Integrated Pest Management 8 Basisprincipes
Van Haecke Dominique Agriflanders (Sanac) – 10/01/2013
Wat is IPM ?
IPM = Integrated Pest Management = Geïntegreerde bestrijding
Geïntegreerde plaagcontrole Het gebruiken van een combinatie van verschillende technieken voor plaagcontrole, met de nadruk op methodes die het minste nadeel berokkenen aan het milieu en de grootst mogelijke specificiteit hebben voor de te bestrijden plaag. Bv: resistente variëteiten, monitoring, teelttechnieken, natuurlijke vijanden, pesticiden
IPM: 8 basisprincipes
Principe 1: Preventie en onderdrukking Preventie en/of onderdrukking van schadelijke organismen onder meer door: – – – – –
Gewasrotatie; Teelttechniek; Resistente/tolerante cultivars; Evenwichtige bemesting, irrigatie en drainage; Voorkomen van de verspreiding van schadelijke organismen door middel van hygiënemaatregelen; – Bescherming en bevordering van belangrijke nuttige organismen.
1: Preventie & Onderdrukking
Bloemenstroken bevorderen de aanwezigheid van nuttigen
1: Preventie & Onderdrukking
Bescherming aanbieden: Hagen, insectenkastjes, oorwormvalletje, vogelkastje
1: Preventie & Onderdrukking
Inzaai Tagetes voor aaltjescontrole: Pratylenchus penetrans
1: Preventie & onderdukking
Onderhoudsarme beplanting
Cornus sericea 'Kelseyi' einde tweede groeijaar begin oktober 2007
Principe 2: Monitoring
• Monitoring van schadelijke organismen met passende methoden en instrumenten. • Voorbeeld: Praktijkervaring opdoen rond gericht waarnemen o.a. door visueel waarnemen van ziekten, plagen en nuttigen, waarnemingen met feromonen, lokstoffen, vallen…
2: Waarnemings- en waarschuwingssysteem •
•
•
Doel en methode Waarnemen & waarschuwen Monitoring → telers & tuinaanlegger zelf waarnemen IPM Opzet Fiches, berichten Staalanalyse Advisering Cursussen Wandelvoordrachten Resultaat (2012, tot week 42) 32 waarschuwingsberichten, 8 actuaberichten, berichten over 51 parasieten, 235 oproepen 735 leden
2: Waarnemingen en waarschuwingen Feromoonvallen: waarnemen vergemakkelijkt hulp bij determinatie tijdig vaststellen beschadiger = gerichtere bestrijding effect bestrijding is te controleren
Principe 3: Schadedrempels
• Schadedrempels: beslissen of een behandeling nodig is op basis van monitoring • Bestrijding afstemmen op noodzaak • Moeilijkheden – Grootste hiaat is kennis – Betrekkelijk weinig literatuur – Complexiteit sierteelt MAAR PCS en ADLO doen onderzoek
3: Schadedrempels voor beslissing 90
Economische schade
80
aantal insecten
70 60
actieniveau
50 40
2
1
30
Eerste schade
20
3 detectieniveau
10 0 T1
T2
T3
T4
T5
T6
T7
Delta 1 & Delta 2 zijn teeltafhankelijk: bv. groenblijvend > bladverliezend
Delta 3 is plaag- of ziekte afhankelijk Diversiteit aan teelt- en plaagcombinaties maken dit zeer arbeidsintensief proces
3: Schadedrempel IPM-perceel
3: Schadedrempel
• Economisch vs visueel: – Bosboomkwekerij vs laanboomkwekerij
• Waardplantafhankelijk: Tilia vs Platanus
Principe 4: Niet chemische bestrijding • Voorkeur voor het gebruik van niet-chemische methoden • Als biologische, mechanische en/of fysische methoden een aanvaardbare controle van het schadelijk organisme garanderen, moeten deze verkozen worden boven chemische methoden. • Voorbeelden – Afdekmaterialen als alternatief voor chemische onkruidbestrijding – Mechanische onkruidbestrijding – Aaltjes tegen taxuskever – Lieveheersbeestjes tegen bladluizen – Wegvangen van insecten mbv vallen en feromonen of geurstoffen
4: Niet chemische bestrijding Afdekmaterialen in containerteelt
Mechanische/thermische onkruidbestrijding: borstels of branders
4: Niet chemische bestrijding
• Insecten en mijten – Encarsia formosa (sluipwesp tegen witte vlieg) – Lieveheersbeestje (tegen bladluizen)
• Aaltjes – Heterorhabditis megidis (tegen taxuskever) – Heterorhabditis bacteriophora (tegen engerlingen, taxuskever) – Steinernema feltiae, S. kraussei (tegen larven van varenrouwmug, trips)
4: Niet-chemische bestrijding
Weekhuidmijt op Hedera: bestrijding met roofmijten
A. swirskii
untreated PCS Afdeling kamerplanten
4: Niet-chemische bestrijding
Schadebeeld: vraat taxuskever
Geparasiteerde larve taxuskever
Metarhyzium
5. Specifieke & selectieve middelen
Doelspecifiek Onschadelijk voor andere organismen dan deze die men wil bestrijden Gericht op gevoeligste stadia (bv larve)
Minimale nevenwerking op nuttigen De belangrijkste nuttigen sparen om andere plagen te vermijden
Principe 5: Specifieke & selectieve middelen
Nevenwerking op roofmijten 60
onbehandeld
50
breedwerkend middel 40
selectief middel
30
20
10
0 16juni
19juni
25juni
3juli
14juli
10aug
13sept
5. Specifieke & selectieve middelen
Bestrijding zaagwesp (Fenusa pusilla) op Betula utilis ‘Doren Boss’ vroegste stadium geeft beste efficiëntie
5. Specifieke & selectieve middelen Bestrijding taxuskever: kennis levenscyclus zeer belangrijk Kever: spuiten direct na ontluiking : mei – juni (maaggift bv Steward) In rust Larve Larve: aangieten vanaf eind mrt – half mei aangieten vanaf eind juli/aug – half okt
Pop
Kever Ei
jan - feb In rust
mrt - april
mei - juni
juli - aug
sept - okt
nov - dec
Oude larven Pop
Kever Eitjes Jonge larven
In rust
6. Minimaal noodzakelijke dosis
Belgisch erkenningsbeleid streeft in principe naar minimale dosis Dosisreductie mag, maar gevaar voor resistentie-ontwikkeling “Zo veel als nodig, maar zo weinig als mogelijk” Voorbeeld: Lokale toepassing met erkende dosis, vb. Bladluizen: Pirimor (50 g/100 l)
Principe 7: Anti-resistentie • Het toepassen van anti-resistentiemaatregelen om de effectiviteit van het bestrijdingsmiddel te kunnen garanderen • Wissel af met middelen die op een andere manier werken. Voor insecticiden en acariciden kan men beroep doen op de IRAC-lijst, voor fungiciden is dit de FRAClijst, voor herbiciden HRAC. De lijsten zijn te vinden op internet. • Erkende dosis • Minder persistente middelen • Sierteelt is zeer beperkt in middelen Actieve werkgroep kleine teelten
7: Anti-resistentie Klassiek
IPM
Product B / snoei / lage RV / …
7: Anti-resistentie
• Regeneratievermogen = opvolgen van generaties • Mobiliteit • Vitaliteit • Dosis en persistentie van het middel
7: Anti-resistentie
7. Anti-resistentie
Bestrijding roestmijt op Carpinus Resistentie groep (IRAC)
Beginwerking
21
2. Sanmite WP
21+15
3. Sanmite WP + Cascade DC
12C
4. Torque
20B
5. Experimenteel 1
25
6. Floramite
23
7. Envidor
23
8. Experimenteel 2
90 g/100 l 90 g + 100 ml/100 l
50 g/100 l 125 ml/100 l 40 ml/100 l 40 ml/100 l 50 ml/100 l
Uiteindelijke efficiëntie
Nawerking
++
++
+(+)
++
++(+)
++
++
++(+)
++
+
(+)
-
-
-
-
+++
+++
+++
+++
++++
+++
Frans Goossens 2005
8. Registratie, documentatie, evaluatie • Noteer wat je observeert en wat je doet • Hou informatie rond plagen jaar na jaar bij (bv map Waarnemingen & Waarschuwingen)
• Noteer resultaten op korte en lange termijn • Sluit aan bij bestaande systemen • ADLO/PCS ontwikkelen een registratieformulier • Of doe het op eigen manier, maar doe het !
Contactgegevens Dominique Van Haecke Proefcentrum voor Sierteelt Schaessestraat 18 9070 Destelbergen T: 09 353 94 83 E:
[email protected] W: www.pcsierteelt.be