Inleiding tot verzekeringsrecht; oefeningensessie artikelen in het arrest: art 58;59;60. Wat is er het probleem? Je had een houtverwerkingsbedrijf dat paletten verwerkten en er was een brand ontstaan. Het gaat over een brandverzekering en de vraag of die verzekeraar dat wilde dekken. Is het belangrijk waar de brand zich had voorgedaan? Deze deed zich voor buiten het bedrijf. Waarom is men tot de rechter moeten gaan? Men is eerst naar de rechtbank van eerste aanleg gegaan. Wie was er die niet akkoord was in eerste aanleg? De verzekeringnemer dus de onderneming en waarom? Omdat de verzekeraar op basis van art 5 en 26 had niet meegedeeld of de verbrandingsput er was of niet. De verzekeraar weigerde om het schadegeval te vergoeden. De verzekeringnemer zegt tegen de verzekeraar dat er maar een klein stuk schadevergoeding was betaald. En dus kregen ze enkel de premies terug. Volgens recht dat men een verzwijging had gedaan van het zware risico. Art 60 paragraaf 3 lid 2. de rechter had gezegd dat de verzekeraar ongelijk had. De eerste rechter heeft de verzekeraar veroordeeld tot het betalen van de vergoeding. Wie stelt het hoger beroep in? De verzekeraar en die heet daar appallante tegen de verzekeringnemer. Is er vastgesteld wat de oorzaak is van deze brand? Is er vastgesteld waar de brand ontstaan is? De verzwijging is de brandput. Vraag is dan moest dit meegedeeld worden? Wat zijn de voorwaarden voor de mededelingsplicht? Art 58 wverz. Stelt dat men redelijkerwijze gegevens die het risico beïnvloeden moet meedelen en die bekend zijn. Wat is de analyse van de rechter? Is er een verzwijging gebeurd? Wist hij dat er een verbrandingsput was; ja. Hij moest ook weten dat het een verhoogd risico was want er gelde een algemeen brandverbod. Dus er is een probleem van verzwijging. In sommige omstandigheden moet men niet meedelen aan de verzekeraar. Het behoort niet tot de algemene kennis voor verzekeraar en er wordt ook ingegaan over de inspecteurs. Men had iets moeten melden. Maar dat van die inspecteurs is dubbel want aan de ene kant heeft men de spontane mededelingsplicht dat men alles moet melden. Aan de andere kant is het een goede zaak dat de inspecteurs komen, zodat alles voor de verzekeringnemer in orde is. Het is niet 100% zeker dat men in een ander geval niet zou nuanceren. Het uitgangspunt blijft de spontane meldingsplicht. Kan men daarvoor naar het hof van cassatie gaan? Het is een feitelijke beoordeling en dan doen ze daar geen uitspraken over. Verzekeraar moet dat niet nakijken en moest het ook niet weten. Dus het is een situatie van verzwijging. Die verzekeringsagent is dat belangrijk? Dat er een tussenpersoon mee gemoeid was die meegeholpen heeft om het contract te verlengen. Ook al werkt men met een tussenpersoon, dat doet geen enkele afbreuk aan de verplichting van de verzekeringnemer om alles mee te delen. Dus er is een inbreuk. Wat is dan het probleem?
Naar welke sanctie moet men hier toepassen. Daarbij maakt men een onderscheid tussen opzettelijk of nietopzettelijk. De verbrandingsput werd niet verborgen gehouden en het bestaan van de verbrandingsput werd nooit erkend. Wanneer is er opzettelijke verzwijging? Art 59; men moet om opzet te plegen de bedoeling hebben om de verzekeraar te misleiden. Hij heeft niet speciaal maatregelen genomen om het te verbergen. Dus daar krijgt de verzekeraar lik op stuk. En probeert op een andere piste op de regels over de geldigheid van het contract. Bedrog: met slinkse manieren iemand toch proberen om een akkoord te krijgen. Debatten openen over onopzettelijke verzwijging ze hebben eerst de zaak in beraad genomen maar partijen hebben daarover niet over geconcludeerd. De partijen moeten argumenteren tegenover elkaar. Behalve in sommige uitzonderingen; als een regel van openbare orde is geschonden. Ambtshalve kan de rechter deze dan inroepen. Men zegt het is niet opzettelijk en dan komt men naar het verwijtbare. Waar zitten we dan met de sancties? Het arrest zegt dan dat men moet kijken naar art 60 paragraaf 3 lid2. Het is verwijtbaar en verzekeraar zegt ik had het niet verzekerd had ik het geweten. Wat zegt het hof dan? Toon dat aan! De raadsheren zeggen dat de verzekeraar niet aantoont dat men de polis niet zou hebben afgesloten. Hoe moet men dat aantonen? Door het voorleggen van andere polissen. Dus men moet kijken naar polissen met een gelijkaardig risico. Men kon deze niet terugvinden. Waar appallante de eigen documentatie vernietigde heeft ze niet genoeg informatie. Men had kunnen zeggen dat het niet van belang is omdat men moet kijken wat de onderneming in een concrete situatie gaat doen. Verwijtbaar maar men had het wel willen verzekeren maar aan andere voorwaarden. Dan zit men in art 60 paragraaf 3 maar lid 1. de verzekeraar heeft nooit aangetoond dat men het aan andere voorwaarden zou hebben opgenomen. Wss had men wel bepaalde veiligheidsmaatregelen opgelegd maar dat men een hogere premie zou hebben gevraagd, dat is nooit bewezen geweest. Dus waar komen we terecht? Er is een inbreuk maar er is geen sanctie voor omdat de verzekeraar niet kan aantonen dat men een andere premie zou hebben gevraagd. Ook nog andere partijen; de gemeenten en NV vaneflon. Die NV met hun brandverzekering. De verzekeraar zegt men gaat deze ook in zake roepen en ze gaan ook tegen de buren die brandschade geleden hebben. Als het hof van beroep zegt dat ze gelijk hebben dan gaan ze geen vordering instellen tegen het bedrijf om een schadevergoeding te krijgen. Ze zijn alle twee te laat om een vordering in te stellen. Inleiding tot verzekeringsrecht oefencollege 2 arrest van een ander rechtscollege. Met betrekking tot het arrest van het hof van justitie. Een aantal zaken kwamen mooi samen in dat arrest. Het ging over een belgische regeling en ook over bepaalde concepten van algemeen belang. Er was het probleem om goed te zien
wat de kern van de vraag was. Het probleem was dat men verwees naar artikelen (oude bepalingen in de oude richtlijn) deze zijn nu veranderd onder de S2 richtlijn. Concordantietabel gebruiken om te zien welke artikelen overeenstemmen met deze van de artikels. Op pagina 274 en 275 ziet men alles wat erin verwerkt is. De laatste kolom is de richtlijn solventie 2 en dan zou men kunnen gaan zien. Basisprobleem? Prejudiciële vraag is de vraag die wordt gesteld aan de hof van justitie en die moet zeggen hoe men het recht moet lezen. Wat is de discussie die men gevoerd heeft? Wat is er gebeurd? De fundamentele vraag was dat DKV de premie verhoogd heeft voor een eenpersoonskamer? De vraag was of dat mocht en of dat mocht voor zoveel als ze gevraagd heeft. DKV heeft het eerst gevraagd aan de CBFA. Dat was vroeger de controleauthoriteit. Dat was in 2009 dat ze dat hadden verhoogd. Controleauthoriteit had gezegd nee men mag het niet doen want we hebben een regeling. Art 204: beperking van de aanpassing van de tarieven en de aanpassing van de premies. Dit is gebeurd omdat men de verzekeringnemer wilt beschermen. Dus de CBFA had geweigerd omdat men de aanpassing wilde van de medische index. Het probleem was dat de medische index lang geduurd had. En ondertussen zowel testaankoop en assuralia is ten strijde gegaan; CBFA weigert en DKV doet het toch. Testaankoop vond het niet goed want men mag pas verhogen mits toepassing van artikel 204. Dat is in eerste aanleg geweest. Wat is er dan gebeurd? DKV was er niet mee akkoord. De vraag was er is een medische index en dan kon men dat toepassen. De medische index liet toe om te verhogen met 7,54%. DKV had 0,39% te hoog verhoogd. Dus men komt voor het hof van beroep. Wat is daar gediscussieerd geweest? DKV steunt zich op strijdigheid met het europese recht. Wat zegt het hof van beroep? Kijken naar het hof van justitie hoe men dit moet lezen. Dus men moet eerst de trapjes gedaan hebben alvores men een vraag kan stellen aan het hof van justitie. Wat waren de twee punten waarop de discussie gevoerd is geweest? Voorafgaande goedkeuring en de tariefvrijheid. Wat waren de twee kapstokken waaraan men de discussie heeft vastgehangen: strijdig is. Juridische argumenten; tariefvrijheid is gesteund op artikelen van de richtlijn. Art 28, 29 en 39 is een schaderichtlijn. In de solvency 2 richtlijn heeft met 180; 181 en 152 waar men deze bepalingen in terugvindt. Dus dat is de vraag naar een geharmoniseerde regeling. De vraag die we daar hebben is hoe ver deze geharmoniseerd is. Als het niet geharmoniseerd is, dan moet men de test van algemeen belang toepassen. Zien of de regeling een bepaling van algemeen belang is. Men moet eerst kijken of het een geharmoniseerde regeling is. Art 29 dat is de regel van de materiële controle op verzekering die is toegelaten. Dat heeft eigenlijk niets te maken met tariefvrijheid. Wat heeft het hof van justitie gezegd? Art 21 je mag zelf je tarief bepalen en de wetgever mag zich daar niet mee moeien. Wilt dat zeggen dat DKV gelijk heeft en dat men geen enkele wet mag uitgeven en dat men geen enkele beperking mag invoeren. Wat staat er in de richtlijnregeling? Er is tariefvrijheid maar men leest daar niet in dat men geen enkele andere regeling mag hebben die van invloed is op de premieregeling zoniet had de wetgever alles maar moeten harmoniseren. De verzekeraar blijft vrij om de basispremie te
bepalen en dat dan binnen in een technische kader bepaalde limieten worden gesteld, dat is aanvaardbaar. Dan is er gen probleem met deze bepaling. Er is beperkte harmonisatie. We zitten met een geharmoniseerde regel maar die gaat niet zo ver dus men komt in een situatie waarin men zich de vraag moet stellen of er een verantwoording mogelijk is voor de algemene regel. Niet discriminatie. Testaankoop zei dat er geen probleem is, er is geen belemmering. Als er geen belemmering is, dan is er geen probleem met de vrijheid van dienstverlening. Art 49 en 56. wat is de eerste vraag die men moet stellen? Zijn deze geschonden? Het wordt aanzien als een beperking omdat als men het product op de belgische markt moet brengen. Men moet op voorhand nadenken dat men het aan dumpingsprijzen zet en dan deze premie gaan verhogen. Dus het is een belemmering. Een belemmering zou normaal het gevolg moeten hebben dat de nationale regeling niet van toepassing is en dan gaat men verder bekijken of er nog redenene zijn om deze bepaling te behouden. 1. 2. dwingend bepaling van algemeen belang; dat betekent wat is de doelstelling van de regeling en kunnen we daarmee leven? Wat was de doelstelling? Doel om de ouderen te beschermen. 3. 4. Is het objectief noodzakelijk? Er is geen echt probleem. Wanneer verjaart de rechtsstreeks vordering van de benadeelde tegen de familiale verzekeraar (ba Aansprakelijkheid) en op welk artikelen steunt men zich? de verjaring van de benadeelde tegen de familiale verzekeraar. Het gaat over de verzekeringsovereenkomst art 88 w. Verz. En dan paragraaf 2. Maximum van 10 jaar is geen vervaltermijn die kon gestuit en geschorst worden. Het gaat over een familiale verzekering. De wet landverzekering geldt tenzij er bijzondere wetten zijn. KB met minimumvoorwaarden. De tweede heeft een levensverzekeraar het subrogatierecht? levensverzekering valt niet onder de schadevergoeding want deze zit onder deze van de forfetaire. Het is een verzekering tot uitkering van een vast bedrag en dat staat in art 103. Maar is er op deze een andere regeling van toepassing? Op basis van art 161: voor een levensverzekering kan men deze niet toepassen tenzij anders bedongen in artikel 103. Niet anders bedingen wordt gezegd in dat artikel wat is de duur voor een brandverzekering voor de gebouwen van een chemische fabriek? ● ● art 85 niet langer is dan een jaar. Paragraaf 2: gaat het over een eenvoudig risico of een nieteenvoudig risico? We moeten kijken naar een KB. De koning bepaalt iets dat; Dus men zoekt een besluit dat uitvoering geeft aan deze wet. KB
van 24 december 1992: een gaat over de brand van de eenvoudige risico's en het ander over de uitvoering van de wet. P44. In het kB art 5 van 24 dec 1992 daar vindt men de omschrijving van wat een eenvoudig risico is. Rekening houden met de bedragen . Is het een eenvoudig risico? Nee. Is daarmee het probleem opgelost? Nee men moet in artikel 1 gaan kijken of de koning voor de nieteenvoudige risico's iets heeft voorzien. Ander dan eenvoudige risico's dan kan men een duurtijd hebben van langer dan een jaar. ● ● Basis is wat er in de wet staat. Heeft de koning uitzonderingen voorzien? Aansprakelijkheidsverzekering van een architect: kan de benadeelde zeggen tegen deze aansprakelijkheidsverzekeraar dat hij moet uitbetalen ook al heeft deze architect een opzettelijk schadegeval veroorzaakt. Kan hij inroepen in de aansprakelijkheid die hem een rechtstreekse vordering een schadevergoeding kan krijgen. En over welke soort verzekering gaat het dan? ● ● art 62 daar kan de verzekeraar in principe de dekking weigeren. Bij de verplichte kan men niets tegenwerpen dus men moet een keer zien in de wet van oude artikel 87. is het een verplichte verzekering of niet? Pagina 825: daar ziet men de opsomming in alfabetische volgorde. Ze is verplicht dus de verzekeraar moet uitbetalen. Verzekeringsrecht oefeningensessie 3 Belgie heeft een verzekereringnemer. Ze hebben gebruik gemaakt van de bemiddeling van de makelaar dus een tussenpersoon die in belgie zijn kantoor heeft. Een zweedse verzekeraar is geïnteresseerd om dat contract te sluiten. Ze willen een aansprakelijkheidsverzekering sluiten. Kan men geldig zo'n verzekeringsovereenkomst sluten. Men moet eerst weten welke regels van toepassing zijn. Men moet eerst naar de richtlijnen zien en dan zien naargelang welk recht de controle gaat uitoefenen. Het is een schadeverzekering. Bijlage 1 van de richtlijn. Het is een tak 13. vrijheid van dienstverlening of vestiging het gaat hier om dienstverlening. Als men werkt via tussenpersonen kan men de makelaars en de agenten hebben. Bij de makelaar, wat is zijn taak? Onderzoeken wat het beste past bij een klant. Terwijl een agent is gekoppeld aan een verzekeringsonderneming. Lijn op basis van rechtsspraak dat als men werkt met een makelaar, dan werkt men onder het principe van vrije dienstverlening. Als het een agent is die alleen voor jou als verzekeraar werkt, dan zou men kunnen zeggen dat de verzekeraar in dat geval in vrijheid van vestging werkt. Men werkt dan wel via een zelfstandige maar het is ook een vrijheid van vestiging maar dat is enkel als het exclusief is. Dus het is inderdaad vrijheid van dienstverlening. Wat moet zweedse verzekeraar dan doen?
De zweedse verzekeraar moet een toelating hebben op de markt die hij in zijn lidstaat van herkomst moet aanvragen. En hij moet toelating hebben om de tak 13 te beoefenen. Waar kan men deze bepalingen vinden? Art 14 en art 15. wat dan, notificatieprocedure art 147 en 148. art 145 en 146 gaan over de vrijheid van vestiging. Binnen een maand kennis geving van de voornemens. Men moet dus informatie geven. Is belgie de lidstaat van dienstverlening? Wat moet men zoeken is waar het hoofdkantoor zich bevindt (art 13,13°). Is België de lidstaat van vrijheid van dienstverlening? Aangezien het gaat om een schadeverzekering is art 13 van toepassing. De lidstaat van het risico is dus België. De notificatie moet gebeuren tussen de zweedse authoriteit en de NBB dat vindt men in art 87 of 86 Kan belgie aan de verzekeraar zeggen het is goed maar men moet een certificerend actuaris aanstellen? Het gaat over art 40 quinquies van de controlewet. Het staat in het lijstje van artikel 63 dus men mag het niet opleggen aan de zweede verzekeraar. Homecountry control het staat vermeld in art 30. van de europese richtlijn. In de controlewet staat in art 2 en in de wet verzekering staat in art 5. welk recht is van toepassing op dat contract? Als het een groot risico is volgens art 13 27°. dus als men twee van de criteria niet overschrijdt. Als het een groot risico is dan staat het in de verordering op p 685. art 7, 2°. grote risico's vindt men in art 1;7° van het kb van 1991. men vindt het ook in art 5,39° van de wet verz. => keuze tussen zweeds of belgisch Als het zou gaan om massarisico. Dat staat in de verordering p 685 art 7,3°. men heeft verschillende keuzes: waar het risico gelegen is, waar de polishouder zijn verblijfplaats heeft; het risico is gelegen in art 13,13° dus dat is gelegen in belgie. De gewone verblijfplaats wordt gedefinieerd door art 19. dus dat is ook belgie. Risico is gelegen in be dus puntje e is niet van toepassing => men moet het belgische recht toepassen. (men heeft twee problemen: aan welke regels is men onderworpen en welke regels zijn van toepassing op dat contract. ) puntje d is enkel van toepassing als men schade heeft n een land dat niet het land van de verzekeringsnemer is. Casus 2 kan de verzekeraar dit doen? Het is een tak 1 (te vinden op p 269)dat is ook te vinden in het KB van 1991. vergunnning van tak 1. dienstverlening of vestiging als men het enkel via internet doet dan is het een regeling op afstand, maar is het perse vrijheid van dienstverlening? Als er geen permanente vestiging is. Stel dat men informatie kan
vinden van een tsjechische verzekeraar wilt dat dan per se zeggen dat men een contract kan sluiten. Vrije dienstverlening vereist een actieve daad waarmee men bewijst dat men een verzekeringscontract wilt sluiten. Notificateprocedure via de belgische controleauthoriteit of via een andere lidstaat. Men moet art 13,13° lezen om te zien waar het risico gelegen is. Dat is ook art 2, 6° 8° controlewet. En art 5,32° van wverz. Men moet kijken naar de lidstaat waar het risico gelegen is. Men moet niet naar de reflex kijken maar men moet kijken naar de definitie. Dus belgie is de lidstaat van dienstverlening dus men moet kijken in art 67 of 68 naar de notificateprocedure. Toepasselijk recht verordering Rome 1: artikel 7. massarisico want de tak staat niet vermeld in het artikel. Als het wel n het artikel staat, dan moet men de voorwaarden toepassen. Massarisico wat heeft men dan als keuze mogelijkheden: art 3 (p 685). de lidstaat waar het risico gelegen is dat is belgie. Het lidstaat van de verblijfplaats is ook belgie. => Belgisch Wat als er niets afgesloten is: Eerst kijken nr art 7.3° e. Casus 3 is het belgisch recht van toepassing op het contract? Men moet kijken naar de wet verzekeringen deel 4. de verzekeraar is een belg en men heeft luxemburgse ondernemingen. Is de belgische verzekeraar toegelaten men moet het laten weten aan de NBB. Men moet kijken naar de controlewet. Men moet kijken naar art 2 bis. Den moet men de notificatie doen die in de solvency 2 richtlijn staat. Is lux de lidstaat waar het risico gelegen is? Men heeft kantoorgebouwen die in luxemburg gelegen zijn. Dus het risico ligt waar de gebouwen gelegen zijn. Men doet de notificateprocedure met luxemburg. Wie kan de controle uitoefenen? Wie moet controle uitoefenen? De NBB. Deze oefent de controle uit op de dingen die gebeuren op het luxemburgs grondgebied. Vindt men het terug in het belgische recht? Men gaat kijken naar de controlewetgeving. Daar staat een speciaal hoofdstuk over een dienstverlening die activiteiten gaat uitoefenen in het buitenland. Art 49 gaat over een bijkantoor en art 57 gaat over vrije dienstverlening. NBB kan eisen een actuaris aan te stellen. Materiele controle is of het conform de wetgeving is. Daar vindt men in de richtlijnen solvency 2 dat het kan door de lidstaat van herkomst en de lidstaat van de dienstverlening. N de wet verzekering legt de FSMA regels op ivm segmenterng. Stel belgische verzekeraar gaat n luxemburg woning gaat verzekeren. Gaat men dan ook de segmenteringsregels moeten naleven die in het belgische wet uitgelegd staan. > kijken naar wat er in de wet verzekeringen staat of er een aanduiding is voor een situatie waarin deze regels gelden. Art 42 het risico ligt in luxemburg dus heel de segmenteringsregel is daarop niet van toepassing.