Instantie Cel voor Financiële Informatieverwerking
Onderwerp 14e Activiteitenverslag 2007
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M&D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. © M&D Seminars - 2008
M&D CONSULT BVBA Eikelstraat 38 - 9840 DE PINTE Tel. 09/224.31.46 - Fax 09/225.32.17
[email protected] - www.mdseminars.be
Cel voor Financiële Informatieverwerking
14e Activiteitenverslag 2007
C.F.I.
Cel voor Financiële Informatieverwerking
14e Activiteitenverslag 2007
C.F.I.
INHOUDSOPGAVE
I
NHOUDSOPGAVE
VOORWOORD ................................................................................................ 5 I.
SAMENSTELLING VAN DE CEL ................................................................ 7
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL ...................................................................... 9 2.1. ONTWIKKELINGEN MET IMPACT OP DE MELDENDE INSTELLINGEN EN PERSONEN ........ 9 2.2. SAMENWERKING MET NATIONALE OVERHEDEN ............................................................ 23 2.3. INTERNATIONALE SAMENWERKING ................................................................................. 24
III. STATISTIEKEN ......................................................................................... 35 1.
KERNCIJFERS ....................................................................................................................... 35 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8. 1.9.
2.
Cijfers voor het jaar 2007 ............................................................................................. Evolutie over de 5 laatste jaren ..................................................................................... Evolutie van het totaal aantal openstaande dossiers ...................................................... Evolutie van het totaal aantal geseponeerde dossiers .................................................... Evolutie van het gemiddeld aantal meldingen per maand ............................................. Evolutie van het aantal nieuwe dossiers per referentieperiode ....................................... Evolutie van het aantal aan de parketten doorgemelde dossiers .................................... Verzet tegen de uitvoering van een verrichting ............................................................. Gerechtelijke opvolging ................................................................................................
35 35 35 36 36 36 37 37 37
ONTVANGEN MELDINGEN ................................................................................................. 38 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
Onderverdeling per jaar van het aantal meldende ondernemingen en personen ............ Spreiding van het aantal meldingen per sector .............................................................. Spreiding van het aantal meldingen per jaar en per sector – evolutie per jaar ..................... Overzicht van de verzoeken om inlichtingen ontvangen van buitenlandse meldpunten – evolutie per jaar ................................................................. 2.5. Meldingen van de casino’s ............................................................................................ 2.6. Verdeling van het aantal meldingen per gerechtelijk arrondissement .............................
38 39 40 41 43 45
1
INHOUDSOPGAVE
3.
DOSSIERS ............................................................................................................................ 47 3.1. Indeling van de dossiers volgens de aard van de belangrijkste verrichtingen ...................... 47 3.2. Geseponeerde dossiers ................................................................................................. 49 3.3. Openstaande dossiers ................................................................................................... 49
4.
DOSSIERS DOORGEMELD AAN DE PARKETTEN ............................................................... 50 4.1. Aantal doorgemelde dossiers per meldende instelling en per jaar .................................. 50 4.2. Bedragen aangegeven in de doorgemelde dossiers ....................................................... 52 4.3. Spreiding per gerechtelijk arrondissement van de dossiers die tussen 01/12/93 en 31/12/07 werden doorgemeld en het door gerechtelijke overheden gegeven gevolg .... 53 4.4. Verdeling van de doorgemelde dossiers volgens de aard van de verrichting .................... 54 4.5. Verdeling van de doorgemelde dossiers volgens witwasstadium .................................... 56 4.6. Verdeling van de doorgemelde dossiers volgens de belangrijkste onderliggende criminaliteit ........................................................................................... 57 4.7. Bedragen aangegeven in de doorgemelde dossiers volgens de belangrijkste criminaliteit .................................................................................................................. 61 4.8. Verdeling van de doorgemelde dossiers volgens de nationaliteit van de belangrijkste operator .............................................................................................. 63 4.9. Verdeling van de doorgemelde dossiers volgens verblijfplaats van de belangrijkste operator .............................................................................................. 65
IV. TYPOLOGIEËN ........................................................................................ 67 1.
OVERZICHT VAN DE HUIDIGE TRENDS ............................................................................. 67 1.1. Specifieke trends inzake witwassen .............................................................................. 69
2.
UITGEZUIVERDE GEVALLEN ............................................................................................... 89 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
3.
Bijzonderheden op vlak van het profiel van de betrokkenen .......................................... Bijzonderheden op vlak van het onderliggend misdrijf .................................................. Bijzondere werkwijzen .................................................................................................. Verscheidenheid aan meldingsbronnen ......................................................................... Belang van de samenwerking tussen alle actoren in de bestrijding van witwassen en financiering van terrorisme ......................................................................................
89 91 93 95 97
TYPOLOGISCHE ONTLEDING VAN VONNISSEN EN ARRESTEN ........................................ 99 3.1. Tussenkomst van niet-financiële beroepen .................................................................... 99 3.2. Veelvuldige witwasverrichtingen met illegaal geld ....................................................... 100 3.3. Opeenvolging van witwasverrichtingen om de opsporing van illegaal geld te verhinderen ................................................................................................................ 100 3.4. Typologie van dossiers in verband met handel in clandestiene werkkrachten en ondergronds bankieren .............................................................................................. 100 3.5. Typologie van dossiers in verband met illegale handel in voertuigen ............................ 101 3.6. Typologie van dossiers in verband met mensenhandel en de exploitatie van prostitutie ................................................................................................................... 101 3.7. Typologie van dossiers in verband met ernstige en georganiseerde fiscale fraude met BTW-carrousels .................................................................................................... 102 3.8. Verbergen van de werkelijke economische begunstigden ............................................ 102 3.9. Typologie van dossiers in verband met misdrijven met betrekking tot de staat van het faillissement ...................................................................................... 103
2
INHOUDSOPGAVE
V. ANDERE ACTIVITEITEN ........................................................................ 105 VI. WERKINGSKOSTEN EN ONTVANGSTEN VOOR 2007 ............................. 111 BIJLAGE 1 .................................................................................................. 113 Wet- en verordeningsteksten in verband met witwassen en terrorismebestrijding die na 1 januari 2007 werden aangenomen ............................................................................. 113
BIJLAGE 2 .................................................................................................. 115 Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme ........................................... 115
BIJLAGE 3 .................................................................................................. 125 Koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking .......... 125
BIJLAGE 4 .................................................................................................. 129 Koninklijk besluit van 3 juni 2007 tot uitvoering van artikel 14quinquies van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme ........................................... 129
3
VOORWOORD
V
OORWOORD
In 2007 ontving de CFI 12.830 meldingen tegenover 9.938 in 2006, hetzij een stijging met ongeveer 30 %. Op basis van deze meldingen werden in totaal 4.927 dossiers geopend, hetzij 1.560 dossiers méér dan in 2006. De maandelijkse statistieken over 2007 tonen een stijging van het aantal meldingen in oktober 2007, namelijk in totaal 1.595 meldingen tegenover een gemiddelde van ongeveer 1.000 meldingen in de 9 voorgaande maanden. Deze evolutie lijkt zich sindsdien zelfs nog te versterken (1.351 meldingen in november 2007 en 1.498 meldingen in januari 2008). De stijging van het aantal meldingen hangt ongetwijfeld ook samen met de inwerkingtreding in september 2007 van het nieuwe artikel 14quinquies van de wet van 11 januari 1993, dat de verplichting oplegt de Cel voor financiële informatieverwerking onmiddellijk in te lichten van elk feit of elke verrichting waarvan de melders weten of vermoeden dat het verband kan houden met witwassen van geld afkomstig uit ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procedés van internationale omvang worden aangewend, inclusief van zodra deze instellingen en personen minstens één van de indicatoren opsporen. Als we daarnaast de betrokken bedragen bekijken, liggen voornamelijk de ernstige vormen van economische en financiële criminaliteit aan de basis van de witwasverrichtingen die werden opgespoord en doorgemeld aan het parket. Ernstige en georganiseerde fiscale fraude komt op de eerste plaats met een totaal van 228.900.000 EUR in 2007. De gezamenlijke resultaten van deze misdaadvorm en van andere categorieën financiële misdrijven (illegale handel in goederen en koopwaren, misbruik van vennootschapsgoederen, oplichting, misdrijf met betrekking tot de staat van faillissement) vertegenwoordigen 70,8% van de totale som die werd doorgemeld aan de gerechtelijke overheden. De opsporing van gevallen van financiering van terrorisme liep in 2007 vrijwel gelijk met 2006. Er werden 32 dossiers van financiering van of financiële verrichtingen in verband met terrorisme doorgemeld aan het Federaal Parket.
5
VOORWOORD
Net als de voorbije jaren waren in 2007 de wisselkantoren en de kredietinstellingen veruit de voornaamste melders met een totaal van 79,6% van alle meldingen, namelijk 46,8 % vanwege de wisselkantoren en 32,8 % vanwege de kredietinstellingen. De niet-financiële beroepen vertegenwoordigen samen slechts 1,9 % van de meldingen die de CFI in dezelfde periode ontving. De notarissen zitten niet in dit percentage vervat, vermits zij zelf 2,6 % van de meldingen vertegenwoordigen. Het dient evenwel aangestipt dat de overgrote meerderheid van deze meldingen voortvloeien uit de toepassing van artikel 10bis van de wet van 11 januari 1993, dat de vastgoedmakelaars en de notarissen ertoe verplicht de CFI onmiddellijk op de hoogte te stellen wanneer de beperking inzake de contante betaling van de verkoopprijs van onroerende goederen niet werd nageleefd. Over het algemeen is het wel duidelijk dat de financiële sector het meest betrokken blijft bij het witwassen van misdaadgeld en de financiering van terrorisme. Bijgevolg is dit ook de meest geschikte sector en, wat ons land betreft, de sector die het meest bewust en het best georganiseerd is om verrichtingen op te sporen die hiermee verband kunnen houden. De typologieën opgesteld door de CFI duiden er echter op dat het voorgaande niet afdoet aan de vaststelling dat niet-financiële beroepen steeds vaker, meestal zonder hun medeweten, worden gebruikt om misdadigers gemakkelijker toegang te geven tot de financiële sector en zo verrichtingen uit te voeren. Het is dus absoluut noodzakelijk dat deze beroepsgroepen, en in het bijzonder hun controle- of toezichthoudende overheden, zich hiervan bewust worden en meer inspanningen leveren ter bewustmaking van de wettelijke verplichtingen tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. De nefaste gevolgen van deze ernstige en geniepige misdaadvormen op de economische, financiële en sociale structuren worden nog al te vaak onderschat. De wettelijke verplichtingen tot waakzaamheid om verdachte verrichtingen op te sporen en ze mee te delen aan de bevoegde overheid zijn dus geen loutere formaliteit, maar vloeien ze ook voort uit de morele verplichting om op een verantwoordelijke wijze bij te dragen tot het behoud van een omgeving die de goede werking van een democratische samenleving bevordert.
Jean-Claude DELEPIÈRE
6
I. SAMENSTELLING VAN DE CEL
I.
S
AMENSTELLING VAN DE CEL1
Voorzitter:
Dhr.
Jean-Claude DELEPIÈRE
Vice-voorzitter:
Dhr.
Philippe de MÛELENAERE
Plaatsvervangende voorzitters:
HH.
Boudewijn VERHELST Philippe de KOSTER
Leden:
HH.
Michel J. DE SAMBLANX Luc BATSELIER ___________
Eerste adviseur:
Mevr. Lia UMANS
Hoofd van de onderzoeksdienst:
Dhr.
Kris MESKENS
Hoofd van de administratie:
Dhr.
Philippe BOSMAN
1
Toestand op 21 februari 2008.
7
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
II.
A
CTIVITEITEN VAN DE CEL
2.1. ONTWIKKELINGEN MET IMPACT OP DE MELDENDE INSTELLINGEN EN PERSONEN 2.1.1. Artikel 505 Sw en artikel 14quinquies van de wet van 11 januari 1993 Inzake witwasbestrijding werden in 2007 een aantal belangrijke wetswijzigingen doorgevoerd die zowel op het repressieve als op het preventieve luik slaan. Ook al treedt de Cel slechts op in het preventief systeem, lijkt het aangewezen de nieuwe artikelen 14quinquies van de wet van 11 januari 1993 en 505 Sw samen te bespreken.
Art. 505 Sw2 “Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig frank tot honderdduizend frank of met een van die straffen alleen worden gestraft: 1° zij die weggenomen, verduisterde of door misdaad of wanbedrijf verkregen zaken of een gedeelte ervan helen; 2° zij die zaken bedoeld in artikel 42, 3º, kopen, ruilen of om niet ontvangen, bezitten, bewaren of beheren, ofschoon zij op het ogenblik van de aanvang van deze handelingen, de oorsprong van die zaken kenden of moesten kennen; 3° zij die de zaken, bedoeld in artikel 42, 3°, omzetten of overdragen met de bedoeling de illegale herkomst ervan te verbergen of te verdoezelen of een persoon die betrokken is bij een misdrijf waaruit deze zaken voortkomen, te helpen ontkomen aan de rechtsgevolgen van zijn daden; 4° zij die de aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing of eigendom van de in artikel 42, 3º, bedoelde zaken verhelen of verhullen, ofschoon zij op het ogenblik van de aanvang van deze handelingen de oorsprong van die zaken kenden of moesten kennen. De in het eerste lid, 3º en 4º, genoemde misdrijven bestaan, indien de dader ervan ook dader, mededader van of medeplichtige is aan het misdrijf waaruit de zaken genoemd in artikel 42, 3º, voortkomen. 2
Gewijzigd bij wet van 10 mei 2007 houdende diverse maatregelen inzake de heling en beslagneming, BS., 22 augustus 2007, blz. 43896.
9
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
De in het eerste lid, 1º en 2º, genoemde misdrijven bestaan, ook indien de dader ervan eveneens de dader, mededader van of medeplichtige is aan het misdrijf waaruit de zaken genoemd in artikel 42, 3º, voortkomen, wanneer dit misdrijf in het buitenland is gepleegd en in België niet kan worden vervolgd. Behalve ten aanzien van de dader, de mededader en de medeplichtige van het misdrijf dat de zaken bedoeld in artikel 42, 3º, heeft opgeleverd, hebben op fiscaal vlak de misdrijven bedoeld in het eerste lid, 2º en 4º, uitsluitend betrekking op feiten gepleegd in het raam van ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend. De in de artikelen 2, 2bis en 2ter van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme beoogde instellingen en personen kunnen zich op het vorige lid beroepen voor zover zij zich, ten aanzien van de beoogde feiten, hebben geconformeerd aan de voorziene verplichting van artikel 14quinquies van de wet van 11 januari 1993 die de wijze van informatieverstrekking aan de Cel voor financiële informatieverwerking regelt. De zaken bedoeld in het eerste lid, 1° van dit artikel maken het voorwerp uit van het misdrijf dat gedekt is door deze bepaling, in de zin van artikel 42, 1°, en zij worden verbeurdverklaard, ook indien zij geen eigendom zijn van de veroordeelde, zonder dat deze straf nochtans de rechten van derden op de goederen die het voorwerp kunnen uitmaken van de verbeurdverklaring, schaadt. De in het eerste lid, 3º en 4º, bedoelde zaken zijn het voorwerp van de door deze bepalingen bedoelde misdrijven in de zin van artikel 42, 1º, en worden verbeurd verklaard ten aanzien van alle daders, mededaders of medeplichtigen van die misdrijven, ook al heeft de veroordeelde die zaken niet in eigendom. Die straf mag evenwel geen schade berokkenen aan de rechten die derden op de voor verbeurdverklaring vatbare goederen kunnen doen gelden. Zo die zaken niet in het vermogen van de veroordeelde kunnen worden aangetroffen, gaat de rechter over tot een raming van de geldwaarde ervan en heeft de verbeurdverklaring betrekking op een daarmee overeenstemmend geldbedrag. In dat geval kan de rechter dat bedrag evenwel verminderen teneinde de veroordeelde geen onredelijk zware straf op te leggen. De in het eerste lid, 2º, bedoelde zaken zijn het voorwerp van het door deze bepaling bedoeld misdrijf in de zin van artikel 42, 1º, en worden verbeurd verklaard ten aanzien van alle daders, mededaders of medeplichtigen van die misdrijven, ook al heeft de veroordeelde die zaken niet in bezit. Daarbij mag die straf geen schade berokkenen aan de rechten die derden op de voor verbeurdverklaring vatbare goederen kunnen doen gelden. Zo die zaken niet in het vermogen van de veroordeelde kunnen worden aangetroffen, gaat de rechter over tot een raming van de geldwaarde ervan en heeft de verbeurdverklaring betrekking op een geldbedrag dat in verhouding staat tot de mate waarin de veroordeelde bij het misdrijf betrokken was. Poging tot een van de misdrijven bedoeld in 2°, 3° en 4° van dit artikel wordt bestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig frank tot vijftigduizend frank of met een van die straffen alleen. De personen die krachtens deze bepalingen worden gestraft, kunnen bovendien veroordeeld worden tot ontzetting, overeenkomstig artikel 33.”
10
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
- fiscale uitzondering De nieuwe alinea’s 3 en 4 van artikel 505 Sw komen tegemoet aan een vraag van de banksector om hen te behoeden tegen strafsancties voor verrichtingen die verband houden met de dematerialisatie van aandelen aan toonder. In een arrest van 22 oktober 20033 had het Hof van Cassatie bevestigd dat het ontduiken of niet betalen van een belastingsschuld een vermogensvoordeel opleverde in de zin van artikel 42, derde lid Sw. Hieruit vloeit voort dat een bank die fondsen ontvangt waarvan ze weet of zou moeten weten dat ze voortkomen uit eenvoudige fiscale fraude, vervolgd zou kunnen worden op grond van artikel 505 Sw. De wetgever wenste de gewone fiscale fraude uit het toepassingsgebied van artikel 505 te halen. Deze uitzondering geldt evenwel niet voor de dader, mededader of medeplichtige van het onderliggend misdrijf, en geldt enkel voor de misdrijven waarvan sprake in artikel 505, eerste lid, 2° en 4°, d.i. voor daden van bewaring, bezit en beheer. De gevallen van eenvoudige fiscale fraude bedoeld in artikel 505, eerste lid, 3° kunnen dus wel nog (verder) worden vervolgd. Dit misdrijf veronderstelt een bijzonder opzet. - derde en vierde lid van artikel 505
Art. 14quinquies van de wet van 11 januari 19934 “Wanneer de in de artikelen 2, 2bis en 2ter beoogde instellingen en personen vermoeden dat een feit of een verrichting verband kan houden met witwassen van geld afkomstig uit ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend, brengen zij dit ter kennis van de Cel voor financiële informatieverwerking, inclusief van zodra zij minstens een van de indicatoren opsporen die de Koning vastlegt bij in Ministerraad overlegd besluit. Ten aanzien van de in artikel 2ter beoogde instellingen en personen, wordt de informatie overeenkomstig artikel 14bis, § 3, overgemaakt.”
Volgens het nieuwe vierde lid van artikel 505 Sw moeten de instellingen en personen die onder de antiwitwaswetgeving vallen zich schikken naar de verplichtingen vervat in artikel 14quinquies van de preventieve wet, opdat ze zouden kunnen genieten van de uitzondering voor witwassen van geld afkomstig uit eenvoudige fiscale fraude. Artikel 14quinquies slaat evenwel op de meldingsplicht aan de Cel bij vermoedens van witwassen van geld afkomstig uit ernstige en georganiseerde fiscale fraude. Uit een gezamenlijke lezing van beide bepalingen blijkt in ieder geval dat ernstige en georganiseerde fiscale fraude als dusdanig nooit onder het uitzonderingsregime valt. Vervolgingen voor witwassen van geld dat voortkomt uit ernstige en georganiseerde fiscale fraude blijft dus steeds mogelijk.
3 4
www.cass.be. Zie tevens Cel voor financiële informatieverwerking, 10e Activiteitenverslag 2002/2003, blz. 124. Ingevoegd door artikel 134 van de programmawet van 27 april 2007, BS., 8 mei 2007, blz. 25153.
11
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
- bewijslast Het invoeren van de fiscale uitzondering zal waarschijnlijk problemen veroorzaken inzake de bewijslast, ook al worden de bewijsregels op zich (autonomie van het witwasmisdrijf) niet gewijzigd door de nieuwe bepalingen. Er wordt niet geëist dat de strafrechter kennis heeft van het misdrijf waaruit de fondsen precies voortkomen, voor zover hij elke mogelijke geoorloofde oorsprong kan uitsluiten. Voortaan zal hij evenwel moeten oordelen of een bepaalde fiscale constructie beantwoordt aan de criteria voor ernstige en georganiseerde fiscale fraude, of tenminste een mogelijk geval van eenvoudige fiscale fraude moeten kunnen uitsluiten. De bewijslast rust weliswaar op de vervolgende partij, doch bij witwassen is hieraan voldaan wanneer de feitelijke gegevens toelaten elke mogelijke legale oorsprong uit te sluiten en tevens vaststaat dat de dader hiervan kennis had of moest hebben, zonder dat de strafrechter het precieze basismisdrijf dient te kennen. De nieuwe wettekst verandert deze regel niet, maar sluit witwassen uit dat voortkomt uit eenvoudige fiscale fraude. Ook het parket zal deze mogelijkheid moeten uitsluiten en dus de facto elementen moeten zoeken die aantonen dat het gaat om een ernstige en fiscale fraude en niet om een eenvoudige fiscale fraude. - indicatoren voor ernstige en georganiseerde fiscale fraude In ruil voor de fiscale uitzondering werd de meldingsplicht in fiscale zaken verstrengd door het invoeren van indicatoren5 van ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend. Er bestaat discussie over de draagwijdte van dit artikel en van het uitvoeringsbesluit, namelijk nopens de vraag of de indicatoren verplicht aanleiding moeten geven tot een melding aan de Cel6, of veeleer een subjectieve appreciatie door de melders toelaten. De verwoording van zowel de wetsartikelen als van de voorbereidende werken zijn vatbaar voor uiteenlopende interpretaties. Zonder hierin stelling te nemen, stelt de Cel vast dat tot op heden de toepassing van het koninklijk besluit van 3 juni 2007 geen gevoelige toename veroorzaakte van meldingen op basis van de indicatoren. De rechtspraak van hoven en rechtbanken over de toepassing van het nieuwe artikel 505 Sw zal desgevallend de draagwijdte verduidelijken van de indicatoren van artikel 14quinquies. - toepassing door de Cel Het preventief systeem blijft steunen op een nauwe samenwerking tussen de Cel en de private sector, waarbij de verantwoordelijkheid die op deze sector rust een uitgangspunt vormt. De wet van 11 januari 1993 somt de ernstige misdrijven op die de inwerkingstelling van het meldingsmechanisme rechtvaardigen. Deze lijst omvat onder meer fiscale fraude, doch enkel wanneer ze kan worden beschouwd als ernstig en georganiseerd, waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang
5 6
12
Zie koninklijk besluit van 3 juni 2007 tot uitvoering van artikel 14quinquies van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, BS., 13 juni 2007, blz. 31896. Zie onder meer de parlementaire vraag van Dhr. Dirk VAN DER MAELEN, Integraal verslag, Commissie voor de Justitie, Kamer, 17 oktober 2007.
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
worden aangewend. Het invoeren van indicatoren voor dergelijke fraudefenomenen vormt een aanvulling op dit systeem, zonder het te veranderen. Concreet betekent dit dat de Cel twee soorten meldingen kan ontvangen, ofwel op grond van verrichtingen of feiten waarvan de melders vermoeden dat ze verband houden met witwassen van geld afkomstig van ernstige en georganiseerde fiscale fraude, ofwel op grond van het louter voorhanden zijn van een van de indicatoren. In beide gevallen zal de Cel enkel die dossiers aan de gerechtelijke overheden doormelden waarin, zoals de wet het stelt, “ernstige aanwijzingen van witwassen (of van financiering van terrorisme)” voorhanden zijn. - voortdurend/voortgezet karakter van witwassen – artikel 505, eerste lid, 2° et 4° De Nederlandse versie van de tekst werd gewijzigd om het voortdurend karakter te bevestigen van bepaalde witwashandelingen waarvan sprake in artikel 505, eerste lid, 2° Sw, dat slaat op de verruimde heling. Er weze aan herinnerd dat de rechtspraak7 het witwasmisdrijf beschouwt als een voortgezet misdrijf indien opeenvolgende strafbare handelingen worden gesteld, bijvoorbeeld nieuwe gedragingen in het kader van de bewaring of het beheer waarvan sprake in artikel 505, eerste lid, 2° Sw. Uit de voorbereidende werken van de wet van 7 april 1995 blijkt het voortdurend karakter van het misdrijf voor zover de feiten daden betreffen die een tijdspanne beslaan en aldus een voortdurend karakter hebben, zoals het bezit, de bewaring, het beheer, de verheling of de verhulling. Het voortdurend of voortgezet karakter van witwassen of van verruimde heling heeft belangrijke gevolgen, vooreerst wat betreft het gevolg van de kennisname van het illegaal karakter van de vermogensvoordelen nadat deze zaken in ontvangst werden genomen, maar ook wat betreft het begin van de verjaringstermijn. Bij voortdurende misdrijven begint deze termijn namelijk pas wanneer de wederrechtelijke toestand ophoudt. Concreet betekent dit dat de verjaring mogelijks nooit zal lopen in de gevallen waar de dader van het onderliggend misdrijf tevens de witwasser is van de hieruit verkregen vermogensvoordelen, namelijk op grond van eenheid van opzet en van het voortdurend karakter van het witwasmisdrijf, zolang deze in zijn bezit blijven. Bovendien zouden zij die te goeder trouw in het bezit komen van een vermogensvoordeel, of het in bewaring of in beheer houden, maar a posteriori kennis krijgen van de illegale herkomst, zich op dit eigenste ogenblik schuldig maken aan witwassen. De wetgever oordeelde dat de strafbaarstelling niet diegenen zou treffen die te goeder trouw handelen en die later de wederrechtelijke oorsprong ontdekken van de zaken die zij tot dan toe in bezit hadden, voor zover geen nieuwe handelingen worden gesteld. Immers, zolang geen nieuwe handelingen worden gesteld, zou het voortdurend karakter te vergaande gevolgen hebben, temeer gezien de betrokkene zich niet van de zaken kan ontdoen zonder een nieuw misdrijf te plegen in de zin van artikel 505, eerste lid, 3° of 4° Sw. Ook al heeft de wetgever het intentioneel element willen verduidelijken door te stellen dat dit “op het ogenblik van de aanvang van deze handelingen” voorhanden moet zijn, toch blijven de gevolgen onduidelijk
7
Zie onder meer Cass., 21 juin 2000, www.cass.be.
13
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
voor de persoon wiens goede trouw tijdens zijn bezit wijzigt in kwade trouw. Het louter voortzetten van het bezit, zonder nieuwe handelingen, zou klaarblijkelijk geen aanleiding kunnen geven tot witwassen. - eigen witwassen Tot voor kort was eigen witwassen mogelijk in de gevallen van artikel 505, eerste lid, 3° en 4° Sw. Voortaan geldt dit eveneens voor artikel 505, eerste lid, 2° wanneer het oorsprongmisdrijf in het buitenland werd gepleegd en niet in België kan worden vervolgd. Voordien kon iemand niet zowel dief als heler zijn van dezelfde zaak, of dader van het basismisdrijf waaruit de vermogensvoordelen waren verkregen en toch worden vervolgd op grond van artikel 505, eerste lid, 2° Sw. Een persoon die beweerde het basismisdrijf in het buitenland te hebben gepleegd kon dan ook niet worden veroordeeld voor verruimde heling in België. De nieuwe bepaling slaat precies op dit soort gevallen, doch op beperkende wijze zodat een louter bezit/ bewaring van de vermogensvoordelen in België, door de dader van een in België gepleegd basismisdrijf, nog steeds geen witwassen uitmaakt. De verbeurdverklaring van vermogensvoordelen die uit een onderliggend misdrijf spruiten, is in beginsel facultatief, maar bij witwassen verplicht als voorwerp van het misdrijf. Dit zou niet stroken met de finaliteit van de wet. Voortaan kan de dader van een in het buitenland gepleegd oorsprongsmisdrijf die op Belgisch grondgebied de hieruit verkregen vermogensvoordelen bezit, in België worden vervolgd, ook al kan het onderliggend misdrijf niet in België worden vervolgd. Deze bepaling leidt tot problemen bij eenvoudige fiscale fraude. De Belgische belastingbetaler kan zich namelijk niet beroepen op het uitzonderingsregime voor witwassen bij eenvoudige fiscale fraude omdat die uitzondering niet geldt voor de dader van het basismisdrijf. Tegelijk kan het louter bezit in België van de frauduleuze fondsen geen aanleiding geven tot witwassen in zijnen hoofde. Behoudens het antwoord op deze vraag dient voor het nieuwe artikel 505, tweede lid Sw het beginsel toegepast van de niet-retroactieve werking van de strafwet. Dit veronderstelt dat de nieuwe bepaling slechts geldt voor toekomstige en niet voor voorbije handelingen en toestanden. - verbeurdverklaring van de witgewassen vermogensvoordelen Bij witwassen en verruimde heling vormt de verbeurdverklaring een straf die moet worden uitgesproken ten aanzien van iedere dader, mededader of medeplichtige, ook al zijn de zaken geen eigendom van de veroordeelde. Zo bevestigt de wetgever het arrest van 21 oktober 20038 van het Hof van Cassatie. Hierin stelde het Hof dat de zaken die het voorwerp uitmaken van het witwasmisdrijf verplicht moeten worden verbeurdverklaard, ook al bevinden ze zich niet in het vermogen van de veroordeelde, en dat ze kunnen worden verbeurdverklaard ten aanzien van alle daders van het witwasmisdrijf. Voor zij die niet meer in het bezit zijn van het voorwerp van het witwasmisdrijf resulteert dit in een verbeurdverklaring bij equivalent. 8
14
www.cass.be. Zie tevens Cel voor financiële informatieverwerking, 10e Activiteitenverslag 2002/2003, blz. 123-124.
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
De wetgever verduidelijkt de situatie door de verbeurdverklaring bij equivalent van het voorwerp van het witwasmisdrijf uitdrukkelijk toe te staan in het nieuw artikel 505 Sw. Ter herinnering, een arrest van het Hof van Cassatie van 22 oktober 20039 stelde in dit verband dat het vermijden van een belastingschuld aanleiding geeft tot een vermogensvoordeel dat voor verbeurdverklaring vatbaar is, zonder dat sprake is van verbeuring bij equivalent. In een arrest van 6 juni 2006 stelde het Hof van Cassatie het volgende: “krachtens artikel 505, derde lid Strafwetboek dient in geval van witwassen van vermogensvoordelen de verplichte verbeurdverklaring te slaan op de witgewassen vermogensvoordelen als dusdanig en niet op een gelijkwaardig bedrag. Wanneer de witgewassen vermogensvoordelen geldsommen zijn en hiermee overeenstemmende bedragen in het patrimonium van de dader van de witwasoperatie worden aangetroffen, kan de rechter oordelen dat die bedragen de witgewassen geldsommen zijn die zich nog steeds in het patrimonium van de dader bevinden en aldus het voorwerp van het misdrijf uitmaken.” Ook al werd ondertussen de equivalente verbeurdverklaring uitdrukkelijk ingevoerd in het nieuw artikel 505 Sw, dient erop gewezen dat geen enkele wetsbepaling op dit moment het equivalent beslag toelaat van het voorwerp van witwassen (zie artikel 43bis Sw dat enkel slaat op zaken bedoeld in artikel 42, 3° Sw, namelijk op vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen). Bovendien is de equivalente verbeuring van deze vermogensvoordelen krachtens artikel 43bis Sw steeds facultatief, terwijl de nieuwe regels bepaalde principes bevestigen, zoals het feit dat de witgewassen vermogensvoordelen het voorwerp van het misdrijf uitmaken, hetgeen een verplicht karakter impliceert, zonder eigendomsvoorwaarde in hoofde van de veroordeelde. Daarnaast verleent de wetgever een matigingsbevoegdheid aan de rechters die zich uitspreken over de equivalente verbeuring. Artikel 505 Sw voorziet namelijk enerzijds de mogelijkheid het equivalent bedrag te verminderen om de veroordeelde geen onredelijk zware straf op te leggen (voor artikel 505, eerste lid, 3° en 4°), en anderzijds het ramen van een geldbedrag dat in verhouding staat tot de mate waarin de veroordeelde bij het misdrijf betrokken was (voor artikel 505, eerste lid, 2°). De verschillende benaderingen van beide situaties worden niet verklaard in de parlementaire werkzaamheden en zullen mogelijks moeilijk toepasbaar zijn. Dit zal in het bijzonder zo zijn wanneer een persoon veroordeeld wordt voor feiten die slaan op verschillende hypotheses bedoeld in artikel 505, eerste lid, Sw, wanneer alle beklaagden niet tezelfdertijd worden berecht, of wanneer slechts enkelen onder hen beroep aantekenen. Hierdoor wordt een verbeurdverklaring mogelijk voor het totale bedrag dat in theorie ten laste van elke veroordeelde wordt uitgesproken. In de praktijk kan dit dan worden uitgevoerd ten laste van een natuurlijke of rechtspersoon die meer solvabel is dan de andere. Tenslotte moet worden vastgesteld dat de nieuwe bepalingen inzake verbeurdverklaring niet meteen toepassing zullen vinden, maar dat ze enkel slaan op toekomstige handelingen omwille van het beginsel van de niet terugwerkende kracht van de strafwet.
9
www.cass.be. Zie tevens Cel voor financiële informatieverwerking, 10e Activiteitenverslag 2002/2003, blz. 124
15
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
2.1.2. Nieuwe opsporings- en bestraffingsmaatregelen ter naleving van artikel 10ter Artikel 10ter van de wet van 11 januari 1993 bepaalt dat handelaren geen contante betaling meer mogen aanvaarden van de prijs van de verkoop van een goed ter waarde van 15.000 EUR of méér. Anders dan in artikel 10bis, dat slaat op de verkoop van onroerende goederen, moet hier de totale prijs, dus ook het voorschot, door middel van overschrijving of cheque worden betaald10. Bij de invoering van artikel 10ter werden administratieve geldboetes voorzien bij inbreuken op het verbod van contante betalingen voor goederen van grote waarde. Deze inbreuken zouden worden vastgesteld door de inspecteurs en controleurs van de Algemene directie controle en bemiddeling van de FOD Economie overeenkomstig artikel 113 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (WHPC). Van bij de aanvang dienden zich een aantal problemen11 aan, namelijk: ■ de procedure tot vaststelling van de boete (termijnen, recht van verdediging…) ■ het bevoegde beroepsorgaan (Raad van State of gewone rechtbanken?) ■ de implicaties van de verwijzing naar artikel 113 van de WHPC, dat voorziet in het opstellen van een proces verbaal dat, nadat de bevoegde ambtenaren de mogelijkheid hebben gehad om aan de overtreder een administratieve minnelijke schikking voor te stellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen, bij niet-betaling ter beschikking wordt doorgestuurd naar de procureur des Konings. Ook al is de wet van 11 januari 1993 in wezen een administratieve politiewet die in principe geen strafsancties bevat, leek het aangewezen om voor de naleving van artikel 10ter opsporings- en bestraffingsmaatregelen in te voeren naar analogie met de bestaande regels van voormelde wet van 14 juli 1991, meer bepaald: ■ de bevoegdheid van de door de minister van Economische Zaken aangestelde ambtenaren om de inbreuken op te sporen en vast te stellen in overeenstemming met het bepaalde in de WHPC; ■ de bevoegdheid van de hiertoe door de minister van Economische Zaken aangestelde ambtenaren om aan de overtreders een som voor te stellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen. Artikel 135 van de programmawet van 27 april 200712 komt hieraan tegemoet door een nieuw artikel 23 in te voeren in de wet van 1993, dat strafrechtelijke boetes oplegt in het geval van inbreuk op artikel 10ter. De bedragen hiervan (van 250 tot 225.000 EUR) zijn, wat de minima betreft, gelijk aan die voorzien door de WHPC, en wat de maxima betreft, door de bijkomende opcentiemen bij benadering gelijk aan die in het nieuwe artikel 23, doch met behoud van de beperking tot 10% van de ten onrechte in contanten betaalde sommen. Dezelfde boetes worden opgelegd aan diegenen die zich wensen te onttrekken aan de controles uitgevoerd door de bevoegde ambtenaren. Diegenen die strafbaar worden gesteld zijn in eerste instantie de verkoper-handelaars, maar ook de koper-handelaars, die als beroepspersonen immers op de hoogte moeten zijn van het verbod van artikel 10ter, dat van toepassing is op alle handelaars. Wat het principe van de sancties voor dienstbelemmering betreft kan verwezen worden naar meerdere andere economische reglementeringen, bijvoorbeeld artikel 104-2° van voormelde wet van 14 juli 1991. Het betreft hier het opzettelijk niet willen verschaffen van de inlichtingen die de ambtenaren kunnen opvragen,
10 Zie ook Cel voor financiële informatieverwerking, 11e Activiteitenverslag 2004, blz. 13-15. 11 Parl. St., Kamer, 5 april 2007, DOC 51 3058/004, blz. 3-6. 12 B.S., 8 mei 2007, Ed. 3, blz. 25153, inwerkingtreding 18 mei 2007.
16
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
het weigeren van de toegang tot de winkel of het nemen van fotokopieën, kortom, al hetgeen noodzakelijk is om een controle mogelijk te maken. Artikel 23 wordt aangevuld door de nieuwe artikelen 23bis en 23ter. De ambtenaren die zijn aangesteld door de minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, zijn bevoegd om de inbreuken bepaald bij artikel 23 op te sporen en vast te stellen overeenkomstig het voorschrift van artikel 113 van de wet van 14 juli 1991. Een ministerieel besluit13 duidt hiervoor de ambtenaren aan van de Algemene directie controle en bemiddeling van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. Artikel 23ter laat de ambtenaren, die in het kader van de wet op de handelspraktijken daartoe zijn aangesteld, toe de overtreders van artikel 10ter een minnelijke schikking voor te stellen die kan oplopen tot het maximum voorzien door artikel 23. De niet-betaalde minnelijke schikkingen worden ter beschikking doorgestuurd naar de procureur des Konings, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 27 april 1993 betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, dat tevens de regels voor betaling en inning vastlegt.
2.1.3. Uitbreiding van het toepassingsgebied van de wet van 11 januari 1993 tot makelaars in bank- en beleggingsdiensten14 Met de artikelen 4, 4° en 5, § 1 van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten, werd een nieuwe categorie van financiële ondernemingen in het leven geroepen, zijnde de makelaars in bank- en beleggingsdiensten. Zij mogen gereglementeerde ondernemingen in contact brengen met spaarders en beleggers , met het oog op het tot stand brengen voor rekening van een gereglementeerde onderneming van één of meerdere bank- en beleggingsdiensten zoals opgesomd in artikel 4 van voornoemde wet van 22 maart 2006. De wet van 11 januari 1993 werd in die zin uitgebreid.
2.1.4. Aanvulling van de lijst van onderliggende criminaliteitsvormen met antipersoonsmijnen en/of submunitie Een wet van 20 maart 200715 vult het vierde streepje aan van artikel 3, § 2, 1, van de wet van 11 januari 1993, dat betrekking heeft op onder meer de illegale handel in wapens, met « met inbegrip van antipersoonsmijnen en/of submunitie ».
13 Ministerieel besluit van 12 juni 2007 tot aanstelling van de ambtenaren die belast zijn met de opsporing en de vaststelling van de inbreuken bepaald bij artikel 23 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van het terrorisme, B.S., 2 juli 2007, blz. 36158. 14 Koninklijk besluit van 25 februari 2007 tot aanpassing van de lijst van ondernemingen onderworpen aan de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van het terrorisme en tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de Cel voor financiële informatieverwerking, B.S., 28 februari 2007, blz. 9445. Inwerkingtreding 28 februari 2007. Zie artikel 2, eerste lid, 27° van de wet van 11 januari 1993. 15 Wet van 20 maart 2007 inzake het verbod op de financiering van de productie, gebruik en bezit van antipersoonsmijnen en submunitie, B.S., 26 april 2007, blz. 22123. Inwerkingtreding 26 april 2007.
17
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
2.1.5. Sensibilisering van de melders die niet onderworpen zijn aan prudentiële controle Om bepaalde categorieën van melders, die niet onderworpen zijn aan prudentiële controle, nog beter bewust te maken van hun verplichtingen inzake de bestrijding van witwassen en financiering van terrorisme nam de Cel in 2007 de volgende stappen: ■ het beleggen van werkvergaderingen met de witwasverantwoordelijken van bepaalde beroepen om de wijze waarop de wet van 11 januari 1993 binnen hun instellingen wordt toegepast te bespreken en zo nodig bij te sturen; ■ het contacteren van bepaalde beroepsverenigingen om informatie te verspreiden over het stelsel ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering via hun webstekken; ■ het gericht verspreiden van typologieën en specifieke indicatoren inzake witwassen en terrorismefinanciering (uitgezuiverde gevallen); ■ deelname aan en bijdrage tot vormingsprogramma’s die door bepaalde beroepsverenigingen werden georganiseerd. De Cel besliste eveneens zowel het aantal als de kwaliteit van de meldingen die ze van deze beroepen ontvangt nauwlettend op te volgen. Zo ontmoette de Cel in 2007 de witwasverantwoordelijken van de Post. Ze werd hierbij geïnformeerd over de maatregelen die door de dienst compliance waren genomen met het oog op de bestrijding van witwassen en financiering van terrorisme. De Cel stelde eveneens een nota op voor vastgoedmakelaars over hun verplichtingen krachtens de wet van 11 januari 1993. Dit document, dat wordt verspreid via de webstek van het Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars, bevat ook witwastypologieën in de vastgoedsector en een lijst met indicatoren. In 2007 ontmoette de Cel eveneens de Kansspelcommissie om de controles te bespreken die worden uitgevoerd door de Commissie op vlak van de naleving door de casino’s van de bepalingen van de wet van 11 januari 1993.
2.1.6. Online melding Het online meldingsysteem ging daadwerkelijk van start in september 2006. In de laatste vier maanden van 2006 ontving de Cel 138 meldingen via dit kanaal, terwijl dit aantal in 2007 opliep tot 1031. De Cel stelde vast dat de banken die onmiddellijk opteerden om een belangrijk aandeel van de meldingen online te laten verlopen, in 2007 de ingeslagen weg verderzetten. Het systeem biedt dan ook verschillende voordelen en door het afstellen van interne banksystemen op het online meldingsysteem van de Cel zal de gebruiksvriendelijkheid en tijdwinst voor de melders enkel maar toenemen. Bovendien opteerde de Cel in 2007 ervoor om het online meldingsysteem uit te breiden. Waar aanvankelijk zes banken aangesloten waren, liep dit aantal op tot veertien banken en wisselkantoren. Momenteel zitten verschillende instellingen in de testfase zodat nu al zeker is dat het aantal aangesloten instellingen in 2008 verder zal toenemen. De Cel is van oordeel dat dit meldingssysteem door een nog bredere groep van instellingen en personen zou kunnen worden gebruikt.
18
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
2.1.7. Veranderingen in het vooruitzicht ten gevolge van de omzetting van de derde antiwitwasrichtlijn van 26 oktober 200516 en van de uitvoeringsrichtlijn van 1 augustus 200617 Daar waar de tweede richtlijn er voornamelijk toe strekte het toepassingsgebied ratione materiae en ratione personae van het antiwitwasstelsel uit te breiden, voert de derde richtlijn een hele reeks aanpassingen in ter verbetering van het mechanisme in zijn geheel. De omzetting van de derde richtlijn zal geen essentiële wijzigingen aan de wet van 11 januari 1993 te weeg brengen, aangezien de wetswijziging van 12 januari 2004 ons antiwitwasdispositief reeds in overeenstemming bracht met de in 2003 herziene FAG aanbevelingen, de bijzondere aanbevelingen ter bestrijding van terrorisme18 inbegrepen. De derde richtlijn herneemt immers al deze nieuwe FAG standaarden. Momenteel wordt een wetsontwerp voorbereid. De voornaamste principes van de derde richtlijn en hun gevolgen voor de wet van 11 januari 1993 worden hieronder beschreven. a. financiering van terrorisme De derde richtlijn breidt het Europees kader uit tot de bestrijding van de financiering van terrorisme. In België werden de preventieve verplichtingen reeds uitgebreid tot deze criminaliteitsvorm, als autonoom begrip naast witwassen. Hierin is er dan ook in principe geen verandering te verwachten. b. witwassen Bovendien breidt de richtlijn het spectrum uit van oorsprongsmisdrijven voor witwassen door de definitie van ernstige strafbare feiten in overeenstemming te brengen met deze van het kaderbesluit 2001/500/ JBZ van de Raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven. Worden naast terroristische misdrijven, financiering van terrorisme, handel in verdovende middelen, georganiseerde criminaliteit, EU fraude, corruptie, ten minste als ernstige strafbare feiten beschouwd: “alle feiten die strafbaar zijn gesteld met een maximale vrijheidsstraf of detentiemaatregel van meer dan een jaar of, voor staten die in hun rechtsstelsel een minimumstraf voor strafbare feiten kennen, alle feiten die strafbaar zijn gesteld met een minimale vrijheidsstraf of detentiemaatregel van meer dan zes maanden”. Deze uitbreiding is bedoeld om de melding van verdachte verrichtingen en de internationale samenwerking te vergemakkelijken. De lijst met onderliggende misdrijven bedoeld in het huidige artikel 3 van de wet van 11 januari 1993 voldoet reeds aan deze eis.
16 Richtlijn 2005/60//EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, PB L 309 van 25 november 2005, blz. 15. 17 Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie van 1 augustus 2006 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen van richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de definitie van “politiek prominente personen” en wat betreft de technische criteria voor vereenvoudigde klantenonderzoeksprocedures en voor vrijstellingen op grond van occasionele of zeer beperkte financiële activiteiten, PB L 214 van 4 augustus 2006, blz. 29. 18 Cel voor financiële informatieverwerking, 10e Activiteitenverslag 2002/2003, blz. 16-32.
19
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
c. toepassingsgebied ratione personae De richtlijn slaat voortaan ook op verzekeringstussenpersonen en aanbieders van trust- en bedrijfsdiensten. De eerste categorie werd reeds behandeld door de wet van 12 januari 2004, terwijl trusts niet bestaan naar Belgisch recht, afgezien van de gevallen die reeds in de wet van 11 januari 1993 zijn opgenomen. Toch zal de wet van 11 januari 1993 moeten worden uitgebreid tot een nieuwe categorie instellingen, namelijk instellingen voor collectieve belegging die hun effecten rechtstreeks verhandelen bij het publiek. Naar Belgisch recht was voor de verhandeling van dergelijke effecten tot voor kort de tussenkomst vereist van een financiële tussenpersoon die zelf onderworpen was aan de antiwitwasverplichtingen. De Belgische instellingen voor collectieve belegging hoefden dus niet onderworpen te worden. Door de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles kunnen bepaalde instellingen voor collectieve belegging met statutaire vorm (zgn. “zelfbeheerde”) hun effecten evenwel ter inschrijving openbaar aanbieden zonder de vereiste tussenkomst van een financieel tussenpersoon. Het toepassingsgebied van de wet van 11 januari 1993 zal dus in die zin moeten worden aangepast. Daarentegen blijven de instellingen voor collectieve belegging waarvan het statuut niet toelaat om zelf hun effecten openbaar aan te bieden zonder een beroep te doen op een tussenpersoon die onderworpen is aan de verplichtingen van de wet van 11 januari 1993 buiten haar toepassingsgebied ratione personae. d. gedetailleerde identificatieverplichtingen & risicobenadering Gelet op het essentieel belang van de identificatieverplichting en op de evolutie van de internationale normen op dit gebied, voert de richtlijn ook meer specifieke en gedetailleerde bepalingen in over de identificatie van de cliënt en de uiteindelijke begunstigde, alsook over de verificatie van hun identiteit. De richtlijn omschrijft duidelijk wat onder uiteindelijke begunstigde dient te worden verstaan door middel van objectieve criteria met het doel de instellingen en personen te helpen vaststellen welke natuurlijke personen worden geacht controle uit te oefenen op een rechtspersoon of een juridische entiteit. Hoewel de aanbevelingen van de FAG geen drempel bepalen vanaf wanneer rechtstreekse of onrechtstreekse aandeelhouders de vennootschap bezitten of er controle over hebben en dus als uiteindelijke begunstigde moeten worden beschouwd waardoor zij als dusdanig moeten worden geïdentificeerd, stelt de richtlijn daaromtrent een vermoeden in wanneer een persoon rechtstreeks of onrechtstreeks 25% plus één van de aandelen of stemrechten van de vennootschap bezit of controleert of wanneer het gaat om een juridische entiteit of een juridische constructie, zoals stichtingen of trusts wanneer deze 25% of meer van het vermogen bezitten of er zeggenschap over hebben. In de lijn van de werkzaamheden van de FAG werkt de richtlijn in het kader van de waakzaamheidsplicht een risicobenadering uit, die versoepelde of strengere maatregelen voorziet naargelang het profiel van de cliënt of de betrokken financiële verrichting. Strengere procedures voor de identificatie en de verificatie dringen zich op wanneer de cliënt niet fysiek aanwezig is, wanneer de betrokkene een politiek prominente persoon is of wanneer het om grensoverschrijdende correspondentbankrelaties gaat. In dit kader dienen verschillende aanpassingen te gebeuren aan de waakzaamheidverplichtingen waaraan de financiële instellingen en de niet-financiële beroepen die aan het stelsel onderworpen zijn moeten voldoen, evenals het toezicht op de naleving van deze verplichtingen.
20
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
Sommige van deze verplichtingen zijn nu al van toepassing op de financiële sector krachtens het reglement van de Commissie voor het bank-, financie- en assurantiewezen van 27 juli 2004 betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme ter uitvoering van de wet van 11 januari 1993, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 8 oktober 200419. Deze verplichtingen moeten echter worden uitgebreid tot alle betrokken sectoren en in de wet zelf voorgeschreven. Dit is onder meer het geval voor de bepalingen in verband met de versterkte waakzaamheid ten aanzien van politiek prominente personen. e. systeem van de derde zaakaanbrenger In overeenstemming met de nieuwe aanbevelingen van de FAG en om herhaling van de vereenzelvigingsprocedures te vermijden, laat de richtlijn ook toe dat, mits naleving van bepaalde waarborgen, de identificatiegegevens van een cliënt van een meldingplichtige persoon of instelling worden doorgegeven aan een andere meldingplichtige waar deze cliënt dan wordt aangebracht (systeem van de derde zaakaanbrenger). Hoewel de wet van 12 januari 2004 reeds de mogelijkheid voorzag voor financiële instellingen een beroep te doen op een derde zaakaanbrenger voor de uitvoering van hun klantenonderzoeksmaatregelen, is het wenselijk deze mogelijkheid uit te breiden naar andere categorieën personen en instellingen die onder de wet van 11 januari 1993 vallen, mits er tegelijkertijd wordt voorzien in een versterking van de waarborgen verbonden aan het gebruik van deze mogelijkheid. f. formele verplichting om een meldpunt op te richten In de derde richtlijn wordt de centrale rol die de financiële inlichtingeneenheden (“FIE”) wordt toebedeeld sterk benadrukt. Niet alleen is er nu expliciet voorzien dat een FIE moet worden opgericht, maar zijn er ook bepalingen opgenomen die de functionaliteit van de FIE moet waarborgen. Zo voorziet artikel 21 van de richtlijn dat elke lidstaat een FIE moet oprichten om het witwassen van geld en financiering van het terrorisme effectief te bestrijden. Deze FIE moet worden opgezet als een centrale, nationale eenheid. Zij is verantwoordelijk voor de ontvangst (en, voor zover toegestaan, het opvragen) het ontleden en het verspreiden onder de bevoegde autoriteiten, van informatie over vermoedelijke gevallen van witwassen of van financiering van terrorisme, of die krachtens een nationale wetgeving of regeling is vereist. Zij moet beschikken over de gepaste middelen om haar taken naar behoren te vervullen. De lidstaten moeten er op toezien dat de FIE rechtstreeks of onrechtstreeks tijdig toegang krijgt tot de financiële, administratieve en politiële informatie die zij nodig heeft om haar taken naar behoren te vervullen. De wet van 11 januari 1993 beantwoordt reeds volledig aan deze bepalingen. g. tipping off De derde richtlijn voorziet uitzonderingen op het verbod aan de cliënt of derden mee te delen dat inlichtingen werden verstrekt aan het meldpunt (tipping off).
19 www.cbfa.be.
21
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
Zo zal het mogelijk zijn dat tussen financiële instellingen die tot éénzelfde financieel conglomeraat20 behoren informatie wordt uitgewisseld met betrekking tot de doormelding van een bepaalde klant, of dat de informatie wordt uitgewisseld tussen financiële instellingen, zonder dat zij tot eenzelfde financieel conglomeraat behoren, voor zover zij optreden voor éénzelfde klant of voor éénzelfde verrichting. De richtlijn maakt een vergelijkbare informatie uitwisseling mogelijk tussen notarissen, accountants, belastingconsulenten, bedrijfsrevisoren en advocaten in twee situaties. Ten eerste is de gegevensuitwisseling tussen deze personen mogelijk indien ze hun beroep uitoefenen binnen eenzelfde rechtspersoon of binnen eenzelfde netwerk, zijnde de grotere structuur waartoe de persoon behoort en die eigendom, beheer en controle op de naleving van de verplichtingen gezamenlijk deelt, met inbegrip van de controle op de naleving van de gedeelde verplichtingen. De tweede situatie is deze waarbij deze beroepspersonen los van elkaar optreden bij dezelfde verrichting voor dezelfde cliënt. De uitzonderingen op dit verbod zijn wel aan bepaalde voorwaarden onderworpen, zijnde: ■ de beroepscategorie waarmee de gegevensuitwisseling plaatsvindt moet voldoen aan evenwaardige vereisten en een gelijkaardige controle als deze vereist door de richtlijn; ■ de doorgegeven informatie mag enkel worden gebruikt ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme; en ■ de beroepscategorie voor wie de informatie bestemd is, moet onderworpen zijn aan gelijkwaardige voorwaarden inzake het beroepsgeheim en de bescherming van persoonlijke gegevens. Volgens artikel 28.2 van de derde richtlijn is het mededelingsverbod ook niet van toepassing op de mededelingen gericht aan de bevoegde controleoverheden noch op de mededelingen voor strafrechtelijke doeleinden. Deze laatste uitzondering bevestigt dat de geheimhouding van de meldingen aan de Cel niet kan worden ingeroepen door de melder om zijn medewerking aan een gerechtelijk onderzoek te weigeren, of dit nu al dan niet voortvloeit uit de melding of betrekking heeft op de personen die er het voorwerp van uitmaken of op hun verrichtingen. Deze versoepeling zal moeten worden doorgevoerd op nationaal vlak. h. toezicht De derde richtlijn benadrukt het belang van een daadwerkelijk toezicht op de naleving van de voorschriften, het uitvoeren van inspecties ter plaatse en het inzetten van de nodige middelen om deze taken te vervullen. Tot nu toe verleent artikel 22 van de wet van 11 januari 1993 aan de bevoegde controle- of toezichthoudende overheden of de bevoegde tuchtoverheden louter een uitdrukkelijke bevoegdheid sanctionerend op te treden bij gevallen van niet-naleving van de preventieve verplichtingen. Deze overheden moeten uitdrukkelijk worden belast met de daadwerkelijke controle van de bedoelde verplichtingen. Een verduidelijking van de wet van 11 januari 1993 in die zin is dan ook te verwachten.
20 Zoals gedefinieerd in richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullend toezicht op de kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat, PB L 35, 11 februari 2003, blz. 1-27.
22
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
i. uitvoeringsmaatregelen: comitologie Om de technische aspecten van de in de richtlijn vastgestelde voorschriften nader te verduidelijken, stelt deze ten slotte een comitologie-procedure in. De Europese Commissie wordt daarvoor bijgestaan door een gespecialiseerd comité (Comité voor de voorkoming van het witwassen van geld en financiering van terrorisme – CPMLTF21), dat het vroegere Contactcomité vervangt en aldus bevoegd is om uitvoeringsmaatregelen aan te nemen, zoals de vaststelling van criteria om de situaties te verduidelijken die een laag of hoog risico inhouden. De comitologie procedure resulteerde reeds in een eerste richtlijn, namelijk richtlijn 2006/70/EG van de Commissie van 1 augustus 2006 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen van richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de definitie van “politiek prominente personen” en wat betreft de technische criteria voor vereenvoudigde klantenonderzoeksprocedures en voor vrijstellingen op grond van occasionele of zeer beperkte financiële activiteiten. De omzetting naar Belgisch recht van deze eerste geharmoniseerde maatregelen ter uitvoering van de derde richtlijn zal eveneens moeten worden voorzien.
2.2. SAMENWERKING MET NATIONALE OVERHEDEN De samenwerking tussen de Cel en de andere nationale overheden die betrokken zijn bij de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering is er op gericht de operationele analyse van meldingen en dossiers te optimaliseren en ook te zorgen voor een gecoördineerde aanpak van deze fenomenen. De voornaamste gegevensinstroom voor de activiteiten van de Cel komt van de meldende instellingen en personen. De contacten met deze melders worden in hoofdzaak onderhouden door de onderzoeksdienst. Naast het inwinnen van bijkomende inlichtingen in het kader van de behandeling van de dossiers waren deze contacten dit jaar ook gericht op het toelichten van het online meldingssysteem. Bovendien pleegde de Cel overleg met de beroepsorganisaties en verleende ze haar medewerking aan vormingsinitiatieven genomen door deze organisaties. Met het oog op de ontleding van de meldingen en dossiers worden op vraag van de onderzoeksdienst ook inlichtingen ingewonnen bij de federale politie en de administratieve diensten van de Staat. De contacten met de federale politie worden verzorgd door de verbindingsofficieren die door de Directie financiële en economische criminaliteit van de federale politie bij de Cel zijn afgedeeld. Om deze vorm van samenwerking te beoordelen en, waar nodig, initiatieven voor verbetering van deze samenwerking te formuleren, vonden op driemaandelijkse basis vergaderingen plaats tussen de Cel en de Directie financiële en economische criminaliteit van de federale politie. In het kader van de inwinning van de politionele inlichtingen worden vaak verzoeken om informatie gericht aan de Cel terrorisme en sektarische bewegingen van de federale politie. Ook met deze dienst worden op driemaandelijkse basis overlegvergaderingen belegd. De Cel bestudeert thans de mogelijkheid om in het kader van een Memorandum Of Understanding (MOU) met sterke vertrouwelijkheidbepalingen, die geen afbreuk doet aan haar versterkt beroepsgeheim, zowel 21 Zie infra, blz. 29-31.
23
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
met het federaal parket, de Staatsveiligheid als de Cel terrorisme en sektarische bewegingen van de federale politie te kunnen overgaan tot een verdergaande informatie-uitwisseling. Tenslotte doet de Cel voor het bekomen van informatie in het kader van de behandeling van haar dossiers eveneens beroep op een verbindingsambtenaar van de Douane. De samenwerking tussen de Cel en de Douane zal worden uitgebreid ingevolge de aangifteplicht van grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen22. De Cel krijgt een bijzondere rol toebedeeld bij de toepassing van deze wettelijke verplichtingen. Zo ontvangt ze een kopie van alle aangiften die in dit kader worden ingediend evenals van alle processen-verbaal die aan de gerechtelijke overheden worden overgemaakt. Dergelijk proces-verbaal wordt andere opgesteld indien niet werd voldaan aan de aangifteplicht of indien er aanwijzingen bestaan dat de liquide middelen een illegale oorsprong hebben of dienen ter financiering van illegale activiteiten. Het overleg met de Douane was er in 2007 dan ook vooral op gericht de overdracht van deze inlichtingen zo efficiënt en vlot mogelijk te laten verlopen. Er wordt thans nog verder gewerkt aan een technische oplossing om de overdracht van deze informatie op elektronische wijze te laten gebeuren, als onderdeel van het online meldingssysteem.
2.3. INTERNATIONALE SAMENWERKING 2.3.1. Operationele samenwerking Dat witwassen en financiering van terrorisme internationale fenomenen zijn, hoeft geen betoog meer. Het plaatsen van een grens tussen de criminele feiten en de aanwending of manipulatie van de opbrengsten is de manier bij uitstek om latere opzoekingen naar de oorsprong te bemoeilijken. Van bij haar oprichting heeft de Cel het internationale karakter van de witwasbestrijding erkend en initiatieven genomen om samenwerking met meldpunten van andere landen uit te bouwen. Deze zienswijze uit zich in het raadplegen van buitenlandse FIUs wanneer in de melding aan de Cel, via de betrokken personen of via de gemelde verrichtingen, banden met een ander land optreden. Zodoende bouwde de Cel een stevige reputatie uit met haar proactieve houding inzake internationale samenwerking. Overeenkomstig artikel 17, § 2, lid 1 van de wet kan de Cel informatie uitwisselen met buitenlandse meldpunten in het kader van een onderlinge samenwerking, op grond van wederkerigheid en mits de waarborg van vertrouwelijke behandeling van de uitgewisselde gegevens. De statistieken van de Cel tonen duidelijk het belang aan van buitenlandse informatie bij de verwerking van haar eigen dossiers. Thans werkt de Cel formeel samen met de volgende 70 buitenlandse meldpunten23. ■ AFIU (Austrian Financial Intelligence Unit, Oostenrijk); ■ AMLD (Anti Money Laundering Department, Kroatië); ■ AMLO (Anti-Money Laundering Office, Thailand); ■ An Garda Síochána / Criminal Assets Bureau (Ierland); ■ APML (Administration for the Prevention of Money Laundering, Servië); ■ AUSTRAC (Australian Transaction Reports and Analysis Centre, Australië); ■ CANAFE / FINTRAC (Centre d’analyse des opérations et déclarations financières du Canada / Financial Transactions and Reports Analysis Centre of Canada, Canada); ■ CENTIF (Cellule Nationale de Traitement des Informations Financières, Senegal); 22 Zie Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, PB L 309/9, 25 november 2005, en koninklijk besluit van 5 oktober 2006 houdende maatregelen ter controle van het grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen, B.S., 27 oktober 2006. Dit systeem trad in werking op 15 juni 2007. Zie ook Cel voor financiële informatieverwerking, 13e Activiteitenverslag 2006, blz. 12-13. 23 Toestand op 21 februari 2008.
24
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
■ CFCI (Committee of Financial and Criminal Investigations, Griekenland); ■ COAF (Conselho de Controle de Atividades Financieras, Brazilië); ■ DGAIO-UIF (Dirección General Adjunta de Investigación de Operaciones-Unidad de Inteligencia Financiera, Mexico); ■ EFFI (Einheit für Finanzinformationen, Liechtenstein); ■ FAU-MF (Financní analytický útvar,Tsjechië); ■ FCU (Financial Crime Unit, Eiland Man); ■ FIAU (Financial Intelligence Analysis Unit, Malta); ■ FIC (Financial Intelligence Centre, Zuid-Afrika); ■ FID (Financial Intelligence Directorate, Bulgarije); ■ FinCEN (Financial Crimes Enforcement Network, Verenigde Staten); ■ FIS (Joint Police and Customs Financial Intelligence Unit, Guernsey); ■ FIU (Financial Intelligence Unit, Bahama’s); ■ FIU (Financial Intelligence Unit, Mauritius); ■ FIU (Financial Investigation Unit, Bermuda Police Services, Bermuda); ■ FIU-Netherlands (Financial Intelligence Unit – Nederland) ; ■ FSFM (Federal Service for Financial Monitoring, Russische Federatie); ■ GFIU (Gibraltar Financial Intelligence Unit, Gibraltar); ■ GIIF (Generalny Inspektor Informacij Finansowej, Polen); ■ Guardia di Finanza (Italië); ■ IMPA (Money Laundering Prohibition Authority, Israël); ■ IVE (Intendencia de Verificación Especial, Guatemala); ■ JAFIC (Japan Financial Intelligence Centre, Japan); ■ JFCU (Joint Police and Customs Financial Intelligence Unit, Jersey); ■ JFIU (Financial Investigations Narcotics Bureau, Hongkong, China); ■ KD (Kontroles dienests, Letland); ■ KoFIU (Korea Financial Intelligence Unit, Zuid-Korea); ■ MASAK (Mali Suçları Aras¸tırma Kurulu, Turkije); ■ MLCH (Keskusrikospoliisi / Rahanpesun selvittelykeskus, Finland); ■ MLPD (Mokes iu policijos departamentas prie Lietuvos Respublikos Vidaus reikalu ministerijos, Litouwen); ■ MOKAS (Unit for Combating Money Laundering, Cyprus); ■ Money Laundering Secretariat (SØK / Hvidvasksekretariatet, Denemarken); ■ MOT Aruba (Meldpunt Ongebruikelijke Transacties Aruba, Aruba); ■ MOT N.A. (Meldpunt Ongebruikelijke Transacties Nederlandse Antillen, Nederlandse Antillen); ■ MROS (Money Laundering Reporting Office-Switzerland, Bureau de communication en matière de blanchiment d’argent, Zwitserland); ■ NFIS (Finanspolisen, Zweden); ■ ØKOKRIM (Hvitvaskingsenheten, Noorwegen); ■ ONPCSB (Oficiul National de Prevenire s¸i Combate e a Spalarii Banilor, Roemenië); ■ OMLP (Office for Money Laundering Prevention, Slovenië); ■ OPCML (Office for the Prevention and Control of Money Laundering, Moldova); ■ ORFK Money Laundering Section (Országos Rendõr-Fõkapitányság-Pénzmosás Elleni Osztály Belügyminisztérium, Hongarije); ■ PPATK (Pusat Pelaporan dan Analysis Transaksi Keuangan, Indonesië); ■ RA (Rahapesu Andmeburoo, Estland); ■ Reporting Authority (Britse Maagdeneilanden); ■ SCFM (State Committee for Financial Monitoring, Oekraïne);
25
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
■ SEPBLAC (Servicio Ejecutivo de la Comisión de Prevención del Blanqueo de Capitales e Infracciones Monetarias, Spanje); ■ Service antiblanchiment du parquet du tribunal d’arrondissement de Luxembourg (Groothertogdom Luxemburg); ■ SIC (Special Investigation Commission, Libanon); ■ SICCFIN (Service d’Information et de Contrôle sur les Circuits Financiers, Monaco); ■ SJFP (Spravodasjká Jednotka Finacnej Polície, Slovakije); ■ SOCA (Serious Organised Crime Agency, Verenigd Koninkrijk); ■ STRO (Suspicious Transaction Reporting Office, Singapore); ■ TRACFIN (Traitement du renseignement et de l’action contre les circuits financiers clandestins, Frankrijk); ■ UAF (Unidad de Análisis Financiero, Panama); ■ UIAF (Unidad de Información y Análisis Financiero, Colombia); ■ UIF (Unidad de Información Financiera, Argentinië); ■ UIF (Unidad de Información Financiera, Chili) ; ■ UIF (Unitá da Informazione Finanziaria, Italië); ■ UIF (Unidad de Inteligencia Financiera, Peru); ■ UIF (Unidade de Informação Financiera, Portugal); ■ UNIF (Unidad de Inteligencia Financiera, Venezuela); ■ UPB (Unitat de Prevenció del Blanqueig, Andorra); ■ Zentralstelle für Verdachtanzeigen, FIU Deutschland (Duitsland).
Ook dit jaar bevroeg de Cel stelselmatig het buitenland en ontving ze heel wat verzoeken van buitenlandse meldpunten. De operationele samenwerking met het buitenland verloopt binnen de Cel via de onderzoeksdienst.
26
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
In de praktijk dienen de twee voornaamste kanalen van gegevensuitwisseling te worden onderscheiden: Egmont Secure Web en FIU.Net. Zoals de naam al aangeeft is het Egmont Secure Web (ESW) een door de Egmont-leden ontwikkeld kanaal voor gegevensuitwisseling met de nodige garanties op vlak van veiligheid en discretie. Het ESW werd ontwikkeld door een kerngroep van Egmont-leden en wordt thans technisch beheerd door het Amerikaanse meldpunt FinCEN. De berichten worden geëncrypteerd. De verzoeken verlopen via het internet, maar op een dusdanig beveiligde wijze dat de geheimhouding gewaarborgd blijft. De inhoud van de verzoeken wordt geregeld door overeenkomsten tussen de verschillende meldpunten (MOU of Memorandum Of Understanding). In 1999 nam Nederland het initiatief om op Europees niveau het zgn. FIU.Net te ontwikkelen. Dit FIU.Net is een gedecentraliseerd computernetwerk dat verschillende FIU’s met elkaar verbindt. In tegenstelling tot het ESW dat de facto niet verder gaat dan het versturen van een verzoek op elektronische en beveiligde wijze, laat het FIU.Net toe de verzoeken in eerste instantie te beperken tot de naam van de betrokkene. Blijkt de bevraagde FIU de betrokken persoon te kennen, dan pas zal een gemotiveerd verzoek worden verstuurd. In dit gemotiveerd verzoek wordt dan een beschrijving gegeven van de verdachte verrichtingen alsook de reden waarom de FIU werd bevraagd. Voor de onderzoeksdienst levert dergelijke manier van werken een aanzienlijke tijdswinst op. Het is belangrijk op te merken dat de uitwisseling van gegevens steeds in een vertrouwelijk kader plaatsvindt. De meegedeelde informatie mag nooit zonder voorafgaande toestemming van het betrokken meldpunt verder worden gebruikt en de toestemming zal steeds worden verleend op basis van wederkerigheid. De Cel ondervond dit jaar tevens dat gegevensuitwisseling tussen FIU’s voor een aantal landen in een verder stadium toeliet een rogatoire commissie beter te specifiëren. Op basis van de door de Cel verstrekte informatie werden ook gerichtere vragen gesteld aan de Belgische gerechtelijke overheden.
2.3.2. Multilateraal overleg 2.3.2.1. De Financiële Actiegroep a. Het FAG lidmaatschap De FAG verwelkomde tijdens haar voltallige vergadering in juni 2007 de Volksrepubliek China als haar nieuwste lid. Deze beslissing volgde op de goedkeuring door de plenaire vergadering van de eerste wederzijdse evaluatie van China’s systeem inzake de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. De FAG versterkte ook haar contacten met India nadat dit land in 2006 haar voornemen bevestigde lid te worden van de FAG en de invoering van de 40+9 aanbevelingen te bewerkstelligen. Om die reden verleende de FAG in november 2006 waarnemersstatus aan India en nam dit land in februari 2007 voor het eerst deel aan de FAG plenaire vergadering. Ook de Republiek Korea neemt sinds oktober 2006 als waarnemer deel aan de plenaire vergaderingen van de FAG.
27
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
Met de aanvaarding van de Volksrepubliek China als één van haar leden is het aantal FAG leden opgelopen tot 34, namelijk 32 jurisdicties en 2 regionale organisaties24. Dertien van deze leden zijn eveneens lid van een FSRB25. De FAG heeft sterke banden ontwikkeld met een aantal partners, internationale en regionale organisaties die betrokken zijn in de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering. Dit resulteert in een wereldwijd netwerk van organisaties die actief zijn in de bestrijding van deze fenomenen. De eerstelijns partners zijn de 8 FSRB’s, die een belangrijke rol vervullen in hun respectievelijke regio’s. De jurisdicties die lid zijn van deze FSRB’s hebben er zich toe verbonden de 40+9 aanbevelingen in te voeren en wederzijdse evaluaties te ondergaan. Vier van deze FSRBs zijn geassocieerde leden van de FAG: APG, Moneyval, GAFISUD en MENAFATF. De FAG werkt nauw samen met de andere FSRBs om hen bij te staan bij het bekomen van het geassocieerd lidmaatschap. Bovendien heeft de FAG nauwe banden met de Offshore Group of Banking Supervisors (OGBS) evenals met verschillende andere internationale organisaties, en in het bijzonder met het IMF, de Wereldbank, de United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) en de Egmont Groep. b. De 3de ronde van wederzijdse evaluaties De 3de ronde van wederzijdse evaluaties voor FAG leden ving aan in januari 2005. Vijf FAG wederzijdse evaluaties werden in de loop van 2007 afgewerkt, meer bepaald die van Turkije, China, Griekenland, het Verenigd Koninkrijk en Finland. Hierdoor werden intussen 17 van de 32 FAG jurisdicties geëvalueerd tijdens de 3de ronde van wederzijdse evaluaties. Met het oog op het bevorderen van de transparantie worden alle FAG wederzijdse evaluatieverslagen gedeeld met alle leden en waarnemers, besproken in de FAG plenaire vergaderingen, en meteen daarna gepubliceerd. De aanvaarde procedures met betrekking tot de 3de ronde van evaluaties bepalen dat de leden 2 jaar na hun evaluatie een opvolgingsverslag moeten indienen waarin de vooruitgang sedert de evaluatie wordt aangeduid en meer in het bijzonder de vooruitgang op het vlak van de aanbevelingen die volgens het evaluatieverslag moesten worden versterkt (NC en PC26). België, Noorwegen, Australië, Italië en Zwitserland hebben in 2007 een opvolgingsverslag ingediend met aanduiding van de specifieke vooruitgang die zij na hun evaluatie in 2005 hebben gemaakt. Het opvolgingsverslag van België is in het Frans terug te vinden op de webstek van de Cel27.
24 De Financiële Actiegroep ter bestrijding van het witwassen van geld werd opgericht tijdens de 15e economische top van de staatshoofden en regeringsleiders van de 7 grote industrielanden (G7) en de voorzitter van de Europese Commissie in juli 1989 in Parijs, de zogenaamde “Top van de Arche”. Momenteel telt de FAG 32 staten en gebieden (Argentinië, Australië, België, Brazilië, Canada, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongkong (China), Ierland, IJsland Italië, Japan, Luxemburg, Mexico, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, de Russische Federatie, Singapore, Zuid-Afrika, Spanje, Turkije, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, de Volksrepubliek China, Zweden en Zwitserland) en 2 regionale organisaties (de Europese Commissie en de Samenwerkingsraad van de Golfstaten) in haar gelederen. Vertegenwoordigers van 13 andere internationale organisaties nemen als waarnemer aan de werkzaamheden deel. De verslagen van de FAG kunnen (in het Engels en het Frans) op het internet worden geraadpleegd (www.fatf-gafi.org). De Belgische afvaardiging bij deze instelling wordt geleid door de Voorzitter van de Cel. Het Verenigd Koninkrijk neemt het voorzitterschap waar van het werkingsjaar 2007-2008 en volgt daarmee Canada op. 25 De FATF Style Regional Bodies zijn: de Asia/Pacific Group on Money Laundering (APG), de Council of Europe Committee of Experts on the evaluation of Anti-Money Laundering Measures (Moneyval), de Grupo de Acción Financiera de Sudamérica (GAFISUD), de Middle East and North Africa Financial Action Task Force (MENAFATF), de Caribbean Financial Action Task Force (CFATF), de Eurasia Group (EAG), de Groupe intergouvernemental d’action contre le blanchiment en Afrique de l’Ouest (GIABA) en de Eastern and Southern Africa Anti Money Laundering Group (ESAAMLG). 26 NC = non compliant (onvoldoende); PC = partially compliant (gedeeltelijk voldoende). 27 www.ctif-cfi.be onder de rubriek evaluatie door de FAG-FATF.
28
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
c. De samenwerking met de private sector Zowel de Canadese (2006-2007) als de Britse (2007-2008) Voorzitters van de FAG duidden de benadering van de private sector aan als één van de prioriteiten van hun Voorzitterschap. In dat opzicht werd belangrijke aandacht besteed aan het bevorderen van een open en opbouwende dialoog met alle actoren uit de private sector en dit enerzijds met het oog op het verhogen van de aandacht voor het werk van de FAG en anderzijds om in ruil daarvoor feedback te ontvangen van de private sector over de uitdagingen waarmee zij worden geconfronteerd bij het uitvoeren van de AML/CFT maatregelen. De samenwerking via de Working Group on Evaluations and Implementations (WGEI) Deze dialoog vindt vooreerst plaats via de activiteiten van de WGEI en meer bepaald via de Electronic Advisory Group on the risk based approach (EAG). De EAG werd opgestart in maart 2006 en bestaat zowel uit deelnemers van de private (financiële instellingen) als van de publieke sector. Deze groep kreeg toen van de FAG plenaire vergadering als opdracht om leidraden met betrekking tot de Risk-Based Approach (RBA) uit te werken en voltooide in juni 2007 de Guidance on the Risk-based Approach to Combating Money Laundering and Terrorist Financing: High Level Principles and Procedures. De EAG leidraden bevatten verschillende elementen: 1) een overzicht van de FAG standaarden en de RBA, met voordelen en uitdagingen die het invoeren van een RBA met zich meebrengt; 2) leidraden voor de publieke sector; en 3) leidraden voor de financiële instellingen bij het invoeren van de RBA. Deze leidraden werden in juni 2007 door de FAG plenaire vergadering goedgekeurd en zijn bestemd voor zowel de publieke als de private sectoren. Zij geven een overzicht van de sleutelelementen van een doeltreffende RBA en identificeren brede verwachtingen tegenover de publieke en private sector instellingen bij het toepassen van de RBA met het oog op de preventie van witwassen en terrorismefinanciering. Voormeld Guidance document is terug te vinden op de FAG webstek. Intussen werd in het kader van de werkzaamheden van de WGEI eveneens het startschot gegeven voor een gelijkaardig initiatief voor de niet-financiële beroepen. De samenwerking via de Working Group on Typologies (WGTYP) Ook de WGTYP richtte in 2007 haar aandacht op de dialoog met de private sector. Zo organiseerde deze werkgroep op 6 en 7 december 2007 te Londen een eerste overlegvergadering met de private sector over typologieën. De private sector werd tijdens deze vergadering vertegenwoordigd door de Wolfsberg Groep en andere instellingen uit de private sector. De bedoeling van deze vergadering over typologieën was deskundigen van zowel de publieke als de private sector samen te brengen om een uitwisseling van ideeën over en ervaringen met typologieën en trends inzake witwassen en terrorismefinanciering tot stand te brengen. Tijdens deze vergadering werd gewerkt rond 4 werkwinkels gevolgd door een rondetafel discussie in plenaire zitting. De onderwerpen van deze werkwinkels hadden betrekking op typologieprojecten die recent door de FAG werden bestudeerd: 1) Trade finance (trade based money laundering and proliferation finance); 2) Corruption; 3) VAT carrousel fraud; and 4) Prepaid cards. De oprichting van een Private Sector Consultative Forum In februari 2007 werd onder het Canadees Voorzitterschap een voorstel geformuleerd opdat de FAG een private sector overlegorgaan met een permanent karakter zou oprichten. Dit idee kreeg concreet vorm onder het Brits Voorzitterschap door de oprichting in oktober 2007 van het Private Sector Consultative Forum. Dit forum is erop gericht de FAG dialoog met de private sector te verbeteren door het opzetten van een kader voor een voortdurende tweerichtingsverbintenis. Het geeft enerzijds de private sector de mogelijkheid
29
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
om onderwerpen ter bespreking aan de FAG voor te leggen. Anderzijds zal het de FAG werkgroepen helpen meer structuur te brengen in hun werkzaamheden die een impact hebben op de private sector en prioriteiten aan te duiden in de te behandelen onderwerpen. Dit forum heeft geen enkele beslissings- of opdrachtgevende bevoegdheid met betrekking tot de werkzaamheden van de verschillende werkgroepen. Het overlegorgaan zal worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de private sector (zowel financiële als niet financiële beroepen) en van de FAG. d. De FAG Typologieën In 2007 publiceerde de FAG typologieverslagen over de 4 volgende onderwerpen: 1) witwassen van de vermogensvoordelen uit BTW carrousel fraude; 2) ingewikkelde witwastechnieken vanuit een regionale invalshoek (GAFISUD initiatief waaraan de FAG haar medewerking verleende); 3) witwassen en terrorismefinanciering via de vastgoedsector; en 4) witwassen van druggeld (EAG initiatief waaraan de FAG haar medewerking verleende). De Cel werkte mee aan de uitwerking van de 4 typologieverslagen, maar in het bijzonder aan de verslagen 1 en 3. Deze documenten zijn beschikbaar zowel op de FAG webstek als op die van de Cel. Op basis van de typologieverslagen die op initiatief van de WGTYP worden opgesteld, werd het afgelopen jaar de samenwerking tussen deze FAG werkgroep en de FAG Working Group on Money Laundering and Terrorist Financing (WGTM) versterkt. De recent gepubliceerde typologieverslagen worden immers door de WGTM bestudeerd met het oog op de identificatie van eventuele gevolgen voor de FAG standaarden en het ondernemen van stappen om hierop een passend antwoord te bieden. De jaarlijkse FAG typologievergadering vond van 28 tot 30 november 2007 plaats te Bangkok in samenwerking met de APG. Naar analogie met voorgaande typologievergaderingen werd de nadruk tijdens deze vergadering gelegd op de werkwinkels over het lopend typologiewerk zowel binnen de FAG als binnen de APG. De onderwerpen die tijdens deze werkwinkels werden behandeld zijn: 1) financiering van proliferatie van massavernietigingswapens, 2) dreigingsanalyse van het witwassen, 3) risico’s van het Internet voor witwassen en terrorismefinanciering (project dat wordt geleid door medewerkers van de Cel), en 4) risico’s in de gok- en casinosector (APG initiatief waaraan de FAG haar medewerking verleent). De Werkwinkels werden gevolgd door een rondetafeldiscussie in een plenaire zitting. Zoals reeds hoger beschreven nam ook de WGTYP initiatieven om de samenwerking met de private sector te verbeteren met het oog op het doelgericht functioneren van deze werkgroep. e. De financiering van massavernietigingswapens In februari 2007 erkende de FAG plenaire vergadering dat er thans een gebrek is aan internationale instrumenten en mechanismen om het hoofd te bieden aan de dreiging van de financiering van massavernietigingswapens. De plenaire vergadering oordeelde dat er dringend actie moest worden ondernomen om de financiering van massavernietigingswapens te bestrijden en dat de FAG op dit vlak een bijdrage kan leveren uitgaande van haar ervaring in de strijd tegen illegale financiering. Op basis van het voorgaande besliste de FAG plenaire vergadering dat, ook al valt de financiering van massavernietigingswapens niet onder haar huidig mandaat, ze toch leidraden voor de financiële sector zou uitwerken. Deze leidraden hebben betrekking op de in de VN Resoluties beoogde financiële sancties, de activiteitgerelateerde financiële verbodsbepalingen, en de algemenere maatregelen ter bestrijding van
30
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
deze financiering in overeenstemming met de voormelde Resoluties. Tot op heden vaardigde de FAG een algemeen document uit en een bijlage met betrekking tot de VN Resoluties 1718(2006) en 1737(2006) evenals een specifiek document met betrekking tot de VN Resolutie 1737(2006). Het is belangrijk hierbij te benadrukken dat deze FAG documenten geen bindend karakter hebben en geen direct verband houden met de FAG 40+9 aanbevelingen, en bijgevolg ook niet in overweging zullen worden genomen in het kader van de FAG wederzijdse evaluaties. Deze documenten zijn dan ook uitsluitend bestemd om jurisdicties bij te staan in de uitwerking van leidraden voor hun financiële instellingen om zo de invoering van de activiteitgerelateerde financiële verbodsbepalingen van de VN Resoluties te vergemakkelijken. Op verzoek van de WGTM werd eveneens een typologieproject met betrekking tot de financiering van massavernietigingswapens opgestart. f. Onderwerpen met betrekking tot de internationale samenwerking De International Co-operation Review Group (ICRG) werd formeel opgericht in oktober 2006 en kwam voor het eerst samen in januari 2007. De belangrijkste doelstelling van de ICRG is het bestuderen en beoordelen van onderwerpen met betrekking tot de internationale samenwerking in de strijd tegen het witwassen en de financiering van terrorisme, en het formuleren van voorstellen van eventuele acties en maatregelen aan de plenaire vergadering. Zo de ICRG oordeelt dat een jurisdictie prima facie niet beantwoordt aan normen inzake het beantwoorden van internationale verzoeken, of ernstige AML/CFT tekortkomingen vertoont, zal ze aan de plenaire vergadering een mandaat vragen de situatie van naderbij te onderzoeken. De ICRG stelde 4 criteria voorop om jurisdicties die problemen stellen in de internationale samenwerking te identificeren: 1) ernstige tekortkomingen in de invoering van AML/CFT standaarden (zoals een gebrekkige strafbaarstelling van witwassen of financiering van terrorisme, gebrek aan preventieve maatregelen, de afwezigheid van een meldpunt); 2) concrete gevallen waaruit blijkt dat niet afdoend wordt geantwoord op verzoeken voor internationale samenwerking; 3) de omvang van de financiële sector en de integratie in de wereldeconomie; en 4) actuele ML/FT risico’s en dreigingen. Tot op heden identificeerde de ICRG 2 jurisdicties waarvoor ze van de plenaire vergadering het mandaat kreeg de situatie meer in detail te onderzoeken. Het betreft het noordelijk deel van Cyprus en Iran. Wat betreft het noordelijk deel van Cyprus wordt de ernst van de zaak nog ten gronde onderzocht samen met de Europese Commissie. Met betrekking tot Iran besliste de plenaire vergadering op 11 oktober 2007, op advies van de ICRG, een oproep te richten tot Iran om dringend de AML/CFT controles te versterken. De FAG legde hierover een publieke verklaring af. Hierin werd ook gesteld dat de FAG leden hun financiële instellingen zullen adviseren de risico’s die voortvloeien uit de tekortkomingen in het AML/CFT systeem in Iran in rekening te nemen met het oog op de toepassing van de verhoogde waakzaamheidprocedures. De Cel vroeg op 24 oktober aan Febelfin en Assuralia de publieke verklaring onder hun leden te verspreiden met het oog op het nemen van de gepaste maatregelen. De publieke verklaring is terug te vinden op de webstek van de FAG. g. Communicatie uitgaande van de FAG Het versterken van de communicatie met het publiek was één van de prioriteiten van het Canadees Voorzitterschap. Sindsdien verspreidt de FAG Voorzitter na iedere plenaire vergadering een Chairman’s
31
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
summary met kernbeslissingen door en het algemeen resultaat van de plenaire vergadering. In mei 2007 werd de eerste FAG e-news nieuwsbrief verspreid onder de delegaties en de vertegenwoordigers van de private sector. De FAG nieuwsbrief is ook bestemd voor het publiek en zal 3 maal per jaar worden verspreid. In juni 2007 verspreidde de FAG een beleidsbriefing met als titel Building Effective Systems to Fight Money Laundering and Terrorist Financing die bedoeld is om high level informatie te verstrekken over de FAG en haar werk, de voordelen van de invoering van de FAG aanbevelingen en wat een land moet doen om de FAG aanbevelingen doelgericht in te voeren. 2.3.2.2. De Egmont Groep De vijftiende algemene vergadering van de Egmont Groep vond in juni 2007 plaats op uitnodiging van de Financial Investigation Unit van de Bermuda Police Service. Vertegenwoordigers van 87 meldpunten, waaronder 84 Egmont leden28, en van 12 internationale organisaties namen eraan deel. De institutionalisering van de Egmont Groep, die reeds in 2004 van start ging en noodzakelijk was geworden gelet op de voortdurende uitbreiding van de Groep, is bijna voltooid door de oprichting van een vast secretariaat in Toronto waarvoor ondertussen het nodige personeel is aangeworven. Voordien werd de secretariaatsfunctie op vrijwillige basis waargenomen door individuele meldpunten. Deze nieuwe structuur wordt voorlopig gefinancierd door de Canadese overheid, maar vanaf medio 2008 zal een eigen budget worden samengesteld op basis van bijdragen van de leden. De overeenstemming die werd bereikt over een gezamenlijk basisdocument (zgn. Egmont Charter29), vormt een tweede, belangrijke stap in deze formalisering. Het Charter verwoordt de krachtlijnen, grondbeginselen en gangbare praktijken die de Egmont Groep als informele organisatie sinds 1995 ontwikkelde. Het bevestigt onder meer de basisdoelstellingen van de Groep, haar organisatorische structuur, de voorwaarden voor lidmaatschap en consensuele basis van de besluitvorming onder de leden. Aan alle leden werd gevraagd hun engagement als Egmont meldpunt schriftelijk te herbevestigen voor de volgende voltallige vergadering. Zodoende zal de institutionalisering in 2008 voltooid worden. Samen met het Amerikaanse meldpunt FinCEN staat de Cel aan de basis van de oprichting van de Egmont Groep in 1995. Sindsdien vormt ze één van de stuwende krachten van de Groep. Een lid van de Cel neemt als voorzitter van de juridische werkgroep deel aan de vergaderingen van het Comité. Daarnaast zijn andere medewerkers van de Cel actief in de juridische werkgroep en in de training working Group. 2.3.2.3. Het Comité voor de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme Het Comité voor de voorkoming van het witwassen van geld en financiering van terrorisme (hierna het “Comité”)30 kwam in 2007 zeven keer samen. Samen met vertegenwoordigers van de Commissie voor het bank-, financie- en assurantiewezen neemt de Cel actief deel aan de werkzaamheden van het Comité.
28 Tijdens deze plenaire zitting werden de meldpunten van Armenië, India, Nigeria, Niue, Syrië en Wit-Rusland als nieuwe leden aanvaard. 29 www.egmontgroup.org 30 Het Comité voor de voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme bestaat uit de EU lidstaten en wordt voorgezeten door de Europese Commissie. Het moet de Commissie bijstaan bij de geharmoniseerde uitvoering van de richtlijn 2005/60/EG en bij haar reglementaire functie in het kader van de comitologie procedure krachtens artikelen 40 en 41 van voormelde richtlijn.
32
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
Naast het uitwerken van gecoördineerde standpunten aangaande de werkzaamheden van de FAG, werden de werkzaamheden van het Comité hoofdzakelijk gewijd aan het uitwerken van criteria voor het opstellen van een gemeenschappelijke lijst van derde landen, zijnde niet EU/EER landen, die gelijkwaardige verplichtingen opleggen zoals deze voorzien in richtlijn 2005/60/EG. Hierbij onderlijnden de Lidstaten het belang om een eensgezinde toepassing te verzekeren voor de kredietinstellingen en de financiële instellingen. Deze gemeenschappelijke lijst van derde landen is van cruciaal belang voor de toepassing van onder meer artikel 11 (1) van de richtlijn 2005/60/EG, dat een vereenvoudigd klantenonderzoek toelaat, niet alleen wanneer de cliënt een onder de richtlijn vallende kredietinstelling of financiële instelling is, maar ook wanneer de cliënt een kredietinstelling of financiële instelling is gevestigd in een derde land dat eisen stelt die gelijkwaardig zijn aan die vervat in voornoemde richtlijn. Dezelfde criteria kunnen ook worden toegepast voor artikel 16 dat betrekking heeft op de uitvoering van het klantenonderzoek door derden en voor artikel 28 dat betrekking heeft op de uitzonderingen op het mededelingsverbod en dit voor zover het kredietinstellingen of financiële instellingen betreft. Deze criteria slaan dus niet op de niet-financiële instellingen en beroepen. Deze werkzaamheden hadden niet plaats binnen het Comité zelf, maar binnen daartoe speciaal ingerichte ad hoc vergaderingen in de marge van het Comité. De Commissie oordeelde dat de richtlijn 2005/60/EG haar niet toeliet om op communautair niveau een bindende positieve lijst van derde equivalente landen op te stellen. Bijgevolg bereikten de EU Lidstaten, in het kader van voornoemde ad hoc vergaderingen op 19 april 2007 een akkoord over de voormelde criteria (“gemeenschappelijke interpretatie over de criteria voor equivalentie van derden”). Krachtens dit akkoord genieten de FAG landen van een vermoeden van equivalentie voor zover FAG aanbevelingen 1, 4, 5, 10, 17, 13, 23, 29, 30 en 40, bijzondere aanbevelingen II en IV niet als onvoldoende (non compliant) zijn bevonden na een derde wederzijdse FAG evaluatie. Een gedeeltelijke voldoende (partially compliant) wordt enkel aanvaard tijdens de opvolgingsperiode na de evaluatie. Voor de niet-FAG landen is er geen vermoeden van equivalentie. Zij kunnen enkel in de lijst worden opgenomen op vraag van een EU Lidstaat en voor zover zij ten minste een voldoende (compliant) of ruim voldoende (largely compliant) hebben behaald na een evaluatie op basis van de FAG aanbevelingen en de FAG methodologie. Een gedeeltelijke voldoende (partially compliant) wordt enkel aanvaard tijdens de follow-up periode na de evaluatie. Landen die niet aan de criteria voldoen, kunnen echter wel gesponsord worden door EU Lidstaten. Landen die aan de criteria voldoen kunnen anderzijds ook op vraag van een EU Lidstaat worden uitgesloten. De flexibiliteit werkt zowel positief als negatief. Het land dat die flexibiliteit inroept zal evenwel degelijke argumenten moeten voorleggen om de andere EU Lidstaten te overtuigen. In uitvoering van dit akkoord stelden de EU Lidstaten lijsten voor van derde landen die met toepassing van de vastgelegde criteria naar hun oordeel equivalent zijn aan de EU landen, daaronder begrepen de landen behorende tot de Europese Economische Ruimte (IJsland, Liechtenstein en Noorwegen). Eens de EU Lidstaten een akkoord hebben bereikt over deze gemeenschappelijke lijst zal deze samen met voornoemd akkoord gepubliceerd worden. Elke EU Lidstaat zal derhalve op nationaal niveau de nodige maatregelen moeten treffen om deze lijst in de praktijk te brengen.
33
II. ACTIVITEITEN VAN DE CEL
Op 20 april 2007 hield het Comité een tweede werkwinkel over de omzetting van richtlijn 2005/60/EG. Het was vooral de bedoeling van gedachten te wisselen en uitleg te verschaffen over alle vragen rond interpretatie of enig ander probleem waarmee de lidstaten werden geconfronteerd bij de omzetting van de richtlijn naar nationaal recht. 2.3.2.4. Het EU FIU Platform Het FIU-platform is een informeel forum waarin de Europese meldpunten elkaar kunnen ontmoeten om specifieke problemen van gemeenschappelijk belang te bespreken. Er zijn momenteel drie werkgroepen werkzaam binnen dit platform die zich bezighouden met de terugkoppeling aan de meldende beroepen, de gegevensbescherming en vertrouwelijkheid en de samenwerking tussen meldpunten. In oktober 2007 legde elke werkgroep een voorlopig verslag voor. De Belgische en Franse meldpunten werkten samen het onderwerp “gegevensbescherming en vertrouwelijkheid” uit en formuleerden enkele punten ter overweging. Hierin wordt onder meer voorgesteld dit onderwerp, zowel op nationaal als op Europees vlak, te bespreken met de bevoegde overheden inzake de gegevensbescherming. Het verslag van deze subgroep zal in de loop van 2008 worden afgerond. Het BRITE-project31 werd ook voorgesteld tijdens de vergadering in oktober. Het betreft een platform dat toegang biedt tot een gegevensbank met de openbare nationale handelsregisters op Europese schaal. Hiermee kunnen de meldpunten informatie inwinnen op reactief en proactief vlak. Er werd in dit verband een vragenlijst opgesteld die aan de meldpunten werd voorgelegd, zodat het prototype kan worden aangepast aan de behoeften van de meldpunten. 2.3.2.5. Wederzijdse evaluaties Het toetsen van de ingestelde maatregelen aan de FAG aanbevelingen draagt in grote mate bij tot het versterken van de mechanismen ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. De FAG is op dit moment bezig met een derde evaluatieronde van haar lidstaten. Ook andere landen worden aan een gelijkaardige evaluatie onderworpen, hetzij door de regionale FAG waarvan zij deel uitmaken, hetzij door het Internationaal Muntfonds of door de Wereldbank. Hierbij worden dezelfde methodologie en dezelfde procedure gebruikt. Zo nam een lid van de Cel in 2007 als juridisch expert deel aan de evaluatie van China die gezamenlijk werd geleid door de FAG en de Eurasia Group. Als deskundige voor Moneyval verzorgde hij de juridische aspecten van de evaluaties van Liechtenstein en Israël. Personeelsleden van de Cel namen als law enforcement expert deel aan de evaluaties van Finland en van Canada.
31 www.briteproject.net
34
III. STATISTIEKEN
III. 1.
S
TATISTIEKEN
KERNCIJFERS
1.1. Cijfers voor het jaar 2007 Aantal meldingen
12.830
Aantal doormeldingen aan het parket
4.729
Verhouding doormeldingen/Aantal meldingen Aantal
36,9 %
dossiers32
4.927
Aantal aan het parket doorgemelde dossiers
1.166
Verhouding doorgemelde dossiers/Aantal dossiers
23,7 %
Bedragen aangegeven in de doorgemelde dossiers*
623,7
Aantal verzetten
39
* Bedragen in miljoen EUR3233
1.2. Evolutie over de 5 laatste jaren 2003
2004
2005
2006
2007
Aantal meldingen
9.953
11.234
10.148
9.938
12.830
Aantal nieuwe dossiers
2.036
3.163
3.051
3.367
4.927
784
664
686
912
1.166
1.154,3
600,2
636,2
799,5
623,7
29
32
29
41
39
Aantal aan het parket doorgemelde dossiers Bedragen aangegeven in de doorgemelde dossiers* Aantal verzetten * Bedragen in miljoen EUR
1.3. Evolutie van het totaal aantal openstaande dossiers
Aantal openstaande dossiers33
op 31/12/03
op 31/12/04
op 31/12/05
op 31/12/06
op 31/12/07
683
1.009
1.157
1.248
1.685
32 Een groot aantal meldingen slaat op afzonderlijke verrichtingen die verband houden met één zaak. Verschillende meldingen die uitgaan van één meldende instelling kunnen betrekking hebben op één en dezelfde zaak. Overigens bevat eenzelfde zaak veelal meldingen vanwege verschillende instellingen. Dergelijke meldingen worden door de Cel samengebracht in één dossier. 33 De 1.685 dossiers die op 31 december 2007 in behandeling waren, slaan op 2.343 meldingen.
35
III. STATISTIEKEN
1.4. Evolutie van het totaal aantal geseponeerde dossiers
Totaal aantal door de Cel geseponeerde dossiers
2003
2004
2005
2006
2007
1.703
2.176
2.254
2.412
3.360
Sinds het begin van haar activiteiten seponeerde de Cel 19.277 dossiers op een totaal van 30.162, geopend sinds 1993. In het kader van de terugkoppeling van informatie lichtte zij de betrokken instellingen hiervan in met de verduidelijking dat deze seponeringen voorlopig zijn en hen niet vrijstellen van bijkomende meldingen zo zich nieuwe verdachte verrichtingen voordoen. Deze geseponeerde dossiers vertegenwoordigen 54.894 meldingen, hetzij 42,9 % van het totaal.
1.5. Evolutie van het gemiddeld aantal meldingen per maand Tussen 1 januari 2007 en 31 december 2007 ontving de Cel 12.830 meldingen. Het gemiddeld aantal meldingen per maand is zodoende gestegen van 828 in 2006 naar 1.069 in 2007 of een stijging van 29,1 %.
1200 1000 800 600 400 200 0
2003
2004
2005
2006
2007
1.6. Evolutie van het aantal nieuwe dossiers per referentieperiode Na een eerste ontleding van de meldingen werden in 2007 4.927 nieuwe dossiers geopend, wat een stijging van 46,3 % betekent in vergelijking met 2006.
5000 4000 3000 2000 1000 0
36
2003
2004
2005
2006
2007
III. STATISTIEKEN
1.7. Evolutie van het aantal aan de parketten doorgemelde dossiers In 2007 werden 1.166 dossiers doorgemeld aan de parketten, nadat het onderzoek door de Cel ernstige aanwijzingen van witwassen in de zin van de wet van 11 januari 1993 aan het licht had gebracht. Het aantal doorgemelde dossiers in 2007 steeg met 27,8 % in vergelijking met 2006.
1200 1000 800 600 400 200 0
2003
2004
2005
2006
2007
1.8. Verzet tegen de uitvoering van een verrichting In 2007 maakte de Cel in 39 gevallen gebruik van haar bevoegdheid om zich te verzetten tegen de uitvoering van een verrichting. De Cel bevroor tijdelijk activa voor een waarde van 5,1 miljoen EUR. Dit bedrag mag niet verward worden met de inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen waartoe de gerechtelijke overheden zijn overgegaan ingevolge inlichtingen verstrekt door de Cel, waar het om beduidend hogere bedragen gaat.
1.9. Gerechtelijke opvolging Sedert haar oprichting heeft de Cel kennis van 1.046 veroordelingen uitgesproken door de hoven en de rechtbanken in de 9.200 door haar doorgemelde dossiers. Er dient te worden opgemerkt dat tegen bepaalde vonnissen hoger beroep werd aangetekend. De in verband hiermee uitgesproken verbeurdverklaringen lopen op tot 734,1 miljoen EUR, terwijl het totaal aan opgelegde boetes thans 78,2 miljoen EUR bedraagt. In totaliteit werden 2.060 personen tot 3.568 jaar gevangenisstraf veroordeeld.
37
III. STATISTIEKEN
2.
ONTVANGEN MELDINGEN
2.1. Onderverdeling per jaar van het aantal meldende ondernemingen en personen 2.1.1. Onderverdeling van de financiële ondernemingen en beroepen 2003
2004
2005
2006
2007
Kredietinstellingen
65
60
57
57
56
Beursvennootschappen
14
12
12
11
6
Levensverzekeringsondernemingen
16
20
16
14
10
Beleggingsondernemingen
2
3
0
0
1
Wisselkantoren
13
15
14
13
13
Hypothecaire ondernemingen
4
2
2
4
5
Ondernemingen voor consumentenkrediet
1
0
3
0
3
Uitgevers of beheerders van kredietkaarten
2
1
1
0
1
Verzekeringsmakelaars*
-
2
3
3
6
Andere
3
6
3
3
3
Totaal
120
121
111
105
104
* De preventieve maatregelen werden in 2004 uitgebreid tot bepaalde categorieën meldingsplichtigen.
2.1.2. Onderverdeling van de niet-financiële ondernemingen en beroepen 2003
2004
2005
2006
2007
Vastgoedmakelaars
0
3
0
1
2
Bewakingsondernemingen
0
0
0
0
0
Handelaren in diamant*
-
0
1
0
0
Notarissen
10
140
136
119
130
Gerechtsdeurwaarders
1
0
2
3
1
Bedrijfsrevisoren
2
3
8
12
13
Boekhoudkundige en fiscale beroepen
4
8
13
19
27
Uitbaters van casinospelen
8
8
8
9
9
Advocaten*
-
4
0
2
2
25
166
168
165
184
Totaal
* De preventieve maatregelen werden in 2004 uitgebreid tot bepaalde categorieën meldingsplichtigen.
38
III. STATISTIEKEN
2.2. Spreiding van het aantal meldingen per sector 2.2.1. Cijfers voor 2007 Onderstaande tabel geeft de spreiding weer van de meldingen naargelang de herkomst. van 01/01/07 tot 31/12/07 6.005 4.207 1.160 469 334 211 196 248 12.830
Wisselkantoren Kredietinstellingen Casino’s Buitenlandse meldpunten Notarissen De Post Douane Andere Totaal
Notarissen
De Post
Douane
% 46,8 % 32,8 % 9,0 % 3,7 % 2,6 % 1,7 % 1,5 % 1,9 % 100 %
Andere
Buitenlandse meldpunten Wisselkantoren Casino’s
Kredietinstellingen
2.2.2. Vergelijking 2006 – 2007 Onderstaande tabel geeft de spreiding weer van de meldingen naargelang de herkomst.
Wisselkantoren Kredietinstellingen Casino’s Buitenlandse meldpunten Notarissen De Post Douane Andere Totaal
2006 4.105 3.675 969 435 244 215 295 9.938
2007 6.005 4.207 1.160 469 334 211 196 248 12.830
Evolutie in % + 46,3 % + 14,5 % + 19,7 % + 7,8 % + 36,9 % - 1,9 % - 18,9 % 29,1 %
39
III. STATISTIEKEN
2.3. Spreiding van het aantal meldingen per jaar en per sector – evolutie per jaar 2003
2004
2005
2006
2007
12
3
7
35
2
3.964
4.891
4.427
3.675
4.207
Beursvennootschappen
168
64
89
40
22
Levensverzekeringsondernemingen
71
92
151
121
82
De Post
5
19
46
215
211
Vennootschappen voor makelarij in financiële instrumenten
0
0
0
0
0
Deposito- en Consignatiekas
1
1
0
0
0
Vermogensbeheerders
3
7
1
0
1
Vennootschappen voor beleggingsadvies
0
0
0
0
0
4.881
4.673
4.015
4.105
6.005
Hypothecaire ondernemingen
8
11
5
7
12
Consumentenkrediet
4
0
4
0
4
Uitgevers van kredietkaarten
7
4
1
0
2
Leasingondernemingen
0
1
0
0
2
Bijkantoren van EG-beleggingsondernemingen
0
0
0
0
0
Bijkantoren van niet-EG-beleggingsondernemingen
0
0
0
0
0
Vastgoedmakelaars
0
3
0
2
2
Bewakingsondernemingen
0
0
0
0
0
Plaatsing van orders in financiële instrumenten
7
0
6
3
0
Marktondernemingen*
-
0
0
0
0
Handelaren in diamant*
-
0
1
0
0
Verzekeringsbemiddelaars*
-
2
3
26
47
Derivatenspecialisten*
-
0
0
0
0
Notarissen
11
264
215
244
334
Gerechtsdeurwaarders
1
0
2
5
1
Bedrijfsrevisoren
3
5
13
20
26
Externe accountants, externe belastingsconsulenten, erkende boekhouders
4
8
18
33
39
Nationale Bank van België Kredietinstellingen
Wisselkantoren
Casino-uitbaters
412
496
576
969
1.160
Advocaten
-
13
0
3
3
Douane
-
-
-
-
196
390
674
567
435
469
1
3
1
0
3
Buitenlandse meldpunten** Controleoverheden TOTAAL
9.953 11.234 10.148 9.938 12.830
* De preventieve maatregelen werden in 2004 uitgebreid tot bepaalde categorieën meldingsplichtigen. ** De verzoeken van buitenlandse meldpunten worden voor verwerkingsdoeleinden beschouwd als meldingen.
40
III. STATISTIEKEN
2.4. Overzicht van de verzoeken om inlichtingen ontvangen van buitenlandse meldpunten – evolutie per jaar Algerije Andorra Antigua en Barbuda Argentinië Australië Bahama’s Belize Bermuda Bolivia Bosnië en Herzegovina Brazilië Bulgarije Canada Chili Colombia Cookeilanden Cyprus Denemarken Dominicaanse Republiek Duitsland Egypte Eiland Man Estland Filippijnen Finland Frankrijk Georgië Gibraltar Grenada Griekenland Groothertogdom Luxemburg Guatemala Guernsey Hongarije Hongkong Ierland IJsland Indonesië Israël Italië Jersey Kaaimaneilanden Kroatië
2003 0 0 0 0 1 0 0 2 1 0 4 3 0 2 2 1 3 0 0 7 0 7 0 0 2 106 0 0 0 1 60 0 8 8 2 10 0 0 3 14 11 0 2
2004 0 2 0 0 2 0 0 1 2 0 2 4 0 1 0 0 2 0 0 4 0 3 0 0 1 155 0 2 0 0 92 1 8 0 0 8 0 1 2 5 5 1 5
2005 1 0 0 3 0 1 1 0 2 0 0 5 0 0 0 0 2 0 1 4 0 3 0 1 3 201 1 2 1 0 94 0 9 5 0 2 0 0 2 4 5 0 2
2006 0 0 1 0 1 0 0 0 4 2 0 5 2 2 1 0 0 0 1 12 1 3 3 0 5 137 1 0 0 0 151 0 5 0 0 3 1 1 3 3 2 0 1
2007 1 0 0 1 3 0 0 0 6 0 0 7 1 0 0 0 1 1 0 2 0 0 0 3 7 110 1 1 0 0 125 1 2 1 0 1 1 0 5 3 4 0 3
41
III. STATISTIEKEN
Letland Libanon Liechtenstein Litouwen Macedonië Maleisië Malta Mexico Moldavië Monaco Montenegro Nederland Nederlandse Antillen Nieuw-Zeeland Noorwegen Oekraïne Oostenrijk Panama Paraguay Peru Polen Portugal Roemenië Rusland Saint-Kitts en Nevis Saint-Vincent en de Grenadines Senegal Servië Singapore Slovakije Slovenië Spanje Thailand Tsjechië Turkije Vanuatu Venezuela Verenigd Koninkrijk Verenigde Arabische Emiraten Verenigde Staten Zuid-Afrika Zuid-Korea Zweden Zwitserland TOTAAL
42
2003 4 4 4 1 0 0 0 3 0 7 0 41 0 0 2 0 3 0 0 0 5 4 0 2 0 0 0 1 1 4 1 13 0 3 1 0 1 12 3 3 0 1 1 5 390
2004 2 0 3 0 0 0 3 2 0 3 0 281 0 0 2 2 4 0 0 0 1 2 2 9 0 0 0 1 2 4 1 12 1 0 2 1 2 6 2 4 1 0 1 9 674
2005 0 4 0 3 1 0 0 0 3 3 2 123 2 0 0 1 0 0 0 5 3 5 4 6 0 0 0 2 0 4 1 6 0 1 2 0 6 2 1 12 2 0 0 8 567
2006 1 0 0 3 0 0 0 0 2 2 0 18 0 1 1 1 0 0 2 0 0 4 3 10 0 1 1 0 1 2 1 13 0 1 1 0 2 7 0 2 0 0 0 4 435
2007 5 1 0 0 1 1 1 0 0 2 0 76 0 0 0 4 0 1 0 0 5 2 8 4 1 0 1 2 1 1 1 7 1 1 2 0 2 34 0 4 0 0 0 9 469
III. STATISTIEKEN
2.5. Meldingen van de casino’s In 2007 ontving de Cel 1.160 meldingen van de casino’s die slaan op 1.415 verrichtingen. In onderstaande tabel is hiervan een overzicht opgenomen. 2.5.1. Overzicht van de casinoverrichtingen in 2007 Criterium* 1
Aan- of verkoop van speelpenningen door een cliënt gepaard gaande met of voorafgegaan door het gebruik van valse identiteitsstukken, van een alias of van eender welk middel waardoor zijn identificatie bemoeilijkt wordt
Verrichtingen Bedragen in EUR
1
0
0
0
2
Verkoop of omruiling van speelpenningen afkomstig van andere casino’s
3
Aankoop van speelpenningen door een cliënt voor een bedrag van 10.000 EUR of méér tegen betaling in speciën of door middel van bank- of kredietkaart
1.392
30.334.298
4
Aankoop van speelpenningen door een cliënt voor een bedrag van 2.500 EUR of méér tegen buitenlandse deviezen
14
68.714
5
Verkoop van speelpenningen door een cliënt voor een bedrag van 2.500 EUR of méér tegen één of méér cheques of overschrijvingen
8
161.000
Aankoop van speelpenningen door een cliënt voor een bedrag dat buiten verhouding staat met zijn gekende financiële toestand
0
0
Verkoop van speelpenningen door een cliënt, wanneer het spelgedrag van deze cliënt niet in overeenstemming te brengen is met een normaal spelpatroon en het winstoogmerk afwezig of ondergeschikt is
0
0
8
Deposito cliënt
0
0
9
Uitbetaling speelpenningen aan een derde
0
0
10 Uitbetaling van speelpenningen waarbij de cliënt om een betalingsbewijs verzoekt
0
0
11 Regelmatige aan- en verkoop van speelpenningen onder de bedragen om melding te voorkomen
0
0
1.415
30.564.012
0
0
1.415
30.564.012
6
7
Subtotaal objectieve criteria 12 Aan de Cel gemelde verrichtingen op basis van subjectieve criteria Algemeen totaal * Zie koninklijk besluit van 6 mei 1999.
43
III. STATISTIEKEN
2.5.2. Evolutie van het aantal meldingen per criterium over de 5 laatste jaren 2003
2004
2005
2006
2007
1
2
2
6
11
1
2
1
0
2
1
0
3
441
472
620
1.207
1.392
4
23
7
26
8
14
5
7
3
5
3
8
6
0
0
1
0
0
7
1
0
1
5
0
8
5
0
0
0
0
9
0
0
0
0
0
10
0
0
0
0
0
11
0
0
0
0
0
12
0
0
0
0
0
Totaal
480
484
661
1.235
1.415
2.5.3. Evolutie van de bedragen per criterium over de 5 laatste jaren (bedragen in EUR) 2003
2005
2006
2007
1
100
11.000
156.300
131.700
0
2
12.000
0
17.705
11.000
0
3
7.410.500
8.012.762
11.738.616
23.677.730
30.334.298
4
186.731
33.378
149.203
109.190
68.714
5
192.800
56.910
120.100
77.390
161.000
6
0
0
16.000
0
0
7
195
0
4.500
207.400
0
8
98.000
0
0
0
0
9
0
0
0
0
0
10
0
0
0
0
0
11
0
0
0
0
0
12
0
0
0
0
0
7.707.526
8.093.500
12.202.425
24.214.410
30.564.012
Totaal
44
2004
III. STATISTIEKEN
2.6. Verdeling van het aantal meldingen per gerechtelijk arrondissement 2.6.1. Cijfers voor het jaar 2007 Onderstaande tabel* geeft de verdeling weer van het aantal meldingen per gerechtelijk arrondissement in functie van de plaats waar de hoofdverrichting zich voordeed. Gerechtelijk arrondissement
van 01/01/07 tot 31/12/07
%
26
0,2
1.932
15,6
Bergen
159
1,3
Brugge
611
4,9
Brussel
5.994
48,5
Charleroi
300
2,4
Dendermonde
109
0,9
Dinant
54
0,4
Doornik
65
0,5
Eupen
48
0,4
Gent
880
7,1
Hasselt
159
1,3
Hoei
18
0,2
Ieper
18
0,2
Kortrijk
166
1,3
Leuven
221
1,8
Luik
461
3,7
Marche
15
0,1
Mechelen
57
0,5
Namen
253
2,1
8
0,1
Nijvel
112
0,9
Oudenaarde
34
0,3
Tongeren
349
2,8
Turnhout
102
0,8
Verviers
175
1,4
Aarlen Antwerpen
Neufchâteau
Veurne
35
0,3
Totaal
12.361
100 %
* In deze tabel zijn de verzoeken van de buitenlandse meldpunten niet vervat.
45
III. STATISTIEKEN
2.6.2. Evolutie over de 5 laatste jaren Onderstaande tabel* geeft de verdeling weer van het aantal meldingen per gerechtelijk arrondissement in functie van de plaats waar de hoofdverrichting zich voordeed. Gerechtelijk arrondissement
2003
2004
2005
2006
2007
Aarlen Antwerpen Bergen Brugge Brussel Charleroi Dendermonde Dinant Doornik Eupen Gent Hasselt Hoei Ieper Kortrijk Leuven Luik Marche Mechelen Namen Neufchâteau Nijvel Oudenaarde Tongeren Turnhout Verviers Veurne Totaal
29 1.685 66 566 3.970 118 59 39 69 22 1.835 83 5 6 191 43 274 4 46 118 3 73 18 111 71 49 10 9.563
38 1.307 98 481 5.067 131 104 65 63 21 1.679 117 14 17 199 62 240 4 42 269 4 80 29 192 148 58 31 10.560
18 1.250 77 485 4.431 187 78 83 52 21 1.422 159 12 19 194 74 243 7 64 188 8 111 16 169 113 79 21 9.581
27 1.236 79 543 4.422 293 96 71 58 21 882 138 30 30 177 194 316 9 51 226 12 112 32 200 87 139 22 9.503
26 1.932 159 611 5.994 300 109 54 65 48 880 159 18 18 166 221 461 15 57 253 8 112 34 349 102 175 35 12.361
* In deze tabel zijn de verzoeken vanwege de buitenlandse meldpunten niet vervat.
46
III. STATISTIEKEN
3.
DOSSIERS
3.1. Indeling van de dossiers volgens de aard van de belangrijkste verrichtingen 3.1.1. Cijfers voor het jaar 2007* Verrichtingen
van 01/01/07 tot 31/12/07
%
1.187
25,6
Stortingen op rekeningen
895
19,3
Internationale betalingen
462
10,0
Opname van rekening
426
9,2
Onroerende goederen
280
6,1
Binnenlandse betalingen
240
5,2
Casinoverrichtingen
219
4,7
Grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen***
173
3,7
Manuele wissel
166
3,6
Effecten
74
1,6
Andere
507
11,0
Totaal
4.629
100 %
Geldverzending**
* In deze tabel zijn de verzoeken vanwege de buitenlandse meldpunten niet vervat. ** Hieronder wordt verstaan de dienstverlening waarbij een bemiddelaar in opdracht van zijn cliënt een geldsom overmaakt aan een door deze cliënt aangewezen begunstigde. *** Zie verordening (EG) nr. 1889/2005 van 26 oktober 2005.
Manuele wissel
Effecten
Andere
Grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen
Geldverzending
Casinoverrichtingen
Binnenlandse betalingen
Onroerende goederen Opname van rekening
Stortingen op rekeningen Internationale betalingen
47
III. STATISTIEKEN
3.1.2. Evolutie over de 5 laatste jaren*
Geldverzending** Stortingen op rekening Internationale betalingen Opname van rekening Onroerende goederen Binnenlandse betalingen Casinoverrichtingen Grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen*** Manuele wissel Effecten Andere Totaal
2003 511 211 344 142 5 59 92 96 33 256 1.749
2004 329 542 541 247 223 111 103 79 86 407 2.668
2005 446 506 449 268 176 132 97 71 111 437 2.693
2006 527 563 442 306 213 214 175 99 96 496 3.131
2007 1.187 895 462 426 280 240 219 173 166 74 507 4.629
* In deze tabel zijn de verzoeken vanwege de buitenlandse meldpunten niet vervat. ** Hieronder wordt verstaan de dienstverlening waarbij een bemiddelaar in opdracht van zijn cliënt een geldsom overmaakt aan een door deze cliënt aangewezen begunstigde. *** Zie verordening (EG) nr. 1889/2005 van 26 oktober 2005.
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2003
48
2004
2005
2006
Geldverzending
Onroerende goederen
Manuele wissel
Stortingen op rekening
Binnenlandse betalingen
Effecten
Internationale betalingen
Casinoverrichtingen
Andere
Opname van rekening
Grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen
2007
III. STATISTIEKEN
3.2. Geseponeerde dossiers Tussen 1 januari 2007 en 31 december 2007 seponeerde de Cel 3.360 dossiers. Deze dossiers werden geseponeerd wegens het ontbreken van ernstige aanwijzingen van witwassen van geld of de financiering van terrorisme in de zin van de wet van 11 januari 1993. Deze seponeringen zijn uiteraard voorlopig. Aantal geseponeerde dossiers
Aantal nieuwe dossiers
%
2003
1.703
2.036
83,6
2004
2.176
3.163
68,8
2005
2.254
3.051
73,9
2006
2.412
3.367
71,6
2007
3.360
4.927
68,2
Evolutie van het percentage geseponeerde dossiers
100 80 60 40 20 0
2003
2004
2005
2006
2007
3.3. Openstaande dossiers Op 31 december 2007, waren nog 1.685 dossiers in behandeling. Aantal openstaande dossiers
Aantal nieuwe dossiers
%
op 31/12/03
683
2.036
33,5
op 31/12/04
1.009
3.163
31,9
op 31/12/05
1.157
3.051
37,9
op 31/12/06
1.248
3.367
37,1
op 31/12/07
1.685
4.927
34,2
Evolutie van het percentage openstaande dossiers
40 30 20 10 0
2003
2004
2005
2006
2007
49
III. STATISTIEKEN
4.
DOSSIERS DOORGEMELD AAN DE PARKETTEN
4.1. Aantal doorgemelde dossiers per meldende instelling en per jaar 4.1.1. Cijfers voor het jaar 2007 van 01/01/07 tot 31/12/07
%
Kredietinstellingen
754
64,7
Wisselkantoren
263
22,6
De Post
61
5,2
Casino’s
35
3,0
Buitenlandse meldpunten
13
1,1
Andere
40
3,4
Totaal
1.166
100 %
Buitenlandse meldpunten
Andere
Casino’s De Post
Wisselkantoren
50
Kredietinstellingen
III. STATISTIEKEN
4.1.2. Evolutie van het aantal aan de parketten doorgemelde dossiers per categorie van meldende instellingen over de 5 laatste jaren 2003
2004
2005
2006
2007
Kredietinstellingen
470
429
512
630
754
Wisselkantoren
251
174
101
166
263
De Post
1
2
6
19
61
Casino’s
22
11
12
19
35
Buitenlandse meldpunten
16
25
25
27
13
Andere
24
23
30
51
40
Totaal
784
664
686
912
1.166
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2003
2004
2005
2006
Kredietinstellingen
Casino’s
Wisselkantoren
Buitenlandse meldpunten
De Post
Andere
2007
51
III. STATISTIEKEN
4.2. Bedragen aangegeven in de doorgemelde dossiers 4.2.1. Cijfers voor het jaar 2007 Bedragen in miljoen EUR
van 01/01/07 tot 31/12/07
%
Kredietinstellingen
506,2
81,2
Wisselkantoren
36,0
5,8
Buitenlandse meldpunten
36,0
5,8
Casino’s
11,7
1,9
Notarissen
5,8
0,9
Andere
28,0
4,4
Totaal
623,7
100 %
Notarissen
Andere
Casino’s Buitenlandse meldpunten
Kredietinstellingen
Wisselkantoren
4.2.2. Evolutie over de 5 laatste jaren Bedragen in miljoen EUR
2003
2004
2005
2006
2007
1.017,6
473,6
514,6
634,3
506,2
Wisselkantoren
79,8
56,1
30,7
24,2
36,0
Buitenlandse meldpunten
31,5
24,3
44,3
12,7
36,0
Casino’s
3,7
3,2
24,6
6,9
11,7
Notarissen
3,2
5,6
10,6
5,7
5,8
Andere
18,5
37,4
11,4
115,7
28,0
Totaal
1.154,3
600,2
636,2
799,5
623,7
Kredietinstellingen
52
III. STATISTIEKEN
4.3. Spreiding per gerechtelijk arrondissement van de dossiers die tussen 01/12/93 en 31/12/07 werden doorgemeld en het door gerechtelijke overheden gegeven gevolg Gerechtelijk arrondissement
totaal
%
VO
GO
VCR
ZG
BV
BO
Ver*
Vr
175
1,9
66
13
0
68
0
0
28
0
Brussel
3.286
35,7
322
211
76
2.321
44
13
275
24
Antwerpen
Federaal parket**
2.243
24,4
169
44
52
1.645
56
9
252
16
Luik
425
4,6
79
38
11
225
16
17
39
0
Turnhout
422
4,6
38
4
20
201
3
6
133
17
Gent
312
3,4
75
21
13
143
8
3
47
2
Brugge
271
3,0
47
30
10
112
16
13
40
3
Tongeren
269
2,9
41
16
19
126
10
3
42
12
Charleroi
238
2,6
76
31
17
92
3
4
15
0
Hasselt
222
2,4
35
4
9
123
5
2
41
3
Dendermonde
205
2,2
76
10
5
69
11
0
34
0
Kortrijk
145
1,6
41
9
4
65
8
8
10
0
Bergen
142
1,5
54
26
3
46
4
2
7
0
Doornik
119
1,3
37
14
0
31
1
25
11
0
Leuven
109
1,2
27
15
1
45
8
0
12
1
Mechelen
96
1,0
25
9
7
35
2
1
16
1
Namen
95
1,0
19
21
4
39
2
1
9
0
Nijvel
81
0,9
35
4
8
25
2
2
5
0
Veurne
72
0,8
8
4
3
19
0
32
6
0
Oudenaarde
51
0,6
21
7
0
15
3
0
5
0
Verviers
49
0,5
13
4
3
24
1
2
2
0
Eupen
40
0,4
17
3
0
15
0
4
1
0
Ieper
35
0,4
5
8
5
7
4
2
3
1
Dinant
29
0,3
8
8
0
11
1
0
1
0
Aarlen
19
0,2
6
1
1
9
0
1
1
0
Hoei
19
0,2
6
3
0
4
1
1
4
0
Marche
16
0,2
7
4
1
1
0
0
3
0
Neufchâteau Totaal %
15
0,2
3
5
1
1
1
0
4
0
9.200
100
1.356
567
273
5.517
210
151
1.046
80
14,7
6,2
3,0
59,9
2,3
1,6
11,4
0,9
100
* Tegen bepaalde vonnissen werd hoger beroep aangetekend. ** Het federaal parket is operationeel sinds 21 mei 2002. Legende: VO
: Vooronderzoek
GO
: Verwijzing naar correctionele rechtbank
ZG
:
BV
: Buitenvervolgingstelling
Zonder gevolg na vooronderzoek door het parket
BO
: Dossiers door de Belgische gerechtelijke overheden
Ver
: Veroordeling
Vr
: Vrijspraak
overgemaakt aan een buitenlandse gerechtelijke overheid
53
III. STATISTIEKEN
4.4. Verdeling van de doorgemelde dossiers volgens de aard van de verrichting 4.4.1. Cijfers voor het jaar 2007* Aard verrichting
van 01/01/07 tot 31/12/07
%
Geldverzending**
243
21,1
Stortingen op rekening
179
15,5
Opname van rekening
178
15,4
Internationale betalingen
152
13,2
Binnnenlandse betalingen
89
7,7
Manuele wissel
39
3,4
Effecten
37
3,2
Casinoverrichtingen
35
3,0
Kredieten
30
2,6
Aanbieding van cheques
22
1,9
Andere
149
13,0
Totaal
1.153
100 %
* In deze tabel zijn de verzoeken vanwege de buitenlandse meldpunten niet vervat. ** Hieronder wordt verstaan de dienstverlening waarbij een bemiddelaar in opdracht van zijn cliënt een geldsom overmaakt aan een door deze cliënt aangewezen begunstigde.
Aanbieding van cheques
Andere
Kredieten Geldverzending Casinoverrichtingen Effecten Manuele wissel
Binnnenlandse betalingen
Internationale betalingen
54
Stortingen op rekening
Opname van rekening
III. STATISTIEKEN
4.4.2. Evolutie over de 5 laatste jaren* 2003 206 80 75 116 24 98 14 22 18 58 57 768
Geldverzending** Stortingen op rekening Opname van rekening Internationale betalingen Binnenlandse betalingen Manuele wissel Effecten Casinoverrichtingen Kredieten Aanbieding van cheques Andere Totaal
2004 148 70 72 129 36 52 7 12 17 28 68 639
2005 77 125 98 128 39 47 14 12 18 26 77 661
2006 152 147 111 148 78 43 17 19 28 33 109 885
2007 243 179 178 152 89 39 37 35 30 22 149 1.153
* Deze tabel laat meldingen ontvangen van buitenlandse meldpunten buiten beschouwing. ** Hieronder wordt verstaan de dienstverlening waarbij een bemiddelaar in opdracht van zijn cliënt een geldsom overmaakt aan een door deze cliënt aangewezen begunstigde.
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2003
2004
2005
2006
2007
Geldverzending
Binnenlandse betalingen
Kredieten
Stortingen op rekening
Manuele wissel
Aanbieding van cheques
Opname van rekening
Effecten
Andere
Internationale betalingen
Casinoverrichtingen
55
III. STATISTIEKEN
4.5. Verdeling van de doorgemelde dossiers volgens witwasstadium 2003
2004
2005
2006
2007
Circulatie
552
476
458
583
827
Inbreng
143
104
123
234
231
Investering
89
84
105
95
108
Totaal
784
664
686
912
1.166
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2003
Circulatie
2004
2005
Inbreng
2006
2007
Investering
Verdeling van de in 2007 doorgemelde dossiers volgens witwasstadium
Investering Inbreng
56
Circulatie
III. STATISTIEKEN
4.6. Verdeling van de doorgemelde dossiers volgens de belangrijkste onderliggende criminaliteit 4.6.1. Cijfers voor het jaar 2007 van 01/01/07 tot 31/12/07
%
Oplichting
172
14,8
Illegale handel in goederen en koopwaren
166
14,2
Illegale drughandel
142
12,2
Mensenhandel
106
9,1
Ernstige en georganiseerde fiscale fraude
103
8,8
Misdrijf i.v.m. staat faillissement
95
8,2
Misbruik van vennootschapsgoederen
69
5,9
Georganiseerde misdaad
61
5,2
Exploitatie van de prostitutie
61
5,2
Handel in clandestiene werkkrachten
60
5,2
Andere
131
11,2
Totaal
1.166
100 %
Handel in clandestiene werkkrachten
Andere Oplichting Illegale handel in goederen en koopwaren
Exploitatie van de prostitutie Georganiseerde misdaad Misbruik van vennootschapsgoederen
Misdrijf i.v.m. staat faillissement Ernstige en georganiseerde fiscale fraude
Illegale drughandel Mensenhandel
57
III. STATISTIEKEN
4.6.2. Evolutie over de 5 laatste jaren 2003
2004
2005
2006
2007
Oplichting
61
87
82
123
172
Illegale handel in goederen en koopwaren
137
127
114
117
166
Illegale drughandel
149
112
111
139
142
Mensenhandel
86
56
39
70
106
Ernstige en georg. fiscale fraude
154
87
66
81
103
Misdrijf i.v.m. staat faillissement
37
36
58
68
95
-
23
49
64
69
Georganiseerde misdaad
78
47
34
40
61
Exploitatie van de prostitutie
42
32
34
42
61
Handel in clandestiene werkkrachten
5
16
16
34
60
Andere
35
41
83
134
131
Totaal
784
664
686
912
1.166
Misbruik van vennootschapsgoederen*
* De wet van 11 januari 1993 werd in 2004 uitgebreid tot nieuwe onderliggende criminaliteitsvormen.
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2003
Oplichting Illegale handel in goederen en koopwaren Illegale drughandel Mensenhandel
58
2004
2005
Ernstige en georg. fiscale fraude Misdrijf i.v.m. staat faillissement Misbruik van vennootschapsgoederen Georganiseerde misdaad
2006
2007
Exploitatie van de prostitutie Handel in clandestiene werkkrachten Andere
III. STATISTIEKEN
4.6.3. Verdeling van de in 2007 doorgemelde dossiers volgens de soort illegale handel in goederen en koopwaren Soort handel
van 01/01/07 tot 31/12/07
%
Auto’s en auto-onderdelen
57
34,3
Mineralen, goud, edelstenen en juwelen
15
9,1
Kleding en textiel
9
5,4
Tabak, sigaretten en alcohol
8
4,8
Telefonie, informatica, hifi en video
4
2,4
Wapens
3
1,8
Voedingsmiddelen en drank
3
1,8
Namaakgoederen
2
1,2
Antiek
2
1,2
Pornografie
2
1,2
Andere*
61
36,8
Totaal
166
100 %
* Deze rubriek dekt alle gevallen waarvan de aard van de illegale handel niet met zekerheid kon worden bepaald.
Andere
Auto’s en auto-onderdelen
Mineralen, goud, edelstenen en juwelen
Pornografie
Kleding en textiel
Antiek Namaakgoederen Voedingsmiddelen en drank
Tabak, sigaretten en alcohol Wapens
Telefonie, informatica, hifi en video
59
III. STATISTIEKEN
4.6.4. Verdeling van de dossiers doorgemeld in 2006 in verband met ernstige en georganiseerde fiscale fraude volgens het type Cijfers voor het jaar 2007 Aantal
%
BTW-carrouselfraude
59
57,3
Andere ernstige en georganiseerde fiscale fraude*
44
42,7
Totaal
103
100 %
* De andere gevallen van ernstige en georganiseerde fiscale fraude betreffen dossiers met internationale dimensie waarin ingewikkelde constructies met gebruik van schermvennootschappen voorkomen en waar aanzienlijke bedragen mee gemoeid zijn. Ze betreffen zowel Belgen als buitenlanders.
Evolutie in de loop van de 5 laatste jaren
BTW-carrouselfraude
2003
2004
2005
2006
2007
140
78
55
68
59
Andere ernstige fiscale fraude
14
9
11
13
44
Totaal
154
87
66
81
103
Verdeling van de in 2007 inzake BTW-carrousels doorgemelde dossiers volgens de aard van de goederen Aantal
%
Telefonie, informatica, hifi en video
29
49,1
Auto’s en auto-onderdelen
17
28,8
Voedingsmiddelen en drank
4
6,8
Petroleumproducten
2
3,4
Tabak, sigaretten en alcohol
1
1,7
Kleding en textiel
1
1,7
Andere
5
8,5
Totaal
59
100%
Kleding en textiel
Andere
Tabak, sigaretten en alcohol Petroleumproducten Voedingsmiddelen en drank
Auto’s en auto-onderdelen
60
Telefonie, informatica, hifi en video
III. STATISTIEKEN
4.7. Bedragen aangegeven in de doorgemelde dossiers volgens de belangrijkste criminaliteit 4.7.1. Cijfers voor het jaar 2007 Bedragen in miljoen EUR
Misdrijf
van 01/01/07 tot 31/12/07
%
Ernstige en georganiseerde fiscale fraude
228,9
36,7
Illegale handel in goederen en koopwaren
91,2
14,6
Misbruik van vennootschapsgoederen
44,4
7,1
Oplichting
39,7
6,4
Misdrijf i.v.m. staat faillissement
37,2
6,0
Handel in clandestiene werkkrachten
35,0
5,6
Illegale drughandel
32,1
5,1
Georganiseerde misdaad
28,6
4,6
Exploitatie van de prostitutie
20,9
3,3
Mensenhandel
19,8
3,2
Andere
45,9
7,4
Totaal
623,7
100 %
Exploitatie van de prostitutie
Mensenhandel
Andere Ernstige en georganiseerde fiscale fraude
Georganiseerde misdaad Illegale drughandel
Handel in clandestiene werkkrachten
Misdrijf i.v.m. staat faillissement
Oplichting
Illegale handel in goederen en koopwaren Misbruik van vennootschapsgoederen
61
III. STATISTIEKEN
4.7.2. Evolutie over de 5 laatste jaren Bedrag in miljoen EUR
Misdrijf Ernstige en georganiseerde fiscale fraude Illegale handel in goederen en koopwaren Misbruik van vennootschapsgoederen* Oplichting Misdrijf i.v.m. staat faillissement Exploitatie van clandestiene werkkrachten Illegale drughandel Georganiseerde misdaad Exploitatie van de prostitutie Mensenhandel Andere Totaal
2003 475,5 234,7 75,7 38,9 2,0 77,8 50,7 4,2 8,1 186,7 1.154,3
2004 148,0 199,6 12,0 51,9 25,9 56,9 36,4 37,4 3,4 6,9 21,8 600,2
2005 172,3 187,9 18,9 37,3 10,4 6,5 37,5 100,6 9,6 4,1 51,1 636,2
2006 245,5 183,4 63,9 82,1 22,3 14,4 27,3 41,6 3,1 16,6 99,3 799,5
2007 228,9 91,2 44,4 39,7 37,2 35,0 32,1 28,6 20,9 19,8 45,9 623,7
* De wet van 11 januari 1993 werd in 2004 uitgebreid tot nieuwe onderliggende criminaliteitsvormen.
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2003
62
2004
2005
2006
2007
Ernstige en georganiseerde fiscale fraude Illegale handel in goederen en koopwaren Misbruik van vennootschapsgoederen
Misdrijf i.v.m. staat faillissement Exploitatie van clandestiene werkkrachten
Exploitatie van de prostitutie
Illegale drughandel
Andere
Oplichting
Georganiseerde misdaad
Mensenhandel
III. STATISTIEKEN
4.8. Verdeling van de doorgemelde dossiers volgens de nationaliteit van de belangrijkste operator 4.8.1. Cijfers voor het jaar 2007 Nationaliteit
van 01/01/07 tot 31/12/07
%
Belgische
584
50,1
Nederlandse
67
5,8
Franse
47
4,0
Italiaanse
36
3,1
Marokkaanse
32
2,8
Nigeriaanse
30
2,6
Turkse
28
2,4
Chinese
24
2,1
Bulgaarse
21
1,8
Britse
20
1,7
Duitse
16
1,4
Roemeense
14
1,2
Pakistaanse
14
1,2
Albanese
14
1,2
Portugese
12
1,0
Boliviaanse
12
1,0
Congolese (DRC)
11
1,0
Kameroense
11
1,0
Russische
9
0,8
Griekse
9
0,8
Joegoslavische (ex)
8
0,7
Georgische
8
0,7
Braziliaanse
8
0,7
Spaanse
7
0,6
Israëlische
7
0,6
Ghanese
6
0,5
Amerikaanse
6
0,5
Tunesische
5
0,4
Poolse
5
0,4
Togolese
4
0,3
Zuid-Afrikaanse
4
0,3
Luxemburgse
4
0,3
Libanese
4
0,3
Iraanse
4
0,3
Canadese
4
0,3
Andere
71
6,1
Totaal
1.166
100 %
63
III. STATISTIEKEN
4.8.2. Evolutie over de 5 laatste jaren Nationaliteit
2003
2004
2005
2006
2007
Belgische
317
312
383
470
584
Nederlandse
57
48
47
53
67
Franse
78
39
32
40
47
Italiaanse
19
15
15
14
36
Marokkaanse
23
17
21
36
32
Nigeriaanse
8
15
8
17
30
Turkse
17
11
7
18
28
Chinese
7
6
7
13
24
Bulgaarse
18
5
2
12
21
Britse
17
13
10
25
20
Duitse
9
9
16
11
16
Roemeense
11
5
4
12
14
Pakistaanse
9
3
10
9
14
Albanese
11
3
2
5
14
Portugese
4
2
8
7
12
Boliviaanse
0
1
0
0
12
Congolese (DRC)
8
12
12
13
11
Kameroense
0
0
1
8
11
Russische
11
8
7
7
9
Griekse
7
4
1
13
9
Joegoslavische (ex)
4
2
0
5
8
Georgische
2
3
1
1
8
Braziliaanse
2
11
9
4
8
Spaanse
3
3
2
6
7
Israëlische
2
7
5
4
7
Ghanese
0
0
1
1
6
Amerikaanse
5
2
3
5
6
Tunesische
2
0
2
2
5
Poolse
7
2
10
6
5
Togolese
0
1
0
1
4
Zuid-Afrikaanse
0
0
0
1
4
Luxemburgse
9
3
2
3
4
Libanese
6
5
2
5
4
Iraanse
1
2
2
3
4
Canadese
5
1
1
2
4
Andere
105
94
53
80
71
Totaal
784
664
686
912
1.166
64
III. STATISTIEKEN
4.9. Verdeling van de doorgemelde dossiers volgens verblijfplaats van de belangrijkste operator Onderstaande tabellen geven de onderverdeling weer, volgens de verblijfplaats van de belangrijkste operator, van de 1.166 dossiers doorgemeld in 2007. 4.9.1. Verblijfplaats in België Onderverdeling van de dossiers waarvan de belangrijkste betrokkene zijn verblijfplaats had in België. Aantal dossiers
%
Brussel
315
34,1
Antwerpen
168
18,2
Henegouwen
90
9,8
Oost-Vlaanderen
85
9,2
Luik
63
6,8
West-Vlaanderen
62
6,7
Limburg
61
6,6
Vlaams-Brabant
34
3,7
Namen
21
2,3
Waals-Brabant
20
2,2
Luxemburg
4
0,4
923
100 %
Totaal
168 62
85
61 34 20
315
63
90 21
4
65
III. STATISTIEKEN
4.9.2. Verblijfplaats in het buitenland Onderstaande tabel geeft de onderverdeling weer van de 243 doorgemelde dossiers waarvan de belangrijkste betrokkene zijn verblijfplaats had in het buitenland. Land van verblijf
van 01/01/07 tot 31/12/07
%
Nederland
51
21,0
Frankrijk
36
14,8
Duitsland
13
5,4
Nigeria
13
5,4
Verenigd Koninkrijk
13
5,4
Italië
12
5,0
Bolivia
10
4,1
Bulgarije
10
4,1
Roemenië
8
3,3
Spanje
7
2,9
Democratische Republiek Congo
5
2,1
Groothertogdom Luxemburg
5
2,1
Marokko
4
1,6
Portugal
4
1,6
Verenigde Staten
4
1,6
Ghana
3
1,2
Israël
3
1,2
Zuid-Afrika
3
1,2
Zweden
3
1,2
Andere
36
14,8
Totaal
243
100 %
Andere
NL
SE SA IL US GH PT MA LU FR RDC ES RO BG
66
BO
IT
GB
NG
DE
IV. TYPOLOGIEËN
IV.
T
YPOLOGIEËN34
Een studie van de informatie die de operationele analyse van dossiers aan het licht brengt, laat de Cel toe typologieën op te stellen om de huidige en nieuwe trends inzake witwassen en financiering van terrorisme beter te begrijpen en de evolutie ervan op te volgen. Het is de bedoeling een zo actueel mogelijke kijk te bieden op de meest recente trends om zo de huidige risico’s te kunnen opvangen. De resultaten van de typologische analyse vullen de operationele ontleding van de Cel aan en verduidelijken eveneens de inspanningen die worden geleverd door de meldende personen en instellingen. Het is immers van wezenlijk belang de melders in te lichten over de soort verrichtingen die hogere waakzaamheid vereisen, de huidige evoluties en nieuwe sectoren die gevoeliger zijn om door misdadigers te worden gebruikt voor witwassen of financiering van terrorisme. De evolutie van de typologieën omvat zowel algemene als specifieke trends, die in het eerste deel van dit hoofdstuk worden bestudeerd. In het tweede deel worden een aantal uitgezuiverde gevallen uiteengezet, die de werkwijzen toelichten waarmee de betrokken sectoren kunnen worden geconfronteerd. Ten slotte volgt in het laatste deel van dit hoofdstuk een typologische ontleding van de arresten en vonnissen waarin de Cel in 2007 inzage kreeg en waarbij de motivering rekening houdt met typologische aanwijzingen die door de Cel in haar dossiers had weerhouden.
1.
OVERZICHT VAN DE HUIDIGE TRENDS
De statistieken van de Cel voor 2007 tonen aan dat ze nog nooit zoveel dossiers aan de gerechtelijke overheden doormeldde sinds de aanvang van haar activiteiten namelijk 1.166 dossiers. Naast deze toename wijzen de statistieken ook op de evolutie van de trends die kenmerkend zijn voor witwassen en financiering van terrorisme. Deze ontwikkelingen blijken uit algemene tendensen die zich aftekenen in vergelijking met de voorgaande jaren. Door de dossiers te onderzoeken per witwasstadium kunnen verscheidene algemene trends worden toegelicht.
34 Alle namen die in dit hoofdstuk worden gebruikt ter aanduiding van natuurlijke en rechtspersonen, zijn louter fictief. De casussen die worden beschreven zijn volledig geanonimiseerd ten aanzien van alle daarin betrokkenen personen.
67
IV. TYPOLOGIEËN
De meest opvallende evolutie betreft het circulatiestadium35. De afgelopen jaren stelde de Cel een toename vast van de doorgemelde dossiers in dit stadium. Deze trend nam toe in 2007: er werden 827 dossiers met circulatieverrichtingen doorgemeld (tegenover 583 in 2006), d.i. meer dan 70% van het totaal aantal doormeldingen. De verrichtingen bestaan enerzijds uit bankverrichtingen (voornamelijk nationale en internationale transfers en stortingen gevolgd door opnames), en anderzijds uit niet-bancaire verrichtingen zoals money remittance36 (een stijging in vergelijking met voorgaande jaren). De sterke stijging betekent een belangrijk verschil met de beginjaren van de Cel, toen minder dan 20% van de doorgemelde dossiers betrekking had op het circulatiestadium. Deze evolutie toont aan dat ingewikkelde technieken worden gebruikt om de banden tussen de ingebrachte gelden en hun criminele oorsprong te verhullen. Dit wijst er ook op dat zowel de meldingplichtige instellingen en beroepen als de Cel het witwasfenomeen beter doorzien. Ook de dossiers waarin voornamelijk investeringsverrichtingen37 voorkomen nemen nog steeds geleidelijk toe. Met 108 dossiers vertegenwoordigen ze bijna 10% van de doorgemelde dossiers in 2007. Bij de aanvang van de activiteiten van de Cel maakten deze dossiers amper 2% uit van alle doorgemelde dossiers. De verrichtingen bestaan vooral uit investeringen in vastgoed, roerende waarden, goederen van grote waarde, en deelnemingen in vennootschappen en in de verzekeringsector. De ontleding van deze dossiers toont enerzijds aan dat witwassers zich niet tot één bepaalde sector beperken en vaak meerdere investeringen combineren, en anderzijds dat ze een beroep doen op niet-financiële beroepen. De stijging van het aantal dossiers in het tweede en derde stadium gaat samen met een daling van dossiers waarin hoofdzakelijk inbrengverrichtingen38 voorkomen. In 2007 waren er 231, d.i. minder dan 20% van de doorgemelde dossiers. In de beginjaren van de Cel maakten deze dossiers meer dan 80% uit van de doorgemelde dossiers. Uit deze trend blijkt dat witwassers hun verrichtingen steeds minder beperken tot het inbrengstadium en zich toespitsen op andere witwasstadia. De verrichtingen bestaan voornamelijk uit stortingen in contanten op bankrekeningen en uit manuele wisselverrichtingen van EUR naar GBP, SCP, NOK, DKK en SEK en omgekeerd. De Cel stelde ook wijzigingen vast wat betreft de ernstige onderliggende misdrijven. Bij de aanvang van haar activiteiten vormde drughandel het voornaamste basismisdrijf in de doorgemelde dossiers, maar geleidelijk aan tekende zich een waaier aan criminaliteitsvormen af. De toename aan offshorecentra, de globalisering van de financiële markten en de ontwikkeling van de informatietechnologie hebben de criminele economie gaandeweg gestimuleerd en de mogelijkheden qua economische criminaliteit uitgebreid. In de loop der jaren richtten misdadigers zich steeds meer op ernstige vormen van financiële misdaad. Deze trend wordt vastgesteld sinds 2005 en tekent zich nog duidelijker af in 2007. Toen had bijna één dossier op twee dat de Cel doormeldde aan de gerechtelijke overheden betrekking op witwassen van geld afkomstig uit een ernstig financieel misdrijf. Uit de indeling van de dossiers volgens voornaamste vorm van onderliggende criminaliteit blijkt oplichting op de eerste plaats te staan. 35 De circulatie of opstapeling is te omschrijven als een vaak ingewikkelde opeenvolging van financiële verrichtingen met de bedoeling elk verband tussen het ingebrachte kapitaal en de criminele oorsprong ervan zo vlug mogelijk uit te wissen. 36 Money remittance of geldoverdrachten bestaan uit stortingen in contanten gevolgd door transfers via internationale systemen van geldverzending. Deze diensten worden voornamelijk verleend door wisselkantoren. 37 De investering omvat alle werkwijzen die toelaten activa van criminele herkomst, meestal vooraf ingebracht en in circulatie gebracht, te beleggen in de wettige economische en financiële kringloop. 38 De inbreng slaat op alle middelen waarmee de fondsen die rechtstreeks voortkomen uit een misdadige activiteit voor het eerst in de financiële kringloop worden gesluisd, meestal in de vorm van grote hoeveelheden baar geld.
68
IV. TYPOLOGIEËN
Op de tweede plaats komt illegale handel in goederen en koopwaren. Dossiers die verband houden met deze criminaliteitsvorm worden steeds vaker doorgemeld aan de gerechtelijke overheden. Er is vooral een sterkste stijging terug te vinden bij dossiers in verband met illegale handel in auto’s. Ook mensenhandel, handel in clandestiene werkkrachten en exploitatie van prostitutie als onderliggende criminaliteitsvormen winnen aan belang in de doorgemelde dossiers. Ze vertegenwoordigen bijna 20% van de doormeldingen in 2007. Zoals in het verleden werden netwerken die actief zijn in deze criminaliteit opgespoord dankzij de waakzaamheid van de melders en het onderzoek door de Cel. De Cel steunde hierbij op haar ervaring en de nauwe samenwerking met de politie- en administratieve diensten en haar buitenlandse correspondenten. De statistieken tonen aan dat de Cel sinds het begin van haar activiteiten in totaal 175 dossiers doormeldde aan de gerechtelijke overheden in verband met terrorisme (witwassen of financiering). Hiervan werden er 32 doorgemeld in 2007. Naast de algemene tendensen, laat een ontleding van de in 2007 doorgemelde dossiers ook toe specifieke trends te onderscheiden. Meestal worden witwastechnieken samen gebruikt om de opsporing van verdachte verrichtingen te belemmeren en latere opzoekingen te bemoeilijken. Deze trends geven bovendien blijk van de grote verscheidenheid aan meldingsbronnen en aan sectoren en technieken voor witwassen en financiering van terrorisme. Ze tonen het belang aan van een goede samenwerking tussen alle partijen, zowel op nationaal als op internationaal vlak.
1.1. Specifieke trends inzake witwassen 1.1.1. Internationalisering van de criminele geldstromen De verrichtingen die de financiële sector in ons land opspoort, zijn in de meeste gevallen slechts een onderdeel van witwasconstructies met internationale vertakkingen. Uit de dossiers blijkt vaak dat de fondsen louter via ons land transiteren en meteen opnieuw naar het buitenland vertrekken. De Cel stelt reeds verscheidene jaren vast dat witwasverrichtingen een internationale omvang hebben, doch de in 2007 doorgemelde dossiers wijzen op een versterking van dit transnationaal karakter. Een groot deel van de dossiers toont aan dat buurlanden of andere West-Europese landen vaak betrokken zijn bij de financiële stromen. Dit is zeker geen onbelangrijk gegeven en de trend in die zin lijkt zelfs steeds vaker voor te komen. Een ander deel van de dossiers bevestigt bovendien dat crimineel geld wordt aangehouden op bepaalde financiële centra. Deze zijn aantrekkelijk omdat er minder voorschriften zijn, terwijl er bijzondere geheimhoudingsregels gelden39. Deze trend werd ook op Europees vlak vastgesteld40 en komt voor in de dossiers van de Cel in verband met zowel ernstige misdaadvormen van gemeen recht als met economische en financiële criminaliteit.
39 Verslag namens de bijzondere commissies “Globalisering” over “De rol van de belastingparadijzen in een geglobaliseerde economie”, Parl. St., Senaat, 2005-2006, nr. 3-1029/1, 8 juni 2006, blz. 103. 40 Het verslag van Europol over georganiseerde misdaad in de Europese Unie in 2005 benadrukt in dit opzicht: “Money laundering often takes place in offshore centres, areas whose favourable tax situation and low regulatory standards can be exploited”, blz. 18.
69
IV. TYPOLOGIEËN
De internationale omvang van financiële stromen wordt passend aangetoond door witwasverrichtingen in verband met ernstige en georganiseerde fiscale fraude. De ontleding van de betrokken dossiers toont aan dat het Belgische financiële stelsel voornamelijk gebruikt wordt in het circulatiestadium: het geld komt van elders en vertrekt onmiddellijk. Hoewel er in een groot deel van de dossiers stromen betrokken zijn met Europese landen of gebieden, meldde de Cel eveneens meerdere dossiers door waarbij niet-Europese landen of gebieden betrokken waren. Hierbij stelde de Cel bovendien vast dat er vennootschappen en financiële instellingen tussenkwamen die vroeger op de lijst van belastingsparadijzen stonden van het Forum voor financiële stabiliteit41. Een bank deed een melding aan de Cel inzake verdachte internationale transfers. Hierbij werden er aanzienlijke transfers gecrediteerd in opdracht van beleggingsondernemingen gevestigd in twee financiële centra in de Caraïben op de derdenrekening van een advocatenkantoor in België. De mededelingen verwezen naar de Belgische vennootschap VOX. De derdenrekening werd vervolgens gedebiteerd door transfers ten gunste van vennootschap ASIA, gevestigd in Azië. Het totaalbedrag van de verrichtingen liep op tot verscheidene miljoenen EUR. Het onderzoek van de Cel bracht volgende elementen aan het licht: ■ Er was geen enkele economische verantwoording voor het doorsluizen van het geld via de derdenrekening van een advocatenkantoor; de Belgische vennootschap VOX hield immers rekeningen aan bij banken in België. ■ De vennootschap ASIA was een dochteronderneming van de vennootschap VOX. ■ De meeste bestuurders van de vennootschap VOX verbleven in Azië en hadden geen enkele band met België. ■ De aandeelhouders van de vennootschap VOX waren de beleggingsondernemingen die opdracht gaven voor de internationale transfers. ■ Deze vennootschappen waren gevestigd in financiële centra die vroeger op de lijst stonden van belastingsparadijzen van het Forum voor financiële stabiliteit. ■ Uit informatie die de Cel verkreeg van de belastingdiensten bleek dat, door het inschakelen van de vennootschap VOX, de beleggingsondernemingen gevestigd in de Caraïben, als opdrachtgevers van internationale transfers, de belastingdruk wilden verlichten van aanzienlijke beleggingen uitgevoerd in Azië. In dit geval speelde de vennootschap VOX blijkbaar de rol van schermvennootschap om zo het verband tussen de oorsprong van de fondsen en hun bestemming te verdoezelen. De derdenrekening van het advocatenkantoor werd klaarblijkelijk als doorsluisrekening gebruikt om de constructie nog minder doorzichtig te maken. De internationale omvang van de verrichtingen maakte de zaak nog ingewikkelder en was klaarblijkelijk bedoeld om latere opsporing te bemoeilijken. Verscheidene dossiers in verband met ernstige en georganiseerde fiscale fraude zoals BTW-carrouselfraude duiden op een toename van de trend die sinds 2006 wordt vastgesteld waarbij schakels buiten de Europese Unie betrokken zijn in het geheel van facturen bij carrousels. Dit bemoeilijkt de controle op de internationale goederenstroom.
41 Het Forum voor financiële stabiliteit (FSF), opgericht in 1999, publiceerde in 2000 een lijst van 42 landen die werden gekenmerkt door een gebrekkige reglementering.
70
IV. TYPOLOGIEËN
De financiële instellingen sporen de verrichtingen die kenmerkend zijn voor BTW-carrouselfraude steeds vroeger op, waardoor de omvang van de financiële stromen in verband met deze criminaliteit in België afneemt. Dit betekent evenwel niet dat BTW-carrousels verdwijnen. Aangezien witwasverrichtingen kaderen in een netwerk, zijn de cijfers van een bepaald land uiteraard ontoereikend om tot een daling te besluiten. Indien witwassers worden opgespoord in een bepaald land verplaatsen ze hun activiteiten naar andere landen. Een recent verslag van de FAG over witwassen in verband met BTW-carrouselfraude42 bevestigt dit verschijnsel. 1.1.2. Gebruik van technieken om de werkelijke economische begunstigden te verhullen Een ontleding van de dossiers met bankverrichtingen toont aan dat witwassers graag doorsluisrekeningen gebruiken om aanzienlijke bedragen te verplaatsen. Het geld blijft immers nooit lang op dezelfde rekening. Om de werkelijke economische begunstigden af te schermen, houden bepaalde betrokkenen zich op de achtergrond door doorsluisrekeningen te gebruiken geopend op naam van een derde. Op deze rekeningen worden vaak verrichtingen uitgevoerd die ongebruikelijk zijn in vergelijking met de bewegingen op de rekening. Deze verrichtingen beantwoorden aan geen enkele economische logica. De zicht- en spaarrekening van Mevr. TILL werden plots gecrediteerd door stortingen in contanten voor een aanzienlijk bedrag. De bank merkte deze verrichtingen op doordat de stortingen in contanten niet toelieten de oorsprong van het geld te achterhalen, en door het ongebruikelijk karakter van deze verrichtingen voor deze werkloze klant. Het onderzoek van de Cel bracht volgende elementen aan het licht: ■ Mevr. TILL was de echtgenote van Dhr. ROSS, bestuurder van de vennootschap OUT. ■ De rekening van de vennootschap OUT wees op verminderde activiteiten tijdens de laatste maanden. ■ Dit gegeven werd bevestigd door informatie van de belastingadministratie, waaruit een daling bleek van de omzet van de vennootschap OUT in dezelfde periode. ■ Deze periode kwam overeen met de periode waarin de rekening van Mevr. TILL gecrediteerd werd door aanzienlijke stortingen. ■ Bijkomende informatie toonde aan dat Dhr. ROSS niet aangegeven handelsactiviteiten uitoefende. Hieruit bleek dat de stortingen in contanten op de persoonlijke rekeningen van Mevr. TILL konden overeenstemmen met de winst van de niet aangegeven handelsactiviteiten van Dhr. ROSS. Het niet aangeven van alle activiteiten van de vennootschap resulteerde in het benadelen van de verschillende schuldeisers. Het verrichten van niet aangegeven activiteiten en het storten van de opbrengst ervan op persoonlijke rekeningen, vormt mogelijks witwassen van geld afkomstig van misbruik van vennootschapsgoederen, waarvan Dhr. ROSS de opbrengst op de rekeningen van zijn echtgenote wenste te plaatsen. Deze werden als doorsluisrekeningen gebruikt. Niet-financiële beroepen kunnen worden gebruikt om verscheidene financiële verrichtingen uit te voeren voor rekening van hun cliënten. Het inzetten van de rekening van een niet-financieel beroep als doorsluisrekening laat toe de identiteit van de werkelijke begunstigden en de band tussen de illegale oorsprong en de bestemming van het geld te verhullen. 42 FAG, Report on Laundering the proceeds of VAT carousel fraud, 2007, blz. 18-19.
71
IV. TYPOLOGIEËN
Een notaris deed een melding aan de Cel inzake de aankoop van een onroerend goed door de vennootschap RICH, gevestigd in een offshorecentrum. De vennootschap werd voor deze aankoop vertegenwoordigd door een in België gevestigde advocaat. De betaling van het goed gebeurde in twee stappen. Voor het verlijden van de akte was er een aanzienlijk voorschot betaald in contanten. Vervolgens werd het saldo betaald met een internationale transfer op de rekening van de notaris. Het onderzoek van de Cel bracht volgende elementen aan het licht: ■ Het saldo werd op de rekening van de notaris betaald met een internationale transfer afkomstig van een rekening geopend op naam van een advocatenkantoor gevestigd in Azië. ■ De opdrachtgever van deze transfer was niet de vennootschap RICH, maar een zekere Dhr. WALL. ■ Mevr. WALL, ex-echtgenote van Dhr. WALL, woonde op het adres van het bewuste onroerend goed. ■ Uit politionele bron bleek dat Dhr. WALL gekend was voor oplichtingen in het buitenland. Deze elementen leken erop te wijzen dat Dhr. WALL op de achtergrond van de verrichting wenste te blijven. Hiervoor maakte hij gebruik van een offshorevennootschap, vertegenwoordigd door een advocaat in België, en verplaatste hij geld via een buitenlands advocatenkantoor om zo geld afkomstig uit oplichting via een investering in een onroerend goed wit te wassen. Het gebruik van een doorsluisrekening geopend op naam van een derde is een techniek die vooral opduikt in dossiers waarbij personen met een gerechtelijk verleden betrokken zijn. Zo komt deze trend veel voor in dossiers die worden doorgemeld in verband met de staat van faillissement. Vaak hebben de betrokkenen namelijk al banden met andere vennootschappen die kort na hun oprichting failliet gaan met als doel de activa te verduisteren. De spaarrekening van Dhr. FANA werd gecrediteerd door verscheidene stortingen in contanten voor een aanzienlijk totaalbedrag. Tezelfdertijd werd de rekening gedebiteerd door opnames in contanten en het uitschrijven van cheques. De bank meldde dit aan de Cel gelet op de afwezigheid van een economische verantwoording voor de verrichtingen op die rekening. De betrokkene was immers nog student. Na analyse bracht de Cel volgende elementen aan het licht: ■ De verrichtingen in contanten op de persoonlijke rekening van Dhr. FANA, zowel aan debet- als aan creditzijde, werden meestal uitgevoerd door Dhr. BORN, een familielid van Dhr. FANA die bovendien de enige volmachthouder op de rekening was. ■ Dhr. BORN was zelfstandige in de bouwsector. ■ Gelet op die omstandigheden konden de financiële verrichtingen op de rekening van Dhr. FANA rechtstreeks verband houden met de handelsactiviteiten van Dhr. BORN. ■ De inning van bepaalde cheques uitgegeven door vennootschappen actief in de bouwsector op de rekening van Dhr. FANA bevestigde deze veronderstelling. ■ Hierbij werden deze financiële verrichtingen vermoedelijk nooit vermeld in de boekhouding van Dhr. BORN. ■ Uit inlichtingen ingewonnen bij de belastingsadministratie bleek dat Dhr. BORN aanzienlijke BTWschulden had. ■ Dhr. BORN werd ook meermaals door de RSZ gedagvaard voor de rechtbank van koophandel. ■ Uit politionele bron bleek dat Dhr. BORN gekend stond voor verscheidene inbreuken in verband met de staat van faillissement.
72
IV. TYPOLOGIEËN
Dhr. BORN was eerder actief in vennootschappen die failliet gingen terwijl hij er bestuurder was. Uit de onderzochte informatie bleek dat na het faillissement van deze vennootschappen Dhr. BORN opnieuw het faillissement voorbereidde van de vennootschap waarvan hij bestuurder was geworden. Gezien zijn gerechtelijk verleden gebruikte Dhr. BORN de rekening van Dhr. FANA mogelijks als doorsluisrekening om zo discreter te werk te gaan. De financiële verrichtingen op de rekening van Dhr. FANA hadden vermoedelijk te maken met een misdrijf in verband met de staat van faillissement door Dhr. BORN. Door een groot deel van zijn omzet niet aan te geven kon dit op termijn leiden tot het faillissement van zijn zaak.
1.1.3. Ondoorzichtig maken van witwasverrichtingen met vennootschapsstructuren Naast de strategieën die worden gebruikt om de werkelijke economische begunstigden af te schermen, wijzen verscheidene doorgemelde dossiers op het gebruik van vennootschapsstructuren om de witwasverrichtingen die via Belgische financiële instellingen verlopen zo ondoorzichtig mogelijk te maken en op die manier te belemmeren dat de oorsprong of de eindbestemming van het geld wordt achterhaald. Het gebruik van schermvennootschappen is bedoeld om de witwasverrichtingen ondoorzichtig te maken. Deze vennootschappen kunnen louter fictief zijn. Wanneer ze daadwerkelijk actief zijn, worden de witwasstromen nog ingewikkelder. Immers, het illegaal geld wordt vermengd met fondsen die verband houden met wettige handelsverrichtingen van deze vennootschappen. Bovendien vormt het oprichten van meerdere vennootschappen die met elkaar verstrengeld zijn en waarvan de bestuurders zelf vennootschappen zijn, een bijkomend element dat de verrichtingen nog ondoorzichtiger maakt. Daarbij komt nog dat zulke vennootschappen vaak in verschillende landen zijn gevestigd en dat hun zetel soms louter uit een postbus bestaat. Verrichtingen worden vaak ondoorzichtig gemaakt in dossiers met kasgeldvennootschappen die een verband vertonen met ernstige of georganiseerde fraude of misbruik van vennootschapsgoederen43. In deze dossiers wordt de aankoop van de doelvennootschap gefinancierd door de activa van deze vennootschap. Deze wordt dus leeggehaald en zo in stand gehouden door zij die er rechtstreeks of onrechtstreeks de leiding over hebben. Hierbij worden achtereenvolgens vennootschappen gekocht door contanten van deze vennootschappen te mengen waardoor verrichtingen worden verhuld die mogelijks kunnen wijzen op illegale financiering. Het georganiseerd karakter van deze fraude kan blijken uit het gebruik van schermvennootschappen, stromannen, ingewikkelde juridische constructies en talrijke bankrekeningen om internationale transfers uit te voeren. Concreet wordt een ingewikkelde en grensoverschrijdende constructie opgezet waarbij meerdere schermvennootschappen tussenkomen. Deze constructies hebben geen economische grondslag en er worden rechtshandelingen bij gesteld die overbodig zijn gelet op het maatschappelijke doel van de vennootschap. Bovendien werd vaak vastgesteld dat het geld herhaaldelijk circuleert via buitenlandse vennootschappen die rechtstreeks of onrechtstreeks afhangen van dezelfde natuurlijke- of rechtspersonen. De financiële stromen vormen dus als het ware een kringloop, waardoor de constructie zichzelf in stand houdt met de activa van de doelvennootschap, en waarbij de werkelijke
43 Het mechanisme van kasgeldvennootschappen is bedoeld om een vennootschap te ontdoen van haar activa en te verhinderen dat de overheid belastingen heft op de gemaakte meerwaarden. Wanneer dit op frauduleuze wijze gebeurt, is er geen sprake meer van fiscale optimalisatie, maar wel van fiscale fraude. Voor meer informatie over kasgeldvennootschappen, zie de webstek van de Cel: www.ctif-cfi.be.
73
IV. TYPOLOGIEËN
begunstigden van de fraude worden verdoken door het inschakelen van schermvennootschappen. Doordat de financiering van de verrichtingen plaatsvindt na de overdracht van de aandelen verhoogt het risico aangezien de nieuwe aandeelhouders reeds over activa van de vennootschap beschikken om de betaling uit te voeren. De vereffening van de vennootschappen die leeg worden achtergelaten is ook een kenmerkend gegeven. De Cel ontving een melding van bank A. De persoonlijke rekening van Dhr. SCOT in België werd gecrediteerd door een overschrijving van Dhr. EMI, stortingen in contanten en transfers in opdracht van vennootschappen waarin hij actief was. De debetverrichtingen bestonden uit de uitgifte van cheques aan order van bestuurders van vennootschap ALPHA en overschrijvingen naar vennootschappen waarin Dhr. SCOT actief was. De mededelingen bij meerdere debet- en creditverrichtingen verwezen naar verrichtingen in rekening-courant. Dhr. SCOT had tevens een volmacht op de rekening van vennootschap ALPHA. Het tegoed op de rekening bestond uit een geïnde cheque en een storting in contanten (mededeling: ‘R\C’). Het geld werd gebruikt voor de oprichting van een vennootschap waarin Dhr. SCOT onrechtstreeks actief was, voor overschrijvingen naar rekeningen van vennootschappen waarin Dhr. SCOT actief was (mededeling: ‘R\C’) en voor overschrijvingen naar zijn persoonlijke rekening bij bank A. Nadat vennootschap ALPHA van naam, adres, activiteiten en bestuurders was veranderd, werden geen verrichtingen meer opgetekend op de rekening bij bank A. Bank A wist dat Dhr. SCOT mandaten uitoefende of had uitgeoefend in tientallen vennootschappen die failliet waren gegaan of die financiële problemen hadden gekend. Rond hetzelfde moment werd Dhr. SCOT tevens gemeld door bank B. Hij had er een persoonlijke rekening geopend, waarop hij meteen een cheque inde. De cheque was getrokken op de rekening van vennootschap GAMMA, waarvan Dhr. SCOT bestuurder was. Het geld werd gebruikt om een levensverzekering in het buitenland af te sluiten, voor een transfer naar een rekening op naam van Dhr. SCOT bij bank A, voor opnames in contanten, voor een transfer naar een vennootschap waarvan Dhr. SCOT bestuurder was en voor een transfer naar een vennootschap die op hetzelfde adres gevestigd was als andere vennootschappen waarin Dhr. SCOT actief was. De mededelingen bij verschillende debet- en creditverrichtingen verwezen naar verrichtingen in rekening-courant. Nadat de rekening meerdere maanden niet actief was, werd ze plots gecrediteerd door stortingen in contanten en door de opbrengst van de gedeeltelijke afkoop van zijn levensverzekering. De verrichtingen werden gevolgd door transfers naar rekeningen geopend op naam van Dhr. SCOT bij andere banken en naar een vennootschap waarin hij actief was. Uit het onderzoek van de Cel kwamen volgende elementen naar voor: ■ Dhr. SCOT oefende inderdaad mandaten uit in tientallen vennootschappen, waaronder sommige in vereffening. ■ Uit politionele bron bleek dat Dhr. SCOT gekend was voor verschillende financiële misdrijven. Hij zou vennootschappen hebben gekocht om ze kort nadien opnieuw te verkopen na zich het maatschappelijk kapitaal te hebben toegeëigend. Dhr. SCOT ontving meer dan de prijs vermeld op de verkoopsakte. De opbrengt van de verkoop zou zijn geïnvesteerd in vastgoed in het buitenland. ■ Een analyse van de persoonlijke rekening van Dhr. SCOT bij bank A wees op verrichtingen in verband met de aankoop van vennootschap ALPHA. Dhr. SCOT voerde op zijn rekening een aanzienlijke storting in contanten uit. Het geld werd gebruikt voor de uitgifte van een cheque aan order van twee bestuurders van vennootschap ALPHA. De verrichtingen vonden plaats twee dagen na de aanstelling van Dhr. SCOT als bestuurder van vennootschap ALPHA.
74
IV. TYPOLOGIEËN
■ De rekening van Dhr. SCOT bij bank B wees op verrichtingen in verband met de verkoop van vennootschap EMI. De rekening werd gecrediteerd door een overschrijving in opdracht van Dhr. EMI, die korte tijd vóór de verrichting aangesteld was als bestuurder van vennootschap EMI. Dhr. SCOT had toen ontslag genomen. ■ Verschillende vennootschappen waarvoor Dhr. SCOT verrichtingen in rekening-courant uitvoerde, waren vennootschappen waarmee Dhr. SCOT in verband gebracht werd of actief geweest was. Verschillende tegenpartijen waren bovendien op hetzelfde adres gevestigd. Het leek erop dat de verrichtingen in contanten op de rekening van Dhr. SCOT bij bank A na een jaar werden overgebracht naar zijn rekening bij bank B. De stortingen in contanten op de rekening van Dhr. SCOT bij bank B hielden klaarblijkelijk verband met de verkoop van vennootschap ALPHA. De verrichtingen uitgevoerd door Dhr. SCOT beantwoordden aan het fraudesysteem waarvoor hij bij de politie gekend stond. Het gebruik van vennootschapsstructuren kan gepaard gaan met het opzetten van ingewikkelde juridische en financiële constructies. Deze constructies zijn soms zowel juridisch als financieel bijzonder spitsvondig. Vaak komen dan personen tussen met een juridische, boekhoudkundige of fiscale deskundigheid. Het advies dat ze verstrekken of de hulp die ze misdadigers verlenen draagt bij tot de ondoorzichtigheid van de verrichtingen. De FAG stelde deze trend ook vast op internationaal vlak44. De vennootschap PRO, een managementholding gevestigd in België, hield een rekening aan bij een bank in België. Deze vennootschap werd vertegenwoordigd door een in België gevestigde accountant. Hoewel deze rekening inactief bleef, kondigde de vertegenwoordiger plotseling een ongewone verrichting aan. Deze verrichting moest worden uitgevoerd voor rekening van Dhr. KING, een buitenlander die in de Caraïben verbleef, die een onroerend goed in Zuid-Amerika wenste te kopen voor een omvangrijk totaalbedrag. Er was geen enkel verband tussen de vennootschap PRO en Dhr. KING. De bank weigerde de verrichting uit te voeren. Na het onderzoek van de Cel kwamen volgende elementen aan het licht: ■ Er werd een constructie opgezet voor de aankoop van het onroerend goed. Dhr. KING gaf aan een vennootschap naar buitenlands recht te hebben opgericht, de vennootschap INVEST, die het goed moest kopen met tussenkomst van twee vennootschappen gevestigd in België. ■ De vennoten van deze twee Belgische vennootschappen waren stichtingen gevestigd in het buitenland. ■ Deze twee vennootschappen hadden twee rekeningen geopend bij dezelfde bank in België. Kort na de opening werden deze rekeningen elk gecrediteerd door een aanzienlijke transfer in opdracht van een vennootschap gevestigd in de Caraïben. Het geld werd vervolgens overgeschreven naar de rekening van de vennootschap PRO bij een andere bank. ■ Behalve deze verrichtingen bleven de rekeningen van de twee Belgische vennootschappen inactief. ■ Uit politionele bron bleek dat de accountant die de vennootschap PRO vertegenwoordigde gekend was voor witwasverrichtingen in het buitenland in verband met georganiseerde misdaad. Dhr. KING was bovendien gekend voor georganiseerde criminaliteit. Het gebruik van doorsluisrekeningen geopend op naam van twee Belgische vennootschappen, de tussenkomst van natuurlijke en rechtspersonen gevestigd in verscheidene landen, de tussenkomst van 44 FAG, Report on the misuse of corporate vehicles including trust and company service providers, 2006, blz. 5-6.
75
IV. TYPOLOGIEËN
een accountant en buitenlandse stichtingen, en het opzetten van een ingewikkelde financiële structuur wezen allemaal op een ondoorzichtige constructie die mogelijks bedoeld was om geld wit te wassen afkomstig van georganiseerde misdaad waarvoor de betrokkenen gekend waren.
1.1.4. Gebruik van verscheidene witwaskanalen Hoewel misdadigers de banksector en de financiële sector nog vaak gebruiken, stelde de Cel vast dat ze dit steeds vaker trachten te beperken en zich beroepen op andere witwaskanalen. Hiervoor worden verrichtingen uitgevoerd via andere sectoren. Om crimineel geld wit te wassen nemen ze steeds vaker hun toevlucht tot niet-financiële beroepen. Ook het internet wordt meer en meer gebruikt. De rol van notarissen en vastgoedmakelaars Een analyse van de doorgemelde dossiers toont aan dat niet-financiële beroepen vaak gebruikt worden bij verrichtingen voor vastgoedbeleggingen. Deze trend doet zich voor op internationaal vlak45 en komt ook in België steeds vaker voor. Notarissen en vastgoedmakelaars spelen een centrale rol bij vastgoedverrichtingen, wat hen toelaat onregelmatigheden vast te stellen die kunnen leiden tot witwasvermoedens. Dhr. BOG had een onroerend goed gekocht via een vastgoedmakelaar. Omdat Dhr. BOG een voorschot in contanten betaalde dat meer dan 10% van de verkoopprijs bedroeg en hoger lag dan 15.000 EUR meldde de vastgoedmakelaar deze verrichting aan de Cel op grond van artikel 10bis46 van de wet van 11 januari 1993. Het onderzoek van de Cel bracht volgende elementen aan het licht: ■ De oorsprong van het geld waarmee het voorschot was gestort, was niet gekend. ■ Uit de verkoopsakte bleek dat de betaling van het saldo gebeurde met een cheque en een overschrijving. ■ De cheque werd uitgeschreven vanaf de zichtrekening van Dhr. BOG. ■ De overschrijving was afkomstig van de rekening van de vader van Dhr. BOG. ■ Er werden regelmatig stortingen in contanten uitgevoerd op de zichtrekening van Dhr. BOG. ■ Dhr. BOG was politioneel gekend voor namaak van goederen. Dergelijke opeenvolging van verrichtingen komt vaak voor in het circulatiestadium. Hierdoor wordt de oorsprong van het geld verborgen en latere opsporing bemoeilijkt. Gelet op deze gegevens, hield het geld dat werd gebruikt voor de aankoop van het onroerend goed waarschijnlijk verband met de namaak van goederen waarvoor Dhr. BOG gekend was.
45 FAG, Report on money laundering and terrorist financing through the real estate sector, 2007 (binnenkort beschikbaar op www. fatf-gafi.org). 46 Krachtens deze bepaling mag de prijs van de verkoop van een onroerend goed niet worden vereffend in contanten. Enkel de betaling van het voorschot kan hierop een uitzondering vormen, voor een bedrag tot 10% van de verkoopprijs, en in ieder geval voor maximum 15.000 EUR. Wanneer de notaris of de vastgoedmakelaar vaststelt dat de partijen deze bepaling niet hebben nageleefd, brengt hij dit onmiddellijk ter kennis van de Cel.
76
IV. TYPOLOGIEËN
Tussenkomst van advocaten De typologieën die de Cel vaststelde in de doorgemelde dossiers bevestigen de belangrijke rol die advocaten kunnen spelen in de witwasbestrijding. Bij het uitvoeren van verrichtingen beroepen misdadigers zich op het advies of de bijstand van advocaten, waardoor de witwasverrichtingen worden vergemakkelijkt. Het zijn voornamelijk financiële instellingen die dergelijke verrichtingen melden aan de Cel, waarbij deze dan moet vaststellen dat advocaten werden gebruikt. Meerdere dossiers tonen aan dat witwassers door een advocaat worden geïntroduceerd bij financiële instellingen. De typologieën wijzen er ook op dat witwasverrichtingen plaatsvinden via derdenrekeningen van advocaten. Door deze rekeningen als doorsluisrekeningen te gebruiken voor grote bedragen kunnen witwassers het verband tussen de oorsprong en de bestemming van het geld verdoezelen. Dit wordt nog versterkt door het gebruik van weinig doorzichtige vennootschapsstructuren. Meerdere dossiers tonen aan dat ook de tussenkomst van advocaten hiertoe bijdraagt. Verspreid over een aantal maanden ging Dhr. CAP, een advocaat die in België verbleef, meermaals naar een wisselkantoor om er via een money remittance systeem geld te ontvangen uit verschillende CentraalEuropese landen voor een aanzienlijk totaalbedrag. Het onderzoek van de Cel wees op het volgende: ■ Dhr. CAP maakte reeds het voorwerp uit van een dossier dat de Cel doormeldde in verband met mensenhandel. In dit dossier verkocht Dhr. CAP een onroerend goed in Centraal-Europa. ■ Bovendien kwam een van de opdrachtgevers van de transfers, een zekere Dhr. KROP, voor in een ander dossier dat de Cel doormeldde in verband met mensenhandel. Dhr. KROP, die in CentraalEuropa verbleef, kwam in dit dossier voor als begunstigde van een money remittance verrichting. Dhr. LINO stuurde hem dit geld vanuit België. ■ Bepaalde landen van waaruit Dhr. KROP geld ontving, waren landen die bekend staan voor mensenhandel. ■ Tenslotte waren de verrichtingen des te meer verdacht aangezien ze werden uitgevoerd door een cliënt van Dhr. CAP en dus normaal gezien via een bankrekening dienden te verlopen. De betrokkene wilde dit echter blijkbaar vermijden door money remittance te gebruiken. De beschreven financiële stromen (Dhr. LINO in België stuurt geld naar Dhr. KROP in Centraal-Europa, waarna Dhr. KROP enkele maanden later vanuit Centraal-Europa geld stuurt naar Dhr. CAP in België) wezen op een onderling verband en waren waarschijnlijk afkomstig uit mensenhandel. Casinoverrichtingen Meldingen van casino’s zijn gebaseerd op de lijst met objectieve criteria, alsook in mindere mate op subjectieve criteria47. In onderstaand dossier werden speelpenningen verkocht door een klant met een abnormaal spelgedrag, waarbij het winstbejag blijkbaar afwezig of ondergeschikt was. Dergelijk gedrag trok de aandacht van het casino. Dhr. CHENG en Dhr. LING, twee Aziaten die in België verbleven, gingen tweemaal naar een casino in België om speelpenningen te kopen voor een totaalbedrag van bijna 25.000 EUR. Bij hun bezoek 47 Zie koninklijk besluit van 6 mei 1999 tot uitvoering van artikel 14bis, § 2, tweede lid, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, B.S., 1 juni 1999.
77
IV. TYPOLOGIEËN
speelden ze niet aan de speeltafels, maar werd het geld onmiddellijk geïnd via een derde persoon, Dhr. WONG, ook een Aziaat. Het casino vond dit gedrag verdacht. Het onderzoek van de Cel bracht de volgende elementen aan het licht: ■ Dhr. CHENG, Dhr. LING en Dhr. WONG oefenden geen enkele beroepsactiviteit uit in België. Het waren studenten. ■ Uit politionele bron bleek dat Dhr. CHENG en Dhr. LING op hetzelfde adres woonden, dat ze deelden met andere Aziatische studenten. ■ Het misbruik van een studentenstatuut komt steeds vaker voor in de Aziatische gemeenschap om de vreemdelingenwetgeving te omzeilen. Jonge Aziaten komen legaal naar België vooraleer ze onderduiken. Hiervoor gebruiken ze gewoonlijk visa van korte duur. Deze elementen toonden aan dat de verrichtingen door de betrokkenen waarschijnlijk verband hielden met mensenhandel. Het feit dat ze niet speelden en het geld inden via een derde persoon was dan ook waarschijnlijk slechts bedoeld om een spoor achter te laten ter verantwoording van de oorsprong van het geld. In de meeste gevallen kunnen de verschillende misdaadvormen die verband houden met casinoverrichtingen in eerste instantie enkel worden achterhaald op grond van politionele of gerechtelijke inlichtingen die op nationaal en internationaal vlak worden verkregen. Daarnaast ontleedt de Cel ook bank- en financiële informatie om het verband tussen de verrichtingen en de illegale oorsprong van het geld, alsook een mogelijke verantwoording voor de omvangrijke spelbedragen te helpen achterhalen, en zodoende ernstige aanwijzingen van witwassen aan het licht te brengen. Een buitenlander, Dhr. BEL, kwam naar België om speelpenningen te kopen in een casino voor een totaalbedrag van bijna 100.000 EUR. Het onderzoek van de Cel leverde volgende bevindingen op: ■ Dhr. BEL baatte de vennootschap TRADE uit, gevestigd in het land waar hij verbleef. Het ging om een bedrijfsgids. ■ Opzoekingen op het internet toonden aan dat de vennootschap TRADE talrijke personen opbelde. Er werd hen voorgesteld om gratis of aan een aantrekkelijke prijs in de gids te worden opgenomen. Enkele weken later werden deze personen opnieuw opgebeld en werden grote sommen geëist krachtens bepaalde clausules van de overeenkomst die ze hadden ondertekend. Na klachten werd voorgesteld het abonnement in der minne te beëindigen tegen betaling van een som. Er zouden tegen de vennootschap TRADE talrijke klachten zijn ingediend. ■ Uit informatie ingewonnen bij Belgische banken bleek dat Dhr. BEL vier rekeningen op zijn naam had geopend bij vier verschillende banken. Bij een van deze banken opende Dhr. BEL eveneens een rekening op naam van zijn vader. ■ Om de opening van deze rekeningen te verantwoorden verklaarde Dhr. BEL dat hij zich in België ging vestigen en er een filiaal van zijn vennootschap wenste te openen. ■ Meerdere maanden na de opening van deze rekeningen bleek echter dat de betrokkene zich nog steeds niet had ingeschreven in België en er geen bestuurder of zaakvoerder van een vennootschap was.
78
IV. TYPOLOGIEËN
■ De verschillende rekeningen van Dhr. BEL, evenals die geopend op naam van zijn vader, werden gecrediteerd door internationale transfers in opdracht van de buitenlandse vennootschap TRADE voor een totaalbedrag van meer dan 500.000 EUR. ■ De begunstigden vermeld in de mededelingen van deze transfers verwezen naar namen van verschillende vennootschappen in België. De naam van de begunstigde in de mededelingen van de transfers kwam dus niet overeen met de werkelijke begunstigde van deze transfers, namelijk Dhr. BEL of zijn vader. ■ De vermelde vennootschappen waren niet gekend in de Kruispuntbank van Ondernemingen, waaruit kan worden afgeleid dat het om fictieve vennootschappen ging. ■ Het grootste deel van het geld gecrediteerd op deze rekeningen werd opgenomen in contanten. Deze elementen toonden aan dat het geld dat op de rekeningen van Dhr. BEL en zijn vader werd geplaatst vermoedelijk frauduleus was. In dit scenario zou de opbrengst van oplichtingen worden witgewassen door die te verplaatsen, om zo mogelijke vervolging af te wenden, door geld in contanten op te nemen en door speelpenningen aan te kopen in een casino.
Gebruik van het internet Het wereldwijde gebruik van internet, de toenemende verfijning van bancaire instrumenten en technologische ontwikkelingen bieden nieuwe mogelijkheden voor misdadigers. Hierbij kwam internetgebruik voor in verschillende dossiers. Hoewel het internet voornamelijk wordt gebruikt om het onderliggend misdrijf te plegen en witwasverrichtingen worden uitgevoerd met tussenkomst van de banksector, vinden in sommige dossiers de witwasverrichtingen zelf plaats via internet. Een deel van de dossiers houdt verband met oplichtingen zoals phishing op rekeningen van particulieren. Hierbij worden internationale transfers uitgevoerd zonder medeweten van de opdrachtgevers en wordt het geld vervolgens witgewassen door opnames in contanten48. In andere dossiers waarbij webstekken voor internetverkoop werden gebruikt, waren banden met verrichtingen die gepaard gingen met de verkoop van illegale producten, voornamelijk namaakproducten. De globalisering van de economie en de ontwikkeling van de internationale handel werkt het ontstaan van internationaal georganiseerde netwerken voor namaakproducten in de hand en bemoeilijkt hun ontmanteling. De klassieke webstekken voor internetverkoop en veilingsites vergemakkelijken de afzet van producten. In andere dossiers stelde de Cel banden vast met oplichting, zoals in het onderstaande dossier over de verkoop van een boot. De vennootschap NEWS, gevestigd in België, hield een rekening aan waarop Dhr. KOUM volmacht had. Deze rekening ontving een transfer uit Noord-Amerika in opdracht van Dhr. WHITE. Het gecrediteerde geld werd onmiddellijk in contanten opgenomen door Dhr. KOUM. Enkele dagen later ontving de rekening opnieuw een transfer uit Noord-Amerika in opdracht van Dhr. RED. Dhr. KOUM wilde het geld in contanten opnemen. De bank, die door Dhr. RED werd verwittigd dat het om een oplichting ging, weigerde deze verrichting uit te voeren.
48 Zie Cel voor financiële informatieverwerking, 13e Activiteitenverslag 2006, blz. 52 – 53.
79
IV. TYPOLOGIEËN
Na onderzoek bracht de Cel volgende elementen aan het licht: ■ De bank ontving een fax waarin stond dat Dhr. RED klacht had ingediend tegen de aankoop van een tweedehands boot via een veilingsite op het Internet. De boot was niet geleverd. Voor deze aankoop stond Dhr. RED in contact met Dhr. CARLO. ■ Dhr. CARLO gaf opdracht een bedrag dat overeenstemde met de verkoopprijs van de boot naar België over te maken ten gunste van de vennootschap NEWS. ■ Wegens het ernstige en dringende karakter van de zaak, verzette de Cel zich tegen de uitvoering van de opname van het geld gedurende de maximale duur van twee werkdagen, krachtens artikel 12 § 2 van de wet van 11 januari 1993. ■ Enkele dagen later werd dezelfde boot opnieuw op de veilingsite geplaatst. ■ Dhr. KOUM bleek politioneel gekend voor oplichting. In dit geval konden Dhr. KOUM en Dhr. CARLO oplichting plegen via een veilingsite op het internet, waarvan Dhr. WHITE en Dhr. RED het slachtoffer waren, en het geld dat hieruit voortvloeide witwassen met opnames in contanten om zo hun sporen uit te wissen. In de meeste dossiers waar webstekken voor internetverkoop worden gebruikt om het onderliggend misdrijf te plegen, worden transfers uitgevoerd die klaarblijkelijk verband houden met luxeartikelen of zeer waardevolle goederen. De creditverrichtingen zijn betalingen die over het algemeen worden uitgevoerd via de bankrekeningen van verschillende klanten. Het geld wordt onmiddellijk daarna in contanten opgenomen of overgeschreven naar het buitenland. Er vinden op deze rekeningen geen enkele andere verrichtingen plaats, wat aantoont dat ze enkel werden geopend om illegale transacties uit te voeren. Het aantal uitgevoerde verrichtingen is daarenboven vaak beperkt en de rekeningen worden snel afgesloten. Voor deze verrichtingen worden dikwijls ook valse namen gebruikt. In andere dossiers stelde de Cel vast dat het internet ook wordt gebruikt om witwasverrichtingen uit te voeren. Het onderstaande dossier toont aan dat het internet werd gebruikt om verdovende middelen te verkopen en om geld te ontvangen met tussenkomst van een vennootschap die een betalingssysteem op het internet uitbaat. Dhr. BINA, een buitenlander zonder adres in België, hield een rekening aan bij een bank in België. Het onderzoek van de rekening toonde aan dat er kort na de opening aanzienlijke stortingen in contanten plaatsvonden. De oorsprong van het geld was niet gekend. Het onderzoek van de Cel leverde het volgende op: ■ Dhr. BINA was niet officieel ingeschreven in België. Hij was ook geen bestuurder of zaakvoerder van een vennootschap en was niet BTW-plichtig. ■ Voor de uitgevoerde stortingen leek er geen economische verantwoording te bestaan. ■ Mevr. SON, de echtgenote van Dhr. BINA, hield ook een rekening aan. Deze bleek gecrediteerd te zijn door overschrijvingen van een vennootschap die een betaalsysteem op het internet uitbaat. Het geld werd onmiddellijk opgenomen in contanten. ■ Uit politionele bron bleek dat Dhr. BINA en Mevr. SON veroordeeld waren voor handel in verdovende middelen. Voor deze handel brachten ze hun waren aan de man via een veilingsite op het internet. ■ Onderzoek toonde ook aan dat de betrokkenen een betalingssysteem op het internet gebruikten om druggeld te ontvangen.
80
IV. TYPOLOGIEËN
Rekening houdende met deze elementen, werd het systeem voor internetbetaling waarschijnlijk gebruikt om geld te ontvangen afkomstig van de verkoop van drugs. Minstens een deel hiervan zou op de rekening van Dhr. BINA in contanten zijn gestort om vervolgens te worden opgenomen. Zo werd geld witgewassen afkomstig uit handel in verdovende middelen waarvoor de betrokkenen reeds waren veroordeeld.
1.1.5. Toename van de beleggingsverrichtingen met illegaal geld Dossiers met verrichtingen in verband met roerende waarden Een toenemend aantal witwasverrichtingen wordt uitgevoerd met tussenkomst van de sector van roerende waarden. De FAG benadrukt dat “de witwasser dubbel voordeel kan halen uit de sector van roerende waarden doordat hij enerzijds illegaal geld kan witwassen en er anderzijds bijkomende winst uit kan halen”49. Dhr. FRED hield verscheidene rekeningen aan bij een bank in België. In enkele maanden tijd kocht Dhr. FRED aandelen via zijn effectenrekening voor een aanzienlijk totaalbedrag. De effecten werden vervolgens verkocht aan een voordelige koers waardoor hij een aanzienlijke winst boekte. Het geld werd vervolgens opnieuw belegd in nieuwe effecten. De bank vond de grote winst van Dhr. FRED verdacht. Na het onderzoek van de Cel kwamen de volgende elementen aan het licht: ■ Het geld voor de aankoop van de effecten kwam van de zichtrekening van Dhr. FRED en was afkomstig van de verkoop van effecten. ■ Dhr. FRED kocht en verkocht regelmatig effecten maar de grote winst die hij maakte stemde niet overeen met zijn beleggersprofiel. ■ Dhr. FRED was bestuurder van de vennootschap STAR, actief in de groothandel in diamanten. ■ De vennootschap STAR was politioneel gekend voor betrokkenheid bij handel in bloeddiamanten in Afrika. Gelet op deze gegevens kon worden aangenomen dat minstens een deel van het geld dat werd gebruikt om de effecten te kopen afkomstig was van diamantsmokkel in Afrika, waarbij het geld werd witgewassen door belegging in effecten. Door deze effecten te verkopen aan een voordelige koers en ze opnieuw te beleggen in nieuwe effecten kon Dhr. FRED bijkomende winst maken.
Dossiers met verrichtingen in verband met investeringen in onroerende goederen Volgens de FAG vormt de investering van crimineel geld in de vastgoedsector “een klassieke werkwijze om zwart geld wit te wassen”50. De ontleding van de doorgemelde dossiers laat hiervan verschillende technieken uitschijnen. Deze variëren van heel eenvoudig tot heel ingewikkeld. Er zijn vaak hoge bedragen mee gemoeid.
49 FAG, Rapport sur les typologies du blanchiment [Verslag over witwastypologieën] 2002-2003, blz. 15. 50 FAG, Report on money laundering and terrorist financing through the real estate sector, 2007, blz. 2-3 (binnenkort beschikbaar op www.fatf-gafi.org).
81
IV. TYPOLOGIEËN
De aankoop van een onroerend goed van grote waarde laat uiteraard toe een grote hoeveelheid crimineel geld in bona fide waarden om te zetten en zo in het wettelijke economische circuit te brengen. Het is eveneens verdacht wanneer personen van buitenlandse nationaliteit zonder enige band met België aanzienlijke investeringen in onroerende goederen uitvoeren of geld gebruiken afkomstig uit het buitenland waarvan de oorsprong niet gekend is. Een andere witwastechniek bestaat erin een onroerend goed te verkopen of te kopen voor een bedrag hoger of lager dan de marktwaarde. Ook de herhaalde verkoop van onroerende goederen met ongewone winstmarges, zonder dat hiervoor een verklaring bestaat, kan leiden tot vermoedens. De typologische ontleding van de dossiers toont ook aan dat er vaak schermvennootschappen worden gebruikt, wat de oorsprong en de bestemming van het gerecycleerde geld verbergt en de anonimiteit van de vennoten bevordert. Daarnaast worden bij aankopen van vastgoed veelvuldig doorsluisrekeningen gebruikt, en treden in vele gevallen derden op zonder duidelijke band met de koper. Door een stroman voor hun rekening te laten optreden, willen witwassers hun banden met de witwasverrichting verhullen. Een notaris deed een melding aan de Cel naar aanleiding van de aankoop van een onroerend goed voor een aanzienlijk bedrag door Dhr. STING, een buitenlander die in België verbleef. De notaris vond het verdacht dat de cliënt betrokken was bij de voor hem ongebruikelijke verrichting. Deze stond niet in verhouding met de uitoefening van zijn handelsactiviteiten en de notaris vond er geen aannemelijke verantwoording voor. Na onderzoek stelde de Cel het volgende vast: ■ Volgens de verkoopakte van het onroerende goed was Dhr. STING de enige koper. ■ Het onroerend goed werd betaald met een cheque getrokken op rekening van Dhr. STING bij een bank in België. ■ Deze cheque was evenwel gedekt door een overschrijving in opdracht van zijn echtgenote, Mevr. LENK. ■ De bewegingen op de rekening van Mevr. LENK toonden aan dat er aanzienlijke overschrijvingen plaatsvonden afkomstig van een rekening die ze aanhield in het buitenland. ■ De ongekende oorsprong van het geld en het feit dat de omvang van de verrichtingen niet kon worden verantwoord door de economische activiteit van Mevr. LENK, die namelijk geen beroep uitoefende, kon erop wijzen dat het geld afkomstig was van illegale activiteiten. ■ Dhr. STING was politioneel gekend in een dossier inzake handel in verdovende middelen tussen België en zijn land van herkomst. Uit deze elementen kon worden afgeleid dat het onroerend goed dat Dhr. STING kocht minstens gedeeltelijk via de rekening van zijn echtgenote werd betaald met geld afkomstig uit drughandel. Ten slotte duiden meerdere dossiers op het misbruik van hypothecaire leningen. Het afsluiten van een hypothecaire lening die wordt afgelost met stortingen in contanten laat toe regelmatig crimineel geld in het financiële stelsel in te brengen. Door een hypothecaire lening vervroegd af te lossen, kan men een officiële rechtvaardiging bekomen voor geld van illegale oorsprong.
82
IV. TYPOLOGIEËN
Dossiers met verrichtingen in verband met investeringen in waardevolle goederen De typologische ontleding van de doorgemelde dossiers wijst op witwasverrichtingen waarbij werd geïnvesteerd in waardevolle goederen (juwelen, antiek, kunstwerken, enz.). Hierbij worden vaak verrichtingen in contanten gebruikt, waardoor aanzienlijke bedragen in het financiële circuit worden gebracht. De Cel ontving informatie van een buitenlands meldpunt inzake een Belg die voor een aanzienlijk totaalbedrag verschillende kunstwerken contant had gekocht in een veilingzaal. Het onderzoek van de Cel toonde het volgende aan: ■ De betrokkene was in België gekend voor illegale handel in clandestiene werkkrachten. ■ Uit bijkomende inlichtingen ingewonnen door de Cel bleek dat de betrokkene bestuurder was geweest van een Belgische vennootschap actief in de horeca. Deze vennootschap was failliet verklaard. ■ Sindsdien oefende de betrokkene geen enkele gekende economische activiteit uit. Gelet op deze elementen kon worden verondersteld dat het geld voor de investeringen in de kunstsector minstens gedeeltelijk afkomstig was uit illegale handel in clandestiene werkkrachten.
1.2.1. Financieringswijzen en -bedragen De financiering van terrorisme omvat twee aspecten: de financiering van terroristische daden en terroristische groepen, evenals die van de terroristen die tot een netwerk behoren. Hoewel de kosten voor terroristische aanslagen vrij beperkt kunnen uitvallen, blijken de middelen die nodig zijn om de netwerken op te richten en in stand te houden veel omvangrijker51. De materiële financieringsmiddelen bestaan niet enkel uit transfers maar ook uit het verstrekken van bestaansmiddelen aan een terrorist of aan personen die tot een terroristische groepering behoren, zoals sociale uitkeringen of werkloosheidsuitkeringen. Hierbij kan een systeem van valse documenten worden gebruikt. Dhr. NAM, een kandidaat-vluchteling afkomstig uit het Midden-Oosten, opende een rekening bij een bank in België. De enige verrichtingen op deze rekeningen waren overschrijvingen van beperkte omvang afkomstig van het OCMW voor sociale uitkeringen. Al het geld werd systematisch in contanten opgenomen door de betrokkene. Sindsdien vond er op de rekening geen enkele verrichting meer plaats. Het onderzoek van de Cel wees op het volgende: ■ Een naam die overeenkwam met die van Dhr. NAM werd teruggevonden in een gegevensbank. ■ De herkomst van deze persoon en zijn leeftijd kwam overeen met het profiel van Dhr. NAM. ■ Het bleek dat deze persoon lid was van een terroristische organisatie en banden onderhield met personen wiens namen vermeld stonden op de lijst van de Verenigde Naties met de personen en entiteiten die verdacht worden van banden met Osama Bin Laden, Al Qaida en de Taliban. ■ Sommige betrokkenen in dit dossier waren reeds in aanraking gekomen met het gerecht. ■ Door de opeenvolgende opnames in contanten kon het spoor van het geld worden uitgewist. Deze techniek, waardoor de rekening steeds een quasi nulsaldo vertoont, komt vaak voor in andere dossiers 51 FAG, Report on terrorism financing, 2008.
83
IV. TYPOLOGIEËN
van de Cel in verband met terrorismefinanciering. Het geld kan bijvoorbeeld dienen om reiskosten te dekken, om opleidingen in trainingskampen te financieren of om een schenking te doen aan de families van zelfmoordterroristen. Aangezien de rekening van Dhr. NAM geen verrichtingen meer vertoonde op het moment dat de persoon die gekend stond als lid van een terroristische organisatie werd aangehouden en dat het profiel van Dhr. NAM (familienaam, afkomst, leeftijd) overeenkwam met die van deze persoon, rees het vermoeden dat het om dezelfde persoon ging en dat het geld opgenomen in contanten ten minste gedeeltelijk zou zijn gebruikt om de activiteiten van de terroristische organisatie waarmee deze persoon verband hield te financieren. In dit kader moet rekening worden gehouden met alle soorten “fondsen” zonder dat ze daadwerkelijk moeten zijn gebruikt om een of meerdere terroristische daden te plegen of trachten te plegen, noch dat ze verband moeten houden met een of meerdere specifieke terroristische daden. Het VN Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme omschrijft wat moet worden verstaan onder “fondsen”, met name goederen van allerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, op welke wijze dan ook verworven en de juridische documenten of instrumenten in welke vorm dan ook, met inbegrip van elektronische of digitale vorm die een bewijs zijn van een eigendomsrecht of belang in deze goederen, met name banklening, reischeques, bankcheques, postwissels, aandelen, effecten, obligaties, wissels en kredietbrieven, zonder dat deze opsomming beperkend is. Financiering kan dus de vorm aannemen van financiële steun in de enge zin van het woord, met name door een storting in contanten, maar kan ook slaan op de aankoop van onroerende goederen indien financiering in de ruime zin van het woord wordt gezien. Indien het gaat om de aankoop van een gebouw, moet worden gecontroleerd waar het geld vandaan komt en waarvoor het gebouw wordt gebruikt om na te gaan of de koper in verband kan worden gebracht met terrorisme. De aankoop van een gebouw kan hierbij een strategische rol spelen om terroristische activiteiten uit te bouwen. Indien het daarentegen gaat om een storting, is de bestemming van het geld van belang aangezien op dit vlak kan worden bepaald of er al dan niet een verband bestaat met terrorisme. In de praktijk wijzen verschillende dossiers inzake terrorismefinanciering dan ook op de noodzaak van die middelen voor het onderhoud van netwerken. De financiële verrichtingen in deze dossiers houden verband met investeringen in vastgoed. Dergelijke verbanden werden ook vastgesteld op internationaal vlak door de FAG52. Dhr. AWY, een Belg afkomstig uit het Midden-Oosten, hield een rekening aan in België en sloot een hypothecaire lening af. De betrokkene wees erop dat het goed dat voor meer dan 250.000 EUR werd gekocht, bestemd was voor verhuur. De maandelijkse afbetalingen gebeurden via een rekening waarop huur werd gestort. Dit soort verrichtingen en de hoge opbrengst van de huur stemden niet overeen met het profiel van de cliënt. Dit leidde tot een melding aan de Cel. Na onderzoek ontdekte de Cel het volgende: ■ Kort voor de aankoop van het goed werd de rekening van Dhr. AWY gecrediteerd door een aanzienlijke storting in contanten. Hiermee werd een bankcheque uitgegeven aan order van een notaris. ■ De stortingen in contanten lieten toe de oorsprong van het geld verhullen. 52 FAG, Report on money laundering and terrorist financing through the real estate sector, 2007.
84
IV. TYPOLOGIEËN
■ De opbrengst van het goed lag overduidelijk te hoog, namelijk meer dan 25%. ■ Uit politionele bron bleek dat Dhr. AWY vermeld werd in een onderzoek naar terrorismefinanciering. Hij zou verantwoordelijk zijn voor het beheer en de controle van de inzameling van giften bestemd om terroristische activiteiten te financieren. Gelet op deze gegevens kon worden verondersteld dat de verrichtingen uitgevoerd door Dhr. AWY verband hielden met financiering van terrorisme. Het in België aangekochte vastgoed kon daarbij worden gebruikt voor terroristische doeleinden, bijvoorbeeld om bepaalde daden voor te bereiden. Hoewel de bedragen die voor de financiering van terrorisme worden overgeschreven soms betrekkelijk klein zijn, moeten deze cijfers vooral worden bestudeerd in een ruimere context, met name wanneer VZW’s en andere liefdadigheidsinstellingen die fondsen werven betrokken zijn. Hierbij kan het aantal leden en giften worden onderzocht evenals de activiteiten van die VZW’s. Deze elementen dienen vergeleken te worden met de aard van de verrichtingen en de stortingen moeten dan ook met die elementen in het achterhoofd worden bekeken. Er worden aldus veel omvangrijker bedragen onderzocht. De Cel ontving een melding van een bank over verdachte financiële verrichtingen op rekeningen van verscheidene van haar klanten. Het ging om verenigingen zonder winstoogmerk, naar Belgisch of buitenlands recht, die rekeningen aanhielden bij deze bank in België. Deze werden gecrediteerd door talrijke overschrijvingen en stortingen van eerder beperkte bedragen afkomstig van giften door privépersonen die geld wensten te versturen naar het Midden-Oosten voor humanitaire hulp. Na het onderzoek van de Cel kwamen de volgende elementen aan het licht: ■ Het grootste deel van het geld dat op de rekening van de VZW’s was gecrediteerd, werd vervolgens overgeschreven naar de persoonlijke rekening van de voorzitter van één van die VZW’s. ■ Deze nam uiteindelijk al het geld in contanten op, zodat de eindbestemming van de fondsen niet achterhaald kon worden. ■ Laatstgenoemde VZW was politioneel gekend voor banden met een terroristische organisatie.
1.2.2. Het spoor van de financiële verrichtingen Een belangrijk onderdeel van de strijd tegen financiering van terrorisme strekt ertoe terrorismegeld moeilijker beschikbaar te maken om zo de organisatorische mogelijkheden van terroristen zo veel mogelijk lam te leggen, te beletten dat ze hun netwerk zouden uitbreiden, infrastructuren zouden uitbouwen voor rekrutering en vorming, of dat wapens worden gekocht of ontwikkeld. Door de financiële verrichtingen op te volgen of opnieuw samen te stellen kunnen deze groepen en hun trawanten worden opgespoord en kunnen hun activiteiten in de war worden gestuurd. Meestal wordt een verrichting gemeld omdat ze een ongebruikelijk karakter vertoont, niet overeenstemt met het profiel van de klant en blijkbaar geen enkele economische verantwoording heeft, doch zonder dat een rechtstreeks verband met de financiering van terrorisme voorhanden is. Het wedersamenstellen van de financiële verrichtingen is dan ook uiterst belangrijk bij de bestrijding van terrorisme en de financiering ervan. Dit laat ook toe hun werking beter te begrijpen om zo de plannen van terroristen of van hun organisaties te verhinderen of te voorkomen. Terrorisme en de financiering van terrorisme zijn twee verschijnselen die nauw met elkaar samenhangen. Dossiers worden overigens voornamelijk doorgemeld omwille van rechtstreekse of onrechtstreekse banden van betrokkenen met terrorisme.
85
IV. TYPOLOGIEËN
Zowel de melders als de Cel dienen zich de vraag te stellen naar zowel oorsprong als bestemming van de fondsen. Niet alleen wordt het gebruik van illegale geldbronnen als typologie voor terrorismefinanciering steeds vaker vastgesteld, het achterhalen van de oorsprong van de fondsen laat bovendien toe dat de verrichtingen in een context worden geplaatst. Daarnaast vormt de aanwending van het geld of van de goederen het belangrijkste element bij het opsporen van terrorismefinanciering. Precies hierin schuilt het illegaal karakter van de operaties. Contantopnames zijn hierbij betekenisvoller dan stortingen in contanten omdat ze de uiteindelijke begunstigde van het geld verhullen. Hetzelfde resultaat wordt bereikt bij internationale transfers. In onderstaand dossier waarin internationale transfers zich voordoen, wijst de bestemming van het geld op banden tussen de verdachte verrichtingen en financiering van terrorisme. De vennootschap RED, een boekenhandel, hield een rekening aan bij een bank in België waar regelmatig contanten op werden gestort voor aanzienlijke bedragen. Een deel van het geld werd vervolgens overgeschreven naar natuurlijke personen in het Midden-Oosten. De aard van die verrichtingen strookte niet met de activiteiten van de vennootschap. Het onderzoek van de Cel toonde volgende elementen aan: ■ De vennootschap RED werd bestuurd door Dhr. DOS. ■ Dhr. DOS was ook een van de voorzitters van de raad van bestuur van de VZW HUMA. Deze in België gevestigde vereniging was een afdeling van de stichting HUMA INTL, die volgens politionele bron banden had met een terroristische organisatie. HUMA INTL werd ervan verdacht een terroristische organisatie en haar kandidaat-zelfmoordterroristen financieel te steunen. ■ De Cel had reeds een dossier doorgemeld voor terrorismefinanciering waarin deze vereniging werd vermeld. ■ Eén van de begunstigden van de transfers naar het Midden-Oosten was bovendien voorzitter van de raad van bestuur van HUMA INTL. Uit deze elementen kon worden verondersteld dat de rekening van de vennootschap RED zou zijn gebruikt voor internationale transfers in verband met financiering van terrorisme in het Midden-Oosten. In andere gevallen wijst de oorsprong van het geld op mogelijke banden tussen een verrichting, bijvoorbeeld de aankoop van een onroerend goed, en de financiering van terrorisme. De Cel ontving een melding over de aankoop van een onroerend goed door de VZW ALPHA. Bijna 80% van de verkoopprijs werd vóór het verlijden van de akte betaald. Het saldo werd betaald per overschrijving via een rekening bij een bank in België. Het onderzoek van de Cel leverde het volgende op: ■ Het saldo van de verkoopprijs werd vereffend met fondsen afkomstig van de rekening van Dhr. RAD, bestuurder van de VZW ALPHA. ■ Deze rekening werd vooraf gecrediteerd door een aanzienlijk bedrag in contanten. ■ Door verrichtingen in contanten uit te voeren kon de oorsprong van het geld worden verhuld. ■ Dhr. RAD was ook voorzitter van een andere VZW die er volgens politionele informatie van verdacht werd een terroristische organisatie te steunen. Dhr. RAD zou hierbij verantwoordelijk zijn voor de rekrutering van strijders.
86
IV. TYPOLOGIEËN
■ Tevens uit politionele bron bleek dat Dhr. RAD een naaste medewerker zou zijn van Dhr. MID, lid van een terroristische organisatie. Een andere bestuurder van VZW ALPHA zou betrokken zijn bij een ondersteuningscel van een terrorismenetwerk. Gelet op de banden van Dhr. RAD met een beweging die terroristische activiteiten steunt en met Dhr. MID, lid van een terroristische organisatie, kon worden verondersteld dat het geld van Dhr. RAD dat gebruikt werd voor de aankoop van het onroerend goed in verband stond met de financiering van terrorisme. De aankoop van het onroerend goed op naam van VZW ALPHA was mogelijks bedoeld voor terroristische doeleinden.
1.2.3. Technieken die verrichtingen ingewikkelder maken Net zo min als witwassen is terrorismefinanciering geen statisch verschijnsel maar evolueert het voortdurend. Naarmate de strijd wordt opgevoerd, passen terroristen hun werkwijzen aan om opsporingsmaatregelen te omzeilen of mogelijk later onderzoek te bemoeilijken. De toename in 2007 van het aantal dossiers met zeer ingewikkelde of ondoorzichtige verrichtingen wijst er ook op dat zowel de melders als de Cel beter beducht zijn voor financiering van terrorisme. De kanalen die worden gebruikt voor verrichtingen in verband met financiering van terrorisme ontwikkelen zich over het algemeen op dezelfde wijze bij witwassen. Zoals eerder aangegeven, vormen het gebruik van contantverrichtingen, internationale transfers, het feit dat rekeningen speciaal worden geopend om verdachte verrichtingen uit te voeren of nog het gebruik van doorsluisrekeningen of meerdere rekeningen vaakgebruikte technieken om sporen uit te wissen en constructies ondoorzichtig te maken. Hierbij is het vooral van belang de persoonlijke situatie te bekijken van de betrokkenen en hun financiële situatie aan een patrimoniumonderzoek te onderwerpen. Bij de ontleding van bankverrichtingen moeten de volgende verrichtingen bijzonder aandachtig worden bekeken: kosten voor advies en huurgeld als rechtvaardiging van transfers van verdacht geld; verscheidene uitkeringen en toelagen om terrorisme te financieren door bestaansmiddelen te verstrekken aan een terrorist of aan een persoon die tot een terroristische groep behoort. Bovendien worden bij deze strategieën constructies opgezet met weinig doorzichtige vennootschapsstructuren of vennootschappen gevestigd in bijzondere financiële locaties. De Europese Unie benadrukt eveneens dat “het ontbreken van internationale normen voor de belangrijkste mechanismen die voor mondiale financiële transacties worden gebruikt (...) zoals offshorefinancieringsentiteiten, (leidt) tot financiële ondoorzichtigheid die zeer voordelig is voor financiers van terrorisme.”53 De vennootschap INTER, gevestigd in een offshorecentrum met een adres in Noord-Amerika, hield een rekening aan bij een bank in België. Dhr. Larry DON, een buitenlander zonder adres in België, was volmachthouder van deze rekening. Verscheidene cheques, uitgeschreven op naam van een natuurlijk persoon en verscheidene buitenlandse rechtspersonen, werden hierop geïnd. Het totaalbedrag, dat
53 Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 20 oktober 2004 betreffende de voorkoming en bestrijding van terrorismefinanciering door maatregelen om informatie-uitwisseling, transparantie en traceerbaarheid van financiële transacties te verbeteren, PB C 14, 20 oktober 2005, blz. 9.
87
IV. TYPOLOGIEËN
opliep tot meer dan 1 miljoen GBP, werd op termijn belegd. De bank wenste de werkelijke economische begunstigde van de vennootschap INTER te kennen maar Dhr. Larry DON weigerde deze gegevens te verstrekken. Hierna vroeg hij per fax om meer dan de helft van het bedrag te verplaatsen naar een rekening geopend op zijn naam bij een bank in West-Europa. De bank vond dit verdacht en ging over tot een melding aan de Cel. Gelet op het ernstig en dringend karakter van de zaak verzette de Cel zich tegen de uitvoering van de transfer gedurende de maximale duur van twee werkdagen, overeenkomstig artikel 12, § 2 van de wet van 11 januari 1993. Na het onderzoek van de Cel kwamen volgende elementen aan het licht: ■ De vennootschap INTER en Dhr. Larry DON hadden geen enkele officiële band met België. ■ Sommige cheques werden uitgeschreven door Dhr. Max DON, de broer van Dhr. Larry DON die in het buitenland verbleef. ■ De buitenlandse vennootschappen die de overige cheques uitschreven, hielden allemaal verband met Dhr. Max DON. ■ Uit politionele bron bleek dat Dhr. Max DON de oprichter was van een liefdadigheidsinstelling die ervan verdacht werd terroristische activiteiten te financieren. Dhr. Larry DON trad klaarblijkelijk op als een stroman om het verband tussen de verrichtingen en Dhr. Max DON te verdoezelen. Er bestond geen enkele economische verantwoording om gebruik te maken van een vennootschap in een offshorecentrum of van een rekening op haar naam en was waarschijnlijk bedoeld om opsporing achteraf te bemoeilijken.
1.2.4. Strategieën om de formele banksector te vermijden Naast het gebruik van het formele bancaire stelsel worden er vaak alternatieve kanalen gebruikt om fondsen voor financiering van terroristische activiteiten te werven of te verplaatsen. Geldoverdracht kan plaatsvinden via informele netwerken naast het klassieke bancaire stelsel. Deze overdrachten gebeuren discreet en snel binnen een bevolkingsgroep of clan via compensatie tussen verschillende werelddelen. Ze komen vaak voor in Azië en het Midden-Oosten en zijn aantrekkelijk voor zowel legaal als illegaal gebruik. De laatste jaren lijken informele systemen voor geldoverdracht een belangrijke rol te spelen in de internationale financiering van terrorisme54. Het gebruik van deze systemen is per definitie bijzonder moeilijk op te sporen. Zoals onderstaand voorbeeld aantoont, spelen de meldende instellingen en personen hierbij een heel belangrijke rol. De Belgische vennootschap MONT hield verschillende rekeningen aan bij een bank in België waarop de zaakvoerder Dhr. TIL volmacht had. In enkele maanden tijd werden de rekeningen gecrediteerd en gedebiteerd door meerdere belangrijke nationale en internationale transfers. De fondsen werden meteen verplaatst, waaruit blijkt dat de rekeningen als doorsluisrekening werden gebruikt.
54 FAG, Report on terrorism financing, 2008.
88
IV. TYPOLOGIEËN
Het onderzoek van de Cel bracht de volgende elementen aan het licht: ■ Dhr. TIL onderhield via zijn vennootschap handelsbetrekkingen met vennootschappen gevestigd in het Midden-Oosten. ■ Uit politionele bron bleek dat Dhr. TIL en de vennootschap MONT het voorwerp uitmaakten van een onderzoek inzake terrorismefinanciering. ■ Eén van de opdrachtgevers van de transfers op de rekening van de vennootschap MONT was een burger uit het Midden-Oosten. Hij had een rekening in Oost-Europa waarvan geweten was dat ze werd gebruikt voor hawala. ■ De storting van deze rekening kwam overeen met de betaling van het “bloedgeld” aan de familie van een zelfmoordterrorist. Gelet op deze elementen en het uitvoeren van verschillende transfers in België, werden de rekeningen van de vennootschap MONT gebruikt om geld te verplaatsen dat bedoeld was om terroristische activiteiten te financieren. Minstens een deel hiervan zou via het hawalasysteem zijn verplaatst.
2.
UITGEZUIVERDE GEVALLEN
Voor de voorstelling van uitgezuiverde gevallen werd een keuze gemaakt uit de dossiers die in de loop van het voorbije jaar werden doorgemeld en die bepaalde aspecten van witwassen of financiering van terrorisme aantonen. Het is niet de bedoeling om trends te bespreken, maar wel om de aandacht te vestigen op enkele bijzondere kenmerken van het profiel van de betrokkenen, het onderliggend misdrijf of de werkwijzen waarmee de betrokken beroepsgroepen kunnen worden geconfronteerd. Een deel van de besproken gevallen benadrukt eveneens de verscheidenheid van meldingsbronnen en toont het belang aan van een goede samenwerking tussen alle partijen in de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering.
2.1. Bijzonderheden op vlak van het profiel van de betrokkenen 2.1.1. Verrichtingen voor een hypothecaire lening door betrokkenen die in verband staan met terrorismefinanciering Melding door een bank Dhr. LAY, een buitenlander zonder enige band met België, vroeg bij een Belgische bank een hypothecaire lening aan voor de aankoop van een onroerend goed. Uit het verkoopcompromis bleek dat twee andere personen die in België verbleven, Dhr. BAKA en Dhr. REB, tekenden in naam van Dhr. LAY. Laatstgenoemde beweerde dat het geld afkomstig was van de verkoop van een onroerend goed in het land waar hij verbleef. Geen enkele betrokkene had een rekening bij deze bank, die al deze elementen verdacht vond. De bank besloot de hypothecaire lening niet toe te staan en over te gaan tot een melding aan de Cel.
89
IV. TYPOLOGIEËN
Tussenkomst van de Cel Dhr. BAKA, die geen beroep uitoefende, hield rekeningen aan bij een andere bank in België. Op één van deze rekeningen werd een cheque geïnd van de verkoop van een onroerend goed in België. Tezelfdertijd vonden er talrijke stortingen in contanten plaats op de rekening. Het meeste geld werd door Dhr. BAKA in contanten opgenomen en er stond bijna niets meer op de rekening. Dhr. REB hield eveneens een rekening aan bij een bank in België. Deze rekening vertoonde voornamelijk stortingen in contanten. De debetverrichtingen bestonden hoofdzakelijk uit de aflossing van een hypothecaire lening. Uit politionele bron bleek dat Dhr. BAKA gekend stond als lid van een cel die een terroristische organisatie steunde. Gelet op de banden met een terroristische organisatie kon worden verondersteld dat de verschillende stortingen in contanten op de rekeningen van Dhr. BAKA en van Dhr. REB, evenals de aflossingen van een hypothecaire lening verband hielden met het witwassen van geld in verband met de activiteiten van de terroristische organisatie en met terrorismefinanciering. 2.1.2. Witwasverrichtingen door een betrokkene wiens profiel overeenkomt met dat van een oplichter in de asfaltsector Melding door een bank Dhr. POUND, een Brit zonder adres in België, opende een rekening bij een bank in België. Kort na de opening werden op deze rekening verschillende cheques ter incasso aangeboden, getrokken op rekeningen van buitenlanders bij banken in het buitenland. Het geld werd in contanten opgenomen. Het hoge bedrag van de verrichtingen en het ongebruikelijk profiel van de cliënt trokken de aandacht van de bank. De cliënt, zonder duidelijke band met België, verklaarde in een hotel in de streek te verblijven. Tussenkomst van de Cel Er bestond geen enkele economische verantwoording om deze verrichtingen in België uit te voeren. Dhr. POUND was niet ingeschreven in het Belgische rijksregister. Hij was niet BTW-plichtig en had geen mandaten als bestuurder, zaakvoerder of vennoot van een vennootschap met Belgische zetel. De verrichtingen vonden plaats meteen na de opening van de rekening. De cheques werden getrokken op rekeningen van buitenlanders bij banken in een buurland. De oorsprong van de cheques deed vermoeden dat de betrokkene actief was in het buitenland. Er was dus geen economische verantwoording om de verrichtingen via een rekening in België te laten verlopen. Dhr. POUND deed dit vermoedelijk om een onderzoek naar de oorsprong van het geld te bemoeilijken. Bovendien is de opname in contanten een vaakgebruikte witwastechniek om later onderzoek te bemoeilijken. Uit politionele bron bleek dat Dhr. POUND actief was in de wegenaanleg. Bovendien waren verschillende Britten, actief in de asfaltering, gekend voor oplichting van personen of vennootschappen in België of in het buitenland. Dhr. POUND beantwoordde aan de kenmerken beschreven door de politie. Daarenboven stond de werkgever van Dhr. POUND gekend bij de politie voor oplichting in de asfaltsector.
90
IV. TYPOLOGIEËN
Gezien het profiel van Dhr. POUND, konden de gecrediteerde cheques afkomstig zijn van asfalteringswerken en overeenstemmen met het soort oplichting door Britten met hetzelfde profiel als Dhr. POUND55.
2.2. Bijzonderheden op vlak van het onderliggend misdrijf 2.2.1. Verdachte verrichtingen in verband met ernstige en georganiseerde fiscale fraude zoals BTW-carrousels – illustratie van de Dubai connection56 Melding door een bank en een accountant De vennootschap CALL, actief in de handel van gsm-onderdelen, hield een rekening aan bij een bank in België. Dhr. ROLF, een buitenlander zonder adres in België, en Dhr. KNIT, die in België verbleef, hadden hierop een volmacht. De andere vennoten van de vennootschap CALL waren Dhr. GAMA en Dhr. AKI. Dhr. GAMA en Dhr. KNIT stapten naar hun bankkantoor om er een wijziging van activiteit en zaakvoerder mede te delen. Enkele dagen later vroeg Dhr. GAMA een rekening te openen op naam van de vennootschap PAY om de betalingen te centraliseren en sneller over geld te kunnen beschikken. De bank weigerde de rekening te openen en ging over tot een melding aan de Cel gezien de verwarde uitleg van Dhr. AKI en de gevoelige sector waarin vennootschap CALL actief was. In diezelfde periode ontving de Cel een melding van een accountant. Deze laatste had bezoek gekregen van Dhr. KNIT en Dhr. GAMA die vermoedden dat de vennootschap CALL die ze hadden overgenomen, betrokken was bij een BTW-carrousel. Volgens de accountant waren er inderdaad vele facturen voor de aan- en verkoop van gsm’s en computeronderdelen voor miljoenen GBP. Het geld kwam van een rekening geopend op naam van de vennootschap CALL bij een bank in een offshorecentrum. Dhr. KNIT en Dhr. GAMA gaven aan dat ze nergens van afwisten op het moment van de aankoop van de vennootschap. Tussenkomst van de Cel De vennootschap CALL werd opgericht in 2003 maar was sinds 2004 bijna niet meer actief. Er vonden geen verrichtingen meer plaats op de rekening, behalve twee internationale transfers van een bank in een offshorecentrum. Deze verrichtingen werden gevolgd door opnames in contanten. Dhr. GAMA en Dhr. AKI waren ook cliënt bij deze bank maar op hun persoonlijke rekeningen vonden geen verdachte verrichtingen plaats. Uit politionele bron bleek dat de vennootschap CALL deel uitmaakte van een BTW-carrousel van Europese omvang gevestigd in Dubai. Bij deze fraude was één van deze vennootschappen gevestigd in Dubai en werd de fraude bijna altijd gepleegd ten nadele van Groot-Brittannië.
55 De dossiers in verband met oplichtingen in de asfaltsector werden uitgebreid bestudeerd in het 13de activiteitenverslag 2006, blz. 51-52. 56 De “Dubai connection” duidt een BTW-carrousel fraude aan tussen Dubai en de Europese Unie, met voornamelijk GSM toestellen. Zie onder andere Federale gerechtelijke politie, Directie economische en financiële criminaliteit, 4e activiteitenverslag 2005, blz. 45.
91
IV. TYPOLOGIEËN
Informatie van de belastingsadministratie toonde aan dat de vennootschap CALL het voorwerp uitmaakte van een onderzoek en gekend was als missing trader. Bovendien bleek dat de vennootschap CALL tijdens het tweede trimester 2006 voor meer dan 40.000.000 EUR aan goederen kocht, voornamelijk bij Britse leveranciers. Bijkomende informatie toonde aan dat de vennootschap CALL ook een rekening had bij de bank in het offshorecentrum. De goederen werden blijkbaar via deze rekening betaald. De rekening van de vennootschap CALL bij de meldende bank in België vertoonde slechts twee internationale transfers in opdracht van de rekening van de vennootschap CALL bij de bank in het offshorecentrum. Deze verrichtingen stemden mogelijks overeen met commissies. Het geld werd in contanten opgenomen. Gelet op deze elementen had de vennootschap CALL mogelijks deelgenomen aan een BTWcarrouselfraude, waarbij haar deelname werd betaald met verscheidene commissies. Door deze commissies in contanten op te nemen in België werd geld witgewassen afkomstig van ernstige en georganiseerde fiscale fraude. 2.2.2. Verrichtingen in contanten voor bedrieglijke aankopen worden in verband gebracht met oplichting Melding door de bank Als zaakvoerder had Dhr. MINT een volmacht op de rekening van de vennootschap SHOP, gevestigd in België en actief in de textielgroothandel. De rekening werd hoofdzakelijk gecrediteerd door aanzienlijke stortingen in contanten. Dhr. MINT verklaarde dat deze verrichtingen in contanten verband hielden met de handelsactiviteiten van de vennootschap SHOP. De voornaamste debetverrichtingen bestonden uit opnames in contanten. Uit de verklaringen van Dhr. MINT bleek dat de vennootschap SHOP voor haar handelsactiviteiten verschillende voertuigen had gekocht voor meer dan 450.000 EUR die Dhr. MINT aan de vennootschap BAG in contanten betaalde. Deze som zou hem zijn geleend door familieleden in het buitenland. Om zijn beweringen kracht bij te zetten legde Dhr. MINT verklaringen van verschillende personen voor over deze lening. Bovendien legde Dhr. MINT een kopie voor van het ontvangstbewijs van de verkoop van de voertuigen, maar hij had geen kopie van het borderel van het deposito van deze som bij een bank. Daarenboven was het ontvangstbewijs ondertekend door de voormalige zaakvoerder van de vennootschap BAG. Dhr. MINT wilde deze situatie in orde brengen door een lening van 400.000 EUR aan te vragen. Toen de bank bijkomende informatie vroeg zag Dhr. MINT uiteindelijk af van zijn kredietaanvraag. Tussenkomst van de Cel Volgens politionele inlichtingen maakte de vennootschap SHOP het voorwerp uit van een onderzoek voor oplichting. Hierbij had de vennootschap BULK een leasingovereenkomst afgesloten voor voertuigen bij de leasingmaatschappij AUTO. Er vonden twee betalingen plaats en daarna niets meer. Ondertussen ging de vennootschap BULK failliet en werden de vrachtwagens verkocht aan de vennootschap SHOP. Omwille van
92
IV. TYPOLOGIEËN
deze elementen legde de leasingmaatschappij AUTO klacht neer voor oplichting tegen de vennootschappen BULK, SHOP en BAG en tegen Dhr. MINT. De vennootschappen BULK en BAG waren overigens beide op hetzelfde adres gevestigd. Dhr. MINT verbleef in het buitenland en was politioneel gekend voor verschillende misdrijven. Bovendien werd de rekening van de vennootschap SHOP gecrediteerd door een overschrijving in opdracht van Dhr. TAK. Deze persoon kwam meermaals voor in doorgemelde dossiers van de Cel. Ten slotte wees het feit dat Dhr. MINT zich bedacht toen er om bijkomende uitleg werd gevraagd door de bank voor de kredietaanvraag van 400.000 EUR erop dat het geld een verdachte oorsprong had. Deze verschillende elementen wezen in de richting van bedrieglijk bezit van de voertuigen door vennootschap SHOP. Waarschijnlijk was minstens een deel van de omzet van de vennootschap mogelijk gemaakt door het inzetten van bedrieglijk verkregen voertuigen. Een deel van de winst zou door Dhr. MINT in contanten zijn opgenomen en zodoende witgewassen.
2.3. Bijzondere werkwijzen 2.3.1. Gebruik van leningen op afbetaling en valse facturen om geld wit te wassen afkomstig uit drughandel Melding door de bank Een bank deed een melding aan de Cel inzake Dhr. JAF, een Aziaat en tevens rekeninghouder. Hij was zaakvoerder van de vennootschap AUTO, een groothandel in voertuigen. De bank vond het verdacht dat verscheidene inwoners van hetzelfde Aziatische land in enkele maanden tijd bij deze bank leningen op afbetaling aanvroegen. Het ging om leningen om auto’s aan te kopen. Er werden facturen voorgelegd om deze aankopen te rechtvaardigen waarop telkens een stempel van de vennootschap AUTO stond. Er werd een lening toegekend aan Dhr. REY en Dhr. EMY aangezien er een verkoopovereenkomst van de vennootschap AUTO werd voorgelegd. De bank weigerde de andere leningen omdat de voorgelegde facturen vervalst bleken te zijn of omdat de inkomsten van sommige betrokkenen enkel uit sociale uitkeringen bestonden. Tussenkomst van de Cel De ontleding van de rekeningen die gebruikt werden voor de aflossingen wees op een creditering door stortingen in contanten. De oorsprong van het geld was niet gekend. Het bedrag van de stortingen in contanten kwam steeds overeen met de maandelijkse afbetalingen van de leningen, wat erop kon wijzen dat de stortingen in contanten speciaal werden uitgevoerd om de leningen terug te betalen.
93
IV. TYPOLOGIEËN
Dhr. JAF hield ook een rekening aan bij deze bank. De ontleding van zijn rekening toonde aan dat er op deze rekening eveneens stortingen in contanten plaatsvonden. De debetverrichtingen bestonden uit opnames in contanten. Mogelijks waren de stortingen in contanten afkomstig van Dhr. JAF die de fondsen van zijn zichtrekening in contanten ophaalde specifiek voor de terugbetaling van de leningen. Door verrichtingen in baar geld uit te voeren kon de oorsprong en de bestemming ervan worden verhuld. Dhr. JAF was politioneel gekend voor drughandel. Deze elementen leken aan te tonen dat Dhr. JAF een constructie met valse facturen en leningen had opgezet om geld wit te wassen afkomstig uit drughandel, waarvoor hij reeds gekend was. 2.3.2. Verrichtingen in contanten voor een kapitaalverhoging die in verband staan met misbruik van vennootschapsgoederen Melding door de bank De holdingmaatschappij SKY en de vennootschap BLUE, beiden gevestigd in België, hielden rekeningen aan bij dezelfde bank in België. De bestuurders van deze vennootschappen, Dhr. ROG en Dhr. LIPS waren volmachthouders op deze rekeningen. Dhr. ROG voerde een opname in contanten uit op de rekening van de vennootschap BLUE. Dezelfde dag werd dit geld op een tijdelijke rekening van de vennootschap SKY gestort die speciaal was geopend om een kapitaalverhoging uit te voeren. Eens de verhoging was doorgevoerd werd deze rekening gedebiteerd door een transfer naar de rekening-courant van de vennootschap SKY. De volgende dag nam Dhr. ROG het geld op deze rekening in contanten op en schreef dit vervolgens opnieuw over naar de rekening van de vennootschap BLUE. De opname in contanten kon nog worden verantwoord door het verminderd saldo op van de rekening-courant van vennootschap SKY, maar voor de storting van het geld op de rekening van vennootschap BLUE was geen verantwoording voorhanden. Tussenkomst van de Cel De werkwijze waarbij contanten worden gebruikt om geld te verplaatsen van de ene rekening naar de andere om zo een kapitaalverhoging door te voeren, kon erop wijzen dat Dhr. ROG sporen wenste uit te wissen en de oorsprong en bestemming van het geld wilde verdoezelen. Uit informatie gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad bleek eveneens het geld dat nodig was voor de kapitaalverhoging van de vennootschap SKY bijna uitsluitend werd vrijgemaakt door Dhr. ROG. De notulen van de algemene aandeelhoudersvergadering toonde aan dat voornamelijk door Dhr. ROG op het kapitaal was ingeschreven en slechts in mindere mate door de vennootschap NET, bestuurd door Dhr. ROG en Dhr. LIPS. Bovendien was het geld waarmee Dhr. ROG deze kapitaalverhoging kon doorvoeren afkomstig van de rekening van de vennootschap BLUE, waarvan hij bestuurder was. Dhr. ROG en de vennootschap NET waren zowel vennoten als bestuurders van de vennootschap SKY en eveneens bestuurders van de vennootschap BLUE.
94
IV. TYPOLOGIEËN
Dit betekende dat de twee raden van bestuur werden gevormd door dezelfde natuurlijke personen, namelijk Dhr. ROG en Dhr. LIPS. Gezien de aard van de activiteiten van de holdingmaatschappij SKY, die onder meer het beheer en de controle van andere vennootschappen op zich nam, was het waarschijnlijk dat de vennootschap SKY aandelen bezat van de vennootschap BLUE. Krachtens artikel 304 van het wetboek van vennootschappen mag een vennootschap niet inschrijven op haar eigen aandelen, noch rechtstreeks, noch door een dochtervennootschap, noch door een persoon die handelt in eigen naam maar voor rekening van de vennootschap of de dochtervennootschap. Dit kan verklaren waarom Dhr. ROG ervoor koos de verrichtingen in contanten uit te voeren om zo over te gaan tot een kapitaalverhoging in plaats van met een gewone overschrijving tussen de rekeningen van de twee vennootschappen. De opname in contanten op een rekening beheerd door dezelfde bestuurders als die van de vennootschap die een kapitaalverhoging ondergaat, kan de belangen van deze vennootschap en haar schuldeisers of vennoten schaden en een misdrijf vormen in verband met misbruik van vennootschapsgoederen gevolgd door het witwassen van de opbrengst van dit misdrijf.
2.4. Verscheidenheid aan meldingsbronnen 2.4.1. Verdachte verrichtingen gemeld door een boekhouder die verband houden met misbruik van vennootschapsgoederen en/of een misdrijf in verband met de staat van faillissement Melding door een boekhouder Verscheidene bedragen gefactureerd door leveranciers aan de vennootschap COLT werden niet via deze vennootschap betaald maar in de boekhouding opgenomen via de rekening-courant van de afgevaardigde bestuurder, Dhr. DAVI. De som van deze facturen bedroeg enkele honderd duizenden EUR. Verscheidene facturen hadden betrekking op Dhr. SPON, de vertegenwoordiger van de aandeelhouders van de vennootschap COLT ofwel op vennootschappen waarin Dhr. SPON mandaten uitoefende, waaronder één die failliet was gegaan. Toen de boekhouder deze praktijken vaststelde ging hij over tot een melding aan de Cel omdat hij misbruik van vennootschapsgoederen vermoedde. Tussenkomst van de Cel De vennootschap COLT zat in financiële moeilijkheden: ze was verlieslatend, de vennootschap was reeds meermaals gedagvaard door de RSZ en had bijna een negatief eigen vermogen. Deze elementen wezen op een nakend faillissement. De ontleding van de creditverrichtingen op de rekening van de vennootschap COLT toonde aan dat er naast de overschrijvingen in opdracht van de vennootschap LIMA, waarvan Dhr. DAVI eveneens bestuurder was, bijna geen verrichtingen plaatsvonden.
95
IV. TYPOLOGIEËN
De debetverrichtingen bestonden uit overschrijvingen naar verschillende gerechtsdeurwaarders of naar de persoonlijke rekening van Dhr. DAVI, evenals uit opnames in contanten. De vennootschap LIMA was zelf niet meer solvabel. Het bedrag dat werd overgeschreven naar de vennootschap COLT stond helemaal niet in verhouding met de eigen middelen van de vennootschap LIMA. Het geld van de vennootschap LIMA leek te worden onttrokken aan de vennootschap LIMA en haar schuldeisers, ten gunste van de vennootschap COLT. Dhr. DAVI, Dhr. SPON en de vennootschap COLT waren politioneel gekend voor misbruik van vennootschapsgoederen. Hierbij werden ze ervan verdacht geld te hebben ontrokken aan een failliete vennootschap ten gunste van de vennootschap COLT. Hetzelfde fraudeschema leek zich nu voor te doen bij de vennootschap LIMA. 2.4.2. Verdachte verrichtingen gemeld door een verzekeringsonderneming in verband met handel in clandestiene werkkrachten Melding door een verzekeringsonderneming Een verzekeringsonderneming merkte verdachte verrichtingen op bij vijf levensverzekeringspolissen. De begunstigde bij leven was Dhr. NICK en bij overlijden zijn echtgenote Mevr. BELA. De verzekeringnemers waren Mevr. BELA evenals vier andere familieleden van Dhr. NICK. De premies van deze verzekeringnemers werden maandelijks betaald. De verzekeringsonderneming vond het verdacht dat de premies werden betaald via een rekening van Dhr. NICK bij een bank in België. Omdat de verzekeringonderneming vermoedde dat de premies niet werden betaald door de respectievelijke verzekeringnemers ging ze over tot melding aan de Cel. Tussenkomst van de Cel Uit een ontleding van de financiële stromen op de rekening van Dhr. NICK bleek dat die plots verscheidene stortingen in contanten kort achter elkaar ontving. Een deel van dit geld werd opgenomen in contanten en een ander deel werd overgeschreven naar de meldende verzekeringsonderneming. Het geld dat Dhr. NICK overschreef naar de verzekeringonderneming werd gebruikt om de premies te betalen voor de familieleden van Dhr. NICK. Dhr. NICK was politioneel gekend voor handel in clandestiene werkkrachten. Gezien deze elementen gebruikte Dhr. NICK wellicht geld afkomstig van de handel in clandestiene werkkrachten om het te beleggen in levensverzekeringen. Hierbij kon hij een beroep hebben gedaan op zijn familieleden om op de achtergrond te blijven.
96
IV. TYPOLOGIEËN
2.4.3. Verdachte verrichtingen gemeld door een belastingconsulent die verband houden met georganiseerde misdaad Melding door een belastingconsulent De vennootschap TRANS, gevestigd in België, was actief in het vervoer van containers van België naar Centraal-Europa. De bestuurders waren Dhr. REMI LUIS en Dhr. LIMA. De belastingconsulent vond het verdacht dat de vennootschap TRANS op haar rekening aanzienlijke bedragen ontving van Dhr. JAN LUIS, een klant in Centraal-Europa, die met geen enkele factuur overeenstemden. Tussenkomst van de Cel De ontleding van de rekening van de vennootschap TRANS toonde aan dat deze ook stortingen in contanten ontving. Het geld werd vervolgens in contanten opgenomen en overgeschreven naar de rekening van Dhr. REMI LUIS. De rekening van Dhr. REMI LUIS ontving ook verscheidene stortingen in contanten en overschrijvingen uit Centraal-Europa. Het geld werd in contanten opgenomen. Uit politionele bron bleek dat de vennootschap TRANS, Dhr. REMI LUIS en Dhr. LIMA gekend waren voor georganiseerde misdaad. Dhr. REMI LUIS werd ervan verdacht de vennootschap TRANS te hebben gebruikt voor het opzetten van een illegale handel in gestolen auto’s, sigaretten en verdovende middelen. Het feit dat Dhr. JAN LUIS, de klant-opdrachtgever van de internationale transfers, mogelijks verwant was met Dhr. REMI LUIS wees nog meer in de richting van het georganiseerd karakter van zijn activiteiten. Gelet op deze elementen waren de verrichtingen in contanten wellicht bedoeld om de oorsprong en de bestemming van het geld te verhullen, dat waarschijnlijk gedeeltelijk afkomstig was van de georganiseerde misdaad waarvoor Dhr. REMI LUIS gekend was.
2.5. Belang van de samenwerking tussen alle actoren in de bestrijding van witwassen en financiering van terrorisme 2.5.1. Verband tussen een kapitaalverhoging en financiering van terrorisme Melding door een bedrijfsrevisor, een notaris en een bank Een bedrijfsrevisor deed een melding aan de Cel inzake de vennootschap CO. Hij merkte op dat een kapitaalverhoging voor een bedrag van meerdere miljoenen EUR plaatsvond door Dhr. JIL, bestuurder van de vennootschap CO. De revisor vond het verdacht dat de oorsprong van de fondsen niet gekend was. Bovendien leek de vennootschap CO een slapende vennootschap te zijn. Naast de melding van de revisor meldden ook de notaris die akte had verleden en de bank waar de vennootschap CO een rekening aanhield deze feiten aan de Cel.
97
IV. TYPOLOGIEËN
Tussenkomst van de Cel Door de kapitaalverhoging met een inbreng in natura had Dhr. JIL een meerderheidsbelang in de vennootschap CO. Dhr. JIL was een kandidaat-vluchteling uit het Midden-Oosten. De vennootschap CO was een nachtwinkel, een sector die als gevoelig wordt beschouwd in het kader van dossiers inzake financiering van terrorisme. Op de rekening van de vennootschap CO bleken talrijke stortingen in contanten plaats te vinden. Dhr. JIL was politioneel gekend voor banden met een terroristische organisatie. Hij werd ervan verdacht illegalen tewerk te stellen en de inkomsten van de nachtwinkel te gebruiken om terroristische activiteiten te financieren. Hiervoor zou een deel van de inkomsten van de nachtwinkel naar het Midden-Oosten worden verzonden om een terroristisch netwerk te steunen. Bovendien wezen bepaalde elementen op een band tussen de ingebrachte fondsen en bloeddiamanten van terroristische groeperingen. Dit versterkte de ernstige aanwijzingen van financiering van terrorisme. 2.5.2. Gebruik van een derde bij een investering in vastgoed voor witwasdoeleinden Melding door banken Het huis van Dhr. CARL MONTE werd openbaar verkocht. Dhr. BILL MONTE, de broer van CARL, kocht het goed eerst in eigen naam en droeg er vervolgens de eigendom van over aan zijn moeder, Mevr. CAMPO, krachtens een commandverklaring verleden voor notaris57. Zo werd ze eigenaar van het goed. Het goed werd betaald bij de notaris met meerdere cheques getrokken op rekeningen van verscheidene familieleden van Dhr. CARL MONTE bij een aantal banken. Deze cheques werden gedekt door stortingen in contanten. Verschillende banken richtten een melding aan de Cel omwille van de onbekende herkomst van het geld en de ongebruikelijke aard van de verrichtingen. Tussenkomst van de Cel Het onderzoek van de Cel toonde aan dat de rekeningen van de verschillende betrokkenen stortingen in contanten begonnen te ontvangen na de openbare verkoop van het goed. Een deel van het geld werd gebruikt om cheques uit te schrijven om het gekochte onroerend goed te betalen. Een ander deel van het gestorte geld werd eerst overgeschreven naar de rekening van Mevr. CAMPO en vervolgens gebruikt om cheques uit te schrijven aan de notaris.
57 Artikel 1590 van het Gerechtelijk Wetboek; Koninklijk Besluit nr. 64 van 30 november 1939 houdende het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (BS, 1 december 1939). De koper van een goed die de mogelijkheid benut, die het koopcontract hem verleent om een lastgever aan te wijzen, is slechts schijnbaar de koper; de werkelijke en enige koper is de persoon die naderhand wordt aangeduid en de koop ressorteert gevolgen ten aanzien van deze werkelijke koper vanaf de sluiting van het koopcontract (Cass.,17 juni 1976, Pas., 1976, I, 1127).
98
IV. TYPOLOGIEËN
Het feit dat de verkoopprijs onrechtstreeks betaald werd met stortingen in contanten op de rekeningen van meerdere personen bij verschillende banken deed vermoeden dat het geld een illegale oorsprong had. Ook het feit dat deze verrichtingen niet strookten met het normale gebruik van de rekening wees in dezelfde richting. Dhr. CARL MONTE was politioneel gekend voor de drughandel en mensenhandel. Drughandel en mensenhandel zijn misdaadvormen die grote hoeveelheden contant geld kunnen voortbrengen, wat doet vermoeden dat Dhr. CARL MONTE het geld op de verschillende rekeningen van familieleden stortte om uiteindelijk zijn eigen huis terug te kopen met tussenkomst van zijn broer en moeder. Zo zou Dhr. CARL MONTE crimineel geld opnieuw in het economische stelsel hebben gebracht en witgewassen door het te investeren in vastgoed.
3.
TYPOLOGISCHE ONTLEDING VAN VONNISSEN EN ARRESTEN
Door de ontwikkeling van de rechtspraak kon in de loop der jaren de strafrechtelijke vervolging van het witwasmisdrijf beter worden afgebakend. Uit een lezing van de arresten en vonnissen die de Cel ontving blijkt dat rechters vaak rekening houden met typologische aanwijzingen die door de Cel in haar dossiers waren weerhouden. Bovendien verwijzen de uitspraken van hoven en rechtbanken meermaals uitdrukkelijk naar de onderzoeksverslagen van de Cel en haar typologieën.
3.1. Tussenkomst van niet-financiële beroepen Om de maatregelen ter bestrijding van witwassen te omzeilen doen misdadigers steeds vaker een beroep op niet-financiële beroepen. Advocaten, notarissen, boekhouders en andere beroepen oefenen bepaalde taken uit waar misdadigers naar op zoek zijn om geld met illegale oorsprong te kunnen witwassen. Uit de typologische ontleding van de doorgemelde dossiers blijkt welke diensten het vaakst door witwassers worden gebruikt. Dit hangt af van de mate waarin de niet-financiële beroepen verwikkeld zijn in het witwasproces, wat kan variëren van een beperkte tot een zeer grote betrokkenheid. De tussenkomst van niet-financiële beroepen bij het uitvoeren van witwasverrichtingen wordt ook benadrukt in de gerechtelijke uitspraken. In een veroordeling voor witwassen in verband met illegale handel in goederen en koopwaren weerhield de rechter het feit dat de beklaagde een schermvennootschap gebruikte waarvan de maatschappelijke zetel enkel uit een postbus bestond, gevestigd op het adres van een advocatenkantoor om zo de sporen uit te wissen en latere opsporing te bemoeilijken58. Uit een ander vonnis bleek dat de betrokken vennootschap (A) een offshorevennootschap was die als stroman optrad. Deze keuze voor deze vennootschap was gemaakt door beklaagde (Y), ex-advocaat van medebeklaagde (X). De rechter benadrukte dat het hele dossier een groot aantal banden vertoonde tussen beide beklaagden (X) en (Y). Zo werd het adres van twee opeenvolgende kantoren van (Y) gebruikt voor de correspondentie van vennootschap (A). Betrokkene (Y) moest dus wel op de hoogte zijn dat de beklaagde (X)
58 Corr. Antwerpen, 12 januari 2006, bij verstek, onuitgegeven.
99
IV. TYPOLOGIEËN
zijn rol als rechthebbende in deze vennootschap wenste te verhullen en dat hij de vereffenaar was van de vennootschap (Z), die bij vereffening duidelijk door een stroman werd beheerd59.
3.2. Veelvuldige witwasverrichtingen met illegaal geld Verscheidene doorgemelde dossiers duiden op veelvuldige investeringsverrichtingen met geld van illegale oorsprong, waarbij wordt geïnvesteerd in vastgoed en in waardevolle goederen zoals juwelen, antiek of kunstwerken. Dat deze trend wordt bevestigd door de rechtspraak blijkt onder meer uit een vonnis waarbij de beklaagde geld afkomstig uit oplichting investeerde in allerlei luxeproducten zoals exotische reizen, luxewagens, een luxueus afgewerkt appartement en een villa in Spanje60. Een ander vonnis bevestigde dat de beklaagde aanzienlijke winst maakte met zijn frauduleuze activiteiten en kasbons kocht met de illegale winst, dat op die manier geld werd witgewassen, en dat de beklaagde klaarblijkelijk de illegale herkomst van deze waarden probeerde te verhullen. Dit vonnis benadrukte dat de inbreng van de opbrengst van de fraude in de vennootschap duidelijk bedoeld was om dit bedrag wit te wassen. Economisch gezien was het namelijk onzin om geld in deze vennootschap te investeren en het vervolgens om te zetten in aandelen gezien de meerwaarde bij de verkoop van aandelen door een vennootschap belastbaar is, terwijl dit niet het geval is voor een privépersoon61.
3.3. Opeenvolging van witwasverrichtingen om de opsporing van illegaal geld te verhinderen De Cel stelde in meerdere doorgemelde dossiers vast dat witwassers een opeenvolging van witwasverrichtingen uitvoeren om latere opsporing naar de herkomst en de bestemming van het geld te bemoeilijken. Deze werkwijze trok de aandacht van een rechter die in zijn motivering stelde dat de uitgevoerde verrichtingen alle kenmerken van een witwasmisdrijf vertonen: het fysiek overbrengen van valuta in contanten, de fondsen op rekening in het buitenland plaatsen, ze tijdelijk deponeren in een kluis, overschrijven, omzetten naar andere valuta en opnemen in contanten, en daarna opnieuw verplaatsen. Deze handelingen zijn typerend voor het circulatiestadium van witwassen62.
3.4. Typologie van dossiers in verband met handel in clandestiene werkkrachten en ondergronds bankieren De laatste jaren meldde de Cel een aantal dossiers door waarbij geld werd overgemaakt via ondergronds bankieren. Een deel hiervan hield verband met de handel in clandestiene werkkrachten waarbij kandidaatvluchtelingen uit Azië betrokken waren. Ze hielden bankrekeningen aan waarop stortingen in contanten en overschrijvingen van diverse bedragen toekwamen van personen afkomstig uit diezelfde regio. Dit geld werd dan onmiddellijk overgemaakt via internationale transfers naar Azië, steeds naar dezelfde personen die dit geld opnamen in USD. Het onderzoek van de Cel toonde aan dat deze rekeningen als doorsluisrekeningen
59 60 61 62
Corr. Brussel, 8 maart 2007, op tegenspraak, onuitgegeven. Corr. Antwerpen, 14 december 2005, op tegenspraak, onuitgegeven. Corr. Brussel, 8 maart 2007, op tegenspraak, onuitgegeven. Corr. Antwerpen, 8 november 2007, bij verstek, onuitgegeven.
100
IV. TYPOLOGIEËN
werden gebruikt en dat de betrokkenen gebruik maakten van ondergronds bankieren in Azië om geld over te maken. De bankrekeningen werden gebruikt als verzamelrekeningen ten bate van misdadigers. Een vonnis van de correctionele rechtbank bracht deze werkwijze eveneens in verband met de handel in clandestiene werkkrachten. Hierbij steunde de rechter onder meer op het onderzoek van de Cel. Zo benadrukte hij het feit dat de verrichtingen, voornamelijk uitgevoerd in contanten door een Aziaat, via ondergronds bankieren plaatsvonden. De bankrekeningen die deze had geopend, werden gebruikt als doorsluisrekeningen en ontvingen eerst stortingen in contanten gevolgd door transfers naar begunstigden in Hongkong. De omvang en de frequentie van de stortingen en van de overschrijvingen duidden erop dat de betrokkenen niet voor eigen rekening handelden maar voor die van misdadigers63.
3.5. Typologie van dossiers in verband met illegale handel in voertuigen De Cel meldde de afgelopen jaren verscheidene dossiers door in verband met illegale handel in voertuigen. In een aantal dossiers kwamen bankverrichtingen voor uitgevoerd door personen die geen enkele officiële handelsactiviteit uitoefenden. Hoewel de omvang en/of de frequentie van de uitgevoerde transacties in de richting wees van handelsactiviteiten, bleek dat de betrokkenen in werkelijkheid officieel aan geen enkele vennootschap in België of in het buitenland verbonden waren en de verrichtingen plaatsvonden buiten elk wettig en officieel kader. De financiële stromen hielden verband met illegale handelsactiviteiten en het witwassen van de opbrengst ervan, waarbij die opbrengst opnieuw werd gebruikt om nieuwe illegale handelsverrichtingen uit te voeren. Een vonnis belichtte bepaalde elementen die de Cel in aanmerking had genomen als typologische aanwijzingen die dossiers in verband met de handel in voertuigen kenmerken. Wat betreft het profiel van de beklaagde weerhield de rechter het feit dat hij niet officieel was ingeschreven in België, er geen enkele activiteit uitoefende, geen bestuurder, zaakvoerder of vennoot was van een vennootschap in België en er geen BTWnummer had. Wat de verrichtingen betreft, hield de rechter rekening met het feit dat de beklaagde, zonder enige band met België, verschillende bankrekeningen aanhield waarop talrijke verrichtingen in contanten plaatsvonden. De beklaagde beschikte echter niet over voldoende beroepsinkomsten om de grote sommen te verantwoorden. Bovendien kwam de handel van de beklaagde als tussenpersoon in de verkoop van auto’s de rechtbank niet geloofwaardig voor aangezien hij geen facturen of verschepingsdocumenten kon voorleggen64.
3.6. Typologie van dossiers in verband met mensenhandel en de exploitatie van prostitutie Verscheidene dossiers werden gezamenlijk door de Cel doorgemeld omwille van gemeenschappelijke typologieën die georganiseerde netwerken van mensenhandel en exploitatie van prostitutie aan het licht bracht. In dossiers die verband houden met deze misdaadvormen wordt het bancaire stelsel vermeden en worden geldverzendingsystemen gebruikt. In de loop der jaren stelde de Cel vast dat hierbij een groot aantal koeriers betrokken waren die vaak verrichtingen uitvoerden bestemd voor begunstigden in hun land
63 Corr. Brugge, 22 mei 2007, op tegenspraak, onuitgegeven. 64 Corr. Antwerpen, 23 november 2006, op tegenspraak, onuitgegeven.
101
IV. TYPOLOGIEËN
van herkomst maar eveneens naar andere bestemmingen zoals het Verenigd Koninkrijk. In de doorgemelde dossiers van de Cel komt België voor als transitzone of tussenbestemming65. Deze elementen werden onder meer weerhouden in een vonnis waaruit blijkt dat de beklaagde naar een wisselkantoor was gestapt om geld via money remittance te verzenden naar het Verenigd Koninkrijk. Deze transfers dienden ten minste gedeeltelijk om de reiskosten van de beklaagde van haar land van oorsprong naar West-Europa terug te betalen. Geld afkomstig van de exploitatie van prostitutie en/of mensenhandel werd witgewassen door de opbrengst van de activiteiten van de beklaagde, in België actief als prostituee, over te maken aan de spilfiguur van het netwerk in het Verenigd Koninkrijk66.
3.7. Typologie van dossiers in verband met ernstige en georganiseerde fiscale fraude met BTW-carrousels De Cel onderzocht verschillende dossiers met elementen die kenmerkend zijn voor witwasverrichtingen in verband met carrousels. In deze dossiers waren schermvennootschappen betrokken die kort daarvoor waren opgericht of overgenomen en stromannen die handelden voor rekening van deze vennootschappen. Hun omzetcijfer nam in korte tijd snel toe, vaak door een exponentiële toename van het aantal en de omvang van de verrichtingen op de bankrekeningen. Deze rekeningen werden namelijk als doorsluisrekeningen gebruikt om witwasverrichtingen uit te voeren. Arresten en vonnissen die in het kader van deze dossiers werden uitgesproken, bevestigen de typologische aanwijzingen van de Cel. Zo hield de rechtbank in één van deze vonnissen uitdrukkelijk rekening met een aantal elementen die de Cel als kenmerkende typologische aanwijzingen voor BTW-carrouselfraude beschouwt. In dit geval weerhield de rechter de tussenkomst van verschillende partijen die elk een sleutelrol speelden in het fraudemechanisme, de tussenkomst van schermvennootschappen die enkel werden opgericht om het misdrijf te plegen, het gebruik van stromannen die tussenkwamen voor rekening van deze vennootschappen, het gebruik van valse facturen, de opening van doorsluisrekeningen en de opsporing van de commissies die stromannen opstreken67.
3.8. Verbergen van de werkelijke economische begunstigden De Cel stelde vast dat het afschermen van de werkelijke economische begunstigden zich in het bijzonder voordoet in dossiers met verdachten die een gerechtelijk verleden hebben. Hiervoor gebruiken ze doorsluisrekeningen die ze openen op naam van derden, stromannen, schermvennootschappen of offshores. Om een veroordeling in verband met de staat van faillissement te staven, benadrukte de rechtbank dat de betrokken vennootschap een offshorevennootschap was met een fictieve maatschappelijke zetel, terwijl de hoofdzetel van dit bedrijf zich in werkelijkheid in België bevond, en dat de beklaagde een stroman was die slechts op papier aan het hoofd van de vennootschap stond. De rechter voegde hier nog aan toe dat de vennootschap, die bedoeld was om de werkelijke economische begunstigde te verbergen, ook was ingezet voor witwasverrichtingen68. 65 “Binnen de EU geldt het V.K. voor vele derdelanders nog steeds als het “beloofde” land.(…) Meest voorkomende tussenbestemmingen bij smokkel waren België, Italië, Frankrijk, Duitsland, Turkije, Nederland, Rusland en Griekenland”. Zie Rapport Mensenhandel 2006 van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, blz. 121 – 122. 66 Corr. Tongeren, 12 januari 2007, op tegenspraak, onuitgegeven. 67 Corr. Antwerpen, 8 maart 2007, op tegenspraak, onuitgegeven. 68 Corr. Brussel, 8 maart 2007, op tegenspraak, onuitgegeven.
102
IV. TYPOLOGIEËN
3.9. Typologie van dossiers in verband met misdrijven met betrekking tot de staat van het faillissement In de dossiers die de Cel doormeldde in verband met een misdrijf inzake de staat van faillissement worden de activa van een failliete vennootschap vaak op de persoonlijke rekening van de bestuurder geplaatst. De betrokken natuurlijke personen waren vaak eerder reeds als bestuurder actief in andere vennootschappen die failliet zijn gegaan. Ze worden daarna opnieuw bestuurder van andere vennootschappen waarvan ze weerom het faillissement voorbereiden. Deze elementen zijn terug te vinden in volgende veroordeling. Uit het dossier bleek zonder twijfel dat de genaamde (X) deze vennootschappen enkel overnam om ze te ontdoen van hun activa via transfers naar vennootschap (A) of opnames in contanten waarvoor geen verantwoording kon worden gegeven, en de activiteiten van vennootschap (B) overdroeg naar de vennootschap (C) en vervolgens van vennootschap (C) op vennootschap (D). Ze werden achtereenvolgens leeggehaald en gingen failliet. De rechter besloot dat het geen twijfel leed dat de financiële en commerciële verstikking van de vennootschappen goed voorbereid en georganiseerd was door de beklaagde (X) wetende dat hij na het faillissement nog andere vennootschappen, zowel Belgische als buitenlandse, zou gebruiken om dezelfde illegale activiteiten verder te zetten69.
69 Corr. Brussel, 8 maart 2007, op tegenspraak, onuitgegeven.
103
V. ANDERE ACTIVITEITEN
V.
A
Datum
NDERE ACTIVITEITEN Locatie
21/02/2007 Brussel
Doelgroep Delegatie van het Indonesische meldpunt PPATK
06/02/2007- Wenen, 07/02/2007 Oostenrijk
Initiatiefnemer/partners Initiatief PPATK
Onderwerp Bilateraal onderhoud
UNODC - UNGASS Expert Presentatie over de Coordination Meeting witwasbestrijding in België en de impact van de Egmont Groep
06/03/2007- Niamey, 09/03/2007 Niger
Cellule nationale de traitement des informations financières du Niger (CENTIF) en andere Nigerese overheden (politie, douane, BCEAO, meldende instellingen, …).
CENTIF Niger / GIABA (Groupe intergouvernemental d’action contre le blanchiment de capitaux en Afrique de l’Ouest) en UNODC-Global Program against Money Laundering
Juridische en operationele ervaringen van de CFI, vorming van de leden van CENTIF Niger, sensibilisering van de overheden en meldingsplichtige beroepen betrokken bij de bestrijding van witwassen en financiering van terrorisme
29/03/2007- Chisinau, 30/03/2007 Moldavië
Verschillende Moldavische overheden, alsook deelnemers uit Oekraïne en Turkije
Moldavië / Taiex (Europese Commissie)
Seminarie inzake de voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme: het misdrijf witwassen, rapporteren van informatie aan de FIU, operationele ervaringen van de CFI, feedback naar de rapporterende eenheden
United Nations Counter-terrorism Implementation Task Force (CTITF)
Rondetafelconferentie georganiseerd door de werkgroep “Tackling the Financing of Terrorism” van de United Nations Counterterrorism Implementation Task Force (CTITF)
11/04/2007 Wenen, Verschillende Oostenrijk deskundigen inzake terrorismebestrijding
105
V. ANDERE ACTIVITEITEN
Datum
Locatie
15/04/2007- Brussel 19/04/2007
Doelgroep
Initiatiefnemer/partners
Onderwerp
Delegatie parlementsleden en regeringsverantwoordelijken uit Oekraïne
MOLI-UA-2 (Project tegen witwassen en financiering van terrorisme in Oekraïne), Raad van Europa
Studiebezoek: kennismaking met de CFI en de maatregelen ter bestrijding van witwassen en financiering van terrorisme in België
16/04/2007- Londen, Bezoek aan Britse col- Gezamenlijk initiatief 17/04/2007 Verenigd lega’s van het Serious Koninkrijk and Organised Crime Agency (SOCA)
Bilateraal onderhoud
08/05/2007 Brussel
Studiebezoek gericht op de fenomenen witwassen, patrimoniumonderzoek en terugwinnen van vermogensvoordelen
Marokkaanse politie (Sûreté Nationale)
Belgische politie, in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen België en Marokko meer bepaald in de uitvoering van het politioneel actieplan
10/05/2007 Boekarest, Vertegenwoordigers Roemenië van Roemeense politiediensten en magistraten, alsook deelnemers uit Turkije
Vormingscursus inzake SECI (Roemeense de strijd tegen financiële financiële politie), Taiex (Europese Commissie) en criminaliteit Europol
11/05/2007 Brussel
Nationale Bank van België Het Belgische systeem ter bestrijding van witwassen en financiering van terrorisme inclusief operationele aspecten. Bezoek in het kader van de oprichting van een meldpunt in Rwanda
Vertegenwoordigers van de Nationale Bank van Rwanda
21/05/2007- Hook, Overheden belast Camden Asset Recovery 25/05/2007 Verenigd met het terugwinnen Interagency Network Koninkrijk van illegale (CARIN) vermogensvoordelen
Jaarlijks seminarie en plenaire vergadering van het CARIN
21/05/2007- Dakar, 25/05/2007 Senegal
Evaluatoren van de GIABA
IMF
Opleiding van de evaluatoren van de GIABA
22/05/2007- Doha, 23/05/2007 Qatar
Vertegenwoordigers uit EU en GCC landen
Europese Unie en Gezamenlijke werkgroep Samenwerkingsraad voor over de financiering van de Golf terrorisme, presentatie over cash couriers
23/05/2007 Brussel
Vertegenwoordigers van het Hongaarse meldpunt
Initiatief van het Hongaarse meldpunt
30/05/2007 Brussel
Australische Federale Australische Federale Politie Politie
106
Uitwisseling van operationele en IT ervaringen van het Belgische en het Maltese meldpunt Uitwisseling van ervaringen inzake Nigeriaanse oplichtingdossiers
V. ANDERE ACTIVITEITEN
Datum
Locatie
Doelgroep
01/06/2007 Straatsburg, Frankrijk
Initiatiefnemer/partners Raad van Europa
Onderwerp Uiteenzetting over terrorismebestrijding en de naleving van mensenrechten – werkgroep “Human Rights challenges in the fight against terrorism : protecting the right to privacy”
26/06/2007 Sofia, Bulgarije
Vertegenwoordigers Bulgaarse politie, Taiex Vormingscursus inzake van Bulgaarse (Europese Commissie) en de strijd tegen financiële politiediensten, Europol criminaliteit alsook deelnemers uit Oekraïne en Moldavië
16/07/2007 Brussel
Verantwoordelijken van de toekomstige FIU van Madagaskar
Verantwoordelijken van de toekomstige FIU van Madagaskar
Informatief bezoek in het kader van de oprichting van de toekomstige FIU van Madagaskar (SAMIFIN)
23/07/2007- Brussel 25/07/2007
Vertegenwoordigers van Moldavische overheden: meldpunt, financiële politie, Centrale Bank en parket
Moldavië / MOLICO Project (voorkoming van corruptie, witwassen en financiering van terrorisme in Moldavië), Raad van Europa
Bestrijding van witwassen en financiering van terrorisme in België
24/07/2007- Nouakchott, Verscheidene actoren 27/07/2007 Mauritanië betrokken bij de bestrijding van witwassen en financiering van terrorisme in Mauritanië.
Seminarie georganiseerd door de Coopération française (vertegenwoordiging van de SCTIP) en de CANIF (FIU van Mauritanië)
Seminarie over witwassen en financiering van terrorisme: probleemstelling, melding van verdachte verrichtingen, meldpunten
23/07/2007 Zoetermeer, Bezoek aan Gezamenlijk initiatief Nederland Nederlandse collega’s van de FIU-Nederland
Billateraal onderhoud
12/08/2007- Göteborg, 14/08/2007 Zweden
PACO - project ter voorkoming van economische misdaad in de Servische Republiek. Werkgroep over de herziening van AML/CFT wetgeving in Servië
28/08/2007- Bamako, 30/08/2007 Mali
Raad van Europa
Vertegenwoordigers van Franstalige landen van GIABA (Benin, Burkina Faso, Guinee, Ivoorkust, Mali, Niger, Senegal, Togo)
GIABA en UNODC-GPML, Uitwerken van nationale met samenwerking van strategieën ter bestrijding het IMF en het CTC van witwassen en financiering van terrorisme
107
V. ANDERE ACTIVITEITEN
Datum
Locatie
Doelgroep
04/09/2007- Cambridge, 05/09/2007 Verenigd Koninkrijk
18/09/2007 Brussel
Initiatiefnemer/partners Universiteit van Cambridge en de International Association of Anti-corruption authorities
Libanese magistraten Federaal parket
18/09/2007- Wenen, 20/09/2007 Oostenrijk
Onderwerp Uiteenzetting over witwassen van de opbrengsten van corruptie in het kader van het 25th internationaal symposium inzake economische misdaad Werkbezoek over het vervolgen van witwasmisdrijven
UNODC - UNGASS Expert Opvolgingsverslag van de Coordination Group Commissie verdovende middelen
25/09/2007- Kiev, 26/09/2007 Oekraïne
Training seminarie voor financiële analisten
MOLI-UA2, Raad van Europa
Vormingseminarie voor analisten – algemene presentatie van de Cel en gevalstudies
28/09/2007 Brussel
Roemeense diplomaten
FOD Buitenlandse Zaken
Presentatie over witwassen en corruptie
16/10/2007 Leuven
Studenten Master in het Notariaat
Katholieke Universiteit Leuven (KUL)
Uiteenzetting over de toepassing van de witwaswetgeving op het notariaat en de balie
17/10/2007 Brussel
Meldingplichtige instellingen en personen
IFE Benelux
Uiteenzetting over recente ontwikkelingen inzake witwasbestrijding
19/10/2007 Brussel
Niet-financiële beroepen
Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB)
Uiteenzetting over de rol van de Cel in de witwasbestrijding
22/10/2007 Brussel
Vertegenwoordigers van Tsjechische politiediensten
TAIEX (Europese Commissie)
Presentatie van de CFI
23/10/2007 Brussel
Criminologen, magistraten, advocaten, preventiediensten, ....
23/10/2007- Belgrado, 25/10/2007 Servië
Servische overheden
108
Congres : Geheime Diensten – Third Congres on Intelligence and secret services PACO-Serbia (Project ter bestrijding van economische misdaad in Servische republiek), Raad van Europa
Rondetafelconferentie over de bepalingen van het Servische Strafwetboek en wetboek van Strafvordering inzake witwassen, terrorismefinanciering, opsporing, inbeslagname en verbeurdverklaring van misdaadopbrengsten
V. ANDERE ACTIVITEITEN
Datum
Locatie
25/10/2007 Brussel
Doelgroep Financiële beroepen
Initiatiefnemer/partners
Onderwerp
FEBELFIN en CFI
Uiteenzettingen over recente wetswijzigingen (art. 14quinquies van de wet van 11 januari 1993 en art. 505 Strafwetboek), de typologieën van de Cel en van de FAG, en het online meldingsysteem
27/10/2007- Willemstad, Vertegenwoordigers 29/10/2007 Nedervan de meldpunten landse van het Koninkrijk Antillen der Nederlanden
Koninkrijk der Nederlanden
Presentatie over internationale samenwerking tussen FIUs, het lidmaatschap van de Egmont Groep en operationele ervaringen van de CFI
06/11/2007- Brussel 08/11/2007
SICCFIN en CFI
Studiebezoek over de werking van de CFI
Interpol
INTERPOL Werkgroep over witwassen en financiering van terrorisme
Vertegenwoordigers van SICCFIN (FIU Monaco)
21/11/2007- Lyon, 22/11/2007 Frankrijk 22/11/2007 Brussel
Belgische magistraten FOD Justitie
Vormingsprogramma voor magistraten: uiteenzettingen over de impact van de derde richtlijn, de internationale samenwerking tussen meldpunten en het gebruik van gegevens in strafdossiers, artikel 505 SW en kasgeldvennootschappen
11/12/2007 Brussel
Vertegenwoordigers van de Albanese politie
Algemene presentatie van de Cel en van de rol van de verbindingsofficieren van de federale politie
11/12/2007- Abidjan, 13/12/2007 Ivoorkust
Seminarie naar aan- GIABA leiding van de oprichting van het nationaal AML/CFT coördinatie comité van Ivoorkust
Presentatie over de taken van een nationaal coördinatie comité en over wederzijdse evaluaties
17/12/2007 Brussel
Algerijnse magistraten
Presentatie van de Cel en van het preventief systeem
18/12/2007 Brussel
Russisch meldpunt en MOLI-RU, Raad van magistraten Europa
Belgische federale politie in het kader van een bilateraal (politioneel) akkoord met betrekking tot het ECOFIN-actieplan
Federaal Parket
MOLI-RU Juridische Werkgroep en Bestuursgroep
109
VI. WERKINGSKOSTEN EN ONTVANGSTEN VOOR 2007
VI.
W
ERKINGSKOSTEN EN ONTVANGSTEN VOOR 2007
Met toepassing van artikel 12, §1 van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de Cel voor financiële informatieverwerking, keurde de Cel op haar vergadering van 21 december 2006 de begroting voor het jaar 2007 goed. Het goedgekeurde bedrag beliep 3.432.811 EUR, terwijl het geïndexeerde maximumbedrag overeenkomstig het ministerieel besluit van 21 december 2005 opliep tot 3.724.893 EUR70. Overeenkomstig artikel 13 van voormeld koninklijk besluit keurde de Cel op 20 maart 2008 de jaarrekeningen van het kalenderjaar 2007 goed. De jaarrekeningen voor het boekjaar 2007 maakten het voorwerp uit van een verklaring zonder voorbehoud van de bedrijfsrevisor, de vennootschap BDO Atrio bedrijfsrevisoren vertegenwoordigd door De Heer André KILESSE.
70 2.900.000 EUR x 120,69/93,9627 (index november 2006/juni 1993).
111
BIJLAGE 1
B
IJLAGE 1 Wet- en verordeningsteksten in verband met witwassen en terrorismebestrijding die na 1 januari 2007 werden aangenomen
25 februari 2007 – Koninklijk besluit tot aanpassing van de lijst van ondernemingen onderworpen aan de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van het terrorisme en tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking (B.S., 28/02/2007, blz. 9445). 26 februari 2007 – Circulaire PPB-2007-4-CPB aan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen naar aanleiding van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder. 20 maart 2007 – Wet inzake het verbod op de financiering van de productie, gebruik en bezit van antipersoonsmijnen en submunitie (B.S., 26/04/2007, blz. 22122). 27 april 2007 – Programmawet (B.S., 08/05/2007, blz. 25153). 27 april 2007 – Wet houdende instemming met het Protocol tot wijziging van het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme, gedaan te Straatsburg op 15 mei 2003 (B.S., 17/09/2007). 10 mei 2007 – Wet houdende diverse maatregelen inzake de heling en inbeslagneming (B.S. 22/08/2008, blz. 43896). 3 juni 2007 – Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 14quinquies van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (B.S., 13/06/2007, blz. 31896). 12 juni 2007 – Ministerieel besluit tot aanstelling van de ambtenaren die belast zijn met de opsporing en de vaststelling van de inbreuken bepaald bij artikel 23 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (B.S., 02/07/2007, blz. 36158).
113
BIJLAGE 2
B
IJLAGE 2
Wet van 11 januari 1993* tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen Artikel 1. Deze wet past de richtlijn toe van de Raad van 91/308/EEG van 10 juni 1991, tot voorkoming van het gebruik van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld. Art. 2. De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op de hierna vermelde ondernemingen en personen: 1° de Nationale Bank van België; 2° de kredietinstellingen die zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en de in België gevestigde en overeenkomstig artikel 65 van voornoemde wet geregistreerde bijkantoren van kredietinstellingen die onder een andere Lidstaat van de Europese Gemeenschap ressorteren; 3° de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die een vergunning hebben als beursvennootschap overeenkomstig artikel 47, §1, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; 4° de in België gevestigde verzekerings-ondernemingen die, met toepassing van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, gemachtigd worden voor de uitoefening van het levensverzekeringsbedrijf; 5° de Post; 6° de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die een vergunning hebben als vennootschap voor makelarij in financiële instrumenten overeenkomstig artikel 47, §1, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van *
en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; 7° de Deposito- en Consignatiekas; 8° de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die een vergunning hebben als vennootschap voor vermogensbeheer, overeenkomstig artikel 47, §1, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; 9° de in België gevestigde vennootschappen voor beleggingsadvies als bedoeld in artikel 123 van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; 10° de in België gevestigde personen als bedoeld in artikel 139, eerste lid, 1°, van voornoemde wet van 6 april 1995, die beroepshalve verrichtingen uitvoeren als bedoeld in de artikelen 137, tweede lid, en 139bis, tweede lid, van dezelfde wet; 11° de hypothecaire ondernemingen, ingeschreven met toepassing van artikel 43 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet; 12° de natuurlijke personen of rechtspersonen, erkend met toepassing van artikel 74 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet; 13° de natuurlijke personen of de rechtspersonen die kredietkaarten uitgeven of beheren; 14° de leasingondernemingen, erkend met toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 55 van 10 november 1967 tot regeling van het juridisch statuut der ondernemingen gespecialiseerd in financieringshuur;
Aldus gewijzigd door de koninklijke besluiten van 22 april 1994, van 24 maart 1995, van 28 december 1999, van 20 juli 2000, van 21 september 2004, van 15 december 2005, van 1 mei 2006, en van 25 februari 2007 en door de wetten van 11 juli 1994, 7 april 1995, beide wetten van 10 augustus 1998, de wetten van 22 april 1999, van 4 en 7 mei 1999, van 3 mei 2002, van 12 januari 2004 en van 20 maart 2007 en door de programmawet van 27 april 2007.
115
BIJLAGE 2
15° de bijkantoren in België van beleggingsondernemingen
sche ruimte, als bedoeld in artikel 203 van voornoemde wet
die onder het recht van een andere Lidstaat van de Europese
van 20 juli 2004;
Gemeenschap ressorteren, als bedoeld in artikel 110 van voornoemde wet van 6 april 1995;
26° de bijkantoren in België van beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder
16° de bijkantoren in België van beleggingsondernemingen die
het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Econo-
ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de
mische ruimte, als bedoeld in artikel 204 van voornoemde wet
Europese Gemeenschap, als bedoeld in artikel 111 van voor-
van 20 juli 2004;
noemde wet van 6 april 1995;
27° de makelaars in bank- en beleggingsdiensten, bedoeld in
17° de vastgoedmakelaars als bedoeld in artikel 2 van het ko-
artikel 4, 4° van de wet van 22 maart 2006 betreffende de
ninklijk besluit van 6 september 1993 tot bescherming van de
bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie
beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van vast-
van financiële instrumenten.
goedmakelaar, die activitetien uitoefenen als bedoeld in artikel 3 van hetzelfde besluit, en de landmeters-experten ingeschreven op het tableau als bedoeld in artikel 3 van de wet van 11
De Koning kan andere ondernemingen of personen op de in het eerste lid voorziene lijst plaatsen.
mei 2003 tot oprichting van de federale raden van landmeters-
Hij kan bovendien de lijst aanpassen in het kader van de uitvoe-
experten, wanneer zij gereglementeerde activiteiten van vast-
ring van andere wetsbepalingen.
goedmakelaar uitoefeneen in toepassing van artikel 4, 1°, van bovenvermeld koninklijk besluit van 6 september 1993; 18° de bewakingsondernemingen die met toepassing van de artikelen 1, § 1, 3°, en 2 van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, een vergunning hebben verkregen om diensten te verlenen van toezicht op en bescherming bij het vervoer van waarden;
Art. 2bis. Voor zover zij daarin uitdrukkelijk voorzien, zijn de bepalingen van deze wet eveneens van toepassing op de hierna vermelde personen: 1° de notarissen; 2° de gerechtsdeurwaarders; 3° de natuurlijke personen of rechtspersonen die lid zijn van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, overeenkomstig artikel 4 tot 4ter
19° de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die een
van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Insti-
vergunning hebben als vennootschap voor plaatsing van orders
tuut der Bedrijfsrevisoren, die in België activiteiten uitoefenen;
in financiële instrumenten overeenkomstig artikel 47, § 1, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs;
4° de natuurlijke personen of rechtspersonen ingeschreven op de lijst van de externe accountants en op de lijst van de externe belastingconsulenten als bedoeld in artikel 5, §1, van de wet van 22 april 1999 betreffende boekhoudkundige en fiscale
20° de marktondernemingen van de Belgische gereglemen-
beroepen, alsook de natuurlijke personen en rechtspersonen
teerde markten, behoudens wat hun openbare opdrachten
ingeschreven op het tableau van de erkende boekhouders en
betreft;
op het tableau van de erkende boekhouders-fiscalisten als be-
21° handelaren in diamant die geregistreerd zijn bij toepassing van artikel 169, §3, van de programmawet van 2 augustus 2002; 22° verzekeringsbemiddelaars zoals bedoeld in de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, die hun beroepsactiviteiten buiten
doeld in artikel 46 van voornoemde wet; 5° de natuurlijke personen of rechtspersonen die één of meer kansspelen van klasse I exploiteren, bedoeld in de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers.
elke exclusieve agentuurovereenkomst uitoefenen in de groep
Art. 2ter. Voor zover zij daarin uitdrukkelijk voorzien, zijn de
van activiteiten “leven” waarvan sprake in de wet van 9 juli
bepalingen van deze wet eveneens van toepassing op de ad-
1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;
vocaten :
23° de in België gevestigde derivatenspecialisten bedoeld in
1° wanneer zij hun cliënt bijstaan bij het voorbereiden of uit-
artikel 45bis van voornoemde wet van 6 april 1995;
voeren van verrichtingen in verband met :
24° de beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht, die een vergunning hebben overeenkomstig artikel 140 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;
a) de aan- of verkoop van onroerend goed of bedrijven; b) het beheren van diens geld, waardepapieren of andere activa; c)
de opening of het beheer van bank-, spaar- of effectenrekeningen;
d) het organiseren van inbreng die nodig is voor de oprich-
25° de bijkantoren in België van beheersvennootschappen van
ting, de uitbating of het beheer van vennootschappen;
instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder
e) de oprichting, uitbating of het beheer van trusts, ven-
het recht van een andere lidstaat van de Europese Economi-
116
nootschappen of soortgelijke structuren.
BIJLAGE 2
2° of wanneer zij optreden in naam en voor rekening van hun
3° een oplichting, misbruik van vertrouwen, misbruik van ven-
cliënt in enigerlei financiële verrichtingen of verrichtingen in
nootschapsgoederen, een gijzeling, een diefstal of afpersing
onroerend goed.”
met geweld of bedreiging, of een misdrijf dat verband houdt
Art. 3. §1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder “witwassen van geld”:
met de staat van faillissement. § 3. De in de artikelen 2, 2bis en 2ter beoogde ondernemingen
- de omzetting of overdracht van geld of activa met de be-
en personen verlenen hun volledige medewerking aan de toe-
doeling de illegale herkomst ervan te verbergen of te ver-
passing van deze wet, om alle daden van witwassen van geld
doezelen of een persoon die betrokken is bij een misdrijf
en van financiering van terrorisme te identificeren.
waaruit dit geld of deze activa voorkomen, te helpen ontkomen aan de rechtsgevolgen van zijn daden; - het verhelen of verhullen van de aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing of eigendom van geld of activa waarvan men de illegale herkomst kent; - de verwerving, het bezit of het gebruik van geld of activa waarvan men de illegale herkomst kent;
HOOFDSTUK II - Identificatie van de cliënten en interne organisatie op het niveau van de in de artikelen 2, 2bis en 2ter beoogde ondernemingen en personen Art. 4. § 1. De in de artikelen 2, 2bis, 1° tot 4°, en 2ter bedoelde ondernemingen en personen dienen hun cliënten en de lasthebbers van hun cliënten te identificeren en hun identiteit te con-
- de deelneming aan, de medeplichtigheid tot, de poging
troleren, aan de hand van een bewijsstuk, waarvan een afschrift
tot, de hulp aan, het aanzetten tot, het vergemakkelijken
wordt genomen, op papier of op elektronische drager wanneer :
van of het geven van raad betreffende een van de in de
1° ze een zakenrelatie aanknopen waardoor de betrokkenen
drie voorgaande punten bedoelde daden. §1bis. Voor de toepassing van deze wet wordt financiering van terrorisme verstaan in de zin van artikel 2, § 2, b), van het ka-
gewone cliënten worden; 2° de cliënt wenst over te gaan tot het uitvoeren van:
derbesluit van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002
a) een verrichting, voor een bedrag van 10.000 EUR of meer,
inzake terrorismebestrijding en van artikel 2 van het Internatio-
ongeacht of zij wordt uitgevoerd in één of in verscheidene ver-
naal verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme,
richtingen waartussen een verband blijkt te bestaan; of
goedgekeurd te New York op 9 december 1999.
b) een verrichting, zelfs wanneer het bedrag lager is dan
§ 2. Voor de toepassing van deze wet is de herkomst van geld
10.000 EUR, zodra wordt vermoed dat het gaat om witwassen
of activa illegaal wanneer deze voortkomen uit:
van geld of om financiering van terrorisme; of
1° een misdrijf dat in verband staat met:
c) een geldoverdracht waarvan sprake in artikel 139bis van de
- terrorisme of de financiering van terrorisme; - georganiseerde misdaad;
wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleg-
- illegale drughandel;
gingsadviseurs;
- illegale handel in wapens, goederen en koopwaren met
3° ze twijfelen aan de waarachtigheid of aan de juistheid van
inbegrip van antipersoonsmijnen en/of submunitie; - handel in clandestiene werkkrachten; - mensenhandel; - exploitatie van de prostitutie; - illegaal gebruik bij dieren van stoffen met hormonale werking of illegale handel in dergelijke stoffen; - illegale handel in menselijke organen of weefsels; - fraude ten nadele van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen;
de identificatiegegevens over een bestaande cliënt. De identificatie en de controle betreffen de naam, de voornaam en het adres voor natuurlijke personen. Niettegenstaande artikel 5, § 1, betreffen ze voor rechtspersonen en trusts de naam en de zetel van de rechtspersoon, de bestuurders en de kennis van de bepalingen omtrent de bevoegdheid verbintenissen aan te gaan voor de rechtspersoon of de trust. De vereenzelviging slaat ook op het voorwerp en de verwachte aard van de zakenrelatie.
- ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder
§ 2. De ondernemingen en personen bedoeld in de artikelen
ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale
2, 2bis, 1° tot 4°, en 2ter, moeten een bestendige waakzaam-
omvang worden aangewend;
heid aan de dag leggen ten opzichte van de zakenrelatie en
- verduistering door personen die een openbare functie uitoefenen en omkoping;
een aandachtig onderzoek verzekeren van de uitgevoerde verrichtingen om zich ervan te vergewissen dat deze stroken met
- ernstige milieucriminaliteit;
de kennis die ze hebben van hun cliënt, van zijn commerciële
- namaak van muntstukken of bankbiljetten;
activiteiten, van zijn risicoprofiel en, indien nodig, van de her-
- namaak van goederen;
komst van de fondsen.
- zeeroverij.
§ 3. Wanneer de ondernemingen en personen bedoeld in de
2° een beursmisdrijf, het onwettig openbaar aantrekken van
artikelen 2, 2bis, 1° tot 4°, en 2ter, hun waakzaamheidsplicht
spaargelden of het verlenen van beleggingsdiensten, diensten
bedoeld in de §§ 1 en 2 niet kunnen nakomen, mogen ze geen
van valutahandel of van geldoverdracht zonder vergunning;
zakenrelatie aanknopen of in stand houden. Ze beslissen of een
117
BIJLAGE 2
melding aan de Cel voor financiële informatieverwerking over-
§ 2. De toepassingsmodaliteiten van de hierboven opgesomde
eenkomstig de artikelen 12 tot 14ter van de wet zich opdringt.
verplichtingen worden verduidelijkt door de overheden be-
§ 4. De ondernemingen en personen bedoeld in artikel 2, met uitzondering van de 17°, 18° en 21°, mogen de waakzaamheidsplicht bedoeld in de §§ 1 en 2 laten uitvoeren door een derde
doeld in artikel 21 en, desgevallend, via reglement overeenkomstig artikel 21bis van deze wet, in functie van het risico dat de cliënt, de zakenrelatie of de verrichting vertegenwoordigt.”
zaakaanbrenger, voor zover deze eveneens een krediet- of finan-
Art. 5bis. De in artikel 2bis, 5°, bedoelde personen dienen zich
ciële instelling is in de zin van artikel 1 van richtlijn 91/308/EEG
aan de hand van een bewijsstuk, waarvan een afschrift wordt
of een krediet- of financiële instelling uit een land waarvan de
gemaakt, hetzij op papier, hetzij op een elektronische informa-
wetgeving waakzaamheidsverplichingen oplegt die evenwaardig
tiedrager, te vergewissen van de identiteit van alle cliënten die
zijn met deze bepaald in de artikelen 4 en 5. De lidstaten van de
een financiële verrichting in verband met het spel wensen uit te
Financiële Actiegroep worden vermoed aan deze vereiste te vol-
voeren. In dat geval is artikel 5 van toepassing.
doen. Op advies van de Cel voor financiële informatieverwerking
Art. 6. De in de artikelen 4 en 5 bedoelde identificatieverplich-
kan de Koning dit vermoeden uitbreiden tot andere Staten.
tingen zijn niet van toepassing op de in de artikelen 2, 2bis,
§ 5. De ondernemingen als bedoeld in artikel 2, waarvan de activiteiten geldoverdrachten behelzen in de zin van artikel 139bis van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, vermelden bij het overschrijven of overdragen van geld en bij de mededelingen daaromtrent, correcte en dienstige inlichtingen over hun cliënten-opdrachtgevers van de betrokken verrichtingen. Deze ondernemingen bewaren al die inlichtingen en geven ze door ingeval zij als tussenpersoon optreden in een betaalketen.
1° tot 4°, en 2ter bedoelde ondernemingen en personen in geval de cliënt eveneens een in artikel 2, punt 17°, 18° en 21° uitgezonderd, bedoelde onderneming of persoon is of een kredietinstelling of een financiële instelling is bedoeld in artikel 1 van de richtlijn 91/308/EEG, dan wel een kredietinstelling of een financiële instelling is die gevestigd is in een staat waarvan de wetgeving gelijkwaardige verplichtingen oplegt als voorgeschreven door richtlijn 91/308/EEG. De Staten die lid zijn van de Financiële Actiegroep tegen het witwassen van geld, worden beschouwd als Staten die aan deze voorwaarde voldoen. De Koning kan dit vermoeden uitbreiden tot andere Staten op ad-
§ 6. De toepassingsmodaliteiten van de hierboven opgesomde
vies van de Cel voor financiële informatieverwerking.
verplichtingen worden verduidelijkt door de overheden bedoeld
In afwijking van artikel 4, rust de identificatie-plicht niet op
in artikel 21 en, desgevallend, via reglement overeenkomstig
de verzekeringsondernemingen bedoeld in artikel 2, 4°, en de
artikel 21bis, in functie van het risico dat de cliënt, de zakenre-
verzekeringsmakelaars bedoeld in artikel 2, 22°, die een levens-
latie of de verrichting vertegenwoordigt. Met betrekking tot §
verzekeringsbedrijf uitoefenen, wanneer het bedrag van de te
5 wordt daarbij inzonderheid bepaald onder welke omstandig-
betalen periodieke premie(s) gedurende een periode van één
heden gegevens moeten worden bewaard of ter beschikking
jaar niet hoger is dan 1.000 EUR of, bij storting van een een-
gesteld van overheden of van andere financiële instellingen,
malige premie, wanneer het bedrag niet hoger is dan 2.500
met dien verstande dat in het reglement in specifieke bepalin-
EUR. Wanneer de periodieke premie(s) zodanig wordt (worden)
gen kan worden voorzien voor de grensoverschrijdende over-
verhoogd dat de drempel van 1.000 EUR wordt overschreden,
schrijvingen die in batch worden doorgestuurd.
wordt de identificatie verplicht.
Art. 5. § 1. De ondernemingen en personen bedoeld in de ar-
Art. 6bis. De ondernemingen en personen als bedoeld in de
tikelen 2, 2bis, 1° tot 4° en 2ter, moeten de persoon of perso-
artikelen 2, 2bis en 2ter, nemen specifieke en passende iden-
nen, voor wier rekening de verrichting wordt uitgevoerd, iden-
tificatiemaatregelen om tegemoet te komen aan het grotere
tificeren en alle redelijke maatregelen nemen om hun identiteit
risico voor witwassen van geld en voor financiering van ter-
te controleren:
rorisme dat ontstaat wanneer zakelijke betrekkingen of ver-
1° in geval van twijfel over de vraag of de cliënten bedoeld in artikel 4 handelen voor eigen rekening of in geval van zeker-
richtingen worden aangegaan met een cliënt die met het oog op de identificatie niet fysiek aanwezig is.
heid dat ze niet voor eigen rekening handelen;
De toepassingsmodaliteiten van deze verplichting zullen wor-
2° wanneer de cliënt een rechtspersoon of een trust is.
desgevallend, via reglement overeenkomstig artikel 21bis.
Wanneer de cliënt een rechtspersoon of een trust is, moeten
Art. 7. De in de artikelen 2, 2bis en 2ter bedoelde onderne-
de maatregelen de identificatie inhouden van de natuurlijke
mingen en personen bewaren op welke informatiedrager ook
persoon of personen die de cliënt in laatste instantie bezitten
gedurende ten minste vijf jaar na het beëindigen van de relaties
of controleren.
met hun cliënten of alle andere personen beoogd in artikel 4,
Wanneer de cliënt of de houder van een controleparticipatie een beursgenoteerde vennootschap is, moeten haar aandeel-
den verduidelijkt door de overheden bedoeld in artikel 21 en,
eerste en tweede lid, een afschrift van het bewijsstuk dat voor de identificatie heeft gediend.
houders niet worden geïdentificeerd en moet hun identiteit
Hetzelfde geldt voor stukken die in de artikelen 5 en 5bis be-
niet worden nagegaan.
oogde identificatie mogelijk hebben gemaakt.
118
BIJLAGE 2
Onverminderd het vereiste gesteld in artikel 6, vierde lid, van de
De toepassingsmodaliteiten van deze verplichting zullen worden
wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van
verduidelijkt door de overheden bedoeld in artikel 21 van deze wet
de ondernemingen, bewaren de in de artikelen 2, 2bis, 1° en
en, desgevallend, via reglement overeenkomstig artikel 21bis.
5°, en 2ter, bedoelde ondernemingen en personen gedurende een periode van ten minste vijf jaar vanaf de uitvoering van de
HOOFDSTUK IIbis - Beperking van de betalingen in contanten
verrichtingen op welke informatiedrager ook een kopie van de
Art. 10bis. De prijs van de verkoop van een onroerend goed,
registraties, de borderellen en stukken van de uitgevoerde ver-
mag enkel vereffend worden door middel van overschrijving of
richtingen om ze nauwkeurig te kunnen reconstrueren. Zij re-
cheque, uitgezonderd voor een bedrag tot 10% van de prijs
gistreren de uitgevoerde verrichtingen op zodanige wijze dat zij
van de verkoop, en voor zover dit bedrag niet hoger is dan
kunnen voldoen aan de verzoeken om inlichtingen bedoeld in artikel 15, binnen de in dat artikel voorgeschreven termijn. Art. 8. De ondernemingen en personen bedoeld in de artikelen 2, 2bis en 2ter onderzoeken met een bijzondere aandacht elke verrichting die ze, uit hun aard of door hun ongebruikelijk karakter gelet op de activiteiten van de cliënt, de begeleidende omstandigheden of de hoedanigheid van de betrokken perso-
15.000 EUR. De verkoopovereenkomst en -akte moeten het nummer van de financiële rekening vermelden waarlangs het bedrag werd of zal worden overgedragen Wanneer de in artikelen 2, 17°, en artikel 2bis, 1°, bedoelde personen vaststellen dat voornoemde bepaling niet werd nageleefd, brengen zij dit onmiddellijk ter kennis van de Cel voor financiële informatieverwerking.
nen, bijzonder vatbaar achten voor het witwassen van geld of
Art. 10ter. De prijs van de verkoop door een handelaar van
voor de financiering van terrorisme.
een goed ter waarde van 15.000 EUR of meer mag niet in con-
De in de artikelen 2 en 2bis, 5°, bedoelde ondernemingen en
tanten worden vereffend.
personen stellen een schriftelijk verslag op over dit onderzoek;
HOOFDSTUK III - Informatieverstrekking tussen de in de artike-
dit verslag wordt toegestuurd aan de in artikel 10 bedoelde
len 2, 2bis en 2ter beoogde ondernemingen of personen en de
personen voor bewaring gedurende de door artikel 7 voorge-
met de bestrijding van het witwassen van geld en de financie-
schreven termijn.
ring van terrorisme belaste overheden
Na advies van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen
Art. 11. § 1. Er wordt, onder de benaming “Cel voor financi-
en de Cel voor financiële informatieverwerking, kan de Koning
ele informatieverwerking”, een administratieve autoriteit met
een lijst opstellen van verrichtingen inzake deviezen die spe-
rechtspersoon-lijkheid ingesteld belast met het verwerken en
cifiek geacht worden verband te houden met het witwassen
verstrekken van informatie met het oog op de bestrijding van
van geld of de financiering van terrorisme en waarover in de
het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.
artikel 2 bedoelde ondernemingen en personen een schriftelijk
§ 2. Onverminderd de bevoegdheden van de gerechtelijke au-
verslag moeten opstellen, dat aan de in artikel 10 bedoelde
toriteiten, wordt deze autoriteit belast met de ontvangst en de
personen wordt toegestuurd.
ontleding van de informatie die is meegedeeld door de in de
Art. 9. De in de artikelen 2, 2bis en 2ter bedoelde ondernemingen en personen nemen passende maatregelen om hun werknemers en hun vertegenwoordigers met de bepalingen van deze wet vertrouwd te maken. Deze maatregelen houden in dat hun betrokken werknemers en vertegenwoordigers deelnemen aan speciale opleidingsprogramma’s om de verrichtingen en de fei-
artikelen 2, 2bis en 2ter bedoelde ondernemingen en personen krachtens de artikelen 12 tot 15, door de controle- en toezichthoudende overheden krachtens artikel 21 en door buitenlandse instellingen met gelijkaardige opdrachten als de hare in het kader van wederzijdse samenwerking. Ze neemt alle noodzakelijke maatregelen overeenkomstig de artikelen 12 tot 16.
ten te leren onderkennen die met het witwassen van geld en de
De regels aangaande de kennisgeving van inlichtingen waarvan
financiering van terrorisme verband kunnen houden en om hen
sprake in artikel 12 tot 15, door de personen bedoeld in de ar-
te onderrichten hoe in die gevallen moet worden gehandeld.
tikelen 2, 2bis en 2ter, kunnen door de Koning worden vastge-
Art. 10. De in de artikelen 2 en 2bis, 5° bedoelde ondernemin-
steld op advies van de Cel voor financiële informatieverwerking.
gen en personen wijzen één of meer personen aan die verant-
§ 3. Deze autoriteit, bestaande uit financiële deskundigen en
woordelijk zijn voor de toepassing van deze wet in hun onder-
een hoger officier, gedetacheerd van de federale politie, staat
neming. Deze personen zijn vooral belast met de vaststelling
onder het toezicht van de Ministers van Justitie en Financiën
van de procedures voor interne controle, informatieverstrekking en -centralisatie om verrichtingen die met het witwassen van geld en de financiering van terrorisme verband houden,
en onder de leiding van een magistraat of van zijn plaats- vervanger die van het parket worden gedetacheerd. Haar leden worden aangewezen door de Koning.
te voorkomen, op te sporen en te verhinderen. Bij de interne
Zij mogen noch tegelijkertijd, noch tijdens het jaar dat hun aan-
controleprocedures zal bijzonder rekening worden gehouden
wijzing voorafgaat, een functie van bestuurder, van directeur,
met het verhoogde risico voor het witwassen van geld en de
van zaakvoerder of van aangestelde uitoefenen of hebben uit-
financiering van terrorisme bij verrichtingen op afstand als be-
geoefend bij de in de artikelen 2 en 2bis, 5°, bedoelde onder-
doeld in artikel 6bis.
nemingen en personen.
119
BIJLAGE 2
§ 4. Ten minste één keer per jaar stelt deze autoriteit voor de voor-
Dit verzet verhindert de uitvoering van de verrichting tijdens
noemde Ministers een verslag van haar werkzaamheden op.
maximaal twee werkdagen te rekenen van de kennisgeving.
§ 5. Op het ogenblik van hun benoeming moeten de financiële
§ 3. Indien de Cel van oordeel is dat de in § 2 bedoelde maatre-
deskundigen de volgende voorwaarden vervullen:
gel moet worden verlengd, meldt zij dit onverwijld aan de pro-
1° Belg zijn; 2° het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten; 3° de volle leeftijd van 35 jaar hebben bereikt; 4° hun woonplaats in België hebben;
cureur des Konings of aan de federale procureur die de nodige beslissingen neemt. Indien binnen de in § 2 gestelde termijn geen beslissing ter kennis is gebracht van de ondernemingen of de personen, mogen de ondernemingen of de personen de verrichting uitvoeren. Art. 13. Wanneer de in artikel 2 beoogde ondernemingen of
5° een ervaring hebben van ten minste tien jaar in gerechte-
personen die weten of vermoeden dat een uit te voeren ver-
lijke, administratieve of wetenschappelijke functies die verband
richting verband houdt met het witwassen van geld of met de
houden met de werking van de in artikel 2 beoogde personen
financiering van terrorisme, dit niet ter kennis kunnen brengen
en ondernemingen.
van de Cel voor financiële informatieverwerking vooraleer de
De financiële deskundigen leggen in handen van de Minister
verrichting uit te voeren, hetzij omdat het niet mogelijk is de
van Justitie de bij het decreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed af. Zij mogen geen bij verkiezing verleend openbaar mandaat uitoefenen en geen openbare of particuliere betrekking of activiteit uitoefenen die de onafhankelijkheid of de waardigheid van het ambt in gevaar zou kunnen brengen.
uitvoering van de verrichting, gezien haar aard, uit te stellen, hetzij omdat uitstel van aard zou kunnen zijn de vervolging van de begunstigden van het vermeende witwassen van geld en de vermeende financiering van terrorisme te beletten, stellen de ondernemingen of de personen onmiddellijk na de uitvoering van de verrichting de Cel hiervan in kennis. In dit geval wordt de reden vermeld waarom een kennisgeving, vooraleer de ver-
§ 6. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit
richting uit te voeren, niet mogelijk was.
de regels inzake de samenstelling, de organisatie, de werking
Art. 14. Buiten de gevallen bedoeld in de artikelen 12 en 13,
en de onafhankelijkheid van deze autoriteit.
brengen de in artikel 2 beoogde ondernemingen of personen,
§ 7. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd koninklijk
wanneer hen een feit bekend wordt dat op witwassen van geld
besluit de bijdragen in de werkingskosten van de Cel, die ver-
of op financiering van terrorisme zou kunnen wijzen, dit on-
schuldigd zijn door de in de artikelen 2 en 2bis bedoelde onder-
middellijk ter kennis van de Cel voor financiële informatiever-
nemingen en personen, en de wijze waarop deze worden geïnd.
werking. Deze kennisgeving mag telefonisch geschieden, maar
§ 8. Deze autoriteit wordt met de Staat gelijkgesteld voor de toepassing van de wetten en reglementen betreffende de be-
moet worden bevestigd per telefax of, bij gebrek daaraan, op enig andere schriftelijke wijze.
lastingen, heffingen, rechten en vergoedingen van de Staat, de
Zodra de Cel de kennisgeving ontvangt, bevestigt zij de ont-
provincies, de gemeenten en de agglomeraties van gemeenten.
vangst ervan.
Art. 12. § 1. Wanneer de in artikel 2 beoogde ondernemingen of
Art. 14bis. § 1. De in artikel 2bis, 1° tot 4° bedoelde perso-
personen weten of vermoeden dat een uit te voeren verrichting
nen die, bij de uitoefening van hun beroep, feiten vaststellen
verband houdt met het witwassen van geld of de financiering van
waarvan zij weten of vermoeden dat ze verband houden met
terrorisme, brengen zij dit, vooraleer de verrichting uit te voeren,
het witwassen van geld of met de financiering van terrorisme,
ter kennis van de Cel voor financiële informatieverwerking en de-
moeten de Cel voor financiële informatieverwerking daarvan
len zij in voorkomend geval de termijn mee binnen welke die ver-
onmiddellijk op de hoogte brengen.
richting moet worden uitgevoerd. Deze kennisgeving mag telefonisch geschieden, maar moet onmiddellijk bevestigd worden per telefax of, bij gebrek daaraan, op enig andere schriftelijke wijze. Zodra de Cel de kennisgeving ontvangt, bevestigt zij de ontvangst ervan.
§ 2. Wanneer de in artikel 2bis, 5°, bedoelde personen weten of vermoeden dat een verrichting verband houdt met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme, brengen zij dit onmiddellijk ter kennis van de Cel voor financiële informatieverwerking. Daarenboven moeten deze personen in elk geval en onmiddel-
§ 2. Zo de Cel het wegens het ernstig of dringend karakter van
lijk de Cel voor financiële informatieverwerking op de hoogte
de zaak nodig acht, kan zij zich vóór het verstrijken van de uit-
brengen van de verrichtingen, waarvan de lijst door de Koning
voeringstermijn die door de in artikel 2 beoogde ondernemin-
wordt opgesteld op advies van de Cel voor financiële informa-
gen of personen is meegedeeld, verzetten tegen de uitvoering
tieverwerking.
van de verrichting.
§ 3. De in artikel 2ter bedoelde personen die, bij de uitoefening
Van dit verzet wordt aan deze laatsten onmiddellijk per telefax
van de in dat artikel opgesomde activiteiten, feiten vaststellen
kennis gegeven of, bij gebrek daaraan, op enig andere schrif-
waarvan zij weten of vermoeden dat ze verband houden met
telijke wijze.
het witwassen van geld of met de financiering van terrorisme,
120
BIJLAGE 2
moeten de stafhouder van de Orde waartoe zij behoren, daar-
paalde termijn alle bijkomende informatie wordt meegedeeld
van onmiddellijk op de hoogte brengen.
die zij nuttig achten voor de vervulling van de opdracht van
De in artikel 2ter bedoelde personen delen die informatie echter
de Cel:
niet mee wanneer zij deze van één van hun cliënten ontvangen
1° door alle instellingen en personen als bedoeld in de artike-
of over één van hun cliënten verkrijgen wanneer zij de rechts-
len 2, 2bis en 2ter alsook door de stafhouder als bedoeld in
positie van hun cliënt bepalen, dan wel die cliënt in of in ver-
artikel 14bis, § 3;
band met een rechtsgeding verdedigen of vertegenwoordigen, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen.
2° door de politiediensten, in afwijking van artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, als gewijzigd bij de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten
De stafhouder controleert of de voorwaarden waarvan sprake
en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de
in artikel 2ter en in het vorige lid zijn nageleefd. Indien deze
politiediensten;
voorwaarden zijn nageleefd, bezorgt hij de informatie onmiddellijk aan de Cel voor financiële informatieverwerking. Art. 14ter. Na advies van de Cel voor financiële informatiever-
3° door de administratieve diensten van de Staat 4° door de curatoren in een faillissement;
werking, kan de Koning de in de artikelen 12 tot 14bis beoogde
5° door de voorlopige bewindvoerders als bedoeld in artikel 8
plicht tot kennisgeving uitbreiden tot verrichtingen en feiten
van de faillissementswet van 8 augustus 1997;
waarin natuurlijke of rechtspersonen zijn betrokken die gedomicilieerd, geregistreerd of gevestigd zijn in een Staat of een gebied waarvan de wetgeving als ontoereikend wordt erkend door een bevoegde internationale instantie voor het overleg en de coördinatie of waarvan door deze instantie wordt aangenomen dat hun gebruiken een hinderpaal vormen in de strijd tegen het witwassen van geld. De Koning kan het type van de beoogde verrichtingen en de feiten, alsook hun minimumbedrag, bepalen. Art. 14quater. De personen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, 3°, 4°, 6°, 8°, 9°, 10°, 19° en 20° mogen geen bijkantoor of vertegenwoordigingskantoor openen dat gedomicilieerd, geregistreerd of gevestigd is in een Staat of een gebied, door de Koning aangewezen met toepassing van artikel 14ter. Zij mogen, noch rechtstreeks, noch via de tussenkomst van een financiële holding of van een gemengde financiële holding, een dochtervennootschap die werkzaam is als kredietinstelling, verzekeringsonderneming of beleggingsonderneming verwerven of oprichten die gedomicilieerd, geregistreerd of gevestigd is of wordt in een Staat of een gebied als hierboven bedoeld. Art. 14quinquies. Wanneer de in de artikelen 2, 2bis en 2ter beoogde instellingen en personen vermoeden dat een feit of een verrichting verband kan houden met witwassen van geld afkomstig uit ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij
6° door de gerechtelijke overheden. Evenwel kunnen inlichtingen door een onderzoeksrechter niet worden medegedeeld aan de Cel zonder uitdrukkelijke toestemming van de procureur-generaal of de federale procureur en kunnen de inlichtingen verkregen van een gerechtelijke overheid door de Cel niet worden medegedeeld aan een buitenlandse instelling bij toepassing van artikel 17, § 2, zonder uitdrukkelijke toestemming van de procureur-generaal of de federale procureur. De in artikel 2ter bedoelde personen en de in artikel 14bis, § 3 bedoelde stafhouder delen die informatie niet mee als de in artikel 2ter bedoelde personen deze van één van hun cliënten ontvangen of over één van hun cliënten verkrijgen wanneer zij de rechtspositie van hun cliënt bepalen, dan wel die cliënt in of in verband met een rechtsgeding verdedigen of vertegenwoordigen, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen. De gerechtelijke overheden, de politiediensten, de administratieve diensten van de Staat, de curatoren in een faillissement en de voorlopige bewindvoerders mogen de Cel voor financiële informatieverwerking op eigen initiatief alle informatie bezorgen die zij nuttig achten voor de vervulling van haar opdracht.
bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van interna-
Het openbaar ministerie deelt aan de Cel voor financiële in-
tionale omvang worden aangewend, brengen zij dit ter kennis
formatieverwerking alle definitieve beslissingen mee die zijn
van de Cel voor financiële informatieverwerking, inclusief van
genomen in dossiers in verband waarmee de Cel informatie
zodra zij minstens een van de indicatoren opsporen die de Ko-
heeft meegedeeld met toepassing van de artikelen 12, § 3, en
ning vastlegt bij in Ministerraad overlegd besluit.
16 van deze wet.
Ten aanzien van de in artikel 2ter beoogde instellingen en per-
§ 2. Bovendien mag de Cel, los van de in de § 1 bedoelde gevallen
sonen, wordt de informatie overeenkomstig artikel 14bis, § 3,
op elk ogenblik eisen dat de in de artikelen 2 en 2bis, 5°, bedoelde
overgemaakt.
ondernemingen en personen, die aan geen prudentieel toezicht
Art. 15. § 1. Wanneer de Cel voor financiële informatieverwerking informatie ontvangt als bedoeld in artikel 11, § 2, mag de Cel of één van haar leden of één van haar personeelsleden,
onderworpen zijn, haar alle door haar nuttig geachte inlichtingen meedelen over de manier waarop dezelfde ondernemingen en personen de artikelen 4 tot 10, 12 tot 14bis en § 1 toepassen.
die daartoe is aangewezen door de magistraat die de Cel leidt
Art. 16. Onverminderd het geval bedoeld in artikel 12, § 3,
of door zijn plaatsvervanger, eisen dat binnen de door hen be-
gaat de Cel voor financiële informatieverwerking over tot het
121
BIJLAGE 2
onderzoek van de informatie bedoeld in artikel 11, § 2. Zodra
Wanneer deze mededeling inlichtingen bevat betreffende het
uit dit onderzoek blijkt dat er een ernstige aanwijzing van wit-
witwassen van geld dat afkomstig is van een strafbaar feit dat
wassen van geld of financiering van terrorisme bestaat, wordt
verband houdt met ernstige en georganiseerde fiscale fraude,
deze informatie aan de procureur des Konings of aan de fe-
waarbij ingewikkelde mechanismen of procédés van internati-
derale procureur meegedeeld. Wanneer de informatie wordt
onale omvang worden aangewend, of van een strafbaar feit
meegedeeld aan de procureur des Konings, stuurt de Cel daar-
dat onder de bevoegdheid van de Administratie der douane en
van een afschrift naar de federale procureur.
accijnzen valt, brengt de Cel de Minister van Financiën op de
Art. 17. § 1. Onverminderd de toepassing van de voorafgaan-
hoogte van die mededeling.
de artikelen en buiten het geval dat zij geroepen worden om in
Wanneer deze mededeling informatie bevat waarvoor de
rechte te getuigen, mogen de leden van de Cel voor financiële informatieverwerking en de leden van haar personeel, de leden van de politiediensten en de andere ambtenaren die bij haar gedetacheerd zijn alsook de externe deskundigen waarop zij
Staatsveiligheid of de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht inlichtingen aan de Cel hebben verstrekt, deelt ze hen dit mee.
beroep doet, zelfs in het geval bedoeld in artikel 29 van het
Art. 18. De mededeling van de in de artikelen 12 tot 14ter
Wetboek van strafvordering, geen ruchtbaarheid geven aan de
bedoelde informatie wordt normaliter gedaan door de persoon
informatie waarvan zij bij de uitoefening van hun opdrachten
die binnen de in de artikelen 2 en 2bis, 5° bedoelde onderne-
kennis hebben gekregen.
mingen overeenkomstig artikel 10 van deze wet is aangesteld,
Het lid van de Cel of van haar personeel dat of de externe deskundige die een in het eerste lid bedoelde informatie ruchtbaar
of door de personen bedoeld in de artikelen 2bis, 1° tot 4° en 2ter.
maakt, wordt gestraft met de straffen bepaald in artikel 458
Elke werknemer en elke vertegenwoordiger van de in de arti-
van het Strafwetboek.
kelen 2, 2bis [en 2ter]* bedoelde ondernemingen of personen
§ 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op mededelingen in het kader van een wederzijdse samenwerking, op grond van
deelt evenwel persoonlijk aan de Cel informaties mee telkens wanneer de in het eerste lid bedoelde procedure niet kan wor-
internationale verdragen die België heeft ondertekend of op
den gevolgd.
grond van wederkerigheid, aan buitenlandse instellingen met
Art. 19. De in de artikelen 2, 2bis en 2ter bedoelde onderne-
opdrachten en verplichtingen van dezelfde aard als die van de
mingen of personen en de in artikel 14bis, § 3 bedoelde staf-
Cel met het oog op het vervullen van hun opdracht.
houder mogen in geen geval ter kennis brengen van de betrok-
Paragraaf 1 is evenmin van toepassing op de verzoeken om
ken cliënt of van derden dat informatie werd meegedeeld aan
inlichtingen die de Cel richt aan het Europees bureau voor
de Cel voor financiële informatieverwerking met toepassing
fraudebestrijding in het kader van de toepassing van de arti-
van de artikelen 12 tot 15, of dat een opsporingsonderzoek
kelen 209A van het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting
wegens witwassen van geld aan de gang is.
van de Europese Gemeenschap en 183A van het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie, gewijzigd door het Verdrag van 7 februari 1992.
Art. 20. Geen enkele burgerlijke rechtsvordering, straf- of tuchtvordering kan worden ingesteld en geen enkele professionele sanctie kan worden uitgesproken tegen de in de artikelen 2, 2bis en 2ter bedoelde ondernemingen of personen,
Voor de toepassing van artikel 22 mag de Cel niettemin aan
hun werknemers of hun vertegenwoordigers en de in artikel
de door dit artikel bedoelde overheden de nodige informaties
14bis, § 3 bedoelde stafhouder wegens een te goeder trouw
meedelen.
verstrekte inlichting overeenkomstig de artikelen 12 tot 15.
Wanneer zij bij toepassing van de artikelen 12, § 3, en 16,
HOOFDSTUK IV - Controle- of toezichthoudende overheden
aan de procureur des Konings of aan de federale procureur informatie meedeelt betreffende het witwassen van geld of
Art. 21. De controle- of toezichthoudende overheden, of de
activa voortkomend uit een misdrijf waarvoor een controle- of
tuchtoverheden van de in de artikelen 2, 2bis en 2ter bedoelde
toezichthoudende overheid een opsporingsbevoegdheid heeft,
ondernemingen en personen die feiten vaststellen die bewijs-
licht de Cel eveneens die overheid in van deze mededeling.
materiaal voor het witwassen van geld of de financiering van
Wanneer deze mededeling aan de procureur des Konings inlichtingen bevat betreffende het witwassen van geld dat af-
terrorisme kunnen vormen, moeten de Cel voor financiële informatieverwerking daarvan op de hoogte brengen.
komstig is van een strafbaar feit dat verband houdt met fraude
In afwijking van de wettelijke en reglementaire bepalingen die
ten nadele van de financiële belangen van de Europese Ge-
hun beroepsgeheim regelen, brengen de overheden belast met
meenschappen, mag de Cel het Europees bureau voor fraude-
het toezicht op de financiële markten wanneer zij feiten vast-
bestrijding daarvan op de hoogte brengen.
stellen die bewijsmateriaal voor het witwassen van geld of de
*
Vernietigd door het arrest van het Grondwettelijk Hof van 23 januari 2008.
122
BIJLAGE 2
financiering van terrorisme kunnen vormen, de Cel voor finan-
de minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid
ciële informatieverwerking daarvan op de hoogte.
heeft, bevoegd om de inbreuken bepaald bij artikel 23 op te
Art. 21bis. De autoriteiten die toezicht houden op de onder-
sporen en vast te stellen.
nemingen en personen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°,
De processen-verbaal welke door die ambtenaren worden op-
3°, 4°, 6°, 8°, 9°, 10°, 11°, 15°, 16°, 19° en 20° bepalen, bij
gesteld, hebben bewijskracht tot het tegendeel is bewezen.
reglement goedgekeurd door de Koning, hoe de verplichtin-
Een afschrift ervan wordt bij een per post aangetekende brief
gen als bedoeld in hoofdstuk II van de wet ten uitvoer worden
met ontvangstmelding binnen dertig dagen na de datum van
gelegd.
vaststellingen aan de overtreder toegezonden.
Als de toezichthoudende overheden nalaten het in het eerste
De bepalingen met betrekking tot de opsporing en de vast-
lid bedoelde reglement vast te stellen of het in de toekomst te
stelling van de inbreuken bepaald bij artikel 113 van de wet
wijzigen, is de Koning gemachtigd om dat reglement zelf vast
van 14 juli 1991 op de handelspraktijken en de voorlichting
te stellen dan wel te wijzigen.
en bescherming van de consument zijn eveneens van toepas-
Art. 22. Onverminderd de bij andere wetten of reglementen bepaalde maatregelen, kan de bevoegde controle- of toezicht-
sing op de opsporing en vaststelling van inbreuken bepaald bij artikel 23.
houdende overheid, of de bevoegde tuchtoverheid bij niet-
Art. 23ter. De ambtenaren die in het kader van de voornoem-
naleving van de bepalingen van de artikelen 4 tot 19 of de ter
de wet op de handelspraktijken daartoe zijn aangesteld kun-
uitvoering ervan genomen besluiten door een in de artikelen
nen, op inzage van de processen-verbaal die een inbreuk op
2, 2bis en 2ter beoogde onderneming of persoon die onder
de bepalingen bedoeld in artikel 23 vaststellen en opgemaakt
haar ressorteert:
zijn door de ambtenaren bedoeld in artikel 23bis, eerste lid,
1° volgens de regels die zij bepaalt, de beslissingen en maatregelen die zij neemt, openbaar maken; 2° een administratieve geldboete opleggen, die niet minder dan 250 EUR en niet meer dan 1.250.000 EUR mag bedragen, na de betrokken ondernemingen of personen in hun verweer te hebben gehoord of minstens behoorlijk te hebben opgeroepen; de geldboete wordt geïnd in het voordeel van de
aan de overtreders een som voorstellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen. De tarieven hiervan zijn dezelfde als de geldboetes bepaald bij artikel 23, verhoogd met de opdeciemen. De regels voor de betaling en de inning zijn die welke door de Koning zijn vastgesteld in het kader van de voornoemde wet van 14 juli 1991 op de handelspraktijken.
Schatkist, door de Administratie van de B.T.W., registratie en
HOOFDSTUK VI - Overgangsbepaling
domeinen.
Art. 24. De identificatie of de controle van de identiteit van de
De Cel wordt door de bevoegde autoriteit in kennis gesteld
natuurlijke en rechtspersonen die op het ogenblik van de in-
van de definitieve sancties die met toepassing van het eerste
werkingtreding van de wet van 12 januari 2004 houdende wij-
lid zijn getroffen.
ziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het
Deze sancties kunnen door de Minister van Financiën worden uitgesproken ten opzichte van de in de artikelen 2 en 2bis beoogde ondernemingen of personen die onder geen enkele controle- of toezichthoudende overheid, noch onder een
gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs gewone cliënt zijn
tuchtoverheid ressorteren.
bij een in artikel 2, 2bis, 1° en 4°, en artikel 2ter bedoelde
HOOFDSTUK V - Sancties bij niet-naleving van artikel 10ter
instelling of persoon overeenkomstig artikel 4, zal moeten ge-
Art. 23. De overtredingen van de bepalingen van artikel 10ter worden gestraft met een geldboete van 250 tot 225 000 euro. Evenwel mag deze geldboete niet meer bedragen dan 10 % van de ten onrechte in contanten betaalde sommen.
beuren binnen een jaar na de inwerkingtreding van de wet van 12 januari 2004 houdende wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en de
Met dezelfde geldboete worden gestraft zij die het vervullen
wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op
van de opdracht van de in artikel 23bis genoemde personen
de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleg-
met het oog op de opsporing en vaststelling van de overtredin-
gingsadviseurs.
gen op artikel 10ter, met opzet verhinderen of belemmeren.
HOOFDSTUK VII - Slotbepaling
De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek met inbegrip
Art. 25. De Koning bepaalt de datum waarop deze wet in wer-
van hoofdstuk VII en artikel 85 zijn van toepassing op de bij dit
king treedt.
artikel bedoelde inbreuken. Art. 23bis. Onverminderd de plichten van de officieren van gerechtelijke politie zijn de ambtenaren die zijn aangesteld door
123
BIJLAGE 3
B
IJLAGE 3 Koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking*
HOOFDSTUK I. - Cel voor financiële informatieverwerking
daat toestaan de eretitel van hun functie te voeren.
Artikel 1. Er wordt bij Onze Ministers van Justitie en van Finan-
HOOFDSTUK III. - Organisatie
ciën, een cel voor financiële informatieverwerking, hierna «de cel» genoemd, ingesteld. HOOFDSTUK II. - Samenstelling van de Cel Art. 2. De cel is samengesteld uit ten minste drie gewone leden
Art. 4. Het bureau van de cel is samengesteld uit de voorzitter en de vice-voorzitter. Het bureau organiseert de werkzaamheden van de cel.
plaatsvervangende voorzitter of voorzitters en de vice-voorzitter.
Wanneer hij verhinderd is, wordt de voorzitter vervangen door één plaatsvervangende voorzitter en de vice-voorzitter door een ander lid.
Ze worden door Ons benoemd op de voordracht van Onze
HOOFDSTUK IV. - Besluitvorming
en ten hoogste acht gewone leden, onder wie de voorzitter, de
Ministers van Financiën en van Justitie en Onze Ministers tot wiens bevoegdheden de Economische Zaken en de Middenstand behoren, en voor wat betreft het lid van de cel, hoger officier, gedetacheerd van de federale politie, door Onze Minister tot wiens bevoegdheden Binnenlandse Zaken behoren. Met toepassing van artikel 11, § 3, tweede lid, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, mogen zij noch tegelijkertijd noch tijdens het jaar dat hun benoeming voorafgaat, een functie van bestuurder, directeur, zaakvoerder of aangestelde uitoefenen of hebben uitgeoefend bij de in artikel 2 en 2bis, 5° van voornoemde wet beoogde ondernemingen of personen. Art. 3. Het mandaat van de leden van de cel duurt zes jaar. Het mag deeltijds worden uitgeoefend. De helft van de leden wordt om de drie jaar hernieuwd. Een lid dat is benoemd ter vervanging van een ontslagnemend of overleden lid, voltooit diens mandaat. Het mandaat van alle leden is hernieuwbaar. De Koning kan de leden van de cel bij het einde van hun man*
Art. 5. Voor de toepassing van de artikelen 12, §3 en 16 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme vormt de cel een college. Ze mag slechts beraadslagen wanneer ten minste twee derden van haar leden, onder wie de voorzitter of een plaatsvervangende voorzitter, aanwezig zijn. Ze neemt haar besluiten bij eenvoudige meerderheid van stemmen van de op de vergadering aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of, bij zijn afwezigheid, van een plaatsvervangende voorzitter doorslaggevend. In dringende gevallen worden de beslissingen genomen door ten minste twee leden, onder wie de voorzitter of een plaatsvervangende voorzitter. Art. 6. De cel mag aan één van haar leden de bevoegdheid delegeren om zich op grond van artikel 12, § 2 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme te verzetten tegen de uitvoering van een verrichting vóór het verstrijken van de uitvoeringstermijn die is meegedeeld door de ondernemingen of personen bedoeld in artikel 2 van voormelde wet.
Aldus vervolledigd door de koninklijke besluiten van 30 mei 1994, van 23 februari 1995, van 10 augustus 1998, van 4 februari 1999, van 28 december 1999, van 20 juli 2000, van 21 september 2004, van 15 december 2005, van 1 mei 2006, van 28 december 2006 en van 25 februari 2007.
125
BIJLAGE 3
HOOFDSTUK V. - Secretariaat
2° 5.700 EUR voor DE POST;
Art. 7. De cel wordt bijgestaan door een secretariaat, samen-
3° 285 EUR voor de ondernemingen en personen bedoeld in
gesteld uit het administratief personeel en het personeel belast
artikel 2, eerste lid, 11°, 12° en 14°, van dezelfde wet;
met het bijstaan van de financiële deskundigen. De personeelsleden mogen geen functie of betrekking uitoefenen bij de in artikel 2, 2bis en 2ter van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme bedoelde ondernemingen en personen. HOOFDSTUK VI. - Zetel van de cel
4° 12 EUR voor de personen bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, 17°,21°, 22°, 27° en 2bis, 1° tot 4°, van dezelfde wet; 4bis° 2.850 EUR voor de ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 20° van dezelfde wet; 5° voor de personen bedoeld in artikel 2bis, 5° van dezelfde wet, 2.500 EUR als de jaarlijkse bruto-opbrengst van de casinospelen bedoeld in artikel 45 van het koninklijk besluit van
Art. 8. De zetel van de cel is gevestigd op het grondgebied van
23 november 1965 houdende codificatie van de wettelijke be-
het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.
palingen betreffende de met inkomsten-belastingen gelijkge-
HOOFDSTUK VII. - Informatie-inwinning en raadpleging
stelde belastingen minder dan 2.500.000 EUR bedraagt, 5.000 EUR voor een bruto-opbrengst van 2.500.000 tot 5.000.000
Art. 9. Voor de vervulling van haar wettelijke opdracht mag de
EUR, 7.500 EUR als de bruto-opbrengst meer dan 5.000.000
cel zich, onder de vorm van het originele stuk of van een copie,
EUR bedraagt en niet hoger is dan 7.500.000 EUR, 10.000 EUR
alle bijkomende inlichtingen doen meedelen die zij nuttig acht.
als de bruto-opbrengst meer dan 7.500.000 EUR bedraagt en
Zij kan eveneens ter plaatse kennis nemen van de voor de ver-
niet hoger is dan 10.000.000 EUR, 12.500 EUR als de bruto-
vulling van haar wettelijke opdracht nuttige stukken die toebe-
opbrengst meer dan 10.000.000 EUR bedraagt. Deze personen
horen aan de ondernemingen en personen bedoeld in artikel 2
zullen ieder jaar aan de cel voor financiële informatieverwer-
en 2bis, 5° van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van
king, volgens de modaliteiten die zij vastlegt, de noodzakelijke
het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van
inlichtingen verstrekken voor het bepalen van hun bijdrage.
geld en de financiering van terrorisme of die in hun bezit zijn.
De bijdragen verschuldigd door de vastgoedmakelaars, de
De cel is gemachtigd een beroep te doen op externe deskun-
landmeters-experten, de gerechtsdeurwaarders, de notaris-
digen van haar keuze. Behalve wanneer zij hiertoe door hun
sen, de bedrijfrevisoren, de externe accountants en de externe
statuut zijn verplicht, moeten zij zich vooraleer hun opdracht
belastingconsulenten, de boekhouders en de boekhouders-
aan te vatten, schriftelijk tot geheimhouding verbinden.
fiscalisten, de handelaren in diamant, de verzekeringsbemid-
HOOFDSTUK VIII. - Vergoedingen
delaars en de makelaars in bank- en beleggingsdiensten wor-
Art. 10. Onze Ministers van Justitie en van Financiën bepalen de vergoedingen van de leden van de cel. HOOFDSTUK IX. - Huishoudelijk reglement Art. 11. De cel stelt haar huishoudelijk reglement vast. Dit reglement wordt goedgekeurd door Onze Ministers van Justitie en van Financiën en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Het huishoudelijk reglement bepaalt inzonderheid de bevoegdheidsdelegaties die de cel aan de voorzitter en aan het bureau kan toestaan alsook de voorwaarden waarop dit geschiedt. HOOFDSTUK X. - Werkingskosten Art. 12. § 1. Elk jaar stelt de cel in de loop van de maand december haar begroting voor het volgende jaar op. Het maxi-
den aan de cel gestort respectievelijk door bemiddeling van het Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars, de federale raad van Accountants en Belastingconsulenten, het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten, de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie en de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen. Onze Ministers van Justitie en van Financiën kunnen bij ministerieel besluit het bedrag van deze bijdrage aanpassen aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk. § 3. De werkingskosten van de cel die niet worden gedekt door de bijdragen bedoeld in § 2, worden omgeslagen over : 1°
lid, 2° van voornoemde wet;
mum bedrag van deze begroting wordt vastgesteld door Onze Ministers van Justitie en van Financiën.
2°
3°
aan de cel een bijdrage van 570 EUR. Deze bijdrage bedraagt : 1° 2.850 EUR voor de Nationale Bank van Belgïe;
126
de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 4° van voornoemde wet;
gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, betalen elk jaar vóór 1 maart
de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 3° van voornoemde wet;
§ 2. De ondernemingen en personen bedoeld in artikel 2 en 2bis van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het
de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste
4°
de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 6° van voornoemde wet;
5°
de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 8° van voornoemde wet;
BIJLAGE 3
6°
7°
de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste
De cel past deze verdeelsleutels voor elke categorie toe voor de
lid, 9° van voornoemde wet;
berekening van de bijdragen die haar verschuldigd zijn.
de financiële ondernemingen en personen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 10°, van voornoemde wet;
8°
de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2 eerste lid, 11°, van voornoemde wet;
9°
de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 15°, van voornoemde wet;
10° de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 16°, van voornoemde wet; 11° de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 19°, van de voornoemde wet; 13° de financiële ondernemingen bedoeld in landmeters-experten, de Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders, de kamers van notarissen als bedoeld in het besluit van 2 nivôse, jaar XII, betreffende de instelling en de inrichting van de kamers van notarissen, het Instituut der Bedrijf-
De financiële ondernemingen en personen betalen hun bijdragen na kennisgeving door de cel vóór 30 juni en vóór 31 december. § 4. De bijdragen bepaald in dit artikel worden gestort op de rekening van de cel. § 5. De cel kan het Bestuur van de B.T.W., Registratie en Domeinen gelasten de vergoedingen te innen die onbetaald blijven. Art. 13. De cel bezorgt elk jaar aan Onze Ministers van Justitie en van Financiën een verslag over haar werkingskosten van het vorige kalenderjaar. HOOFDSTUK XI. – Overgangsbepalingen Art. 14. De voorzitter uitgezonderd, wordt de hernieuwing van
revisoren, het Instituut der artikel 2, eerste lid, 23°, van
de leden van de cel bedoeld in artikel 3, tweede lid voor de
voornoemde wet;
eerste maal bij loting geregeld.
14° de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 24° van voornoemde wet; 15° de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 25° van voornoemde wet; 16° de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 26° van voornoemde wet.
Art. 15. In afwijking van artikel 12, § 1, stelt de cel haar begroting voor het jaar 1993 uiterlijk op 1 juni 1993 op. Art. 16. De cel mag de uiterste datum van betaling van de in artikel 12, §§ 2 en 3, bedoelde bijdragen wijzigen, wat betreft de bijdrage in de werkingskosten voor het jaar 1993.
Deze werkingskosten worden gedragen door voornoemde zes-
Art. 17. Voor wat betreft de berekening van de in artikel 12,
tien categorieën volgens een opsplitsing naar verhouding van
§ 3 bedoelde bijdrage van de openbare kredietinstellingen in
het aandeel van elk van deze categorieën in de totale bijdrage
de werkingskosten van de cel voor het jaar 1993, worden alle
in de werkingskosten die zij in het voorgaande jaar betaalden aan hun respectieve controle-autoriteiten. Om voor de toepassing van het tweede en derde lid te bepalen hoeveel de bijdragen aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen belopen van de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen die onder een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap ressorteren en van de
openbare kredietinstellingen verondersteld het gehele jaar 1992 in de werkingskosten van de Commissie voor het Banken Financiewezen te hebben bijgedragen. Art. 17bis. Voor wat betreft de berekening van de in artikel 12, §3 bedoelde bijdragen van de in artikel 12, §3,
financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 15°,
eerste lid, 7° bedoelde financiële ondernemingen en personen
van voornoemde wet, wordt dezelfde berekeningsgrondslag
in de werkingskosten van de cel voor het jaar 1996, dienen de
gehanteerd als voor de bijdragen van de kredietinstellingen,
bijdragen in de werkingskosten die zij in 1996 aan hun contro-
met uitzondering van de gemeentespaarkassen, die zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de krediet-
le-autoriteit betalen, als berekenings-grondslag. HOOFDSTUK XII. - Inwerkingtreding
instellingen. Deze werkingskosten worden vervolgens verdeeld binnen elke categorie krachtens de verdeelsleutel om de bijdrage te bepalen van de betrokken ondernemingen aan hun controle-
Art. 18. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. HOOFDSTUK XIII. - Uitvoeringsbepaling
autoriteit. De controle-autoriteiten delen daartoe aan de cel het totale bedrag van de aan hen betaalde bijdragen mee, alsook de ver-
Art. 19. Onze Ministers van Justitie en van Financiën en Onze Ministers tot wiens bevoegdheden de Economische Zaken en
deelsleutel op grond waarvan de aan hun toezicht onderwor-
de Middenstand behoren, zijn, ieder wat hem betreft, belast
pen ondernemingen hun bijdragen aan hen hebben betaald.
met de uitvoering van dit besluit.
127
BIJLAGE 4
B
IJLAGE 4
Koninklijk besluit van 3 juni 2007 tot uitvoering van artikel 14quinquies van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, inzonderheid op artikel 14quinquies, ingevoegd bij de programmawet van 27 april 2007; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 maart 2007; Gelet op de akkoordbevinding Onze Minister van Begroting, gegeven op 30 maart 2007; Gelet op het advies 43.030/2 van de Raad van State, gegeven op 21 mei 2007 bij toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, gewijzigd bij de wet van 8 september 1997 en vervangen bij de wet van 2 april 2003; Gelet op de hoogdringendheid, verantwoord doordat de goede werking van het preventief anti-witwasstelsel ernstig nadeel zou kunnen ondervinden indien de instellingen en personen bedoeld in de artikelen 2, 2bis en 2ter van de wet van 11 januari 1993 niet snel over een lijst beschikken van indicatoren van ernstige en georganiseerde fiscale fraude die aan de basis kan liggen van verdachte verrichtingen inzake witwassen, dat zijn toepassing zal leiden tot meer rechtszekerheid, maar tevens tot een toename van het aantal meldingen aan de Cel voor financiële informatieverwerking; Gelet op de hoogdringendheid, verantwoord doordat de mededeling van informatie aan de Minister van Financiën betreffende de geviseerde fraude zich geenszins beperkt tot de “BTW-carrousels” maar ook kan worden gerelateerd aan typologieën zoals frauduleuze kasgeldvennootschapsconstructies, frauduleus gebruik van patrimoniumvennootschappen of buitenlandse rechtspersonen, constructies inzake douane en accijnzen in fraudegevoelige sectoren en facturenzwendel; Gelet op de hoogdringendheid, verantwoord doordat de Ministerraad van 18 maart 2007 besliste dat de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme in 2007 34 miljoen EUR inkomsten dient op te leveren; Overwegende dat de instellingen en personen bedoeld in de artikelen 2, 2bis en 2ter van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme krachtens artikel 14quinquies van deze wet gehouden zijn onmiddellijk de Cel voor financiële informatieverwerking in te lichten van elk feit of elke verrichting waarvan ze weten of vermoeden dat het verband kan houden met witwassen van geld afkomstig uit ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend, inclusief van zodra zij minstens één van de indicatoren opsporen die de Koning bij koninklijk besluit vastlegt; Overwegende dat het aangewezen is de preventieve aanpak ter opsporing van een ernstige en georganiseerde fiscale fraude die aan de basis ligt van de verdachte verrichtingen te vervolledigen, door het gebruik van een lijst van indicatoren die toelaat relevante verrichtingen terzake beter aan te duiden; Gelet inderdaad op de moeilijkheid om de gevallen van ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend af te lijnen, is het opstellen van een lijst met indicatoren van die aard de instellingen en personen vermeld in de artikelen 2, 2bis en 2ter van de wet van 11 januari 1993 bij hun analyse te helpen
129
BIJLAGE 4
wanneer zij het bestaan van een ernstige en georganiseerde fiscale fraude vermoeden aan de basis van verdachte verrichtingen inzake witwassen; Overwegende dat het rechtstreekse doel dat door deze maatregel wordt nagestreefd in hoofdzaak betrekking heeft op de omkadering van de uitvoering van de verplichtingen opgelegd aan de melders door hen toe te laten te verwijzen naar een lijst met indicatoren die de weergave is van verschillende situaties uit de praktijk waarmee de instellingen en personen onderworpen aan de wet van 11 januari 1993 worden geconfronteerd; Overwegende dat het noch denkbaar noch wenselijk is deze indicatoren te beperkend te definiëren en dit opdat ze precies de verschillende hypotheses kunnen dekken waarmee de melders kunnen worden geconfronteerd en dus belangrijke verrichtingen en feiten inzake het witwassen van geld afkomstig van ernstige en georganiseerde fiscale fraude kunnen onderscheiden en beogen; Overwegende dat de aanwezigheid van één van de indicatoren in deze context de instellingen en personen onderworpen aan de wet van 11 januari 1993 ertoe verplicht een melding te verrichten aan de Cel voor financiële informatieverwerking; Overwegende dat het opstellen van zo’n lijst dus dringend en noodzakelijk is voor de goede werking van het preventief antiwitwasstelsel; Overwegende dat de aldus gedefinieerde indicatoren de twee weerhouden criteria zullen moeten verduidelijken die de fiscale fraude kenmerken wanneer ze beschouwd wordt als een onderliggend misdrijf voor witwassen in de zin van de wet van 11 januari 1993; Overwegende dat het eerste criterium slaat op het ernstig karakter van de fraude, d.i. vooral de aanmaak en/of het gebruik van valse stukken, alsook het hoge bedrag van de verrichting en het abnormaal karakter van dit bedrag gelet op de activiteiten of het vermogen van de cliënt; Overwegende dat het tweede criterium slaat op de organisatie van de fraude waarbij een constructie wordt gebruikt met opeenvolgende verrichtingen en/of de tussenkomst van één of meerdere tussenpersonen en waarbij hetzij procédés van internationale omvang, hetzij ingewikkelde simulatie- of verhullingsmechanismen met vennootschapstructuren of juridische constructies worden aangewend; Overwegende dat de indicatoren bedoeld in artikel 14quinquies van de wet van 11 januari 1993 elke twee jaar worden geëvalueerd in overleg met de Cel voor financiële informatieverwerking, de Commissie voor het Bank-, Financie en Assurantiewezen en de Belgische federatie van de financiële sector. Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Financiën, en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij: Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan
3°
de tussenkomst van tussenpersonen (stromannen) die op-
onder “wet”: de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van
treden voor rekening van vennootschappen betrokken bij
het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van
de financiële verrichtingen;
geld en de financiering van terrorisme.
4°
het uitvoeren van financiële verrichtingen die verdacht of
Art. 2. De in artikel 14quinquies van de wet bedoelde indica-
atypisch zijn gelet op de gewoonlijke uitoefening van de
toren zijn de volgende:
activiteiten van de onderneming, in sectoren die zeer concurrentieel zijn of bijzonder gevoelig voor BTW-carrousel
1°
de tussenkomst van opgerichte of overgenomen scherm-
fraude, zoals bijvoorbeeld de sectoren voor computerap-
vennootschappen met maatschappelijke zetel in een fis-
paratuur, voertuigen, telefonie (GSMs), textiel, hi-fi, video
caal paradijs of offshorecentrum of op het privé-adres
en electronica;
van een stroman, of die atypische verrichtingen uitvoeren gelet op hun maatschappelijk doel, of die een onzeker of
5°
zet op recent geopende bankrekening(en) die tot dan toe
incoherent maatschappelijk doel hebben; 2°
weinig of niet gebruikt werden, door een exponentiële toename van het aantal verrichtingen en hun omvang;
het gebruik van vennootschappen waarin kort voor het uitvoeren van de verdachte financiële verrichtingen ver-
de zeer forse stijging in een korte tijdspanne van de om-
6°
de vaststelling van onregelmatigheden in de facturen die
scheidene statutaire wijzigingen zijn opgetreden zoals het
worden voorgelegd ter rechtvaardiging van de financiële
aanduiden van een nieuwe bestuurder, de wijziging van
verrichtingen, zoals het ontbreken van een BTW-nummer,
de maatschappelijke benaming, de uitbreiding of wijzi-
nummer van een financiële rekening, factuurnummer,
ging van het maatschappelijk doel of de verplaatsing van
adres of data of wanneer deze gegevens niet kunnen
de maatschappelijke zetel;
worden verstrekt;
130
BIJLAGE 4
7°
het gebruik van doorsluisrekeningen en de opeenvolging van meerdere verrichtingen, waaronder desgevallend zelfs beperkte opnames in contanten (afhouden van commissies), voor een omvangrijk totaal bedrag, terwijl er vaak nauwelijks enig positief saldo op de rekeningen staat;
8°
het gebruik van tussenrekeningen of rekeningen van titularissen van niet-financiële beroepen als doorsluisrekening waardoor de identificatie van de werkelijke economische begunstigde en van de banden tussen de oorsprong en de bestemming van de fondsen wordt bemoeilijkt. Dit gebruik kan ook worden gekenmerkt door het aanwenden van complexe vennootschapstructuren en juridische en financiële constructies die de beheers- en bestuurmechanismen weinig transparant maken;
9°
de internationale dimensie van de financiële verrichtingen waardoor hun economische en financiële rechtvaardiging moeilijk kan worden begrepen daar ze zich meestal beperken tot het louter transiteren van fondsen die uit het buitenland komen en er weer naar vertrekken;
10° de weigering van de cliënt of zijn onmogelijkheid om onderliggende stukken voor te leggen aangaande de herkomst van de ontvangen fondsen of voorgehouden grondslag van de betaling; 11° het organiseren van insolvabiliteit door de snelle verkoop van activa aan verbonden natuurlijke of rechtspersonen of aan niet-marktconforme voorwaarden; 12° het gebruik van back-to-back leningen die erin bestaan fondsen naar het buitenland te transfereren voor een kredietaanvraag bij een bankinstelling in dat land waarbij de fondsen als garantie in bewaring worden gegeven om de geleende fondsen daarna naar het land van oorsprong te repatriëren, waardoor het proces wordt voltooid daar de vennootschap in werkelijkheid aan zichzelf leent; 13° de betaling van commissielonen aan buitenlandse vennootschappen zonder commerciële activiteit evenals de storting of overschrijving naar België vanuit dergelijke vennootschappen. Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2007. Art. 4. Onze minister bevoegd voor Financiën en Onze minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit Besluit.
131
CEL VOOR FINANCIELE INFORMATIEVERWERKING Gulden Vlieslaan 55, bus 1 - 1060 Brussel Telefoon: 02/533.72.11 - Fax: 02/533.72.00 E-mail:
[email protected] Internet: www.ctif-cfi.be Verantwoordelijke uitgever: Jean-Claude DELEPIÈRE Gulden Vlieslaan 55, bus 1 - 1060 Brussel