Inspectierapport Mijn Tweede Thuis (BSO) Sweelinckplein 5 3314CL DORDRECHT Registratienummer 219949748
Toezichthouder: In opdracht van gemeente: Datum inspectie: Type onderzoek: Status:
Dienst Gezondheid en Jeugd Dordrecht 11-01-2016 Jaarlijks onderzoek Definitief
Inhoudsopgave Het onderzoek ................................................................................................................. 3 Observaties en bevindingen ............................................................................................... 4 Pedagogisch klimaat ..................................................................................................... 4 Personeel en groepen .................................................................................................... 6 Inspectie-items................................................................................................................ 8 Gegevens voorziening ..................................................................................................... 10 Gegevens toezicht .......................................................................................................... 10 Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum .......................................................................... 11
2 van 11 Inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 11-01-2016 Mijn Tweede Thuis te DORDRECHT
Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek. Beschouwing Buitenschoolse opvang (BSO) Mijn Tweede Thuis is gevestigd in een pand waar ook kinderdagverblijf Mijn Tweede Thuis gevestigd is. De BSO bevindt zich op de eerste verdieping en maakt samen met de dagopvang gebruik van de aangrenzende buitenspeelruimte. De BSO bestaat uit één basisgroep van maximaal 20 kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar. Inspectiegeschiedenis In 2014 en 2015 zijn jaarlijks inspecties uitgevoerd op de locatie, waarbij geen tekortkomingen zijn geconstateerd. Huidige inspectie Op 11 januari 2016 heeft een jaarlijks regulier inspectieonderzoek plaatsgevonden. De bevindingen op hoofdlijnen zijn dat de houder voldoet aan de kernzaken uit de Wet kinderopvang. De sfeer is gemoedelijk en ontspannen. Er zijn weinig kinderen, ze spelen met veel plezier samen. De beroepskracht is enthousiast en betrokken.
Advies aan College van B&W Geen handhaving.
3 van 11 Inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 11-01-2016 Mijn Tweede Thuis te DORDRECHT
Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat
Pedagogisch beleid BSO Mijn Tweede Thuis heeft een pedagogisch beleidsplan vastgesteld waarin de visie op de omgang met kinderen is vastgelegd. In het pedagogisch beleidsplan staat: 'Kenmerkend in de visie is dat het kind centraal staat en de pedagogische kwaliteit voorop. Wij delen de mening dat kinderopvang goed is voor kinderen, ouders en de maatschappij'. De vier wettelijk vastgestelde competenties zijn concreet en observeerbaar opgenomen in het beleidsplan. Deze competenties zijn gericht op het bieden van emotionele veiligheid, het stimuleren van de persoonlijke en sociale vaardigheden en de overdracht van normen en waarden tijdens de opvang. Het beleid beschrijft aan de hand van voorbeelden de benadering van kinderen en de bijdrage van de buitenschoolse opvang aan hun ontwikkeling. Tezamen voldoen deze documenten aan de gestelde kwaliteitseisen.
Pedagogische praktijk De Wet kinderopvang stelt dat de houder zorg dient te dragen voor de uitvoering van het eigen pedagogisch beleid. Ook is de houder verplicht om kinderen emotionele veiligheid te bieden en de persoonlijke en sociale vaardigheden te stimuleren. Daarnaast moeten waarden en normen worden overgedragen. Bij het beoordelen van de observaties is uitgegaan van de vier basiscompetenties uit de Wet Kinderopvang waaraan de pedagogische praktijk minimaal moet voldoen. De houder bespreekt de uitvoering van het pedagogisch beleid door een geplande teamoverleggen. Tevens vinden op structurele basis locatieoverleg of groepsbesprekingen plaats. De beroepskrachten bespreken praktische en inhoudelijke zaken in aanwezigheid van en met hun leidinggevende. Het beeld over het pedagogisch klimaat is tot stand gekomen door waarnemingen tijdens de observatie op de groepen. Ook zijn er gesprekken gevoerd met de beroepskrachten. Emotionele veiligheid De beroepskrachten hebben veel aandacht voor de kinderen. Ze betrekken de kinderen tijdens gesprekjes en reageren op hun bijdrage. De beroepskrachten kennen ieder kind in de groep; ze kennen hen bij naam en weten persoonlijke bijzonderheden (bijv. karakter, hobby, allergieën). In het contact met het kind wordt die kennis gebruikt. De beroepskrachten gedragen zich sensitief en responsief naar de kinderen. Zij laten actief merken dat zij het kind begrijpen en reageren daar adequaat op. De beroepskrachten passen hun lichaamshouding aan, op ooghoogte praten, door de knieën gaan als zij bij spelsituaties meekijken en praten met taal (zinsbouw, woordkeuze) die past bij de leeftijdsgroep. De beroepskrachten geven complimentjes, maken grapjes, knuffelen, hebben oogcontact en treden bemoedigend op als een kind dat nodig heeft. De beroepskrachten reageren op een warme en ondersteunende manier op kinderen. Zij gaan op een ongedwongen manier om met ieder kind. De kinderen laten zich enthousiast maken en motiveren door de beroepskracht; zij reageren op initiatieven van de beroepskracht. De kinderen zijn rustig en ontspannen in het contact met de beroepskrachten. De kinderen schakelen de beroepskrachten in als ze hulp of steun nodig hebben. Er is een aangename sfeer in de groep. De kinderen tonen in hun gedrag dat ze zich op hun gemak voelen.
4 van 11 Inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 11-01-2016 Mijn Tweede Thuis te DORDRECHT
Persoonlijke competentie De beroepskrachten sluiten aan op wensen en ideeën van een kind bij het organiseren van activiteiten. Zij begeleiden een kind om zelf te kiezen en initiatief te nemen. De beroepskrachten tonen hun betrokkenheid door met aandacht naar individuele kinderen te luisteren en aan te sluiten op de inhoud en reikwijdte van wat een kind vertelt. De beroepskrachten en de kinderen waarderen elkaars aanwezigheid door samen te praten, naar elkaar te luisteren, plezier te maken, ervaringen te delen. Het programma bestaat uit vrij spel en individuele en groepsactiviteiten. De activiteiten zijn gevarieerd en bieden zowel rustmomenten als actieve uitdaging. Kinderen hebben er plezier en zin in. De kinderen hebben een parcours met kussens gemaakt in de groepsruimte. De kinderen ruimen samen alles op en kiezen een boekje uit wat de beroepskracht voorleest. Er is voldoende spelmateriaal voor de verschillende ontwikkelingsgebieden en leeftijdsgroepen. Het spelmateriaal is zichtbaar en bereikbaar voor kinderen. Tijdens het fruit eten wordt er gesproken over kleuren in het Engels. De kinderen kennen al verschillende woorden in de Engelse taal. Er is een activiteit met woorden over het thema 'winter'. Ze maken een woord-web. De beroepskracht schrijft het woord op een groot vel papier. De kinderen bedenken andere woorden die hiermee te maken hebben, zoals winterjas, ijs, sjaal, sneeuw. De kinderen schrijven de woorden op het grote vel. Sociale competentie De beroepskrachten moedigen interactie tussen leeftijds- en/of groepsgenootjes aan. Zij helpen, indien nodig, de kinderen om contact met elkaar te maken. Zij bieden spel aan dat aanzet tot overleg, afstemmen, elkaar helpen, emoties delen, van elkaar leren. De beroepskrachten moedigen gesprekken tussen henzelf en de kinderen, en tussen kinderen onderling aan, door zowel luisteren als praten. Beroepskracht en kind dragen beiden bij aan de inhoud en voortgang van het gesprek. Als er iets gebeurt, is dit aanleiding voor een gesprek met individuele kinderen, in een klein groepje of met de hele groep. Tijdens een gesprek aan tafel vraagt de beroepskracht aan een kind hoe het met mama gaat. De moeder van het kind is zwanger. 'Mama heeft een dikke buik', zegt het kind. In de zomer komt de baby. Het meisje krijgt een broertje. De kinderen vertellen ook over hun broertjes en zusjes. De beroepskracht is ook zwanger. Ze weten nog niet of het een jongen of een meisje is. Ze praten er met elkaar over. De beroepskrachten zetten zich in voor een positieve sfeer door zorg voor de inrichting en aankleding van ruimte en activiteiten. Zij maken grapjes, zijn behulpzaam en hebben aandacht en zorg voor alle kinderen. Overdracht van waarden en normen Kinderen reageren positief op andere kinderen. Er is belangstelling en nieuwsgierigheid naar wat andere kinderen doen en kunnen. Kinderen hebben plezier met elkaar. De beroepskrachten spreken kinderen aan op hun omgang met elkaar en de beroepskrachten, bij het aangaan en uitvoeren van activiteiten. De kinderen worden gewezen op bepaalde regels, zoals de handen wassen vóór het eten en na de toiletgang. Kinderen worden aangezet tot sociaal gedrag (bv elkaar helpen, op je beurt wachten, anderen laten uitpraten). De kinderen ruimen samen op en de beroepskracht geeft hen complimenten en een 'high five'. De beroepskrachten zijn zich bewust van hun professionele voorbeeldrol. Zij gedragen zich volgens de waarden en normen die in het pedagogisch beleid staan. Beroepskrachten treden op een professionele manier op in de omgang met andere volwassenen, zoals collega’s en ouders. Zij gaan respectvol met collega’s om, zijn vriendelijk, luisteren en tonen begrip en betrokkenheid. Zij zijn zich bewust van hun uitstraling als mede-opvoeder en vertrouwenspersoon en maken dit zichtbaar in hun lichaamshouding, taalgebruik en omgangsvormen. Uit deze observatie blijkt dat de houder voldoet aan de wettelijke voorwaarden betreffende het pedagogisch klimaat. Op de buitenschoolse opvang Mijn Tweede Thuis is voldoende aandacht voor het bieden van emotionele veiligheid, stimulans van de persoonlijke en sociale vaardigheden en overdracht van waarden en normen.
Gebruikte bronnen: • Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (leidinggevende) • Interview anderen (aanwezige beroepskrachten) • Observaties • Pedagogisch beleidsplan
5 van 11 Inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 11-01-2016 Mijn Tweede Thuis te DORDRECHT
Personeel en groepen
Verklaring omtrent het gedrag De verklaringen omtrent het gedrag van de werkzame beroepskracht en stagiaire zijn ingezien. Deze verklaringen zijn na 1 maart 2013 afgegeven en bevatten de juiste screeningskenmerken voor de werkzaamheden in de kinderopvang. Hieruit blijkt dat voldaan wordt aan de voorwaarden gesteld aan de verklaringen omtrent het gedrag in de Wet kinderopvang.
Passende beroepskwalificatie Beroepskwalificaties van de werkzame beroepskrachten zijn ingezien op de locatie. Hieruit blijkt dat aan de kwalificatie-eis conform de CAO Kinderopvang is voldaan.
Opvang in groepen Op buitenschoolse opvang Mijn Tweede Thuis vindt de opvang plaats in een basisgroep van maximaal 20 kinderen in de leeftijd van 4 – 12 jaar. Tijdens het inspectiebezoek waren er 2 kinderen aanwezig op de groep met 1 beroepskracht en een stagiaire. Hieruit blijkt dat omvang en de samenstelling van de groepen voldoen aan de wettelijke voorwaarden. De houder voldoet aan de kwaliteitseisen om kinderen in de basisschoolleeftijd op te vangen in vaste groepen.
Beroepskracht-kindratio Op basis van steekproeven uit de planningslijsten, personeelsroosters en de daadwerkelijke bezetting van de groepen is de verhouding tussen het aantal kinderen en de ingezette beroepskrachten als voldoende beoordeeld. Tijdens het inspectiebezoek waren slechts 2 kinderen aanwezig van de 4 kinderen die op de lijst staan voor de maandag. Er was een beroepskracht aanwezig en een stagiaire. Hieruit volgt dat de beroepskracht-kind-ratio voldoet aan de wettelijke normen. Bij ziekte, vakantie en verlof wordt gebruik gemaakt van een vaste invalpool. Op schooldagen zet de houder gedurende een half uur de helft van het aantal beroepskrachten in. Op buitenschoolse opvang Mijn Tweede Thuis vindt deze halfuurs-afwijking plaats tijdens het halen van de kinderen uit school en tijdens het ophaalmoment bij sluiting van de opvang. Op deze momenten is 50% van het verplichte aantal beroepskrachten aanwezig op de locatie. Deze halfuurs-afwijking voldoet hiermee aan de wettelijke normen. Op vakantiedagen is de buitenschoolse opvang 10 uur of langer geopend. Op deze dagen kan afgeweken worden conform de 3-uursafwijking. De houder voldoet aan de drie-uursafwijking voor kindercentra bij aanvang, lunchpauzes en sluiting van de opvang. Voor 9.30 uur, tijdens de lunch en na 16.30 uur wordt de helft van het aantal verplichte beroepskrachten ingezet.
6 van 11 Inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 11-01-2016 Mijn Tweede Thuis te DORDRECHT
De achterwacht in geval van calamiteiten is vastgelegd d.m.v. afspraken met de leidinggevenden. Deze zijn goed telefonisch bereikbaar en kunnen in korte tijd op de locatie aanwezig zijn. Indien als gevolg van het afwijken van de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum ingezet wordt, dan is tenminste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig. Het kinderdagverblijf is tijdens openingstijden van de BSO altijd aanwezig. Het kinderdagverblijf is gehuisvest op de begane grond. De BSO is in hetzelfde pand, op de eerste verdieping gevestigd, boven het KDV. Gebruikte bronnen: • Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (leidinggevende) • Interview anderen (aanwezige beroepskrachten) • Observaties • Verklaringen omtrent het gedrag • Diploma's beroepskrachten • Presentielijsten
7 van 11 Inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 11-01-2016 Mijn Tweede Thuis te DORDRECHT
Inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogisch beleid De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het pedagogisch beleidsplan staat in duidelijke en observeerbare termen het volgende beschreven: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013. (art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht, vrijwilliger is niet ouder dan twee jaar. (art 1.50 lid 4, 8 en 9 en 1.57 lid 1, 2, 3 en 5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
8 van 11 Inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 11-01-2016 Mijn Tweede Thuis te DORDRECHT
Opvang in groepen Ieder kind behoort bij een basisgroep. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De basisgroep bestaat uit maximaal twintig kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
OF De basisgroep bestaat uit maximaal dertig kinderen in de leeftijd van 8 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Beroepskracht-kindratio De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 4 jaar. - 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar. Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 3 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
OF De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 2 beroepskrachten en een extra volwassene per 30 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 4 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder heeft geregeld dat een andere volwassene telefonisch bereikbaar is en binnen 15 minuten aanwezig kan zijn in geval van een calamiteit, indien conform de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 10 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Bij buitenschoolse opvang gedurende schooldagen kunnen ten hoogste een half uur per dag minder beroepskrachten ingezet worden dan volgens de beroepskracht-kindratio vereist is. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De afwijking op vrije dagen of tijdens schoolvakanties betreft maximaal anderhalf aaneengesloten uren voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens de voor dat kindercentrum gebruikelijke middagpauze gedurende maximaal twee uur aaneengesloten. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Indien als gevolg van het afwijken van de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum ingezet wordt, dan is er ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 9 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
9 van 11 Inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 11-01-2016 Mijn Tweede Thuis te DORDRECHT
Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening Website Aantal kindplaatsen
: Mijn Tweede Thuis : http://www.Mijntweedethuis.com : 20
Gegevens houder Naam houder KvK nummer Aansluiting geschillencommissie
: Cemaynur Safranti-Agca : 24487906 : Ja
Gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD Adres Postcode en plaats Telefoonnummer Onderzoek uitgevoerd door
: : : : :
Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente Adres Postcode en plaats
: Dordrecht : Postbus 8 : 3300AA DORDRECHT
Planning Datum inspectie Opstellen concept inspectierapport Vaststelling inspectierapport Verzenden inspectierapport naar houder Verzenden inspectierapport naar gemeente Openbaar maken inspectierapport
: : : : :
Dienst Gezondheid en Jeugd Postbus 166 3300AD DORDRECHT 078-7708500 J. van der Plas
11-01-2016 19-01-2016 27-01-2016 27-01-2016 27-01-2016
: 17-02-2016
10 van 11 Inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 11-01-2016 Mijn Tweede Thuis te DORDRECHT
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.
11 van 11 Inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 11-01-2016 Mijn Tweede Thuis te DORDRECHT