Inkoop wijkverpleging Coöperatie VGZ 2015
D0168-201407
In transitie naar goede zorg dichtbij
naar Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 1 Inleiding
3 3
Inhoud van dit document
2 Achtergrond en uitgangspunten 2.1 Het perspectief: integrale zorg dichtbij 2.2 Twee segmenten 2.3 Inkoop in representatie 2.4 Centrale uitgangspunten bij zorginkoop 2.5 De leidraad voor 2015: ZN inkoopgids wijkverpleging
3 Niet-toewijsbare zorg (S1) 3.1 Segment 1: niet-toewijsbare zorg 3.2 Sleutelrol voor professioneel onafhankelijke wijkverpleegkundige 3.3 Wijkverpleegkundige verzorgt toegang en maakt zorgplan 3.4 De toegang tot zorg: van verwijzing tot en met zorgcoördinatie 3.5 Selectiecriteria voor niet-toewijsbare zorg (S1)
4 Toewijsbare zorg (S2) 4.1 Segment 2: toewijsbare zorg 4.2 Toegang en indicatie volledig in handen van verpleegkundigen 4.3 De toegang tot zorg: van verwijzing tot en met zorgcoördinatie 4.4 Van diagnose tot zorgplan 4.5 Selectiecriteria toewijsbare zorg (S2)
5 Toewijsbare zorg speciale zorgsoorten
4 4 5 5 5 6 7 7 7 7 7 7 9 9 9 9 9 10 12 12 12 13 14
5.1 Casemanagers dementie 5.2 Intensieve kindzorg 5.3 Palliatief terminale zorg 5.4 Onplanbare zorg
6 Contractering (wijk-)verpleging
15 15 15 16 16
6.1 Contracteren van niet-toewijsbare zorg (S1) 6.2 Contracteren toewijsbare zorg (S2) 6.3 Nieuwe toetreders 6.4 ZZP’ers
7 Tot slot
17 17 17
7.1 Belangrijke data 7.2 Relevante documenten
2
1 Inleiding Verpleging en verzorging in de thuissituatie valt na 1 januari 2015 niet meer onder de AWBZ, maar onder de aanspraak wijkverpleging in de Zorgverzekeringswet. De zorgverzekeraar is voortaan verantwoordelijk voor het gehele geneeskundige domein, van verpleging en verzorging thuis tot en met opname in het ziekenhuis. Dit geldt ook voor de Coöperatie VGZ (cVGZ). Voor 2015 geldt een overgangsregime, waarbij zorgverzekeraars landelijke afspraken maken over ‘non-concurrentiële’ inkoop van wijkverpleging, zogeheten ‘zorginkoop in representatie’. cVGZ conformeert zich uiteraard aan deze basisafspraken. Tegelijkertijd zet cVGZ bij de inkoop voor 2015 ook eigen accenten. De activiteiten van zorgaanbieders zullen zich steeds meer moeten gaan bewijzen in termen van goede zorg, gebaseerd op medisch-inhoudelijke kwaliteit, klantbeleving én zorgkosten. Toegevoegde waarde voor zorg dichtbij, op het niveau van de wijk, is daarbij een cruciale randvoorwaarde. Persoonlijke verzorging die geen verband houdt met geneeskundige zorg en die samenhangt met participatie valt vanaf 2015 onder Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en niet onder de aanspraak wijkverpleging in de Zvw. Dit geldt ook voor begeleiding en voor mensen met een indicatie voor Langdurige Zorg. Verpleging en verzorging voor jongeren tot achttien jaar valt, met uitzondering van intensieve kindzorg, onder de Jeugdwet. Overgangsfase voor cliënten Cliënten die op 31 december 2014 van het CIZ een geldig indicatiebesluit voor extramurale verpleging en/of verzorging in de AWBZ hebben, hebben hiermee op 1 januari 2015 een geldige verwijzing voor wijkverpleging op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Voorwaarde: de geldigheidsduur van dit besluit is nog niet verstreken, of deze cliënten zijn al in zorg. Deze afspraak is gemaakt om de continuïteit van de zorg voor cliënten te borgen. Daarbij kunnen alle cliënten die zorg krijgen vanaf 1 januari 2015 dezelfde zorgaanbieder houden. Overigens betekent dit niet dat de zorg hetzelfde is als in 2014. In de loop van 2015 kan er een andere invulling worden gegeven aan deze zorg. PGB Landelijk worden zoveel mogelijk uniforme voorwaarden en kaders voor nieuwe PGB-aanvragers afgesproken. Voorwaarden en kaders voor nieuwe PGB-houders zijn op dit moment nog niet uitgewerkt . Voor bestaande PGB’ers geldt een overgangsregime. Toekenning bij nieuwe PGB-aanvragers is afgeleid van het reguliere Zorg in natura proces en afgestemd op het convenant tussen ZN, Per Saldo en VWS. Het convenant wordt verwerkt in het PGB-reglement wijkverpleging 2015.
Inhoud van dit document Met de overheveling komt er een nieuwe afbakening in de Nederlandse curatieve zorg - en daarmee ook in de inkoop van deze zorg. In deze nieuwe constellatie is het van groot belang dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders dezelfde doelen delen en dezelfde taal spreken. cVGZ beschrijft in dit document de kaders voor de inkoop van wijkverpleging in 2015.
3
terug naar Inhoudsopgave
2 Achtergrond en uitgangspunten 2.1 Het perspectief: integrale zorg dichtbij Zorgverzekeraars dragen vanaf 2015 de verantwoordelijkheid om kwalitatief goede curatieve zorg in te kopen en aan te bieden aan hun verzekerden. De (wijk-)verpleging wordt hierbij het hart van de verbinding tussen de curatieve zorg, de care én het sociale domein en werkt zoveel mogelijk in de leefomgeving van verzekerden. Veel mensen ervaren - blijvende - problemen met hun gezondheid die hen hinderen in hun dagelijkse leven. Deze problemen zijn vaak niet uitsluitend medisch, ze liggen voor een deel ook op het fysieke, psychische en sociale vlak. Professioneel onafhankelijke wijkverpleegkundigen kunnen bijdragen aan oplossingen bij dergelijke meervoudige problematiek, in relatie tot een wijkteam. De (wijk-)verpleging krijgt daarom vanaf 2015 ook de taak om dit soort zorg- en welzijnsvragen tijdig te signaleren, op individueel niveau én op het niveau van de gehele wijk. De (wijk) verpleging krijgt een positie dicht bij andere eerstelijnszorg (zoals de huisartsen) en dicht bij het sociale domein. De optimale afstemming tussen cure en care, tussen curatieve zorg en maatschappelijke ondersteuning, wordt gezocht in wijkteams waar de wijkverpleegkundige deel van kan uitmaken. Deze integrale aanpak op wijkniveau moet er toe bijdragen dat mensen zo lang mogelijk op eigen kracht, met hulp van bijvoorbeeld familie of met verpleging en verzorging, thuis kunnen blijven wonen. Ook als ze oud zijn of een beperking hebben. Mensen zullen minder vaak naar het ziekenhuis gaan en uiteindelijk ook minder snel een beroep doen op verblijf of 24-uurszorg. Dankzij de integrale aanpak kan de zorg na een ziekenhuisopname beter geregeld worden, zodat patiënten sneller naar huis kunnen gaan. (Wijk-)verpleging nader gedefinieerd cVGZ gaat bij de inkoop van (wijk-)verpleging uit van deze definitie: Verpleegkundig handelen dat zich richt op versterking van de zelfredzaamheid (waar mogelijk) van mensen, met het oog op het dagelijks functioneren in relatie tot ziekte/gezondheid. De resultaten van wijkverpleging hebben altijd betrekking op het niveau van de kwaliteit van leven of het voorkomen van verlies, het behoud of het verbeteren van aspecten van het dagelijks functioneren. Er is sprake van (wijk-)verpleegkundige zorg als deze wordt geleverd door zorgprofessionals zoals Verpleging & Verzorging Nederland (V&VN) die ook expliciet benoemt: de verpleegkundige specialist, de verpleegkundige, de zorgkundige, de verzorgende wonen & welzijn en de helpende. N.B. In het spraakgebruik hanteert cVGZ vaak benamingen als wijkverpleegkundige, verpleegkundige, verzorgende, casemanager dementie en wondverpleegkundigen. In alle gevallen betreft het hier zorgprofessionals die in hun dagelijkse werk zorg leveren die kan worden gefinancierd op basis van de aanspraak Wijkverpleging binnen de Zvw.
4
terug naar Inhoudsopgave
2.2 Twee segmenten Bij wijkverpleegkundige zorg wordt onderscheid gemaakt tussen twee segmenten: toewijsbaar en niet-toewijsbaar.. Een (beperkt) deel van de zorg richt zich op meervoudige problematiek en preventieve taken op wijkniveau. Het gaat dan onder andere om het signaleren van zorgbehoeftes en het vinden van oplossingen in bredere wijknetwerken. Deze niet-toewijsbare zorg is gedefinieerd als Segment 1 (S1). De rest –en dat is het overgrote deel- bestaat uit zorgverlening aan individuele verzekerden met een eenduidige, duidelijk te identificeren zorgbehoefte. Met de term Segment 2 (S2) wordt deze toewijsbare zorg bedoeld. De inkoop van de (wijk)verpleging is geënt op deze twee segmenten.
CLIËNTEN / VERZEKERDEN
2.3 Inkoop in representatie In 2015 kopen zorgverzekeraars in via representatie. Zorgverzekeraars maken hierbij, mede namens andere verzekeraars, afspraken over de inkoop van niet-toewijsbare zorg (S1) in een aantal Wmo-regio’s. Hetzelfde gebeurt bij toewijsbare zorg (S2). Ook hier maken zorgverzekeraars, mede namens andere verzekeraars, afspraken over inkoop, maar dan in zorgkantoorregio’s. Voor zowel de niet-toewijsbare (S1) als de toewijsbare zorg (S2), hanteert cVGZ een aantal selectiecriteria. De selectiecriteria zijn verderop in het document te vinden.
2.4 Centrale uitgangspunten bij zorginkoop Biedt u zorg aan die valt onder de aanspraak Wijkverpleging en heeft u nu al een overeenkomst met een van de zorgkantoren van cVGZ? Dan kunt u er in 2015 op rekenen dat cVGZ deze zorg inkoopt conform de landelijke afspraken tussen zorgverzekeraars. Ons belangrijkste doel is zo weinig mogelijk onnodige hinder voor onze verzekerden en voor u als zorgaanbieder, binnen de landelijk vastgestelde kaders. cVGZ hanteert verder de volgende algemene uitgangspunten bij de zorginkoop: a) Onderscheidende klantbeleving Bij het organiseren van goede zorg staat de klant en zijn beleving van de zorg die hij ontvangt centraal. Hij moet dus betrokken en geraadpleegd worden. cVGZ stuurt op zorg waarbij de cliënt zelf de regie houdt en waarin zijn eigen kracht en die van zijn omgeving zoveel mogelijk wordt ingezet; op keuzemogelijkheden voor klanten, klantzeggenschap en inspraak in de zorg. Belangrijke instrumenten voor deze sturing zijn de afspraken met zorgaanbieders, het zorgplan en de klanttevredenheidsmetingen.
5
terug naar Inhoudsopgave
b) Samenhangende zorg Dichtbij Wijkverpleging; verpleging en verzorging is voor cVGZ veel meer dan een zorgsoort die overkomt naar de Zvw. cVGZ investeert vanuit haar regierol in zorgorganisatorschap. Vanuit de wijknetwerken, bestaande uit een zorgnetwerk en een sociaal netwerk met een wijkteam als spil, richt cVGZ zich op samenhangende zorg dicht bij de burger. c) Sleutelrol voor professionals De verpleegkundige heeft een sleutelrol in het realiseren van zorg dicht bij de burger en krijgt de tijd en de ruimte om die rol steeds beter in te vullen. De onafhankelijke wijkverpleegkundige is de spil in het verbinden van zorgdisciplines met het sociale domein, in het verbinden van cure en care.
2.5 De leidraad voor 2015: ZN inkoopgids wijkverpleging Voor het overgangsjaar 2015 hebben de zorgverzekeraars gezamenlijk een ZN inkoopgids wijkverpleging opgesteld. Hierin staat beschreven welke producten en diensten op het gebied van (wijk-)verpleging ze non-concurrentieel zullen inkopen. Deze afspraken zijn ook voor cVGZ richtinggevend bij de inkoop van (wijk-)verpleging. Het model ziet er in hoofdlijnen als volgt uit: • Inkoopvorm: inkoop zorgverzekeraars in representatie; niet- toewijsbare zorg (S 1) in representatie in Wmo-regio’s en toewijsbare zorg (S 2) in zorgkantoorregio’s • Bekostiging van niet-toewijsbare zorg (S1): voor niet-cliëntgebonden wijkverpleging wordt een vorm van budgetbekostiging ingezet • Bekostiging toewijsbare zorg, op basis van bestaande AWBZ-prestaties: Persoonlijke Verzorging, Oproepbare verzorging, Verpleging, Oproepbare verpleging, Gespecialiseerde verpleging en AIV (onder voorbehoud) op basis van de beleidsregels zoals ze door de NZa zullen worden vastgesteld) • Budgetplafond per zorgaanbieder voor S2 en een landelijk Macrobeheersinstrument • Back-office: zorgverzekeraars voeren voor eigen verzekerden de back-office uit voor taken als declaratieverwerking en machtigingen • Klantprocessen: zorgverzekeraars voeren voor eigen verzekerden de klanttaken uit zoals zorgadvies, bemiddeling en klachtafhandeling
6
terug naar Inhoudsopgave
3 Niet-toewijsbare zorg (S1) 3.1 Segment 1: niet-toewijsbare zorg Niet-toewijsbare zorg (S1) reikt verder dan de louter curatieve zorg voor een individueel verzekerde. Juist op het niveau van de wijk zijn er goede mogelijkheden om meervoudige problematiek te signaleren, om latente zorgbehoeftes te onderkennen en om hiervoor, over de grenzen van verschillende domeinen heen, oplossingen te vinden.
3.2 Sleutelrol voor professioneel onafhankelijke wijkverpleegkundige In dit proces vervult de onafhankelijke wijkverpleegkundige, niveau 5, een sleutelrol. Deze professional neemt het voortouw bij meervoudige problematiek, wanneer er bij (groepen van) cliënten in de wijk een zorgbehoefte is in combinatie met sociale problematiek. In de aanpak van de wijkverpleegkundige krijgen de mogelijkheden van cliënten in het sociale domein (mantelzorg, participatie, etc. ) en het domein van de gemeenten (begeleiding, dagbesteding) nadrukkelijk aandacht. Doel is altijd om te komen tot zorg en dienstverlening waarbij de cliënt een betere kwaliteit van leven krijgt of behoudt, ondanks zijn beperkingen.
3.3 Wijkverpleegkundige verzorgt toegang en maakt zorgplan Bij de inkoop van niet-toewijsbare zorg (S1) maakt cVGZ een belangrijke keuze. De toegang en het opstellen van het zorgplan bij cliënten met meervoudige problematiek op zowel het sociale domein als het zorgdomein, schaart cVGZ doelbewust onder de niet-toewijsbare zorg. cVGZ hecht er sterk aan dat wijkverpleegkundigen hun collectieve en preventieve taken in de niet-toewijsbare zorg optimaal kunnen uitvoeren. Dat lukt alleen als deze professionals tijd en ruimte krijgen om formele en informele netwerken in de wijk op te bouwen. Juist vanwege de verbinding met de wijk, het wijkteam en het sociale domein is de wijkverpleegkundige de eerstaangewezen persoon om ook een zorgplan vorm te geven. Dit levert een beter resultaat op, in termen van goede zorg, nu en in de toekomst! Activiteiten niet-toewijsbare zorg (S1) - Signaleren en onderkennen van zelfzorgtekorten - Stimuleren van zelfoplossend vermogen (bij cliënten met lage sociaaleconomische status, laaggeletterdheid of andere problematiek) - Bevorderen van de zelfredzaamheid - Voorkomen van formele zorg - Niet-pluis gesprekken, keukentafelgesprekken, vraagverheldering - Waar nodig ondersteunen van mantelzorgers - Opstellen zorgplan, inclusief elementen van het sociale domein bij meervoudige problematiek in zowel het sociale domein als het zorgdomein - Coördinatie van zorg en ondersteuning; voeren van multidisciplinair overleg met bijvoorbeeld het sociale domein - Eventueel kortdurende uitvoering van verpleging of verzorging, leidend tot zelfzorg
3.4 De toegang tot zorg: van verwijzing tot en met zorgcoördinatie Bij cliënten met meervoudige problematiek (zowel medisch als sociaal) kan de onafhankelijke wijkverpleegkundige verant woordelijk zijn voor de toegang tot zorg. Deze onafhankelijke professional maakt samen met cliënt het zorgplan, in nauwe samenwerking met een wijkteam en het sociale netwerk. In het wijkteam is de wijkverpleegkundige verantwoordelijk voor de toegang tot zorg. De Wmo-consulent is verantwoordelijk voor de toegang tot Wmo-diensten. Treft de onafhankelijk wijk verpleegkundige cliënten met enkelvoudige problematiek? Dan verwijst hij/zij die direct door naar de toewijsbare zorg (S2).
3.5 Selectiecriteria voor niet-toewijsbare zorg (S1) Bij niet-toewijsbare zorg houdt cVGZ rekening met de verdeling van de wijkverpleegkundigen over de Wmo-regio’s en de eisen voor aanbieders. Vóór 1 november 2014 rondt cVGZ de contractering voor 2015 af. 3.5.1 Verdeling wijkverpleegkundigen over Wmo-regio’s cVGZ is in vijftien (sub-)Wmo-regio’s eerste representant. Het beschikbare budget voor wijkverpleegkundigen in de verschillende regio’s wordt bepaald op basis van het aantal inwoners in de regio’s en het beschikbare landelijke kader van maximaal 40 miljoen euro. cVGZ gaat er vooralsnog vanuit dat de bestaande Zichtbare Schakels vanuit de decentralisatie-uitkering gehandhaafd blijven.
7
terug naar Inhoudsopgave
In overleg met de gemeenten in de Wmo-regio’s (de zogenaamde samenwerkingstafels) bepaalt cVGZ in welke wijken/dorpen de wijkverpleegkundigen worden ingezet. Dit gebeurt in zogenaamde prioriteitswijken. Welke wijken dit zijn, stelt CVGZ in overleg met de gemeenten vast op basis van de volgende criteria. Het gaat om wijken: - met een lage Sociaal Economische Status (lage SES); - waar een wijkverpleegkundige wordt ingezet en de gemeente investeert in de 0e, 1e of 2e lijn; - met projecten op het gebied van wijkteams/wijknetwerken; - met een hoge zorgconsumptie in zowel de 1e als 2e lijn; - waar sprake is van de volgende problematiek op grote schaal: • kwetsbare ouderen • chronisch zieken (bijvoorbeeld diabetes type II, COPD, cardiovasculair risicomanagement [CVRM]) • GGZ
3.5.2 Selectie-eisen voor aanbieders van niet-toewijsbare zorg (S1) De aanbieders die in 2014 Zichtbare Schakels in de wijk inzetten, kunnen ook in 2015 in aanmerking komen voor een contract als ze voldoen aan onderstaande criteria. Andere aanbieders die ook aan deze criteria voldoen en niet-toewijsbare zorg willen leveren, kunnen zich melden bij cVGZ. Bij aanbieders die nu binnen de AWBZ geen contract hebben voor extramurale verzorging en verpleging met één van Zorgkantoren van cVGZ, koopt cVGZ geen niet-toewijsbare zorg in. De zorgaanbieder: - voldoet aan de eisen van bekwaamheid (zie hiervoor de ZN inkoopgids wijkverpleging) - werkt volgens het normenkader van de V&VN - werkt volgens de principes ontzorgen/eigen kracht/inzetten informele zorg/regie bij de cliënt en betrekt actief het sociale domein - toont deze samenwerkingsrelatie met het sociaal domein aan - conformeert zich aan het beleid ‘wijknetwerken’ van cVGZ - organiseert zich in de wijk en heeft draagvlak voor de methodiek van wijkteams - werkt volgens de geldende beroepsstandaarden en -protocollen - heeft een klanttevredenheid (voor de extramurale zorg) die hoger of gelijk is aan het branchegemiddelde van 2014 - heeft in 2013 en 2014 geen gegronde klachten gehad (over extramurale zorglevering), getoetst door een onafhankelijke klachtencommissie - heeft geen wachtlijsten voor extramurale zorg - conformeert zich aan het beschikbare budget - heeft wijkverpleegkundigen niveau 5 in dienst - is bereid de wijkverpleegkundige los van de moederorganisatie te positioneren, zodat de wijkverpleegkundige volgens de Nationale Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden kan werken. Zie www.kwaliteitsregistervenv.nl - zorgt ervoor dat de wijkverpleegkundige onafhankelijk kan verwijzen naar een zorgaanbieder en kan aantonen hoe dit is geregeld. De verzekeraar monitort of de wijkverpleegkundige verwijst naar rato van productieafspraken
8
terug naar Inhoudsopgave
4 Toewijsbare zorg (S2) 4.1 Segment 2: toewijsbare zorg In de (wijk)verpleging bestaat het leeuwendeel van de activiteiten uit toewijsbare zorg (S2): zorgverlening aan individuele verzekerden met een eenduidige of complexe zorgvraag. Cliënten krijgen deze zorg zoveel mogelijk in de directe leefomgeving. In principe valt alle directe en indirecte cliëntgebonden wijkverpleging en -verzorging onder toewijsbare zorg.
4.2 Toegang en indicatie volledig in handen van verpleegkundigen Tot nu toe bepaalt het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) de toegang tot verzorging en verpleging. Door de overheveling van (wijk-)verpleging van AWBZ naar Zvw vervalt deze indicatiestelling. Vanaf 2015 zijn de zorgprofessionals zelf volledig verantwoordelijk voor toegang en indicatie. De verpleegkundigen in de wijk (S2) bepalen in 2015 de toegang en de aard, omvang en duur van de zorg. Dit wordt beschreven in een zorgplan. Dit zorgplan wordt in overleg met de cliënt/ verzekerde opgesteld en vormt de toegang tot de zorg. Het ministerie van VWS legt de toegang en indicatie bij (wijk-)verpleging volledig in handen van de professionals. Een fundamentele keuze. Het betekent onder andere dat cVGZ de rechtmatigheid van de zorg niet vooraf toetst, vooraf geen indicaties ontvangt en geen machtigingen vereist. Voor een kleine groep is er wel een machtiging vereist; voor verzekerden die langer dan drie maanden palliatief terminale zorg nodig hebben. cVGZ is zich ervan bewust dat professioneel onafhankelijk indiceren veel vraagt van zorgaanbieders en van verpleegkundige professionals. cVGZ gaat daarom uit van een groeimodel waarbij verpleegkundige professionals binnen heldere kaders nieuwe verantwoordelijkheden dragen. In dit proces volgt cVGZ het normenkader dat Verpleging & Verzorging Nederland heeft opgesteld voor verpleegkundig indicatiestellen. Dit uniforme normenkader, dat de komende tijd verder wordt ontwikkeld, is voor alle betrokken dé leidraad voor verpleegkundige indicatiestelling en verpleegkundig handelen . Mede gezien de huidige schaarste, mogen in 2015 naast verpleegkundigen met niveau 5 ook verpleegkundigen met niveau 4 zorg indiceren, indien zij over de juiste competenties beschikken. Voor 2016 wordt nader gekeken hoe cVGZ hiermee omgaat. N.B. De indicatiestelling is integraal onderdeel van de indirecte en directe cliëntgebonden tijd. Zorgaanbieders kunnen dit niet apart declareren.
4.3 De toegang tot zorg: van verwijzing tot en met zorgcoördinatie Bij toewijsbare zorg (S2) stelt de verpleegkundige de toegang, indicatiestelling en het zorgplan op. Dit zal vaak gebeuren op grond van verwijzing door wijkverpleegkundige, huisarts, medisch specialist of transferverpleegkundige of via eigen aanmelding door de cliënt. Bij intensieve kindzorg en palliatief terminale zorg is een verwijzing van huisarts of medisch specialist noodzakelijk. Bij het bepalen van de toegang tot zorg heeft de verpleegkundige meerdere taken. De verpleegkundige stelt het ‘zelfzorgtekort’ vast (via zorgvraagverkenning en verheldering), doet de indicatiestelling en stelt het zorgplan op. In vervolg hierop is de verpleegkundige ook verantwoordelijk voor de zorgcoördinatie en de uitvoering. Als de cliënt liever een PGB als leveringsvorm wil, zal deze hiervoor toestemming moeten vragen aan cVGZ. cVGZ besluit hierover op basis van een budgetplan dat door de aanvrager wordt ingediend, naast aanvullende documentatie zoals indicatie en zorgplan.
4.4 Van diagnose tot zorgplan Het is cruciaal dat de zorg altijd past binnen de aanspraak wijkverpleging zoals die wettelijk is bepaald. De (wijk-) verpleegkundige doorloopt een zorgvuldig proces om de zorgvraag vast te stellen qua aard, duur en omvang. Hij of zij stelt op basis van de diagnose een zorgplan op. Voor aanvang van de zorg moet er altijd in direct overleg met de cliënt een zorgplan gemaakt zijn. Inhoud en omvang van dit plan zijn afhankelijk van de complexiteit van de zorgvraag. Het zorgplan wordt opnieuw besproken bij nieuwe omstandigheden, bijvoorbeeld bij een verminderde of verhoogde zorgvraag, en minimaal tweemaal per jaar. Het is van groot belang bij het maken van een zorgplan dat de verzekerde de regie en zeggenschap heeft over het plan. Het wordt daarom altijd gemaakt in direct overleg en met instemming van de cliënt (of diens vertegenwoordiger).
9
terug naar Inhoudsopgave
4.4.1 De diagnose De diagnose komt tot stand middels het doorlopen van onderstaande stappen. 1. Medische diagnose • Is er een verwijzing en door wie? • Wat is het (medisch) probleem? 2. Verpleegkundige diagnose • Beschrijving en analyse van de gezondheidstoestand en mogelijkheden • Wat zijn de door de verzekerde gedefinieerde problemen/mogelijkheden? - Wat kan klant zelf / de familie / de mantelzorg? - Wat kan worden aangeleerd? - Wat is het advies van de (wijk-)verpleegkundige over de mogelijkheden? - Wat moet (blijvend?) worden overgenomen? - Zijn er (door)verwijzingsmogelijkheden of alternatieven? - Zijn er mogelijkheden met betrekking tot domotica, ICT, hulpmiddelen? 3. Indien nodig: analyse en plan van aanpak op de onderstaande aspecten: • Op woning, woonomgeving • Psychische factoren en functioneren • Sociale functioneren en sociale omstandigheden van de zorgvrager 4. Afstemmingsafspraken met andere zorgverleners/Wmo, etc. • Het plan maakt waar nodig duidelijk onderscheid tussen de taken en de financiering vanuit Zvw en Wmo.
4.4.2 Het zorgplan Het zorgplan voldoet aan de “Richtlijn verpleegkundige en verzorgende verslaglegging” van Verpleging & Verzorging Nederland en bevat in ieder geval de volgende punten: • De medische diagnose • De verpleegkundige diagnoses, ondersteuningsvragen, zorgproblemen • De doelen van de verzekerde en de verpleegkundige; SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel Realistisch, Tijdgebonden) omschreven. Zelfmanagement, eigen kracht en beschikbare mantelzorg zijn hierbij leidend • De (omvang van de) zorg: verpleging, verzorging of verbijzonderde zorg als palliatieve terminale zorg. Beoogde interventies en andere handelingen. Beschrijving wie onderdelen van het zorgplan uitvoert, inclusief gedelegeerde werkzaamheden en opdrachten van andere disciplines • De termijn waarbinnen de doelen behaald worden • De evaluatietermijn: het zorgplan moet geëvalueerd worden na een bepaalde termijn, afhankelijk van korte of lange termijndoelen Spoedzorg Geen zorg zonder zorgplan. Spoedvragen vormen hierop een uitzondering. In dergelijke gevallen moet het zorgplan alsnog binnen 5 werkdagen na aanvang van de zorg zijn opgesteld.
4.5 Selectiecriteria toewijsbare zorg (S2) Bij toewijsbare zorg zijn de selectiecriteria uitgesplitst naar bestaande en nieuwe aanbieders en speciale doel groepen. Vóór 1 november 2014 rondt cVGZ de contractering voor 2015 af. Aanbieders die in 2014 gecontracteerd zijn, wil cVGZ ook in 2015 contracteren (2014 =2015).
4.5.1 Eisen aan bestaande aanbieders De zorgaanbieder: - voldoet aan de eisen van bekwaamheid (zie hiervoor de ZN inkoopgids wijkverpleging) - doet meer voor minder; de zorgaanbieder moet in 2015 sturen op volume van geleverde zorg - screent het huidige klantbestand door een actualisatie van het bestaande zorgplan of het opstellen van een nieuw zorgplan (indien niet aanwezig) en biedt nieuwe arrangementen - uitgaand van het steunsysteem rond de cliënt en verbinding met het sociale domein - zodat alleen noodzakelijke zorg wordt geboden. In het eerste kwartaal is 80% van de populatie gescreend
10
terug naar Inhoudsopgave
- toont de samenwerkingsrelatie met het sociaal domein aan - borgt dat het afgesproken zorgplan steeds up to date is voor aard, volume en duur (PDCA) - heeft voldoende (wijk-)verpleegkundige(n) niveau 5 in dienst die de toegang bepalen, indiceren en zorgplannen opstellen. Als er onvoldoende van deze (wijk-)verpleegkundigen in dienst zijn, stelt de aanbieder een plan op conform de ZN-inkoopgids - heeft geen wachtlijsten en een zorgplicht - mag geen cliënten weigeren op basis van zorgzwaarte - wordt alleen gecontracteerd voor de zorg in cVGZ regio (‘s) waarvoor hij in 2014 ook is gecontracteerd. Mochten er ‘witte vlekken’ ontstaan, dan is uitbreiding van het werkgebied eventueel mogelijk. Zorgaanbieders kunnen geen gebieden afstoten zonder overleg met cVGZ - Als een reeds gecontracteerde zorgaanbieder bewust geen overeenkomst met cVGZ wil voor 2015, dan zal cVGZ ook geen overeenkomst met deze zorgaanbieder sluiten voor 2016
4.5.2 Eisen aan nieuwe toetreders Nieuwe aanbieders moeten een aantoonbaar zorgaanbod hebben dat onder de zorgaanspraak valt en dat nog niet of onvoldoende gecontracteerd wordt bij bestaande aanbieders. Verder voldoet de nieuwe zorgaanbieder aan dezelfde (eerder genoemde) eisen als bestaande aanbieders. Daarnaast geldt dat de nieuwe aanbieder aantoonbaar doelmatiger (voor wat betreft de gemiddelde kosten per cliënt) is dan bestaande aanbieders. Dit moet inzichtelijk gemaakt worden door (de verwachte) gemiddelde kosten per cliënt bij de inschrijving kenbaar te maken. Aanvullend wordt van nieuwe toetreders gevraagd een ondernemingsplan te overleggen. Zie voor de onderdelen van het ondernemingsplan ZN inkoopgids wijkverpleging.
11
terug naar Inhoudsopgave
5 Toewijsbare zorg speciale zorgsoorten In 2015 start cVGZ met het selectief inkopen van de verzorging en verpleging voor de volgende speciale doelgroepen: ketenzorg dementie, palliatief terminale zorg, intensieve kindzorg en onplanbare zorg. De zorgaanbieder moet – naast de ‘reguliere’ eisen – aan specifieke eisen voldoen. De cliënten uit een van deze doelgroepen die zorgaanbieders op 31 december 2014 verzorgen, maar die geen overeenkomst voor 2015 krijgen, blijven cliënt van deze aanbieder tot het einde van het zorgtraject.
5.1 Casemanagers dementie Deze zorg wordt alleen ingekocht bij regionaal georganiseerde ketens binnen de zorgkantoorregio’s van cVGZ, die ook in 2014 hiervoor zijn gecontracteerd. Als meerdere aanbieders het casemanagement leveren, maken ze samen een inhoudelijke plan. Eén aanbieder of partij heeft de kassierfunctie. Voor aanbieders gelden de volgende voorwaarden: • Aantoonbare inbedding van casemanagement in de regionale samenwerkingsstructuur met deelname van alle relevante partijen (huisarts, verpleging en verzorging, GGZ, ziekenhuis) • Regionale organisatie van casemanagement, deel uitmakend van een multidisciplinair behandel- en begeleidingsteam, dat zich uitstrekt over het gehele dementietraject (van vroegdiagnostiek tot opname (verblijf met behandeling); met uitzondering van de componenten BG individueel en groep1). Het is mogelijk afspraken te maken over tussenvarianten • Regionaal uniforme procedure via het samenbrengen van alle gangbare protocollen in één procedure ketenzorg • Multidisciplinair (behandel-)overleg door ketenpartners, bij voorkeur op wijkniveau (nader in te vullen op regionaal niveau). Van belang hierbij zijn samenwerkingsafspraken met algemene netwerken voor kwetsbare ouderen • Klantgerichtheid: uitgaande van het stimuleren van behoud van de eigen regie en verantwoordelijkheid van de klant (empowerment) en op basis van permanente begeleiding • Breed takenpakket: gids- en informatiefunctie, zorgmakelaarfunctie, coördinatie (procesregie) verantwoordelijkheid voor zorgplan-begeleiding (op permanente basis), interventie (denk aan: psycho-educatie; familie-interventie; gedragsproblematiek; verwerkingsproblematiek; crisisinterventie en signalering comorbiditeit) • Gespecialiseerde zorgprofessionals met een opleiding Casemanagement (HBO plus) • Onafhankelijke uitoefening van casemanagement (geen gedwongen winkelnering bij een van de aanbieders) • Centraal registratiepunt van mensen met de diagnose dementie
5.2 Intensieve kindzorg cVGZ koopt deze zorg alleen in bij zorgaanbieders die VWS aanmerkt als IKZ-organisatie, bij zorgaanbieders die de Zorgkantoren van cVGZ ook in 2014 voor IKZ gecontracteerd hebben, en bij zorgaanbieders die van juni 2013 tot en met juni 2014 aantoonbaar minimaal 25 IKZ-cliënten hebben verzorgd. Zowel (kinder)thuiszorgorganisaties, verpleegkundige kinderdagverblijven en kinderhospices kunnen de zorg leveren. Doelgroep intensieve kindzorg 1. Kinderen met zwaar complexe somatische problematiek, waardoor ten gevolge van de aandoening verpleging of persoonlijke verzorging moet worden geboden en waarbij permanent toezicht noodzakelijk is. 2. Kinderen met lichtere complexe somatische problematiek, waarbij specifieke verpleegkundige handelingen noodzakelijk zijn en waarbij voortdurend toezicht in de nabijheid nodig is.
De aanbieder: • kan alle persoonlijke en gespecialiseerde verpleegkundige (kind-)zorg leveren bij thuiswonende kinderen. De (wijk)verpleegkundigen zijn hiervoor speciaal opgeleid • beschikt over een schriftelijke verklaring van de hoofdbehandelaar (medisch specialist/kinderarts) met daarin de diagnostiek en verantwoording (in inhoud en termijn) voor de te leveren zorg; • is 24 uur per dag beschikbaar op afspraak en op afroep • maakt voor iedere cliënt een zorgplan, volgens de richtlijn Verslaglegging Verpleging en Verzorging van de V&VN. Alle betrokken disciplines moeten de geleverde zorg bijhouden in het zorgplan
1
BG individueel en groep, ook in relatie tot dementiezorg, is per 1 januari 2015 onderdeel van de Wmo.
12
terug naar Inhoudsopgave
• levert zorg die gericht is op ontwikkeling en zelfredzaamheid van het kind en het gezin. Er is daarbij aandacht voor een veilige omgeving • kan aantonen dat er sprake is van een samenwerking tussen de betrokken disciplines. Deze samenwerking moet gericht zijn op de zorg voor het kind en het gezin N.B. ADL-zorg is alleen declarabel boven de norm voor gebruikelijke zorg2.
5.3 Palliatief terminale zorg3 cVGZ koopt deze zorg alleen in bij bestaande zorgaanbieders (ook in 2014 gecontracteerd) en bij zorgaanbieders die van juni 2013 tot en met juni 2014 aantoonbaar minimaal 25 palliatief terminale cliënten verzorgd hebben. Deze gegevens worden gegenereerd uit de cVGZ Zorgkantoren extramurale output rapportages. Doelgroep Palliatief terminale zorg Deze zorg is voor mensen met een levensbedreigende ziekte die geen (medische) behandeling krijgen die gericht is op herstel of levensverlenging. De zorg is vooral gericht op pijnbestrijding of levensverlenging. De levensverwachting is korter dan 3 maanden.
De aanbieder: • levert gemiddeld maximaal 12,6 uur per dag zorg. Of neemt dit vanaf 2015 als uitgangspunt. betrekt mantelzorgers en vrijwilligers actief bij het zorgproces • werkt volgens het protocol palliatief terminale levensfase met daarin een beschrijving van de processen rondom palliatieve zorg én de routing van de cliënt (rollen van de organisatie zelf en ketenpartijen) • werkt volgens de richtlijnen palliatieve zorg op Pallialine.nl en past indien nodig instrumenten toe als zorgpad stervensfase, pijnanamnese en pijnscorelijst, DOS schaal en lastmeter • heeft ‘aandachtsvelders’ benoemd die binnen hun team verantwoordelijk zijn voor de palliatieve zorg en die terugkoppelen naar het management • wijst per cliënt een zorgregisseur aan als eerste aanspreekpunt. Deze persoon heeft minimaal de basisopleiding palliatieve zorg afgerond en kent de sociale kaart goed • heeft het onderwerp palliatief (terminale) zorg opgenomen in de interne opleidingsplannen • borgt de nazorg en weet de nabestaanden de weg te wijzen in ondersteuning • beschikt over een schriftelijke verklaring van een medisch specialist (hoofdbehandelaar) of van de huisarts. Hierin is de medische situatie en de levensverwachting (korter dan 3 maanden) van de cliënt beschreven. De huisarts neemt in de thuissituatie de eindverantwoordelijkheid voor de medische zorg op zich • (professioneel onafhankelijk verpleegkundige in de wijk) doet de indicatiestelling • is aangesloten bij een netwerk palliatieve zorg en neemt actief deel aan dit netwerk • is 24 uur per dag beschikbaar om de zorg te kunnen leveren, op afspraak en op afroep • moet alle gespecialiseerde persoonlijke en verpleegkundige zorg kunnen leveren in de thuissituatie. Betrokken verpleegkundigen in de wijk beschikken over de kennis, vaardigheden en attitude zoals benoemd in het beroepsdeelprofiel én kwaliteitskader voor verpleegkundigen in de palliatieve zorg4. Bij ADL-zorg is dit (minimaal) deskundigheidsniveau 3 en bij verpleegkundige zorg niveau 4 • biedt zorg die is geprotocolleerd en wordt uitgevoerd volgens de landelijke standaard • houdt zich aan de declaratieregels. Voor ADL-zorg is de maximaal te declareren tijd 4 uur per dag. Voor ondersteuning mantelzorg in de oppasfunctie is dit standaard maximaal 8 uur per dag. Is de zorgbehoefte groter, dan moet de zorgverzekeraar hier toestemming voor geven • is bevoegd om op basis van bovenstaande voorwaarden de palliatieve thuiszorg 3 maanden te leveren. Is er meer tijd nodig, dan is voor deze verlenging toestemming van de zorgverzekeraar nodig. Bij het aanvragen moet de zorgaanbieder aanvullende informatie geven over huidige medische situatie, verwachte levensduur en benodigde zorg
2 Gebruikelijk zorg is zorg van ouders, partners, inwonende kinderen en huisgenoten voor een gezinslid of huisgenoot. 3 Recent is bekend geworden dat verblijf voor palliatief terminale zorg en herstelzorg ook vanaf 2015 onder de Zvw komt te vallen. Over de inkoopprocedure voor deze zorgsoorten zal nader bericht worden. 4 http://www.palliatief.nl/Themas/Verpleegkundigenverzorgenden.aspx
13
terug naar Inhoudsopgave
5.4 Onplanbare zorg cVGZ koopt deze zorg alleen in bij zorgaanbieders die hiervoor ook in 2014 gecontracteerd zijn. De aanbieder: • is 24 uur per dag beschikbaar op afroep • moet binnen een bepaalde tijdslimiet (20 minuten) ter plaatse kunnen zijn • moet zowel verzorgende als verpleegkundige onplanbare zorg kunnen leveren • is onderdeel van een speciaal hiervoor opgericht en gecontracteerd team • heeft voor iedere cliënt een zorgplan, volgens de Richtlijn verslaglegging verpleging en verzorging. In het zorgplan staat dat cliënt gebruik mag maken van onplanbare zorg Overige Advies, Instructie en Voorlichting (AIV) en gespecialiseerde verpleging De huidige afspraken blijven staan, mits ze passen binnen de aanspraak Wijkverpleging en zijn uitgesplitst per doelgroep.
14
terug naar Inhoudsopgave
6 Contractering (wijk-)verpleging Samenwerking met gemeenten, zorgkostenplafond per instelling Om onnodige hinder voor cliënten en zorgaanbieders te voorkomen, is afgesproken dat zorgverzekeraars pas vanaf 2016 concurrentieel (wijk-)verpleging gaan inkopen. In 2015 krijgt de inkoop nog volledig vorm op basis van representatie. cVGZ conformeert zich aan deze gang van zaken.
6.1 Contracteren van niet-toewijsbare zorg (S1) cVGZ ziet het als een grote uitdaging om goede samenhangende zorg te gaan organiseren op wijkniveau. Dit is alleen mogelijk als zorgverzekeraars en gemeenten nauw samenwerken. Alleen dan is optimale samenhang en afstemming mogelijk tussen cure en care, tussen maatschappelijke ondersteuning vanuit gemeenten (Wmo) en (wijk)verpleging (Zvw/zorgverzekeraars).
cVGZ wil de samenwerking met gemeenten in een aantal stappen vormgeven. Als eerste stap gaat cVGZ haar visie op de - brede!- taakinhoud van de professioneel onafhankelijk wijkverpleegkundige uitwisselen met gemeenten. Daarna maken gemeenten een plan met prioriteitswijken per Wmo-regio. Het format voor het plan is terug te vinden op www.cooperatievgz.nl/zorgaanbieders/zorgsoorten/wijkverpleging. Het plan wordt vervolgens per regio besproken. Pas daarna maakt cVGZ concrete inkoopafspraken met zorgaanbieders. Na de contractering van de zorgaanbieders kan cVGZ in samenwerking met gemeenten gericht kijken welke maatschappelijke wijkgerichte interventies de wijkverpleegkundige specifiek gaat inzetten. In deze fase kunnen ook de gecontracteerde zorgaanbieders aansluiten. In alle gevallen licht cVGZ gemeenten goed in hoe deze (wijk)verpleging ingekocht gaat worden. Bij het contracteren van niet-toewijsbare zorg gaat cVGZ uit van de volgende uitgangspunten: • Het budget per Wmo-regio wordt verdeeld aan de hand van prioriteitswijken binnen deze regio • cVGZ koopt niet-toewijsbare zorg in bij zorgaanbieders • Eerder geformuleerde selectiecriteria zijn leidend Oproep aan zorgaanbieders niet-toewijsbare zorg cVGZ roept zorgaanbieders op om uiterlijk 1september 2015 aan te geven of zij niet-toewijsbare zorg (S1) willen leveren. Hiervoor komt eind juli een format beschikbaar, geënt op de algemene selectiecriteria. Dit format wordt gepubliceerd op www.cooperatievgz.nl/zorgaanbieders/zorgsoorten/wijkverpleging. Nadat er een keuze is gemaakt uit de inschrijvende zorgaanbieders, zal cVGZ hen contracteren op basis van lumpsumfinanciering per gebied per instelling. De budgetten worden vastgesteld op het niveau van de Wmo-regio.
6.2 Contracteren toewijsbare zorg (S2) Alle huidige aanbieders van toewijsbare zorg worden gecontracteerd voor S 2, mits zij voldoen aan de geschiktheidseisen zoals opgenomen bij de beschrijving van de selectiecriteria. cVGZ vraagt zorgaanbieders om door het invullen van een bestuursverklaring aan te geven aan welke criteria zij voldoen. Deze keuze wordt gemaakt vanwege het overgangsregime voor bestaande cliënten en om de continuïteit van de zorg in 2015 te waarborgen. De inkoop krijgt vorm via een maximaal budget per instelling: een ‘zorgkostenplafond’. De berekening van maximale budgetten per instelling vindt plaats vanaf 1 augustus 2014. Vanaf medio augustus 2014 ontvangt elke zorgaanbieder een contracteeraanbod voor 2015 met zorgkostenplafond. Dit contracteeraanbod is het ultieme aanbod. Anders dan bij reguliere inkoop vinden geen nadere onderhandelingen plaats over het budget, gezien de taakstelling op landelijk niveau. Tegelijkertijd krijgt de zorgaanbieder voor 2015 wel volop de ruimte om zelf het reguliere aanbod Persoonlijke Verzorging/ Verpleging (PV/VP) op vernieuwende wijze in te vullen. Alle aanbieders dienen hiervoor een plan in. Het format voor het plan is eind juli terug te vinden op www.cooperatievgz.nl/zorgaanbieders/zorgsoorten/wijkverpleging. Het format en de bestuursverklaring verwacht cVGZ 2 weken na ontvangst van het contracteeraanbod retour. CVGZ voert met een aantal aanbieders gesprekken in september/oktober. Wanneer CVGZ met een instelling een gesprek voert, wordt dit gesprek tijdig ingepland.
15
terug naar Inhoudsopgave
N.B. Afspraken met betrekking tot IKZ, PTZ en casemanagement/ketenzorg dementie vormen een apart onderdeel van de overeenkomst. Ze vallen wel binnen het vastgestelde zorgkostenplafond. Onderlinge dienstverlening Zowel bestaande aanbieders als nieuwe toetreders wordt gevraagd of ze gebruik maken van onderlinge dienstverlening. Voor 2015 is de afspraak dat zorgaanbieders tot maximaal 5% van hun extramurale omzet mogen werken met onderaannemers. De onderaannemers moeten uiteraard voldoen aan de kwaliteitseisen. De verantwoordelijkheid voor het leveren van kwalitatief goede zorg ligt bij de gecontracteerde zorgaanbieder. Toekenning PGB De huidige PGB-afspraken worden voortgezet in 2015. Nieuwe toestroom zal slechts beperkt worden toegestaan, in lijn met de afspraken op landelijk niveau. De nieuwe voorwaarden en kaders gelden vanaf 1 januari 2015.
6.3 Nieuwe toetreders De inschrijftijd voor nieuwe toetreders bij cVGZ is tot 15 augustus. De beoordeling van de inschrijving en mogelijke contractering loopt parallel met de contractering van aanbieders voor toewijsbare zorg. In augustus beoordeelt cVGZ de inschrijvingen aan de hand van een format toetskader. Dit format is vanaf eind juli te vinden op: www.cooperatievgz.nl/zorgaanbieders/zorgsoorten/wijkverpleging. Vóór 15 september communiceert cVGZ de toekenning c.q. afwijzing aan de inschrijvende zorgaanbieder.
6.4 ZZP’ers In 2013 hebben ZZP’ers en zorgkantoren individuele overeenkomsten met elkaar gesloten voor het leveren van thuiszorg in natura, binnen een landelijke pilot. In mei 2014 is deze pilot uitgebreid op verzoek van het Ministerie van VWS. Op 31 december 2014 stopt deze pilot. Dit betekent dat ZZP’ers, om in aanmerking te komen voor een contract in 2015, aan dezelfde eisen zullen moeten gaan voldoen als die worden gesteld aan nieuwe zorgaanbieders. Daarnaast dient de ZZP-er minimaal een HBO- opgeleide verpleegkundige niveau 5 of een verpleegkundig specialist. Indien de ZZP’er gecontracteerd wordt zal dit alleen voor segment 2 zijn. Voor de continuïteit van zorg voor verzekerden die per 31 december in zorg zijn bij een in 2014 gecontracteerde ZZPer zal een passende oplossing gevonden worden.
16
terug naar Inhoudsopgave
7 Tot slot De ZN inkoopgids wijkverpleging is voor cVGZ leidend bij de inkoop van (wijk-)verpleging. Daarnaast zijn de Nza beleidsregels van belang. De vereenvoudiging daarvan is nog niet afgerond. Zoals gezegd is 2015 een overgangsjaar waarin cVGZ (wijk-)verpleging in representatie inkoopt. Van belang is de maand augustus waarin cVGZ start met het verzenden van het contracteeraanbod (S2) voor 2015, met zorgkostenplafond. Half augustus loopt ook de periode af waarin nieuwe toetreders zich kunnen inschrijven. Tegelijkertijd zet cVGZ, in de aanloop naar 2016, eigen accenten bij het contracteren van zorgaanbieders. Uiteindelijk wil cVGZ toe naar nieuwe vormen van contracteren waarbij aanbieders zich uitgedaagd voelen om - binnen strakke financiële kaders - tot creatieve, vernieuwende invullingen te komen. De inkoop verschuift hierbij van prestatiegericht naar resultaatgericht. Niet het aantal geleverde activiteiten, maar het feitelijke resultaat binnen een vooraf vastgesteld zorgkostenplafond komt centraal te staan. In deze brochure is toegelicht welke accenten cVGZ zet en welke specificaties en selectiecriteria cVGZ hanteert. Hieronder staan de belangrijkste data en documenten op een rij:
7.1 Belangrijke data • Tot 15 augustus 2014: inschrijving nieuwe toetreders • Vanaf 15 augustus: zorgaanbieders ontvangen contracteeraanbod 2015 met zorgkostenplafond (S2) • 2 weken na dagtekening contracteeraanbod dient de zorgaanbieder de bestuursverklaring en het format ‘Inschrijving toewijsbare zorg (S2)’ in. Tot 25 augustus 2014: zorgaanbieders geven door middel van het ingevulde format ‘Inschrijving niet-toe• wijsbare zorg (S1) aan of zij niet-toewijsbare zorg willen leveren (S1) September/oktober: contracteergesprekken met een aantal zorgaanbieders en administratieve afhande• ling met overige aanbieders • 1 november: afronding inkoop, aanbieding contract
7.2 Relevante documenten • • • • •
ZN Inkoopgids Wijkverpleging Format inschrijving niet-toewijsbare zorg (S1) Format inschrijving toewijsbare zorg (S2) Format inschrijving nieuwe toetreders Focuslijst ‘Verbinding wijkverpleegkundige en sociale domein’
Deze documenten zijn te vinden op : www.cooperatievgz.nl/zorgaanbieders/zorgsoorten/wijkverpleging Wij kunnen ons voorstellen dat u na het lezen van dit document toch nog vragen heeft. Neemt u dan gerust contact op met cVGZ.
[email protected] Voorbehouden Dit document is met zorg samengesteld. Echter op het moment van publicatie van dit document stonden nog een aantal belangrijke beleidskeuzes open. Zo wacht VGZ nog op onder meer duidelijkheid van de Minister van volksgezondheid, welzijn en sport (VWS) over de (financiele) kaders voor 2015 en de beleidsregels van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Bovendien is een aantal wetgevingstrajecten onduidelijk. Bij het schrijven van dit zorginkoopdocument zijn we ervan uitgegaan dat de Wmo 2015, de Jeugdwet en de transities naar de Zvw doorgang vinden per 1 januari 2015. Voorts is uitgegaan van de AWBZ (ofwel uitstel van de Wlz). VGZ behoudt zich het recht voor om aanpassingen te doen in dit zorginkoopdocument of de inkoopprocedure indien de landelijke besluitvorming daar aanleiding toe geeft.
17
terug naar Inhoudsopgave
Inkoop (wijk)verpleging in het kort Niet-toewijsbare zorg
Toewijsbare zorg
Segment
1
2
Doelgroep
Wijk / buurt
Individuele verzekerde
Taken
- Signaleren
- Indiceren
- Netwerktaken
- Opstellen zorgplan
- Stimuleren (groeimodel)
- Uitvoering
- Opstellen zorgplan
- Coördinatie van zorg
Gemeente / inkoop door
Zorgverzekeraar
Afspraken met
zorgverzekeraars Financiering
Zvw (en Wmo)
Zvw
Sleutelrol
Onafhankelijke wijkverpleegkundige
Verpleegkundige in de wijk
18
terug naar Inhoudsopgave
terug naar Inhoudsopgave