College Onderwerp:
V200901251 Vaststelling bestemmingsplan Ei van Drunen
Collegevoorstel Inleiding: Het bestemmingsplan Ei van Drunen is opgesteld om de nieuwe op- en afritten van de A59 en de aantakking op de Spoorlaan mogelijk te maken.
Feitelijke informatie: Het ontwerp bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en 1 plankaart. Hiervoor wordt verwezen naar de bijlagen.
Afweging: Het ontwerpbestemmingsplan ligt vanaf 26 november 2009 gedurende 6 weken ter inzage. Tevens is het ontwerp bestemmingsplan toegezonden aan Gedeputeerde Staten van NoordBrabant, waterschap Aa en Maas en de inspectie VROM. Naar verwachting worden er geen zienswijzen ingediend.
Inzet van middelen: De voorbereidingskosten worden gedekt uit het budget aansluiting A59 - Ei van Drunen dat hiervoor ter beschikking is gesteld. Bij de capaciteitsplanning van de betrokken teams is eveneens rekening gehouden met dit project. Er hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld aangezien er met het bestemmingsplan geen bouwplannen worden toegestaan. De wijzigingsbevoegdheid voor het benzineverkooppunt (wel een bouwplan in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening) heeft 1/3
College Onderwerp:
V200901251 Vaststelling bestemmingsplan Ei van Drunen
betrekking op gemeentelijk gronden, waardoor kostenverhaal anderszins verzekerd is. Ook wanneer het wijzigingsplan wordt vastgesteld, is een exploitatieplan niet nodig.
Procedure: Voor een uitgebreide uiteenzetting van de procedure volgens de nieuwe Wro verwijs ik naar het raadsvoorstel. Op grond van artikel 3.8, 1e lid Wro dient de gemeenteraad binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging van het ontwerp te beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan, te weten omstreeks 23 maart 2010. Er wordt gestreefd naar behandeling in de raad van februari om te voorkomen dat drie maanden vertraging optreedt aangezien zich in mei pas de eerst volgende mogelijkheid aandient om een besluit hierover te nemen. Gelet hierop en het algemeen maatschappelijke belang van een spoedige realisatie van de aansluiting is ervoor gekozen om de vaststelling van het bestemmingsplan in de raadsvergadering van 9 februari 2010 te laten plaatsvinden. Dit is mede gebaseerd op het feit dat er in het vooroverleg geen inspraakreacties zijn ingediend die hebben geleid tot ingrijpende wijzigingen.
Advies: Ik stel u voor bijgaand besluit vast te stellen
2/3
College Onderwerp:
V200901251 Vaststelling bestemmingsplan Ei van Drunen
BESLUIT Het college van Heusden heeft in de vergadering van 8 december 2009;
besloten: de gemeenteraad voor te stellen het ontwerp bestemmingsplan Ei van Drunen, onder voorbehoud van ingediende zienswijzen, ongewijzigd vast te stellen conform het bijgevoegde raadsvoorstel.
namens het college van Heusden, de secretaris,
mr. J.T.A.J. van der Ven
3/3
Raad Onderwerp:
V200901251 Vaststelling bestemmingsplan Ei van Drunen
Raadsvoorstel Inleiding: Op 24 november 2009 heeft ons college besloten het ontwerp bestemmingsplan Ei van Drunen ter inzage te leggen en een ieder in de gelegenheid te stellen zienswijzen kenbaar te maken aan uw gemeenteraad.
Feitelijke informatie: Het nieuwe bestemmingsplan dient ter realisering van een nieuwe aansluiting van de A59 op de Spoorlaan. In het kader van de corridorstudie A59 is deze nieuwe aansluiting noodzakelijk.
Het plangebied bestaat uit het gebied ten zuiden van de A59 gelegen tussen bedrijventerrein Groenewoud en Poort van Heusden. Het ontwerp bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en 1 plankaart. Hiervoor wordt verwezen naar de bijlagen.
Afweging: [PM] Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 26 november 2009 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tevens is het ontwerp bestemmingsplan toegezonden aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, waterschap Aa en Maas en de inspectie VROM. Op dit ontwerp kwamen wel/geen zienswijzen [PM].
1/4
Raad Onderwerp:
V200901251 Vaststelling bestemmingsplan Ei van Drunen
Inzet van middelen: De realisatie en voorbereidingskosten worden gedekt uit het budget aansluiting A59 - Ei van Drunen dat hiervoor ter beschikking is gesteld. Bij de capaciteitsplanning van de betrokken teams is eveneens rekening gehouden met dit project. Er hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld aangezien er met het bestemmingsplan geen bouwplannen worden toegestaan. De wijzigingsbevoegdheid voor het benzineverkooppunt (wel een bouwplan in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening) heeft betrekking op gemeentelijk gronden, waardoor kostenverhaal anderszins verzekerd is. Ook wanneer het wijzigingsplan wordt vastgesteld, is een exploitatieplan niet nodig.
Procedure: Op grond van artikel 3.8, 1e lid Wro dient uw raad binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging van het ontwerp te beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Het besluit tot vaststelling treedt volgens artikel 3.8, 5e lid Wro in werking met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij Gedeputeerde Staten of de Minister een aanwijzing hebben gegeven, waarmee een onderdeel of onderdelen van het plan wordt/worden uitgesloten. Een belanghebbende kan op grond van artikel 8.2 Wro beroep instellen tegen het vaststellingsbesluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Raad van State beslist binnen 12 maanden na afloop van de beroepstermijn. Op grond van artikel 6:13 Awb kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen naar voren heeft gebracht tegen het ontwerp bestemmingsplan. Tegen wijzigingen die zijn aangebracht in het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpplan kunnen belanghebbenden eveneens beroep instellen, ook indien zij tegen het ontwerpplan geen zienswijze hebben ingediend. Het instellen van beroep schorst het besluit niet. Het bestemmingsplan treedt in werking daags na afloop van de beroepstermijn, tenzij binnen de gestelde termijn een verzoek om voorlopige voorziening bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is ingediend. In dat geval treedt het besluit op grond van artikel 8.4 Wro niet eerder in werking, dan het moment waarop op dat verzoek is beslist en dit verzoek is afgewezen.
Advies: Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen.
Het college van Heusden, de secretaris, mr. J.T.A.J. van der Ven
de burgemeester, drs. H.P.T.M. Willems
Naar aanleiding van de informatievergadering: BIJLAGEN:
PM 2/4
Raad Onderwerp:
TER INZAGE:
V200901251 Vaststelling bestemmingsplan Ei van Drunen
PM
De stukken liggen ter inzage in de leeskamer, locatie Vlijmen.
3/4
Raad Onderwerp:
V200901251 Vaststelling bestemmingsplan Ei van Drunen
BESLUIT De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 9 februari 2010; gezien het voorstel van het college van 8 december 2009, doc.nr. ; gelet op artikel 3.8, 1e lid van de Wet ruimtelijke ordening;
besluit: het bestemmingsplan Ei van Drunen vast te stellen, conform dit raadsvoorstel en bijbehorende stukken;
de griffier,
de voorzitter,
mw. drs. E.J.M. de Graaf
drs. H.P.T.M. Willems
4/4
121-008 Ontwerp
GEMEENTE HEUSDEN Bestemmingsplan Ei van Drunen
november 2009
GEMEENTE HEUSDEN Bestemmingsplan Ei van Drunen
Inhoud A. Toelichting; november 2009 B. Regels; november 2009 C. Plankaart; november 2009
st. Stevenskerkhof 2 postbus 156 6500 AD Nijmegen telefoon 024 – 3 22 45 79 telefax: 024 – 3 24 12 40 E-MAIL:
[email protected] www.pouderoyen.nl
GEMEENTE HEUSDEN Bestemmingsplan Ei van Drunen
Toelichting
121-008
november 2009
INHOUD
BLZ
1.
INLEIDING ................................................................................3
1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Aanleiding....................................................................................... 3 Ligging plangebied ......................................................................... 3 Vigerende bestemmingsplannen.................................................... 3 Motivering....................................................................................... 6
2.
KENSCHETS BESTAANDE SITUATIE ...................................9
2.1. 2.2. 2.3.
Ruimtelijke structuur....................................................................... 9 Functionele structuur...................................................................... 9 Verkeersstructuur ........................................................................... 9
3.
BELEIDSKADER....................................................................11
3.1. 3.2. 3.3.
Rijksbeleid .................................................................................... 11 Provinciaal beleid ......................................................................... 13 Gemeentelijk beleid...................................................................... 16
4.
STEDENBOUWKUNDIG PLAN .............................................21
4.1.
Aansluiting “Ei van Drunen” op Spoorlaan ................................... 21
5.
OMGEVINGSASPECTEN.......................................................23
5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7. 5.8.
Bodem .......................................................................................... 23 Archeologie .................................................................................. 23 Natuur en Flora en fauna ............................................................. 25 Watertoets .................................................................................... 27 Akoestisch onderzoek .................................................................. 31 Luchtkwaliteit................................................................................ 33 Externe veiligheid ......................................................................... 33 Bedrijven en milieuzonering ......................................................... 40
6.
FINANCIËLE HAALBAARHEID.............................................41
7.
REGELGEVING......................................................................43
7.1. 7.2. 7.3. 7.4.
Wijze van bestemmen .................................................................. 43 Indeling Regels............................................................................. 43 Bebouwing.................................................................................... 44 Artikelgewijze bespreking............................................................. 44
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
1
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
2
1.
INLEIDING
1.1. Aanleiding Aanleiding voor het onderhavige bestemmingsplan is gelegen in de behoefte de verkeersafwikkeling in de directe omgeving van Drunen te verbeteren. Een onderdeel hiervan is een verbeterde aansluiting op de A59 en op langere termijn het ontwikkelen van een bedrijventerrein in een groene setting nabij het nieuwe knooppunt en in aansluiting op bestaand bedrijventerrein.
1.2. Ligging plangebied Het plangebied ligt in het buitengebied van Drunen. In het noorden wordt het begrensd door de snelweg A59 en in het oosten door het voormalige Land van Ooit en de bosstrook ten westen daarvan. In het zuiden vormen meerdere percelen akkerbouwgrond de begrenzing en in het westen wordt het plangebied begrensd door een bosgebied en de twee bestaande burgerwoningen.
1.3. Vigerende bestemmingsplannen Rondom het plangebied zijn 4 bestemmingsplannen vigerend; bedrijventerrein, buitengebied (2 delen) en het themapark Land van Ooit. Bestemmingsplan Bedrijvenpark Groenewoud Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 16 maart 1999 en goedgekeurd door GS op 12 december 2000. Aan de rand zijn bedrijven met maximale milieucategorie 3 toegestaan. De maximale bouwhoogte bedraagt meest noordelijk aan de Spoorlaan 12 m en 7,5 m voor de zuidelijk gelegen strook die grenst aan het plangebied.
Bestemmingsplan Bedrijvenpark Groenewoud
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
3
Aan de oostkant ligt een strook ‘buffergroen’ welke dient als visuele afscherming van het bedrijventerrein naar het plangebied. Verder loopt, vanwege de aanwezigheid van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, een contour vanwege industrielawaai over het plangebied. Dit plan valt volledig buiten het plangebied maar de milieuzonering industrielawaai overlapt het plangebied. Hiermee dient rekening te worden gehouden. Bestemmingsplan Kasteelpark Drunen-Vlijmen Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 20 november 1989 en goedgekeurd door GS op 19 maart 1990. Het noordelijke deel van het plangebied heeft de bestemming verkeersdoeleinden, bedoeld voor de wegen en parkeervoorzieningen voor het Land van Ooit. De oostkant wordt begrensd door een bosstrook met hierin het (voormalige) themapark van het Land van Ooit. Deze oostelijke zone maakt de realisatie van de beoogde infrastructuur niet mogelijk. Hiervoor is een planherziening noodzakelijk.
Bestemmingsplan Kasteelpark Drunen-Vlijmen
Bestemmingsplan Buitengebied Drunen (vastgesteld op 29-06-1987 en goedgekeurd op 05-02-1988) blad Noord en de 1e partiële herziening (vastgesteld op 07-07-1992 en goedgekeurd op 11-02-1993) Noord Het grootste deel van het plangebied bestaat uit gronden met bestemming Agrarisch gebied met landschappelijke en cultuurhistorische waarde A(lk). Aan de westzijde zijn twee bestaande woningen aanwezig en een strook bos, die positief zijn bestemd. Deze bestemmingen komen overeen met de huidige situatie, maar maken de beoogde ontwikkeling van infrastructuur niet mogelijk. Hiervoor is een bestemmingsplanherziening nodig.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
4
Bestemmingsplan Buitengebied Drunen blad Noord
Bestemmingsplan Buitengebied Drunen blad Noord, 1e partiële herziening
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
5
1.4. Motivering Aanleg infrastructuur De afgelopen jaren zijn knelpunten gesignaleerd op het gebied van verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling bij de aansluiting DrunenElshout (nr. 41) op de A59 binnen de gemeente Heusden. Over een grotere lengte van de A59 is mede daarom onderzocht hoe de weg ruimtelijk en verkeerskundige beter geprofileerd kan worden en hoe de aansluiting op omliggend gebied kan worden geoptimaliseerd. Dit heeft geresulteerd in de Corridorstudie A59, die een directe aanleiding vormt voor de verdere uitwerking van de aangepaste infrastructuur rond Drunen.
Bij aansluiting 41 vindt terugslag plaats op de noordelijke afrit vanaf de A59 vanuit de richting ’s-Hertogenbosch. Met als gevolg dat, door de slechte afstroom c.q. doorstroming van het verkeer bij de aansluiting Drunen-Elshout, er sluipverkeer ontstaat vanaf de aansluiting Nieuwkuijk om via de Tuinbouwweg of de Nieuwkuijksestraat naar Drunen en Elshout te rijden. Dit sluipverkeer is zowel op de Tuinbouwweg als op de Nieuwkuijksestraat ongewenst. Al meer dan 5 jaar wordt er gestudeerd om een oplossing te verkrijgen voor de verkeersproblematiek bij de aansluiting nr. 41 te Drunen. De verkeerssituatie aan de noordzijde van de A59 is hier zeer complex, zowel op de A59 als op het onderliggende wegennet, door het grote aantal wegen dat hier bij elkaar komt. Allerlei oplossingen zijn bekeken, zoals extra rotondes, verkeerslichten, verbreding opstelstroken, wijziging voorrangsregelingen etc. Welke aanpassingen ook werden bedacht, steeds kwam weer naar voren, dat zowel de opstoppingen op het gemeentelijk “Onderliggende Wegen Net” (OWN), als de terugstuwing op de A59 nu en in de toekomst niet verholpen zouden kunnen worden. Daarnaast liggen de aansluitingen 41 en 42 zeer dicht bij elkaar, waardoor het korte weefvak aan de noordzijde vaak tot problemen leidt. Uiteindelijke conclusie is dat ter plaatse van de aansluiting 41 de problemen zonder ruimtelijke ingrepen niet kunnen worden opgelost.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
6
De verkeersproblematiek kan alleen worden opgelost door het aansluiten van het “Ei van Drunen” (aansluiting nr. 42) op de zuidelijke parallelstructuur (Spoorlaan). De aansluiting nr. 41 zal dan geheel kunnen worden opgeheven, wat ook de intentie van RWS is. Hiernaast heeft de gemeente Heusden de gedeeltelijk aanwezige parallelstructuur aan de zuidzijde van de A59 tussen de kernen Drunen en Nieuwkuijk met elkaar verbonden ter hoogte van aansluiting 42 (het doortrekken van de Spoorlaan), Heusden (Ei van Drunen) inclusief de aanleg van een fietsverbinding tussen Drunen en Vlijmen / ’sHertogenbosch. Verder zal een groot parkeerterrein c.q. transferium worden gerealiseerd in de oksel van aansluiting 42 – Ei van Drunen. Transferiumfunctie Het gemeentebestuur heeft opdracht gegeven om voor het voormalige Land van Ooit en omgeving een visie uit te werken waarin de mogelijkheden voor nieuwe toeristische en recreatieve ontwikkelingen worden onderzocht. Het gebied moet daarbij een nieuwe functie van regionale betekenis krijgen. Daarbij is het wenselijk dat in de directe nabijheid van de aansluiting op de A59 een transferium wordt gerealiseerd, waar veel ruimte voor parkeren is en de mogelijkheid om over te stappen op andere vervoerssystemen. In onderhavig plangebied wordt daarom een ruime zone aan beide zijden gereserveerd voor de aanleg van dergelijke parkeer- en overstapvoorzieningen. Afronding bedrijventerrein Groenwoud Ten westen van het plangebied staat de gemeente op termijn een functieverandering voor waarbij het bestaande bedrijventerrein Groenwoud wordt uitgebreid en afgerond met lichte vormen van bedrijvigheid in een ruime en groene omgeving. Dit biedt de mogelijkheid om aantrekkelijke werklocaties te realiseren, waarbij groen een meerledig doel heeft: invulling geven aan de robuuste groene noordzuidverbinding, zoals de provincie die wenst, realisatie van een landschappelijke goed afgeronde rand van het stedelijk gebied en creëren van een prettige werkomgeving. Tevens zal hier een directe verbinding worden gerealiseerd met het bedrijventerrein Groenewoud II. De aard en omvang van de bedrijvigheid, alsmede het karakter van de groene en openbare ruimte zullen nog nader worden uitgewerkt. Aangezien dit in samenhang met de gebiedsvisie voor het voormalige Land van Ooit wordt meegenomen, die de komende tijd wordt opgesteld, maakt dit gebied geen deel uit van voorliggend bestemmingsplan.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
7
Afbeelding plangebied (rode lijn) en omgeving
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
8
2.
KENSCHETS BESTAANDE SITUATIE
2.1. Ruimtelijke structuur De ruimtelijke karakteristiek van het plangebied is nog altijd ingegeven door het agrarisch gebruik, al zijn de infrastructuur, bedrijvigheid en het recreatiepark uitdrukkelijk aanwezig aan de randen van het plangebied. Het gebied kent daardoor zowel ruimtelijk als functioneel een ingesloten ligging. Dominant zijn de groenopstanden ten oosten en ten westen van het plangebied. Deze hebben weliswaar, door een verlaagde grondwaterstand, floristisch weinig waarden maar zijn ruimtelijk manifest aanwezig. De stedenbouwkundige structuur wordt vooral bepaald door de infrastructuur en bebouwing aan de randen van het plangebied.
2.2. Functionele structuur In de huidige situatie worden de percelen binnen het plangebied voornamelijk agrarisch gebruikt. Aan de Spoorlaan liggen nabij de afslag van de A59 enkele verharde en halfverharde terreinen, die dienst deden als parkeervoorziening voor het inmiddels niet meer in bedrijf zijnde themapark Land van Ooit.
2.3. Verkeersstructuur De A59, het Ei van Drunen en de Spoorlaan vormen onderdelen van landelijke en regionale infrastructuur. Deze zijn echter voor het plangebied nauwelijks van betekenis. Het plangebied is immers alleen voor bestemmingsverkeer ontsloten. De beperkte agrarische functie van het plangebied en de woningen ten westen van het plangebied, vereisen momenteel ook geen zwaardere infrastructuur. Het bedrijventerrein Groenwoud kent een eigen ontsluiting. Het voormalige Land van Ooit is bereikbaar via de verlengde Spoorlaan. Opvallend is dat in de huidige situatie ter hoogte van het “Ei van Drunen” vanaf de A59 geen directe verbinding bestaat naar de Spoorlaan; iets wat uitdrukkelijk wel wordt gewenst.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
9
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
10
3.
BELEIDSKADER
3.1. Rijksbeleid Nota Ruimte De Nota Ruimte is op 23 april 2004 door de ministerraad vastgesteld en bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 in onder andere de Staatscourant is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. Het kabinet kiest voor ‘decentraal wat kan, en centraal wat moet’. Dat betekent in veel gevallen dat provincies en gemeenten aan zet zijn. Meer dan voorheen focust het Rijk zich op de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) van Nederland. Daaronder vallen onder andere zes stedelijke netwerken. De nota heeft vier algemene doelen: 1. versterking van de Nederlandse economie en concurrentiepositie; 2. bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; 3. waarborging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; 4. waarborging van de veiligheid. Het rijk wil verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. ‘Bundeling van verstedelijking en infrastructuur’ en ‘organiseren in stedelijke netwerken’ zijn de beleidsstrategieën die het rijk hanteert voor economie, infrastructuur en verstedelijking. De daaruit afgeleide beleidsdoelen zijn: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding, en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. De Nota Ruimte bevat een aantal generieke regels, die zorgen voor borging van de basiskwaliteit als ondergrens voor alle ruimtelijke plannen. Daarbij kan het gaan om inhoudelijke of procesmatige eisen, maar ook om basiskwaliteit in meer stimulerende zin.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
11
Hiermee dient rekening te worden gehouden bij alle ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder onderhavig initiatief. De basiskwaliteit moet door provincies en gemeenten een concretere invulling krijgen. Tevens stelt de nota dat, door middel van de lagenbenadering (ondergrond, netwerken en occupatie) de basiskwaliteit optimaal en op integrale wijze gehaald kan worden. Het onderhavige initiatief is op geen enkele wijze in strijd met het rijksbeleid en sluit aan bij doelstellingen als een vitale economie en platteland en duurzaam ruimtegebruik. Nieuwe Wet ruimtelijke ordening De oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) dateert uit 1965. Gedurende de afgelopen veertig jaar is de WRO regelmatig aangepast. Dit heeft de overzichtelijkheid en kwaliteit van de wet geen goed gedaan. Van verschillende kanten werd aangedrongen op een fundamentele herziening van de wet. In 1999 is toegezegd een voorstel te doen voor een fundamentele herziening van de WRO. Het wetsvoorstel voor een nieuwe Wet ruimtelijke ordening is in mei 2003 naar de Tweede Kamer gestuurd. Op 23 februari 2006 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel met ruime meerderheid aangenomen. Op 17 oktober 2006 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel zonder stemming aangenomen. Transparantie op twee niveaus De Wro is geënt op twee belangrijke basisprincipes. Transparantie in beleid en in normstelling en verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het juiste niveau. De vereiste transparantie in ruimtelijk beleid verplicht het rijk, de provincie en de gemeente tot het vaststellen van een structuurvisie waarin de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid worden weergegeven. De vereiste transparantie in normstelling verplicht rijk en provincie om zoveel mogelijk proactief te sturen en slechts bij wijze van uitzondering achteraf te reageren. Reactieve instrumenten zoals de vereiste goedkeuring van bestemmingsplannen zijn in de nieuwe Wro niet meer teruggekeerd. Verantwoordelijkheid Wat betreft de verantwoordelijkheidstoedeling en bevoegdheidsverdeling zijn het rijk, de provincie en de gemeente voortaan verantwoordelijk voor hun eigen belangen. Er kan slechts sprake zijn van bemoeienis van provincie of rijk met de gemeente indien dat noodzakelijk is vanwege een provinciaal respectievelijk nationaal belang. Rijk en provincies beschikken in de nieuwe Wro over dezelfde bevoegdheden als gemeenten om hun eigen ruimtelijke belangen te kunnen uitvoeren. Daarnaast kunnen het rijk en de provincies algemeen verbindende regels uitvaardigen en aanwijzingen geven om hun belangen veilig te stellen.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
12
Actueler en eenvoudiger Alle gemeentelijke bestemmingsplannen moeten actueler worden gemaakt en gehouden. Een bestemmingsplan mag niet ouder zijn dan 10 jaar. Tot slot moet de Wet overzichtelijker, leesbaarder en dus eenvoudiger worden. Bouwplannen die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Indien een bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, maar het bouwplan past binnen het gemeentelijk beleid en de gemeente wil daarom meewerken aan dit bouwplan, dan kan dit met de volgende ruimtelijke procedures: 1. Buitenplanse ontheffing; 2. Projectbesluit; 3. Herziening van het bestemmingsplan (postzegelplan). Een bouwplan met geringe afwijkingen (z.g. kruimelgevallen) van het bestemmingsplan kan mogelijk gemaakt worden met een buitenplanse ontheffing. Voor deze categorie kan er door de gemeente beleid vastgesteld worden waarin is opgenomen aan welke afwijkingen van het bestemmingsplan de gemeente meewerkt. Indien de afwijking van het bestemmingsplan buiten de reikwijdte van een buitenplanse ontheffing valt, dan is medewerking aan het bouwplan alleen nog mogelijk met een projectbesluit of een herziening van het bestemmingsplan. Voor deze laatste mogelijkheid is in onderhavige situatie gekozen. Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. De nieuwe wet verandert weinig aan de inhoud van het Streekplan en de daarna uitgekomen herzieningen. Wel wordt in de nieuwe wet de term ‘streekplan’ niet meer gebruikt. Het provinciaal beleid is derhalve in de Interim structuurvisie en de Paraplunota ruimtelijke ordening opgenomen.
3.2. Provinciaal beleid Provinciaal beleid Op 27 juni 2008 heeft het college van Gedeputeerde Staten van NoordBrabant de Interimstructuurvisie Noord-Brabant vastgesteld en op 1 juli 2008 is door GS de op deze visie gebaseerde Paraplunota ruimtelijke ordening vastgesteld.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
13
Interim-structuurvisie In de Interim-structuurvisie is het ruimtelijk beleid opgenomen, zoals reeds opgenomen in het Streekplan Noord-Brabant 2002. Verouderde teksten zijn daarbij geactualiseerd en er is rekening gehouden met besluitvorming die na de vaststelling van het Streekplan heeft plaatsgevonden. Daarnaast is in aansluiting op het provinciaal bestuursakkoord een uitvoeringsagenda opgenomen. Het Noordoosten van het plangebied raakt, zoals blijkt uit onderstaande kaartfragment uit de interim-structuurvisie, een ecologische verbindingszone.
Uitsnede kaart interim-structuurvisie met legenda
Paraplunota Deel I van de Paraplunota bevat de beleidslijnen zoals vastgelegd in hoofdstuk 3 van het Streekplan, waarbij tevens is rekening gehouden met nieuwe wetgeving, nieuw rijksbeleid en nieuwe onderwerpen waarover reeds provinciale besluitvorming plaatsgevonden heeft.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
14
In Deel II wordt bevestigd dat diverse bestaande provinciale beleidsnota’s (zoals uitwerkingsplannen, reconstructieplannen, ecologische bouwstenennota en de cultuurhistorische waardenkaart) ook onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening uitgangspunten van beleid en handelen vormen. Om de drie hoofdfuncties – landbouw, natuur en recreatie – en andere aan het buitengebied gebonden functies ieder voor zich en in onderling verband maximaal tot hun recht te laten komen is het buitengebied van Brabant door de provincie gezoneerd. In sommige gebieden wordt de ontwikkeling van sommige functies gestimuleerd en die van andere afgeremd.
Uitsnede kaart Parapunota met legenda
Het plangebied valt onder “Bebouwd Gebied” en “Overig”. Voor deze gebieden is in de paraplunota geen specifiek beleid opgenomen.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
15
3.3. Gemeentelijk beleid Door de gemeente Heusden is een “Visiedocument Structuurvisie” opgesteld. Het betreft een visie op het gehele gemeentelijke grondgebied zoals ook bedoeld in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. De Structuurvisie vormt een onderlegger voor de actualisering van bestemmingsplannen en een afwegingskader bij projectprocedures om daarmee vorm te geven aan de ambities. Het document bevat uitgangspunten en ambities van de gemeente Heusden. Het betreft achtereenvolgens de regionale positionering, natuur en landschap, infrastructuur, wonen, werken en glastuinbouw. Op de kaart worden alle type gebiedsontwikkeling weergegeven, waarbij inzichtelijk is gemaakt dat de stedelijke functies vooral geconcentreerd worden in de zone van Drunen tot Vlijmen. Zodoende kan het natuurlijke karakter van het noordelijke en zuidelijke gebied behouden blijven en kunnen nieuwe functies zoals waterberging en natuurontwikkeling in het buitengebied een kans krijgen.
Uitsnede kaart Visiedocument Structuurvisie
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
16
Het plangebied is aangemerkt als “Landschapszone met recreatieve potentie”. De centrale zone, tussen de vesting Heusden en de Loonse en Drunense Duinen is relatief sterk verstedelijkt en heeft een sterke verweving met stedelijke functies waarmee deze zone meer potenties heeft voor ontwikkeling van recreatie en toerisme. De reeds aanwezige recreatiebedrijven, in bijzonder het voormalige Land van Ooit, en de perfecte bereikbaarheid zijn mede bepalend voor deze ontwikkelingsrichting. Een beperkte uitbreiding van dag-, verblijfs- en routegebonden recreatie is hier mogelijk, zolang de groene geleding in tact blijft. Ten aanzien van de infrastructuur wordt in de visie gesteld dat een belangrijke rol is weggelegd voor het “Ei van Drunen” dat een volwaardige aansluiting krijgt. De strategische ligging hiervan zorgt ervoor dat het ook als een transferium met een overstappunt van de snelle busverbinding ’s-Hertogenbosch – Waalwijk – Tilburg dienst gaat doen. Daarbij wordt de bestaande afrit Drunen / Elshout opgeheven. Tevens is belangrijk dat parallelwegen aan de A59 worden aangelegd direct ten zuiden van de A59 en aan de noordkant om de kernen. Gebiedsvisie Poort van Heusden De gemeente Heusden heeft het eigendom verworven van het voormalige attractiepark Land van Ooit om daarmee de regie in handen te krijgen bij de verdere ontwikkeling van het gebied. Zo kan een aantal voor de gemeente belangrijke beleidsdoelen op een aantrekkelijke manier worden verwezenlijkt. Belangrijk daarbij is het behouden en versterken van de landschappelijke waarden (het groene hart). Hiertoe is door de gemeenteraad op 24 maart 2009 een gebiedsvisie/programma van eisen Poort van Heusden vastgesteld. De gebiedsvisie/programma van eisen maakt duidelijk welke delen van het gebied welke functie krijgen en welke randvoorwaarden daar voor gelden. Daarbij wordt niet alleen naar het voormalige attractiepark gekeken. De gebiedsvisie geeft ook aan hoe een solide landschappelijk verband met de omgeving kan worden gelegd. Daartoe is de plangrens ruimer genomen dan alleen het voormalige Land van Ooit en vormt het plangebied van het Ei van Drunen hierin een wezenlijk onderdeel. In de gebiedsvisie zijn de volgende uitgangspunten voor de verdere ontwikkeling van het gebied geformuleerd: • De landschaps(ecologische)zone uit het streekplan en de structuurvisie moet vorm krijgen door een stevige groene invulling met kwaliteiten voor de natuur. • Er dient een toeristisch attractiepunt van bovenregionale betekenis te worden ontwikkeld, zoals aangeduid in de Interim Structuurvisie van de Provincie en (in andere bewoordingen) in de gemeentelijke structuurvisie.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
17
• Dit attractiepunt vormt een schakel in de recreatieve as tussen de vesting Heusden enerzijds en de Loonse en Drunense Duinen anderzijds. • De langzaamverkeersroute tussen de vesting Heusden en iersbergen moet een tracé door het gebied krijgen.
• De plannen voor aanleg van de parallelstructuur, de aansluiting op het Ei van Drunen en de aanleg van het transferium moeten worden ingepast. • De zuidzijde van het plangebied dient zodanig te worden bestemd en ingericht dat deze onderdeel gaat uitmaken van een landgoederenzone. • De bosstrook tegen het bedrijventerrein Groenewoud moet worden ontwikkeld tot bedrijvenlocatie in een parkachtige setting.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
18
• Het gebied moet als Poort van Heusden een representatieve entree van de gemeente worden. • Een deel van het gebied dient opengesteld te worden om ook voor de inwoners van Heusden toegankelijk te worden. • Verloren gegaan bos moet binnen het plangebied worden gecompenseerd.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
19
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
20
4.
STEDENBOUWKUNDIG PLAN
4.1. Aansluiting “Ei van Drunen” op Spoorlaan Als vervolg op wat in het inleidende hoofdstuk als aanleiding is beschreven, heeft de gemeente Heusden het initiatief genomen om de planvorming voor de aansluiting van het Ei van Drunen op de Spoorlaan uit te werken. Inmiddels is dat gebeurd en ligt er een studie ontwerp (zie onderstaande tekening).
Dit ontwerp houdt resumerend in: • • • • •
Toe- en afrit in 2x2 rijbanen; Aanpassen van de ovonde “Ei van Drunen” en de toe- en afritten A59; Huidige viaducten over het spoortracé c.q. Spoorlaan worden benut; Op de kruispunten op maaiveldniveau worden een 2-tal rotondes gerealiseerd; De gronden aan de oostzijde van de ontsluitingsweg tussen de beide rotondes zullen worden bestemd voor parkeren/transferium (danwel voor groenvoorzieningen t.b.v. compensatie maatregelen); Deze gronden krijgen een directe bestemming.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
21
•
•
De gronden ten westen van het plangebied, zullen bij de totstandkoming van een gebiedsvisie voor het terrein van het voormalige Land van Ooit worden betrokken. Op termijn kan een directe verbinding worden gerealiseerd met het bestaande bedrijventerrein Groenwoud II.
Voordelen van deze oplossing zijn: • • • • •
• •
aansluiting 42 - Ei van Drunen wordt volledig; aansluiting 41 – Drunen / Elshout kan worden opgeheven; op de A59 verdwijnt een slechte aansluiting; het weefvak aan de noord- en zuidzijde A59 tussen de aansluitingen 41 en 42 verdwijnt; de parallelstructuur kan worden doorgetrokken, waardoor een locale verbinding tussen verschillende kernen ontstaat. Ook t.b.v. het langzaam verkeer; een transferium kan worden gerealiseerd aan de zuidzijde van de A59; de verkeersveiligheid op de A59 en het onderliggende wegennet wordt verbeterd.
De planologische en milieukundige effecten en randvoorwaarden bij deze ontwikkeling zijn in het volgende hoofdstuk uiteengezet.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
22
5.
OMGEVINGSASPECTEN
5.1. Bodem In verband met de aanleg van de infrastructuur (fase 2 Ei van Drunen) is door Tritium Advies B.V. een bodemonderzoek in het gebied uitgevoerd. In dit gebied zijn in de grond geen verontreinigingen aangetoond die hiervoor een belemmering vormen. Ter plaatse van het erf aan De Bosschen 2 is een matige verontreiniging met lood in de grond aangetoond. Deze locatie valt buiten de aan te leggen infrastructuur (en buiten het plangebied). Deze verontreiniging dient in een volgende fase wel nader onderzocht te worden. Aan de westzijde van het plangebied (naast de weg Bosschen) zijn plaatselijk in het grondwater matig tot sterke verontreinigingen met zware metalen in het grondwater aangetoond. Deze verontreiniging dient formeel, volgens de Wet Bodembescherming, nader onderzocht te worden onderzocht. De resultaten van dit onderzoek hebben in dit geval geen directe consequenties voor een bestemmingswijziging. Wel dient bij de ontwikkeling van het gebied rekening te worden gehouden dat in het grondwater verontreinigingen met metalen aanwezig zijn. De infiltratie- en lozingsmogelijkheden van het grondwater zijn daardoor beperkt en er moet rekening worden gehouden met extra kosten in het geval er water geloosd moet worden. In het gebied ligt verder één puinpad:aan de oostzijde vanaf de Spoorlaan richting het Land Van Ooit. De verhardingslagen van dit puinpad zijn indicatief getoetst aan de toetsingsnormen voor grond. Hieruit blijkt dat de verhardingslaag (circa 135 m3) aan de oostzijde licht verontreinigd is met zware metalen, PAK, PCB en minerale olie. De grond onder de verharding blijkt niet verontreinigd te zijn. Bij het bovenstaande moet worden opgemerkt dat de bemonstering en de analyses van de verhardingen niet zijn uitgevoerd conform de regels van het Besluit bodemkwaliteit. Onderzoek conform het Besluit bodemkwaliteit vereist over het algemeen een aanzienlijk grotere onderzoeksinspanning. De resultaten zijn dus indicatief van karakter. Naar aanleiding van de resultaten dient er rekening te worden gehouden met de afvoer van de puinverhardingen.
5.2. Archeologie Het beleid met betrekking tot archeologische waarden dient er op gericht te zijn archeologisch belangrijke terreinen zoveel mogelijk te ontzien. In het geval dat dit niet mogelijk is, dient er voldoende ruimte te zijn voor het uitvoeren van verantwoord archeologisch onderzoek, zodat de informatie
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
23
in het deel van het bodemarchief dat verloren gaat, ook verantwoord kan worden vastgelegd. Door ondertekening van het verdrag van Malta heeft Nederland zich verplicht tot het op tijd betrekken van de archeologische belangen bij plannen met een ruimtelijk planologisch aspect. Indien het bestemmingsplan de mogelijkheid van verstoring creëert van op grond van de AMK bekende, of de IKAW onbekende (te verwachten) archeologische waarden, dient aangegeven te worden hoe te zijner tijd bij feitelijke verstoring met die archeologische waarden wordt omgegaan, dat wil zeggen wie de kosten draagt van het vereiste vooronderzoek en een eventuele archeologische opgraving.
Cultuurhistorische en archeologische waarden
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
24
De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) zorgt voor de monumentenkaart en de daarvan afgeleide provinciale Archeologische Monumentenkaart (AMK). AMK geeft gewaardeerde archeologische terreinen weer. Naast de AMK is er een Indicatieve Archeologische Monumentenkaart (IKAW). De IKAW is een kaart waarop de archeologische trefkans (hoog, midden, laag en zeer laag) van bepaalde bodems in relatie tot geologie en grondwaterstand zichtbaar is gemaakt. De locatie heeft volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden een lage verwachtingswaarde. Archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
5.3. Natuur en Flora en fauna Natura2000 Om de Europese biodiversiteit te behouden en te herstellen wordt gestreefd naar de ontwikkeling van een groot Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, Natura 2000. Op basis van deze Europese richtlijnen is Nederland verplicht om beschermde habitats, soorten en hun leefgebieden in stand te houden of te herstellen. Daarvoor worden gebieden aangewezen waar deze soorten en habitats voorkomen. In of nabij het plangebied komen dergelijke gebieden niet voor, waardoor het bestemmingsplan hiervoor geen specifieke bescherming kent. Ecologische Hoofdstructuur In Nederland maken de Habitatrichtlijn geheel en de Vogelrichtlijngebieden gedeeltelijk onderdeel uit van de EHS. Doel van de EHS is het realiseren van een netwerk van natuurgebieden door middel van natuurbehoud en natuurontwikkeling, waar de natuur (plant en dier) voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat de natuurgebieden hun waarde verliezen. Het streven is om in Nederland in 2020 meer dan 750.000 hectare aan EHS-gebieden te hebben. Het grootste deel daarvan zijn bestaande bossen en natuurgebieden. De gemeenten wordt verzocht om de gebieden in het bestemmingsplan de juiste juridische bescherming te geven. Schadelijke ingrepen en ontwikkelingen in deze gebieden zijn in beginsel niet toegestaan. Zoals blijkt uit de kaarten van de provinciale structuurvisie is het plangebied niet in de ecologische hoofdstructuur gelegen. Zoals reeds in paragraaf 3.2 bleek, raakt het plangebied in het Noordoosten echter wel aan een ecologische verbindingszone.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
25
Deze verbindingszone kent een beleidsmatige doorwerking in het bestemmingsplan door bestaand en te behouden groen een conserverende bestemming toe te kennen en binnen wijzigingsmogelijkheden ruimte te reserveren voor de realisatie van nieuw groen. De te verwijderen delen van de bosopstand dienen op basis van de provinciale eisen gecompenseerd te worden. Om compensatie in het kader van het provinciale natuurcompensatiebeleid te waarborgen, dienen een compensatieplan en overeenkomsten tussen bevoegd gezag en de initiatiefnemer (gemeente Heusden) vastgelegd te worden. Een compensatieplan wordt opgesteld op het moment dat de definitieve en exacte ligging van de weg en daarmee de hoeveelheid noodzakelijke compensatie, bekend wordt. Flora- en Faunawet Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn moet tevens een groot aantal inheemse bedreigde dier- en plantsoorten worden beschermd. Deze soortenbescherming is in Nederland geïmplementeerd in de Flora en Faunawet (april 2002). In Nederland komen zo'n 36.000 dier- en plantensoorten voor. Ongeveer 500 soorten krijgen bescherming van de Flora- en Faunawet. De Flora- en faunawet is bedoeld om soorten te beschermen, niet individuele planten of dieren. Het gaat erom dat het voortbestaan van de soort niet in gevaar komt. Op 23 februari 2005 is het gewijzigde Besluit vrijstelling beschermde dieren plantensoorten inwerking getreden. Met de aangepaste regelgeving is niet meer altijd een ontheffing nodig voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte onder andere ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling. Het gaat hierbij doorgaans om ingrijpende veranderingen die leiden tot een functieverandering of uiterlijke verandering van het gebied. In opdracht van de gemeente Heusden (d.d. 7 januari 2007) voerde BILAN in februari 2007 een ecologische quickscan uit (rapportnummer: 2008/059). In het plangebied werden flora- en faunasoorten met een tabel-1-status van de Flora- en faunawet waargenomen of deze worden er verwacht. Op grond van literatuuronderzoek en veldbezoek werden de juridisch zwaarder beschermde watervleermuis, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis, baardvleermuis en kleine modderkruiper verwacht. Deze dienen nader onderzocht te worden. Voor andere aangetroffen (tabel 1 soorten van de Flora- en faunawet) soorten geldt een algemene vrijstelling. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht. Ten aanzien van broedvogels is het aan te bevelen werkzaamheden voor, dan wel na het broedseizoen te laten plaatsvinden. Het broedseizoen dat loopt van maart tot augustus, valt samen met de kwetsbare periode van kleine grondgebonden zoogdieren.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
26
De ligging van het bos onder antropogene invloedsferen in een tamelijk geïsoleerde positie maakt dat de huidige en potentiële natuurwaarden zeer klein zijn. In de periode mei-augustus 2008 is door Bilan, in opdracht van de gemeente Heusden, een nader onderzoek uitgevoerd (rapportnummer: 2008/128). De conclusie van het onderzoek is dat modderkruipers niet zijn waargenomen en dat derhalve geen ontheffing in het kader van de Floraen faunawet noodzakelijk is. Ten aanzien van de vleermuizen constateert het rapport dat met de juiste mitigerende en compenserende maatregelen een ontheffing kan worden verkregen. Het rapport geeft aan dat de maatregelen moeten bestaan uit de aanleg van een compenserende verbindingszone waarin lichtuitstraling wordt voorkomen. Aanbevolen wordt om deze maatregelen in nauw overleg met een vleermuisdeskundige in het plan te verwerken. De maatregel en de aanbeveling worden bij de verdere uitwerking van het plan betrokken zodat de Flora- en faunawet niet in de weg staat aan onderhavig bestemmingsplan. In een externe bijlage zijn de resultaten van het aanvullend onderzoek ten aanzien van vleermuizen bijgevoegd.
5.4. Watertoets Beleidskaders water Rijksbeleid water Het toetsingskader voor aspect water is het Waterbeleid voor de 21e eeuw. Doel van dit waterbeleid is het realiseren van duurzame en veerkrachtige watersystemen, waarbij waterkwaliteits- en kwantiteitsknelpunten zoveel mogelijk ter plaatse worden opgelost. Uitgangspunten daarbij zijn de drietrapsstrategieën voor kwantiteit en kwaliteit: - vasthouden, bergen, afvoeren; - schoonhouden, scheiden, zuiveren. In het kader van Waterbeleid 21e eeuw is bepaald dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen geen negatieve invloed op het watersysteem mogen hebben en waar mogelijk moeten worden aangegrepen voor verbeteringen. Eventuele negatieve effecten dienen met mitigerende of compenserende maatregelen te worden ondervangen. Om hieraan invulling te geven, wordt het aspect water, middels het instrument Watertoets, vroegtijdig in het ruimtelijk planproces ingebracht.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
27
Beleid Waterschap Aa en Maas In het kader van het huidige overheidsbeleid en het beleid van Waterschap Aa en Maas dient invulling te worden gegeven aan “duurzaam stedelijk waterbeheer”. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder nieuwbouwplannen, hanteert het waterschap een aantal beleidsuitgangsprincipes ten aanzien van het duurzaam omgaan met water, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de initiatiefnemer hier invulling aan te geven door: • gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater; • schoon regenwater schoon houden (bijvoorbeeld geen uitlogende bouwmaterialen gebruiken); • schoon regenwater verwerken volgens de voorkeursvolgorde: - gebruik als huishoudelijk of bedrijfswater; - infiltreren in de bodem; - vertraagd afvoeren naar het oppervlaktewater; - afvoeren naar riolering via een verbeterd gescheiden stelsel; • hydrologisch neutraal bouwen; • water als kans; • meervoudig ruimtegebruik; • vanaf het plangebied mag niet meer water naar het oppervlaktewater afstromen dan in een landbouwgebied zou gebeuren (1,5 l/s per ha); • voorkomen van vervuiling; • in het plangebied mogen de grondwaterstanden niet verlaagd worden. Naast de principes uit de nieuwe beleidsnota geldt nog een aantal algemene voorwaarden en uitgangspunten: • waar mogelijk oppervlakkige afvoer van schoon regenwater; • het water inclusief oevers moet onderhouden kunnen worden; • de bovenlaag van de bodem mag niet openbarsten. Duurzaam watersysteem In de beleidsnota ‘Uitgangspunten watertoets Aa en Maas’ (december 2004) benoemde het waterschap Aa en Maas een aantal principes waarop zij plannen toetst. Bij stedelijke ontwikkelingen streven zij naar een duurzaam watersysteem. In hoofdlijnen betekent dit dat er waterneutraal moet worden gebouwd, schoon water niet mag worden gemengd met vuil water en dat het schone water zoveel mogelijk vastgehouden moet worden. Hydrologisch neutraal bouwen Concreet houdt hydrologisch neutraal bouwen in dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) niet verlaagd mag worden (grondwaterneutraal) en dat de afvoer uit het plangebied niet groter mag zijn dan in de huidige situatie.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
28
Grondwaterneutraal De gewenste ontwateringsdiepte in een plangebied wordt verkregen door daar waar nodig grond op te brengen. Bovendien wordt er geadviseerd kruipruimteloos te bouwen, waardoor de ontwateringsdiepte minder groot hoeft te zijn. In dat geval wordt dus geen gebruik gemaakt van drainage om de gewenste ontwateringsdiepte te verkrijgen. Meervoudig ruimtegebruik De waterberging is zodanig in een plangebied geïntegreerd, dat deze in combinatie met de functies woningbouw en groen het best tot zijn recht komt. Voorkomen van vervuiling Als uitgangspunt bij de ontwikkeling en inrichting van een nieuwbouwlocatie geldt dat geen uitlogende bouwmaterialen worden toegepast. In de ontwikkel- en beheerfase wordt aandacht besteed aan een minimalisering van de milieubelasting als gevolg van gladheidbestrijding, onkruidbestrijding, autowassen, etc.
Water uitgangssituatie Grondwaterstanden Er is gekeken naar de grondwatersituatie in de directe omgeving. De grondwatertrap bedraagt IV en VI volgens de bodemkaart. Een grondwatertrap IV houdt in dat (de gemiddelde hoogste grondwaterstand tussen 40 en 120 cm onder maaiveld zit en de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen de 80 en 120 cm onder maaiveld zit. Een grondwatertrap VI houdt in dat (de gemiddelde hoogste grondwaterstand tussen 40 en 80 cm onder maaiveld zit en de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 120 cm onder maaiveld zit. Dit beeld wordt bevestigd vanuit de praktijk. De ontwateringstoestand (de mate van ‘drooglegging’) van het plangebied is daarom te categoriseren als goed). Grondwater Het gebied is deels gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied (de bossen van het voormalige land van ooit). In dit gebied gelden beperkingen m.b.t. het onttrekken van grondwater. Oppervlaktewater In het plangebied loopt een watergang in noordzuidelijke richting. Deze zal doorkruist worden door de nieuwe aansluiting. Een deel van de bestaande watergang zal worden gedempt en worden omgelegd. De gevolgen van dit plan voor het oppervlaktewater zijn uitgewerkt in een externe bijlage.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
29
Hemelwater Het hemelwater van de parkeerterreinen zal in de grond worden gebracht. Het afstromende hemelwater zal (via een bodempassage) naar het oppervlaktewater worden afgevoerd. Water (uitvoeringsaspecten) Waterbeleid Voor het opstellen van de waterparagraaf wordt onder meer rekening gehouden met het vigerend beleid in de Vierde Nota Waterhuishouding e
(ministerie van V&W), de startovereenkomst ‘Waterbeleid 21 eeuw’ en het Waterbeheersplan 2001-2004 van het waterschap De Maaskant. Basisprincipes van dit beleid zijn: hydrologisch neutraal bouwen, meer ruimte voor water en het voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd. Dit is in WB21 geconcludeerd in de twee drietrapsstrategieën voor: 1. Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren). 2. Waterkwaliteit (schoonhouden, schoon en vuil scheiden, zuiveren). Ten aanzien van het duurzaam omgaan met water is het belangrijk dat vuil water en schoon hemelwater worden gescheiden, waarbij het vuile water indien mogelijk aan de riolering wordt aangeboden en het schone hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem. Daarnaast moet bij het omgaan met het schone hemelwater een aantal afwegingsstappen worden genomen, te weten 'hergebruik-infiltratiebuffering-afvoer'. Om watervervuiling te voorkomen, moet er bij de materiaalkeuze van bouwmaterialen op worden toegezien dat geen gebruik wordt gemaakt van niet uitloogbare of uitspoelbare bouwmaterialen. In het het kader van hydrologisch neutraal bouwen dient de hydrologische situatie minimaal gelijk te blijven aan de oorspronkelijke situatie. Opzet watersysteem Het afvoeren van het hemelwater zal plaatsvinden via infiltratie in de bodem. Uit de beschikbare bodemgegevens (leemarm zeer fijn tot matig fijn zand) volgt dat de bodem zich leent voor het infiltreren van hemelwater. Dit wordt in hoofdlijnen gestaafd door waarnemingen in het veld. Infiltratie zal plaatsvinden direct in de bodem dan wel via zaksloten. Indien bij de uitwerking blijkt dat aanvullende waterberging noodzakelijk is, wordt bezien of deze buiten het plangebied gerealiseerd kan worden. Wanneer zelfs aanvullende waterberging niet toereikend is zal er afgevoerd worden naar het oppervlaktewater. Waterkwaliteit Door gerichte maatregelen in het plangebied moet voorkomen worden dat verontreinigingen in het water geraken. Met name het vermijden van
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
30
gebruik van uitlogende bouwmaterialen (bouwen conform het Bouwstoffenbesluit en geen koper, zink, lood en uitlogende materialen toepassen) is van belang. Het Convenant Duurzaam Bouwen geeft in dit kader richtlijnen. Ook zal er rekening moeten worden gehouden met de toepassing van strooizout en bestrijdingsmiddelen. Deze dienen aan de huidige milieueisen te voldoen en mogen bovendien niet in het water terechtkomen. Het beheer en onderhoud dient vervuiling van het afstromend hemelwater te voorkomen. Samenwerking waterbeheerder Het waterschap Aa en Maas is verantwoordelijk voor het waterbeheer van de locatie, zowel het waterkwantiteitsbeheer als het waterkwaliteitsbeheer. De waterbeheerder en de gemeente streven voor het plangebied naar een duurzaam watersysteem. Bij het tot stand komen van deze waterparagraaf voerde de gemeente inhoudelijk overleg met de waterbeheerder. Voor de reactie van de waterbeheerder naar aanleiding van het voorontwerp en de verwerking ervan in dit bestemmingsplan, wordt verwezen naar de externe bijlage.
5.5. Akoestisch onderzoek Wegverkeerslawaai De aanleg en aanpassing van wegen nabij het knooppunt Ei van Drunen hebben invloed op de geluidsbelasting op de woningen in de invloedsfeer van deze wegen. Voor dit bestemmingsplan zijn de gevolgen voor de aanleg van de nieuwe weg en de reconstructie van de bestaande wegen, onderzocht volgens de Wet geluidhinder. In rapport M.2008.1144.00.R001 van 7 november 2008, geactualiseerd d.d. 17 november 2009, is het onderzoek naar wegverkeerslawaai beschreven. Het doel van dit onderzoek is het berekenen en toetsen van de geluidsbelasting afkomstig van de relevante wegen ter plaatse van de planlocatie. Aan de hand van berekeningen is bepaald of de wegen voldoen aan de grenswaarden gesteld in de Wet geluidhinder. De A59, Spoorlaan en de nieuwe weg zijn belangrijke bronnen voor wegverkeer. Deze wegen zijn ingevoerd in een rekenmodel dat rekent volgens Standaard Rekenmethode II. Binnen de zone van de wegen liggen enkele woningen aan de D. Oultremontweg, De Bosschen 2, De Bosschen 2A en de woningen aan de Kasteeldreef (tussen De Bosschen en Groenewoud). De volgende onderzoeken zijn uitgevoerd: • reconstructieonderzoek A59 – aanleg op- en afrit A59; • reconstructieonderzoek Spoorlaan – aanleg rotonde op de Spoorlaan; • aanleg nieuwe weg – rotonde aan de op- en afrit en het wegvak tussen de twee rotondes.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
31
Uit het akoestisch onderzoek volgt dat er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder voor de A59 en Spoorlaan voor de woningen De Bosschen 2 en 2A. De toename in geluidsbelasting ten gevolge van de A59 bedraagt voor deze woningen 4 dB. Voor deze woningen zullen maatregelen overwogen moeten worden om de toename in geluidsbelasting ten gevolge van de A59 en de Parklaan weg te nemen. Indien de maatregelen stuiten op bezwaren van financiële, landschappelijke, verkeerskundige of stedenbouwkundige aard is de reconstructie alleen mogelijk indien hogere grenswaarden worden vastgesteld voor de twee woningen voor het geluid afkomstig van de A59 en de Parklaan. Voor de woningen De Bosschen 2 en 2A zullen maatregelen overwogen moeten worden om de geluidsbelasting ten gevolge van de nieuwe weg te reduceren tot maximaal 48 dB. Indien de maatregelen stuiten op bezwaren van financiële, landschappelijke, verkeerskundige of stedenbouwkundige aard is de aanleg van de nieuwe weg alleen mogelijk indien hogere grenswaarden worden vastgesteld voor de twee woningen voor het geluid afkomstig van de nieuwe weg. Bij de overweging van maatregelen dient in ogenschouw genomen te worden dat de bijdrage van de nieuwe weg op de gecumuleerde geluidsbelasting op de woningen, in vergelijking tot de geluidsbelasting afkomstig van de Parklaan en de A59, verwaarloosbaar klein is. Inmiddels is het traject voor het vaststellen van een hogere waarde procedure ingezet. Dit zal tegelijkertijd met de bestemmingsplanprocedure plaatsvinden. Industrielawaai Het bedrijventerrein Groenewoud is vanwege de aanwezigheid van zogenaamde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, ingevolge de Wet geluidhinder voorzien van een geluidzone. In de regels is dan ook geregeld dat er in het plangebied geen voor geluidgevoelige objecten gevestigd mogen worden.
Geluidzone inclusief (globale) ligging plangebied
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
32
5.6. Luchtkwaliteit De plannen rondom het knooppunt Ei van Drunen brengen meer verkeersintensiteit met zich mee en hebben daarmee een effect voor de luchtkwaliteit. Voor dit bestemmingsplan zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit vanwege deze plannen onderzocht volgens de Wet luchtkwaliteit (hoofdstuk 5 Wet milieubeheer). In het rapport met het nummer M.2008.1144.00.R001, is het luchtkwaliteitonderzoek beschreven waarin een berekening en toetsing van stikstofdioxide en fijn stof afkomstig van de relevante wegen ter plaatse van de planlocatie is opgenomen. Aan de hand van berekeningen is bepaald of het project in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit in de omgeving. Daarbij is uitgegaan van de te verwachten verkeersintensiteiten zoals deze ontstaan ten gevolge van de te realiseren ontsluiting, wegen en overige voorzieningen. De plannen rondom het Ei van Drunen hebben voornamelijk invloed op de luchtkwaliteit ter plaatse van de Spoorlaan en op de nieuwe wegen. Ter plaatse van het onderzoeksgebied zijn de A59 en N267 maatgevend voor de luchtverontreiniging afkomstig van wegverkeer. De luchtkwaliteit is onderzocht op 10 m vanuit de rand van de weg, omdat er zich binnen in het onderzoeksgebied geen woningen bevinden op kortere afstand van de relevante wegen. Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat sprake is van een relevante bijdrage aan de luchtkwaliteit in de omgeving vanwege de te verwachten toename van verkeersintensiteiten in het plangebied. Daaruit volgt dat de berekende waarden voor stikstofdioxide en fijn stof ook getoetst moeten worden aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5. Uit deze toetsing aan de grenswaarden blijkt dat ter plaatse van het plangebied geen grenswaarden worden overschreden. Daarmee voldoet het plan, met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit, aan de Wet milieubeheer. Voor nadere informatie wordt verwezen naar het rapport M.2008.1144.00.R001, dat als bijlage behorend bij dit bestemmingsplan ter inzage is gelegd.
5.7. Externe veiligheid Wettelijk kader Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Voor het plangebied zijn het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS)en de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 van belang.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
33
Het BEVI legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is - op enkele onderdelen na - op 27 oktober 2004 in werking getreden. Bij het besluit is eveneens de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (REVI) in werking getreden Het besluit regelt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe dient het plaatsgebonden risico te worden bepaald en getoetst aan de gestelde normen. Verder moet het groepsrisico worden verantwoord. Een onderdeel van de verantwoordingsplicht heeft betrekking op de hoogte van het groepsrisico. Daarbij speelt de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico een rol. Voor de beoordeling van risico’s van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire ‘Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De circulaire RNVGS regelt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico's voor mensen als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De circulaire definieert grenswaarden en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico. Daarnaast bevat de circulaire een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Beoordeling van risico’s samenhangend met het transport via hogedruk aardgastransportleidingen, dient te geschieden aan de hand van de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984. In deze circulaire staan zoneringscriteria voor nieuwe ruimtelijke plannen in de nabijheid van bestaande aardgastransportleidingen. Voor de zonering rond hogedruk aardgastransportleidingen geldt een minimale afstand tot woonbebouwing en bijzondere objecten. Er wordt vanuit gegaan dat de minimale afstand overeenkomt met het plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar. In de loop van 2010 zal een AMvB Buisleidingen van kracht worden.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
34
Ten behoeve van de bepaling van het externe risico kunnen twee risicomaten worden bepaald, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). De definities hiervan zijn: Plaatsgebonden Risico: de kans per jaar dat een 'denkbeeldig' persoon, die zich een jaar lang op een bepaalde locatie bevindt in de omgeving van de activiteit met gevaarlijke stoffen, komt te overlijden als een direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt gepresenteerd in risicocontouren waarbij de isorisicowaarden met elkaar verbonden worden. Binnen de 10-6/jr contour mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten opgericht worden. Groepsrisico: de kans per jaar dat een groep van een gegeven aantal personen komt te overlijden in de omgeving van de activiteit met gevaarlijke stoffen als een direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt gepresenteerd in een zogenaamde FN-curve, waarin op de horizontale as het berekende aantal slachtoffers (N) en op de verticale as de cumulatieve frequentie (F) daarvan is weergegeven. Voor het groepsrisico samenhangend met transport is een oriënterende waarde vastgesteld die afhankelijk is van het aantal dodelijke slachtoffers per kilometer transportroute: • voor 10 of meer dodelijke slachtoffers is de oriënterende waarde gelijk aan 10-4 per jaar (is een kans van 1 op de 10.000 per jaar); • voor 100 of meer dodelijke slachtoffers is deze gelijk aan 10-6 per jaar; • voor 1000 of meer dodelijke slachtoffers is deze gelijk aan 10-8 per jaar. Voor inrichtingen geldt een oriënterende waarde, die een factor 10 ‘zwaarder’ is: • voor 10 of meer dodelijke slachtoffers is de oriënterende waarde gelijk aan 10-5 per jaar (is een kans van 1 op de 100.000 per jaar); • voor 100 of meer dodelijke slachtoffers is deze gelijk aan 10-7 per jaar; • voor 1000 of meer dodelijke slachtoffers is deze gelijk aan 10-9 per jaar. Voor de ligging van het PR is het dus niet van belang of er daadwerkelijk personen op die bepaalde locatie aanwezig zijn. Voor het GR geldt dat in een gebied waar zich geen personen bevinden het GR gelijk aan nul is. Bij groepsrisico speelt de maatschappelijke ontwrichting ten gevolge van het overlijden van een groot aantal personen tegelijkertijd een rol.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
35
Algemeen Het bestemmingsplan “Ei van Drunen” wil de realisatie mogelijk maken van een nieuwe op en afrit voor de A59, de aanleg van een rotonde en het doortrekken van de parallelstructuur. Daarnaast wil het plan gaan voorzien in de mogelijke vestiging van een brandstofverkooppunt met LPG. In het plangebied worden verder geen ontwikkelingen meegenomen. De al aanwezige risico’s voor het plangebied zullen daarmee niet wijzigen. Bedrijven De risicovolle bedrijven binnen de gemeente Heusden zijn opgenomen op de provinciale risicokaart. Recentelijk is deze door de gemeente bijgewerkt. Mede op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat juist buiten de begrenzing van het plangebied geen relevante risicobronnen aanwezig zijn.
Uitsnede risicokaart
Wel voorziet het plan in de mogelijke vestiging van een LPG tankstation ten noorden van de parallelstructuur. Gezien de reservering op de ruimte zuidelijk van de parallelstructuur (Poort van Heusden) voor de vestiging van bedrijven en een transferium zal over limitering van de doorzet worden nagedacht. Plaatsgebonden risico (PR) Op basis van de vigerende wet- en regelgeving zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi; 13 februari 2009), blijkt dat de reservering van een
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
36
categoriaal LPG tankstation, afhankelijk van de doorzet een plaatsgebonden risico (10-6/jaar) geldt van:
Doorzet (m3) per jaar
Afstand (m) vanaf vulpunt
Afstand (m) vanaf ondergronds1of ingeterpt reservoir
Afstand (m) vanaf afleverzuil
≥ 1000
110
25
15
< 1000
45
25
15
Binnen deze contour mogen zich geen (geprojecteerde) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bevinden. Omdat de ontwikkeling van het aangrenzende plangebied “Poort van Heusden” nog in volle ontwikkeling is en ook nog onduidelijk voor welke invulling gekozen gaat worden, geldt nu als uitgangspunt dat de mogelijke vestiging van een LPG tankstation in het plangebied “Ei van Drunen” geen belemmeringen mag geven voor de ontwikkeling van de “Poort van Heusden”. Dit betekent in ieder geval dat in het bestemmingsplan realisering van een lpg-tankstation met een maximale veiligheidszone van 45 meter is toegestaan. Groepsrisico (GR) Het mogelijk te vestigen categoriale LPG tankstation zal een invloedsgebied hebben van 150 meter. De doorzet van LPG en de (kwetsbare) objecten binnen deze contour bepalen de hoogte van het groepsrisico. Voor het groepsrisico geldt geen harde norm, maar een richtwaarde (oriënterende waarde). Algemeen wordt gesteld dat deze richtwaarde niet overschreden zou mogen worden. Binnen het plangebied bevinden zich geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en zijn deze ook niet geprojecteerd. Om het groepsrisico te bepalen mag voor LPG tankstations gebruik worden gemaakt van de LPG-rekentool zoals die door het Ministerie VROM is vastgesteld. De vestiging van het LPG tankstation wordt in het plangebied als mogelijkheid opgenomen. De nadere invulling zal met een wijzigingsbevoegdheid plaatsvinden. Om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid zal de aanvrager de risico’s dienen te kwantificeren en zal gekeken dienen te worden naar mogelijke maatregelen om dit risico en het risicogebied zo klein mogelijk te maken. Op basis van deze gegevens kan het college dan een afweging maken over de aanvaardbaarheid van deze risico’s (in het Besluit externe veiligheid voor inrichtingen de verantwoording van het groepsrisico genoemd).
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
37
Bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid voor de vestiging van een verkooppunt motorbrandstoffen (incl. lpg) gelden de volgende randvoorwaarden: a. ten gevolge van de plaatsgebonden risico van het lpg-vulpunt, de lpgtank en / of het lpg-afgiftepunt, wordt de aanduiding "veiligheidszone lpg" opgenomen; b. binnen de aanduiding als bedoeld in a. wordt de vestiging van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten uitgezonderd; c. de afstand van de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico tot het lpg vulpunt mag niet meer bedragen dan 45 m; d. het groepsrisico wordt verantwoord ingevolge het bepaalde in het Besluit externe veiligheid inrichtingen; e. de wijziging mag geen onevenredige belemmeringen opleveren voor het gebruik van omliggende terreinen; f. er wordt voldaan aan geldende milieuregelgeving; g. de wijziging mag niet leiden tot een aantasting van een milieuhygienisch verantwoord woon- en leefklimaat; Transport van gevaarlijke stoffen over de autosnelweg A59. Het transport van gevaarlijke stoffen over de A59 is bepalend voor de risico’s die verbonden zijn aan deze autosnelweg. Voor dergelijke transporten is momenteel nog geen wet- en regelgeving vastgesteld. Deze wordt in de loop van 2009/2010 (“Basisnet-Weg”) wel verwacht. Het Basisnet-Weg reguleert dan de risico’s ten aanzien van de transporten over de weg, zoals het Bevi dat doet voor risicovolle bedrijfsmatige activiteiten. In lang niet alle gevallen is het noodzakelijk om risico’s van het transport van gevaarlijke stoffen uitvoerig te berekenen. Er gelden empirische drempelwaarden waarbij vastgesteld is dat, op basis van een conservatieve benadering, er per definitie geen risiconormen kunnen worden overschreden. Met behulp van vuistregels, zoals beschreven in de ‘Handreiking externe veiligheid vervoer’ (VNG, 1998), kan een prioritering voor de beschouwde routes gegeven worden. Worden deze vuistregels toegepast op het transport van gevaarlijke stoffen over de A59, dan blijkt dat in 2020 de aard en omvang van het transport zodanig is dat deze regels worden overschreden. Om de aanwezige risico’s vast te stellen is voor het bestemmingsplan “Drunen Noord”een nadere kwantitatieve risicoberekening met de methodiek RBM-II uitgevoerd. Hierbij zijn de situaties voor 2009 en 2020 onderzocht. In beide gevallen was er geen sprake van een 10-6/jaar contour voor het plaatsgebonden risico die lag buiten de rand van de weg. Het onderliggende plangebied grenst op dezelfde wijze aan de snelweg als het plangebied Drunen Noord. De berekeningen voor Drunen Noord kunnen dan ook worden doorgetrokken voor onderliggend plangebied.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
38
Ook bleek het groepsrisico in de berekeningen voor Drunen Noord duidelijk onder de oriënterende waarde te liggen. Binnen het plangebied zal er een beperkte toename zijn van personen die zich binnen het invloedsgebied van de A59 bevinden (+/- 230 meter) met een beperkte verblijftijd. Een en ander zal leiden tot een (zeer) beperkte toename van het groepsrisico. In het kader van het vooroverleg ex art. 3.1.1 Bro zal er aan de regionale brandweer om advies worden gevraagd omtrent de verantwoording van het groepsrisico. Ondergrondse buisleiding (hoogdruk aardgas) Ten zuiden van de autosnelweg A59 bevindt zich het tracé van een ondergrondse hoogdruk aardgasleiding. Deze heeft een diameter van 8 inch en een druk van 40 bar. Op basis van de Circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' volgt voor de ondergrondse buisleiding een bebouwingsgrens (plaatsgebonden risico) van 7 meter tot woningen en bijzondere objecten categorie I (bijv. scholen, bejaardentehuizen etc.) en 4 meter tot incidentele bebouwing en bijzondere objecten categorie II (bijv. sporthallen, kantoren met minder dan 50 pers, etc.). Er geldt verder een toetsingsafstand, waarbinnen het aspect externe veiligheid moet worden onderzocht, van 20 meter. In het huidige bestemmingsplan is al rekening gehouden met het tracé van deze ondergrondse buisleiding. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid tot het realiseren van woningen en categorie I objecten. Omdat er langs de buisleiding een belemmerde strook van 4 meter aan weerszijden ligt waarbinnen het oprichten van bouwwerken niet is toegestaan, kunnen binnen deze zone ook geen categorie II objecten worden gerealiseerd. De N.V. Gasunie is voor het bestemmingsplan Drunen Noord verzocht om de betreffende leiding een kwantitatieve risicoanalyse met het programma Pipeline uit te voeren. Uit deze analyse (DEI 2009.M.0254; 17 maart 2009) blijkt dat, uitgaande van een worstcase benadering, het plaatsgebonden risico (10-6/jaar = 0 meter) voor het plan geen limitering geven. In onderliggend plangebied gaat het om dezelfde buisleiding. Binnen het plangebied zal er een beperkte toename zijn van personen die zich binnen het invloedsgebied van de buisleiding bevinden (95 meter aan beide zijden van de leiding) met een beperkte verblijftijd. Een en ander zal leiden tot een (zeer) beperkte toename van het groepsrisico. In het kader van het vooroverleg ex art. 3.1.1 Bro zal er aan de regionale brandweer om advies worden gevraagd omtrent de verantwoording van het groepsrisico.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
39
5.8. Bedrijven en milieuzonering Ten westen van het plangebied ligt het bedrijventerrein Groenewoud. Op dit bedrijventerrein worden bedrijven tot en met categorie III van de Staat van Bedrijfsactiviteiten van de VNG toegestaan. Binnen het plangebied worden geen milieugevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt en bovendien is het plangebied op zodanige afstand van het bedrijventerrein gelegen, dat er vanwege Bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen voor het onderhavige plan zijn. In onderhavig bestemmingsplan is rekening gehouden met de bestaande zendmast. In de regels van het bestemmingsplan wordt de zendmast binnen de gehele bestemming Verkeer-Verblijf toegestaan, waardoor een verplaatsing mogelijk is.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
40
6.
FINANCIËLE HAALBAARHEID
Het bestemmingsplan “Ei van Drunen” betreft een plan wat de ontwikkeling toestaat van de realisering van een aansluiting van de snelweg A59 op de Spoorlaan en een transferium met ruimte voor parkeren en mogelijkheden om over te stappen op andere vervoerssystemen. De nieuwe situatie voor het plangebied wordt in dit bestemmingsplan vastgelegd en planologisch-juridisch geregeld. De beoogde ontwikkeling is een initiatief van de gemeente. De gronden zijn (komen) in bezit van de gemeente. Aan de uitvoering van het plan zijn voor de gemeente kosten verbonden. In het kader van de economische uitvoerbaarheid zal door de raad van de gemeente Heusden een kostenraming worden vastgesteld. De voorbereidingskosten worden gedekt uit het budget aansluiting A59 - Ei van Drunen dat hiervoor ter beschikking is gesteld. Er hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld aangezien er met het bestemmingsplan geen bouwplannen worden toegestaan. De wijzigingsbevoegdheid voor het brandstofverkooppunt (wel een bouwplan in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening) heeft betrekking op gemeentelijk gronden, waardoor kostenverhaal anderszins verzekerd is. Ook wanneer het wijzigingsplan wordt vastgesteld, is een exploitatieplan niet nodig.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
41
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
42
7.
REGELGEVING
De voorgenomen ontwikkeling, het realiseren van een afslag van de A59, is juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende plankaart 1 . De basis voor de plankaart, de tekening, is een recente kadastrale ondergrond met topografische gegevens. Op de plankaart is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Uitgangspunt voor de regels is de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Daarnaast is voor de regels ook aansluiting gezocht bij de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening, onder meer met betrekking tot de antidubbeltelbepaling en het overgangsrecht.
7.1. Wijze van bestemmen Voorliggend bestemmingsplan betreft een postzegelbestemmingsplan, Die door middel van het opnemen van de bestemming “Verkeer – Verblijf”, de realisatie van een afslag van de A59 mogelijk maakt. Daarnaast wordt binnen de bestemming “Verkeer – Verblijf” een planologisch-juridisch kader geschept voor de realisatie van een transferium.
7.2. Indeling Regels De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken: •
• •
•
Hoofdstuk 1 bevat de begrippen (artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (artikel 2); deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde aangegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels. Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. Deze artikelen hebben een vaste opbouw. Hoofdstuk 3 bevat enkele algemene regels, zoals de antidubbeltelbepaling, de procedureregels en algemene ontheffingsregels. Hoofdstuk 4 bevat tenslotte het overgangsrecht en de slotregel, met daarin de titel van het bestemmingsplan.
1
Bestemmingsplannen die zijn opgesteld volgens de standaarden van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (zogenaamde digitale bestemmingsplannen), kennen de term plankaart niet. De analoge plankaart wordt, bij digitale bestemmingsplannen, immers vervangen door een digitale verbeelding. Na interactie met deze verbeelding (een muisklik) wordt de aanduiding die is opgenomen zichtbaar. Waar in dit hoofdstuk of elders in deze toelichting, de term plankaart wordt gebruikt, dan moet hier eveneens de digitale verbeelding op een beeldscherm onder verstaan worden.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
43
7.3. Bebouwing In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor de situering en maatvoering van bouwwerken is het belangrijk dat er regels zijn opgenomen met betrekking tot: Bouwhoogte en goothoogte De bouwhoogte en goothoogte van de gebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde is geregeld in de regels.
7.4. Artikelgewijze bespreking Hoofdstuk 1: Inleidende regels Begrippen In artikel 1 is een aantal begrippen nader gedefinieerd teneinde onduidelijkheid te voorkomen. Voor een gedeelte van de begrippen is aansluiting gezocht bij de SVBP 2008. Wijze van meten In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Ook hier is aansluiting gezocht bij de standaard (meet)regels uit het SVBP 2008. Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels Voorliggend bestemmingsplan betreft een postzegelbestemmingsplan die de vigerende bestemmingsplannen ter plaatse aanpast. Het doel van dit postzegelbestemmingsplan is het planologisch-juridisch mogelijk maken van de aanleg van een afslag van de A59. De volgende bestemmingen zijn opgenomen: Verkeer-Verblijf De gronden met deze bestemming dienen ter verwezenlijking van de afslag van de A59, de aansluiting op de parallelstructuur en de realisatie van een transferium. Er is gekozen voor een globale bestemming, omdat de ontwerpen met betrekking tot de aanleg van de afslag en het transferium nog niet vastliggen en met deze globale bestemming de flexibiliteit wordt geboden die noodzakelijk is om ruimte te bieden voor de meest optimale inpassing van de afslag. Binnen deze bestemming zijn verder een tweetal gebouwen toegestaan ten behoeve van het te realiseren transferium.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
44
De bestaande zendmast kan binnen deze bestemming worden verplaatst en is niet, bijvoorbeeld door middel van een aanduiding, gebonden aan een specifieke locatie. Aangezien de gronden binnen onderhavig bestemmingsplan zijn gelegen binnen de geluidscontour vanwege het industrieterrein Groenewoud, is het gehele plangebied voorzien van de gebiedsaanduiding geluidzoneindustrie. In de regels is geregeld dat er, behoudens ontheffing, op de gronden met deze aanduiding geen voor geluid gevoelige objecten, zoals woningen, gebouwd mogen worden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het plan ten behoeve van een brandstofverkooppunt. Leiding-Gas Naast de bestemming Verkeer-Verblijf is ter bescherming van de gasleiding die door het plangebied loopt, de dubbelbestemming LeidingGas opgenomen. Voor bouw- of andere werkzaamheden op de gronden met deze dubbelbestemming is in de regels geregeld dat een nadere afweging door burgemeester en wethouders noodzakelijk. Hoofdstuk 3: Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling Met de anti-dubbeltelbepaling wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende bouwvergunning of een mededeling op een meldingsplichtig bouwwerk is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe bouwvergunning of het doen van een mededeling mag worden meegenomen. Deze regel is rechtstreeks overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening. Algemene ontheffingsregels Het gaat hierbij om een afwijkingsmogelijkheid van de in de regels gegeven maten en normen met betrekking tot het bouwen. Algemene aanduidingsregels In dit hoofdstuk is eveneens geregeld dat op de gronden met de aanduiding “geluidzone-industrie” geen voor geluid gevoelige gebouwen (zoals woningen en ziekenhuizen) mogen worden gebouwd. Algemene procedureregel De procedureregel schrijft voor dat bij de ontheffing van het bestemmingsplan de openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afd. 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd moet worden.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
45
Hoofdstuk 4: Overgangsrecht en slotregel Overgangsrecht In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen. Slotregel De slotregel bevat de titel van het bestemmingsplan.
Gemeente Heusden, Ei van Drunen
121-008
november 2009
46
GEMEENTE HEUSDEN Bestemmingsplan Ei van Drunen
Regels
121-008
november 2009
Inhoudsopgave Regels
3
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
5 5 8
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Verkeer - Verblijf Artikel 4 Leiding - Gas
9 9 11
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling Artikel 6 Algemene aanduidingsregels Artikel 7 Algemene procedureregels
13 13 14 15
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 8 Overgangsrecht Artikel 9 Slotregel
17 17 18
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
2
Regels
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
3
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
4
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels Begrippen
1.1 plan: het bestemmingsplan Het ei van Drunen van de gemeente Heusden; 1.2 aanbouw: een aan een hoofdgebouw gebouwde zelfstandige ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap en die vanuit het hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijk is; 1.3 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.6 bebouwingspercentage het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd; 1.7 beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden; 1.8 Besluit externe veiligheid inrichtingen: besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan; 1.9 Besluit geluidhinder: Besluit van 20 oktober 2006, houdende uitvoering van de artikelen 1, 47, 64, 82, tweede lid, 85, eerste lid, 89, tweede lid, 90, derde en vierde lid, 100b, 104, 105, 107, 110a, derde en vierde lid, 110c, derde lid, 113, 114, 114a, tweede lid en 174 van de Wet geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan; 1.10 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.11 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.12
bijgebouw:
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
5
een vrijstaand of aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en die vanuit het hoofdgebouw niet rechtstreeks toegankelijk is; 1.13 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.14 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.15 bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap); 1.16 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.17 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel; 1.18 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.19 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.20 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.21 geluidsgevoelige gebouwen en terreinen: gebouwen welke gebruikt worden voor bewoning of daartoe bestemd zijn danwel andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder; 1.22 kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
6
1.23 ondergeschikte bouwdelen: ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen; 1.24 ondergronds: onder peil; 1.25 peil: a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m; b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m. 1.26 risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde/ richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten; 1.27 Wet geluidhinder: Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van deze planherziening; 1.28 Wet ruimtelijke ordening: Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
7
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens: de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens; 2.2 De dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.3 De goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel; waarbij in geval van een hellend dakvlak de druiplijn wordt bepaald door de horizontale snijlijn van het oplopende dakvlak met het daaronder gelegen buitenwerkse gevelvlak; dit betekent dat in voorkomende gevallen de druiplijn wordt bepaald overeenkomstig het hieronder staande:
2.4 De inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; met dien verstande dat dakkapellen en erkers worden meegerekend met de inhoud, indien het dakkapellen of erkers betreffen waarvan de totale inhoud meer bedraagt dan 7 m3; 2.5 De bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.6 De oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
8
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels Verkeer - Verblijf
Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen De voor Verkeer - Verblijf aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met uitsluitend een verkeersfunctie; b. straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie; c. voet- en rijwielpaden; d. verblijfsvoorzieningen; e. parkeervoorzieningen al dan niet in de vorm van een transferium; f. waterstaatkundige en verkeerskundige werken, zoals op- en afritten, viaducten, geleidrails, duikers, taluds, bruggen, tunnels, rotonden; g. groenvoorzieningen waaronder mitigerende voorzieningen zoals wildkerende rasters, wildtunnels e.d.; h. straatmeubilair; i. evenementen; j. een zendmast; k. beeldende kunstwerken; l. geluidwerende voorzieningen; m. nutsvoorzieningen; n. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer; o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; één en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving. 3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1: a Wegen De wegen mogen uit vier rijbanen bestaan. b Zendmast In het bestemmingsvlak met deze bestemming is één zendmast toegestaan. 3.2
Bouwregels
3.2.1 Algemeen Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming. 3.2.2 Gebouwen Gebouwen dienen aan het volgende te voldoen: a. uitsluitend zijn niet meer dan twee gebouwen ten dienste van de parkeervoorzieningen toegestaan; b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m; c. de bebouwde oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 100 m²; d. in afwijking van het gestelde onder a tot en met c, zijn gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer toegestaan. Deze gebouwen dienen aan het volgende te voldoen: 1. de bebouwde oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 20 m²;
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
9
2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m. 3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen: a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 12 m; b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m; c. de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 4 m; d. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m; e. de bouwhoogte van de zendmast mag niet meer bedragen dan 40 m; f. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de Wet geluidhinder; g. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m. 3.3 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding "wro-zone wijzigingsgebied" met toepassing van artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming wijzigen in de bestemming "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg", teneinde de vestiging van een motorbrandstoffen (inclusief lpg) verkooppunt toe te staan. Hierbij dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden: a. ten gevolge van de plaatsgebonden risico van het lpg-vulpunt, de lpg-tank en / of het lpg-afgiftepunt, wordt de aanduiding "veiligheidszone - lpg" opgenomen; b. binnen de aanduiding als bedoeld in a. wordt de vestiging van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten uitgezonderd; c. de afstand van de 10(-6) contour van het plaatsgebonden risico tot het lpg vulpunt mag niet meer bedragen dan 45 m; d. het groepsrisico wordt verantwoord ingevolge het bepaalde in het Besluit externe veiligheid inrichtingen; e. de wijziging mag geen onevenredige belemmeringen opleveren voor het gebruik van omliggende terreinen; f. er wordt voldaan aan geldende milieuregelgeving; g. de wijziging mag niet leiden tot een aantasting van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat; h. de wijziging bevat de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om de "veiligheidszone - lpg" geheel of gedeeltelijk te verwijderen en de bijbehorende regels en begrippen op dit punt aan te passen indien het LPG-vulpunt wordt verwijderd, danwel indien door het nemen van technische maatregelen en / of het wijzigen van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving blijkt dat de tot het vulpunt aan te houden afstand kan worden verkleind.
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
10
Artikel 4
Leiding - Gas
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor: a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse gastransportleidingen; b. groenvoorzieningen. 4.2 Bouwregels In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd: a. bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse gastransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m. 4.3 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat: a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie dient te zijn gewaarborgd; b. burgemeester en wethouders schriftelijk advies dienen te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. 4.4
Aanlegvergunning
4.4.1 Aanlegvergunningplichtige werken Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Leiding – Gas' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen; b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden; c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem; d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen; e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte. 4.4.2 Uitzonderingen vergunningenplicht Het in 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. 4.4.3 Toetsing aanlegvergunning a. de in 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening zijn gewaarborgd.
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
11
a. alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in dit 4.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
12
Hoofdstuk 3 Artikel 5
Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
13
Artikel 6
Algemene aanduidingsregels
6.1 Verbod Ter plaatse van de aanduiding "Geluidzone-Industrie", is de vestiging van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen niet toegestaan. 6.2 Ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 6.1, mits zij voorafgaand aan de ontheffing een hogere waarde in de zin van de Wet geluidhinder hebben vastgesteld.
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
14
Artikel 7
Algemene procedureregels
Met betrekking tot de voorbereiding van ontheffing ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door burgemeester en wethouders, geldt de volgende procedure: a. het voornemen wordt gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad; b. het voornemen ligt vervolgens twee weken ter inzage op het gemeentehuis; c. gedurende de periode van de ter-inzage-legging kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders; d. na afloop van de termijn van de ter-inzage-legging beslissen burgemeester en wethouders omtrent ontheffing.
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
15
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
16
Hoofdstuk 4 Artikel 8 8.1
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1 Algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 8.1.2 Ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in 8.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 8.1.1 met maximaal 10 %. 8.1.3 Uitzondering Het bepaalde in 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 8.2
Overgangsrecht gebruik
8.2.1 Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 8.2.2 Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 8.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 8.2.3 Onderbroken gebruik Indien het gebruik, bedoeld in 8.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 8.2.4 Uitzondering Het bepaalde in 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
17
Artikel 9
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Het ei van Drunen.
Het ei van Drunen
NL.IMRO.0797.BPeivandrunen-0001
ontwerp1
18
GEMEENTE HEUSDEN Bestemmingsplan Ei van Drunen
Plankaart
121-008
november 2009