Innoveren en ICT - De rol van gebruikers en de invloed van de sociale omgeving -
Opdracht voor het vak ICT en dienstverlening Ma Business Information Systems Studiejaar 2004-2005 Christiaan Veldkamp 0394378
[email protected] Uilenstede 429-5151 1183 AE Amstelveen +31 (0) 6 47 43 03 75
Sebastiaan Knetsch 0400319
[email protected] Vosholstraat 56 2461 AD Ter Aar +31 (0) 6 14 30 26 40
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Managementsamenvatting In deze studie doen wij onderzoek naar innovatie en ICT-innovatie. Wij onderzoeken vanuit welke invalshoek (technologisch deterministisch of sociale vorming van technologie) ICT-innovaties beschreven kunnen worden en welke rol de gebruiker daarbij speelt. Tevens onderzoeken wij hoe het managementproces verloopt, hoe gebruikersinnovatie wordt toegepast bij traditionele en ICT-innovatie en wat de meerwaarde is van het sociaal vormen van technologie. Wij concluderen dat ICT-innovaties een ander pad volgen dan traditionele innovaties omdat zij op een ander niveau plaatsvinden. De invalshoek voor de sociale vorming van technologie kan aanzienlijke voordelen opleveren, vooral op het gebied van gebruikers. Echter: de technologisch deterministische invalshoek wordt nog steeds veelvuldig ingenomen en verwacht kan worden dat dit in de toekomst zo zal blijven. Gebruikers spelen een belangrijke rol bij zowel innovatie als ICT-innovatie, zij het op een ander niveau. In de toekomst zullen gebruikers meer betrokken worden bij innovatie en ook zelfstandig kunnen innoveren. Het managen van innovatie komt qua proces overeen bij innovatie en ICT-innovatie, maar vindt ook plaats op een ander niveau. ICT-innovatie kan worden bekeken vanuit een technologisch deterministische invalshoek of door de SST (Social Shaping of Technology) invalshoek. Het technologisch determinisme stelt dat de technologie determinerend is en sociale veranderingen teweeg brengt. De SST stelt dat sociale factoren de techniek vormen. Het traditionele innovatieproces bestaat uit vijf stappen welke wij beschrijven en toelichten. ICT-innovaties komen voornamelijk tot stand door het gebruik van ontwikkelingsmethodieken, waarvan wij er drie bespreken en wij beschrijven welke invloed de methodieken hebben op innovatie. Een aparte rol is weggelegd voor gebruikers tijdens het innovatieproces. Wij beschrijven welke rol een gebruiker in kan nemen en welke waarde daarmee voor de organisatie wordt gecreëerd, zowel voor traditionele innovatie als voor ICT-innovatie. Wij stellen dat de gebruikerinnovaties zoals Von Hippel (2005) deze beschrijft gezien kunnen worden als de zesde generatie van innovatiemodellen.
Referaat: innovatie, ICT-innovatie, gebruikersinnovatie, toolkits, SST, technologisch determinisme, lineaire softwareontwikkeling, IAD, SSM, management van innovatie.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
2
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Inhoudsopgave Managementsamenvatting.......................................................................................................... 2 Inleiding......................................................................................................................................... 4 Hoofdstuk 1
Invalshoeken op technologie ........................................................................ 9
1.1
Technologisch determinisme..................................................................................... 9
1.2
Sociale vorming van technologie ............................................................................ 11
1.2.1
Drie scholen van SST ............................................................................................ 12
Hoofdstuk 2
Innovatie........................................................................................................ 16
2.1
Theorie ........................................................................................................................ 16
2.2
Het innovatieproces .................................................................................................. 18
2.3
Management van innovatie ..................................................................................... 21
2.4
Vijf generaties innovatiemodellen .......................................................................... 24
Hoofdstuk 3
De rol van de gebruiker in het innovatieproces ...................................... 26
3.1
Gebruikersinnovaties................................................................................................ 26
3.2
De waarde van gebruikers....................................................................................... 27
3.3
Zijn gebruikers te managen bij gebruikersinnovatie?.......................................... 28
Hoofdstuk 4 4.1
Innovatie door ICT....................................................................................... 29
Lineaire softwareontwikkeling ............................................................................... 29
4.1.1
Innovatie door een lineaire benadering............................................................. 30
4.1.2
Invalshoek.............................................................................................................. 32
4.2
Iteratieve softwareontwikkeling ............................................................................. 32
4.2.1
Innovatie door iteratie.......................................................................................... 33
4.2.2
Invalshoek.............................................................................................................. 35
4.3
Soft Systems methodologie...................................................................................... 36
4.3.1
Innovatie door SSM .............................................................................................. 39
4.3.2
Invalshoek.............................................................................................................. 40
Hoofdstuk 5
Analyse .......................................................................................................... 41
5.1
Innovatie en ICT-innovatie ...................................................................................... 41
5.2
De meerwaarde van het sociaal vormen van technologie................................... 43
5.3
De rol van de gebruiker bij innovatie..................................................................... 46
5.4
Management van innovaties ................................................................................... 47
Conclusie ..................................................................................................................................... 50 Vervolgonderzoek .................................................................................................................. 53 Bronnen........................................................................................................................................ 54
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
3
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Inleiding Innovatie is belangrijk in de huidige markt en kan organisaties een aanzienlijke competitieve voorsprong geven, vooral in de informatie- en communicatie technologie (ICT) sector (Huizenga, 2004). Het Internet speelt bij innovaties op het gebied van ICT een belangrijke rol, waarbij verwacht kan worden dat deze in de toekomst nog groter zal worden. Het is niet voor niets dat Gersenfield (1979) stelt dat “technologische verandering een belangrijke, zo niet de meest belangrijke, factor is voor economische groei”. De impact van innovatie op economische groei wordt wel erkend, maar niet voldoende benadrukt. Zeker is dat technologie een steeds belangrijkere rol heeft gespeeld bij het tot stand komen van innovatie. Maar wat is innovatie eigenlijk. Letterlijk betekent innovatie “het invoeren van iets nieuws”. Dat impliceert dus dat een innovatie iets is wat ofwel (nog) niet bestaat, ofwel een combinatie van oude elementen is waarmee iets nieuws gevormd wordt. Omdat innovaties over onbekende dingen gaan is het moeilijk te managen (Tidd et al., 1997). Het is echter niet zo dat innovaties niet te managen zijn. Er zijn organisaties die manieren gevonden hebben om te gaan met innovaties, zodat deze in ieder geval een positieve bijdrage leveren aan de organisatie. Het is dan ook vooral een managementkwestie om op innovaties te reageren, voornamelijk in termen van het beschikbaar maken van bronnen en coördinatie (Tidd et al., 1997). Om innovaties te kunnen managen is het belangrijk te weten wat de sterke en zwakke punten van bepaalde innovaties zijn (zie ook Tidd et al., 1997). Innovatie komt soms tot stand door bijvoorbeeld een individuele werknemer met een goed idee, maar veel vaker komt een innovatie tot stand door voorafgaand onderzoek. Innovatie op het gebied van ICT komt op een andere manier tot stand dan ‘gewone’ innovaties. Waar bij gewone innovaties meestal sprake is van een (technisch) eureka of een uitvinding, is dit bij ICT al gebeurd in de vorm van de chip. Het gaat daarom voornamelijk om de toepassingen die op de chip draaien, de zogenaamde software. Hiervoor zijn een groot aantal methodieken beschikbaar, waarmee een zekere vorm van innovatie gestimuleerd kan worden. In deze studie analyseren wij drie methodieken, waarbij wij bekijken welke invloed de methodieken hebben op het tot stand komen van innovatie. Naast de onduidelijkheid over het proces van ICT-innovaties is het ook niet duidelijk vanuit welke invalshoek de innovaties op dit gebied worden bekeken. In de literatuur wordt technologie over het algemeen bekeken vanuit twee invalshoeken. De eerste invalshoek is er één van technologisch determinisme. Het technologisch determinisme ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
4
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
beschouwt technologie als een exogene en autonome ontwikkeling die sociale en economische organisaties en relaties dwingt en determineert (Benschop, 1996). De invalshoek beschouwt technologie als dwingend, waarbij sociale factoren zich aan zullen passen aan de techniek. Kritiek op deze stroming komt van auteurs die de technologie bekijken vanuit een sociale invalshoek, de zogenaamde ‘social shaping of technology’ (SST). Deze stroming is ontstaan naar aanleiding van kritiek op het technologisch determinisme (Williams, Edge, 1996). De SST stroming gaat uit van een technologie die wordt gevormd door sociale aspecten, waarbij een wisselwerking tussen sociale en technologische aspecten ontstaat. De auteurs stellen dat technologie op zichzelf niet altijd direct kan worden toegepast, maar dat het van belang is de technologie in een sociale context te plaatsen. De sociale context kan zo een bijdrage leveren de technologie (verder) te vormen. ICT-innovaties hebben vaak een technologisch deterministisch karakter, waarmee de techniek dus als gegeven wordt beschouwd en de sociale omgeving deels verwaarloosd wordt, omdat zij zich moet aanpassen aan de techniek. In deze studie beschrijven wij vanuit welke invalshoek, technologisch deterministisch of de SST, verschillende software methodieken te beschrijven zijn. Wij analyseren welke gevolgen dit heeft voor de rol van de gebruiker en de mate van innovatie. Deze studie heeft als doelstelling het onderzoeken van verschillen en overeenkomsten tussen algemene innovaties en ICT-innovaties specifiek. Wij doen dit door te beschrijven hoe het algemene innovatieproces verloopt en hoe dit voor ICT-innovaties is. Tevens beschrijven wij verschillende invalshoeken op ICT-innovaties en de gevolgen daarvan voor gebruikers en de mate van innovatie. Het management van innovaties heeft een kleine rol in het onderzoek; waarbij management van gewone innovatie vergelijken wordt met dat van ICT-innovatie. Het onderzoek leidt tot een beschrijving van innovatie, ICT-innovatie (aan de hand van een aantal methodieken voor de ontwikkeling van software) en een beschrijving van de verschillende invalshoeken. Met deze beschrijving leveren wij een bijdrage aan de literatuur op het gebied van ICT-innovaties en de relatie tussen verschillende invalshoeken en de invloed daarvan op ICT-innovaties. Figuur
1
geeft
een
schematisch
overzicht
van
deze
studie.
Een
zestal
onderzoeksobjecten kan worden onderscheiden, namelijk: de innovatietheorie, ICTinnovaties, de technologisch deterministische invalshoek, de SST invalshoek, de rol van de gebruiker en gebruikersinnovatie.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
5
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Technologisch
Social shaping of
determinisme
technology
Gebruiker
ICT-innovatie
Toetsing
Gebruikersinnovatie
Innovatietheorie
Figuur 1. Onderzoeksmodel.
De doelstelling en het onderzoeksmodel dienen als basis voor dit onderzoek. Daaruit zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld, die in deze studie beantwoord zullen worden. 1. Volgen ICT-innovaties hetzelfde pad als gewone innovaties en welke verschillen en overeenkomsten zijn hiertussen te vinden? 2. Welke meerwaarde heeft de SST ten opzichte van de technologisch deterministische invalshoek voor ICT-innovaties? 3. Welke rol speelt de gebruiker, wanneer uitgegaan wordt van de SST, in het innovatieproces? 4. Hebben ICT-innovaties een andere managementstijl dan innovaties? Wij beperken ons in deze studie tot de rol van gebruikers in het innovatieproces. Gebruikers spelen volgens ons een belangrijke rol bij innovatieve ideeën en de ontwikkeling daarvan. Wij baseren ons daarbij op Von Hippel (2005) die de gebruiker als een belangrijk element in het innovatieproces ziet. Von Hippel (2005) stelt dat gebruikers vaak zelf innoveren. Een studie onder gebruikers van de Apache webserver toont dit aan; gebruikers waren actief betrokken bij het ontwikkelen en implementeren van functionaliteit. In een andere studie introduceert Von Hippel (Von Hippel & Katz, 2002) zogenaamde ‘gereedschapskisten’ voor gebruikers. Gebruikers kunnen hiermee zelfstandig producten aanpassen en inzetten, daarmee creërend een innovatie. ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
6
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Bovenstaande studies van Von Hippel (2005) en Von Hippel & Katz (2002) tonen het belang van de gebruiker in het innovatieproces. De studie onder Apache gebruikers (Von Hippel, 2005) laat zien dat dit belang ook geldt voor software-innovaties. Wij willen het belang van bijvoorbeeld managers en automatiseerders in het innovatieproces niet ondermijnen, maar laten deze groepen in deze studie buiten beschouwing. Innovaties op het gebied van ICT komen vooral tot stand door de gebruikte methodiek voor softwareontwikkeling. In deze studie beperken wij ons tot drie verschillende software ontwikkelingsmethodieken: (1) lineaire softwareontwikkeling, (2) iteratieve applicatie ontwikkeling en (3) de soft-systems methodiek. Voor deze methodieken is gekozen omdat zij van elkaar verschillen, vooral op het gebied van de rol van de gebruiker, dit stelt ons in staat vergelijkingen te maken op het gebied van innovatiemogelijkheden. “Het invoeren van iets nieuws” is niet voldoende als definitie van innovatie. In deze studie gebruiken wij daarom de definitie die West & Farr (1989, p. 9) hanteren. ‘Innovatie is de bedoelde of vooropgezette introductie of toepassing, binnen een rol, groep of organisatie, van ideeën, processen, producten of procedures, die nieuw zijn voor de relevante adoptie-eenheid, met de bedoeling duidelijk ten voordele te zijn van het individu, de groep, de organisatie of de samenleving in zijn geheel’. De theorie van Rogers (1962) stelt ons in staat de assumptie te maken dat iets, ook al is het al bij andere organisaties uitgevoerd, gerekend kan worden tot een innovatie. De invoering van een ERP (Enterprise Resource Planning) systeem kan voor een organisatie dus een innovatie zijn, ook al zijn ERP systemen al bij vele andere organisaties geïmplementeerd. In de literatuur zijn veel verschillende definities te vinden van het begrip technologie 1 (Fleck & Howells, 2001). In deze studie wordt duidelijk dat verschillende auteurs het begrip vaak gebruiken in een bepaalde context, een algemene definitie ontbreekt. Wij volgen de Fleck & Howells en de suggestie dat technologie gezien kan worden als de ‘kennis en activiteit gerelateerd aan artefacten’. Door deze algemene definitie aan te houden sluiten wij aan bij het beeld van technologie dat de lezer zal hebben. Dit artikel is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk één is een introductie tot de verschillende
invalshoeken.
Wij
beschrijven
de
technologisch
deterministische
invalshoek en de SST, die gebaseerd is op drie scholen.
1
Zie voor een uitgebreide beschrijving van verschillende definities van het begrip technologie het
artikel van Fleck & Howells, 2001.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
7
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
In hoofdstuk twee en drie beschrijven wij innovatie en ICT-innovatie. De nadruk in hoofdstuk twee ligt op de innovatietheorie, het innovatieproces, het management van innovatie en vijf generaties innovatiemodellen. Hoofdstuk drie gaat over drie verschillende methodieken voor ontwikkeling van software. De methodieken worden kort toegelicht en er wordt beschreven welke mogelijkheden tot innovatie er zijn. Vervolgens beschrijven wij welke invalshoek bij de methodiek past. Hoofdstuk vier behandelt de rol van de gebruiker in het innovatieproces. Beschreven wordt welke rol de gebruiker speelt, welke waarde de gebruiker toe kan voegen en hoe de verschillende gebruikers gemanaged kunnen worden. In hoofdstuk vijf analyseren wij de resultaten van de voorgaande hoofdstukken. Wij vergelijken
innovatie
met
ICT-innovatie
en
analyseren
welke
verschillen
en
overeenkomsten er zijn. Vervolgens beschrijven wij de meerwaarde van de SST invalshoek ten opzichte van de technologisch deterministische invalshoek. Bij deze beschrijving spelen gebruikers een belangrijke rol, omdat zij vaak zorgen voor innovatie. De analyse wordt afgesloten met het managen van innovatie en de verschillen hierbij tussen innovatie en ICT-innovatie. Na de analyse volgt de conclusie, waarin de hoofdvragen van deze studie beantwoord worden en suggesties worden gedaan voor vervolgonderzoek.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
8
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Hoofdstuk 1
Invalshoeken op technologie
Technologie kan worden bekeken vanuit verschillende invalshoeken, waarvan het technologische determinisme en de sociale vorming van technologie de belangrijkste zijn (Benschop, 1996; Williams en Edge, 1996). Technologisch determinisme beschouwt de technologie als leidend wat betreft de sociale ontwikkeling. Technologie vormt dan de samenleving en stuurt zichzelf. De sociale vorming van technologie stelt dat de sociale omgeving de technologie ontwikkelt en vormt en is ontstaan uit kritiek op het technologisch determinisme. In dit hoofdstuk beschrijven wij beide invalshoeken.
1.1
Technologisch determinisme
Het technologisch determinisme beschouwt technologie als een exogene en autonome ontwikkeling die sociale en economische organisaties en relaties dwingt en determineert (Benschop, 1996). De Amerikaanse socioloog Ogburn (1922) formuleerde de theorie van de ‘culturele vertraging’ tussen technische en sociale veranderingen (uit: Benschop, 1996). Deze theorie houdt in dat sociale veranderingen altijd achterlopen op technologische ontwikkeling, die volgens een eigen technische rationaliteit verloopt. Maatschappelijke systemen kunnen, door de snelheid waarin zij zich aanpassen, geen invloed uitoefenen op de technologische ontwikkeling van systemen (Ogburn 1922, uit Benschop, 1996). Benschop (1996) stelt dat de technologisch deterministische benadering in twee stellingen kan worden samengevat. De eerste stelling is dat de technologische ontwikkeling een ‘gegeven’ is dat zichzelf voortbrengt en slechts één koers volgt. Hiermee wordt bedoeld dat de technologie zich niet laat vormen door sociale factoren. Technologische innovaties komen dus tot stand zonder oorzaken. De tweede stelling geeft aan dat het technologische proces ‘externe effecten’ of ‘sociale effecten’ heeft. Hiermee bedoelt Benschop dat technologie eenduidige gevolgen heeft voor haar omgeving. De relatie tussen oorzaak en gevolg is automatisch, eenduidig en enkelvoudig. Externe en sociale effecten hebben dan dus geen effect op de ontwikkeling van de technologie. De strekking van beide stellingen is samengevat in Figuur 2.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
9
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Eigen logica en dynamiek Technologische ontwikkeling
Automatisch en enkelvoudig Sociale gevolgen Figuur 2. Technologisch determinisme: een eenvoudig model (Benschop, 1996).
Williams en Edge (1996) sluiten aan bij het eenvoudige model van technologisch determinisme van Benschop (1996). Zij stellen dat technologisch determinisme inhoudt dat het ontstaan van technologie en verandering vooraf bepaald zijn en dat technologische verandering sociale- en organisatorische verandering teweeg brengt. De kritiek van Williams en Edge (1996) op het technologisch determinisme resulteerde in een nieuwe blik vanuit een sociaal oogpunt: de sociale vorming van technologie (SST). Deze kritiek ontstond doordat sociale wetenschappers de techniek vaak als een zekere blackbox beschouwden, waarvan de sociale gevolgen werden onderzocht. Williams en Edge (1996) stellen dat het niet de technologie is die sociale gevolgen teweegbrengt, maar dat sociale gebeurtenissen de technologie vormen. Ook Leonardi en Jackson (2004) sluiten aan bij de standpunten van Benschop (1996) en Williams en Edge (1996). Leonardi en Jackson (2004) volgen Bijker (1995, uit Leonardi en Jackson, 2004) door te stellen dat technologisch determinisme vertegenwoordigd wordt door één of twee geloven. Het eerste geloof stelt dat technologische ontwikkeling een traject volgt dat door de technologie zelf bepaald wordt. Het tweede geloof stelt dat technologie in de sociale wereld handelt volgens voorspelbare en onvermijdelijke wegen. Beide geloven sluiten aan bij de visie dat sociale factoren geen invloed hebben op technologische verandering en dat sociale veranderingen tot stand komen door technologische ontwikkeling. Marx en Smith (1995) beschrijven zowel het technologisch determinisme als de sociale vorming van technologie. Zij stellen dat technologie de meest machtige drijfkracht is achter de moderne wereld. Op een meer dramatische manier stellen zij ook dat technologie de samenleving in een richting kan duwen die zij helemaal niet op wil, dat technologie dus niet meer controleerbaar is.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
10
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
De box ‘technologische ontwikkeling’ in Figuur 2 kan dus worden gezien als een blackbox. Het technologisch determinisme mystificeert de technologie zelf, maar brengt wel sociale verandering teweeg. Dit sluit aan bij de invalshoek zoals Williams en Edge (1996) die innemen. Door technologie als blackbox te beschouwen kunnen een aantal nadelen van het technologisch determinisme worden blootgelegd (Benschop, 1996): (1) het technologisch determinisme blokkeert het zicht op een samenhang tussen technologisch, sociaal-economisch en politiek-culturele processen en structuren, (2) het technologisch determinisme verdoezelt en legitimeert het doen en laten van machthebber en elites, (3) het technologisch determinisme blokkeert het zicht op alternatieve ontwikkelingsmogelijkheden, (4) het technologisch determinisme kweekt passiviteit en cynisme, het stimuleert het gevoel van machteloosheid en ondergraaft het zelfvertrouwen van de werkenden en (6) het blokkeert organisatie van onderop. Een goed voorbeeld van technologisch determinisme is het internet (MacKenzie en Wajcman, 1999). Internet is ontstaan als een netwerk dat werd gebruikt voor academische en militaire doeleinden. Ruim twintig jaar later is het internet uitgegroeid tot een wereldwijd netwerk waarvan de meerderheid in de westerse wereld dagelijks gebruikmaakt. Niemand heeft ooit bedacht dat de sociale gevolgen zo groot konden zijn als bij die van het internet. Het is hier dan ook de technologie die domineert en de mensen dwingt ervan gebruik te maken. Er kan zelfs gesteld worden dat het internet het leven van de westerse wereld sterk heeft veranderd. Ondanks de kritiek op technologisch determinisme (Benschop, 1996; Williams en Edge, 1996; Leonardi en Jackson, 2004; MacKenzie en Wajcman, 1999) wordt de zienswijze zowel in de literatuur als in de praktijk nog steeds veelvuldig gebruikt. Benschop (1996) stelt dat zij als ideologie nog steeds nuttige diensten bewijst. Leonardi en Jackson (2004) stellen dat het technologisch determinisme stabiliteit biedt op het gebied van technologische verandering. Ook stellen zij dat de werkwijze van werknemers zal veranderen wanneer zij gefaciliteerd worden met nieuwe technologieën. In het vervolg van deze studie houden wij de genoemde standpunten als uitgangspunt voor technologisch determinisme. Het eenvoudige model van Benschop (1996) helpt ons het determinisme van technologie te begrijpen en te kunnen toepassen op innovaties.
1.2
Sociale vorming van technologie
Waar aanhangers van het technologisch determinisme van mening zijn dat technologische ontwikkeling autonoom is ten opzichte van de maatschappij, zijn aanhangers van het sociaal vormen van technologie (SST) een heel andere mening
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
11
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
toebedeeld (Mackay en Gillespie, 1992; Williams en Edge, 1996). Studies op het gebied van SST laten namelijk zien dat technologie een sociaal product is, gevormd door de condities van de creatie en het gebruik (Williams en Edge, 1996). Centraal bij SST staat het concept dat keuzes (niet altijd bewust) inherent zijn aan zowel het ontwerp van individuele artefacten als de richting of het traject van innovatieve programma’s. Omdat technologie niet ontstaat uit een voorbestemde logica of enkele bepalende factoren, zijn er verschillende routes van technologieën mogelijk die potentie bieden voor verschillende uitkomsten (Williams en Edge, 1996). De keuzes kunnen verschillende gevolgen hebben voor de maatschappij en voor bepaalde sociale groepen. Met deze visie kan de sociale invloed op bepaalde technologische routes geanalyseerd worden, waarbij verschillende vragen worden losgelaten op de technologie. Ten eerste benadrukt SST de onderhandelbaarheid van de technologie. Hierbij gaat het voornamelijk over het bereik van bepaalde groepen en krachten om de technologie te vormen naar eigen wensen en de mogelijkheden tot verschillende sociale en technologische uitkomsten (Williams en Edge, 1996). Ten tweede stelt SST vragen over de onomkeerbaarheid van technologie. Hierbij gaat het over de mate waarin keuzes worden uitgesloten. Eerdere technologische keuzes hebben invloed op de verdere ontwikkeling van een technologie. Dit komt voornamelijk door de trend dat nieuwe technologieën vaak gebaseerd zijn op bestaande kennis en sociale en technische infrastructuur. De term SST wordt gebruikt als overkoepelende term voor een aantal scholen op het gebied van de invloed van een sociale omgeving op technologie. De scope is daarbij nogal verschillend. Williams en Edge (1996) houden een zeer brede definitie van SST aan en omschrijven het dan ook als een ‘brede kerk’ die een variëteit aan scholen omvat met verschillende oogpunten en intellectuele tradities, zoals industriële sociologie, evolutionaire economie, economische historie en wetenschappelijke sociologie. Mackay en Gillespie (1992) en Wilson (2000) bakenen deze scholen af en geven aan dat er binnen de sociologie van technologie op microniveau drie benaderingen zijn die de basis vormen van SST: de sociale constructie van technologie, de actor-netwerk benadering en de systeembenadering. Voor deze studie wordt deze laatste afbakening gebruikt omdat deze studie ingaat op de invloed van sociale actoren op microniveau. 1.2.1
Drie scholen van SST
In onderstaande tabel wordt een korte samenvatting gegeven van de drie scholen die de basis vormen van SST. De volgende paragrafen geven toelichting op de tabel.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
12
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
De eerste school, de sociale constructie van technologie (SCOT), bouwt voort op de principes
van
de
sociologie
van
wetenschappelijke
kennis.
Hierbij
worden
wetenschappelijke feiten gezien als sociale fenomenen. In het verlengde hiervan worden bij SCOT technologische artefacten sociaal gevormd (Mackay en Gillespie, 1992). Belangrijke sociale sleutelconcepten bij SCOT zijn relevante sociale groepen, interpretatieve flexibiliteit, sluiting en stabilisatie (Bijker, 1993, 2001). In drie onderzoeksstappen worden de sleutelconcepten behandeld en wordt duidelijk vanuit welke visie op SCOT de vorming van technologie beschreven wordt. In de eerste stap van de studie wordt een artefact beschreven door de ogen van relevante sociale groepen. Relevante sociale groepen worden gevormd door actoren met een gelijke mening over het artefact. Deze groepen geven verschillende beschrijvingen van het artefact waardoor er meerdere artefacten kunnen bestaan (Bijker, 1993, 2001). Met deze verschillende artefacten kan de onderzoeker de interpretatieve flexibiliteit van een artefact aantonen. In de tweede stap volgt de onderzoeker hoe de interpretatieve flexibiliteit verdwijnt doordat het ene artefact dominant is over het andere en de meningen samenkomen. Het resultaat is dat er door sociale constructie één artefact overblijft (Bijker, 1993, 2001). In de derde stap wordt het stabilisatieproces geanalyseerd en uitgelegd aan de hand van een breder theoretisch raamwerk. De analyse richt zich op de vraag waarom de desbetreffende route van sociale constructie gevolgd is. Duidelijk bij SCOT is dat techniek een sociale constructie is waarop verschillende relevante groepen invloed uitoefenen. Nadat deze groepen het door onderhandeling of dominantie eens zijn over de betekenis van de techniek, wordt de techniek stabiel en algemeen geaccepteerd. De tweede school is de actor-netwerk benadering (ANT) en is minder extreem dan SCOT. Bij de ANT benadering wordt geen onderscheid gemaakt tussen menselijke en niet-menselijke objecten. Zij worden beide gezien als actoren die een even grote rol spelen bij het ontwikkelen van technologische systemen. De ontwikkeling van een technologie vindt plaats door het formeren van relaties tussen deze actoren in netwerken (Mackay en Gillespie, 1992). ANT gebruikt het principe van vrije associatie, dat de verwijdering eist van alle a priori verschillen tussen het sociale, het natuurlijke en het technologische aspect. Doordat ANT het onderscheid verwijderd tussen de verschillende aspecten, wordt de nadruk gelegd op de totstandkoming van de techniek en niet op de vraag welk technisch of niet-technisch aspect daar puur verantwoordelijk voor is. De nadruk bij de analyse kan later gelegd worden bij de vraag of een bepaalde associatie een grotere invloed heeft dan een andere (Tatnall, 1999).
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
13
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
School
Belangrijke concepten
Standpunten
SCOT
Relevante sociale groepen,
•
interpretatieve flexibiliteit, sluiting en stabilisatie.
Relevante sociale groepen hebben verschillende interpretaties van een artefact.
•
Interpretatieve flexibiliteit verdwijnt doordat een interpretatie dominant is of doordat meerdere interpretaties samensmelten.
•
Wanneer de interpretatieve flexibiliteit verdwenen is ontstaat stabiliteit.
ANT
Sociotechnisch netwerk,
•
vrije associatie en translatie.
ANT maakt geen onderscheid tussen het technische, natuurlijke en sociale aspect.
•
De ontwikkeling van een techniek vindt plaats in een sociotechnisch netwerk.
•
Translatie speelt een centrale rol en zorgt voor adoptie van de techniek.
•
Systeem-
Technologisch systeem,
benadering
naadloos weefsel van
sociale ontwikkeling en sociale factoren zijn
techniek en samenleving.
belangrijk voor technische ontwikkeling. •
Niet-technische factoren zijn belangrijk voor
Wat technisch is en wat sociaal is ligt niet a priori vast.
•
De wereld is gemaakt van ‘socio-technical stuff’.
•
Techniek is in het begin sociaal deterministisch maar eindigt technologisch deterministisch.
Tabel 1. De drie scholen die de basis vormen van SST.
Bij een actor-netwerk benadering is een centrale rol weggelegd voor translatie (Bijker, 2003). Er wordt in een netwerk constant onderhandeld over de stabiliteit en de sociale orde, waarbij het afstemmen van interesses een belangrijke rol speelt. De stabiliteit van een netwerk is afhankelijk van de bekwaamheid in het netwerk om verschillende interesses te vertalen naar eigen interesses. Door deze translatie kan ondersteuning in het
netwerk
groeien
en
daarmee
wordt
de
stabiliteit
beter.
Translatie
bij
informatiearchitectuur kan bijvoorbeeld plaatsvinden door specifieke benodigdheden van gebruikers te vertalen naar algemenere behoeften die omvat kunnen worden in één technische oplossing. De technische oplossing wordt geaccepteerd door alle gebruikers
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
14
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
omdat zij de technische oplossing weer kunnen vertalen naar een eigen context (Hanseth en Monteiro, 1995). De derde school, de systeembenadering van Hughes (1987), bestudeert technologieën niet als afzonderlijke artefacten. Het functioneren van een technologisch systeem is namelijk een wisselwerking tussen de technische en de organisatorische, economische, politieke, juridische en culturele componenten van het systeem. Het technologische systeem kan worden gezien als een naadloos weefsel van techniek en samenleving. Bijker geeft aan dat er drie versies zijn van dit naadloze weefsel van techniek en samenleving. De eerste versie geeft aan dat niet-technische factoren belangrijk zijn voor sociale ontwikkeling en dat sociale factoren belangrijk zijn voor technische ontwikkeling. De tweede versie geeft aan dat wat technisch is en wat sociaal is niet a priori vastligt. De derde versie ziet de wereld als iets gemaakt van ‘social-technical stuff’ (Bijker, 2003). Ook bij de systeembenadering van Hughes wordt duidelijk dat het sociale en het technische aspect met elkaar verweven zijn in technologische systemen. Bij de systeembenadering van Hughes speelt het technisch momentum een belangrijke rol. Hughes geeft aan dat een technologie in het begin gevormd kan worden door de maatschappij. Hoe meer een technologie volwassen wordt en groeit in complexiteit, hoe meer de techniek bepalend wordt. Een technologie is in het begin dus sociaal deterministisch maar kan zich door te tijd heen evolueren tot technologisch deterministisch van aard. De techniek wordt dus over de tijd heen onomkeerbaar. Ondanks dat de drie scholen technologische ontwikkeling op verschillende manieren benaderen, komt het centrale concept dat keuzes (niet altijd bewust) inherent zijn aan zowel het ontwerp van individuele artefacten als de richting of het traject van innovatieve programma’s terug in elk van de drie scholen. Deze keuzes hebben een sociaal karakter, of het nu plaatsvindt in een sociotechnisch netwerk of tussen relevante sociale groepen. Bij het analyseren van innovatietheorie en ICT-innovaties zal de rol van de mens, in dit geval de gebruiker, dan ook geanalyseerd worden om aan te geven of de desbetreffende theorie c.q. methodiek uitgaat van de sociale vorming van technologie of van het technologisch determinisme. De verschillende uitgangspunten van de drie scholen kunnen daarbij als referentiepunt gebruikt worden.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
15
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Hoofdstuk 2
Innovatie
Dit hoofdstuk over innovatie vormt de inleiding tot de innovatietheorie. De theorie en de verschillende visies daarop worden besproken. Daarna wordt ingegaan op de stappen van het innovatieproces, de manier waarop innovaties gemanaged kunnen worden en verschillende generaties van innovatiemodellen.
2.1
Theorie
Er zijn een aantal theorieën over innovatie die als leidend gezien worden in de algemene innovatietheorie. Joseph Schumpeter wordt bijvoorbeeld vaak genoemd als de ‘Godfather’ van innovatiestudies (Tidd et al., 2005). Schumpeter verklaart innovatie als volgt: entrepreneurs zullen proberen om technologische innovatie te gebruiken – een nieuw product, een nieuwe dienst of een nieuw proces om te produceren – om strategische voordelen te behalen. Voor een bepaalde tijd zal met deze strategische voordelen een monopoliepositie verkregen worden. De winst die de entrepreneur hiermee produceert wordt door Schumpeter omschreven als monopoliewinst. De concurrentie zal er echter alles aan doen om deze monopoliepositie af te breken, wat resulteert in een zwerm van nieuwe innovaties en ideeën. Deze activiteiten zullen net zo lang doorgaan totdat de monopoliewinst van de entrepreneur in evenwicht is met de winst van concurrenten. Op het evenwichtige punt zal de cyclus opnieuw van start gaan omdat de entrepreneur dan op zoek gaat naar nieuwe innovatie. Schumpeter spreekt bij innovaties dan ook van een proces van creatieve destructie waarbij een constante zoektocht plaatsvindt om iets nieuws te creëren wat gelijktijdig oude regels vernietigt en nieuwe regels opstelt. Een belangrijke theorie die verder gaat dan alleen het vernietigen van oude regels is de ontwrichtende innovatietheorie van Christensen (uit Tidd et al., 2005). Het onderzoek van Christensen (uit Tidd et al., 2005) laat zien hoe de markt ervoor kan zorgen dat belangrijke grote spelers failliet gaan en nieuwe entrepreneurs zich omhoog werken tot nieuwe dominante partijen. De ontwrichtende innovatietheorie geeft aan dat in veel markten dominante partijen zo goed worden in het vertalen van behoeften van bestaande klanten, dat het potentieel van een mogelijke nieuwe opkomende markt niet gezien wordt. Deze nieuwe markt waar nieuwe partijen de dienst uitmaken kan uitgroeien tot een leidende markt en de oude markt compleet overnemen, waardoor de oude dominante partijen de markt verliezen.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
16
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Een derde theorie is de koppeling die Porter maakt tussen de vijf krachten van industriële competitie en de keuze voor een generieke strategie. De vijf krachten van industriële competitie zijn: (1) de relatie met leveranciers; (2) de relatie met kopers; (3) nieuwe toetreders; (4) substituut-producten; en (5) rivaliteit tussen gevestigde organisaties. Om te kunnen omgaan met de bovenstaande krachten dient de organisatie een keuze te maken tussen vier marktstrategieën, namelijk: algemene kostenleiderschap, product
differentiatie,
kostenfocus
en
differentiatiefocus.
De
keuze
van
een
marktstrategie kan alle vijf krachten voor industriële competitie beïnvloeden. De keuze van marktstrategie die de organisatie maakt heeft directe invloed op de product- en procesontwikkeling. Bij een differentiatiefocus hebben het product en het proces heel andere eigenschappen dan bij een kostenfocus. Porter draagt aan dat het van groot belang is om een keuze te maken in de marktstrategie. Tussen twee strategieën in zitten heeft namelijk lage winsten tot gevolg. Een laatste keuze die de organisatie dient te maken is de keuze tussen innovatieleiderschap of innovatievolger. Innovatieleiderschap vereist een sterke organisatiebrede toewijding ten opzichte van creativiteit en het nemen van risico’s. Daarnaast zijn strakke koppelingen nodig met bronnen van nieuwe kennis en met de benodigdheden en reacties van klanten. De innovatievolger dient heel andere eigenschappen te bezitten. Het volgen van innovaties vereist namelijk toewijding ten opzichte van concurrentieanalyse en –intelligentie en teruggekeerde engineering om te begrijpen hoe innovatieleiders werken, hoe de innovaties gemaakt zijn en waarom deze succesvol zijn bij de klant. Wanneer er dieper ingegaan wordt op wat een innovatie is, dan zijn innovaties onder te verdelen in verschillende typen. Tidd et al. (1997, 2005) geven twee verschillende verdelingen van innovatietypen. De eerste verdeling van innovatietypen zijn productinnovaties, procesinnovaties en dienstinnovaties. Deze drie innovatietypen kunnen ook uitgebreid en ondergebracht worden in de vier p’s van innovatie, namelijk productinnovaties,
procesinnovaties,
positie-innovaties
en
paradigma-innovaties.
Productinnovaties worden gedefinieerd als veranderingen in de dingen die een organisatie biedt. Het gaat hierbij zowel om fysieke producten als diensten. Procesinnovaties worden gedefinieerd als veranderingen in de manier waarop iets gecreëerd wordt en geleverd. Positie-innovaties zijn veranderingen in de context waarin producten en/of diensten worden geïntroduceerd. Paradigma-innovaties worden gedefinieerd als veranderingen in de onderliggende mentale modellen van de organisatie. Naast het onderscheid tussen verschillende typen van innovaties is er ook een belangrijk onderscheid te maken tussen dimensies van innovaties, namelijk radicale innovaties en incrementele innovaties (Tidd et al., 1997, 2005). Radicale innovaties zijn ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
17
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
innovaties die compleet nieuw zijn op de markt. Het gaat hierbij om een compleet nieuwe manier van denken of werken wat grote invloed heeft op de omgeving. Incrementele innovaties zijn minder extreem, omdat het gaat om een wijziging van een bestaand concept. De omgeving zal door een incrementele innovatie veel minder beïnvloed worden. De verschillende typen innovatie kunnen zowel radicaal van aard zijn als incrementeel.
2.2
Het innovatieproces
Om succesvol te innoveren dienen verschillende stappen in een organisatie te worden doorlopen. Innovatie is dus een proces wat bestaat uit verschillende fases. Edison realiseerde dit al en definieerde innovatie als meer dan het eenvoudig verzinnen van goede ideeën; innovatie is het proces van het groeien van goede ideeën naar praktische invullingen. De definities die er bestaan van innovatie verschillen wel, maar dragen allen het belang uit van het completeren van de ontwikkeling en exploitatieaspecten van nieuwe kennis, meer dan alleen de uitvinding (Tidd et al., 1997). Het gedeeltelijk begrijpen van het innovatieproces en het verwaarlozen van bepaalde fases heeft nadelige effecten op het succes van de innovatie. Een sterke nadruk op Research & Development kan bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat een innovatie niet aansluit op de gebruikersbehoefte, of dat de innovatie niet geaccepteerd wordt. Voor de innovatieve organisatie is het dus van groot belang om het gehele proces van innovatie inzichtelijk te hebben. Het proces van innovatie dat in dit hoofdstuk wordt beschreven is door Tidd et al. (1997) opgesteld en biedt houvast voor het managen van de verschillende fases. Het proces bestaat uit vijf fases, waarvan er één optioneel is, en is weergegeven in Figuur 3.
Signalering
Strategie
Resourcing
Implementatie
Leren en re-innovatie
Figuur 3. Fases in het innovatieproces van Tidd et al. (1997).
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
18
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Het innovatieproces zoals Tidd et al. (1997) beschrijven is van een abstract niveau zodat het toepasbaar is op verschillende soorten sectoren, organisaties en innovaties 1. De signaleringsfase Innovatie begint bij het detecteren van signalen in de omgeving over het potentieel voor veranderingen (Tidd et al., 1997). Er zijn verschillende signalen waarmee een innovatie geactiveerd kan worden. Hierbij kan gedacht worden aan nieuwe technologische kansen, veranderende eisen op een gedeelte van de markt door nieuwe wetgeving of toenemende druk van concurrenten. De activiteiten die Tidd et al. (1997) aan deze fase toeschrijven zijn: (1) het scannen van de omgeving voor signalen; (2) het verzamelen en het filteren van signalen van achtergrondruis; (3) het scannen van de toekomst en; (4) het verwerken van signalen tot relevante informatie voor het maken van beslissingen. 2. De strategiefase De strategiefase is belast met het beoordelen van risico’s van een nieuwe innovatie. Zelfs de meest gefundeerde organisatie kan niet ongelimiteerd risico’s nemen met betrekking tot nieuwe innovaties. Het is van belang om signalen uit de omgeving te selecteren en de keuzes passend te maken bij de algemene strategie van de organisatie. Het doel van de strategiefase is om input om te zetten naar een innovatief concept dat verder verwerkt kan worden in de ontwikkelingsorganisatie (Tidd et al., 1997). Er zijn drie belangrijke soorten input voor deze fase. De eerste input komt van de vorige fase en behelst
de
signalen
uit
de
omgeving
over
technologische
kansen
en
marktontwikkelingen. De tweede input bevat de huidige technologische achtergrond van de organisatie. Het is belangrijk om innovatie aan te laten sluiten bij de technologische achtergrond, zodat kennis aanwezig is over hoe het product of de dienst effectief geproduceerd en geleverd kan worden. Het hoeft niet verkeerd te zijn dat een organisatie zich in een heel andere tak van sport begeeft, maar er moet een duidelijke balans en ontwikkelingsstrategie aanwezig zijn (Tidd et al., 1997). De derde input ligt in het verlengde hiervan. De innovatie dient ook aan te sluiten bij algemene bedrijfsvoering. Investeren in bijvoorbeeld flexibele productieapparatuur om de klant te voorzien van een gedifferentieerde productgamma heeft geen zin als de markt zich kenmerkt als een massagerichte markt die puur gericht is op de laagste prijs. Het is dan ook van groot belang om in deze fase de innovatiestrategie af te stemmen op de algemene strategie (Tidd et al., 1997).
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
19
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
3. Resourcing Waar de vorige fase belast was met de strategische keuze voor een bepaalde oplossing, is de fase van het toekennen van bronnen belast met het combineren van interne en externe kennis om de oplossing verder uit de werken. Het gaat hierbij om het genereren van bestaande kennis door Research & Development en het verplaatsen van deze kennis tussen interne en externe bronnen. Aan het begin van deze fase is de oplossing te zien als een uitvinding die bestaat uit een combinatie van ideeën rond een bepaald concept. Het doel van de resource fase is om deze combinatie van ideeën verder uit te werken naar een bepaalde fysieke realiteit. (Tidd et al., 1997). Wanneer dit niet haalbaar blijkt kan een fase teruggegaan worden om het idee aan te passen of te verwerpen. De aard van deze fase is zeer afhankelijk van de natuur van het concept (Tidd et al., 1997). Vaak zijn innovaties van incrementele aard en gaat het om een verbetering van een bestaand ontwerp. De nadruk zal in deze fase dan niet bij het ontwikkelen van nieuwe ideeën liggen. Wanneer de nadruk echter wel ligt bij het ontwikkelen van een nieuw idee, dan speelt creativiteit een grote rol. De resources dienen hierop afgesteld te worden. Dit hoeft echter niet te betekenen dat innovatieve organisaties alle resources zelf in huis moeten hebben. Zeker kleinere organisaties leunen op externe resources en ontwikkelingen. Het is van groter belang dat de organisatie weet hoe, waar en wanneer de resources van externe bronnen geraadpleegd kunnen worden dan alle resources zelf te bezitten. 4. Implementatie De implementatiefase vormt het hart van het innovatieproces waarbij de output tweeledig is, namelijk een ontwikkelde innovatie en een markt die volledig voorbereid is. De ontwikkelfase voor de innovatie wordt vaak gezien als een trechter waarbij bewogen wordt van een brede exploratie naar een afgebakende oplossing met als einddoel een (succesvolle) innovatie. In de praktijk blijkt echter dat er vaak verschillende loops van oplossingen nodig zijn die om kunnen gaan met verwachte en onverwachte problemen op het gebied van techniek en de markt. (Tidd et al., 1997). Hierdoor is deze fase dan ook de meest intensieve fase qua geld en moeite. De marketingactiviteiten dienen parallel te lopen met de verdere ontwikkeling van de innovatie. Of deze markt bestaat uit retailconsumenten of een groep interne gebruikers van een nieuw proces, dezelfde eisen gelden voor het ontwikkelen en voorbereiden van de markt voor innovatie (Tidd et al., 1997). De activiteiten die bij het voorbereiden van de markt horen worden beschreven als het verzamelen van informatie over actuele of geanticipeerde
klantbehoeften
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
en
het
vertalen
van
deze
behoeften 20
naar
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
productkenmerken van de innovatie, maar daarnaast ook het voorbereiden van de marktplaats en de marketing voor het nieuwe product. 5. Leren en re-innovatie (optioneel) Een uitkomst van de lancering van een innovatie is de creatie van een nieuwe stimulans om de cyclus te herstarten. (Tidd et al., 1997). Of een innovatie succesvol is of faalt, er kan altijd veel geleerd worden van het proces als geheel. Leren kan op verschillende niveaus plaatsvinden. Technische lessen kunnen bijvoorbeeld geleerd worden door het gebruiken van nieuwe technologische eigenschappen bij proces- of productinnovaties waardoor de technische competenties van de organisatie uitgebreid worden. Ook kunnen lessen geleerd worden op het gebied van procesvoering en management, waardoor in de toekomst meer kansen verkregen worden op succesvolle innovatie. Bij succesvolle innovatie liggen daarnaast ook kansen tot re-innovatie (Rothwell en Gardiner, 1985 uit Tidd et al., 1997). Dit houdt in dat een succes verder wordt uitgebreid in nieuwe generatie innovaties waarbij de bestaande innovatie uitgebreid wordt met aangepaste of nieuwe kenmerken. Re-innovatie van een succesvolle innovatie kan in sommige gevallen jaren en vele modellen doorgaan.
2.3
Management van innovatie
Het innovatieproces is een complex en onzeker proces dat moeilijk te managen is, maar het is niet onmogelijk. Management heeft alles te maken met routines die in de organisatie ontwikkeld zijn ten behoeve van de verschillende stappen in het innovatieproces. Deze routines zijn te definiëren als bepaalde manieren van organisatorisch gedrag wat in een organisatie gezien wordt als: ‘de manier zoals hier dingen gedaan worden’ (Tidd et al., 1997). Deze patronen reflecteren een onderliggende set van gedeelde geloven over de wereld en hoe daar mee omgegaan kan worden en vormt een onderdeel van de organisatiecultuur. Routines ontstaan als een resultaat van experimenten en evaring over wat goed werkt. Dit wordt dus geleerd door de organisatie. Management is in deze context niet te zien als een manager die leiding geeft, maar meer als hoe dingen aangepakt worden en welke keuzes daarmee gemoeid zijn. Routines kunnen in verschillende vormen in de organisatie aanwezig zijn en weergegeven worden. Vaak wordt dit gedaan in de vorm van procedures, formele en informele structuren en processen. Ook een bepaald beleid kan voortkomen uit routines,
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
21
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
dat erop gericht is om innovatie succesvol te maken. Een goed voorbeeld is volgens Tidd et al. (1997) 3M, dat bekend staat om zijn routines voor reguliere en snelle innovaties. 3M heeft als beleid dat werknemers 15 % van de tijd mogen besteden aan dingen die zij interessant vinden. In deze tijd worden veel goede ideeën voor innovatie ontwikkeld en uitgewerkt. Een belangrijke functie van routines is dat ervoor gezorgd wordt dat organisaties zich onderscheiden van elkaar (Tidd et al., 1997). Elke organisatie heeft haar eigen manieren om problemen aan te pakken en om te gaan met de onzekerheid van de omgeving. Wat voor de ene organisatie een zeer goed werkende managementroutine is, kan voor een andere organisatie niet goed werken. Het simpel kopiëren van routines van ‘beste oplossingen’ heeft dan ook geen zin. Tidd
et
al.
(1997)
maken
onderscheid
tussen
vier
componenten
van
managementroutines die belangrijk zijn bij succesvolle innovatie. De vier componenten zijn weergegeven in Figuur 4, waarbij het innovatieproces zich in het midden van de vier componenten bevindt. Tidd et al. (1997) geven aan dat het een must is om de vier componenten te managen om succesvolle innovatie mogelijk te maken. Met de eerste component, strategie, wordt aangegeven dat het belangrijk is om innovatie en de problemen bij het managen van innovatie op een strategische manier aan te pakken. Bij deze strategische benadering horen vier proposities (Tidd et al., 1997). Ten eerste wordt aangedragen dat bedrijfsspecifieke kennis – inclusief de capaciteit om die te exploiteren – een essentieel kenmerk is van competitief succes. Ten tweede dient de innovatiestrategie een essentieel onderdeel te zijn van de organisatiestrategie, met als doel bedrijfsspecifieke kennis te vermenigvuldigen.
Effectieve Strategie
implementatie mechanismen
Fases in het innovatieproces Ondersteunende organisationele context
Effectieve externe verbanden
Figuur 4. De vier componenten van het innovatieproces (Tidd et al. ,1997).
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
22
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
De derde propositie draagt aan dat een innovatiestrategie om moet kunnen gaan met de externe omgeving die zich kenmerkt door complexiteit en onzekerheid. De laatste propositie ten opzichte van de strategie is erop gericht dat de interne structuren en processen continue in balans moeten met betrekking tot potentiële tegenstrijdige eisen. De tweede component van managementroutines richt zich op het vestigen van effectieve externe koppelingen met als doel innovatie te identificeren, bronnen beschikbaar te maken en te implementeren (Tidd et al., 1997). De externe koppelingen zijn gericht op klanten en andere externe partijen zoals leveranciers en concurrenten. Zoals in het proces van innovatie al naar voren is gekomen zorgen klanten voor belangrijke input voor marktinnovaties. De managementroutines dienen dan ook gericht te zijn op het vertalen van marktwensen naar producteigenschappen. Daarnaast kunnen managementroutines invloed uitoefenen op marktanalyse en marketing. Het is van belang dat de markt klaargemaakt wordt voor de innovatie. Naast deze klantgerichte samenwerking zijn er ook managementroutines nodig voor het vestigen van effectieve allianties met leveranciers en andere partijen. Deze allianties kunnen gebruikt worden om technische en marktgerichte kennis te vergaren, maar ook om nieuwe competenties aan te leren. Het bouwen van effectieve implementatietechnieken wordt gezien als de derde component dat gemanaged dient te worden. Het succes van innovaties hangt namelijk niet alleen af van een duidelijke strategische directie en een effectieve externe positionering, maar ook van het in staat zijn om het project te managen vanaf het initiële idee tot een succesvol commercieel product en/of dienst of een nieuw effectief proces (Tidd et al., 1997). Deze managementroutines zijn gericht op een aantal opeenvolgende activiteiten ten behoeve van het oplossen van het probleem, waarbij een raamwerk met fases nodig is om beslissingen te nemen over het doorgaan of niet doorgaan met de ontwikkeling van een innovatie, het toewijzen van bronnen et cetera. De activiteiten en het raamwerk vereisen managementcapaciteiten voor projecten, het koppelen van verschillende functionele resources, het managen van zowel technische ontwikkelingen als marktontwikkelingen, het veranderingsproces en de zorg voor het vastleggen van de ervaringen waarvan geleerd kan worden. Een tweede punt van aandacht dat speelt bij het bouwen van effectieve implementatietechnieken is de vraag of de innovatie gemanaged kan worden binnen het bestaande organisatorisch raamwerk, of dat nieuwe overeenkomsten nodig zijn. Een managementbeslissing die hierbij gemaakt kan worden kunnen is bijvoorbeeld de keuze voor een interne venture. De laatste component van managementroutines, de ondersteunende organisatorische context, is gericht op het creëren van de innovatieve organisatie. Innovaties ontstaan niet ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
23
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
in een vacuüm en één van de belangrijke factoren voor succes of falen van innovatie is de organisatorische context waar innovaties ontwikkeld en geïmplementeerd worden (Tidd et al., 1997). Ondanks dat organisaties op veel punten met elkaar verschillen zijn er toch een aantal factoren welke een organisatie meer of minder geschikt maken voor innovatie. Factoren die hierbij een rol spelen liggen op het vlak van de structuur van de organisatie, de rolverdeling van sleutelfiguren, de training en ontwikkeling van werknemers, de manier waarop het werk georganiseerd is en hoe de organisatie omgaat met leren en het delen van kennis (Tidd et al., 1997). Daarnaast kunnen managementroutines ook een rol spelen bij het opzetten van kleine innovatieve organisaties die snel groeien, maar ook snel failliet kunnen gaan. Bij deze kleine innovatieve organisaties speelt het creëren van een innovatieve organisatie een grote rol bij het overleven op de markt. Zoals in de bovenstaande paragrafen duidelijk is geworden is innovatie een managementproces waarbij keuzes (bewust of onbewust) een belangrijke rol spelen. De managementroutines scheppen een klimaat waarin het proces van innovatie volledig en op een juiste manier doorlopen kan worden wat een grotere kans op succes tot gevolg heeft. Het is de kunst van de innovatieve organisatie om innovatie als een managementproces te zien en te blijven innoveren.
2.4
Vijf generaties innovatiemodellen
Het proces van innovatie dat Tidd et al. (1997) beschrijven is van een abstract niveau, waardoor verschillende innovatiemodellen passen in het proces. Het proces geeft dan ook geen inzicht in de manier waarop innovatiemodellen zich door de tijd heen ontwikkeld hebben. Het generatiemodel van Rothwell (1994, uit Tidd et al., 1997) geeft dit inzicht wel. In dit model wordt de evolutie van innovatie teruggebracht naar vijf generaties van innovatiemodellen die elk een aantal belangrijke kenmerken bezitten. De vijf generaties met de belangrijke kenmerken zijn weergegeven in Tabel 2. De eerste generatie innovatiemodellen hebben gefungeerd als de basis voor de industriële revolutie. Innovatie ontstaat hierbij door middel van nieuwe technologische geavanceerde producten en manieren van productie. Deze producten en manieren van productie worden ‘gepusht’ op de markt (technologie push). De tweede generatie kenmerkt zich door een verschuiving naar een markt- en klantgerichte
focus.
Bij
deze
focus
bepaalt
de
klant
de
eisen
waarna
de
productietechnologie daarop reageert (vraaggerelateerde pull). Marketing speelt in deze
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
24
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
generatie van innovatiemodellen een belangrijke rol bij het genereren van nieuwe ideeën, omdat moet worden aangesloten bij de wensen van de markt. In de derde generatie van innovatiemodellen worden de push en pull modellen gekoppeld. De markt zorgt voor nieuwe ideeën, maar de productietechnologie verfijnt de ideeën. Andersom zorgt ook Research & Development voor nieuwe ideeën die dan weer verfijnd worden door de markt. Er is dus duidelijk sprake van een wisselwerking tussen de twee gebieden, waardoor Marketing en Research & Development met elkaar gekoppeld dienen te worden. De vierde generatie van innovatiemodellen zijn geïntegreerd van aard. Dit geïntegreerde model zorgt voor een strakke koppeling tussen marketing en technologische activiteiten, samen met sterke koppelingen met leveranciers en leidende klanten. De vijfde en laatste generatie van innovaties bouwt op een geïntegreerd model waarvoor strategisch partnerschappen een belangrijke rol spelen. Deze strategische partnerschappen worden gesloten met zowel leveranciers als klanten, waarmee gebruik gemaakt wordt van expertsystemen en gezamenlijke afspraken op het gebied van marketing en onderzoek. Deze generatie innovatiemodellen kenmerkt zich doordat zij de nadruk leggen op flexibiliteit en snelheid van ontwikkeling met de focus op kwaliteit en andere factoren die niet gericht zijn op de prijs. Generatie
Belangrijke kenmerken
Eerste en tweede
Eenvoudige lineaire modellen; need pull en technology push
Derde
Koppelingsmodel. Herkenning van interactie tussen verschillende elementen met daarbij feedback loops
Vierde
Parallel model, integratie binnen de organisatie, met leveranciers, veeleisende en actieve klanten. Nadruk op koppelen en allianties
Vijfde
Systeemintegratie en uitgebreide netwerken, flexibele en op maat geleverde antwoorden, continue innovatie.
Tabel 2. De vijf generaties van innovatiemodellen (Rothwell, 1994).
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
25
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Hoofdstuk 3
De rol van de gebruiker in het innovatieproces
Dat gebruikers een belangrijke rol bij innovaties dienen te spelen staat buiten kijf. In de verschillende generaties van innovatiemodellen is duidelijk geworden dat de rol van de gebruiker per generatie verschillend wordt opgevat. Bij de latere generaties van innovatiemodellen is de rol van gebruikers steeds prominenter geworden: tot het aangaan van allianties met leidende gebruikers toe. In deze, zoals Von Hippel (2002, 2005) definieert, traditionele innovatiemodellen exploreren fabrikanten de gebruikersbehoeften en maken daarop gebaseerde producten. Omdat de klant steeds meer betrokken wordt bij het ontwikkelingstraject van innovaties stijgen de kosten van het scannen en vertalen van gebruikersbehoeften tot een steeds hoger niveau. Von Hippel (2002) geeft aan dat de traditionele benadering onder druk komt te staan, omdat gebruikersbehoeften steeds sneller wijzigen en fabrikanten zich steeds meer richten op maatwerk om klanten te voorzien in de behoeften. Er
is
een
ontwikkeling
gaande
waarbij
fabrikanten
niet
langer
zelf
de
gebruikersbehoeften scannen en vertalen naar producteigenschappen, maar dit door de klant zelf laten doen in de vorm van gebruikersinnovaties. Deze gebruikersinnovaties kunnen gezien worden als de zesde generatie van innovatiemodellen, zoals die opgesteld zijn door Rothwell (1994). In dit hoofdstuk zal deze relatief nieuwe vorm van innovatie toegelicht worden.
3.1
Gebruikersinnovaties
Gebruikers kunnen doelbewust in staat gesteld worden zelf te innoveren, maar het kan zijn dat gebruikers zelf actie ondernemen om innovatie uit te voeren. Bij gebruikersinnovaties wordt de innovatie opgesplitst in een fabrikantdeel en een gebruikersdeel. De fabrikant blijft verantwoordelijk voor het deel van de innovatie waar zij specialistische kennis van hebben en de gebruiker wordt in staat gesteld om innovatie te vormen naar zijn eigen behoeften. De achterliggende context van gebruikersinnovaties is goed uit te leggen aan de hand van de kleverigheid van fabrikant- en gebruikersinformatie (Von Hippel en Katz, 2002; Von Hippel, 2005). De kleverigheid is te definiëren als de incrementele kosten die benodigd zijn om informatie te verplaatsen van de bron naar de informatiezoeker (Von Hippel en Katz, 2002; Von Hippel, 2005). Wanneer deze kosten hoog zijn dan er is er sprake
van
een
hoge
kleverigheid
van
informatie.
Op
het
gebied
van
productontwikkeling is de kleverigheid van zowel de fabrikantinformatie als de ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
26
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
gebruikersinformatie van een hoog niveau. Over het algemeen bezitten fabrikanten belangrijke
informatie
over
oplossingsmogelijkheden
en
het
productieproces.
Gebruikers bezitten belangrijke informatie over behoeften en de gebruikersomgeving (Von Hippel en Katz, 2002). Bij gebruikersinnovaties wordt de innovatie zo opgesplitst dat de trial & error cyclus bij het totstandkomen van de innovatie geïsoleerd plaatsvindt bij zowel de fabrikant als de gebruiker. De kleverige fabrikanteninformatie en gebruikersinformatie hoeven niet verplaatst te worden omdat zowel fabrikant als gebruiker met het eigen deel van innovatie bezig is. Het resultaat is dat de innovatie sneller en efficiënter ontwikkeld wordt. Naast de voordelen op het gebied van snelheid en efficiëntie zijn er voor gebruikers nog meer voordelen te behalen op het gebied van de vorming van de innovatie naar eigen eisen en behoeften. Op markten waar gebruikers heterogeen van aard zijn, resulteert enige vorm van massaproductie in een groot aantal ontevreden klanten. Maatwerk is dan de enige oplossing (Von Hippel, 2005). Waarom een gedeelte van de gebruikers bij maatwerkproducten graag zelf innoveert en niet overgaat op het laten ontwikkelen van maatwerk door een derde partij, komt volgens Von Hippel en Katz (2002) door de mate van vertrouwen en het plezier van innoveren. Omdat vertrouwen een belangrijke rol speelt bij derde partijen dient de gebruiker (de agent) geld te investeren in het controleproces en de kosten om een principale partij te binden. (Von Hippel, 2005). Het plezier dat gebruikers kunnen ontlenen aan het zelf innoveren komt door het leerproces wat de gebruiker doormaakt. Gebruikersinnovaties geven meer dan ooit inzicht in het product en de totstandkoming daarvan en deze informatie kan een gebruiker ondersteunen bij het gebruiken van het product en de verdere ontwikkeling daarvan.
3.2
De waarde van gebruikers
Het zijn voornamelijk leidende gebruikers die baat hebben bij gebruikersinnovatie en ook werkelijk invloed uitoefenen op het innovatieproces. Leidende gebruikers bevinden zich aan de voorkant van de markt en behalen de meeste voordelen met een oplossing die precies aansluit bij de eigen wensen en eisen (Von Hippel, 2005). Deze leidende gebruikers hebben dan ook het grootste aandeel in gebruikersinnovaties waarna de andere gebruikers de innovatie overnemen. De waarde van gebruikers bij gebruikersinnovaties verschilt per soort innovatie en per fabrikant maar is over het algemeen zeer groot. Bij gebruikersinnovaties waar de gebruiker er zelf voor kiest verder te innoveren heeft de fabrikant totaal geen invloed op
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
27
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
het bereik van de gebruikersinnovatie. Het gevolg kan zijn dat een product totaal wijzigt en dat de fabrikant geheel ontheven wordt uit de functie van productontwikkelaar (Von Hippel, 2005). Bij gebruikersinnovaties die wel door de fabrikant worden geïnitieerd kan de fabrikant parameters meegeven, waardoor het de controle houdt over het bereik en de uitkomst van de innovatie.
3.3
Zijn gebruikers te managen bij gebruikersinnovatie?
Gebruikersinnovaties zijn moeilijk te managen doordat gebruikers een grote ruimte van vrijheid hebben bij het ontwerpen van producten. Een hulpmiddel dat vaak gebruikt wordt het ontwerpen van gebruikersinnovaties zijn toolkits (Von Hippel en Katz, 2002). In deze toolkits zitten enige mogelijkheden voor de fabrikant om de innovatie te managen. Toolkits zijn erop gericht om op een gebruikersvriendelijke manier gebruikers in staat te stellen complete trial en error cyclussen uit te voeren en daarbij een omgeving te scheppen waar eigen ontwerpen gemaakt kunnen worden (Von Hippel en Katz, 2002). Hulpmiddelen die de gebruikers daarbij kunnen gebruiken zijn bibliotheken met vaak gebruikte modules zodat de gebruiker zich kan richten op de unieke elementen van het ontwerp. Een belangrijk element van toolkits is echter ook dat ontwerpen fabriceerbaar moeten zijn zonder enige revisie van de fabrikant (Von Hippel en Katz, 2002). Hier komt een vorm van management bij kijken. De ontwerptechnieken die voor de klant beschikbaar zijn, dienen één op één overgenomen te kunnen worden door de fabrikant. De fabrikant kan in het ontwerp van de toolkit regels inbouwen zodat de klant ontwerpen maakt die door de fabrikant overgenomen kunnen worden. Een tweede vorm van management is het bepalen van de oplossingsruimte van de toolkit. Afhankelijk van de productiemethoden van een fabrikant wordt bepaald in welke mate een gebruiker vrijheid heeft in het ontwerpen (Von Hippel en Katz, 2002). Idealiter zou het zijn dat elk ontwerp mogelijk is, maar de productiemethoden laten dit vaak niet toe. Door het bepalen van de oplossingsruimte wordt de gebruiker regels opgelegd bij het ontwerpen van innovatie. Doordat de gebruiker bij het ontwerpen op de hoogte is van de mogelijkheden en beperkingen worden de beperkingen automatisch in de ontwerpen overgenomen en wordt de klant toch in staat gesteld om zelf te innoveren.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
28
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Hoofdstuk 4
Innovatie door ICT
In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke manier softwaremethodieken een bijdrage kunnen leveren aan innovatie in een organisatie. Er worden drie methodieken beschreven: de lineaire ontwikkelmethode, de iteratieve ontwikkelmethode en de softsystems methode. De drie methodieken verschillen sterk van elkaar en kunnen allen op een andere manier een bijdrage leveren aan innovatie. De iteratieve methodiek en de soft-systems methodiek leveren een grotere bijdrage dan de lineaire methodiek, omdat gebruikers betrokken worden in de methodiek. Tevens wordt beschreven welke invalshoek (technologisch determinisme of SST) bij de methodiek past. Opvallend is dat de lineaire methodiek bijna volledig technologisch deterministisch is, de soft-systems methodiek volledig sociaal gevormd wordt en dat de iteratieve methodiek tussen technologisch determinisme en sociale vorming inzit.
4.1
Lineaire softwareontwikkeling
Bij de ontwikkeling van software wordt vaak gebruik gemaakt van zogenaamde lineaire werkwijze, vaak onder de noemer van het watervalmodel of de software levenscyclus 2 (Plösch et al., 1993). Bij deze methodiek worden een aantal verschillende fases doorlopen tijdens de ontwikkeling van software (zie Figuur 5). De belangrijkste eigenschap van de methodiek is dat alle fases achter elkaar worden doorlopen: de volgende stap mag dus pas gestart worden als de voorgaande in zijn geheel is afgerond. Dit is noodzakelijk omdat de output van de voorgaande fase benodigd is in de volgende fase. Het model is later uitgebreid met de gestippelde lijnen, om zo enige vorm van terugkoppeling mogelijk te maken. Het model kent zes verschillende fases, waarvan het opstellen van vereisten de eerste is. In deze fase worden de eisen van de software geanalyseerd en vastgesteld, vaak aan de hand van input van eindgebruikers. De tweede fase, het functionele ontwerp, bepaalt de architectuur van het te ontwikkelen systeem en de daarbij benodigde technologie. Deze fase vindt plaats op een hoog abstractieniveau. In de derde fase, het technische ontwerp, worden de details voor het ontwerp van de software opgesteld. Deze fase levert een gedetailleerde (technische) beschrijving van de software op.
2
Het is niet helemaal terecht dat het lineaire model en het watervalmodel onder een noemer
vallen. Het belangrijkste verschil zit in de mogelijkheid tot terugkoppeling naar een eerdere fase. In deze studie gaan wij uit van het traditionele lineaire model.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
29
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Requirements Functioneel ontwerp Technisch ontwerp Ontwikkeling Implementatie Onderhoud
Figuur 5. Lineaire ontwikkelingsmethode.
De vierde fase is het bouwen van de software. Fase vijf behelst de implementatie van de software in de organisatie. In deze fase wordt de software door de organisatie in gebruik genomen. Wat volgt is fase zes, waarin de software onderhouden en verbeterd wordt. Deze fase kan worden gezien als een continu proces na implementatie van de software. Kritiek op het lineaire model komt in de literatuur veelvuldig voor. Plösch et al. (1993) geven in eigen onderzoek een opsomming hiervan. Daaruit blijkt dat het lineaire model niet realistisch is omdat de ontwikkeling van software een iteratief proces is. Als de methodiek echter gestart is, kan niet of nauwelijks terug worden gegaan naar een bovenliggende fase (de metafoor met een waterval gaat hier uitstekend op). De klant wordt tijdens het proces niet of nauwelijks betrokken, waardoor sturing vrijwel onmogelijk is. Vaak leidt dit tot software die niet aan de eisen van de klant voldoet. Het idee dat een fase gecompleteerd kan worden is volgens de auteurs dan ook niet realistisch. Zij geven aan dat overlap eerder regel dan uitzondering is. Een ander punt van kritiek is de expliciete scheiding tussen de verschillende fases. Het model zou de complexiteit van interactie tussen verschillende fases niet kunnen weergeven (Plösch et al., 1993). 4.1.1
Innovatie door een lineaire benadering
Innovatie komt met de lineaire ontwikkelingsmethode vooral tot stand door een nieuw idee aan het begin van de ontwikkelingsfase van nieuwe software. Het model in Figuur 5 laat zien dat de lineaire methodiek begint met het opstellen van vereisten voor het
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
30
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
systeem. Dit impliceert dat er vooraf al een idee is wat het uiteindelijke systeem moet gaan doen. De verschillende fases worden vervolgens doorlopen om het systeem te ontwerpen en te ontwikkelen. Omdat de lineaire ontwikkelingsmethodiek uitgaat van een specifiek idee kan de methodiek gezien worden als één met het karakter van een ‘technologie push’ (Tidd et al., 1997). Dit houdt in dat de technologie grotendeels wordt opgedrongen aan de gebruiker, zonder dat de noodzaak daarvan uitvoerig wordt onderzocht (Tidd et al., 1997). De methodiek beaamt dit doordat alle stappen worden uitgevoerd wanneer de eerste stap eenmaal is gezet. Omdat een systeem wordt ontwikkeld dat functionaliteit bevat welke wellicht onnodig is, kan het voorkomen dat technologie wordt opgedrongen aan de gebruiker, omdat het systeem toch gebruikt moet worden. De kracht van het lineaire model ligt in het feit dat ICT-innovatie snel en doeltreffend ontwikkeld kan worden. Wanneer het idee tot innovatie concreet is worden alle fases doorlopen en wordt een systeem ontwikkeld dat direct bruikbaar is. De verschillende bronnen die nodig zijn voor ontwerp en ontwikkeling kunnen vooraf berekend worden en het systeem als geheel kan goed en sterk afgebakend worden. Door deze afbakening kan de functionaliteit vooraf helder gedefinieerd worden en kunnen dus de fases technisch ontwerp, ontwikkeling en implementatie snel worden doorlopen. Het lineaire model kent echter ook een aantal zwakke punten. Het ontbreken van terugkoppeling naar voorgaande fases is daar één van. De ontwikkeling van software wordt in de literatuur omschreven als een iteratief proces (Plösch et al., 1993), iets wat in de lineaire methodiek onmogelijk is. Een ander punt van kritiek is de start vanuit één specifiek idee. Wanneer de methodiek in gang is gezet, wordt deze ook uitgevoerd. Dit kan leiden tot de doelgerichte ontwikkeling van een systeem, maar het kan ook andere innovatieve ideeën remmen of stoppen. Omdat nergens terugkoppeling plaatsvindt, kunnen nieuwe ideeën en inzichten niet worden verwerkt wanneer de ontwikkeling van het systeem is gestart. Ideeën die tijdens het doorlopen van de methodiek ontstaan, zullen dus moeten worden ontwikkeld in een nieuw systeem. Nog een punt van kritiek is het ontbreken van een verkennende fase en sluit aan bij bovenstaande kritiek. Een verkennende fase zou het idee kunnen valideren of afwijzen, maar ontbreekt in de methodiek. Een laatste punt van kritiek is de sterke afbakening van het te ontwikkelen systeem. Omdat afbakening noodzakelijk is om het proces goed te laten verlopen, kan het voorkomen dat bepaalde functionaliteit niet wordt geïmplementeerd terwijl later blijkt dat deze wel noodzakelijk was geweest. Ook dit punt heeft weer te maken met ontbreken van terugkoppeling, wat dus gezien kan worden als het belangrijkste punt van kritiek op de methodiek. ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
31
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
4.1.2
Invalshoek
De lineaire ontwikkelmethode heeft veel kenmerken van het technologisch determinisme. Dit komt omdat de methodiek sterk gericht is op de ontwikkeling van een technisch systeem, waarbij sociale omstandigheden geen of in mindere mate een rol spelen. De uiteindelijke gebruiker(s) worden alleen in de eerste fase, als dat al zo is, betrokken bij het vaststellen van systeemeisen. Tijdens de volgende fases zijn het enkel de ontwikkelaars die het systeem vormen, waarbij technologie vaak leidend is. Door het ontbreken van input van gebruikers en de onmogelijkheid om het systeem te vormen naar sociale omstandigheden zal het ontwikkelde systeem een soort black-box worden. Gebruikers geven aan wat het systeem moet doen en welke resultaten zij verwachten. Deze input is voor de ontwikkelaars voldoende om het systeem te ontwikkelen, daarbij niet in acht houdend dat additionele wensen tijdens het ontwikkelproces zouden kunnen ontstaan. De technologie is daarmee leidend voor de eindgebruikers, omdat zij niet weten wat er gebeurt in het systeem. Het ontwikkelde systeem zal waarschijnlijk een sociale verandering teweeg brengen, omdat gebruikers zich aan moeten passen aan het systeem. Gebruikers weten enkel wat de input voor het systeem is en de output van het systeem. Dit versterkt het gevoel dat de technologie, in dit geval het systeem, leidend zal zijn. Dat duidt op technologisch determinisme (Benschop, 1996).
4.2
Iteratieve softwareontwikkeling
Het evolutionair ontwikkelen van informatiesystemen, zo is de Iterative Application Development (IAD) methodiek in een notendop te beschrijven. De letter I in de afkorting geeft kort en krachtig aan wat IAD eigenlijk betekend: interactief, iteratief en incrementeel. Interactief omdat de methodiek de gebruiker actief laat participeren in het ontwikkelproces, iteratief omdat resultaat bereikt wordt door verschillende fases verschillende keren te doorlopen en incrementeel omdat de software in verschillende stappen wordt ontwikkeld en wordt opgeleverd.
definitiestudie
pilotontwikkeling
invoering
Figuur 6. De IAD ontwikkelingsmethode (Tolido, 1996). ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
32
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
IAD kent drie verschillende fases, welke schematisch zijn weergegeven in Figuur 6. In de eerste fase, definitiestudie, worden doelen en beperkingen van het systeem geanalyseerd, in nauwe samenwerking met de opdrachtgever (Tolido, 1996). In de tweede fase, pilotontwikkeling, vindt de ontwikkeling van de software plaats. Een pilot is een klein deel van het systeem iteratief ontwikkeld worden. In de derde fase, invoering, worden de pilots ingevoerd (hoewel dit lang niet altijd het geval zal zijn). Er bestaand vier veelgebruikte scenario’s als afgeleide van de iteratiestrategie. Het valt buiten het bereik van deze studie deze te beschrijven: wij kunnen volstaan met de notie dat iteratie centraal staat in de IAD methodologie. Het IAD model leent zich goed voor situaties waarin de systeemeisen onduidelijk zijn (en moeilijk te analyseren), situaties waarin cruciale delen van een informatiesysteem vroegtijdig beschikbaar moeten zijn, een groot en complex informatiesysteem ontwikkeld wordt en voor constant evoluerende systemen. Het is daarom van belang dat gebruikers participeren en actief betrokken worden bij het ontwikkelproces (Tolido, 1996). Alleen hiermee kan de IAD methodiek succesvol worden toegepast. Uit onderzoek van Greefhorst en Elswijk (2000) blijkt dat er in toenemende mate behoefte is aan iteratieve ontwikkelmethoden. IAD is daarom één van de vele methodieken die snel aan populariteit wint bij de ontwikkeling van software. 4.2.1
Innovatie door iteratie
De iteratieve aard van de IAD methodiek leent zich uitstekend voor het toepassen van gebruikersinnovaties.
Door
de
nauwe
en
veelvuldige
samenwerking
tussen
ontwikkelaars en gebruikers wordt er constant gecommuniceerd wat nodig is bij de ontwikkeling van het systeem / de pilots. Deze samenwerking vindt plaats gedurende het gehele ontwikkelproces, van definitiestudie tot invoering. Door gebruikers actief te laten participeren in het ontwikkelproces kunnen nieuwe ideeën en wijzigingen in een vroegtijdig
stadium
worden
uitgewerkt.
Bovendien
verhoogt
participatie
het
vertrouwen onder de eindgebruikers (Tolido, 1996), waardoor het nieuwe systeem geaccepteerd wordt. Innovatie bij IAD ontstaat vooral incrementeel. Dit wordt door de Vries (2004) beschreven als het marginaal aanpassen van het systeem door het toevoegen of vervangen van nieuwe elementen. De verschillende iteraties die IAD kent zorgen iedere keer voor een stukje nieuwe functionaliteit, ook dit sluit aan bij de beschrijving van de Vries. Wanneer het systeem voor de eerste keer wordt ingevoerd is er sprake van radicale innovatie, omdat hierbij het gehele systeem gewijzigd wordt.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
33
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Met het mindfullness concept (Swanson en Ramiller, 2004) kan worden aangetoond dat de IAD methodiek kan leiden tot succesvolle innovatie. Swanson en Ramiller (2004) definiëren mindfullness als het vermogen om verwachtingen aan te passen in de context van het onverwachte. Op het gebied van ICT-innovatie zijn verwachtingen vaak niet te voorspellen of niet vooraf definieerbaar (Swanson en Ramiller, 2004). Om toch te kunnen innoveren is het dus belangrijk dat verwachtingen bijgesteld kunnen worden. IAD
biedt
hiervoor
voldoende
mogelijkheden,
bijvoorbeeld
door
het
aanpassingsvermogen van de methodiek. Innovaties volgens het mindfullness concept eisen een grote betrokkenheid van de organisatie (Swanson en Ramiller, 2004). De IAD methodiek biedt de organisatie de gelegenheid gebruiker- en ontwikkelteams samen te stellen. Door gebruikers actief te betrekken bij de ontwikkeling van het systeem wordt een grote betrokkenheid gegarandeerd. Hiermee wordt tevens voorkomen dat de organisatie blindelings een trend volgt. Swanson en Ramiller (2004) beschrijven deze trends in de vorm van buzzwords, waarmee zij bijvoorbeeld kennismanagement, klantrelatie management (CRM) en web services bedoelen. Deze termen zijn voor veel organisaties aanleiding het bijbehorende standaard systeem in te voeren, zonder eerst na te denken over de noodzakelijkheid van het systeem voor de organisatie. De betrokkenheid van gebruikers kan leiden tot nieuwe innovaties die voor de organisatie echt meerwaarde hebben, omdat gebruikers vaak weten wat er speelt en wat noodzakelijk is. Naarmate een organisatie meer leert over een innovatie kan een positie ingenomen worden ten opzichte van die innovatie (Swanson en Ramiller, 2004). De innovatie kan ofwel worden geaccepteerd, ofwel worden verworpen. De acceptatie van een innovatie betekend voor de organisatie niet het einde van het innovatieproces. De verandering kan leiden tot onverwachte potentie van het systeem, waardoor wellicht nieuwe innovaties kunnen ontstaan (zie bijvoorbeeld de innovatiemodellen van Rothwell, 1994). IAD kan door haar iteratieve karakter beide punten tijdens het ontwikkelproces faciliteren. Swanson en Ramiller (2004) hebben tevens een mindlessness concept ontwikkeld. Dit concept gaat uit van het blindelings volgen van de massa; het mee willen doen aan de hype. Een typisch voorbeeld hiervan zijn ERP systemen. Aan het mindlessness concept kleven een aantal bezwaren, bijvoorbeeld het onbewust omgaan met innovatie. IAD ondersteunt het mindlessness concept niet, omdat vorming, ontwikkeling en invoering van een ICT-innovatie specifiek is voor de organisatie. Het betrekken van gebruikers zien Von Hippel en Katz (2002) als een belangrijke factor om innovaties te doen slagen. Vergelijken wij de gereedschapkist (Von Hippel en Katz, 2002) met de IAD methodiek dan vallen een aantal zaken op. Ten eerste stellen Von ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
34
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Hippel en Katz dat iteratie en het betrekken van gebruikers belangrijk is bij innovatie omdat gebruikers vaak goede input geven voor nieuwe innovatie. Ten tweede zien zij het ‘leren door te doen principe als een methode die in veel gevallen een beter systeem opgeleverd. Ten derde stellen zij dat de meest betrokken gebruikers vaak de gebruikers zijn die nieuwe innovaties tot stand kunnen brengen, beter zelfs dan de ontwikkelaars van het systeem. Alle punten zijn terug te vinden in de IAD methodiek door het betrekken van gebruikers en het iteratieve ontwikkelproces. 4.2.2
Invalshoek
De IAD methodiek heeft kenmerken van zowel het technologisch determinisme als de sociale vorming van technologie. De belangrijkste technologisch deterministische kenmerken zijn dat het invoeren van een nieuw systeem wel degelijk de sociale omgeving veranderd, dat deze veranderingen vooraf niet altijd te voorzien zijn en dat de beschikbaarheid van technologie een rol speelt bij de ontwikkeling van het systeem. Kenmerken van de sociale vorming van technologie zijn dat de iteraties ervoor zorgen dat het systeem sociaal gevormd wordt en dat de IAD methodiek belangrijke concepten bevat van de eerder genoemde drie scholen van sociale vorming. Bovenstaande kenmerken zullen wij toelichten in deze paragraaf. De invoeringsfase in de IAD methodiek is de fase waarin het systeem wordt ingevoerd. Het invoeren van een nieuw systeem leidt ertoe dat gebruikers zich aanpassen aan een nieuw systeem. Door de invoering van het nieuwe systeem zullen sociale veranderingen plaatsvinden, wat duidt op technologisch determinisme (Benschop, 1996). Voorbeelden van veranderingen door een nieuw systeem zijn gebruikersopleidingen, cursussen en handleidingen voor het nieuwe systeem (Tolido, 1996). Een tweede vorm van technologisch determinisme is het opstellen van systeemeisen en de keuze voor een bepaald systeem of een bepaalde technologie. De technologie staat hierin vast en biedt weinig ruimte om sociaal gevormd of vervormt te worden. Sociale factoren zullen worden aangepast aan beschikbare en wenselijke technologie, waardoor sprake is van technologisch determinisme. Hierbij sluit aan dat sociale gevolgen niet altijd vooraf bepaald worden. Achteraf kan blijken dat de technologie nieuwe sociale mogelijkheden biedt. Vanuit dit opzicht is de technologie dan determinerend. Een argument tegen het technologisch deterministische karakter van IAD is dat de technologie wel door sociale factoren gevormd wordt, bijvoorbeeld door de participatie van gebruikers gedurende het ontwikkelproces. Door de verschillende iteraties vindt dit zelfs op regelmatige basis plaats. Hierdoor wordt de black-box (Benschop, 1996)
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
35
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
gedeeltelijk door de gebruikers geopend en is de technologische ontwikkeling wel te sturen en in een sociale context te vormen. Een ander argument tegen het technologisch deterministische karakter ligt in de definiëring van het technologisch determinisme. Benschop (1996), Leonardi en Jackson (2004) en Williams en Edge (1996) stellen dat er sprake is van technologisch determinisme als de technologie een eigen koers vaart. Bij de IAD methodiek is dit niet het geval. Dit kan worden gebruikt als argument tegen technologisch determinisme. De IAD methodiek vertoont ook eigenschappen van sociale vorming van technologie. Door de iteraties wordt de techniek gevormd aan de hand van de sociale omgeving en sociale factoren: dit is in overeenstemming is met de SST (Williams en Edge, 1996). De betrokkenheid van gebruikers vergroot de vorming van de technologie en zorgt ervoor dat technologie niet leidend wordt. Ook heeft de IAD methodiek veel overeenkomsten met de drie scholen die de basis vormen voor SST (zie hiervoor Tabel 1). Zo is te zien dat de SCOT benadering ervan uitgaat dat een artefact gevormd wordt door verschillende relevante sociale groepen, hierbij uiteindelijk komend tot een compromis van de relevante groepen. Dit leidt uiteindelijk tot stabiliteit. De ANT benadering gaat uit van een sociaal technisch netwerk waarin de ontwikkeling van een techniek plaatsvindt. De systeembenadering gaat er van uit dat sociale factoren belangrijk zijn voor technische ontwikkeling. IAD sluit met haar iteraties en betrokkenheid van gebruikers aan bij de standpunten van de belangrijke scholen voor SST. Kritiek op bovenstaande argumenten voor een SST benadering zou het standpunt kunnen zijn dat technologie nooit helemaal sociaal gevormd kan worden, waardoor altijd een zeker determinisme zal ontstaan. Is dit niet tijdens de eerste iteratie dan is het wel tijdens latere, of tijdens latere versies van het systeem in haar totaliteit. Met bovenstaande voor en tegen argumenten voor een technologisch deterministische benadering dan wel een SST benadering hebben wij aangetoond dat de IAD methodiek niet door één specifieke benadering te beschrijven is, maar dat eigenschappen van beide benaderingen herkenbaar zijn. De systeembenadering (Hughes, 1987) bevestigd dit door de stelling dat techniek in het begin sociaal deterministisch is maar eindigt als technologisch deterministisch.
4.3
Soft Systems methodologie
Systeemideeën zijn een manier van denken over een bepaald probleem of een manier van het structureren van de discussie daarover (Checkland, 1981). Het is een taal waarin
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
36
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
de wereld als een set van systemen kan worden beschreven. De Soft System methodologie (SSM) verschilt van andere methodieken omdat het uitgaat van de realiteit als een set van systemen. De focus van SSM ligt bij de zogenaamde ‘human activity systems’. Deze kunnen worden gedefinieerd als activiteiten die geordend worden als resultaat van een onderliggende doelstelling of missie (Checkland, 1981). Iedere gebruiker heeft een eigen beeld van een systeem: verschillende beelden kunnen dan ook evenveel ‘waarheid’ bevatten. De methodologie wordt veel gebruikt in situaties waarin weinig bekend is over de exacte oorzaak van een probleem, of wanneer er niet duidelijk is wat er gedaan moet worden. Op het gebied van bedrijfsoperaties en organisatiestructuur wordt de methodiek veelvuldig gebruikt c.q. beschreven.
Figuur 7. SSM geïllustreerd (Checkland, 1981).
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
37
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
De belangrijkste stappen van de SSM zijn geïllustreerd in Figuur 7. Het figuur is opgedeeld in twee helften: de bovenste helft representeert de ‘echte’ wereld en bevat daarom mensen uit de probleemsituatie, de onderste helft representeert het systeemdenken wat wordt uitgevoerd in de taal van de systemen en daarom geen mensen uit de probleemsituatie bevat. De probleemsituatie wordt in fase één en twee geconcretiseerd (Checkland, 1981). Er wordt een zo uitgebreid mogelijke situatie van het probleem geschetst. De fases vinden plaats in de bovenste helft van Figuur 7, gebruikers worden dus zeer actief betrokken. Onderzoek onder gebruikers moet uitwijzen welke rollen relevant zijn voor de probleemsituatie, welke rollen significant zijn en welke gedrag wordt geassocieerd met een bepaalde rol (Checkland, 1981). Het is ook van belang te begrijpen welke waarde een gebruiker heeft en welke rol een gebruiker speelt in de situatie. Het is in deze fases van groot belang om de problemen in natuurlijke taal op te schrijven. Het fundament voor het systeem, wat het systeem is, wordt gelegd in fase 3, op basis van onderzoek in de voorgaande fases. Het fundament wordt gekozen op basis van de probleemsituatie, vanuit een bepaald beeld van de wereld (Checkland, 1981). Om het fundament te kunnen begrijpen moet ook het beeld van de wereld beschreven worden. Het systeem moet relevant zijn voor het probleemgebied; het systeem hoeft dus niet altijd ontworpen te worden of nodig te zijn. In deze fase is het goed meerdere mogelijkheden voor een systeem uit te werken. Het conceptuele model vormt de volgende fase in de methodologie. Hierin wordt beschreven wat het systeem moet doen om het systeem te zijn dat in het fundament beschreven is (Checkland, 1981). In het conceptueel model worden tevens de benodigde informatiestromen te kennen gegeven. Het is belangrijk te onderscheiden dat het in deze fase niet de bedoeling is dat er een model wordt ontworpen voor ontwikkeling van een nieuw (informatie)systeem, maar dat het resultaat van deze fase dient als discussiemateriaal in volgende fases. In fase vijf worden de conceptuele modellen vergeleken met de uitkomst van de probleemsituatie uit fase twee (Checkland, 1981). De vergelijking vindt plaats tussen de relevante personen uit de probleemsituatie. De uitkomst van deze fase zijn suggesties voor verbetering van taken en introductie van nieuwe activiteiten (ter verbetering). De uitkomst van de vorige fase is de input voor het definiëren van wenselijke en haalbare veranderingen. Checkland (1981) onderscheidt drie verschillende soorten verandering: (1) verandering in de procedures, (2) structurele verandering en (3) verandering in gedrag. De laatste fase is het ondernemen van actie om tot verandering te komen: daarna start de methodologie opnieuw in een andere probleemsituatie. ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
38
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
4.3.1
Innovatie door SSM
De SSM leent zich uitstekend voor situaties waarin probleemsituaties onduidelijk zijn of organisatieprocessen niet helder gedefinieerd zijn. De SSM toont in die situaties haar kracht door verschillende betrokkenen bij elkaar te brengen en verschillende standpunten tot één geheel te vormen. Door samenwerking, leren van elkaar en het betrekken van verschillende partijen biedt de SSM een goede basis voor innovatie. Wij zullen toelichten hoe innovatie kan ontstaan. Verschillende betrokkenen komen in fases één en twee (zie Figuur 7) bij elkaar om een gezamenlijke visie op het probleem te creëren. De visies van betrokkenen kunnen sterk verschillen en daarmee ook de visie op de probleemsituatie. In de beginfases is het belangrijk deze visies op het probleem bij alle betrokkenen gelijk te krijgen, waardoor zij gezamenlijk aan de oplossing voor de probleemsituatie kunnen werken. Innovatie ontstaat door de verschillende visies te communiceren en met alle betrokkenen te overleggen over de probleemsituatie. Door dit te doen kunnen nieuwe zienswijzen ontstaan bij de betrokkenen, wat kan leiden tot nieuwe en innovatieve ideeën. Dit leidt tot een concrete probleemsituatie, waarvoor in de volgende fases een geschikte oplossing gezocht wordt. De SSM stimuleert leren in de praktijk, wat terug is te zien in de fases één, twee, vijf, zes en zeven. Hierin participeren alle betrokkenen en wordt over zowel de probleemsituatie als de oplossing daarvoor geleerd. Doordat betrokkenen leren van de probleemsituatie worden zij in staat gesteld te zoeken naar een oplossing. Het is niet zelden dat hierdoor nieuwe en innovatieve ideeën ontstaan. De kennis die hier wordt opgedaan zal ook in de toekomst gebruikt kunnen worden voor het analyseren en oplossen van probleemsituaties. Eerder beschreven wij al dat samenwerking tussen betrokkenen kan leiden tot het ontstaan van innovatie. De kracht van deze vorm van innovatie wordt door veel organisaties erkend, maar door weinig organisaties volledig benut. Het lijkt eenvoudig om
verschillende
betrokkenen
bij
elkaar
te
brengen
om
gezamenlijk
een
probleemsituatie op te lossen, maar in werkelijkheid hebben veel organisaties hier veel moeite mee. De SSM kan organisaties helpen deze samenwerking te stimuleren. De samenwerking vindt normaliter plaats tussen eigenaren, actoren en klanten en wordt geanalyseerd door analisten of consultanten. De SSM brengt dus actie, onderzoek en participatie bij elkaar in één methodiek. Het samenbrengen van deze factoren levert niet alleen mogelijke oplossingen op, maar implementeert deze ook direct in de organisatie. De factor onderzoek heeft een belangrijke rol omdat hier onderzocht wordt, met alle betrokkenen, wat het beste ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
39
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
resultaat voor de organisatie is. De combinatie van de drie factoren vormt een goede en degelijke basis voor het ontstaan van innovatie. 4.3.2
Invalshoek
De SSM heeft veel en sterke kenmerken van SST. De methodiek betrekt alle relevante betrokkenen in het proces om de probleemsituatie op te lossen. Tijdens dit proces wordt de sociale omgeving geanalyseerd en wordt getracht een oplossing te vinden die binnen de sociale kaders van de organisatie valt. Sociale factoren beïnvloeden dus de technologie, wat wijst op SST (Williams en Edge, 1996). De fases één, twee, vijf, zes en zeven betrekken alle betrokkenen bij het in eerste instantie vormen van de probleemsituatie, daarna bij het vormen van een oplossing voor de probleemsituatie. De eerste twee stappen komen hiermee sterk overeen met de SCOT school, zoals wij deze eerder beschreven. Relevante sociale groepen interpreteren in deze school in eerste instantie zelf het probleem en maken daarna gezamenlijk een algemene interpretatie, op basis waarvan het probleem kan worden opgelost. In de fases vijf, zes en zeven is de ANT school meer van toepassing, waarbij de ontwikkeling van (bij SSM eventuele) technologie plaatsvindt in een sociaal netwerk. In dit netwerk wordt de technologie gevormd naar de sociale wensen van de organisatie. Een ander kenmerk van ANT, het niet maken van onderscheid tussen het technische, natuurlijke en sociale aspect, komt ook terug in de SSM. Fases vijf, zes en zeven laten zien dat de bedachte oplossingen in het onderste deel van het model worden geanalyseerd en geëvalueerd. De fases leiden tot het oplossen van de probleemsituatie en het invoeren van veranderingen, waarbij de technische, natuurlijke en sociale aspecten als het ware door elkaar heenlopen. De conceptuele modellen in fase vier zijn een ander argument voor het vermoeden dat SSM sterk gericht is op SST. De modellen beschrijven namelijk wat een systeem moet doen om het juiste systeem te zijn, waarbij het niet noodzakelijk is dat het systeem ook daadwerkelijk een informatiesysteem moet zijn. Het model laat betrokkenen zien wat er gedaan moet worden om de probleemsituatie op te lossen. De uiteindelijke oplossing kan hierop gebaseerd zijn en hoeft dus niet altijd een informatiesysteem te zijn. Een argument tegen de SST zou kunnen zijn dat de SSM specifiek gericht is op de probleemsituatie in een organisatie. De methodiek is gericht op de oplossing van het probleem en niet op de invoering van een systeem of een technologie. Er kan dus gesteld worden dat de technologie geen specifieke rol speelt en dus ook niet altijd sociaal gevormd hoeft te worden. Iets wat er immers niet is, hoeft ook niet gevormd te worden.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
40
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Hoofdstuk 5
Analyse
In de voorgaande hoofdstukken is beschreven vanuit welke invalshoeken technologie bekeken kan worden, wat innovatie is en hoe het innovatieproces verloopt, welke mogelijkheden tot innovatie er zijn bij drie verschillende ontwikkelingsmethodieken voor software en welke rol de gebruiker speelt in het innovatieproces. In dit hoofdstuk wordt het traditionele innovatieproces vergeleken met het proces van softwareontwikkeling (het ICT-innovatieproces). De verschillen en overeenkomsten worden geanalyseerd en beschreven. Tevens analyseren wij de meerwaarde die het sociaal vormen van technologie kan hebben ten opzichte van het technologisch determinisme. Vervolgens wordt geanalyseerd welke rol de gebruiker speelt in het innovatie- en softwareontwikkelproces. Het hoofdstuk wordt besloten met een analyse van het management van innovatie.
5.1
Innovatie en ICT-innovatie
Het traditionele innovatieproces zoals Tidd et al. (1996) dat beschrijven bestaat uit vijf stappen: signaleren, strategie bepalen, bronnen beschikbaar maken, implementatie en re-innovatie. In dit proces is signaleren een belangrijke fase: er wordt gekeken naar de markt en de behoefte van de consumenten of klanten. Dit is een continu proces waarbij veel informatie over de markt verzameld, gefilterd en verwerkt wordt. Wordt een nieuwe innovatie gesignaleerd dan kan hiervan het risico worden geschat. De innovatie moet aansluiten bij de strategie van de organisatie of daar enigszins inpassen. Daarna worden bronnen beschikbaar gemaakt om de innovatie te verbeteren of te ontwikkelen. Is dit gedaan dan volgt de implementatiefase, waar de innovatie op de markt wordt geïntroduceerd wordt en de marketing wordt gestart wordt. Van het innovatieproces leert de organisatie en wanneer de innovatie aanslaat zijn er mogelijkheden tot reinnovatie, waarbij nieuwe kansen met betrekking tot de innovatie worden benut. Wanneer wij het traditionele innovatieproces vergelijken met de eerder beschreven software ontwikkelingsmethodieken vallen een aantal zaken op. ICT-innovaties starten niet door signalering op de markt, maar door signalering intern in de organisatie. De methodieken worden allen gestart wanneer er een nieuw systeem moet worden ontwikkeld of een probleemsituatie moet worden opgelost. Bij veel organisaties is dit geen continu proces, maar een behoefte die opkomt wanneer de ICT-infrastructuur niet toereikend is. ICT-innovaties starten veelal met het inventariseren van wensen van de gebruikers of het opstellen van eisen aan het systeem. ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
41
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
De tweede fase, de strategiefase, is ook voor ICT-innovaties van toepassing, al wordt deze fase in de methodieken niet expliciet benoemd. Het systeem moet echter aansluiten bij de strategie van de organisatie, anders kan het systeem niet succesvol worden. De methodieken betrekken veelal gebruikers in het ontwikkelproces, waardoor de strategie van de organisatie impliciet in het systeem terecht komt. De implementatiefase is bij ICT-innovatie een heel andere fase dan in het traditionele innovatieproces. Bij ICT-innovatie ligt de nadruk in deze fase bij invoering in de organisatie, bij algemene innovatie ligt de nadruk bij invoering op de markt. ICTinnovaties zijn vaak gericht op de interne organisatie, terwijl algemene innovatie vaak gericht is op het bereiken van een grote markt 3 . De methodieken beamen dit door in deze fase veel gebruikers uit de organisatie te betrekken. Leren en re-innovatie zijn ook bij ICT-innovatie zeer belangrijk. De methodieken, op de lineaire na, geven de organisatie tijdens het ontwikkelproces alle ruimte terug te koppelen naar voorgaande fases en nieuwe ideeën te verwerken of te verbeteren. Hierdoor kan gesteld worden dat de organisatie tijdens ontwikkeling van een systeem verwikkeld is in een continu leerproces, waarbij nieuwe innovatie snel en doeltreffend kan worden ingevoerd. Bij het traditionele innovatieproces is deze fase een meer beschouwende fase waarin wordt teruggekeken op het gehele proces, bij ICT-innovatie is het een continue fase. ICT-innovaties vertonen een aantal overeenkomsten met ‘gewone’ innovaties. Beide typen hebben zogenaamde trendzetters en volgelingen: de trendzetters innoveren, de volgelingen wachten af en voeren de innovatie later in (Swanson en Ramiller, 2004). De beschreven methodieken zijn veelal gericht op een specifieke innovatie in de organisatie, waarbij externe partijen vaak de rol spelen van uitvoerder. Verwacht kan echter worden dat er zich ook externe partijen op de markt bevinden die standaardproducten aanbieden, zoals ERP leveranciers. De tak van leveranciers is niet specifiek gericht op één van de methodieken, maar voert een (informatie)systeem in bij de organisatie. Deze vorm van innovatie valt echter buiten het bereik van deze studie. Een andere overeenkomst is het verloop van het proces over de tijd. Wanneer gekeken wordt naar de vijf generaties van innovatie dan valt op dat de gebruiker steeds vaker en intensiever in het proces wordt betrokken. Von Hippel (2005) ziet deze rol van de gebruiker in de toekomst nog verder groeien, omdat het vaak de gebruiker is met de 3
Er zijn ook softwareleveranciers actief op de markt die een innovatie door het traditionele
innovatieproces op de markt kunnen zetten. Deze leveranciers hebben in deze studie geen rol van betekenis en worden in de analyse niet besproken.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
42
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
beste en meeste ideeën voor innovatie. Vergelijken wij deze trend met ICT-innovaties dan valt op dat de methodieken voor ontwikkeling van software ook steeds vaker en intensiever gebruikers betrekken bij het ontwikkelproces. Bij de traditionele lineaire methodiek wordt de gebruiker bijna niet betrokken, maar bij de IAD methodiek en de SSM wordt de gebruiker zeer actief betrokken in het proces. Door het actief betrekken van de gebruiker kan niet alleen het systeem gevormd worden naar wensen van de organisatie, maar kan de gebruiker ook meedenken over en meewerken aan innovatie. Verschillen tussen innovatie en ICT-innovatie zijn er ook. Zoals beschreven is het innovatieproces voornamelijk gericht op verkenning van de markt en het neerzetten van de innovatie op de markt. ICT-innovatie met behulp van de methodieken zijn meer gericht op de interne organisatie en het betrekken van gebruikers om tot een optimaal resultaat te komen. Een innovatie kan dus gezien worden als iets dat gevormd wordt (een radicale innovatie) of iets dat verbeterd wordt (een incrementele innovatie) en op de markt wordt aangeboden. De methodieken zijn in zekere mate gericht op de ontwikkeling van een systeem, zeker bij de lineaire en IAD methodiek. Innovatie is meer gericht op de ontwikkeling van een idee, terwijl ICT-innovatie meer gericht is op de vraag naar een (informatie)systeem of oplossing in de organisatie. Innovatie komt vaak tot stand in onderzoeksafdelingen van organisaties, al denkt Von Hippel (2005) dat de gebruiker in de toekomst een belangrijkere rol gaat spelen. Innovaties die tot stand komen in onderzoeksafdelingen ontstaan vaak uit een idee: ofwel een nieuw idee, ofwel een idee tot verbetering van een bestaand product / proces. Op deze onderzoeksafdelingen kan ook een zogenaamd technisch eureka ontstaan, waarbij een compleet nieuwe toepassing ontstaat. De innovatie kan vervolgens met behulp van het innovatieproces op de markt gezet en gemanaged worden. ICT-innovaties zijn echter anders van aard. Bij de verschillende methodieken zit een zekere vorm van innovatie geïntegreerd. Er zou gesproken kunnen worden van geïntegreerde innovatie, omdat de methodieken, voornamelijk de IAD methodiek en de SSM, gebruikers betrekken bij de ontwikkeling van (informatie)systemen. ICTinnovaties hebben bijna niet te maken met het technisch eureka zoals bij innovatie plaats kan vinden, omdat de computer en de chip al bestaan. Innovatie vindt plaats op het niveau van toepassing in plaats van het zoeken naar een technisch eureka.
5.2
De meerwaarde van het sociaal vormen van technologie
De sociale vorming van technologie (SST) is ontstaan uit kritiek op het technologisch determinisme (Williams en Edge, 1996). Op basis van de drie scholen, beschreven in
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
43
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
hoofdstuk één, kan de SST worden samengevat als een stroming die ervan uitgaat dat technologie altijd gevormd wordt door sociale factoren. De technologie wordt door creatie en gebruik voortdurend aangepast door de gebruikers en ontwikkelaars (Williams en Edge, 1996). De verschillende methodieken voor het ontwikkelen van software laten zien dat het betrekken van gebruikers belangrijk is voor vorming van een technologie of een systeem (Checkland, 1981; Tolido, 1996). De IAD methodiek betrekt gebruikers tijdens het gehele ontwikkelproces, vanaf de definitiestudie tot invoering. Hiermee wordt de technologie c.q. het systeem voor een belangrijk gedeelte gevormd door sociale factoren, hoewel het systeem nooit helemaal sociaal gevormd wordt (bijvoorbeeld door de beschikbaarheid van nieuwe technologie). De IAD methodiek vertoont veel overeenkomsten met de verschillende scholen die de basis vormen voor de SST. Ook de SSM vertoont veel overeenkomsten met de verschillende scholen van de SST. Zo worden relevante sociale groepen betrokken bij het vormen van een beeld van de probleemsituatie, wordt er weinig onderscheid gemaakt tussen technische, sociale en natuurlijke aspecten en zijn niet technologische factoren belangrijk voor sociale ontwikkeling (omgekeerd is dit ook het geval). Kenmerken van technologisch determinisme zijn bij deze methodiek nauwelijks te vinden. Ook bij deze methodiek vormen gebruikers een belangrijke rol voor de input van het systeem, al kan het tegenargument worden gebruikt dat het bij deze methodiek niet altijd om de ontwikkeling van een technologie c.q. systeem gaat. Wanneer de SST wordt vergeleken met het generatiemodel voor innovatie (Rothwell, 1994, uit Tidd et al., 1997; zie Tabel 2), vallen de volgende punten op. De eerste en tweede generatie van innovatiemodellen vertonen veel overeenkomsten met het technologisch determinisme. De technologie is in deze generaties leidend. De lineaire ontwikkelmethodiek vertoont veel overeenkomsten met deze generaties. De derde generatie introduceert enige vorm van interactie tussen verschillende elementen in het proces. Feedback loops kunnen zorgen voor aanpassing en herontwerp van de innovatie / het systeem. De IAD methodiek vertoont overeenkomsten met deze generatie, maar ook met de volgende generatie. In die generatie (generatie vier) zijn integratie binnen de organisatie, met leveranciers en veeleisende klanten belangrijke kenmerken. De nadruk ligt op koppeling en allianties. De vijfde en laatste generatie heeft als belangrijke kenmerken systeemintegratie en uitgebreide, flexibele netwerken. In de toekomst zullen deze kenmerken een belangrijke rol spelen in methodieken voor softwareontwikkeling, waarmee innovatie gestimuleerd kan worden.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
44
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Het model van Rothwell (1994, uit Tidd et al., 1997) laat zien dat innovatie in de loop van de tijd veranderd van een technologisch deterministisch karakter naar een karakter waarin de technologie gevormd wordt door sociale factoren. Het sociaal vormen van technologie kan aanzienlijke voordelen opleveren bij het ontwikkelen van innovatie. Dit is terug te zien in de verschillende ontwikkelingsmethodieken voor software, waarbij de gebruiker een steeds belangrijkere rol speelt. Gebruikers weten wat speelt in een organisatie en wat noodzakelijk is. Tevens weten zij wat er verbeterd kan worden en hebben daar vaak zeer goede ideeën voor (Von Hippel en Katz, 2002). Zoals al beschreven is kunnen gebruikers een belangrijke rol spelen in het tot stand komen van innovatie tijdens het (software) ontwikkelproces (Von Hippel en Katz, 2002). Door technologie sociaal te vormen wordt dit gestimuleerd en kunnen meer innovaties ontstaan dan wanneer de technologie leidend is. Het sociaal vormen van technologie geeft tevens duidelijkheid over het probleem op zich: dit wordt door de gebruikers of betrokkenen duidelijk gedefinieerd en vastgelegd. Software kan hier vervolgens op worden aangepast of mee worden uitgebreid. Een ander voordeel van de SST is dat sociale factoren niet altijd in een technische oplossing kunnen worden vastgelegd, terwijl sociale factoren wel een belangrijke rol spelen. Bij een technologisch deterministische benadering bepaald de technologie de sociale gevolgen. Dit kan voorkomen worden door gebruikers te betrekken en de technologie aan te passen aan de sociale omgeving. Ondanks de (theoretische) meerwaarde van het sociaal vormen van technologie wordt de technologisch deterministische invalshoek nog veelvuldig ingenomen (Leonardi en Jackson, 2004; Benschop, 1996). Volgens Benschop (1996) komt dit omdat technologisch determinisme als ideologie nog steeds haar diensten bewijst. Het vormt een blokkade voor bepaalde inzichten en daaraan gekoppelde handelingsstrategieën. Voor bepaalde partijen kan deze ideologie interessant zijn, waarbij gedacht kan worden aan blokkades door bijvoorbeeld machthebbers. Leonardi en Jackson (2004) zien technologie als iets dat bijna vanzelfsprekend determineert. Wanneer een werknemer gefaciliteerd wordt met nieuwe technologie, zal hij zich automatisch aanpassen en in veel gevallen zijn werkwijze veranderen. Hierdoor wordt technologie determinerend. Tevens stellen Leonardi en Jackson dat het technologisch determinisme stabiliteit brengt in de technologische ontwikkeling. In een wereld waarin technologie snel ontwikkeld wordt, brengt de deterministische invalshoek enige stabiliteit in het ontwikkelproces van technologie.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
45
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
5.3
De rol van de gebruiker bij innovatie
In paragraaf 5.2 is al beschreven dat gebruikers zeer vaak een rol spelen in het innovatieproces. De rol van de gebruiker verschilt echter per generatie van ontwikkelingsmodellen, soort innovatie en ICT-ontwikkelmethodiek. Wanneer de algemene theorie van innovaties en het innovatieproces vergeleken worden met de afwijkende visie van gebruikersinnovatie van Von Hippel (2005) dan vallen volgende punten op. In bijna alle generaties van innovatiemodellen die beschreven worden door Rothwell (1994, uit Tidd et al., 1997; zie Tabel 2) speelt de gebruiker een ondersteunende dan wel partnerrol van de innovatieve organisatie, de eerste generatie van innovatiemodellen daargelaten wegens het technologische karakter. Zeker in de vierde en vijfde generatie van innovatiemodellen spelen gebruikers een zeer prominente rol en wordt de technologie grotendeels gevormd door sociale factoren (zie paragraaf 5.2). In het innovatieproces dat Tidd et al. (1997) beschrijven is ook rekening gehouden met de rol van gebruikers en is een abstract niveau aangehouden, zodat er een belangrijke is voor gebruikers. Echter, bij alle generaties innovatiemodellen en het beschreven innovatieproces blijft de rol van de gebruiker beperkt tot het geven van informatie over gebruikersbehoeften en – eisen.
Het
is
de
fabrikant
die
de
werkelijke
ontwikkeling
uitvoert.
De
gebruikersinnovatie van Von Hippel en Katz (2002) verschilt dan ook wezenlijk op het gebied van de rol van gebruikers, omdat bij deze vorm van innovatie een duidelijke ontwikkelrol is weggelegd voor gebruikers. Gebruikersinnovatie gaat een stap verder dan de vijf generaties van innovatiemodellen en is te zien als de zesde generatie, waarbij de gebruiker de rol van fabrikant gedeeltelijk overneemt door een deel van de ontwikkeling over te nemen. Het innovatieproces van Tidd et al. (1997) is ook niet helemaal
geschikt
voor
het
uitvoeren
van
gebruikersinnovatie,
omdat
bij
gebruikersinnovatie het scannen en vertalen van behoeften aan gebruikers wordt overgelaten. Ook de procesfases strategie en implementatie komen niet overeen met de visie van gebruikersinnovatie. In paragraaf 5.2 is ook ingegaan op de prominente rol van gebruikers bij ICTontwikkelmethoden zoals IAD en SSM. SSM komt dicht bij de visie van gebruikersinnovatie door de scheiding van een gebruikersdeel en een systeemdeel. Ook de rol van gebruikers bij het beschrijven van de probleemsituatie in normale taal heeft kenmerken van gebruikersinnovatie. Het is echter niet te stellen dat SSM helemaal in de lijn van gebruikersinnovatie ligt, want nog steeds is een informatieanalist van de
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
46
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
‘fabrikant’ nodig om beschrijvingen om te zetten naar het systeemgedeelte van SSM. Ondanks dat IAD belangrijke kenmerken heeft van de SST, heeft de techniek niet zo veel kenmerken van gebruikersinnovaties. Er is bij IAD namelijk een belangrijke rol weggelegd voor de ontwikkeling van een systeem door de fabrikant. De gebruiker heeft hier wel veel invloed op en het systeem wordt gedeeltelijk sociaal gevormd, maar de gebruiker ontwikkelt niet zelf een gedeelte van de innovatie. Wegens de noodzaak van een prominente rol van gebruikers, is gebruikersinnovatie zeer geschikt voor ICT-innovaties. Open source software is een belangrijk voorbeeld van ICT-gebruikersinnovaties (Von Hippel, 2005). De fabrikant zorgt hierbij voor een standaard op het gebied van broncode, waarna gebruikers met behulp van gebruikercommunities de software verder ontwikkelen. Vooral de leidende gebruikers zijn geïnteresseerd en in staat om de open source software aan te passen en verder te vormen. Bij deze softwareaanpassingen worden ook vaak gebruikersvriendelijke toolkits gebruikt. Een voorbeeld hiervan is gebruik van Application Programming Interface (API).
API’s
stellen
de
gebruiker
in
staat
om
binnen
een
vooropgestelde
oplossingsruimte software verder te vormen naar de eigen wensen en eisen. Gebruikersinnovaties en toolkits hebben zeker toekomst op het gebied van ICT innovatie. Von Hippel (2005) draagt dan ook aan dat er op korte termijn steeds meer gebruik gemaakt zal worden van toolkits bij softwareontwikkeling, waardoor de rol van de gebruiker nog prominenter zal zijn. Toch kan niet gesteld worden dat gebruikersinnovatie de andere vormen van innovatie op het gebied van ICT geheel gaat overnemen. Gebruikersinnovatie zullen alleen geschikt zijn voor leidende gebruikers, omdat deze het meest gebaad zijn bij producten die perfect aansluiten op de eigen wensen en eisen. Leidende gebruikers zijn dan ook bereid om geld en tijd in innovaties te steken, terwijl deze bereidheid bij volgelingen een stuk minder is.
5.4
Management van innovaties
Het management van traditionele innovaties verschilt van dat van ICT-innovaties. Dit komt omdat traditionele innovaties vaak meer gericht zijn op de ontwikkeling van een nieuw idee en de positionering op de markt, terwijl ICT-innovaties gericht zijn op de ontwikkeling en implementatie van software. Bij ICT-innovaties is het management meer gericht op het aansturen van processen en ontwikkeling, terwijl dit bij traditionele innovatie gericht is op de aanpak van dingen en ‘hoe dingen worden uitgevoerd in een organisatie’ (Tidd et al., 1997).
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
47
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Bij traditionele innovatie is het managementproces een factor die continu speelt (Tidd et al., 1997). De organisatie is zich constant bewust van nieuwe kansen op de markt en probeert die kansen zo vroeg mogelijk te signaleren. Hieraan kunnen vervolgens acties verbonden worden, waardoor het ontwikkelproces gestart kan worden. Veelal is dit een routineproces in de organisatie, omdat bij iedere innovatie (en het proces) kennis opgebouwd wordt over zowel de innovatie als het proces. Bij ICT-innovaties wordt het managementproces veel meer projectmatig ingericht. Omdat in de eerste fases de doelstellingen duidelijk worden kan de ontwikkeling veel meer gestuurd worden. Het innovatieproces speelt zich gedurende het hele proces af en is zo ook te managen. De gebruiker speelt bij zowel het traditionele innovatieproces als het ICTinnovatieproces een belangrijke rol. Het management van gebruikers is bij traditionele innovatie een stuk moeilijker dan bij ICT-innovatie. Bij traditionele innovatie worden de wensen van de gebruiker vooraf geanalyseerd en de innovatie wordt hierop aangepast. Omdat dit kostbaar is stappen steeds meer organisaties over naar zogenaamde toolkits, waarbij gebruikers zelf in bepaalde mate kunnen innoveren (Von Hippel, 2005). Het managen van gebruikersinnovaties, met behulp van toolkits, is van een andere orde dan traditionele innovaties en ICT-innovaties. Het bepalen van een oplossingsruimte en het configureren van een toolkit zijn voor gebruikersinnovaties de enige manier waarop het gebruikersdeel van de innovatie gemanaged kan worden. De fabrikant heeft veel minder houvast op het proces van innovatie dan bij traditionele innovaties en ICT-innovaties, waardoor de gebruiker meer vrijheid heeft om de innovatie aan te passen aan eigen wensen en eisen. Bij ICT-innovaties worden gebruikers actief betrokken bij de ontwikkeling van het systeem of de oplossing van een probleemsituatie. Tijdens het ontwikkelingstraject kunnen gebruikersinnovaties ontstaan. Er kan dus gesteld worden dat de gebruiker alleen tijdens dit traject gemanaged hoeft te worden: nadat het project is afgerond vindt innovatie op een andere manier plaats maar wordt de gebruiker daarin minder betrokken. Het managementproces, zoals dat is weergegeven in Figuur 4, komt voor traditionele innovatie en ICT-innovatie in grote mate overeen, hierbij de fases in het innovatieproces buiten beschouwing gelaten (deze zijn eerder besproken in paragraaf 5.1). De strategie van de organisatie is van belang voor het managen van innovaties, omdat hier impliciet bepaalde denkwijzen en routines zijn opgenomen. Dit heeft gevolg voor het soort innovatie en de acceptatie / uitvoering daarvan. Dit geldt voor zowel traditionele als ICT-innovaties. Externe verbanden worden bij traditionele innovaties voornamelijk aangelegd om de innovatie te ontdekken, bronnen beschikbaar te maken en succesvol te implementeren. ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
48
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Hiervoor kunnen externe verbanden met bijvoorbeeld andere organisaties worden aangegaan, zoals leveranciers en concurrenten. ICT-innovaties worden met de methodieken veelal intern ontwikkeld, maar kunnen ook externe leveranciers betrekken voor de ontwikkeling van software. Bij standaardproducten van de markt is dit zelfs veelvuldig het geval, omdat dan een extern product intern wordt geïmplementeerd. Het hebben van effectieve implementatie mechanismen voor traditionele innovaties dient gedurende het innovatieproces goed te zijn en te passen bij de strategie van de innovatie. (Tidd et al., 1997). Voor ICT-innovatie is deze fase meer gericht op de succesvolle invoering in de organisatie en de acceptatie van gebruiker. Hierin verschillende de managementprocessen van elkaar. De ondersteunende organisationele context komt voor traditionele en ICT-innovaties overeen. Bij traditionele innovatie is het belangrijk dat de organisatie innovatie stimuleert en de werknemers hiervoor gelegenheid geeft. Een goed voorbeeld daarvan is 3M, waar werknemers tijd krijgen voor het bedenken van innovatie. Bij ICT-innovatie is deze stap meer gericht op het betrekken van gebruikers bij de ontwikkeling van een systeem of het oplossen van een probleem. Dit moet worden gestimuleerd tijdens het ontwikkelproces en gebeurd bij de IAD methodiek en de SSM.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
49
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Conclusie In dit hoofdstuk worden de hoofdvragen van deze studie beantwoord. Wij concluderen dat ICT-innovaties een ander pad volgen dan traditionele innovaties omdat zij op een ander niveau plaatsvinden. De invalshoek voor de sociale vorming van technologie kan aanzienlijke voordelen opleveren, vooral op het gebied van gebruikers. Echter: de technologisch deterministische invalshoek wordt nog steeds veelvuldig ingenomen en verwacht kan worden dat dit in de toekomst zo zal blijven. Gebruikers spelen een belangrijke rol bij zowel innovatie als ICT-innovatie, zij het op een ander niveau. In de toekomst zullen gebruikers meer betrokken worden bij innovatie en ook zelfstandig kunnen innoveren. Het managen van innovatie komt qua proces overeen bij innovatie en ICT-innovatie, maar vindt ook plaats op een ander niveau. Volgen ICT-innovaties hetzelfde pad als gewone innovaties en welke verschillen en overeenkomsten zijn hiertussen te vinden? ICT-innovaties zijn vergelijkbaar met het algemene innovatieproces zoals dat door Tidd et al. (1996) wordt beschreven. In beide processen worden de vijf stappen (signaleren, strategie bepalen, beschikbaar maken van bronnen, implementatie en reinnovatie) doorlopen. De invulling van de stappen signaleren, implementatie en leren en re-innovatie is echter anders. Waar signaleren bij het algemene innovatieproces voornamelijk gericht is op het verkennen van behoeftes op de markt, is signaleren bij ICT-innovatie vooral gericht op behoeftes bij de organisatie intern. De fase implementatie is bij het algemene innovatieproces voornamelijk gericht op invoering op de markt; bij ICT-innovatie is dit veelal invoering van een systeem of oplossing in de organisatie zelf. Tot slot vindt de stap leren en re-innovatie bij ICT-innovatie continu plaats, waar dit bij algemene innovatie voornamelijk een fase is waarbij het innovatieproces achteraf wordt geëvalueerd. Overeenkomsten tussen ICT-innovaties en algemene innovaties zijn de groeiende betrokkenheid van de gebruiker. Bij algemene innovatie is dit te zien in de vijf generaties van innovatiemodellen, bij ICT-innovatie door de steeds actievere betrokkenheid van de gebruiker in de methodieken voor softwareontwikkeling (Greefhorst en Elswijk, 2000). Von Hippel (2005) ziet deze rol in de toekomst nog verder groeien. Verschillen tussen innovatie en ICT-innovatie zijn er ook. Innovatie is vaak gericht op ontwikkeling en verbetering van producten en diensten, ICT-innovatie is vaak gericht op het ontwikkelen van nieuwe toepassingen. ICT-innovatie kan gezien worden als ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
50
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
geïntegreerde
innovatie:
innovatie
welke
verborgen
ligt
in
een
bepaalde
ontwikkelingsmethodiek. De IAD methodiek en de SSM zijn hiervan goede voorbeelden. Concluderend kan worden gesteld dat ICT-innovatie op een ander niveau en een andere manier plaatsvindt dan traditionele innovatie. Innovatie op het gebied van ICT komt voornamelijk tot stand door gebruikers en verwacht kan worden dat dit in de toekomst zal toenemen (Von Hippel, 2005). Het proces van ICT-innovatie komt overeen met dat van traditionele innovatie, twee stappen dienen echter anders benaderd te worden, wat duidt op het andere niveau waarop innovatie plaatsvindt. Welke meerwaarde heeft de SST ten opzichte van de technologisch deterministische invalshoek voor ICT-innovaties? Wanneer ICT-innovatie wordt bekeken vanuit de invalshoek van de SST is een actieve rol voor de gebruiker mogelijk. De IAD methodiek en SST zijn sterk gericht op deze invalshoek en het betrekken van gebruikers tijdens het ontwikkelproces. Voordelen worden voornamelijk behaald bij het tot stand komen van innovatie en het aanpassen van technologie aan sociale factoren. Het actief betrekken van gebruikers bij de ontwikkeling van software is belangrijk voor de mate van innovatie bij een organisatie. Von Hippel (2005) stelt dat gebruikers in toenemende mate van belang zijn voor de ontwikkeling van innovatie. Wanneer gebruikers dus actief betrokken worden bij de ontwikkeling van software kan verwacht worden dat in toenemende mate innovatie ontwikkeld wordt tijdens het software ontwikkelproces. Wanneer men kijkt naar een langere periode van innovatie valt op dat het karakter van innovaties veranderd van technologisch deterministisch naar sociale vorming. Het model van innovatiegeneraties van Rothwell (1994, uit Tidd et al., 1997) toont dit aan, Von Hippel (2005) bevestigt dat. Ondanks de meerwaarde die het sociaal vormen van technologie heeft blijft de technologisch deterministische invalshoek populair in zowel de praktijk als de literatuur. Benschop (1996) stelt dat deze invalshoek als ideologie nog steeds haar diensten bewijst, Leonardi en Jackson (2004) zien technologie als iets dat vanzelfsprekend determineert. Wanneer gebruikers gefaciliteerd worden met een nieuwe technologie, zullen zij zich vanzelfsprekend aanpassen. Geconcludeerd kan worden dat hoewel de sociale vorming van technologie aanzienlijke meerwaarde kan hebben, de technologisch deterministische invalshoek populair blijft en waarschijnlijk nog lang zal blijven. Dit sluit aan bij de ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
51
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
systeembenadering van Hughes (1979). Hij stelt dat een nieuwe technologie in het begin sociaal gevormd wordt, maar in de loop der tijd technologisch deterministisch zal worden. ICT-innovaties kunnen dus geplaatst worden in de SST, onder de school van systeembenadering. Welke rol speelt de gebruiker, wanneer uitgegaan wordt van de SST, in het innovatieproces? De rol die gebruikers spelen bij innovaties, wanneer uitgegaan wordt van de SST, komt het beste naar voren bij gebruikersinnovatie. Dit type innovatie geeft de gebruiker mogelijkheden om de innovatie te vormen naar de eigen sociale omgeving. De gebruiker innoveert echt zelf zodat geen concessies gedaan hoeven worden op het gebied van het vertalen van gebruikerswensen en –eisen naar producteigenschappen. Gebruikersinnovatie stelt de gebruiker zo prominent op bij het innovatieproces, dat hij of zij de rol van de fabrikant voor een gedeelte overneemt. In sommige gevallen zal de gebruiker het gehele productontwerp voor zijn of haar rekening nemen, maar ook minder extreme invullingen zoals het aanpassen van open source software horen bij de rol van de gebruiker vanuit het SST oogpunt. Het is echter niet zo dat gebruikersinnovatie de enige manier van innoveren is waarbij uitgegaan wordt van de SST. Ook ICT-ontwikkelmethodieken zoals SSM en in mindere mate IAD, geven de gebruiker en de sociale omgeving een prominente rol in het ontwikkelproces waardoor gesteld kan worden dat de innovatie (gedeeltelijk) sociaal gevormd wordt. Wanneer de gebruiker en de sociale omgeving in grote mate betrokken worden bij het ontwikkelproces zodat de techniek van ondergeschikt belang is, dan is de ontwikkelmethode en de rol van de gebruiker gericht op SST. Ditzelfde kan gesteld worden van de laatste generatie van innovatiemodellen waarbij de fabrikant allianties aangaat met leidende gebruikers om innovatie te vormen naar de wensen en eisen van de gebruikers. Zelfs wanneer vanuit een SST oogpunt gekeken wordt naar de rol van de gebruikers zijn er nog verschillende beschrijvingen te geven. Geconcludeerd kan worden dat vanuit een SST oogpunt, de rol van gebruikers leidend is en dat de gebruiker ofwel in grote mate participeert in het ontwikkelproces, ofwel zelf ontwikkeld om de innovatie te vormen naar de sociale omgeving en de eigen wensen en eisen. Hebben ICT-innovaties een andere managementstijl dan innovaties? ICT-innovaties hebben een andere managementstijl dan traditionele innovaties. Dit komt voornamelijk door de manier waarop innovatie en ICT-innovatie ontstaat.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
52
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Traditionele innovatie is meer gericht op een continu proces in de organisatie, terwijl ICT-innovatie veel meer plaatsvindt op projectniveau. De verschillende methodieken moeten allen intern worden gestart, terwijl het ontstaan van traditionele innovatie een proces is dat constant aandacht verdient in de organisatie. Gebruikers spelen bij zowel traditionele als ICT-innovaties een belangrijke rol. Bij traditionele innovatie is deze rol meer gericht op signalering van kansen op de markt en verbetering van producten, bij ICT-innovatie speelt de gebruiker een belangrijke rol tijdens het ontwikkelproces. Het managementproces is voor ICT-innovaties vergelijkbaar met dat van traditionele innovaties, wat betreft de stappen in het proces. Het proces zelf speelt zich bij ICTinnovatie op een veel concreter niveau af dan bij traditionele innovatie, waar het niveau veel abstracter is.
Vervolgonderzoek In de analyse en de conclusie van deze studie zijn interessante aanknopingspunten en verschillen beschreven op het gebied van traditionele innovatie, gebruikersinnovaties en ICT-innovatie. Een belangrijke rol is hier weggelegd voor de invalshoeken SST en het technologisch determinisme, maar ook de rol van gebruikers en management. Een uitkomst die niet mag ontbreken bij onderzoek zijn onderwerpen die interessant zijn voor verder onderzoek. Het
eerste
onderwerp
voor
verder
onderzoek
is
de
uitbreiding
van
de
softwaremethodieken die vergeleken kunnen worden. In deze studie zijn drie softwaremethodieken vergeleken, maar het aantal interessante softwaremethodieken is veel groter. Speciale aandacht kan hierbij gegeven worden aan methodieken gericht op gebruikersinnovatie. Een tweede onderwerp voor verder onderzoek is gericht op de rol van het technologisch determinisme in de toekomst. Ondanks dat de nadelen van deze invalshoek bekend zijn, lijkt de rol van het technologisch determinisme bij zowel innovatie als ICT-innovatie nog lang niet uitgespeeld. Verder onderzoek kan zich richten op de vraag welke nieuwe softwaremethodieken eigenschappen bezitten van het technologisch determinisme en in welke mate het technologisch determinisme aanwezig is in grote radicale innovaties van de laatste jaren. In deze studie is globaal ingegaan op het managementvraagstuk dat speelt binnen softwaremethodieken. In verder onderzoek kan gekeken worden naar de rol van het management op hoger niveau en de koppeling met de algemene ICT-strategie.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
53
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Bronnen Benschop, A. (1996), Techniek – Arbeid – Organisatie – Nieuwe wegen van de technieksociologie, beschikbaar op: http://www2.fmg.uva.nl/sociosite/labor/TAO/index.html, 11 juli 2005. Bijker, W. E. (1993), Do not despair: there is life after constructivism, Science, technology & human values, Vol. 18, No. 1, Theme issue: technological choices (Winter, 1993), pp. 113-138. Bijker, W. E. (2001). Social Construction of Technology. In N. J. Smelser & P. B. Baltes (Eds.), International Encyclopedia of the Social & Behavioral Sciences (Vol. 23, pp. 15522-15527). Oxford, Amsterdam, etc.: Elsevier Science Ltd. Bijker, W. E. (2003), Sheets van college CWS 2A, Universiteit van Maastricht. Checkland, Peter B. (1981), Systems Thinking, Systems Practice. Chichester, UK: John Wiley & Sons. Fleck, J. en Howells, J. (2001), Technology, the Technology Complex and the Paradox of technological Determinism, Technology Analysis & Strategic Management, Vol. 13, No.4. Gersenfield, Arthur (1979), Innovation: A Study of Technological Policy, University Press of America, Washington. Greefhorst, D. en van Elswijk, M. (2000), Eigenschappen van moderne ontwikkelmodellen, Informatie, September 2000, pp. 35-40. Huizenga, E.I. (2004), Innovation Management in the ICT Sector – How frontrunners stay ahead, Edward Elgar Publishing Limited, Cheltenham, UK. Hughes, T.P., Networks of power: Electrification of Western Society 1880-1930, Baltimore: John Hopkins, University Press, 1983.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
54
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Leonardi, P.M. en Jackson, M.H. (2003), Technological determinism and discursive closure in organizational mergers, Journal of organizational change management, Vol. 17 No. 6, pp. 615-631. Mackay, H. en Gillespie, G. (1992), Extending the social shaping of technology approach: ideology and appropriation, Social studies of science, Vol. 22, No. 4 (Nov., 1992), pp. 685-716. MacKenzie, D. en Wajcman, J. (Eds.) (1999), The Social Shaping of Technology, 2nd edition. Buckingham: Open University Press. Marx, L. en Smith, M.R. (1994), “Introduction”, in Smith, M.R. and Marx, L. (Eds), Does technology drive history? The Dilemma of Technological Determinism, The MIT Press, Cambridge, MA. Monteiro, E. en Hanseth, O. (1995), Social shaping of information infrastructure: on being specific about the technology. Information technology and changes in organizational work, pp. 325 – 343, Chapman & Hall. Plösch, R., Rumerstorfer, H. en Weinreich, R. (1993), TOPOS: A Prototyping-Oriented Open
CASE-System, Proceedings of the International Conference on Requirements
Engineering 1993, Bonn, Germany, April 25-27, Teubner. Rogers, Everett, M. (1962), Diffusion of innovations, The Free Press, New York. Swanson, E.B. en Ramiller, N.C. (2004), Innovating mindfully with information technology, MIS Quarterly, Vol. 28, No. 4, pp. 553-583, December 2004. Tatnall, A. en Gilding, A. (1999), Actor-network theory and information systems research, 10th Australasian Conference on Information Systems (ACIS), Wellington, Victoria University of Wellington Tidd, Joe, Bessant, John, en Pavitt, Keith (1997), Managing innovation: Integrating Technological, Market and Organizational Change, John Wiley & Sons, Chichester.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
55
Sebastiaan Knetsch –
[email protected] Christiaan Veldkamp –
[email protected]
Tidd, Joe, Bessant, John, en Pavitt, Keith (2005), Managing innovation, John Wiley & Sons, Chichester. Tolido, R.J.H (1996), IAD – Het evolutionair ontwikkelen van informatiesystemen, Academic Service. Verschuren, P. en Doorewaard, H., (1999), Het Ontwerpen van een Onderzoek, Lemma, Utrecht. Von Hippel, E. (2005), Democratizing innovation, The MIT Press, Cambridge, Massachusetts, London, England. Von Hippel en Katz, R.E. (2002), Shifting Innovation to Users via Toolkits, Management Science, Vol.48, No. 7, pp. 821-833. Vries, E.J de (2004), Innovation in services: towards a synthesis approach, Primavera working paper 2004-20, Universiteit van Amsterdam. Williams, R. en Edge, D. (1996), The social shaping of technology, Research Policy, vol. 25, pp. 865-899. Wilson, M. en Howcroft, D. (2000), The politics of IS evaluation: a social shaping perspective. In Proceedings of the Twenty First international Conference on information Systems (Brisbane, Queensland, Australia). International Conference on Information Systems. Association for Information Systems, Atlanta, GA, 94-103.
ICT en Dienstverlening – Innoveren en ICT
56