Boze Sollicitanten: De Invloed van Procedurele en Distributieve Rechtvaardigheidspercepties en de Modererende Rol van Faalangst.
Angry Applicants: The Influence of Procedural and Distributive Justice Perceptions and the Moderating Role of Test Anxiety.
M.P.E.M. Segers-Noij
Faculteit Psychologie Open Universiteit Nederland Afstudeerrichting
:
Master Arbeids- en Organisatiepsychologie
Eerste begeleider
:
dr. Karin Proost
Tweede begeleider
:
dr. Marius van Dijke
Studentnummer
:
838258369
Naam
:
Mechteld Segers-Noij
Adres
:
Achtkant 22, 6031 HX Nederweert
Telefoonnummer
:
0495-631673
E-mail
:
[email protected];
[email protected]
Datum
:
20 Mei 2010
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 2 Inhoudsopgave
Inhoudsopgave Samenvatting Abstract
2 3 4
1. Inleiding 1.1. Boosheid bij sollicitanten 1.2. Rechtvaardigheidspercepties 1.3. Theoretisch kader 1.4. Faalangst
5 7 8 9 11
2. Methode 2.1. Participanten en procedure 2.2. Meetinstrumenten 2.3. Analyse
14 14 15 16
3. Resultaten 3.1. Descriptieve statistieken en correlaties 3.2. Toetsing der hypotheses
17 17 18
4. Discussie 4.1. Doel en meerwaarde van het onderzoek 4.2. Bevindingen 4.3. Beperkingen en suggesties voor toekomstig onderzoek 4.4. Praktische implicaties 4.5. Concluderend
20 20 21 22 24 26
Referenties
27
Bijlagen
32
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 3 Samenvatting Dit onderzoek is gebaseerd op meerdere theoretische modellen omtrent rechtvaardigheid. Het verband tussen procedurele en distributieve rechtvaardigheid en boosheid bij sollicitanten en de modererende rol hierin van zelfgerefereerde en andergerefereerde faalangst is onderzocht. Participanten waren sollicitanten voor de functie van Penitentiair beambte bij een Belgisch selectiebureau. Gebruikte vragenlijsten werden samengesteld uit The Justice Measure van Colquitt (2001), de SOAQ (Proost, Derous, Schreurs, Hagtvet, & De Witte, 2008) en één vraag over boosheid. De hypotheses werden getoetst met een gemodereerde hiërarchische regressieanalyse. Er is een significante negatieve samenhang gevonden tussen rechtvaardigheidspercepties en boosheid. Een significant moderatie effect is gebleken voor zelfgerefereerde faalangst op procedurele rechtvaardigheid en boosheid en voor andergerefereerde faalangst op distributieve rechtvaardigheid en boosheid. Tekortkomingen in het onderzoek waren de gebruikte subjectieve data verzamelingmethode en slechts twee vormen van rechtvaardigheid werden onderzocht. Verder onderzoek wordt aanbevolen.
Aantal woorden: 137 Trefwoorden: boosheid, selectie, rechtvaardigheid, faalangst.
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 4 Abstract This survey is based on theoretical models regarding justice. The relation between procedural and distributive justice and angry applicants, and the moderating role of self referenced and other referenced failure outcome expectancies (FOE) was examined. Participants were applicants for prisoner guard at a Belgian selection agency. Used questionnaires were composed with The Justice Measure (Colquitt, 2001), the SOAQ (Proost, Derous, Schreurs, Hagtvet, & De Witte, 2008) and one question regarding anger. Hypotheses were tested with a moderated hierarchical regression analysis. A significant negative relationship was found between justice perceptions and anger. A significant moderation effect was found for self referenced FOE on procedural justice and anger, and for other referenced FOE on distributive justice and anger. Shortcomings were the subjective data collection method and the fact that only two of four forms of justice were examined. Further research was recommended.
Word count: 140 Keywords: anger, selection, justice, failure outcome expectancy.
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 5 Boze Sollicitanten: Invloed van Procedurele en Distributieve Rechtvaardigheidspercepties en de Modererende Rol van Faalangst.
1. Inleiding Een optimaal selectieproces is voor organisaties op de huidige arbeidsmarkt van essentieel belang om competitief voordeel op de concurrentie te verwerven. Uit onderzoek van Schmitt en Gilliland (1992) blijkt echter dat de reactie van sollicitanten op het testen en de selectiebeslissing vaak vergeten wordt, ondanks het belang ervan voor organisaties. Een specifiek belangrijke, in huidig onderzoek belichte sollicitantenreactie is “boosheid”, aangezien deze diverse negatieve gevolgen heeft. Werkgevers kunnen door boosheid van sollicitanten en daarmee gepaard gaande gevolgen op velerlei wijzen schade oplopen. Boze sollicitanten zullen uit verzet tegen de organisatie (Van den Bos, 2000), in een selectieprocedure eerder afhaken. Zo ontstaat het gevaar van een financiële strop door een selectieprocedure die eindigt zonder geschikte kandidaat (Murpy, 1986). Ook kan gedacht worden aan heimelijk of openlijk verzet (Van den Bos, 2000), door laster van de sollicitant welke de organisatie reputatieschade kan berokkenen. Boosheid kan zelfs tot gezondheidsklachten leiden zoals bijvoorbeeld hart- en vaatziekten (Chida & Steptoe, 2009). Er zijn diverse redenen waarom mensen boos worden. Mensen worden boos wanneer ze gehinderd worden in het bereiken van hun doelen (Scherer, Schorr, & Johnstone, 2001), of ondergewaardeerd worden. Hierbij speelt rechtvaardigheid een belangrijke rol. Verscheidene studies laten zien dat percepties van procedurele en distributieve rechtvaardigheid op verschillende wijze van invloed kunnen zijn op de boosheidreactie van een persoon (Barclay, Skarlicki, & Pugh, 2005; Williams, 1999). Het eerste deel van de vraagstelling van huidig onderzoek luidt: Is er een verband tussen procedurele en distributieve rechtvaardigheid en boosheid bij sollicitanten? De eerste verwachting in huidig onderzoek is dat er een negatieve
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 6 samenhang bestaat tussen de gepercipieerde procedurele en distributieve rechtvaardigheid en de ervaren boosheid van de sollicitant. Het tweede deel van de onderzoeksvraag en de verwachtingen hieromtrent worden nu eerst verder ingeleid. Niet iedereen wordt even boos, mensen verschillen in de mate waarin ze belang hechten aan rechtvaardigheid. Uit onderzoek van Van den Bos en Lind (2002) blijkt dat onzekerheid hierbij een rol speelt. Het Uncertainty Management Model (Van den Bos & Lind, 2002) stelt dat mensen rechtvaardigheidspercepties gebruiken om te kunnen omgaan met allerlei soorten van onzekerheden in het leven, wat ertoe leidt dat onzekere mensen meer behoefte hebben of belang hechten aan een rechtvaardige behandeling (Vermunt, Van Knippenberg, Van Knippenberg, & Blaauw, 2001). Onzekerheid is gerelateerd aan de cognitieve staat van faalangst (Zeidner, 1998). Proost, Derous, Schreurs, Hagtvet en De Witte (2008) hebben faalangst in de selectiecontext verder onderverdeeld in zelfgerefereerde en andergerefereerde faalangst. Beide vormen zorgen voor onzekerheid maar op een andere wijze. Om de verschillende werking van beide vormen van faalangst te verhelderen, zal een beroep gedaan worden op het Relationele Autoriteitsmodel van Tyler en Lind (1992). Dit model stelt dat de rechtvaardigheid van procedures informatie verstrekt over het zelf en de eigen identiteit, wat belangrijk is voor iemand die hoog scoort op zelf-gerefereerde angst. Daarnaast levert het model informatie die relevant is voor de sociale reputatie, waar vooral sollicitanten die hoog scoren op andergerefereerde angst veel belang aan hechten. Het tweede deel van de vraagstelling luidt dan ook: wat is het modererend effect van zelfgerefereerde en andergerefereerde faalangst op het verband tussen procedurele- en distributieve rechtvaardigheid en boosheid bij sollicitanten. In huidig onderzoek is de tweede verwachting dat zelfgerefereerde faalangst een modererende rol speelt bij de negatieve samenhang tussen procedurele rechtvaardigheidspercepties en boosheid. Ten derde wordt verwacht dat andergerefereerde
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 7 faalangst een modererende rol speelt bij de negatieve samenhang tussen procedurele rechtvaardigheidspercepties en boosheid. Als laatste, ten vierde, wordt verwacht dat andergerefereerde faalangst een modererende rol speelt bij de negatieve samenhang tussen distributieve rechtvaardigheidspercepties in de selectiecontext en boosheid na afloop van de procedure. Als moderator op procedurele of distributieve rechtvaardigheid is faalangst niet eerder onderzocht binnen de selectiecontext en hierin ligt de specifieke meerwaarde van huidig onderzoek. Het werpt nieuw licht op rechtvaardigheidspercepties door de onderzoekssetting (selectiecontext) en de onderzoeksopzet (onderzoek vanuit de emotie boosheid, daarbij kijkend naar de modererende rol van cognities voortkomend uit faalangst, op de vorming van rechtvaardigheidspercepties). De theoretische doelstelling is, in lijn met het literatuuroverzicht van Ryan en Ployhart (2000), verheldering van de relatie tussen de emotie boosheid en procedurele en distributieve rechtvaardigheid gemodereerd door de cognities die gepaard gaan met faalangst (een vorm van onzekerheid) in de selectiesetting (zie Bijlage 1: Figuur 1). De variabelen in huidig onderzoek (boosheid, distributieve rechtvaardigheid, procedurele rechtvaardigheid en faalangst) zullen in omschreven volgorde in de volgende paragrafen verder worden toegelicht.
1.1 Boosheid bij sollicitanten Boosheid is een negatieve, naar buiten gerichte emotie (Van Knippenberg & De Cremer, 2007). De definitie van boosheid luidt volgens Berkowitz en Harmon-Jones (2004): “Boosheid is een syndroom van relatief specifieke gevoelens, cognities en fysiologische reacties, associatief gekoppeld aan de drang om enkele doelen te raken” (p. 108). De relatief specifieke gevoelens die een rol spelen bij boosheid kunnen meerdere gradaties omvatten. Lagere gradaties bevatten bijvoorbeeld gevoelens van irritatie of ergernis,
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 8 bij hoge gradaties is er sprake van woede of zelfs razernij (Berkowitz & Harmon-Jones, 2004). Ellsworth en Smith (1988) en Scherer et al. (2001) stellen dat boosheid veroorzaakt wordt door een externe bron. Iets of iemand wordt verantwoordelijk geacht voor de boosheid (Lazarus, 1991). Verder tonen diverse analyses aan dat de uitlokking opgevat moet worden als persoonlijk significant, of een doel of motivationele relevantie moet bevatten, om een boze reactie te laten ontstaan (Frijda, 1993; Scherer et al., 2001). Het selectieproces is voor de sollicitant niet alleen persoonlijk significant, maar ook relevant voor de persoonlijke doelstellingen van de sollicitant aangezien het bepalend is voor het arbeidsgericht toekomstperspectief. Het door de sollicitant gepercipieerde vermogen om succesvol te presteren tijdens de selectieprocedure mag hierbij niet uit het oog worden verloren. Zoals al eerder gesteld worden mensen boos wanneer ze gehinderd worden in het bereiken van hun doelen (Scherer et al., 2001) (p. 115), of ondergewaardeerd worden. Deze hinder of onderwaardering kan worden ervaren als onrechtvaardig. Specifiek tonen verschillende studies aan dat onrechtvaardigheid boosheid uitlokt (bijvoorbeeld Folger, Rosenfield, Grove, & Corkran, 1979; Lazarus, 1991; Van den Bos, Poortvliet, Maas, Miedema & Van den Ham, 2005). Volgens Lazarus (1991) wordt boosheid geactiveerd om de eigenwaarde te behouden of te verhogen bij aanvallen en ontstaat boosheid wanneer de persoon gelooft dat de (vernederende) aanval (i.e., onrechtvaardigheid) het best beantwoord kan worden door een tegenaanval. In de volgende paragraaf zal verder ingegaan worden op (on)rechtvaardigheid als uitlokker van boze reacties bij sollicitanten.
1.2 Rechtvaardigheidspercepties Rechtvaardigheidsonderzoek binnen organisaties is voornamelijk gedaan om distributieve rechtvaardigheid te onderscheiden van procedurele rechtvaardigheid (Van den
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 9 Bos, Vermunt, & Wilke, 1997). Distributieve rechtvaardigheid wordt door Bierhoff, Cohen, en Greenberg (1986) geformuleerd als rechtvaardigheid van uitkomstverdelingen door organisaties. Procedurele rechtvaardigheid wordt door Folger en Greenberg (1985) geformuleerd als rechtvaardigheid van procedures die gebruikt worden om onderscheid te maken in gewaardeerde organisatorische uitkomsten. Verscheidene studies (Barclay et al., 2005; Hauenstein, McGonigle, & Flinder, 2001; Williams, 1999) laten zien dat percepties van procedurele en distributieve rechtvaardigheid van invloed zijn op de boosheidreactie van een persoon. Ook uit onderzoek van Murphy (2009) en Murphy en Tyler (2008) blijkt dat procedurele rechtvaardigheidspercepties een rol spelen in de mate waarin mensen boosheid ervaren. Binnen de selectiecontext is een rechtvaardige behandeling en uitkomst essentieel. Wanneer sollicitanten gedurende de selectieprocedure deze rechtvaardigheid niet percipiëren, zullen zij de situatie als onveilig bestempelen, zich ondergewaardeerd of aangevallen voelen (zie Lazarus, 1991) en bozer worden. Hieruit is de eerste hypothese afgeleid: Hypothese 1: De mate waarin sollicitanten procedurele en distributieve rechtvaardigheid percipiëren in de selectiecontext hangt negatief samen met de ervaren boosheid van de sollicitant. Door Van den Bos en Lind (2002) is aangetoond dat er inter-persoonlijke verschillen bestaan in de mate waarin mensen waarde hechten aan rechtvaardigheid en dat er een samenhang bestaat met onzekerheid. Hieruit kan worden afgeleid dat dus niet iedereen even boos zal worden als hij of zij onrechtvaardig behandeld wordt. In het volgende deel zal het theoretisch kader omtrent rechtvaardigheidspercepties verder worden toegelicht.
1.3 Theoretisch kader In huidig onderzoek zijn twee theoretische modellen van belang: het Uncertainty Management Model en het Relationele Autoriteitsmodel. Het Uncertainty Management
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 10 Model (Van den Bos & Lind, 2002) stelt dat rechtvaardigheidsinformatie nodig is om te kunnen copen oftewel omgaan met allerlei soorten van onzekerheden in ons leven. Om precies te zijn suggereert dit model dat hoe hoger de mate van onzekerheid die mensen ervaren, hoe meer men gebruik wil maken van rechtvaardigheidsinformatie. Procedurele en distributieve rechtvaardigheid bijvoorbeeld, worden dan gebruikt als een cognitief meetinstrument om meer duidelijkheid te verschaffen in de onzekerheid die wordt ervaren. Rechtvaardige procedures en uitkomsten indiceren dat de situatie veilig is en dit zal onzekerheid reduceren. Vooral onzekere mensen hebben veel behoefte aan rechtvaardigheid (Vermunt et al., 2001). Uit diverse onderzoeken is gebleken dat persoonlijke onzekerheid bij mensen leidt tot sterkere reacties richting (on)rechtvaardige situaties (Maas & Van den Bos, 2006; Van den Bos, 2001; Van den Bos et al., 2005) omdat ze onzeker zijn of worden herinnerd aan dingen waar ze onzeker over zijn, wat sterke affectieve processen in gang zet. Onzekerheid kan tot uiting komen op verschillende vlakken. Mensen gebruiken procedures om zowel informatie over het zelf als de sociale reputatie te verkrijgen (Lind & Tyler, 1988). Over deze twee aspecten kan onzekerheid bestaan die door procedurele en distributieve rechtvaardigheid kan worden gereduceerd. Beide vormen van rechtvaardigheid zijn wellicht niet even effectief in het verminderen van onzekerheid op deze twee vlakken. In een meta-analyse van Hauenstein et al. (2001) is aangetoond dat de relatie tussen procedurele en distributieve rechtvaardigheid sterk is, maar er ook substantieel bewijs is voor verschillen tussen beide variabelen. Zo reduceren procedurele en distributieve rechtvaardigheid de verschillende vormen van onzekerheid op een andere wijze. Procedurele rechtvaardigheid kan zowel onzekerheid over het zelf als over de sociale reputatie reduceren. Mensen die zich in een inter-persoonlijke relatie met een autoriteit bevinden, gebruiken procedures om informatie over zichzelf, de eigen identiteit en de sociale reputatie te verkrijgen (Lind & Tyler, 1988;
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 11 Tyler & Lind, 1992). Wanneer gezaghebbers rechtvaardige procedures toepassen dragen deze respect en waardering uit voor de medewerker (Lind & Tyler, 1988; Tyler & Lind, 1992). Distributieve rechtvaardigheid zal (in lijn met procedurele rechtvaardigheid volgens Hauenstein et al., 2001) onzekerheid over de sociale reputatie reduceren. Het Relationele Autoriteitsmodel (Tyler & Lind 1992) stelt dat de rechtvaardigheid van procedures informatie verstrekt die relevant is voor de sociale reputatie, en de behoefte om er bij te horen. Zoals al eerder gesteld communiceren de rechtvaardige procedures die toegepast worden door gezaghebbers respect en waardering voor de medewerker (Lind & Tyler, 1988; Tyler & Lind, 1992). De uitkomstdistributies (die voortkomen uit de toegepaste procedures) zijn zichtbaar voor anderen en beïnvloeden het beeld wat deze anderen van de sollicitant hebben, en daaruit voortvloeiend ook de sociale reputatie van de sollicitant. Onzekerheid over het zelf en de sociale reputatie kan in de selectiesetting tot uitdrukking komen in faalangst. In de volgende paragraaf wordt dit verder toegelicht.
1.4 Faalangst Zoals eerder gesteld is onzekerheid een cognitieve staat, die in de selectiecontext bij sollicitanten regelmatig aanwezig is. Onzekerheid in de selectiecontext kan zich uiten in faalangst. Faalangst wordt in dit onderzoek gedefinieerd (deels in lijn met Sarason, 1980) als een cognitieve staat met psychologische en gedragsmatige bijverschijnselen, die wordt ervaren in evaluatieve situaties. Wanneer de sollicitant faalangstig is, zal deze in lijn met de stelling van Lazarus (1991), sneller zaken als een aanval op de eigenwaarde interpreteren en meer in de tegenaanval gaan of boos worden. Faalangstige sollicitanten hebben meer behoefte aan een rechtvaardige behandeling om de onzekerheid die ze ervaren te reduceren.
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 12 Door Liebert en Morris (1967) is faalangst onderverdeeld in een cognitieve component (zorgen) en een emotionele component (emotionaliteit). In lijn met bovenstaande definitie ligt de focus in dit onderzoek op het cognitief facet van faalangst. Hagtvet, Man en Sharma (2001) hebben in de onderwijscontext aangetoond dat het cognitieve facet van faalangst of de verwachtingen om te mislukken gerepresenteerd worden door twee aspecten in observaties, namelijk het bezorgdheidaspect en het referentaspect. Het bezorgdheidaspect omvat de deelaspecten in observaties waarover personen zich bezorgd maken. Het referentaspect, omvat de potentiële evaluator(en) van de negatieve uitkomsten (Hagtvet et al., 2001) en is verder opgesplitst in het “zelf” en “significante anderen”. Door onderzoek van Proost et al. (2008) is de theorie van Hagtvet et al. (2001) verder uitgewerkt in de selectiecontext. “Significante anderen” zijn volgens Proost et al. (2008) voor de sollicitant betekenisvolle personen (bijvoorbeeld de assessor, andere sollicitanten, vrienden of familie), die zowel fysiek als in de gedachte van de sollicitant aanwezig kunnen zijn in de selectiecontext. Deze aspecten van faalangst zijn ondergebracht onder de definities zelfgerefereerde en andergerefereerde faalangst. Volgens Proost et al. (2008) maakt de sollicitant met zelfgerefereerde faalangst zich zorgen over een lage score aangezien hij of zij alleen zichzelf verwijten kan maken. De sollicitant die andergerefereerde faalangst ervaart maakt zich meer zorgen over de reactie van significante anderen op de lage score, en of zijn of haar vakkundigheid door deze significante anderen in twijfel wordt getrokken (Proost et al., 2008). Beide vormen van faalangst representeren een andere vorm van onzekerheid en sorteren eigen effecten in hun modererende rol. Zoals gesteld door Lind en Tyler (1988) en Tyler en Lind (1992) gebruiken mensen in een inter-persoonlijke relatie met een autoriteit procedures om informatie over zichzelf en de eigen identiteit te verkrijgen. Aangezien sollicitanten met zelfgerefereerde faalangst zich het meest richten op het eigen functioneren binnen de selectiecontext, maken zij zich meer zorgen
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 13 over de rechtvaardigheid van de gehanteerde procedures die de eigenwaarde van de sollicitant kunnen ondersteunen. Hieruit is de tweede hypothese afgeleid: Hypothese 2: Zelfgerefereerde faalangst modereert de negatieve samenhang tussen procedurele rechtvaardigheidspercepties en boosheid, in die zin dat de relatie tussen procedurele rechtvaardigheidspercepties en boosheid sterker zal zijn voor sollicitanten met hogere zelfgerefereerde faalangst dan voor sollicitanten met lagere zelfgerefereerde faalangst. Onzekerheid en faalangst spelen ook een rol op het vlak van sociale reputatie. Mensen verschillen in de mate waarin ze bezorgd zijn om hun sociale reputatie. Van nature zijn mensen zeer gemotiveerd om een positief imago te behouden (Leary, 2001). In een serie van studies hebben De Cremer en Sedikides (2006) onderzocht of individuele verschillen in waardering van sociale reputatie de invloed van procedurele rechtvaardigheid op menselijke reacties beïnvloedt. Deze studies toonden aan dat procedurele rechtvaardigheid inderdaad meer invloed had op menselijke reacties wanneer de participanten een hoge reputatiewaardering rapporteerden. Door rechtvaardige procedures toe te passen, kunnen leiders respect en waardering communiceren jegens hun medewerkers (Lind & Tyler, 1988; Tyler & Lind, 1992). Sollicitanten met andergerefereerde faalangst richten zich vooral op de reactie van significante anderen op hun functioneren en hechten belang aan hun reputatie. Zij maken zich vanuit deze context zorgen over de rechtvaardigheid van de gehanteerde procedures aangezien deze een indicatie geven van de sociale reputatie van de sollicitant en omdat deze de eigenwaarde en prestaties van de sollicitant kunnen ondersteunen. Hieruit is de derde hypothese afgeleid: Hypothese 3: Andergerefereerde faalangst modereert de negatieve samenhang tussen procedurele rechtvaardigheidspercepties en boosheid, in die zin dat de relatie tussen procedurele rechtvaardigheidspercepties en boosheid sterker zal zijn voor sollicitanten
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 14 met hogere andergerefereerde faalangst dan voor sollicitanten met lagere andergerefereerde faalangst. Literatuur over sociaal refereren toont aan dat mensen bezorgd zijn over de reacties van anderen omdat ze de referentie van anderen nodig hebben om zo helderheid te verschaffen in een emotioneel onzekere situatie (Campos & Sternberg, 1981). Hierbij speelt de sociale reputatie weer een belangrijke rol (Lind & Tyler, 1988; Tyler & Lind, 1992). Distributieve rechtvaardigheid is voor sollicitanten belangrijk omdat de uitkomsten van een selectieprocedure zichtbaar zijn voor de buitenwereld. Sollicitanten met andergerefereerde faalangst richten zich voornamelijk op de reactie van significante anderen. Zij maken zich meer zorgen over de rechtvaardigheid van de uitkomst die voor anderen het meest zichtbaar is aangezien deze de sociale reputatie (on)gunstig beïnvloedt. Hieruit is de vierde hypothese afgeleid: Hypothese 4: Andergerefereerde faalangst modereert de negatieve samenhang tussen distributieve rechtvaardigheidspercepties en boosheid, in die zin dat de relatie tussen distributieve rechtvaardigheidspercepties en boosheid sterker zal zijn voor sollicitanten met hogere andergerefereerde faalangst dan voor sollicitanten met lagere andergerefereerde faalangst.
2. Methode 2.1 Participanten en Procedure Respondenten in dit onderzoek waren Vlaamse sollicitanten. Zij namen deel aan een selectieprocedure voor de functie van Penitentiair beambte voor de Belgische federale overheid. De selectieprocedure omvatte een grootschalige procedure waar kandidaten zich jaarlijks voor kunnen aanmelden. De eerste horde van de selectieprocedure bestond uit een schriftelijk examen, waarbij sollicitanten verzameld in een grote ruimte 4 uur de tijd kregen
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 15 om dit examen te maken. Op basis van de score voor dit examen, werd een rangschikking gemaakt en de geslaagde sollicitanten werden uitgenodigd voor een interview. De overige kandidaten ontvingen een afwijzingsbrief. De feedback (afwijzing of uitnodiging voor het interview) werd binnen 4 weken na het examen verzonden. Voor dit onderzoek werd op twee momenten data verzameld, voor de testafname (Tijdstip 1) en een maand na de testafname (Tijdstip 2, direct na de feedback). In totaal werden 1073 volledig ingevulde vragenlijsten verzameld op Tijdstip 1. In deze vragenlijst werd het e-mailadres van de kandidaat gevraagd voor het toesturen van de tweede vragenlijst op Tijdstip 2. Op de tweede vragenlijst (Tijdstip 2, direct na de feedback) werd een zeer lage respons waargenomen. Na verzending van een herinnering zijn uiteindelijk 172 volledig ingevulde vragenlijsten verzameld op Tijdstip 2. Veel van de e-mailadressen bleken incorrect, wat suggereert dat de non-respons niet selectief was. De demografische variabelen toonden aan dat de totale groep respondenten bestond uit 55% mannen en 45% vrouwen. De gemiddelde werkervaring lag op 14 jaar (M = 14.53, SD = 9.47), met een bereik tussen de 0 en 36 jaren. Van de sollicitanten werkte 14% al voor de federale overheid en 9% werkte als Penitentiair beambte. Ook bleek uit het onderzoek dat 37% van de sollicitanten op het moment van vragenlijstafname werkloos was. Het percentage sollicitanten met de Belgische nationaliteit was 94%.
2.2 Meetinstrumenten Alle vragenlijsten werden in het Nederlands afgenomen. Procedurele- en Distributieve rechtvaardigheidspercepties werden gemeten met The Justice Measure van Colquitt (2001) die aangepast werd aan de selectiecontext door Bell, Wiechmann en Ryan (2006). De vragenlijst bestond uit 11 items verdeeld over twee subschalen: procedurele rechtvaardigheid (7 items, α = .93) en distributieve rechtvaardigheid
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 16 (4 items, α = .93). De items konden beantwoord worden met behulp van een 5-punts likertschaal (1 = helemaal oneens; 5 = helemaal eens). Boosheid werd gemeten aan de hand van een zelfgeconstrueerde vraag met de inleiding: “Probeer terug te denken aan het moment waarop jij je resultaat op het examen voor Penitentiair beambte vernam, in de brief die je ontving van het selectiebureau. Hoe voelde jij je op dat moment?” De emotie “Ik was boos“, kon beantwoord worden op een 5-punts likertschaal (1 = helemaal niet akkoord; 5 = helemaal akkoord). Zelfgerefereerde en andergerefereerde faalangst werden gemeten met behulp van de SOAQ (Proost et al., 2008). De SOAQ bestaat uit 24 items, verdeeld over twee subschalen: Other Referenced Anxiety (12 items, α = .92) en Self-Referenced Anxiety (12 items, α = .86). Alle items konden beantwoord worden met behulp van een 4-puntsschaal (1 = helemaal oneens; 4 = helemaal eens). Controlevariabelen. Als controlevariabelen werden in dit onderzoek geslacht (0 = man; 1 = vrouw) en leeftijd meegenomen. Uit onderzoek van Haines (2001) blijkt op diverse vlakken een verschil in de ervaring van boosheid tussen mannen en vrouwen. Er bestaan ook indicaties dat oudere volwassenen minder boosheid ervaren dan jongere volwassenen (McConatha, Leone, & Armstrong, 1997; Schieman, 1999). Onderzoek van Gross et al. (1997) toonde een leeftijdgerelateerde afname aan in de ervaren intensiteit van boosheid.
2.3 Analyse Hypotheses werden getoetst aan de hand van een gemodereerde hiërarchische regressieanalyse. Tijdens deze toetsingstechniek werd gewerkt met gecentreerde scores. Hierdoor werd het probleem van multicollineariteit in de hand gehouden en zo waren interactie-effecten beter interpreteerbaar (Aiken & West, 1991). In stap één werden de controlevariabelen leeftijd en geslacht meegenomen. In stap twee werden de hoofdeffecten
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 17 nagegaan van de onafhankelijke variabelen (procedurele rechtvaardigheid en distributieve rechtvaardigheid, zelfgerefereerde faalangst en andergerefereerde faalangst) op boosheid. In stap drie werden de interactietermen ingevoegd. Voor de significante interacties werden plots geconstrueerd en simple slopes analyses uitgevoerd volgens de procedure van Aiken en West (1991) .
3. Resultaten 3.1 Descriptieve statistieken en correlaties De descriptieve statistieken en correlaties tussen de variabelen in deze studie staan weergegeven in Tabel 1. Tabel 1 Gemiddelden en standaarddeviaties van variabelen en correlaties tussen variabelen (N = 172).
M
SD
2
3
4
1. Leeftijd
35.34
9.38
-.00
.15*
2. Geslacht
1.45
.50
-.05
3. Boosheid
1.68
1.14
4. Zelfgerefereerde
2.37
.57
1.97
.61
3.68
.62
3.34
1.04
5
6
-.06
-.09
-.13*
-.06
-.16*
.03
.03
.19**
-.49**
-.60**
.67**
-.05
-.04
-.11
-.04
.14*
7
-.11
faalangst 5. Andergerefereerde faalangst 6. Procedurele rechtvaardigheid 7. Distributieve rechtvaardigheid
Noot. *: p <.05, **: p <.01.
.62**
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 18
Boosheid correleerde significant negatief met procedurele rechtvaardigheid en met distributieve rechtvaardigheid. Daarnaast correleerde boosheid significant positief met zelfgerefereerde faalangst en met andergerefereerde faalangst. Zelfgerefereerde- en andergerefereerde faalangst correleerden niet significant met procedurele of distributieve rechtvaardigheid.
3.2 Toetsing der hypotheses De resultaten van de hiërarchische regressieanalyse die ter toetsing voor de vier hypotheses werd uitgevoerd staan weergegeven in Tabel 2. Tabel 2 Resultaten van de hiërarchische regressieanalyse voor de variabelen die boosheid voorspellen bij sollicitanten (N = 172). Variabelen
B
SE B
β
Leeftijd
.018
.009
.149
Geslacht
-.117
.173
-.051*
Leeftijd
.011
.007
.092
Geslacht
-.019
.138
-.008
Zelfgerefereerde
.025
.092
.022
.167
.094
.146
-.186
.087
-.164*
-.545
.087
-.479**
.012
.007
.097
Stap 1
Stap 2
Faalangst Andergerefereerde Faalangst Procedurele Rechtvaardigheid Distributieve Rechtvaardigheid Stap 3 Leeftijd
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 19 Geslacht
-.075
.135
-.033
Zelfgerefereerde
.048
.088
.042
.119
.092
.104
-.220
.087
-.193*
-.488
.087
-.429**
Interactie ZFAxProc. R.
-.245
.089
-.218**
Interactie AFAxProc. R.
.104
.091
.095
Interactie AFAxDist. R.
-.176
.065
-.173**
Faalangst Andergerefereerde Faalangst Procedurele Rechtvaardigheid Distributieve Rechtvaardigheid
Noot. R² = .03 voor Stap 1; ΔR² = .39 voor Stap 2; ΔR² = .06 voor Stap 3. *p < .05 **p < .01.
Hypothese 1 voorspelde dat er een negatieve samenhang bestaat tussen procedurele en distributieve rechtvaardigheidspercepties en boosheid. Deze negatieve samenhang bleek significant, de hypothese werd bevestigd. Een significante negatieve relatie werd gevonden zowel voor procedurele rechtvaardigheid en boosheid als voor distributieve rechtvaardigheid en boosheid. In lijn met Hypothese 2 werd een significant modererend effect gevonden van zelfgerefereerde faalangst op de negatieve samenhang tussen procedurele rechtvaardigheidspercepties en boosheid. Enkelvoudige plotanalyse en simple slopes analyses (Aiken & West, 1991) ondersteunden verder hypothese 2 (zie Bijlage 2: Figuur 2). De relatie tussen procedurele rechtvaardigheid en boosheid was significant negatief voor sollicitanten met een hoge score op zelfgerefereerde faalangst, β = -.478, t = -3.933, p = .000, maar was niet significant voor sollicitanten met een lage score op zelfgerefereerde faalangst, β = .198, t = 1.485, p > .05.
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 20 Hypothese 3 voorspelde dat er sprake was van een modererend effect van andergerefereerde faalangst bij sollicitanten op de negatieve samenhang tussen procedurele rechtvaardigheidspercepties en boosheid. De interactie bleek niet significant. De hypothese werd niet bevestigd. In lijn met Hypothese 4 werd een significant modererend effect gevonden van andergerefereerde faalangst op de negatieve relatie tussen distributieve rechtvaardigheid en boosheid (zie Bijlage 3: Figuur 3). Eenvoudige plotanalyse en simple slopes analyses (Aiken & West, 1991), ondersteunden deze hypothese en toonden aan dat de relatie tussen distributieve rechtvaardigheid en boosheid significant negatief was voor sollicitanten die hoog scoorden op andergerefereerde faalangst, β = -.711, t = -6.797, p =.000, maar niet significant was voor sollicitanten die laag scoorden op andergerefereerde faalangst, β = -.151, t = -1.186, p > .05.
4. Discussie 4.1 Doel en meerwaarde van het onderzoek Het doel van het huidige onderzoek was om in lijn met het literatuuroverzicht van Ryan en Ployhart (2000) de relatie te verhelderen tussen boosheid en rechtvaardigheidspercepties van sollicitanten en de modererende rol hierbij van faalangst. De meerwaarde van dit onderzoek is dat het zowel richt op moderatoren van procedurele- en distributieve rechtvaardigheidspercepties (zelfgerefereerde- en andergerefereerde faalangst), als op consequenties ervan (de emotie boosheid). De modererende rol van zelfgerefereerde en andergerefereerde faalangst is op het vlak van procedurele- en distributieve rechtvaardigheidspercepties niet eerder op wetenschappelijke basis onderzocht.
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 21 4.2 Bevindingen De resultaten toonden aan dat er een significante negatieve samenhang bestaat tussen procedurele rechtvaardigheid en distributieve rechtvaardigheid en de emotie boosheid. Dit is in lijn met eerder onderzoek (bijvoorbeeld Barclay et al., 2005; Williams, 1999) waaruit bleek dat procedurele en distributieve rechtvaardigheidspercepties op verschillende wijze van invloed kunnen zijn op de boosheidreactie van een persoon. De resultaten toonden aan dat zelfgerefereerde faalangst een significant modererend effect had op de relatie tussen procedurele rechtvaardigheid en de boosheidreactie. Zelfgerefereerde faalangst blijkt een niet te onderschatten moderator voor procedurele rechtvaardigheid en boosheid naar aanleiding van de selectieprocedure. Dit is geheel nieuwe informatie die het theoretisch kader van rechtvaardigheid verder aanvult. Wanneer de modererende rol van zelfgerefereerde faalangst voor procedurele rechtvaardigheid wordt erkend en er rekening mee wordt gehouden door de organisatie en het selectiebureau (zie 4.4 Praktische implicaties), zal dit boosheid van sollicitanten naar aanleiding van de selectieprocedure verminderen. Zo kunnen effecten van boosheid voor de organisatie worden geminimaliseerd. Uit de resultaten bleek dat er geen sprake was van een modererend effect van andergerefereerde faalangst bij sollicitanten op de negatieve samenhang tussen procedurele rechtvaardigheidspercepties en boosheid. Reden hiervoor zou kunnen zijn dat significante anderen voor sollicitanten met andergerefereerde faalangst misschien vooral mensen zijn buiten de selectiecontext (en niet de selecteur). Dit impliceert dan dat sociale reputatie vooral afhankelijk is van de reactie van mensen buiten de selectiecontext (significante anderen) die slechts de uitkomst van het selectieproces zien. Aangezien deze significante anderen geen zicht hebben op de procedures, kan gesuggereerd worden dat er geen interactie is met procedurele rechtvaardigheid.
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 22 Andergerefereerde faalangst had een significant modererend effect op de relatie tussen distributieve rechtvaardigheid en de ervaren boosheid. Andergerefereerde faalangst is een belangrijke moderator op het vlak van distributieve rechtvaardigheid. Ook dit is een aanvulling op het bestaande theoretisch kader omtrent rechtvaardigheid. De modererende rol van andergerefereerde faalangst dient te worden erkend en zal door de organisatie en het selectiebureau moeten worden ondervangen (zie 4.4 Praktische implicaties). Zo kan boosheid bij sollicitanten naar aanleiding van de selectieprocedure effectief worden gereduceerd. In dit onderzoek is de modererende rol van faalangst op rechtvaardigheidspercepties en boosheid na afloop van de selectieprocedure voor het eerst aangetoond. Duidelijk is dat deze factor niet mag worden onderschat wanneer men de selectie-ervaring voor de sollicitant wil optimaliseren.
4.3 Beperkingen en suggesties voor toekomstig onderzoek Dit onderzoek kent een aantal beperkingen. De methodologische beperkingen liggen op het rapportagevlak. Data zijn verzameld via zelfrapportage. Dit behelst een zekere mate van subjectiviteit. Door een gestructureerd interview en een observatielijst (af te nemen en in te vullen door een ervaren psycholoog) toe te voegen aan het onderzoek, kunnen de verbanden tussen de mate van faalangst, cognitieve en affectieve rechtvaardigheidscues en emoties op een meer objectieve basis worden beoordeeld en gemeten. Deze redenering wordt ook ondersteund door de bevindingen in huidig onderzoek. Hierin is gebleken dat de relatie tussen distributieve rechtvaardigheid en boosheid werd gemodereerd door faalangst. In dit onderzoek zijn slechts twee vormen van rechtvaardigheidspercepties meegenomen, namelijk procedurele rechtvaardigheid en distributieve rechtvaardigheid. Door Colquitt et al. (2001), worden echter vier vormen van rechtvaardigheid onderscheiden namelijk: distributieve-, procedurele-, interpersoonlijke- en informationele rechtvaardigheid.
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 23 In lijn met het literatuuroverzicht van Ryan en Ployhart (2000) is verder systematisch onderzoek inzake de verschillende determinanten en uitkomsten van de vier rechtvaardigheidspercepties van belang. Zij spelen namelijk ieder een eigen rol binnen het spectrum van rechtvaardigheid (Colquit et al., 2001). Suggesties voor verder onderzoek zijn om de samenhang tussen inter-persoonlijke- en informationele rechtvaardigheidspercepties en boosheid verder te verhelderen in de selectiecontext. In lijn met onderzoek van Barclay et al. (2005) en Williams (1999) en huidig onderzoek, is de verwachting dat er zowel voor inter-persoonlijke- als voor informationele rechtvaardigheid een negatieve samenhang zal blijken met boosheid. De modererende rol van zelfgerefereerde en andergerefereerde faalangst vraagt om verder onderzoek op het vlak van inter-persoonlijke- en informationele rechtvaardigheid. Verwacht wordt dat zelfgerefereerde faalangst een modererend effect heeft op de negatieve samenhang tussen zowel inter-persoonlijke rechtvaardigheid als informationele rechtvaardigheid en boosheid, in lijn met het Uncertainty Management Model (Van den Bos & Lind, 2002) wat stelt dat mensen rechtvaardigheidsinformatie nodig hebben om te kunnen omgaan met onzekerheid. Ook heeft onderzoek van Barclay et al. (2005) een negatieve relatie tussen interactionele rechtvaardigheid (verder op te splitsen in inter-persoonlijke- en informationele rechtvaardigheid) en woede aangetoond. Voor andergerefereerde faalangst liggen deze verwachtingen voor moderatie er niet. Inter-persoonlijke- en informationele rechtvaardigheid zijn vooral zichtbaar binnen de selectiecontext. Daardoor zal andergerefereerde faalangst geen modererende rol spelen aangezien het effect op de sociale reputatie van inter-persoonlijke en informationele rechtvaardigheid minimaal is. Bovenstaande onderzoekssuggesties zijn van belang om theorievorming inzake rechtvaardigheidspercepties en haar moderatoren verder te completeren. Met verdiept inzicht in de rechtvaardigheidspercepties van de sollicitant kan het selectieproces voor zowel de
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 24 organisatie als de sollicitant verder worden geoptimaliseerd. Aanvullend onderzoek geeft meer inzicht in de wijze waarop de organisatie boosheid bij sollicitanten kan voorkomen.
4.4 Praktische implicaties De maatschappelijke (praktische) relevantie van het onderzoek was gelegen in het inzicht in de relatie tussen de cognities en emoties van de sollicitant. Met deze kennis kunnen aanbevelingen worden gedaan om de selectieprocedure te verbeteren voor zowel sollicitant, selecteur, als werkgever. Voor organisaties is het van belang de invloed te onderkennen van rechtvaardigheidspercepties voor de selectiecontext, maar ook de invloed van zelfgerefereerde en andergerefereerde faalangst mag niet worden vergeten. De organisatie kan door toepassing van rechtvaardige procedures, onzekerheid bij kandidaten wegnemen. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat het gebruik van rechtvaardige procedures een positief effect heeft op de eigenwaarde van de desbetreffende persoon (Koper et al., 1993; Shroth & Shah, 2000). Dit zal onzekerheid (en daaraan gerelateerd faalangst) reduceren. Openheid is voor de organisatie een sleutelwoord. Rechtvaardigheid is niet voor iedereen even belangrijk. In huidig onderzoek bleek dat het meer van belang is voor mensen met (een bepaalde vorm van) faalangst en hieruit zijn de volgende suggesties geformuleerd: Het selectiebureau kan door middel van een (online) vragenlijst inventariseren of er bij sollicitanten die voor een selectieonderzoek worden opgeroepen, sprake is van onzekerheid en faalangst. Met behulp van een korte (online) training voorafgaand aan het selectieonderzoek kan op een kosteneffectieve wijze een positieve invloed worden uitgeoefend op faalangst bij sollicitanten en de vorming van rechtvaardigheidspercepties gedurende de selectieprocedure, alsook op de ervaren boosheid na afloop van de selectieprocedure. Deze korte training zou gefundeerd kunnen worden op Mindfulness Based Stress Reduction (MBSR) (Miller, Fletcher
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 25 & Kabat-Zinn, 1995). Deze vorm van aandachtstraining is effectief gebleken bij stress gerelateerde klachten en kan de interfererende gedachten (over het tekort schietende zelf of het falen in de ogen van anderen) van faalangstige kandidaten verminderen. Door vooraf al volledige openheid van selectiemethodes en algemene werkwijze oftewel selectieprocedures (gehanteerd door het selectiebureau) te geven wordt acceptatie van de selectiesituatie bevorderd en daarmee onzekerheid (en faalangst) bij sollicitanten over procedures teruggedrongen. Dit zal de procedurele rechtvaardigheidspercepties gunstig beïnvloeden en boosheid naar aanleiding van de selectieprocedure uit onbegrip voor de selectieprocedures minimaliseren. Tussentijds en na afloop sollicitanten de ruimte te bieden om “stoom af te blazen” kan de opgebouwde stress door deelname aan het selectieonderzoek laten afnemen. Dit zal onzekerheid bij sollicitanten gedurende het selectieproces verminderen. Wanneer sollicitanten de mogelijkheid krijgen om feedback te leveren over de selectie ervaring aan het selectiebureau, kan dit sollicitanten een groter gevoel van controle over de eigen situatie geven, wat een afname van zelfgerefereerde faalangst zal bewerkstelligen. Daarnaast zal het de percepties van de kandidaat meer richten op gelijkwaardigheid tussen selecteur en sollicitant. Dit zal andergerefereerde faalangst verminderen wanneer de sollicitant zich zorgen maakt om de reactie of uitkomstdistributies van de selecteur of de reactie van significante anderen. De inhoud en vorm van feedback die wordt geleverd is voor sollicitanten van belang (Schuler, 1993) en op deze wijze kan de sollicitant invloed uitoefenen op de vorm van feedback die wordt geleverd. Zo worden distributieve rechtvaardigheidspercepties bevorderd en opgekropte boosheid bij de sollicitant naar aanleiding van de selectieprocedure vermeden.
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 26 4.5. Concluderend Geconcludeerd kan worden dat huidige studie de samenhang tussen procedurele en distributieve rechtvaardigheid en boosheid heeft aangetoond en de modererende rol van faalangst hierbij heeft verhelderd in de selectiecontext. Een significante negatieve samenhang is gevonden tussen rechtvaardigheidspercepties en boosheid. Daarnaast is een significant moderatie effect gebleken voor hoge zelfgerefereerde faalangst op procedurele rechtvaardigheid en hoge andergerefereerde faalangst op distributieve rechtvaardigheid en boosheid die uit de selectieprocedure voortkwam.
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 27 Referenties Aiken, L.S., & West, S.G. (1991). Multiple regression: Testing and interpreting interactions. Thousand Oaks: Sage. Barclay, L. J., Skarlicki, D. P., & Pugh, S. D. (2005). Exploring the role of emotions in injustice perceptions and retaliation. Journal of Applied Psychology, 90, 629-643. Bell, B.S., Wiechmann, D., & Ryan, A.M. (2006). Consequences of organisational justice expectations in a selection system. Journal of Applied Psychology, 91, 455-466. Berkowitz, L. & Harmon-Jones, E. (2004). Toward an understanding of the determinants of anger. Emotion, 4, 107-130. Bierhoff, H.W., Cohen, R.L., & Greenberg, J. (1986). Justice in social relations. New York: Plenum. Campos, J.J., & Sternberg, C. (1981). Perception, appraisal, and emotion: The onset of social referencing. In M.E. Lamb & L.R. Sherrod (Eds.), Infants social cognition: Empirical and theoretical considerations (pp. 273-314). Hillsdale, NJ: Erlbaum. Chida, Y. & Steptoe, A. (2009). The association of anger and hostility with future coronary heart disease: A meta-analytic review of prospective evidence. Journal of the American College of Cardiology, 53, 936-946. Colquitt, J. A. (2001). On the dimensionality of organizational justice: A construct validation of a measure. Journal of Applied Psychology, 86, 386-400. Colquitt, J. A., Conlon, D. E., Wessen, M. J., Porter, C. O. L. H., & Yee Ng, K. (2001). Justice at the millennium: A meta-analytic review of 25 years of organizational justice research. Journal of Applied Psychology, 86, 425-445. De Cremer, D., & Sedikides, C. (2006). “How am I looked upon?”: Reputational implications of procedural fairness. Manuscript submitted for publication.
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 28 Ellsworth, Ph. C., & Smith, C. A. (1988). From appraisal to emotion: Differences among unpleasant feelings. Motivation and Emotion, 12, 271-302. Folger, R., & Greenberg, J. (1985). Procedural justice: An interpretive analysis of personnel systems. Research in Personnel and Human Resources Management, 3, 141-183. Folger, R., Rosenfield, D., Grove, J., & Corkran, L. (1979). Effects of “voice” and peer opinions on responses to inequity. Journal of Personality and Social Psychology, 37, 2253-2261. Frijda, N.H. (1993). The place of appraisal in emotion. Cognition & Emotion, 7, 357-387. Gross, J. J., Carstensen, L. L., Pasupathi, M., Tsai, J., Skorpen, C. G., & Hsu, A. Y. C. (1997). Emotion and aging: Experience, expression, and control. Psychology and Aging, 12, 590–599. Hagtvet, K.A, Man, F., & Sharma, S. (2001). Generalizability of self-related cognitions in test anxiety. Personality and Individual Differences, 31, 1147-1171. Haines, M. (2001). Gender and gender role in relation to anger and anger expression. Dissertation Abstracts International: Section B: The Sciences and Engineering, 61, pp. 5017. Hauenstein, M.A., McGonigle, T., & Flinder, S.W. (2001). A meta-analysis of the relationship between procedural justice and distributive justice: Implications for justice research. Employee Responsibilities and Rights Journal, 13, 39-56. Koper, G., van Knippenberg, D., Bouhuijs, F., Vermunt, R., & Wilke, H. (1993). Procedural fairness and self-esteem. European Journal of Social Psychology. 23, 313–325. Lazarus, R. S. (1991). Emotion and adaptation. New York: Oxford University Press. Leary, M.R. (2001). Living in the minds of others without knowing it. Psychological Inquiry, 12, 28-30.
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 29 Liebert, R. M., & Morris L. W. (1967). Cognitive and emotional components of test anxiety: A distinction and some initial data. Psychological Reports, 20, 975-978. Lind, E. A., & Tyler, T. R. (1988). The social psychology of procedural justice, Plenum, New York. Maas, M., & Van den Bos, K., (2006). An affective-experiental perspective on reactions to fair and unfair events: Effects of individual differences in affect intensity moderated by experiental mindsets. Manuscript submitted for publication. McConatha, J. T., Leone, F. M., & Armstrong, J. M. (1997). Emotional control in adulthood. Psychological Reports, 80, 499–507. Miller, J.J., Fletcher, K., & Kabat-Zinn, J. (1995). Three-year follow-up and clinical implications of a mindfulness meditation-based stress reduction intervention in the treatment of anxiety disorders. General Hospital Psychiatry. 17, 192-200. Murphy, K. (2009). Procedural justice and affect intensity: Understanding reactions to regulatory authorities. Social Justice Research, 22, 1-30. Murphy, K., & Tyler, T. (2008). Procedural justice and compliance behaviour: The mediating role of emotions. European Journal of Social Psychology, 38, 652-668. Murphy, K. R. (1986). When your top choice turns you down: Effects of rejected offers on utility of selection tests. Psychological Bulletin, 99, 133-138. Proost, K., Derous, E., Schreurs, B., Hagtvet, K. A., & Witte, K. de (2008). Selection test anxiety: Investigating applicants’ self- vs other-referenced anxiety in a real selection setting. International Journal of Selection and Assessment, 16, 14-26. Ryan, A.M., & Ployhart, R.E. (2000). Applicants’ perceptions of selection procedures and decisions: A critical review and agenda for the future. Journal of Management, 26, 565-606.
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 30 Sarason, I. G. (1980). Test Anxiety: Theory, research and applications. Hillsdale, NJ: Erlbaum. Scherer, K. R., Schorr, A., & Johnstone, T. (2001). Appraisal processes in emotion, theory, methods, research. pp 92-391., Oxford, England and New York: Oxford University Press. Schieman, S. (1999). Age and anger. Journal of Health & Social Behavior, 40, 273–289. Schmitt, N., & Gilliland, S.W. (1992). Beyond differential prediction: Fairness in selection. In D. Saunders (Ed.), New Approaches to employee management: Fairness in employee selection, 1, 21-46. Greenwich, CT: JAI Press. Schuler, H. (1993). Social validity of selection situations: A concept and some empirical results. In H. Schuler, J.L. Farr, & M. Smith (Ed.), Personnel selection and assessment: Individual and organizational perspectives (pp. 11-26). Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum. Shroth, H. A., & Shah, P. P. (2000). Procedures: Do we really want to know them? An Examination of the effects of procedural justice on self-esteem. Journal of Applied Psychology, 85, 462–471. Tyler, T. R., & Lind, E. A. (1992). A relational model of authority in groups. In Zanna, M. (Ed.), Advances in Experimental Social Psychology, Vol. 25, (pp. 115–191). Academic Press, New York. Van den Bos, K. (2000). Omgaan met onzekerheid; Het belang van rechtvaardigheid in organisaties. Gedrag en Organisatie, 13, 249-259. Van den Bos, K. (2001). Uncertainty Management: The influence of uncertainty salience on reactions to perceived procedural fairness. Journal of Personality and Social Psychology, 80, 931-941.
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 31 Van den Bos, K., & Lind, E.A. (2002). Uncertainty management by means of fairness judgments. In M.P. Zanna (Ed.), Advances in experimental social psychology, 34, (pp. 1-60). San Diego, CA: Academic Press. Van den Bos, K., Poortvliet, P.M., Maas, M., Miedema, J., & Van den Ham, E.-J. (2005). An enquiry concerning the principles of cultural norms and values: The impact of uncertainty and mortality salience on reactions to violations and bolstering of cultural worldviews. Journal of Experimental Social Psychology, 41, 91-113. Van den Bos, K., Vermunt, R., & Wilke, H. A. M. (1997). Procedural and distributive justice: what is fair depends more on what comes first than on what comes next. Journal of Personality and Social Psychology, 72, 95-104. Van Knippenberg, B. van, & De Cremer, D. (2007). De relatie tussen affect en rechtvaardigheid. Gedrag & Organisatie, 20, 342-355. Vermunt,R., Van Knippenberg, D., Van Knippenberg, B., & Blaauw, E. (2001). Self-esteem and outcome fairness: Differential importance of procedural and outcome considerations. Journal of Applied Psychology, 86, 621-628. Williams, S. (1999). The effects of distributive and procedural justice on performance. The Journal of Psychology, 133, 183-193. Zeidner, M. (1998). Test Anxiety, the state of the art. New York: Plenum Press.
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 32 Bijlagen Bijlage 1: Figuur 1 Grafische presentatie van de relaties tussen de centrale variabelen.
Zelfgerefereerde faalangst Procedurele rechtvaardigheid Boosheid Distributieve rechtvaardigheid Andergerefereerde faalangst
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 33 Bijlage 2: Figuur 2 Interactie tussen procedurele rechtvaardigheid en zelf-gerefereerde faalangst op boosheid.
5 4,5 4 Boosheid
3,5 Lage Zelfgerefereerde Faalangst
3 2,5
Hoge Zelfgerefereerde Faalangst
2 1,5 1 0,5 0 Lage Procedurele Rechtvaardigheid
Hoge Procedurele Rechtvaardigheid
Boosheid, Rechtvaardigheidspercepties & Faalangst 34 Bijlage 3: Figuur 3 Interactie tussen distributieve rechtvaardigheid en andergerefereerde faalangst op boosheid.
5 4,5 4 Boosheid
3,5
Lage Andergerefereerde Faalangst Hoge Andergerefereerde Faalangst
3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 Lage Distributieve Rechtvaardigheid
Hoge Distributieve Rechtvaardigheid