Inductietraject
Het Stedelijk - Zutphen
Het inductietraject is gericht op de ontwikkeling van startende docenten die per 1 september 2010 bij ons op school beginnen. Onder starter wordt verstaan iedereen die bij ons op school zelfstandig uren gaat draaien en minder dan 1,5 jaar ervaring heeft in het voortgezet onderwijs. Een leraar in opleiding kan hier ook onder vallen. We verwachten van deze docenten dat ze zich willen ontwikkelen en daarom meedoen aan hetgeen het traject hen biedt. Het traject hoopt voor duidelijkheid te zorgen bij de startende docent, maar voor ook een verlichting van de taken. Het traject bestaat uit verschillende onderdelen. Deze komen hieronder aan bod. Allereerst gaan we in op het eerste jaar van het inductietraject en de algemene zaken die tijdens het traject gelden. Aan het einde komt ook het 2e en het derde jaar nog aan bod. In de bijlage is een korte beschrijving te vinden van mogelijke aanpassingen van het traject bij starters die wel langer dan 1,5 jaar ervaring hebben. koffertje Alle startende docenten krijgen, bij hun arbeidsvoorwaardengesprek of als ze de eerste dag op school zijn, een koffertje uitgereikt. In dit koffertje zitten de volgende documenten. Koppenkaart personeel (nieuw) Instructiekaart medewerkers Uitleg van praktische zaken Informatie over beoordelingsprocedure (nieuw) Koersplan en kaderstellende notitie Jaarplanner Verwijzing naar beleidstukken Plattegrond van de school Schoolgids Start schooljaar Aan alle docenten die in het nieuwe schooljaar beginnen op onze school wordt gevraagd om de laatste donderdag en vrijdag van de vakantie op school te komen. De onderwijskundige organiseert deze tweedaagse en wordt daarbij geassisteerd door de werkgroep. De tweedaagse wordt geopend door de rector. Voor de catering wordt de locatiebeheerder gevraagd. In deze dagen komen de volgende onderwerpen aan bod (niet gerangschikt naar prioriteit). Uitleg van het inductietraject. Koersplan en dalton Het koffertje Normen en waarden Voorbeeldgedrag Kopiëren / pasje / foto Rol intervisiebegeleider Daltonline Rol van de docentcoach Internet vaksites bekijken Rol vakmaat Organigram van de school Beoordelingstraject Orthotheek Wie en wat vind je waar? (bijv. toetspapier en lesmateriaal) Regels binnen onze organisatie / sleutel / bestellen / oranje kaarten (locatiebeheer) Uitleg in de mediatheek over vakbladen, boeken, zoekmachines etc. (mediathecaresse) Instructie en oefenen met systemen op school: elo, my@vo, email etc. (systeembeheer) De zes rollen van de docent: gastheer, presentator, didacticus, pedagoog, afsluiter en coach. Begeleiding betekent ook een inspanningsverplichting bij de starter. De afdelingsleider communiceert dit en bewaakt dit.
1
Begeleiding door docentcoach Op de eerste twee dagen wordt de rol van de docentcoach besproken. In het traject zit individuele begeleiding gericht op de persoonlijke ontwikkeling door een docentcoach. De docentcoach heeft de leiding over het begeleidingstraject van de startende docent. Andere begeleiders (vakmaat en intervisiebegeleider) kunnen met hun bevindingen terecht bij de docentcoach. De docentcoach zorgt voor terugkoppeling naar andere begeleiders als dat nodig is. In de loop van het traject legt de docentcoach aan de startende docent voor of hij zijn begeleiding puur op de persoonlijke ontwikkeling zal richten of ook op de ontwikkeling tot SDC-docent. Hiermee bedoelen we ontwikkeling tot het profiel zoals dat beschreven staat in het koersplan. De taken van de docentcoach zijn: Het voeren van een kennismakingsgesprek direct na aanstelling; Het voeren van een gesprek na afloop van de eerste lesdag; Het binnen twee weken afleggen van een eerste lesbezoek en dit bespreken; Het afleggen van meerdere lesbezoeken gedurende het 1e jaar met enige regelmaat; Het voeren van gesprekken, daar waar nodig volgens docentcoach of startende docent; De docentcoach kan een videointeractiebegeleider inschakelen; Het bespreken van lesopzetten met de starter. In de gesprekken en tijdens de lesbezoeken wordt aandacht besteed aan de volgende onderwerpen. Voor de lesbezoeken wordt gewerkt met een kijkwijzer waar een deel van deze onderwerpen ook in naar voren komen. De beginsituatie van de startende docent De eerste ervaringen op school Leervragen van de startende docent Activeren van voorkennis (literatuur vanuit de opleiding) De zes rollen van de docent Attributiegedrag Klassenmanagement Groepsdynamica Voorbeeldgedrag Timemanagement Vakmaat Naast de begeleiding door de docentcoach, krijgt de starter een vakmaat toegewezen. We willen dat alle startende docenten een vakmaat in hun team hebben. Waar mogelijk is de vakmaat een vakgenoot uit hetzelfde team. Is dit echter niet mogelijk, dan wordt de startende docent een vakcoach toegewezen uit een aangrenzend team en een maatje in zijn eigen team. De afdelingsleider is verantwoordelijk voor de koppeling tussen de startende docent en de vakmaat. De vakmaat heeft de verantwoordelijkheid om de startende docent te stimuleren tot ontwikkeling op het gebied van het vak. De taken van het de vakmaat die daar bij horen zijn: Directe vragen beantwoorden en anders doorverwijzen naar de juiste persoon; Lesopzetten met de docent bespreken op het initiatief van deze startende docent; Les bezoeken op initiatief van de startende docent; Lessen laten observeren door de starter Assisteren bij het maken van werkwijzers (elo) en daltontaken; Aansluiting bij het team (afdeling en schoolbreed) stimuleren; Aan de startende docent gesprekonderwerpen en besluiten uit vaksectie mededelen; Vakdidactische ondersteuning, bijvoorbeeld bij het maken van toetsen; Samen nakijken, zodat starter ziet hoe een ervaren docent dit doet; Aanreiken van toetsen die door de sectie al eerder zijn gebruikt;
2
Aanreiken van materialen die door vakgenoten worden gebruikt in de lessen; Aanreiken van eindtermen, pta, leerdoelen en doorlopende leerlijnen van het vak; Het inschakelen van een videointeractiebegeleider als de situatie daar om vraagt; Vakinhoudelijk voorbereiden op oudergesprekken. We verwachten ook van de afdelingsleider dat deze in de eerste werkweken van de startende docent meerdere malen vraagt hoe het met hem gaat. De afdelingsleiders organiseren ook teamactiviteiten buiten de school, waardoor juist de aansluiting van de startende docent bij het team gestimuleerd wordt. Intervisie Voor alle startende docenten willen we het eerste jaar begeleide intervisie aanbieden. Er vinden in het eerste jaar ongeveer acht intervisiebijeenkomsten plaats. Drie snel achter elkaar in het begin van het jaar, de andere vijf worden in de rest van het jaar ingezet met ongeveer gelijke afstand tussen de bijeenkomsten. Tijdens de intervisie worden verschillende intervisiemethoden toegepast. Vertrouwelijkheid is belangrijk in de groep. De intervisie gaat over onderwerpen die aangedragen worden door de docenten of de begeleider. Afspraken In het eerste jaar kan de startende docent het schaduwmentorschap op zich nemen. Daar waar mogelijk wordt de startende docent toegewezen aan een mentor die vier dagen aanwezig is, zodat de startende docent één uur per week als schaduwmentor functioneert. Dit houdt in dat de docent in gesprekken met de mentor de leerlingen leert kennen zodat hij hen tijdens het mentoruur goed kan ondersteunen. Andere taken / verantwoordelijkheden krijgt de schaduwmentor niet. Alle contacten met de ouders blijven dan ook bij de mentor. Om de startende docent te laten kennismaken met het mentorschap, heeft hij één extra uur per twee weken waarin hij mee kan lopen bij de mentor van de klas waar hij schaduwmentor van is. Dit geldt ook als de startende docent wordt toegewezen aan een mentor die drie dagen werkt. De afdelingsleider bespreekt de extra taken van de docent. Hierbij wordt rekening gehouden met de belastbaarheid van de startende docent. Onderwerpen die besproken kunnen worden zijn de aanwezigheid bij sectievergaderingen, aanwezigheid bij afdelingsspecifieke en algemene studiedagen. Natuurlijk is de algemene tweedaagse wel verplicht. Uitzonderingen op deze afspraken zijn alleen van toepassing als dit overlegd wordt met de startende docent, zijn docentcoach en de intervisiebegeleider. Deze personen hebben vanuit hun taak zicht op de mogelijkheden van de startende docent. Zo zijn er dus wel mogelijkheden voor startende docenten die een extra inspanning wel aankunnen. De startende docent heeft recht op vast lokaal per werkdag; rekening houden met voorkeur voor wel of geen tussenuren; 20 % reductie op lestaak een op zijn capaciteiten gebaseerd extra taken pakket; één uur extra per twee weken in bst voor schaduwmentorschap; zoveel mogelijk parallelklassen; zoveel mogelijk uren binnen één afdeling; informatie van mentoren over de leerlingen uit zijn klassen; twee vaste uren (7e en 8e) in de week die niet ingepland zijn voor lessen; begeleiding van de vakmaat en de docentcoach; intervisie; meepraten in het evalueren van het traject; interesse vanuit de afdelingsleider.
3
Van de startende docent vragen we in het eerste jaar: Het goed voorbereiden van lessen; Het reflecteren op lessen, ook samen met docentcoach; Het lezen van de schoolgids, het koersplan, de kaderstellende notitie en de daltonlessenreeks; Het deelnemen aan de geboden begeleiding en intervisie. (66 uur); Het regelmatig lezen van my@vo; Het bijwonen van leerling-besprekingen; Het bijwonen van teamvergaderingen; Het bijwonen van studiedagen genoemd in het inductietraject (eerste tweedaagse 12 uur); Het deelnemen aan teamactiviteiten; Het bezoeken van lessen van de vakmaat; Het aangeven van handelingsverlegenheid aan de docentcoach en in de intervisiegroep; Het dragen van het schaduwmentorschap als dit nodig is binnen een afdeling; Het contact zoeken met mentoren van zijn klassen in de loop van het jaar om te praten over de leerlingen die opvallen. Faciliteiten werkgroep Hiervoor hebben we nodig. Uren voor de docentcoach, de intervisiebegeleider en het maatje, zoals beschreven in het taakbeleid van de school. Faciliteiten zoals lokalen, beamer, koffie en thee etc. Abonnementen op vakbladen Expertise van: orthopedagoog, mediathecaresse, locatiebeheerder, afdelingsleiders,, docentcoaches, intervisiebegeleider, administratie en onderwijskundige. Bij arbeidsvoorwaardengesprek (of al eerder) geeft startende docent aan gebruik te maken van inductietraject. Uitroosteren meeloopdagen Uitroosteren van een zevende en achtste uur voor alle startende docenten, intervisiebegeleider en eventueel docentcoach om de begeleiding uit te kunnen voeren. Uitroosteren voor studiedagen die bij het traject horen. 2e jaar De ontwikkeling van de starter staat bij het inductietraject voorop. Dit betekent dat we maatwerk leveren en de starter begeleiding en taken krijgt binnen de zone van naaste ontwikkeling. Voor de indeling van de activiteiten in jaar een, jaar twee of jaar drie zijn drie uitgangpunten genomen. Het eerste uitgangspunt is het werken van klein naar groot. Een voorbeeld hiervan is dat de starter zijn activiteiten in de loop van de jaren uitbouwt van de klas naar de school. De starter krijgt zo de mogelijkheid om zich eerst alleen op zijn klas te richten alvorens hij mee gaat helpen bij de ontwikkelingen op het niveau van de school. Het tweede uitgangspunt zijn de “concerns”, waar is de starter mee bezig, wat is voor hem of haar actueel. Het derde en laatste uitgangspunt is een afname van de begeleiding door de jaren heen en zo een steeds groter beroep doen op zelfreflectie en zelfregulatie. Een aantal rechten en plichten zal in de volgende beschrijving niet meer expliciet genoemd worden, omdat deze gelden voor alle docenten op het Stedelijk Daltoncollege. Voorbeelden hiervan zijn de interesse door de afdelingsleider en zoveel mogelijk uren in één afdeling.
4
Van de startende docent vragen we in het tweede jaar: Het goed voorbereiden van lessen; Het reflecteren op lessen; Het deelnemen aan de geboden begeleiding en intervisie (38 uur); Het regelmatig lezen van my@vo; Het bijwonen van leerling-besprekingen; Het bijwonen van teamvergaderingen; Het bijwonen van sectievergaderingen; Het bijwonen van studiedagen, zowel vanuit het traject (mentorschap, route leerlingenzorg, 8 uur) als andere studiedagen; Het bijwonen van de Helen Parkhurst lezing; Het deelnemen aan teamactiviteiten; Het lezen van artikelen waar de starter door de vakmaat op wordt gewezen; Het bestuderen van vakinhoudelijke literatuur totdat eindtermen van vak behaald zijn; Het bezoeken van lessen van collega’s; Het aangeven van handelingsverlegenheid aan de docentcoach en in de intervisiegroep; Het uitvoeren van een klein actieonderzoek (15 uur); Het uitvoeren van een leerlingenenquête onder begeleiding van de docentcoach Het dragen van het mentorschap als dit nodig is binnen een afdeling; Het contact zoeken met mentoren van klassen om te praten over hun leerlingen Docentcoach De begeleiding van de docentcoach krijgt in het tweede jaar van het inductietraject een andere invulling. Natuurlijk zal de docentcoach aansluiten bij de ontwikkeling van de individuele starter, maar daarnaast worden drie aspecten meegenomen in de begeleiding. De eerste is feedback krijgen, hiermee bedoelen we dat de starter systematisch feedback gaat vragen door middel van enquêtes onder leerlingen en collega’s. De roos van Leary wordt hierbij gebruikt. Het tweede aspect is coaching op eigen visie en het besef van eigen concepten en het aanpassen van concepten waar nodig. Hierbij wordt ingegaan op het gedrag gekoppeld aan de visie, maar ook op de overtuigingen van de starter, zoals dat gebruikelijk is in de kernreflectiebenadering. Het derde aspect is het Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP). De starter stelt samen met de docentcoach een POP op voor het tweede jaar van het traject en aan het einde van het tweede jaar ook voor het derde jaar. Vakmaat De vakmaat breidt zijn taken uit met het stimuleren van deelname aan vakexcursies en het organiseren hiervan. De andere beschreven taken blijven in het tweede jaar van het traject ook actueel. Intervisie In het tweede jaar kan de intervisie vier keer en verder naar behoefte plaatsvinden. We roosteren vier moment in en trekken hier 8 uren voor uit. Afspraken De starter kan in het tweede jaar mentor worden als dit in de afdeling nodig is. Bij deze en andere extra taken wordt rekening gehouden met de capaciteiten van starter. In het tweede jaar van de starter moet het mogelijk zijn om, afhankelijk van advies van de docentcoach, les te geven aan leerlingen die nieuw zijn voor de startende docent. De startende docent kiest in het tweede of derde jaar voor de daltonscholing. Hierbij volgt er ook een individueel traject van coaching door de onderwijskundige.
5
3e jaar Van de startende docent vragen we in het derde jaar: Het goed voorbereiden van lessen; Het reflecteren op lessen; Het deelnemen aan de geboden begeleiding van de vakmaat (20 uur); Het regelmatig lezen van my@vo; Het bijwonen van leerling-besprekingen; Het bijwonen van teamvergaderingen; Het bijwonen van sectievergaderingen; Het bijwonen van de Helen Parkhurst lezing; Het bijwonen van een landelijk congres over maatschappelijke ontwikkelingen in het onderwijs. Het deelnemen aan teamactiviteiten; Het lezen van artikelen waar de starter door de vakmaat op wordt gewezen; Het bestuderen van vakinhoudelijke literatuur totdat eindtermen van vak behaald zijn; Het bezoeken van lessen van collega’s; Het uitvoeren van een praktisch onderzoek (20 uur); Het uitvoeren van een leerlingenenquête (roos van leary) Het dragen van het mentorschap als dit nodig is binnen een afdeling; Het contact zoeken met mentoren van klassen om te praten over hun leerlingen.
Tot slot / kwaliteitszorg d.m.v. PDCA Als het traject loopt, willen we als projectgroep in de vierde, twaalfde, vierentwintigste en veertigste week bij elkaar gaan zitten en met elkaar de afgelopen weken evalueren. Voor deze bijeenkomsten worden ook twee tot drie startende docenten uitgenodigd. Daarnaast zal de voorbereiding voor het 2e jaar op de agenda staan. Hiermee verwerken we kwaliteitszorg in het traject en kunnen we aanpassingen maken waar nodig. Dit traject kan zo een voorbeeld zijn voor kwaliteitszorg in andere aspecten van ons onderwijs. N.B. Een groot deel van de bovenstaande onderdelen van het inductietraject voeren we nu ook al uit voor startende docenten. Voor gedetailleerdere informatie, zie matrix.
6
Bijlage Differentiatie naar doelgroep De docenten die in het schooljaar 2010-2011 bij ons op school beginnen kunnen allemaal een andere beginsituatie hebben. De volgende mogelijkheden zijn er: docenten met meer dan drie jaar ervaring, docenten met anderhalf tot drie jaar ervaring, docenten met één tot anderhalf jaar ervaring, er zullen docenten zijn die “vers” van de opleiding komen en er zullen misschien ook docenten worden aangenomen die nog met een opleiding moeten beginnen. Dit inductietraject is geschreven voor de laatste drie doelgroepen, waarbij we alle onderdelen aanraden voor deze doelgroepen. Voor docenten met anderhalf jaar tot drie jaar ervaring willen we vanuit de begeleiding de volgende onderdelen “verplicht” stellen: De eerste tweedaagse De begeleiding door de docentcoach Andere onderdelen van het traject kunnen verplicht worden gesteld voor deze docent in overleg met betrokkenen. Voor docenten met meer dan drie jaar ervaring raden we aan niets te verplichten, maar wel mogelijkheden te bieden om verschillende onderdelen bij te wonen (bijvoorbeeld de eerste twee dagen van het traject). In overleg met alle betrokkenen (docentcoach , intervisie begeleider, vakmaat en afdelingsleider) kan voor alle deelnemers aan het inductietraject gekozen worden voor maatwerk.
7