgebonden budget ontvangen, 20102) absoluut
% van ouders3)
Totaal
1 813 030
51
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
1 268 410 153 760 390 850 103 700 92 910 52 540 21 880 119 820
46 50 82 87 91 68 77 81
Geslacht Mannen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
770 530 553 340 59 410 157 790 47 920 42 100 14 740 5 620 47 400
47 42 45 79 86 90 54 58 81
Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
1 042 500 715 080 94 350 233 070 55 780 50 810 37 800 16 260 72 420
55 49 54 84 89 92 77 87 81
Bron: CBS-Toeslagenadministratie en GBA. 1) 2) 3)
Naast de aanvragers zijn ook de eventuele partners van de aanvragers meegeteld. De cijfers ziijn voorlopig. Het aandeel van alle ouders met kinderen jonger dan 18 jaar.
Tabel 17 Werknemers in de kinderopvang (inclusief peuterspeelzaalwerk), 26 september 2008 absoluut Totaal
81 490
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
66 870 5 620 9 000 1 530 2 020 2 700 1 030 1 730
Geslacht Mannen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
3 140 2 500 290 350 40 90 110 30 90
Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
78 340 64 370 5 340 8 640 1 480 1 930 2 590 1 000 1 640
Bron: CBS-SSB.
37
Tabel 19.1 Leerlingen in het 3e leerjaar in het voortgezet onderwijs naar onderwijssoort, schooljaar 2010/'111) Totaal2)
Algemeen leerjaar 3
Vwo leerjaar 3
Havo l leerjaar 3
Vmbo leerjaar 3 Totaal
Vmbo-g/t leerjaar 3
Vmbo-b/k leerjaar 3
absoluut Totaal
192 106
5 862
42 678
40 891
102 675
50 701
51 974
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen Onbekende herkomst
150 326 12 147 28 991 6 552 5 942 4 853 2 117 9 527 642
4 747 361 738 175 95 145 43 280 16
35 729 3 040 3 833 550 486 610 256 1 931 76
33 181 2 739 4 795 886 831 806 335 1 937 176
76 669 6 007 19 625 4 941 4 530 3 292 1 483 5 379 374
39 666 3 024 7 872 1 835 1 711 1 303 517 2 506 139
37 003 2 983 11 753 3 106 2 819 1 989 966 2 873 235
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen Onbekende herkomst
97 106 76 055 6 162 14 563 3 379 2 951 2 411 1 065 4 757 326
2 699 2 191 156 342 84 42 66 23 127 10
20 018 16 824 1 465 1 693 251 225 258 108 851 36
20 292 16 487 1 379 2 342 467 402 384 150 939 84
54 097 40 553 3 162 10 186 2 577 2 282 1 703 784 2 840 196
25 687 20 049 1 549 3 997 955 839 642 255 1 306 92
28 410 20 504 1 613 6 189 1 622 1 443 1 061 529 1 534 104
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen Onbekende herkomst
94 999 74 271 5 985 14 428 3 173 2 991 2 442 1 052 4 770 315
3 163 2 556 205 396 91 53 79 20 153 6
22 660 18 905 1 575 2 140 299 261 352 148 1 080 40
20 599 16 694 1 360 2 453 419 429 422 185 998 92
48 577 36 116 2 845 9 439 2 364 2 248 1 589 699 2 539 177
25 013 19 617 1 475 3 875 880 872 661 262 1 200 46
23 564 16 499 1 370 5 564 1 484 1 376 928 437 1 339 131
Bron: CBS-SSB. 1) 2)
De cijfers zijn voorlopig. Totaal aantal leerlingen in leerjaar 3 van algemene leerjaren, voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) inclusief leerwegondersteunend onderwijs (lwoo).
38
Tabel 19.2 Onderwijsdeelname van jongeren van 12 tot en met 24 jaar naar onderwijssoort, school-/studiejaar 2010/'11 1) Totaal3)
Voortgezet onderwijs Totaal4)
Algemene leerjaren voortgezet onderwijs
Vmbo 3–4
Havo 3–5
Vwo 3–6
Middelbaar Hoger beroepsberoepsonderwijs onderwijs
Wetenschappelijk onderwijs
absoluut
% van jongeren
absoluut
Totaal2)
1 839 430
70
910 600
391 170
203 550
151 090
164 790
434 800
313 070
180 960
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
1 412 840 132 080 281 950 60 640 53 460 48 370 22 660 96 850
71 64 67 66 67 68 64 67
714 800 58 520 133 320 29 340 26 120 21 830 9 010 47 040
301 300 24 910 62 490 14 070 12 640 9 870 3 980 21 930
153 370 11 600 38 000 9 770 8 640 6 440 2 840 10 320
123 050 9 810 17 770 3 480 3 010 3 070 1 110 7 110
137 080 12 200 15 060 2 020 1 830 2 450 1 080 7 680
323 450 24 640 85 910 20 850 18 470 15 190 7 830 23 570
239 380 26 260 42 580 7 970 6 980 7 910 4 020 15 700
135 210 22 660 20 140 2 480 1 890 3 440 1 800 10 540
Geslacht Jongens2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
916 930 709 300 64 320 137 630 29 910 25 820 23 150 10 670 48 090
68 69 63 64 64 64 65 59 65
455 400 357 380 29 440 66 360 14 780 12 890 10 790 4 460 23 440
197 570 151 770 12 760 31 560 7 130 6 340 4 970 2 030 11 090
106 800 80 960 6 040 19 480 5 020 4 350 3 300 1 440 5 370
74 200 60 620 4 850 8 510 1 690 1 410 1 430 510 3 470
76 830 64 030 5 790 6 810 940 790 1 090 480 3 510
230 480 173 890 13 080 43 090 10 340 9 120 7 470 3 820 12 340
147 000 114 160 11 700 19 420 3 710 3 060 3 450 1 700 7 510
84 050 63 870 10 100 8 760 1 080 750 1 440 690 4 800
Meisjes2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
922 510 703 570 67 760 144 320 30 720 27 640 25 220 11 990 48 760
71 72 64 70 69 70 71 68 69
455 200 357 440 29 080 66 970 14 550 13 230 11 040 4 560 23 590
193 600 149 530 12 150 30 930 6 940 6 300 4 900 1 950 10 840
96 740 72 420 5 560 18 530 4 750 4 300 3 140 1 400 4 940
76 890 62 440 4 960 9 260 1 780 1 600 1 640 600 3 640
87 970 73 050 6 410 8 250 1 080 1 030 1 360 610 4 170
204 320 149 560 11 560 42 820 10 510 9 350 7 720 4 010 11 230
166 070 125 220 14 560 23 150 4 260 3 920 4 460 2 320 8 200
96 920 71 350 12 560 11 380 1 400 1 140 2 000 1 100 5 740
Bron: Landelijke Jeugdmonitor, CBS-Onderwijsstatistieken. 4) 1) 2) 3)
De cijfers zijn voorlopig. De herkomstgroepering onbekend is niet weergegeven. Hierdoor telt het aantal autochtonen, westerse allochtonen en niet-westerse allochtonen niet op tot het totaal. Het totaal is gelijk aan de optelling van vo, mbo, hbo en wo. Jongeren in het primair onderwijs, het praktijkonderwijs en in speciale scholen zijn niet meegenomen. Dit totaal is gelijk aan de optelling van vmbo, havo en vwo. Jongeren in het praktijkonderwijs en in speciale scholen zijn niet meegenomen.
Tabel 19.3 Positieve beleving schoolprestaties van jongeren van 12 tot en met 16 jaar in het voortgezet onderwijs, 2009 Scholier die zijn of haar schoolprestaties (heel) goed vindt % van jongeren Totaal1)
63
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
62 63 69 78 68 69 65 65
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
60 58 63 65 75 64 64 . 64
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
67 66 63 73 81 72 75 . 67
Bron: Trimbos/UU/SCP, HBSC (2009), SCP-bewerking. 1)
Het aantal waarnemingen is 5 344: bij autochtonen 4 282, bij westerse allochtonen 238 en bij niet-westerse allochtonen 824.
39
Tabel 19.4 Jongeren van 18 tot en met 24 jaar, onderwijsvolgend of met een startkwalificatie, 2010 Jongeren, onderwijsvolgend of met startkwalificatie % van jongeren Totaal1)
88
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
89 86 85 78 82 86 88 90
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
86 87 85 82 71 . 84 . 87
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
90 91 88 89 86 86 88 . 92
Bron: Landelijke Jeugdmonitor, CBS-Enquête Beroepsbevolking.
40
Tabel 20.1 Geslaagden in het voortgezet onderwijs van 12 tot en met 22 jaar, schoolaar 2009/'101) Totaal
Soort diploma Vmbo
Havo
Vwo
absoluut
% van jongeren
absoluut
Totaal2)
168 370
8
94 740
42 070
31 570
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
136 030 9 990 22 260 5 120 4 480 3 770 1 580 7 310
8 6 6 7 7 6 5 6
73 600 5 260 15 820 4 100 3 550 2 660 1 110 4 390
35 400 2 490 4 160 760 700 710 270 1 730
27 030 2 240 2 290 270 240 400 200 1 190
Geslacht Jongens2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
84 190 68 320 4 920 10 910 2 500 2 140 1 840 770 3 660
7 8 6 6 6 6 6 5 6
49 430 38 780 2 710 7 910 2 000 1 730 1 340 560 2 280
20 440 17 250 1 210 1 970 370 320 310 130 840
14 320 12 290 1 000 1 030 120 90 180 90 540
Meisjes2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
84 180 67 710 5 070 11 360 2 630 2 340 1 940 810 3 650
8 8 6 7 7 7 7 6 6
45 310 34 820 2 550 7 910 2 100 1 820 1 320 560 2 110
21 630 18 150 1 280 2 190 380 380 400 140 890
17 250 14 740 1 240 1 260 140 140 220 110 650
Leeftijdsklasse 12 tot 15 jaar2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
110 80 10 20 0 0 0 – 20
0 0 0 0 0 0 0 – 0
110 80 0 20 0 0 0 – 20
0 – 0 0 – – – – 0
0 0 0 – – – – – –
15 tot 18 jaar2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
149 120 120 540 8 530 19 970 4 730 4 150 3 450 1 450 6 190
25 26 22 21 22 22 22 20 20
94 210 73 330 5 220 15 610 4 070 3 520 2 640 1 100 4 290
34 340 29 340 1 930 3 060 540 520 550 220 1 230
20 570 17 870 1 390 1 300 130 110 260 130 670
18 tot 23 jaar2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
19 130 15 400 1 450 2 270 390 330 320 130 1 110
2 2 2 1 1 1 1 1 2
420 190 40 180 40 30 20 10 90
7 720 6 060 560 1 100 220 180 160 50 490
10 990 9 150 850 990 140 120 140 70 520
Bron: Landelijke Jeugdmonitor, CBS-Onderwijsstatistieken. 1) 2)
De cijfers zijn voorlopig. De herkomstgroepering onbekend is niet weergegeven. Hierdoor telt het aantal autochtonen, westerse allochtonen en niet-westerse allochtonen niet op tot het totaal.
41
Tabel 20.2 Geslaagden in het middelbaar beroepsonderwijs van 15 tot en met 24 jaar, schooljaar 2009/'101) Totaal
Soort diploma Assistent
Niveau 2–4
absoluut
% van jongeren
absoluut
Totaal2)
131 310
6
9 770
121 540
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
100 570 7 160 23 440 6 110 4 920 4 150 1 830 6 430
7 4 7 9 8 7 6 6
5 580 630 3 540 840 740 510 340 1 110
94 990 6 530 19 900 5 260 4 180 3 640 1 490 5 330
Geslacht Jongens2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
69 000 54 030 3 760 11 140 2 930 2 170 1 960 870 3 220
7 7 5 7 8 7 7 6 6
6 030 3 510 410 2 100 500 420 310 200 670
62 970 50 520 3 350 9 040 2 430 1 750 1 650 670 2 550
Meisjes2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
62 310 46 540 3 400 12 300 3 170 2 750 2 200 960 3 220
6 6 4 8 9 9 8 7 6
3 740 2 070 220 1 440 350 320 200 140 440
58 570 44 480 3 180 10 860 2 830 2 430 2 000 820 2 780
Leeftijdsklasse 15 tot 18 jaar2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
16 320 11 890 820 3 600 990 840 630 280 850
3 3 2 4 5 4 4 4 3
5 740 3 390 350 1 990 530 480 310 170 490
10 580 8 500 460 1 610 460 360 320 120 350
18 tot 23 jaar2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
104 110 81 030 5 600 17 380 4 690 3 640 3 050 1 270 4 740
10 10 7 11 14 12 10 9 9
3 560 1 940 250 1 350 290 240 180 140 510
100 550 79 090 5 350 16 030 4 400 3 400 2 870 1 120 4 230
23 tot 25 jaar2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
10 860 7 640 740 2 450 420 430 470 280 840
3 3 2 4 3 4 4 5 3
460 240 20 190 20 20 20 30 100
10 400 7 400 720 2 260 400 410 450 250 740
Bron: Landelijke Jeugdmonitor, CBS-Onderwijsstatistieken. 1) 2)
De cijfers zijn voorlopig. De herkomstgroepering onbekend is niet weergegeven. Hierdoor telt het aantal autochtonen, westerse allochtonen en niet-westerse allochtonen niet op tot het totaal.
42
Tabel 20.3 Geslaagden in het hoger onderwijs van 18 tot en met 24 jaar, studiejaar 2009/'101) Soort diploma Hbo
Wo bachelor
Wo master
absoluut
% van jongeren
absoluut
% van jongeren
absoluut
% van jongeren
Totaal2)
41 400
3
21 710
2
14 470
1
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
34 230 3 520 3 550 560 560 690 310 1 450
3 3 2 1 1 2 1 2
16 950 2 960 1 790 200 170 320 180 930
2 2 1 0 0 1 1 1
10 800 2 120 1 490 160 110 250 110 860
1 2 1 0 0 1 1 1
Geslacht Jongens2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
16 350 13 730 1 320 1 270 190 180 210 100 590
2 3 2 1 1 1 1 1 1
8 940 7 120 1 150 670 90 60 100 70 360
1 1 2 1 0 0 0 1 1
5 300 3 970 760 560 50 40 70 30 360
1 1 1 0 0 0 0 0 1
Meisjes2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
25 050 20 500 2 200 2 280 370 380 470 210 860
4 4 3 2 2 2 2 2 2
12 770 9 820 1 810 1 130 110 110 220 120 570
2 2 3 1 0 1 1 1 1
9 170 6 830 1 370 940 110 60 170 80 500
1 1 2 1 0 0 1 1 1
Leeftijdsklasse 18 tot 23 jaar2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
23 950 20 490 1 690 1 710 290 280 320 140 700
2 3 2 1 1 1 1 1 1
14 830 11 830 1 850 1 150 140 100 200 120 600
1 2 2 1 0 0 1 1 1
3 740 2 930 470 330 40 30 70 30 170
0 0 1 0 0 0 0 0 0
23 tot 25 jaar2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
17 450 13 740 1 830 1 840 270 280 360 180 750
4 5 5 3 2 2 3 3 3
6 870 5 120 1 110 640 60 70 120 60 330
2 2 3 1 0 1 1 1 1
10 720 7 870 1 660 1 160 120 80 180 90 700
3 3 4 2 1 1 1 1 3
Bron: Landelijke Jeugdmonitor, CBS-Onderwijsstatistieken. 1) 2)
De cijfers zijn voorlopig. De herkomstgroepering onbekend is niet weergegeven. Hierdoor telt het aantal autochtonen, westerse allochtonen en niet-westerse allochtonen niet op tot het totaal.
43
Tabel 20.4 Slagingspercentage in het voortgezet onderwijs, schooljaar 2009/'101) Soort diploma Vmbo
Havo
Vwo
% Totaal
94
85
89
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
96 94 90 87 89 91 91 92
87 83 74 66 73 76 80 78
91 88 77 65 72 77 87 80
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
94 96 94 90 88 89 90 91 91
86 88 85 76 70 74 75 85 79
89 90 87 78 66 72 77 86 81
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
94 96 94 90 86 90 91 92 92
85 86 82 73 61 73 76 76 77
90 91 88 76 65 72 77 89 78
Bron: CBS-SSB en GBA. 1)
De cijfers zijn voorlopig.
44
Tabel 22.1 Voortijdig schoolverlaters van 12 tot en met 22 jaar, schooljaar 2009/'101) absoluut2)
% van jongeren3)
Totaal
42 790
3
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
27 760 3 560 11 460 2 410 2 540 2 050 1 100 3 340
3 4 6 5 6 6 7 5
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
25 600 16 240 2 040 7 330 1 600 1 750 1 240 670 2 080
4 3 5 7 7 8 7 9 6
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
17 190 11 530 1 520 4 130 820 810 810 440 1 260
3 2 4 4 3 4 4 6 4
Leeftijdsklasse 12 tot 18 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
10 320 7 150 950 2 210 400 450 380 220 750
1 1 2 2 1 2 2 3 2
18 tot 23 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
32 470 20 610 2 610 9 250 2 010 2 090 1 670 880 2 590
8 6 10 11 10 12 12 14 11
Bron: CBS-VSV. De cijfers zijn voorlopig. Het totaal aantal leerlingen dat op 1 oktober 2009 onderwijs volgde, en op 1 oktober 2010 (schooljaar 2010/'11) het onderwijs heeft verlaten en niet in het bezit is van een startkwalificatie (een havo- of vwo-diploma, of een diploma op mbo niveau 2 of hoger). 3) Aandeel voortijdig schoolverlaters van de leerlingen die op 1 oktober 2009 onderwijs volgden. 1) 2)
45
Tabel 22.2 Jongeren van 12 tot en met 17 jaar met een Halt-afdoening voor overtreden van de Leerplichtwet, 20091) absoluut
% van jongeren
Totaal
2 080
0,2
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
1 000 200 880 220 210 150 80 220
0,1 0,3 0,5 0,5 0,6 0,5 0,6 0,4
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
1 190 580 130 490 120 110 90 50 130
0,2 0,1 0,3 0,5 0,5 0,6 0,5 0,6 0,4
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
890 430 70 390 90 100 60 40 90
0,2 0,1 0,2 0,4 0,5 0,6 0,4 0,5 0,3
Leeftijdsklasse 12 tot 15 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
630 300 60 270 60 70 50 30 70
0,1 0,1 0,1 0,3 0,3 0,4 0,3 0,4 0,2
15 tot 18 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
1 450 700 140 600 150 150 100 50 150
0,2 0,1 0,4 0,6 0,7 0,8 0,6 0,7 0,5
Bron: CBS-SSB. 1)
De cijfers zijn voorlopig.
46
Tabel 24 Leerlingen in het vmbo met leerwegondersteunend onderwijs, leerjaar 3–4, schooljaar 2010/'111) Totaal
Onderwijssoort Basis- en kader-beroepsgerichte leerweg
Theoretische en gemengde leerweg
% van totaal vmbo, leerjaar 3–4
% van vmbo-b/k, leerjaar 3–4
% van vmbo-g/t, leerjaar 3–4
Totaal
23
41
5
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
21 23 31 33 33 27 32 28
40 41 47 49 49 43 46 46
4 6 7 8 8 5 4 8
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
23 21 24 30 32 33 26 33 27
40 38 42 45 47 48 40 47 43
5 4 6 6 6 6 4 3 7
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
23 21 23 32 34 34 28 30 30
43 41 41 49 50 50 45 46 48
5 4 7 8 9 9 6 5 9
Bron: CBS-SSB. 1)
De cijfers zijn voorlopig.
Tabel 25 Werknemers in het onderwijs, 26 september 2008 Totaal1)
Soort onderwijs Primair onderwijs Speciaal basisvoor leerplichtingen onderwijs
Speciaal onderwijs in expertisecentra
Secundair onderwijs Tertiair onderwijs en educatie
absoluut Totaal2)
449 820
157 860
9 600
18 530
172 480
94 850
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
389 680 39 450 20 670 2 790 3 030 6 650 2 210 5 980
143 520 8 980 5 360 820 900 2 300 510 830
8 730 540 330 40 50 140 50 50
16 860 1 160 510 90 70 200 70 90
148 840 14 980 8 640 1 250 1 590 2 920 1 100 1 790
74 830 14 060 5 950 620 440 1 120 500 3 270
Geslacht Mannen2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
169 930 146 480 15 280 8 170 1 110 1 420 1 890 820 2 940
29 460 26 650 1 730 1 080 210 320 300 90 170
2 310 2 060 160 100 10 30 40 10 20
4 500 4 070 300 130 20 20 50 20 20
85 170 75 070 6 250 3 850 560 870 1 100 490 830
49 800 39 820 6 940 3 050 310 200 420 220 1 900
Vrouwen2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
279 860 243 200 24 170 12 500 1 690 1 610 4 760 1 390 3 050
128 400 116 870 7 250 4 270 620 590 2 000 420 660
7 290 6 670 390 230 30 30 110 40 30
14 030 12 790 860 380 60 50 150 60 60
87 290 73 770 8 730 4 790 690 720 1 820 610 960
45 040 35 010 7 120 2 900 310 240 710 280 1 370
Bron: CBS-SSB. 1) 2)
Werknemers kunnen tegelijkertijd in meerdere onderwijssoorten werken. Het totaal aantal werknemers is lager dan de som van de werknemers bij de onderwijssoorten. Van een aantal werknemers is de herkomst onbekend. Hierdoor telt het aantal per herkomstgroep niet altijd op tot het totaal.
47
Tabel 26.1 Aantal dagen dat jongeren van 10 tot en met 16 jaar voldoende bewegen, 2009 Dagen per week dat een jongere tenminste 1 uur beweegt absoluut Totaal1)
4,3 4,4 4,3 3,8 3,8 3,9 3,9 3,4 3,9
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
4,5 4,6 4,5 4,2 4,2 4,4 4,3 . 4,1
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
4,1 4,2 4,1 3,5 3,4 3,3 3,4 . 3,6
Bron: Trimbos/UU/SCP, HBSC (2009), SCP-bewerking. 1)
Het aantal waarnemingen is 7 331: bij autochtonen 5 952, bij westerse allochtonen 342 en bij niet-westerse allochtonen 1037.
Tabel 27.1 Jongeren van 12 tot en met 16 jaar die één keer of minder per week buiten schooltijd sporten of buiten spelen, 2009 % van jongeren Totaal1)
19
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
17 22 26 27 19 29 25 29
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
14 14 15 15 16 9 17 . 19
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
23 20 29 36 38 31 42 . 38
Bron: Trimbos/UU/SCP, HBSC (2009), SCP-bewerking. 1)
Het aantal waarnemingen is 5 518: bij autochtonen 4 418, bij westerse allochtonen 249 en bij niet-westerse allochtonen 850.
48
Tabel 29.1 Alcoholgebruik onder jongeren van 12 tot en met 16 jaar, 2009 In de afgelopen vier weken tenminste een keer alcohol gedronken
In de laatste vier weken tenminste eenmaal vijf of meer drankjes met alcohol gedronken bij één gelegenheid
% van jongeren Totaal1)
38
28
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
41 37 19 12 6 26 33 28
30 27 16 11 5 25 26 20
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
39 42 33 20 16 6 29 . 27
28 30 26 17 11 6 29 . 20
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
37 40 40 18 7 6 24 . 28
27 30 29 14 10 5 21 . 20
Bron: Trimbos/UU/SCP, HBSC (2009), SCP-bewerking. 1)
Het aantal waarnemingen is 5 463: bij autochtonen 4 379, bij westerse allochtonen 244 en bij niet-westerse allochtonen 841.
49
Tabel 30 Jongeren van 12 tot en met 24 jaar in aanraking met de politie, 20091) Totaal2)
Soort delict Geweldsdelict
Vermogensdelict
Vernieling
Overige delicten
absoluut
% van jongeren
absoluut
Totaal
73 480
3
20 500
25 580
20 250
22 180
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
43 280 5 710 24 500 4 150 7 400 4 440 2 680 5 830
2 3 6 5 9 6 8 4
11 690 1 460 7 350 1 420 2 020 1 330 780 1 810
12 010 2 090 11 470 1 450 4 100 2 040 1 350 2 520
13 070 1 460 5 720 1 040 1 760 950 580 1 390
14 260 1 730 6 190 1 150 1 860 1 170 630 1 380
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
61 170 35 960 4 560 20 650 3 710 6 430 3 570 2 050 4 890
5 4 5 10 8 16 10 12 7
17 440 9 850 1 220 6 370 1 280 1 780 1 100 630 1 580
19 790 8 910 1 530 9 350 1 270 3 540 1 560 980 2 010
18 130 11 740 1 290 5 100 960 1 590 810 490 1 250
19 550 12 440 1 460 5 660 1 080 1 730 1 060 550 1 240
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
12 310 7 320 1 150 3 840 440 980 860 630 930
1 1 1 2 1 3 2 4 1
3 070 1 840 250 980 140 240 220 150 230
5 790 3 100 560 2 130 190 570 490 370 520
2 120 1 330 170 620 80 170 140 80 140
2 630 1 820 270 530 70 130 110 80 140
Leeftijdsklasse 12 tot 15 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
5 590 2 910 470 2 210 390 680 340 280 510
1 1 1 2 2 4 2 4 2
1 650 870 120 660 130 170 110 90 160
2 610 1 190 240 1 180 180 410 180 140 270
1 840 1 050 150 650 120 190 110 80 150
470 270 40 160 20 60 20 30 30
15 tot 18 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
18 800 10 750 1 450 6 600 1 160 2 120 1 050 670 1 600
3 2 4 7 5 11 7 9 5
5 300 3 010 390 1 910 400 520 310 210 470
8 420 3 900 680 3 840 530 1 420 610 380 900
6 150 3 960 440 1 750 340 580 260 170 410
3 020 1 940 240 830 150 250 140 90 210
18 tot 23 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
37 350 22 690 2 800 11 850 2 020 3 620 2 200 1 260 2 750
4 3 3 7 6 12 8 9 5
10 380 6 090 730 3 560 690 1 010 630 350 890
11 630 5 490 900 5 240 620 1 910 980 650 1 070
9 900 6 590 700 2 620 480 810 440 250 640
13 190 8 640 980 3 570 700 1 110 670 340 760
23 tot 25 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
11 740 6 920 980 3 840 590 980 850 460 960
3 2 3 6 5 9 7 8 4
3 180 1 730 230 1 220 210 310 280 140 300
2 920 1 420 270 1 220 120 370 280 180 270
2 360 1 480 180 700 100 180 140 80 200
5 490 3 410 470 1 620 280 440 350 170 390
Bron: Landelijke Jeugdmonitor, CBS-KLPD. 1) 2)
De cijfers zijn voorlopig. Het totaal is niet gelijk aan de som van de afzonderlijke delicten, omdat een persoon voor meerdere delicten in aanraking met de politie kan zijn geweest.
50
Tabel 36.1 Verblijf in justitiële jeugdinrichtingen, 2010 Instroom in justitiële jeugdinrichting1) Totaal2)
Verblijf strafrechterlijke titel
absoluut
% van jongeren (12 tot 18)
absoluut
Totaal3)
2 482
0,2
2 263
Autochtonen Allochtonen
763 1 567
0,1 0,6
761 1 397
Geslacht Jongens3) Autochtonen Allochtonen
2 333 726 1 474
0,4 0,2 1,1
2 046 724 1 322
Meisjes3) Autochtonen Allochtonen
149 37 93
0,0 0,0 0,1
112 37 75
Bron: Landelijke jeugdmonitor; DJI. 1) 2) 3)
De justitiële jeugdinrichtingen zijn bedoeld voor jongeren van 12 tot en met 17 jaar, maar oudere jongeren (< 5%) stromen in bepaalde gevallen ook in. In het totaal is ook het aantal jongeren in vreemdelingenbewaring opgenomen. Hierdoor tellen de jongeren naar titel niet op tot het totaal. Herkomstgroepering onbekend en geslacht onbekend zijn niet weergegeven. Hierdoor tellen de uitsplitsingen niet altijd op tot het totaal.
51
Tabel 36.2 Halt-jongeren van 12 tot en met 17 jaar naar delict, 20091) Jongeren met Haltovertreding
Soort delict
Totaal2)
Geweldsdelict
Vernieling en openbare orde
Vermogensmisdrijf
Baldadigheid
Vuurwerk- Overige Overige overtredin- overtredin- misdrijven gen gen
Onbekend delict
absoluut
% van jongeren
absoluut
Totaal
19 620
1,6
140
3 440
6 960
1 950
3 360
510
50
1 620
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
13 130 1 540 4 950 1 050 1 240 830 440 1 380
1,4 2,0 2,7 2,5 3,3 2,7 3,0 2,3
90 x 40 10 x x x 20
2 710 260 480 110 90 90 50 150
4 220 580 2 160 310 620 410 210 610
1 480 140 330 90 80 30 30 110
2 390 250 720 230 160 100 40 180
380 40 90 20 30 x x 30
30 x 10 x x x x x
1 130 120 380 100 80 60 40 100
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
14 370 9 810 1 080 3 480 800 890 540 280 970
2,4 2,1 2,7 3,7 3,6 4,7 3,4 3,8 3,2
100 70 x 30 10 x x x 10
3 120 2 450 230 430 100 80 80 40 130
3 660 2 100 280 1 280 200 410 210 110 350
1 790 1 350 120 310 90 80 30 30 100
3 220 2 300 240 690 210 160 90 40 180
390 300 30 70 10 20 x x 20
30 30 x x x x x x x
1 270 880 90 300 80 70 50 30 70
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
5 240 3 320 460 1 470 250 350 290 160 410
0,9 0,7 1,2 1,6 1,2 1,9 1,9 2,3 1,4
40 20 x 10 x x x x x
320 250 20 50 10 10 10 x 10
3 300 2 120 300 880 110 220 200 100 260
160 130 20 20 x x x x x
140 90 10 30 20 x x x x
120 90 10 20 x x x x x
10 x x x x x x x x
350 250 20 80 20 10 10 10 30
Leeftijdsklasse 12 tot 15 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
9 530 6 280 740 2 510 550 650 400 230 690
1,6 1,4 1,9 2,8 2,6 3,5 2,7 3,2 2,4
60 40 x 10 x x x x x
1 780 1 350 140 290 80 60 50 30 80
3 490 2 100 290 1 100 150 330 210 100 310
1 050 740 80 230 70 60 20 20 70
2 010 1 370 150 500 160 120 60 30 130
170 130 10 30 x x x x 10
10 x x x x x x x x
600 400 40 160 40 40 20 20 40
15 tot 18 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
10 090 6 850 800 2 430 510 600 440 210 690
1,7 1,5 2,0 2,6 2,3 3,2 2,7 2,9 2,3
80 50 x 30 x x x x 10
1 660 1 360 110 190 30 30 40 10 70
3 480 2 110 300 1 060 160 290 200 100 300
900 740 60 100 20 20 10 10 40
1 350 1 020 100 230 70 50 40 10 60
340 260 30 60 10 20 x x 20
30 30 x x x x x x x
1 020 730 80 210 60 40 40 20 60
Bron: CBS-SSB. 1) 2)
De cijfers zijn voorlopig. Totaal betreft het totaal aantal jongeren met een Haltovertreding. De optelling per soort delict telt niet op tot dit totaal, omdat ovetredingen van de Leerplichtwet niet in de tabel zijn opgenomen en omdat een jongere voor meerdere delicten in de registratie voor kan komen.
52
Tabel 37 Werknemers in de sport, 26 september 2008 Totaal absoluut Totaal
51 520
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
44 200 4 370 2 940 290 500 810 360 990
Geslacht Mannen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
27 370 22 950 2 380 2 050 210 380 570 230 650
Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
24 140 21 250 1 990 900 80 110 240 120 350
Bron: CBS-SSB.
Tabel 38 Jongeren van 10 tot en met 16 jaar die aangeven meer dan twee goede vrienden/vriendinnen te hebben, 2009 % van jongeren Totaal1)
94
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
94 93 94 97 91 97 89 94
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
94 94 92 95 96 94 99 . 94
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
94 94 94 93 97 89 95 . 94
Bron: Trimbos/UU/SCP, HBSC (2009), SCP-bewerking. 1)
Het aantal waarnemingen is 7 056: bij autochtonen 5 640, bij westerse allochtonen 336 en bij niet-westerse allochtonen 1 080.
53
Tabel 39.1 Omgang van jongeren van 10 tot en met 16 jaar met autochtone en/of allochtone jongeren, 2009 Jongeren die aangeven goede vrienden/ vriendinnen te hebben die van autochtoon Nederlandse herkomst zijn
Jongeren die aangeven goede vrienden/ vriendinnen te hebben die van allochtone herkomst zijn
% van jongeren Totaal1)
97
53
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
100 97 85 78 80 91 85 91
44 75 92 99 99 93 85 83
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
98 100 97 87 80 84 94 . 91
52 44 74 91 100 99 91 . 81
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
97 99 98 83 74 77 86 . 91
53 44 75 93 98 100 97 . 86
Bron: Trimbos/UU/SCP, HBSC (2009), SCP-bewerking. 1)
Het aantal waarnemingen is 6 441: bij autochtonen 5 215, bij westerse allochtonen 305 en bij niet-westerse allochtonen 921.
Tabel 41.1 Jongeren van 12 tot en met 16 jaar die aangeven ooit seksuele gemeenschap te hebben gehad, 2009 % van jongeren Totaal1)
12
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
11 14 13 12 11 14 32 12
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
12 11 20 21 21 20 21 . 14
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
11 12 10 6 3 3 6 . 9
Bron: Trimbos/UU/SCP, HBSC (2009), SCP-bewerking. 1)
Het aantal waarnemingen is 5 258: bij autochtonen 4 212, bij westerse allochtonen 233 en bij niet-westerse allochtonen 813.
54
Tabel 42 Jongeren van 12 tot en met 16 jaar die aangeven tijdens de laatste keer seksuele gemeenschap een condoom en/of de pil te hebben gebruikt, 2009 % van jongeren1) Totaal2)
91
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen
92 86 90
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen
89 89 85 90
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen
94 95 89 88
Bron: Trimbos/UU/SCP, HBSC (2009), SCP-bewerking. 1) 2)
Weergegeven als percentage van degenen die seksuele gemeenschap hebben gehad. Het aantal waarnemingen is 563: bij autochtonen 432, bij westerse allochtonen 29 en bij niet-westerse allochtonen 102.
Tabel 44 Werkloze beroepsbevolking van 15 tot en met 24 jaar naar onderwijsniveau, 2010 Werkloze jongeren
Onderwijsniveau
Totaal
Basisonderwijs
2)
Vmbo, mbo 1, avo onderbouw
Havo, vwo, mbo
Hbo, wo bachelor
Wo masters, doctor
x 1 000
% van jongeren
x 1 000
Totaal1)
100
5
12
36
40
7
2
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
66 8 25 5 5 6 2 8
4 5 8 7 8 10 7 7
7 . 4 . . . . .
23 3 10 2 2 3 . 3
28 3 9 . 2 2 . 3
6 . . . . . . .
2 . . . . . . .
Geslacht Jongens1) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
53 34 4 14 2 3 3 . 5
5 4 5 8 6 10 10 . 9
8 4 . 2 . . . . .
21 12 2 7 . . . . 2
19 13 2 4 . . . . .
3 3 . . . . . . .
. . . . . . . . .
Meisjes1) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
47 33 4 11 2 2 3 . 3
5 4 5 7 6 7 10 . 6
5 3 . . . . . . .
16 11 . 4 . . . . .
21 14 . 5 . . . . .
4 3 . . . . . . .
. . . . . . . . .
Bron: CBS-EBB. 1) 2)
De herkomstgroepering is soms onbekend. Hierdoor tellen de aantallen per herkomstgroepering niet op tot het totaal. Het onderwijsniveau is soms onbekend. Hierdoor tellen de aantallen per onderwijssoort niet op tot het totaal.
55
Tabel 45 Werkzame beroepsbevolking van 15 tot en met 24 jaar naar onderwijsniveau, 2010 Werkzame jongeren Onderwijsniveau Totaal2)
Basisonderwijs
Vmbo, Mbo 1, Avo onderbouw
Havo, Vwo, Mbo 2–3-4
Hbo, Wo bachelor
Wo masters, doctor
x 1 000 Totaal1)
756
27
226
387
89
15
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
617 52 85 17 13 17 8 30
21 3 4 . . . . .
180 17 29 7 5 5 . 10
318 25 44 9 6 9 . 16
77 . . . . . . .
13 . . . . . . .
Geslacht Jongens1) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
398 324 28 45 10 6 8 . 17
17 13 . 2 . . . . .
139 111 11 17 4 . . . 6
196 160 12 24 . . . . 9
35 31 . . . . . . .
. . . . . . . . .
Meisjes1) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
358 293 24 40 8 7 9 . 13
10 7 . 2 . . . . .
87 68 6 13 . . . . 4
191 158 12 20 . . . . 6
54 46 . . . . . . .
10 . . . . . . . .
Bron: CBS-EBB. 1) 2)
De herkomstgroepering is soms onbekend. Hierdoor tellen de aantallen per herkomstgroepering niet op tot het totaal. Het onderwijsniveau is soms onbekend. Hierdoor tellen de aantallen per onderwijssoort niet op tot het totaal.
Tabel 46 Niet-werkende werkzoekende jongeren van 15 tot en met 22 jaar, 15 januari 2011 absoluut
% van jongeren
Totaal1)
24 260
1,5
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
14 510 2 340 7 070 1 280 1 440 1 230 770 2 350
1,2 1,9 2,7 2,2 2,9 2,8 3,4 2,7
Geslacht Jongens1) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
14 360 8 630 1 250 4 270 840 990 700 460 1 280
1,7 1,4 2,0 3,2 2,9 3,9 3,1 4,1 2,8
Meisjes1) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
9 910 5 880 1 100 2 800 440 440 530 310 1 080
1,2 1,0 1,7 2,2 1,6 1,8 2,4 2,8 2,5
Bron: Landelijke jeugdmonitor; UWV WERKbedrijf. 1)
De herkomstgroepering onbekend is niet weergegeven. Hierdoor telt het aantal autochtonen, westerse allochtonen en niet-westerse allochtonen niet op tot het totaal.
56
Tabel 47 Jongeren van 18 tot en met 24 jaar met een Wajong-uitkering1), 30 september 20102) absoluut
% van jongeren
Totaal
56 320
3,9
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marrokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
43 970 3 710 8 640 1 880 1 700 1 830 1 010 2 230
4,1 2,9 3,7 3,9 4,1 4,4 4,6 2,7
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marrokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
31 720 24 690 2 070 4 960 1 050 980 1 040 610 1 280
4,3 4,5 3,4 4,2 4,2 4,7 5,1 5,7 3,0
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marrokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
24 600 19 280 1 640 3 680 830 720 790 400 950
3,5 3,6 2,4 3,2 3,5 3,4 3,8 3,6 2,4
Leeftijdsklasse 18 tot 23 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marrokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
41 120 31 970 2 710 6 450 1 450 1 270 1 290 770 1 660
4,0 4,1 3,1 3,8 4,1 4,2 4,4 5,0 2,9
23 tot 25 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marrokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
15 200 12 010 1 010 2 190 420 430 540 240 570
3,7 4,0 2,4 3,2 3,3 3,8 4,5 3,7 2,2
Bron: CBS-SSB. 1) 2)
Bij recht op een uitkering in september 2010 (dus inclusief nuluitkeringen). De cijfers zijn voorlopig.
57
Tabel 48 Jongeren van 15 tot en met 24 jaar met een WIJ-uitkering1) 2), 30 september 20103) absoluut
% van jongeren
Totaal
23 690
1,2
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
11 340 1 960 10 390 1 160 1 660 1 600 1 190 4 770
0,7 1,2 3,2 1,7 2,7 2,8 4,1 4,2
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
10 360 4 640 810 4 910 630 970 650 510 2 170
1,0 0,6 1,0 2,9 1,8 3,2 2,3 3,5 3,7
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
13 320 6 700 1 150 5 470 530 690 960 680 2 610
1,3 0,9 1,3 3,4 1,6 2,3 3,4 4,7 4,7
Leeftijdsklasse 15 tot 18 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
90 40 10 40 0 0 10 20 10
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,2 0,0
18 tot 23 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
13 100 6 580 1 060 5 460 630 830 840 650 2 500
1,3 0,8 1,2 3,3 1,8 2,7 2,9 4,2 4,4
23 tot 25 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
10 500 4 710 900 4 890 530 830 750 530 2 260
2,5 1,6 2,1 7,2 4,2 7,3 6,2 8,4 8,9
Bron: CBS-SSB. 1) 2) 3)
De jongeren kunnen zowel aanvrager van de uitkering zijn of partner van de aanvrager. Bij recht op een uitkering in september 2010 (dus inclusief nuluitkeringen). De cijfers zijn voorlopig.
58
Tabel 49 Jongeren van 15 tot en met 24 jaar met een WW-uitkering1), 30 september 20102) absoluut
% van jongeren
Totaal
9 070
0,4
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
6 680 710 1 670 450 370 350 130 380
0,4 0,4 0,5 0,6 0,6 0,6 0,4 0,3
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
4 740 3 430 340 970 270 220 180 80 230
0,5 0,4 0,4 0,6 0,7 0,7 0,6 0,6 0,4
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
4 320 3 250 370 700 180 160 170 50 160
0,4 0,4 0,4 0,4 0,5 0,5 0,6 0,3 0,3
Leeftijdsklasse 15 tot 18 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
30 30 0 0 0 0 0 0 0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
18 tot 23 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
4 440 3 420 300 720 200 150 150 60 160
0,4 0,4 0,4 0,4 0,6 0,5 0,5 0,4 0,3
23 tot 25 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
4 600 3 240 410 960 250 220 190 70 230
1,1 1,1 1,0 1,4 2,0 1,9 1,6 1,2 0,9
Bron: CBS-SSB. 1) 2)
Bij recht op een uitkering in september 2010 (dus inclusief nuluitkeringen). De cijfers zijn voorlopig.
59
Aangepaste cijfers nulmeting
60
Tabel 1.2 Jongeren van 10 tot en met 16 jaar die psychische problemen rapporteren1), 2005 Jongeren met emotionele problemen
Jongeren met gedragsproblemen
Jongeren met hyperactiviteit
Jongeren met problemen met leeftijdgenoten
% van jongeren Totaal2)
15
16
20
15
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
15 16 13 14 12 14 12 12
14 20 21 25 21 24 16 18
22 20 14 12 12 20 15 12
13 17 24 30 25 21 23 21
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
9 9 6 8 8 9 11 . 6
20 18 24 26 29 26 31 . 21
20 22 19 12 10 11 19 . 12
17 15 18 26 38 26 17 . 22
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
21 21 26 19 21 16 17 . 21
12 10 17 17 20 17 19 . 14
21 22 22 15 14 13 21 . 14
14 12 17 22 21 24 24 . 20
Bron: Trimbos/UU/SCP, HBSC (2005), SCP-bewerking. 1. Hiervoor is de Strenght and Difficulties Questionnaire (SDQ) gebruikt. De SDQ is nog niet goed genormeerd, waardoor moeilijk vast te stellen is hoeveel procent van de jongeren een zorgelijke score heeft. De indicator is wel geschikt om de mate van pyschische problemen tussen groepen personen te vergelijken. 2. Het aantal waarnemingen is 7 073: bij autochtonen 5 495, bij westerse allochtonen 400 en bij niet-westerse allochtonen 1 178.
Tabel 9 Ouders die tevreden zijn over de opvoeding van hun thuiswonende jongeren van 0 tot en met 17 jaar, 2007 % van ouders Totaal1)
94
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen
93 94 97
Bron: SCP, AVO. 1)
Het aantal waarnemingen is 1 528: bij autochtonen 1 284, bij westerse allochtonen 122 en bij niet-westerse allochtonen 122.
Tabel 13 Ouders van thuiswonende jongeren tot en met 17 jaar die hulp hebben gezocht bij de opvoeding, 2007 % van ouders Totaal1)
22
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen
22 27 23
Bron: SCP, AVO. 1)
Het aantal waarnemingen is 1 528: bij autochtonen 1 284, bij westerse allochtonen 122 en bij niet-westerse allochtonen 122.
61
Tabel 19.4 Jongeren van 18 tot en met 24 jaar, onderwijsvolgend of met een startkwalificatie, 2008 Jongeren, onderwijsvolgend of met startkwalificatie % van jongeren Totaal1)
86
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
87 85 81 74 79 83 83 84
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
83 84 81 78 67 80 78 75 83
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
89 90 89 85 80 78 90 91 87
Bron: Landelijke Jeugdmonitor, CBS-Enquête Beroepsbevolking.
62
Tabel 22.1 Voortijdig schoolverlaters van 12 tot en met 22 jaar, schooljaar 2007/'081) absoluut2)
% van jongeren3)
Totaal
48 280
4
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
31 570 3 820 12 900 2 680 2 920 2 500 1 280 3 530
3 5 6 6 7 7 8 6
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
28 800 18 500 2 210 8 090 1 740 1 920 1 550 760 2 120
4 4 5 8 7 9 8 10 7
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
19 480 13 060 1 610 4 820 940 1 000 950 530 1 400
3 3 4 5 4 5 5 7 5
Leeftijdsklasse 12 tot 18 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
13 210 9 320 1 140 2 760 570 560 520 280 830
1 1 2 2 2 2 2 3 2
18 tot 23 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
35 070 22 250 2 680 10 140 2 110 2 360 1 980 1 000 2 700
8 7 10 13 12 14 14 16 12
Bron: CBS. De cijfers zijn voorlopig. Het totaal aantal leerlingen dat op 1 oktober 2007 onderwijs volgde, en op 1 oktober 2008 (schooljaar 2008/'09) het onderwijs heeft verlaten en niet in het bezit is van een startkwalificatie (een havo- of vwo-diploma, of een diploma op mbo niveau 2 of hoger). 3) Aandeel voortijdig schoolverlaters van de leerlingen die op 1 oktober 2007 onderwijs volgden. 1) 2)
63
Tabel 22.2 Jongeren van 12 tot en met 17 jaar met een Halt-afdoening voor overtreden van de Leerplichtwet, 20081) absoluut
% van jongeren
Totaal
1 890
0,2
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
840 160 900 240 220 140 100 200
0,1 0,2 0,5 0,6 0,6 0,4 0,7 0,3
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
1 070 480 80 500 130 120 80 50 120
0,2 0,1 0,2 0,5 0,6 0,6 0,5 0,7 0,4
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
830 350 80 400 110 110 60 50 80
0,1 0,1 0,2 0,4 0,5 0,6 0,4 0,6 0,3
Leeftijdsklasse 12 tot 15 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
600 240 40 320 100 70 50 40 70
0,1 0,1 0,1 0,4 0,4 0,4 0,3 0,6 0,2
15 tot 18 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
1 290 590 120 580 150 150 90 60 130
0,2 0,1 0,3 0,6 0,7 0,8 0,6 0,8 0,4
Bron: CBS. 1)
De cijfers zijn voorlopig.
64
Tabel 36.1 Verblijf in justitiële jeugdinrichtingen, 2007 Instroom in justitiële jeugdinrichting1)
Verblijf naar titel
Totaal2)
Civiele titel
Strafrechterlijke titel
absoluut
% van jongeren (12 tot 18)
absoluut
Totaal3)
4 188
0,3
1 160
2 809
Autochtonen Allochtonen
1 772 2 393
0,2 0,9
668 492
1 067 1 742
Geslacht Jongens Autochtonen Allochtonen
3 325 1 337 1 988
0,5 0,3 1,5
582 337 245
2 599 976 1 623
Meisjes Autochtonen Allochtonen
840 435 405
0,1 0,1 0,3
578 331 247
210 91 119
Bron: Landelijke jeugdmonitor; DJI. 1) 2) 3)
De justitiële jeugdinrichtingen zijn bedoeld voor jongeren van 12 tot en met 17 jaar, maar oudere jongeren (< 5%) stromen in bepaalde gevallen ook in. In het totaal is ook het aantal jongeren in vreemdelingenbewaring en het verblijf naar civiele titel opgenomen. Hierdoor tellen de jongeren naar titel niet op tot het totaal. Herkomstgroepering onbekend en geslacht onbekend zijn niet weergegeven. Hierdoor tellen de uitsplitsingen niet altijd op tot het totaal.
65
Tabel 36.2 Halt-jongeren van 12 tot en met 17 jaar naar delict, 20081) Jongeren met Haltovertreding
Soort delict
Totaal2)
Geweldsdelict
Vernieling en openbare orde
Vermogensmisdrijf
Baldadigheid
Vuurwerk Overige Overige overtredin- overtredin- misdrijven gen gen
Onbekend delict
absoluut
% van jongeren
absoluut
Totaal
20 670
1,7
160
4 630
6 880
2 330
4 010
160
70
960
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
14 030 1 570 5 070 1 110 1 190 910 480 1 380
1,5 2,0 2,7 2,6 3,2 2,8 3,3 2,4
100 10 50 x 10 20 x 20
3 580 360 690 160 110 120 80 240
4 180 560 2 140 300 590 450 210 590
1 830 150 350 90 70 50 40 120
2 930 280 800 280 160 110 60 190
90 10 60 x 30 10 x 10
50 x 20 x x x x x
730 60 170 40 30 40 20 40
Geslacht Jongens Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
15 320 10 630 1 100 3 590 860 800 610 330 1 000
2,5 2,2 2,8 3,8 3,9 4,2 3,7 4,4 3,3
110 60 x 40 x 10 10 x x
4 110 3 180 310 610 140 90 100 60 210
3 610 2 080 270 1 270 210 340 260 120 350
2 070 1 620 140 320 80 60 40 30 110
3 820 2 780 270 770 280 150 100 60 180
100 60 x 30 x 20 x x x
50 40 x 10 x x x x x
760 580 40 140 40 30 30 10 40
Meisjes Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
5 350 3 400 470 1 480 250 400 300 160 380
0,9 0,7 1,2 1,6 1,2 2,2 1,9 2,2 1,3
50 30 x 20 x x x x x
520 400 50 80 20 10 10 10 20
3 270 2 110 290 870 90 250 200 90 250
260 210 10 40 x 10 x x x
190 150 20 30 x x x x 10
70 30 10 30 x 10 x x x
20 10 x x x x x x x
200 150 10 30 x x x x x
Leeftijdsklasse 12 tot 15 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
10 550 7 060 790 2 700 620 630 470 260 730
1,8 1,5 2,1 3,0 2,9 3,4 3,1 3,6 2,5
80 50 x 30 x x 10 x x
2 490 1 840 190 460 110 80 70 50 160
3 500 2 080 280 1 130 160 310 250 110 310
1 270 970 80 220 60 40 20 30 70
2 370 1 690 180 490 170 110 60 40 110
60 20 x 30 x 20 x x x
30 20 x x x x x x x
410 310 20 70 20 20 20 x 20
15 tot 18 jaar Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen
10 120 6 970 770 2 370 490 560 440 230 660
1,7 1,5 1,9 2,5 2,3 3,0 2,6 3,1 2,2
80 50 x 20 x x x x x
2 140 1 740 160 230 50 30 40 30 80
3 380 2 100 280 1 010 140 290 210 100 280
1 060 860 70 130 30 30 20 10 50
1 640 1 230 100 310 110 50 40 20 90
110 70 x 30 x 10 x x 10
40 30 x 10 x x x x x
550 420 40 90 20 10 20 x 30
Bron: CBS. 1) 2)
De cijfers zijn voorlopig. Totaal betreft het totaal aantal jongeren met een Haltovertreding. De optelling per soort delict telt niet op tot dit totaal, omdat niet alle soorten delicten zijn opgenomen en omdat een jongere voor meerdere delicten in de registratie voor kan komen.
66
Centrum voor Beleidsstatistiek Het CBS verzamelt gegevens bij personen, bedrijven en instellingen om deze daarna te verwerken tot statistische informatie over groepen mensen, bedrijven en hun omgeving. De resultaten stelt het CBS voor iedereen beschikbaar. Voor sommige vragen is deze informatie, die beschikbaar wordt gesteld via de CBS-website www.cbs.nl, echter niet toereikend. In dat geval kunnen externe partijen zich wenden tot het Centrum voor Beleidsstatistiek (CBS-CvB). Het CBS-CvB bepaalt in nauw overleg met de klant welke informatie in welke vorm beschikbaar en nuttig is voor het beantwoorden van de vraag. Daarna voert het CBS-CvB het onderzoek uit en beschrijft de resultaten in een rapport of maatwerkpublicatie. Alle uitkomsten en publicaties worden openbaar gemaakt en zijn te vinden op de website van het CBS-CvB (www.cbs.nl/cvb).
67