INTERNATIONAAL KUNSTENBELEID
1. Inleiding Gaëtan Poelman, teamhoofd Internationaal, departement CJSM In de beleidsbrief Cultuur werd duidelijk aangegeven dat werk gemaakt moet worden van een integraal geglobaliseerd internationaal cultuurbeleid. Het moet een beleid zijn dat afgestemd is op de mondiale politieke, economische en culturele realiteit waarin we ons bewegen. Het dient rekening te houden met de complexe constellatie van zowel transnationale als subnationale spelers en de wijze waarop die interageren met het artistieke en culturele veld . Thema’s als internationale mobiliteit van culturele actoren, duurzame samenwerkingsverbanden en verrijkende uitwisselingen verdienen bijzondere aandacht. In een recent en iets minder recent verleden zijn er al heel wat teksten geschreven over het Vlaams internationaal cultuurbeleid in al zijn dimensies. Vorig jaar leverden het atelier Internationaal Cultuurbeleid van het eerste Cultuurforum en het traject “Joining the Dots” van de steunpunten en fondsen een waardevolle bijdrage aan deze bibliografie. Deze teksten formuleren dan ook suggesties en voorstellen voor een bijsturing van bestaande of voor de ontwikkeling van nieuwe beleidsinitiatieven. In deze sessie gaan we in op drie concrete thema’s die aan de hand van een case uit de praktijk worden gekaderd. In een wisselwerking met het publiek wordt gezocht naar een insteek voor het beleid rond deze onderwerpen. Sprekers zijn: -
Algemene inleiding o Hugo De Greef, adviseur kabinet van Vlaams minister van Cultuur, Joke Schauvliege
-
Samenwerking met de Franse Gemeenschap o Guido Fonteyn, journalist o Sigrid Bousset, internationale programmatie Het Beschrijf, PassaPorta
-
Netwerking o Guy Gypens, artistiek directeur Kaaitheater
Publieksmoment Cultuurforum 2020 – 30 mei 2011 – C-mine Genk
1
o -
Stef Coninx, directeur muziekcentrum Vlaanderen
Toon- en presentatieplekkenbeleid o Kristel Marcoen, hoofd externe relaties Toneelhuis
Publieksmoment Cultuurforum 2020 – 30 mei 2011 – C-mine Genk
2
2. Algemene inleiding (Hugo De Greef) In het eerste cultuurforum in 2010 zijn als resultante van het atelier Internationaal een aantal doorbraken geformuleerd. Die doorbraken vormen, samen met andere bronnen zoals de publicaties die verschenen naar aanleiding van ‘Joining the dots’, een belangrijke inspiratiebron voor de uitvoering van mijn opdracht, namelijk het uittekenen van een strategisch kader voor internationaal cultuurbeleid. Momenteel staan 4 onderdelen in de steigers: In een eerste deel schetsen we aanleiding en situering van de opdracht. We gaan in op de beleidsprioriteiten van de minister en situeren het internationaal cultuurbeleid in een historisch en geografisch kader. Het tweede deel omvat de theoretische onderbouw. We vermelden de historische bronnen, zoomen in op precedenten en accenten, presenteren een synthese van literatuurstudie. Als algemeen vertrekpunt schuiven we in ieder geval de autonomie van het kunstwerk en authenticiteit van cultuur naar voor. In het derde deel gaan we in op de invulling van de inhoudelijke benadering. Dit derde deel kan verder opgedeeld worden in drie luiken a. De dynamiek van het culturele veld – het gezelschap, het ensemble, de kunstenaar,… internationaal divers presenteren In dit luik komen aan bod o o o o o
Toon – en presentatieplekkenbeleid Onthaalbeleid Evenementenbeleid Residentiewerking Internationaal cultuurbeleid binnen het kunstendecreet i. De benadering bij de meerjarige gesubsidieerde initiatieven en instellingen ii. De benadering bij projectmatige ondersteuning iii. De internationale opdracht van de grote instellingen
b. Het internationaal werkterrein stofferen, initiëren en verdiepen Hierin besteden we o.m. aandacht aan o o o o
Netwerk ondersteuning, organisatie internationale ontmoetingen en bezoekersprogramma’s Communicatie- en promotie - instrumenten Publicatiebeleid Duurzaam internationaal beleid
c. Culturele diplomatie Publieksmoment Cultuurforum 2020 – 30 mei 2011 – C-mine Genk
3
Met hierin aandacht voor o o o
Relatie met de steden en met Brussel Vlaanderen als kennisknooppunt voor een internationaal cultuurbeleid Engagement van het Vlaams cultureel beleid in de Europese culturele actie en actieve visie in de Europese positionering. Vlaanderen wil een rol opnemen in de externe culturele positionering van Europa – cf. de resolutie om een culturele component te hechten aan Ashton’s departement.
Twee bilaterale samenwerkingen staan enerzijds op zichzelf en doorploegen anderzijds het geheel aan invullingen: -
Nederland: hier geldt een lange traditie, die aan hertekening / herijking toe is, De Franse Gemeenschap: dit is een relatief nieuw gegeven. Op korte termijn willen we tot een voorstel van samenwerking komen
In een vierde deel beschrijven we de uitvoering en het instrumentarium, waarin we focussen op -
-
De positionering van het Vlaams internationaal cultuurbeleid binnen het globaal internationaal beleid Vlaanderen o Culturele vertegenwoordiging o Expertisebundeling, wetenschappelijke benadering, discours De beleidsafstemming met andere beleidsvelden, -thema’s: Buitenlands beleid, Toerisme,… De beleidsafstemming met internationale instellingen, organisaties, programma’s, toerisme,… De beleidsafstemming met Europa Regievoering Programma’s Financiering en budget
Publieksmoment Cultuurforum 2020 – 30 mei 2011 – C-mine Genk
4
3. Samenwerking met de Franse Gemeenschap Guido Fonteyn, journalist en Walloniëkenner De staatshervorming is in de huidige fase ver genoeg gevorderd om de verhouding tussen de grote gemeenschappen te benaderen vanuit nabuurschap, en niet vanuit vijandschap. Er is een nieuwe tijd aangebroken, namelijk die van complex-loze samenwerking. Wat is nu het belang van een formeel akkoord met de Franse gemeenschap? Ik som een aantal redenen op: -
-
-
Het Belgisch model wordt gekenmerkt door afwezigheid van geweld, dit in tegenstelling tot andere landen met een nationaliteitenvraagstuk Nabuurschap: in alle hypotheses zullen we buren zijn en blijven, Brussel zal altijd een soort eiland zijn , de contacten zijn groeiend, op verschillende domeinen; Brussel: het prestige van de Vlaamse gemeenschap is nog nooit zo hoog geweest, het cultuurbeleid in Brussel wordt geschraagd door sterke Vlaamse culturele spelers, en die genieten ook erkenning van de Franse gemeenschap; Heropstanding Waalse gemeenschap: het succes van het Waals Marshallplan kadert in een algemene mobilisatie (ruimer dan het zogenaamde middenveld), waaraan ook het culturele veld deelneemt. Er is een nieuwe vitaliteit, vooral in Mons (culturele hoofdstad) en Luik; De bus uit Philippeville: bij een recent bezoek van inwoners van Philippeville afstammelingen van uitgeweken Vlamingen - aan het Caermersklooster in Gent, over migratie naar Wallonië viel de sterke betrokkenheid met Vlaanderen op: ook in Wallonië is er een verhoogde aandacht voor het Vlaams erfgoed en de Vlaamse cultuur, in die mate zelfs dat in zekere zin gewag kan gemaakt worden van een tegengewicht voor de francofonie die in Vlaanderen bestaat.
Sigrid Bousset, directeur van het tweetalig project Passa Porta Aan de basis van Passa Porta (opgericht in 2004) ligt de idee van een internationaal literatuurhuis naar Duits of Scandinavisch model. Voor de opstart van dit initiatief werd aan de Franse Gemeenschap gevraagd of zij wilden meestappen in dit verhaal. Op korte tijd werd daarover een akkoord beklonken. De Franse Gemeenschap heeft daarop een organisatie gecreëerd om vanuit Franstalige hoek mee invulling te geven aan het literatuurhuis. De samenwerking loopt nu een aantal jaren en kent verschillende accenten. Werken vanuit taal heeft een specifiek karakter: literatuur bevrucht elkaar. Dat is ook zo in andere disciplines als dans, maar het talige aspect van literatuur maakt dit toch uniek. Internationale schrijvers zijn tevreden over ons uniek model. Bij signeersessies kunnen ze hun werk in verschillende edities tekenen: Nederlands, Frans, Arabisch, Turks, Italiaans, … Ook het Passa Porta Festival wint aan betekenis en publiek. We delen de infrastructuur. Een nadeel hiervan is de onevenwichtige financiering. De investering komt vooral vanuit Vlaamse hoek. Toch beïnvloedt dit niet de output (1/3 Franstalig, 1/3 Nederlandstaligen, 1/3 anderstalig). Nu rijpt de idee om de structuur te veranderen: op Publieksmoment Cultuurforum 2020 – 30 mei 2011 – C-mine Genk
5
bestuursniveau behouden we twee organisaties, maar op het vlak van dagelijks werk willen we meer in elkaar schuiven. We hebben daarvoor gekeken naar het model zoals dit gehanteerd wordt door bvb. KFDA of Recyclart. Er is een vraag naar een eigen statuut voor dit soort organisaties, zodat de structuur gemakkelijker kan aangepast worden aan de realiteit. Ik verwijs ook naar de suggestie van Erwin Mortier om op federaal niveau een cultuurbeleid te voeren. Maar het kan ook via een samenwerkingsakkoord. Ook internationaal willen we de krachten meer bundelen (cf. verschillende benaderingen Marokko). Ook voor andere culturele akkoorden blijven we belangstelling hebben (o.m. Québec). De benadering van de residentiewerking verschilt sterk. De voorwaarden zijn verschillend. Algemeen stelt men ook nog een koudwatervrees vast. Bij de Franstaligen bestaat de vrees voor opslorping in structuren. Er zijn ook nu en dan discussies over de hoeveelheid Nederlandstalige en Franstalige boeken in de boekhandel. Over de toekomst van het literaire landschap in Brussel is gedebatteerd in de schoot van het Brussel Kunstenoverleg. De resultaten hiervan zijn terug te vinden in een cultuurplan voor Brussel 1.
1
http://www.brusselskunstenoverleg.be/nl/cultuurplan-voor-brussel/cultuurplan-voor-brussel
Publieksmoment Cultuurforum 2020 – 30 mei 2011 – C-mine Genk
6
4. Netwerking Guy Gypens, artistiek directeur Kaaitheater Ik verwijs naar mijn tussenkomt in een debat dat plaatsvond op 4 april (presentatie veldanalyse Kunsten) in het Brusselse Rits, waar ik een aantal kritische kanttekeningen plaatste bij ‘netwerking’. Dit is meteen de reden waarom ik gevraagd werd om hier stelling te nemen over dit fenomeen. De netwerkmaatschappij heeft een lange voorgeschiedenis. Eigenlijk kan men stellen dat de maatschappij altijd netwerken heeft gekend. Nu zijn er de sociale netwerken zoals Facebook e.d. , vroeger hielden we het bij een (beperktere) fysieke vriendenkring. Hoe abstracter we er over praten, hoe minder fysiek, hoe meer afstand tussen de leden, hoe meer we de term netwerking gaan gebruiken. Ik wil graag een pleidooi houden om het op te laden met betekenis. Voorheen kenden we de verticale netwerking ofwel de verzuiling. Het neoliberaal meritocratisch denken heeft ons de deregulering gebracht, met vrijemarktregels, en in de plaats van hiërarchie kwam nevenzetting. Toegepast op de kunstensector kunnen we het voorbeeld nemen van de kunstenmarkt. Hierin zijn functies die vroeger meer geïntegreerd benaderd werden, steeds meer ontkoppeld. Dit heeft geleid tot verschillende organisaties en we zijn gaan spreken van netwerking tussen deze functies. Dit fenomeen doet zich vooral de laatste twintig jaar voor. Wat kunnen we doen om netwerken sterker en concreter te maken? Enkele aanbevelingen: -
-
-
Bied ruggengraat: als er iets mis gaat moet het netwerk overeind kunnen blijven. Zie bvb. zwakkere partners bij co-producties. Het kan niet zijn dat bij het wegvallen van een coproducent meteen heel het netwerk in duigen valt. Geef echte inhoud: we verwijzen naar de ideologie die bij verticale netwerken (de zuilen) bestaat / bestond. In de nieuwe netwerken moeten we dit ook kunnen binnenbrengen. Diversifieer: we zien dat veel netwerken nu zich veeleer formeren vanuit een ‘soort zoekt soort’ beweging. Een opdeling tussen de sectoren moeten we doorbreken. In de eigen sector moeten we streven naar meer diversificatie, en daarnaast ook ruimte bieden voor intersectoriële diversificatie (wetenschap, onderwijs, ontwikkelingssamenwerking, …) Lokaliseer: netwerken kunnen niet ‘boven’ de wereld zweven. Probeer ze lokaal te verankeren. “Losgezongen” internationale samenwerking heeft geen zin. Maak duurzaam: letterlijk: netwerken moeten langer duren. Nu zijn ze vaak te tijdelijk. Ook in ecologische zin moeten we duurzaamheid nastreven en ons steeds de vraag stellen waarom we netwerken, waarom we internationaal werken, welke betekenis dit alles heeft.
Tenslotte formuleer ik graag een vraag naar het beleid: hoe zal het beleid inspelen op dit soort netwerken en hoe zal zij dit versterken? Stef Coninx, directeur Muziekcentrum Vlaanderen De term ‘netwerk’ hoor ik het vaakst gebruiken in de sfeer van IT: het netwerk ligt plat, staat het op het netwerk?,….
Publieksmoment Cultuurforum 2020 – 30 mei 2011 – C-mine Genk
7
Netwerken in onze sector - niet in de hier genoemde zin van IT - doen we vanuit verschillende motivaties: -
Content driven: hierbij gaat het over uitwisseling van kennis en expertise Artist driven: het opzetten van co-producties - soms korter van duur Market driven: het voorzien in export en import
Een goed voorbeeld binnen de muzieksector is EMO (http://www.emo.org/). Binnen dit netwerk kan men op zoek gaan naar afzetgebieden en kan men partners ontmoeten om producties te importeren. Dit netwerk biedt ook onderdak aan een ‘music export office’ en aan ‘repertoire owners’. Naast dit netwerk is er ook het European Talent Exchange Program (http://www.etep.nl/) een netwerk dat op zijn beurt ondersteund wordt door andere netwerken zoals de European Broadcasting Union (EBU), de European Festival Association (YOUROPE) en het Music Management Forum (MMF). Als basiskenmerken voor een netwerk vermelden we: -
informatie en communicatie kennis en expertise educatie en training advocacy en lobbying
Ik verwijs graag naar de 3G’s als motto: “Give, Get or Get off”, tevens de naam van een publicatie uitgegeven door de European Festivals Association (EFA). Dit wil zo veel zeggen als: je moet zelf ook investeren in het netwerken. Er is een zeker ‘commitment’ nodig. Een ander goed voorbeeld van een internationaal netwerk is de International Society of Contemperary Music. Het is een netwerk met een lange traditie (sinds 1922). Oorspronkelijk werd dit opgezet als netwerk voor componisten. In Vlaanderen is een aparte tak opgezet waar naast componisten ook muzikanten, orkesten, ensembles, cultuurhuizen, organisatoren en festivals betrokken zijn. M.a.w. in dit netwerk zitten personen die met verschillende fasen bezig zijn: creatie, productie, presentatie en kennis en educatie. Een goed voorbeeld van een geslaagde samenwerking zijn de World Music Days Dit, ofwel de jaarlijkse meeting van ISCM. Deze ontmoetingsdagen worden telkens door een andere afdeling georganiseerd. Ik wijs hier ook op het belang van de factor multiplicatie. Met netwerken ga je investeren en die investering ga je inschakelen om projecten grotere envergure te geven. Samenwerking leidt tot nieuwe vormen van samenwerking, projecten kunnen tot nieuwe netwerken leiden.
Publieksmoment Cultuurforum 2020 – 30 mei 2011 – C-mine Genk
8
5. Presentatie- en toonplekken en toonmomenten Kristel Marcoen, hoofd externe relaties Toneelhuis Ik wil even stilstaan bij de impact die een internationaal gerenommeerd festival als dat van Avignon kan hebben op een theatergezelschap, zowel naar productie als naar interne en externe oriëntatie. Het Festival van Avignon bestaat 65 jaar. Het publieksbereik bedraagt 100 à 150 duizend bezoekers, verspreid over diverse podia en met talloze nevenprogramma’s. Er zijn naar schatting 3.000 professionelen bij betrokken, waaronder ook talloze journalisten. Guy Cassiers kwam in 2006 aan het roer van het Toneelhuis en stapte af van het klassiek model van een stadstheater met een vast gezelschap. Hij is gestart met de omvorming ervan tot een ensemble van diverse makers. Guy Cassiers had reeds zijn sporen verdiend en internationale successen geboekt voor het Ro Theater (Proust cyclus, 2003). Met Bezonken Rood en Mephisto Forever werd voor het eerst op Franse bodem een voorstelling in het Nederlands gespeeld. Dit had heel wat voeten in de aarde: een voorstelling als Mephisto duurt vier uur en de bloemrijke taal van Lanoye is geen echte lichte kost. Het Franse publiek is zeer kritisch en laat makkelijker haar emoties de vrije loop (appreciatie of depreciatie). Indien het publiek de voorstelling afkeurt zal het niet nalaten de tribune ostentatief te verlaten. Het was dus in vele opzichten een spannend moment voor het Toneelhuis. Afgaan in het heiligdom van het theater is geen pretje. Gelukkig werd de voorstelling warm onthaald (men sprak van de muzikaliteit van de Nederlandse klanken) en leidde het succes tot veel vraag en een voortgezette internationale tournee - met de trilogie - gedurende vijf maanden. Het Festival van Avignon groeide gaandeweg tot een partner (of noem het coproducent) voor het Toneelhuis. Het festival heeft een groot netwerk gegenereerd, dat nog steeds rendeert. Een van de neveneffecten van de aanwezigheid in Avignon is dat internationale partners ook geïnteresseerd raken in andere artiesten die onder de vleugels van het Toneelhuis opereren. In 2009 was het Toneelhuis niet aanwezig in Avignon, maar in 2010 stond weer een grote productie op het programma: “De Man zonder Eigenschappen”. Dit jaar wordt voor het eerst de Cour d’honneur in het Paleis des Papes bespeeld met de productie ‘Bloed en Rozen’ een symbolisch geladen voorstelling, vermits het handelt over de Franse heldin ‘Jeanne d’Arc’, een stuk Frans erfgoed toch. De ervaringen met het Festival van Avignon laten toe te zeggen dat een festival van die orde een belangrijke weerslag kan hebben op de internationale werking van een theaterhuis en tegelijk ook op het organisatiemodel, namelijk op de evolutie van een klassiek stadstheater met een repertoiregezelschap naar een huis met vele kamers. Zich associëren met een festival heeft ook een kwetsbare kant. In crisistijden taant de belangstelling en er is de niet te geringschatten impact van de directeurswissels. Artistiek succes kan je niet organiseren. De ondersteuning van de Vlaamse overheid aan het Festival van Avignon is dan wel een belangrijk element voor de Vlaamse aanwezigheid, de organisatie kiest toch voor kwaliteit en zal zich niet laten beïnvloeden door subsidies van welke oorsprong ook.
Publieksmoment Cultuurforum 2020 – 30 mei 2011 – C-mine Genk
9
Dialoog met het publiek Hilde Teuchies (Crew) stelt aan Hugo de Greef een vraag over beleidsafstemming: “U verwees in uw inleiding naar afstemming met een aantal domeinen. Welke initiatieven zijn hiertoe al genomen of zullen in de nabije toekomst ondernomen worden?” Hugo De Greef antwoordt: “Er zijn al initiatieven in de Vlaamse administratie genomen. Het gemengd managementcomité culturele diplomatie, tot stand gekomen op initiatief van de administratie zonder tussenkomst van het politieke niveau, vind ik lovenswaardig. Naar uitvoering en instrumentarium moet nog een en ander uitgewerkt worden. Als voorbeeld geldt het evenementenbeleid.”
Publieksmoment Cultuurforum 2020 – 30 mei 2011 – C-mine Genk
10